Vakantiepark Klein Vaarwater T.a.v.: Bestuur Coöperatief Recreatieoord Klein Vaarwater Klein Vaarwaterweg 114 9164 ME BUREN AMELAND
Leeuwarden, 22 juli 2011 Verzonden, 00965214 Landelijk Gebied Beleid R.J. Deen / (058) 292 54 24 of
[email protected]
Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk Bijlage(n)
: : : : :
Onderwerp
: Vergunning ex art. 19d natuurbeschermingswet 1998 vervanging strandpaviljoen 'De Heksenhoed' (Natura 2000-gebieden 'Noordzeekustzone' en 'Duinen Ameland')
3
Geacht bestuur, Overeenkomstig de aanvraag en de daarbij behorende bijlage hebben wij besloten de gevraagde vergunning voor de vervanging van het Strandpaviljoen ‘De Heksenhoed’ onder de volgende voorschriften en beperkingen te verlenen. Voorschriften en beperkingen: Algemeen 1. De vergunning wordt op naam gesteld van het Bestuur Coöperatief Recreatieoord Klein Vaarwater (hierna: de vergunninghouder) en kan alleen worden gebruikt door medewerkers of opdrachtnemers van de vergunninghouder. De vergunninghouder blijft verantwoordelijk voor een juiste naleving van deze vergunning; 2. De vergunninghouder is redelijkerwijs verplicht alle door of namens het bevoegde gezag te geven aanwijzingen onmiddellijk op te volgen; Specifiek 1. De aanvang van de werkzaamheden wordt uiterlijk een week van tevoren schriftelijk gemeld bij de afdeling Omgevingsvergunningen en Toezicht van de provincie Fryslân met het bijgevoegde meldingsformulier; 2. Van opgetreden incidenten, waaronder verstaan worden alle gebeurtenissen waarbij (onbedoeld) schadelijke stoffen vrijkomen, dan wel waardoor anderszins schade aan de betrokken beschermde gebieden kan worden toegebracht, wordt onverwijld melding
- 1 / 18 -
Ons kenmerk: 00965214
gedaan aan de afdeling Omgevingsvergunningen en Toezicht van de provincie Fryslân onder overlegging van de relevante gegevens; 3. Ter voorkoming van schade aan de natuur (wordt/ worden): a. de werkzaamheden gestart na 15 juli 2011; b. de werkzaamheden (zoveel mogelijk) in de daglicht periode uitgevoerd; c. verstoring van groepen vogels zo veel mogelijk vermeden; d. geen afval of verontreiniging in het gebied achter gelaten. Door preventief onderhoud aan machines en generatoren die bij de werkzaamheden worden gebruikt, worden lekkages van koelstoffen, hydraulische vloeistoffen en smeermiddelen voorkomen; 4. De verlichting van het strandpaviljoen dient naar binnen te worden gericht. 5. De vergunning voor de vervanging van het strandpaviljoen ‘De Heksenhoed’ is geldig voor de periode van afgifte van de vergunning tot en met 31 december 2012 en voor het gebruik voor onbepaalde tijd. Voor de motivering van ons besluit verwijzen wij u naar bijlage 1. Afschriften Afschriften van dit besluit worden verzonden aan het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie DRZ-Noord, burgemeester en wethouders van de gemeente Ameland, de Waddenvereniging, Staatsbosbeheer Ameland en Rijkswaterstaat Waterdistrict Waddenzee. Namens het college van Gedeputeerde Staten,
drs. Waldina Hulshoff Hoofd afdeling Landelijk Gebied Beleid Bezwaar Degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, kan tegen dit besluit binnen zes (6) weken na de verzending daarvan een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten, postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden. Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet tenminste bevatten: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. Kennisgeving Van dit besluit zal, conform artikel 42, lid 3, van de Nb-wet 1998 door ons kennis worden gegeven door publicatie in de Leeuwarder Courant en het Friesch Dagblad, op www.fryslan.nl/Nb-wet 1998. Bijlagen Bijlage 1: Motivering besluit Bijlage 2: Gebiedsinformatie, inclusief bevoegdheid Bijlage 3: Meldingsformulier
- 2 / 18 -
Ons kenmerk: 00965214
Bijlage 1: Motivering van het besluit
A.
Weergave van de feiten
A1.
Vergunningaanvraag
U verzoekt ons bij brief 9 mei 2011 de bouwaanvraag, zoals die is ingediend bij de gemeente Ameland te beoordelen op grond van de Natuurbeschermingswet .Ter onderbouwing van deze bouwaanvraag en beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet heeft Bureau Molenaar een natuurtoets ‘Vervanging strandpaviljoen Buren’ opgesteld. Wij hebben dit verzoek beschouwd als een aanvraag voor een vergunning ex art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998). Uw aanvraag is op 11 mei 2001 door ons ontvangen en ingeboekt onder nummer 953952. A1.1. Beschrijving van het project of andere handeling De activiteit waarvoor vergunning wordt aangevraagd betreft enerzijds de werkzaamheden van sloop van het huidige paviljoen en bouw van het nieuwe paviljoen en anderzijds het gebruik van het nieuwe paviljoen. Het vervangen van het strandpaviljoen betekent dat de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd: • •
• •
Sloop van het bestaande paviljoen en afvoer van het materiaal; Op de bestaande locatie wordt nieuwbouw gepleegd, waarbij er een verdubbeling van het bouwoppervlak optreedt; het aantal stoelen neemt met 60% toe, de keuken zal groter worden en er zal een kantineruimte voor het personeel worden gerealiseerd; Het nieuwe strandpaviljoen wordt opgetrokken uit overwegend zwartgrijs kunststof en staat op stalen funderingspalen. De funderingspalen worden niet geheid; Het Strandpaviljoen heeft een schuin dak met een hoogte tussen de 3 en 4 meter met een tophoogte van 6.05 meter.
A1.2. Periode Op basis van telefonisch overleg wordt de vergunning voor de vervanging van het strandpaviljoen in principe aangevraagd voor 2011. Indien door omstandigheden de werkzaamheden niet in 2011 kan worden afgerond verdient het aanbeveling om de looptijd van de vergunning te stellen op eind 2012. De werkzaamheden worden uitgevoerd buiten het broedseizoen. De duur van de bouwwerkzaamheden bedraagt ongeveer een aantal maanden. Het regulier gebruik van het strandpaviljoen daarna is voor onbepaalde tijd. A1.3. Relevante ecologische onderzoeken U hebt voor de beoordeling van uw aanvraag de natuurtoets overgelegd ‘Vervanging strandpaviljoen Buren’’, Bureau Molenaar. A1.4. Aanvullende gegevens N.v.t.
- 3 / 18 -
Ons kenmerk: 00965214
A1.5. Uw aanvraag en de bescherming van Natura 2000 Uw project of handeling vindt plaats in het Natura 2000-gebied ‘Noordzeekustzone’ en nabij het Natura 2000-gebied ‘Duinen Ameland’’. Op uw aanvraag zijn daarmee de in bijlage 2 (‘Gebiedsbeschrijvingen) vermelde aanwijzingsbesluiten van toepassing.
A2.
Bevoegdheid
De bescherming van Natura 2000-gebieden door Nederlandse wetgeving wordt stapsgewijs ingevoerd. Deze gefaseerde invoering is van invloed op de manier waarop de op grond van Europese wetgeving (artikel 6, lid 3, van de HR) verplichte beoordeling van uw project of handeling plaatsvindt en door welke instantie dit gebeurt. Op grond van de Nb-wet 1998 (artikel 2, lid 1, juncto artikel 16, lid 1, juncto artikel 19d, lid 1) zijn gedeputeerde staten van de provincie, waarin beschermde natuurmonumenten c.q. Vogel- en Habitatrichtlijngebieden geheel of grotendeels gelegen zijn, bevoegd gezag ten aanzien van de beoordeling van aanvragen ter verkrijging van een vergunning op grond van artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998. Voor deze aanvraag zijn wij thans bevoegd (zie bijlage 2).
A3.
Procedure
De vergunningprocedure is uitgevoerd in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk VIII van de Nb-wet 1998 en de hiervoor relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht. A3.1. Zienswijze 1. Naar aanleiding van uw aanvraag zijn, op grond van artikel 44, lid 3, Nb-wet 1998, burgemeester en wethouders van de gemeente Ameland gedurende een termijn van 8 weken in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. 2. Daarnaast zijn op grond van artikel 4, lid 8, van de Algemene wet bestuursrecht, belanghebbenden, te weten, de Waddenvereniging, Staatsbosbeheer Ameland en Rijkswaterstaat Waterdistrict Waddenzee gedurende een termijn van 8 weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over deze aanvraag kenbaar te maken. 3. Op het verzoek tot het kenbaar maken van zienswijzen heeft Rijkswaterstaat Waterdistrict Waddenzee en de Waddenvereniging een zienswijze gegeven. Onder het aandachtspunt B3. wordt nader ingegaan op de inhoud van de reactie en/of ingediende zienswijzen. A3.2. Verlengen beslistermijn N.v.t. A3.3. Coördinatie met andere wetgeving U heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid als bedoeld in artikel 19ka, lid 2, Nb-wet 1998 om een van de betrokken bestuursorganen schriftelijk te verzoeken om coördinatie van besluitvorming. Ingevolge artikel 19ka, lid 1, Nb-wet 1998 en artikel 3:20 Algemene wet bestuursrecht stellen wij u er van in kennis dat voor de door u te verrichten activiteiten voor zover ons bekend ook de navolgende op aanvraag te nemen besluiten mogelijk nodig zijn:
- 4 / 18 -
Ons kenmerk: 00965214
Naam van het bestuursorgaan, bevoegd tot het nemen van het besluit. Gemeente Ameland Rijkswaterstaat Noord Nederland
A4.
Wettelijk voorschrift krachtens welk het besluit wordt genomen. Aanlegvergunning (WABO) Vergunning op grond van de Waterwet (art 6.5,onder c, Waterwet jo art.6.13, lid 2, onder d, Waterbesluit)
Vergunningplicht
1. Op basis van de aanvraag en de daarbij behorende natuurtoets hebben wij beoordeeld of het door u aangevraagde project en/of handeling schadelijke gevolgen kan hebben voor de natuurlijke kenmerken van de verschillende gebieden, zoals beschreven in de instandhoudingsdoelstelling van de betrokken Natura 2000-gebieden. 2. Wij stellen vast dat: 2.1. het onder A1. omschreven project en/of handeling niet wordt gerealiseerd overeenkomstig een (vastgesteld) beheerplan als bedoeld in de artikelen 19a of 19b Nb-wet 1998; 2.2. het onder A1. omschreven project en/of de handeling weliswaar gevolgen kan hebben voor de Natura 2000-gebieden, maar dat het de instandhoudingsdoelstellingen daarvan niet in gevaar brengt, zodat het niet kan worden beschouwd als een plan of project dat significante gevolgen kan hebben voor de betrokken gebieden; 2.3. in het licht hiervan vergunning nodig is op grond van artikel 19d Nb-wet 1998. 3. Nu op voorhand valt uit te sluiten dat het voorgenomen project en/of de handeling significant negatieve gevolgen kan hebben voor het desbetreffende gebied, concluderen wij dat een passende beoordeling als bedoeld in artikel 19g, lid 2 niet nodig is, zodat wij kunnen volstaan met een verstorings- en verslechteringstoets (zijnde de natuurtoets). Wij verwijzen voor de motivering van dit oordeel naar onze overwegingen onder B. (Toetsing)
B.
Toetsing
B1.
Wettelijk kader
B1.1. Nb-wet 1998 1. Artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998 bepaalt, dat het verboden is zonder vergunning, of in strijd met aan die vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, projecten te realiseren of te verrichten, die gelet op de instandhoudingdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten, in een op grond van artikel 10a, lid 1, aangewezen gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. 2. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. 3. Artikel 19e van de Nb-wet 1998 bepaalt dat bij het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998 rekening moet worden gehouden met de gevolgen die een project of andere handeling kan hebben, gelet op de instandhoudingdoelstelling van het betrokken gebied. Als er een op grond van artikel 19 a of 19 b Nb-wet 1998 vastgesteld beheerplan is, moet ook daarmee rekening worden gehouden. Zo’n plan is echter nog niet vastgesteld.
- 5 / 18 -
Ons kenmerk: 00965214
4. Voor de beoordeling van de vergunningaanvraag is het van belang na te gaan of, en in welke mate het voorgenomen project en/of de handeling de doelstellingen kan aantasten zoals die zijn opgenomen in: • De aanwijzingsbesluiten tot Natura 2000-gebieden ‘Noordzeekustzone’ en ‘Duinen Ameland’ B1.2. Overig beleid in relatie tot vergunningverlening Nb-wet 1998 Op dit moment is voor o.m. de Natura 2000 gebieden in het Waddengebied (alle duinen Waddeneilanden, Waddenzee en Noordzeekustzone) het proces gaande om te komen tot een integraal beheerplan met verschillende deelbeheerplannen van de afzonderlijk Natura 2000 aanwijzingen. Een van de stappen in dit proces is het toetsen van het bestaand gebruik in de verschillende Natura-2000 gebieden. Voor onderhavige aanvraag heeft dit ook plaatsgevonden voor het gebruik van het Strandpaviljoen te Buren. Deze toetsing is uitgevoerd op het huidige strandpaviljoen met het huidige gebruik. Het resultaat van deze toetsing is dat deze activiteit geen negatief effect veroorzaakt. Het beheerplan is nog niet vastgesteld en heeft dus ook nog geen formele rechtskracht .
B2.
Inhoudelijke beoordeling
B2.1. Kwalificerende waarden 1. Het onder A1 genoemde project en/of handeling betreft een project en/of handeling die mogelijk een verstorend effect heeft op de in de aanwijzingsbesluiten opgenomen kwalificerende soorten van de VR en op de in de HR opgenomen kwalificerende soorten die tevens zijn opgenomen in de aanwijzingsbesluiten van de Natura 2000-gebieden ‘Noordzeekustzone’ en ‘Duinen Ameland’. 2. De kwalificerende waarden van de betrokken Natura 2000-gebieden zijn in de aanwijzingsbesluiten verdeeld in kwalitatieve instandhoudingdoelstellingen voor vogelsoorten, habitatsoorten, en habitats (en mogelijk de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied). Voor de beschrijving van de betreffende Natura 2000-gebieden en de betreffende kwalificerende waarden verwijzen wij naar bijlage 2. 3. Hieronder wordt uw aanvraag getoetst aan de beoordelingskaders van de Natura 2000gebieden ‘Noordzeekustzone’ en ‘Duinen Ameland’. Daarbij worden eventuele verslechteringen en/of verstoringen besproken in het licht van de relevante kwalificerende waarden van genoemde gebieden. Beoordeling Vogelrichtlijnsoorten Verstoring van rustende/foeragerende vogels De in de aanvraag beschreven activiteiten nabij/in de Natura 2000-gebieden ‘Noordzeekustzone' en ‘Duinen Ameland’ zouden mogelijk verstoring kunnen veroorzaken van vogels die de gebieden gebruiken als rust- en/of foerageerplek. Het opvliegen van vogels tijdens de foerageer- dan wel rustperiode(n) betekent dat de vogels minder kunnen eten en/of minder goed in staat zullen zijn o.m. tijdens laagwater op strand en in de duinen opgenomen voedsel te verteren. Het gebied in de directe nabijheid van het strandpaviljoen heeft geen specifieke waarde voor de in de gebieden aangewezen vogelsoorten (niet broedvogels). De betreffende vogelsoorten verblijven niet of nauwelijks in of in de directe omgeving van het strandpaviljoen. De nabije omgeving van het strandpaviljoen en dan m.n. de duinenrij wordt incidenteel gebruikt als (marginaal) foerageergebied door de soorten Blauwe en Bruine
- 6 / 18 -
Ons kenmerk: 00965214
Kiekendief. Blauwe Kiekendief heeft overigens afgelopen jaren niet meer gebroed op Ameland Het gebruik van het strandpaviljoen zal door de nieuwbouw niet veranderen. Het gebruik dat geregeld is middels de Algemene Plaatselijke Verordening zal niet wijzigen. Door een toename van de capaciteit van het strandpaviljoen is het aannemelijk te veronderstellen dat het strandpaviljoen en de nabije omgeving bezocht zullen worden door meer bezoekers. Het huidige recreatieve gebruik op Ameland in het algemeen en in het bijzonder in de nabije omgeving van het strandpaviljoen is in het proces naar het opstellen van het ‘Beheerplan Natura 2000 Ameland’ beoordeeld. Het strandpaviljoen (en het gebruik) is beoordeeld als een activiteit die geen negatief effect veroorzaakt. De mogelijke toename van het gebruik zal zich afspelen in de nabije omgeving van het strandpaviljoen dat nu ook al veelvuldig wordt gebruikt door recreatieve activiteiten. De ( mogelijke) toename van het gebruik zal niet wezenlijk bijdragen aan de reeds aanwezige recreatieve druk en de hiermee gepaard gaande verstoringen op de nabije omgeving (strand en duinen). De toename in gebruik na nieuwbouw van het strandpaviljoen zal echter geen significant verstorende effecten veroorzaken. Significante verstoring door toename van het gebruik achten wij uitgesloten. Verstoring van broedende vogels De in de aanvraag beschreven activiteiten zouden mogelijk een verstoring kunnen veroorzaken van aanwezige broedende vogels in de Natura 2000-gebieden ‘Noordzeekustzone’ en ‘Duinen Ameland. In de nabije omgeving van het plangebied komen geen kwalificerende broedvogelsoorten voor. Voor de andere aanwezige broedvogels kan de uitvoering van de werkzaamheden mogelijk wel enige verstoring geven. De werkzaamheden zullen daarom uitgevoerd worden buiten het broedseizoen. Gelet op het voorgaande is significante verstoring en verslechtering van het leefgebied van de kwalificerende broedvogelsoorten door de aangevraagde activiteiten in de omliggende gebieden in de N2000-gebieden ‘Duinen Ameland’ en ‘Noordzeekustzone’ bij voorbaat uitgesloten. De instandhoudingsdoelen voor de kwalificerende vogelsoorten komen op geen enkele wijze in gevaar. Natuurlijke habitats Wij hebben de in de aanvraag beschreven activiteiten getoetst aan de in de Natura 2000gebieden ‘Duinen Ameland’ en ‘Noordzeekustzone’ aanwezige ecologische waarden. Naar de aard van de aangevraagde activiteiten zullen eventuele negatieve effecten zich beperken tot het habitattype H2120 ‘Wandelende duinen op de strandwal met Ammomophilia arenaria – ‘Witte duinen’’). Dit Habitattype wordt aangetroffen in de buitenste duinzone vanaf de zeereep enkele tientallen meters landinwaarts. In de nabije omgeving van de bouwlocatie (buiten de bouwlocatie) komende typische plantensoorten als zeemelkdistel en duinstinkzwam voor (niet beschermd op grond van de Nb-wet). Het type gaat landinwaarts over in het habitattype ‘Grijze duinen’. De bouwlocatie van het strandpaviljoen ligt ten noorden (buiten) van dit habitattype. De geplande werkzaamheden hebben geen externe werking en zullen derhalve niet van invloed zijn op de omvang en kwaliteit van het habitattype H2120 ‘Witte duinen’. De bouwlocatie (en het werkterrein) zelf bevat nauwelijks begroeiing, behoudens een paar aangeplante helmpollen langs het verharde pad. Het strand wordt niet gekarakteriseerd als behorende bij een habitattype.
- 7 / 18 -
Ons kenmerk: 00965214
Betreding door mensen van het habitattype ‘Witte duinen” heeft geen enkel negatief effect. Dit habitat is juist gebaat bij een sterke dynamiek. De in de aanvraag beschreven activiteiten zijn voor de sloop- en bouwwerkzaamheden tijdelijk. De negatieve effecten van een (mogelijke) toename van gebruik in de nabije omgeving van het strandpaviljoen daarna zijn zeer beperkt. Gelet op het voorgaande is significante verstoring en verslechtering van de aangewezen en betrokken Habitattypen door de werkzaamheden in de Natura 2000-gebieden ‘Duinen Ameland’ en ‘Noordzeekustzone’ bij voorbaat uitgesloten. De instandhoudingsdoelen voor de kwalificerende habitattypen komen op geen enkele wijze in gevaar. Cumulatieve effecten In en nabij het betrokken plangebied vinden geen andere activiteiten plaats die in cumulatief opzicht van invloed kunnen zijn op deze beoordeling. Habitats (leefgebieden) van soorten In de omgeving van de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd zijn geen groeiplaatsen van de Groenknolorchis. De activiteiten hebben (daarom) geen effect op groeiplaatsen van genoemde plant. Natuurschoon en natuurwetenschappelijke waarde Conform artikel 15a, lid 3, van de Natuurbeschermingswet 1998, heeft de instandhoudingsdoelstelling voor het op grond van artikel 10a, eerste lid, aangewezen gebied, voor het gedeelte van het gebied waarop de aanwijzing als beschermd natuurmonument betrekking had mede betrekking op de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied zoals bepaald in het vervallen besluit. De aanwijzingsbesluiten Natura 2000 ‘Noordzeekustzone’ en ‘Duinen Ameland’ bevatten geen doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis. Toetsing van de onderhavige aanvraag aan deze doelstelling is derhalve niet aan de orde.
B3.
Zienswijzen
B3.1. Bespreking van de ingediende zienswijzen en reacties Rijkswaterstaat Noord Nederland geeft o.m. het volgende weer in haar zienswijze: ‘RWS dienst noord Nederland heeft geen inhoudelijke bedenkingen tegen het verlenen van bovengenoemde vergunning in het kader van de natuurbeschermingswet. Echter vanuit de belangen als waterbeheerder heb ik de onderstaande opmerking die ingevolge art. 3:20 Algemene wet bestuursrecht in de mededelingen van uw vergunning opgenomen zouden kunnen worden. Voor het bouwen op het strand, zijnde de Noordzee, heb ik als waterbeheerder nadere regels gesteld in het kader van het in stand houden van de basiskustlijn. gezien de omvang van de uitbreiding van het strandpaviljoen en het permanente karakter daarvan is er,
- 8 / 18 -
Ons kenmerk: 00965214
ingevolge art 6.5 onder c Waterwet jo art.6.13 lid 2 onder d, Waterbesluit, voor de bouw van het strandpaviljoen een watervergunning vereist. Tevens wordt het volgende weergegeven in de zienswijze: ‘Volledigheidshalve wil ik u nog attenderen op de in 2001 afgesloten intentieverklaring strandpaviljoens Friese Waddeneilanden. Onderdeel van deze intentieverklaring welke tot stand is gekomen tussen het toenmalige Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de gemeenten van de vier Friese Waddeneilanden, is een bijlage waarin een aantal voorwaarden zijn opgenomen die van belang zijn voor de situering van het paviljoen. Een afschrift van de zienswijze van RWS is door RWS naar het Bestuur Coöperatief Recreatieoord Klein vaarwater te Buren Ameland gestuurd. Tevens adviseert RWS om een vooroverleg te plannen met RWS. Behandeling zienswijze In paragraaf 3.3. wordt aangegeven dat er ook een vergunning nodig is op grond van de Waterwet. Gezien het feit dat de vergunninghouder een afschrift heeft gekregen van de zienswijze van Rijkswaterstaat gaan wij er van uit dat initiatiefnemer contact zal opnemen om een vooroverleg te starten. De Waddenvereniging (verder: WV) geeft in haar zienswijze het volgende weer. “Het aantal stoelen zal met ongeveer 60% toenemen, de keuken zal groter worden en er zal een kantineruimte voor het personeel worden gerealiseerd. Het bouwvlak wordt vergroot van 200 naar circa 400 m2. Op pagina 5 van de ‘natuurtoets vervanging strandpaviljoen Buren’ wordt gesteld dat de verstoring niet veel veranderd. Volgens de natuurtoets zal de verstoring niet toenemen ondanks de toename van het aantal bezoekers. De WV betwijfelt of dit juist is. Op p.6 van de natuurtoets wordt aangegeven dat de storing op de omgeving toe kan nemen. Hoeveel deze verstoring toe kan nemen is niet in beeld gebracht. Wat de effecten zijn van deze extra storing en waarop deze effect hebben is onduidelijk. Ook is niet duidelijk hoeveel licht het nieuwe paviljoen gaat verspreiden en welke mogelijke effecten dit extra licht kan hebben op met name vogels. Het is wenselijk de uitstraling van licht zoveel mogelijk te beperken.. Behandeling zienswijze In paragraaf B2 wordt ingegaan op de (mogelijke) toename van het gebruik van het strandpaviljoen en de nabije omgeving. Wij hebben geen reden om, het gestelde in de natuurtoets, te betwijfelen. Ook de WV geeft geen nadere informatie waarom wij tot een ander standpunt moeten komen. Ten aanzien van het beperken van zoveel mogelijk licht vanuit het strandpaviljoen hebben wij een voorschrift in het besluit opgenomen.
C.
Conclusie
Op grond van het voorgaande hebben wij de zekerheid dat het onder A1. omschreven project weliswaar gevolgen kan hebben voor de betreffende Natura 2000-gebieden, maar de instandhoudingsdoelstellingen daarvan zeker niet in gevaar zal brengen. Het project kan daarom niet kan worden beschouwd als een plan of project dat significante gevolgen kan hebben voor de betrokken gebieden. In het licht hiervan is vergunning nodig op grond van artikel 19d Nb-wet 1998. Nu op voorhand valt uit te sluiten dat het voorgenomen project significant negatieve gevolgen kan hebben voor het desbetreffende gebied, concluderen wij
- 9 / 18 -
Ons kenmerk: 00965214
dat volstaan kan worden met een verstorings- en verslechteringstoets (de ‘natuurtoets vervanging strandpaviljoen Buren. Door het stellen van voorschriften en beperkingen, worden eventuele negatieve effecten voor de natuurlijke kenmerken van de Natura-2000 gebieden naar ons oordeel voldoende voorkomen danwel beperkt.
- 10 / 18 -
Ons kenmerk: 00965214
Bijlage 2
NATURA 2000 – NOORDZEEKUSTZONE (nr 007)
13-07-2010
.
1. Natura 2000 en de Natuurbeschermingswet. De Europese Unie wil de biologische variatie waarborgen door de natuurlijke leefgebieden van de wilde flora en fauna in stand te houden. Daartoe wordt een netwerk van “Speciale Beschermingszones” (SBZ’s) opgericht. Dit netwerk, dat door de lidstaten wordt aangewezen, heet “Natura 2000”. In Nederland wijst de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid hiervoor gebieden aan als Natura 2000 gebied. Zij bevatten de SBZ’s die via de Vogelrichtlijn (VR) uit 1979 zijn ingesteld en de SBZ’s die via de Habitatrichtlijn (HR) uit 1992 worden ingesteld.
Vogelrichtlijn. In artikel 4.1 en Bijlage I van de Vogelrichtlijn worden de vogelsoorten genoemd die in Europa bijzondere bescherming behoeven. Artikel 4.2 VR gaat in op de bescherming van overige trekvogelsoorten in de lidstaten. In de SBZ’s van de Vogelrichtlijn moeten de populaties van de wilde broed- en trekvogels worden beschermd.
Habitatrichtlijn. De Habitatrichtlijn bevat een viertal bijlagen. In bijlage I (habitats) en bijlage II (dier- en plantensoorten) worden de habitats en soorten genoemd waarvoor SBZ’s moeten worden aangewezen. In bijlage IV worden de dier- en plantensoorten genoemd die ook buiten SBZ’s een bijzonder strikte bescherming genieten (in Nederland geschiedt dat op basis van de Flora- en Faunawet). Sommige habitattypen en soorten zijn “prioritair”: zij lopen het gevaar te verdwijnen. Zij zijn in de bijlagen van de HR met een sterretje (*) gekenmerkt.
Natuurbeschermingswet 1998. De bescherming van Natura 2000 gebieden in Nederlandse wetgeving wordt stapsgewijs vormgegeven: 1.
Een gebied wordt door Nederland aangemeld bij de EU, die het betreffende gebied vervolgens op een lijst van te beschermen gebieden zet. 2. Daarna wordt het gebied door de minister van LNV in een aanwijzingsbesluit aangewezen als Natura 2000-gebied. 3. Nadat het gebied definitief is aangewezen moet een beheerplan worden opgesteld door het bevoegd gezag in het betreffende gebied in samenspraak met alle betrokken partijen in en om het gebied. Dit alles is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998. Uiteindelijk zullen in Nederland 167 Natura 2000 gebieden worden beschermd. Op de website van het Regiebureau Natura 2000 (http://www.natura2000.nl/) kan de actuele status van de aanwijzingen en de beheerplannen van alle gebieden worden gevolgd. Uiterlijk december 2013 moeten er definitieve beheerplannen zijn voor de Nederlandse N2000 gebieden. Voor 5 gebieden op de Noordzee hangt het verdere verloop af van het moment dat zij op de officiële Europese lijst van te beschermen gebieden worden geplaatst door de EU.
- 11 / 18 -
Ons kenmerk: 00965214
2. Bevoegdheid. Om te voorkomen dat activiteiten schadelijke gevolgen hebben voor de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied moeten bevoegde autoriteiten deze vooraf toetsen (de zg. Habitattoets). In Nederland is e.e.a. als volgt geregeld: 1. De minister van LNV wijst ingevolge artikel 10a van de Nb-wet gebieden aan ter uitvoering van de VR en de HR. 2. Ingevolge artikel 1 sub n,10 jo. artikel 2 lid 1 en/of artikel 2a lid 2 Nb-wet 1998 zijn wij bevoegd om een vergunning op basis van artikel 19d te verlenen of te weigeren. 3. Een project of andere handeling behoeft een vergunning als deze, gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor zo’n aangewezen gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Dat blijkt uit artikel 19d, lid 1, gelezen in samenhang met lid 2, van de Nb-wet. 4. Bij het verlenen van zo’n vergunning verplicht artikel 19e van de Nb-wet ons om rekening te houden met de gevolgen die een project of andere handeling, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, kan hebben voor het aangewezen gebied. Als deze afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, moet alvorens wij een besluit nemen op de aanvraag een passende beoordeling worden gemaakt van de gevolgen voor het gebied. Deze toets wordt aangeduid als de Habitattoets. De verplichting daartoe vloeit voort uit de HR. 5. Een passende beoordeling is verplicht voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een gebied, wanneer op grond van objectieve gegevens niet kan worden uitgesloten dat het afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen heeft voor dat gebied. (Aldus het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, in zijn arrest van 7 september 2004 in zaak C-127/02 [AB 2004, 365]). In gevallen waarin een plan of project weliswaar gevolgen heeft voor het gebied, maar de instandhoudingsdoelen daarvan niet in gevaar brengt bestaat die verplichting niet. Een vergunning kan dan met de “lichtere” verstorings- en verslechteringstoets worden verleend, als door het stellen van voorschriften en beperkingen de te verwachten gevolgen naar ons oordeel voldoende kunnen worden voorkomen.
3. Aanwijzingsbesluiten Noordzeekustzone De minister van LNV heeft het gebied “Noordzeekustzone” op 21 april 2010 ingevolge artikel 10a van de Nb-wet aangewezen als Natura 2000 gebied, ter uitvoering van de VR en de HR. Met dit besluit wordt het gebied aangewezen als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn. Tevens worden met dit besluit de besluiten tot de aanwijzingen als speciale beschermingszones onder de Vogelrichtlijn, inclusief de daarbij behorende Nota van toelichting, gewijzigd. De instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000 gebied Noordzeekustzone staan in de tabel aan het eind van deze gebiedsbeschrijving. Ingevolge artikel 15a, tweede en derde lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 vervalt van rechtswege de status van het Staatsnatuurmonument Boschplaat (aangewezen op 8 november 1974). De wezenlijke kenmerken en waarden van dit natuurmonument (natuurschoon en natuurwetenschappelijke betekenis) dienen, voor zover deze aan de orde zijn, binnen de beoordeling van de voorgenomen activiteit aan de orde te komen (art 15a, derde lid).
4. Gebiedsbeschrijving. Het Natura 2000-gebied “Noordzeekustzone” heeft betrekking op de Noordzeekust van de Provincies Noord Holland, Fryslân en Groningen (van Petten tot de Eems). De buitengrens ligt op 3 zeemijl van de kustlijn.
- 12 / 18 -
Ons kenmerk: 00965214
Het zandige kustgebied bestaat uit kustwateren, ondiepten en enkele zandbanken en is van belang als rusten voedselgebied voor zeehonden, meeuwen, sterns, zeeduikers en zee-eenden. Met name de zandbanken met Spisula (Nonnetje) in de Noordzeekustzone vormen een belangrijke voedselbron voor de duikende eenden. Permanent met zeewater overstroomde zandbanken komen vooral voor in de buitendelta’s van de zeegaten tussen de Waddeneilanden en zijn van oudsher een belangrijk broedgebied voor kleine, kustgebonden pleviertjes. De wateren van de Noordzeekustzone zijn van belang als foerageergebied voor zeevogels. Daarbij gaat het enerzijds om viseters, vooral op die plaatsen waar verschillende watermassa’s samenkomen en anderzijds om benthoseters (benthos = bodem), die veelal op schelpdieren foerageren. De stranden hebben een foerageerfunctie voor Drieteenstrandlopers (belangrijkste gebied na de Waddenzee) en een rustfunctie voor diverse soorten steltlopers die elders in het Waddengebied foerageren. Daarbij is er uitwisseling met de kweldergebieden aan de andere kant van de eilanden, afhankelijk van wind, waterhoogte en verstoring. In de tabel hieronder staan de kwalificerende habitats en soorten uit het aanwijzingsbesluit. In de kolom “kwal.” (kwaliteit) is aangegeven of er voor resp. oppervlakte en kwaliteit een behoudsopgave geldt (=) of een uitbreidings- of herstelopgave(+). Noordzeekustzone, aanwijzing februari 2009, kwalificerende habitats en soorten Nr
Doel popul.
Naam
Draagkr acht
Doel opp.
Doel kwal
Habitatrichtlijn: habitattypen (bijlage I, cursief: prioritair habitat) H1110
Permanent overstroomde zandbanken
=
=
H1140
Slik- en zandplaten, subtype B (Noordzeekustzone)
=
=
H1310
Zilte pionierbegroeiingen, Zeekraal (subtype A)
=
=
Zilte pionierbegroeiingen, Zeevetmuur (subtype B)
=
=
H1330
Schorren en zilte graslanden, subtype A (buitendijks)
=
=
H2110
Embryonale duinen
=
=
H2190
Vochtige duinvalleien, kalkrijk (subtype B)
=
=
Habitatrichtlijn: soorten (bijlage II, cursief: prioritaire soort) H1095
Zeeprik
+
=
=
H1099
Rivierprik
+
=
=
H1103
Fint
+
=
=
H1351
Bruinvis
=
=
=
H1364
Grijze zeehond
=
=
=
H1365
Gewone zeehond
=
=
=
Vogelrichtlijn: broedvogels (paren, cursief: VR art 4.1 bijlage I) A137
Bontbekplevier
20 paar
=
=
A138
Strandplevier
20 paar
+
+
A195
Dwergstern
5 paar
+
+
A001
Roodkeelduiker
-
=
=
A002
Parelduiker
-
=
=
A017
Aalscholver
1.900
=
=
A048
Bergeend
520
=
=
A062
Toppereend
-
=
=
Vogelrichtlijn: niet-broedvogels (seizoensmaximum)
- 13 / 18 -
Ons kenmerk: 00965214
Noordzeekustzone, aanwijzing februari 2009, kwalificerende habitats en soorten Doel popul.
Draagkr acht
Doel opp.
Doel kwal
Nr
Naam
A063
Eider (midwinteraantallen)
26.200
=
=
A065
Zwarte zee-eend (midw.aantallen)
51.900
=
=
A130
Scholekster
3.300
=
=
A132
Kluut
120
=
=
A137
Bontbekplevier
510
=
=
3.200
=
=
560
=
=
A141
Zilverplevier
A143
Kanoet
A144
Drieteenstrandloper
2.000
=
=
A149
Bonte strandloper
7.400
=
=
A157
Rosse grutto
1.800
=
=
A160
Wulp
640
=
=
A169
Steenloper (seizoensgemiddelde)
160
=
=
A177
Dwergmeeuw
-
=
=
- 14 / 18 -
Ons kenmerk: 00965214
Bijlage 2
NATURA 2000 - DUINEN AMELAND (nr 005)
20-07-2010
1. Natura 2000 en de Natuurbeschermingswet. De Europese Unie wil de biologische variatie waarborgen door de natuurlijke leefgebieden van de wilde flora en fauna in stand te houden. Daartoe wordt een netwerk van “Speciale Beschermingszones” (SBZ’s) opgericht. Dit netwerk, dat door de lidstaten wordt aangewezen, heet “Natura 2000”. In Nederland wijst de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid hiervoor gebieden aan als Natura 2000 gebied. Zij bevatten de SBZ’s die via de Vogelrichtlijn (VR) uit 1979 zijn ingesteld en de SBZ’s die via de Habitatrichtlijn (HR) uit 1992 worden ingesteld.
Vogelrichtlijn. In artikel 4.1 en Bijlage I van de Vogelrichtlijn worden de vogelsoorten genoemd die in Europa bijzondere bescherming behoeven. Artikel 4.2 VR gaat in op de bescherming van overige trekvogelsoorten in de lidstaten. In de SBZ’s van de Vogelrichtlijn moeten de populaties van de wilde broed- en trekvogels worden beschermd.
Habitatrichtlijn. De Habitatrichtlijn bevat een viertal bijlagen. In bijlage I (habitats) en bijlage II (dier- en plantensoorten) worden de habitats en soorten genoemd waarvoor SBZ’s moeten worden aangewezen. In bijlage IV worden de dier- en plantensoorten genoemd die ook buiten SBZ’s een bijzonder strikte bescherming genieten (in Nederland geschiedt dat op basis van de Flora- en Faunawet). Sommige habitattypen en soorten zijn “prioritair”: zij lopen het gevaar te verdwijnen. Zij zijn in de bijlagen van de HR met een sterretje (*) gekenmerkt.
Natuurbeschermingswet 1998. De bescherming van Natura 2000 gebieden in Nederlandse wetgeving wordt stapsgewijs vormgegeven: 4. Een gebied wordt door Nederland aangemeld bij de EU, die het betreffende gebied vervolgens op een lijst van te beschermen gebieden zet. 5. Daarna wordt het gebied door de minister van LNV in een aanwijzingsbesluit aangewezen als Natura 2000-gebied. 6. Nadat het gebied definitief is aangewezen moet een beheerplan worden opgesteld door het bevoegd gezag in het betreffende gebied in samenspraak met alle betrokken partijen in en om het gebied. Dit alles is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998. Uiteindelijk zullen in Nederland 167 Natura 2000 gebieden worden beschermd. Op de website van het Regiebureau Natura 2000 (http://www.natura2000.nl/) kan de actuele status van de aanwijzingen en de beheerplannen van alle gebieden worden gevolgd. Uiterlijk december 2013 moeten er definitieve beheerplannen zijn voor de Nederlandse N2000 gebieden. Voor 5 gebieden op de Noordzee hangt het verdere verloop af van het moment dat zij op de officiële Europese lijst van te beschermen gebieden worden geplaatst door de EU.
- 15 / 18 -
Ons kenmerk: 00965214
2. Bevoegdheid. Om te voorkomen dat activiteiten schadelijke gevolgen hebben voor de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied moeten bevoegde autoriteiten deze vooraf toetsen (de zg. Habitattoets). In Nederland is e.e.a. als volgt geregeld: 6. De minister van LNV wijst ingevolge artikel 10a van de Nb-wet gebieden aan ter uitvoering van de VR en de HR. 7. Ingevolge artikel 1 sub n,10 jo. artikel 2 lid 1 en/of artikel 2a lid 2 Nb-wet 1998 zijn wij bevoegd om een vergunning op basis van artikel 19d te verlenen of te weigeren. 8. Een project of andere handeling behoeft een vergunning als deze, gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor zo’n aangewezen gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Dat blijkt uit artikel 19d, lid 1, gelezen in samenhang met lid 2, van de Nb-wet. 9. Bij het verlenen van zo’n vergunning verplicht artikel 19e van de Nb-wet ons om rekening te houden met de gevolgen die een project of andere handeling, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, kan hebben voor het aangewezen gebied. Als deze afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, moet alvorens wij een besluit nemen op de aanvraag een passende beoordeling worden gemaakt van de gevolgen voor het gebied. Deze toets wordt aangeduid als de Habitattoets. De verplichting daartoe vloeit voort uit de HR. 10. Een passende beoordeling is verplicht voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een gebied, wanneer op grond van objectieve gegevens niet kan worden uitgesloten dat het afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen heeft voor dat gebied. (Aldus het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, in zijn arrest van 7 september 2004 in zaak C-127/02 [AB 2004, 365]). In gevallen waarin een plan of project weliswaar gevolgen heeft voor het gebied, maar de instandhoudingsdoelen daarvan niet in gevaar brengt bestaat die verplichting niet. Een vergunning kan dan met de “lichtere” verstorings- en verslechteringstoets worden verleend, als door het stellen van voorschriften en beperkingen de te verwachten gevolgen naar ons oordeel voldoende kunnen worden voorkomen.
3. Aanwijzingsbesluiten Duinen Ameland De minister van LNV heeft het gebied “Duinen Ameland” op 26 februari 2009 ingevolge artikel 10a van de Nb-wet aangewezen als Natura 2000 gebied, ter uitvoering van de VR en de HR. Met dit besluit wordt het gebied “Duinen Ameland” aangewezen als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn. Tevens worden met dit besluit de besluiten tot de aanwijzingen als speciale beschermingszones onder de Vogelrichtlijn, inclusief de daarbij behorende Nota van toelichting, gewijzigd. De instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000 gebied Duinen Ameland staan in de tabel aan het eind van deze gebiedsbeschrijving. Ingevolge artikel 15a, tweede en derde lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 vervalt van rechtswege de status van het natuurmonument Waddenzee I, voorzover het gaat om (een klein deel van) het duingebied bij het Neerlands Reid. Met de inwerkingtreding van de Nbwet 1998 op 1 october 2005 zijn deze aanwijzingsbesluiten vervallen. De wezenlijke kenmerken en waarden van het natuurmonument (natuurschoon en natuurwetenschappelijke betekenis) dienen, voor zover deze aan de orde zijn, binnen de beoordeling van de voorgenomen activiteit aan de orde te komen (art 15a, derde lid).
- 16 / 18 -
Ons kenmerk: 00965214
bron: www.minlnv.nl
4. Gebiedsbeschrijving. Het Natura 2000 gebied “Duinen Ameland” beslaat het gehele duingebied van het eiland. Met bruin is een klein deel van het voormalige Staatsnatuurmonument Waddenzee I aangegeven. Het beschermd natuurmonument Neerlands Reid is tot het Natura 2000-gebied Waddenzee gerekend. Het gebied Duinen Ameland wordt landschappelijk gekenmerkt door een uitgestrekt duingebied dat zich over de gehele lengte van het eiland uitstrekt. In het oosten en in de noordwesthoek groeit het eiland aan, ter hoogte van Nes en Buren vindt kustafslag plaats. Het gebied heeft een grote diversiteit aan milieutypen als gevolg van de grote variatie in nat versus droog, zoet versus zout en kalkhoudend versus kalkarm. In het oosten zijn de duinen relatief kalkrijk en is de verstuivingsdynamiek hoog, waardoor de hier gelegen Kooiduinen en Oerderduinen soortenrijk zijn. In het westen zijn het laagveenmoeras van de Lange Duinen, de heideterreinen en de korstmosrijke, oude duinkoppen bij Hollum bijzonder. In de binnenduinrand is een groot areaal aan natte duinheiden aanwezig met kraaihei en dophei. Het gebied omvat ook een paar kleine boscomplexen die bestaan uit aangeplant naald- en loofbos en spontane opslag. In de tabel hieronder staan de kwalificerende habitats en soorten uit het aanwijzingsbesluit. In de kolom “kwal.” (kwaliteit) is aangegeven of er voor resp. oppervlakte en kwaliteit een behoudsopgave geldt (=) of een uitbreidings- of herstelopgave(+).
Duinen Ameland, aanwijzingsbesluit februari 2009, kwalificerende habitats en - soorten Nr
Naam
doel
Kwal.
Habitatrichtlijn: habitattypen (bijlage I, cursief: prioritair) H2120
Witte duinen
H2150
Grijze duinen subtype A (kalkrijk) subtype B (kalkarm) subtype C (heischraal) Duinheiden met kraaiheide Subtype A (vochtig) Subtype B (droog) Duinheiden met struikhei
H2160
Duindoornstruwelen
H2130
H2140
== == ++ ++ =+ == == ==
- 17 / 18 -
Ons kenmerk: 00965214
Duinen Ameland, aanwijzingsbesluit februari 2009, kwalificerende habitats en - soorten Nr
Naam
doel
Kwal.
H2170
Kruipwilgstruwelen
==
H2180
Duinbossen
==
H2190
Vochtige duinvalleien Subtype A (open water) Subtype B (kalkrijk) Subtype C (ontkalkt) Subtype D (hoge moerasplanten)
== ++ =+ ==
H6230
Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems
++
Habitatrichtlijn: soorten (bijlage II) H1903
Groenknolorchis
++
Vogelrichtlijn: broedvogels (paren. Cursief: VR art 4.1 Bijlage I) A021
Roerdomp
2
==
A063
Eider
100
++
A081
Bruine kiekendief
40
==
A082
Blauwe kiekendief
20
++
A119
Porseleinhoen
2
==
A222
Velduil
20
++
A277
Tapuit
100
++
A295
Rietzanger
230
==
A338
Grauwe klauwier
1
++
- 18 / 18 -
Ons kenmerk: 00965214