EURANTICA Brussels - fine art & antiques fair Van 25 maart tot 3 april 2011- Paleis 5 - Brussels Expo Persbericht – 30ste uitgave Van 25 maart tot 3 april 2011 opent Eurantica Brussels - fine art & antiques fair haar deuren in Paleis 5 van Brussels Expo om haar 30ste uitgave te vieren. Tien dagen lang en met tal van professionele en culturele ontmoetingen, belicht de Brusselse beurs, die bekend staat voor haar eclecticisme en moderniteit, een selectie van 120 Belgische en buitenlandse galeries. Thema : hulde aan Brussel op de 30ste uitgave Naar aanleiding van de 30ste uitgave brengt Eurantica Fine Art and Antiques Fair hulde aan de stad die haar reputatie heeft gemaakt buiten de grenzen van België : Brussel. De Belgische en buitenlandse antiquairs die op de beurs staan, brengen deze flamboyante stad hulde door middel van retabels, wandtapijten, historische Vlaamse schilderijen en ook designers die door het Atomium de wind mee hebben. Bij de grote namen die de artistieke evolutie van Brussel hebben bepaald, kan men onder andere de schilders Pieter Bruegel de Oude vermelden, Alfred Stevens, Fernand Khnopff en René Margritte, de beeldhouwers Gilles-Lambert Godecharle en Constantin Meunier, de edelsmid Philippe Wolfers, de architect Victor Horta of de designer Jules Wabbes. Dankzij haar ligging en statuut van Europese hoofdstad, maakt Brussel van Eurantica de Europese beurs bij uitstek. De beurs heeft als doel te beantwoorden aan de verwachtingen van een mobiel, internationaal publiek, verleid door de culturele opkomst van Brussel, een rijzende ster op de markt van de Europese kunst. De blik van de Brusselse verzamelaar, die vaak een bedreven reiziger is, mecenas, gepassioneerde of liefhebber van curiositeiten, wordt ook aangetrokken door Afrikaanse of Aziatische stukken, sacrale Europese kunstwerken en verzamelobjecten gekozen door gerenommeerde Belgische en buitenlandse handelaars. Eurantica klimt op naar het niveau van de internationale grote ontmoetingsplaatsen Het comité van onafhankelijke experts selecteert zorgvuldig de antiquairs en kunstgaleries van hoog niveau, afkomstig uit België, Luxemburg, Frankrijk, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Spanje en Italië. In Paleis 5 van Brussels Expo stellen de exposanten een brede waaier voor van de voornaamste genres en stijlen van verzamelobjecten: meubilair, schilderkunst, beeldhouwkunst, tapijten, glaswerk, iconen, zilverwerk, sieraden, bronzen, textiel, uurwerken, oude wapens, gravures, munten, instrumenten, Art Nouveau, Art Deco en ook oerkunst, etnografie, precolumbiaanse kunst, archeologie, Aziatische kunst, Oosters porselein en keramiek.
Strenge selectie en controle van de kunstwerken De exposanten zijn professionele antiquairs met een uitstekende reputatie en worden slechts toegelaten na onderzoek door het Selectiecomité van Eurantica. Dit comité bestaat uit een multidisciplinair team van onafhankelijke deskundigen. Hun beslissingen worden in overeenstemming met het Charter van Eurantica genomen. Op die manier wordt de kwaliteit van de antiquairs niet alleen gegarandeerd, maar ook nog extra beklemtoond dankzij de nauwgezette analyse van elk tentoongesteld stuk vóór de officiële opening van de beurs. De stukken die niet aan de vereisten van het Charter voldoen, worden derhalve niet toegelaten. Bovendien staan tijdens de volledige duur van de beurs vijf leden van de Commissie ter beschikking van de kopers, om hen te informeren, advies te geven en authenticiteitcertificaten voor de gekochte collectiestukken te overhandigen. Oordeelkundige verzamelaars en jonge liefhebbers van oude of moderne kunst In 30 jaar tijd heeft deze vooraanstaande beurs een plaats verworven tussen de meest befaamde manifestaties in Europa. Meer dan 28.000 verzamelaars, maar ook jonge liefhebbers van antieke en moderne kunst uit België en daarbuiten (meer dan 20% van de verzamelaars zijn buitenlanders) ontmoeten er elkaar. Prestigieuze ensceneringen Van de antiquairs en galeriehouders die op de beurs aanwezig zijn, wordt verwacht dat ze bijzondere inspanningen leveren wat de klassieke of hedendaagse “mise en scène” van de stukken betreft. De prestigieuze ensceneringen van de stands zijn een schitterende weerspiegeling van de actuele tendensen op het vlak van binnenhuisinrichting en -vormgeving.
Informatie
[email protected] www.eurantica.be Organisatie ARTEXIS Exhibitions N.V. Karen Renders – Group Exhibition Director Luc Darte – Exhibition Manager 135, Sint- Lambertusstraat 1200 Brussel Tel : +32(0)2/740.10.30 Fax : +32(0)2/740.10.35 Pers contact CARACAS public relations
[email protected] Schildknechtstraat 33 1020 Laken T/F +32/4/349 14 41
Praktische informatie
Data Avant-première op 24 maart (enkel op uitnodiging) Van 25 maart tot 3 april 2011 Openingsuren
Weekend: van 11u tot 19u Week: van 14u tot 19u Toegansprijs
15 € /persoon Catalogus
10 € Combi tarief : Toegangskaart +
catalogus 20 €
Eurantica Fine Art And Antiques Fair 2011 Brengt hulde aan Brussel
De architectuur in de XIXe eeuw Tussen 1830 en 1890 kent Brussel een urbanisatiefase zonder weerga. Het neoclassicisme, dat is ontstaan aan het einde van de XVIIIe eeuw, is de dominante stijl die we onder andere terugvinden in de prestigieuze realisaties aan het Koningsplein en het Martelarenplein. Het wordt gekenmerkt door sobere, in wit geschilderd gevels, geritmeerd door muuropeningen met eenvoudige vormen, later versierd met vele ornamenten die geïnspireerd zijn door de Romeinse oudheid (frontons boven de muuropeningen, versierde kroonlijsten, balkons ondersteund door consoles). Hoofdstad van de Art Nouveau Het laatste decennium kent een radicale breuk met het neoclassicisme. De architecten, beu om eindeloos vormen uit het verleden te gebruiken, willen een nieuwe manier van wonen uitvinden die overeenkomt met hun tijd. De pionier Victor Horta (1861-1947) ligt aan de basis van die beweging en levert een briljante demonstratie van een nieuwe stijl met de bouw van het Hotel Tassel (Paul-Emile Jansonstraat) in 1893. Haar organisch karakter wordt gereflecteerd door de manier waarop de ruimtes in elkaar overvloeien, in de plasticiteit en souplesse van de vormen, en in de kronkelende lijnen. Art nouveau heeft ook het gezicht van architectuur veranderd door gebruik te maken van «arme » materialen, zoals metalen balkjes of geëmailleerde stenen. De privé- woning van Paul Hankar (1859-1901) (Defacqzstraat 71 in Sint-Gillis) die in hetzelfde jaar werd gebouwd, is een andere magistraal voorbeeld van de geboorte van een nieuwe stijl. Victor Horta, Paul Hankar, maar ook Henry Van de Velde (1863-1957) hebben heel wat van hun tijdgenoten beïnvloed. Art nouveau breidt zich uit naar de hele ontwerp van het huis, inclusief de binnenhuisinrichting, het meubilair en vooral het glasraam waarvan de industrie eveneens een nieuw elan heeft gekend. Het glasraam wordt alomtegenwoordig in de woning met decoratieve composities, ontwerpen van bloemen en planten. Victor Horta maakt er vaak gebruik van om het licht in het huis te laten stromen: boven de lichtkoker, in de binnenafsluitingen en de wintertuinen. De laatste exponent van Art nouveau in Brussel lijkt het Atheneum van Ukkel te zijn, dat in 1921 werd ontworpen door Henri Jacobs. Modern zijn in Brussel Ondertussen heeft de Eerste Wereldoorlog alles omvergegooid. Een architectuur die meer sober en ingehouden is en zich eerder beroept op rede dan op de ongebreidelde fantasie van de kunstenaar, volgt op het failliet van de Art nouveau. Het modernisme is geboren. Onder haar meest opvallende kenmerken kan men de meer eenvoudige en geometrische vormen citeren, het gebruik van gewapend beton en de rationalisatie van binnenruimtes. De modernistische stijl is vooral aanwezig in sociale woningen en in de tuinwijken in de buitenwijken van Brussel die in de jaren 20 een forse uitbreiding kennen. Het gezicht van de tuinwijken wordt bepaald door een geniaal landschapsontwerper : Louis Van der Swaelmen (1883-1929). Tussen 1922 en 1929 ontwerpt hij de tuinwijken Le Logis en Floréal in Watermaal- Bosvoorde, waar hij het ontwerp van de wijken, de implantatie van huizen en plantsoenen op zich neemt, terwijl Jean-Jules
Eggericx (1884-1963) de plannen voor de woningen tekent. De dominante figuren van die strekking zijn Louis Hermann De Koninck (1896-1964) en Victor Bourgeois (1867-1962) voor het functionalisme met kubistische inslag, Joseph Diongre, ontwerper van het NIR op het Flageyplein in het bijzonder voor de (1878-1963) Art deco strekking en Antoine Pompe (18731980), Fernand Bodson (1877-1966) en Lucien François (1894-1983) voor de romantische strekking. De rijkdom van de toegepaste kunsten De XIXe eeuw en het begin van de XXe eeuw is een periode die zeer rijk is aan nieuwe ideeën en stijlen. De ontwerpers van de toegepaste kunsten liggen aan de oorsprong van onvergetelijke artistieke en culturele bewegingen. Het kantontwerp bevindt zich op haar hoogtepunt. In het midden van de XVIIIe eeuw telde Brussel 200 handelaars en ongeveer 10 000 kantklossers. Honderd jaar later is hun aantal aanzienlijk gestegen en lijkt het economisch belang van de Belgische kant dat van de tapijten te hebben overstegen. Kant wordt vooral gebruikt voor accessoires (kragen, kapjes, bruidssluiers) of om lingerie of huislinnen te versieren. De kunst van het glasraam is een andere discipline waar Brussel in uitblinkt. Gedurende zijn hele bewind moedigt koning Leopold I deze kunst in het bijzonder in ons land aan. De in Parijs geboren glasschilder Jean-in Baptiste Capronnier (1814-1891), heeft heel zijn leven in Brussel gewoond (een straat in Schaarbeek werd naar hem genoemd) en had een vruchtbare samenwerking met de schilder Charles De Groux. Tijdens de Art nouveau periode was Raphaël Evaldre de meest getalenteerde en bekende meester- glazenier. Evaldre heeft gewerkt met de grootste architecten van zijn tijd zoals Victor Horta, Paul Hankar of Jules Brunfaut. Hij heeft ook glasramen gerealiseerd naar de ontwerpen van Henri Privat Livemont, een schilder en affiche-ontwerper uit Schaarbeek. Gedurende de hele XIXe eeuw bloeit de zilverkunst eveneens in Brussel. De meest bekende vertegenwoordiger is Philippe Wolfers (1858-1929), zilverwerker maar ook juweelontwerper, beeldhouwer en glasontwerper. Zijn eerste zilverwerken (jardinières, tafelversiering, inktpotten, bekers, …) worden gekenmerkt door een overvloed aan bloemmotieven (orchideeën, cyclamen, papavers) die typisch zijn voor de Art nouveau. In de jaren 20 bekeert Philippe Wolfers zich met succes tot de opkomende Art deco. Op het gebied van zilverkunst tekent hij een servies dat meer geometrisch is (vaatwerk en couverts in zilver), wat overeenstemt met de modernistische stijl. Eerste « gouden tijdperk » Onder het bewind van Keizer Karel wordt Brussel gekroond tot « prinselijke hoofdstad van de Nederlanden ». De Kathedraal van Sint-Michiel en Sint- Goedele is zonder twijfel zijn meesterwerk. In de loop van de volgende eeuwen wordt ze verfraaid en verrijkt, wat Baudelaire veel later inspireert tot de vergelijking met een « historische encyclopedie». De beste kunstenaars van die tijd hebben er hun onuitwisbare sporen nagelaten. Het passie retabel in albast van Jan Mone, de twaalf apostelen van Lucas Fay-dʼherbe en de schilderijen van onder andere Jean Van Orley, Jean van der Heyden en Michel Coxie, bekoren nog steeds de blik van de bezoeker. Op het kruispunt tussen de XVIIe en XVIIIe eeuw mobiliseert een andere prestigieuze « werkplaats » getalenteerde beeldhouwers, vaklui en schilders. De Grote Markt, gebombardeerd door de troepen van Lodewijk XIV in 1695, begint haar heropbouw onder leiding van Guillaume de Bruyn. De uitstekende architect slaagt erin de Brabantse stijl te behouden door er een Italiaanse bevalligheid aan toe te voegen. Kunstenaars zoals Jean Cosyn, Marc de Vos, Pierre Herbosch, Antoine Pastorana of Jean van Delen, allen leden van « De School van Brusselse Beeldhouwkunst », dragen op meesterlijke wijze bij tot deze prachtige realisatie.
Rond het midden van de XVIIIe eeuw beheerst het neoclassicisme alle kunstvormen, inclusief de beeldhouwkunst. Brussel - dat Antwerpen, Mechelen en Luik inhaalt - wordt het epicentrum van de nationale beeldhouwkunst. De werken van Laurent Delvaux (1696-1778), Gilles-Lambert Godecharle (1750-1835), Henri-Joseph Rutxhiel (1775-1837) en Matthias Kessels (1784-1836) zijn een idealisatie van antieke voorbeelden. Deze idealisatie, die tot het uiterste is gedreven, zal leiden tot een realistische reactie. Jef Lambeaux (1852-1908) is een aparte kunstenaar. Hij is een zeer groot barok en romantisch beeldhouwer die sterk geïnspireerd was door Rodin. « De menselijke passies » (1886) wordt beschouwd als een meesterwerk. Het gaat om een monumentaal, marmeren bas- reliëf dat de geneugtes en ongelukken van de mensheid weerspiegelt. Oorspronkelijk geïntegreerd in het Paviljoen van Victor Horta in het Jubelpark, maakt het tegenwoordig deel uit van de collectie van het Koninklijk Musea voor Schone Kunsten van Brussel. In het kielzog van de schilderkunst begint de beeldhouwkunst zich te interesseren voor het dagelijkse en meer bepaald voor sociaal geïnspireerde themaʼs. In 1880 stelt Guillaume Charlier de « Mijnwerkster » tentoon in de Beurs van Brussel. Zes jaar later stelt Constantin Meunier zijn « Hameraar » voor. De sociaal- realistische kunst verandert snel in expressionisme bij Rik Wouters als vaandeldrager. Schilderkunst uit de XIXe eeuw De revolutie van 1830 is geen synoniem voor de revolutie in de kunstgeschiedenis. De kunstenaars van de jonge staat België blijven historische schilderijen en grootsprakerige composities maken volgens de neoklassieke traditie. Het academische onderwijs verkiest nog steeds clair-obscur, afgelikte tekeningen en onderwerpen afkomstig uit « de grote schilderkunst ». Onder de belangrijke kunstenaars kan men onder andere Gustave Wappers (1803-1874) citeren, een patriottisch schilder van historische onderwerpen, François-Joseph Navez (1787-1869) of ook nog Louis Gallait (1810-1887), wiens « Abdicatie van Karel V » (Museum voor Schone Kunsten van Doornik) hem Europese faam bezorgt. De grote veranderingen komen uit Frankrijk. Gustave Courbet zorgt voor een revolutie in de schilderkunst door het realisme « uit te vinden ». De Belgische kunstenaars springen op de kar. Jean-François Portaels, auteur van een aantal historische scènes en religieuze composities, is nochtans één van de pioniers die een kunst predikt vrij van allerhande verplichtingen. Portaels wordt eveneens beschouwd als de stichter van de Belgische oriëntalistische school. Benoemd tot directeur van de academie van Brussel in 1878, laat hij zijn leerlingen zich vrij uitdrukken. Degene die uit zijn atelier voortkomen (Théo Van Rysselberghe, Guillaume Van Strydonck (1861-1937), Xavier Mellery (1845-1921), Eugène Laermans (1864-1940), Léon Frédéric (18561940) of de beeldhouwer Charles Van der Stappen en de architect Charles Licot) voeren vernieuwende bewegingen aan buiten de begane paden, nauw verbonden met de vorming van verschillende artistieke groepen Alfred Stevens (1823-1906) die in Brussel geboren is, vestigt zich vanaf 1844 in Parijs, waar hij opgeleid wordt door François-Joseph Navez. In zijn beginjaren is hij door zijn historische en oriëntalistische themaʼs een academisch schilder. Vanaf 1860 blinkt Stevens uit in bourgeois interieurscènes en kennen zijn schilderijen van weelderig getooide dames die in elegante decors poseren een aanzienlijk succes.
Vrije scholen In de tweede helft van de XIXe eeuw is Brussel een belangrijk kunstcentrum. Tervuren, het Josaphatdal in Schaarbeek, het Rood Klooster in Ouderghem, en de gemeentes in het zuiden zoals Bosvoorde, Ukkel, Linkebeek en Beersel trekken heel wat schilders aan. In 1846 sticht een kleine groep kunstenaars het Sint-Lucas Atelier. Ze vestigen zich in de weides van Schaarbeek achter de Kruidtuin. Dit soort van vrije academie, waarvan de meest bekende leden Félicien Rops en Constantin Meunier zijn, schildert in een aangename sfeer dorpszichten en de natuur die met de seizoenen verandert. Twintig jaar later ontstaan twee verenigingen die meer blijvend en gestructureerd zijn : « De School van Tervuren » (1866) en « La Société Libre des Beaux-Arts » (1868). De eerste, geïnspireerd door de geest van de schilders uit de school van Barbizon, put uit realistische tradities van Vlaamse Schilders uit de XVIIe eeuw die buitenshuis werken. De tweede, naar het voorbeeld van Courbet, predikt een terugkeer naar de realiteit en natuur. Kunstenaars zoals Hippolyte Boulenger (1837-1874), Théodore Baron (1840-1899), Louis Crépin (1828-1887) en Louis Artan (1837-1890) bevrijden zich van de iconografische en stilistische conventies door een integer œuvre te produceren zonder speciale effecten dat zal uitlopen in het impressionisme. In tegenstelling tot de Franse kunstenaars waarvan het « gestueel lyrisme» uiteindelijk zal uitmonden in verbluffende toetsen van licht, houden Belgische schilders zoals Guillaume Vogels (1836-1896), Franz Courtens (1854-1943) en Isidore Verheyden (1846-1905) meer vast aan de materialiteit van de natuur en het plezier de organische waarheid van de wereld weer te geven. De sfeer is somberder omdat de schilders de grijsheid en regen verkiezen boven de felle zon. Sociale kunst In de tweede helft van de XIXe eeuw zorgen de industrialisatie van het land, de ontwikkeling van de havens en de landbouwintensificatie voor heel wat nieuwe onderwerpen die kenmerkend zijn voor de moeilijke levensomstandigheden. Vanaf de jaren 1880 beseft de arbeidersklasse langzaam haar vervreemding en uitbuiting. De kunstenaars blijven niet ongevoelig voor deze evolutie en velen van hen willen getuigen van die veranderingen. De Belgische « sociale kunst » zal wereldbekendheid genieten. Ze verenigt schilders zoals Louis Pion (1851-1934), Auguste Oleffe (1867-1931), Léon Frédéric (1856-1940), Constantin Meunier (1831-1905), Emile Claus (1849-1924), Guillaume Van Strydonck (1861-1937) en Eugène Van Mieghem (1875-1930). Ze geven een realistische of naturalistische interpretatie aan de sociale situatie. We vinden die themaʼs ook terug in het symbolisme van Xavier Mellery (1845-1921) en Henry De Groux (18661930), in het expressionisme van Eugène Laermans (1864-1940), voorloper in die materie, en Constant Permeke (1886-1952), alsook, natuurlijk, in het sociaal realisme van de jaren twintig. Deze kunstenaars geven eveneens een impuls aan alle avant-gardes. De verschillende artistieke tendensen aan het einde van de eeuw komen samen binnen de groep Les Vingt, opgericht in taverne Guillaume in de Museumstraat (waar tegenwoordig het Museum voor Moderne Kunst is gevestigd). Realisten, naturalisten, impressionisten, pointillisten en symbolisten hebben de mond vol van één ding : moderniteit en vrijheid in alle artistieke disciplines: schilderkunst, beeldhouwkunst, muziek, literatuur, architectuur en decoratieve kunsten. Bekend door haar openheid van geest en erop uit om de horizonten te verbreden, nodigt de groep Les Vingt voortdurend grote, buitenlandse schilders van die tijd uit zoals Monet, Renoir, Signac, Lautrec, Van Gogh en Whistler. De groep heeft eveneens de verdienste om van Brussel een onmisbare etappe te maken in de kennis van kunst op het einde van de eeuw, een
periode van grote veranderingen die gaat van academisme tot sociale kunst, van realisme tot impressionisme.