Urologie
Verwijderen van een gedeelte van de prostaat via open operatie polikliniek urologie = route 12 polikliniek anesthesie = route 07
klinisch
Inleiding Tijdens uw bezoek aan de polikliniek urologie, heeft uw uroloog met u gesproken over de wenselijkheid of noodzaak van een prostaatoperatie. In deze informatiefolder kunt u thuis alles nog eens rustig doorlezen. We hebben geprobeerd voor u alle belangrijke informatie zo goed mogelijk op een rijtje te zetten. Het is niet de bedoeling dat deze folder de persoonlijke gesprekken met uw uroloog vervangt. Met problemen of vragen, ook naar aanleiding van deze folder, kunt u altijd bij hem terecht of een afspraak maken bij een van de verpleegkundigen die aan de polikliniek zijn verbonden.
De prostaat De prostaat is een klier ter grootte van een kastanje en bevindt zich rondom de plasbuis onder de blaas (fig. 1). Aan de voorkant ligt de prostaat tegen het schaambeen aan en aan de achterzijde tegen de endeldarm. Onder de prostaat, dus stroomafwaarts, ligt de sluitspier van de blaas/ plasbuis. In de prostaat komen de twee zaadleiders uit, die afkomstig zijn van de bijballen. Buiten de prostaat lopen een tweetal zenuwbundeltjes naar de penis. Deze zenuwen zijn belangrijk voor het optreden van erecties. Normaal is de prostaat ongeveer 15 ml groot, hij kan gedurende het leven groeien tot een volume van 100 ml of zelfs meer. Bij u is vastgesteld dat uw prostaat fors is vergroot tot meer dan 80 ml.
fig. 1
152255 10052015
De functie van de prostaat De prostaat is een klier die vloeistof produceert, het prostaatvocht. Het prostaatvocht komt samen met het zaad (dat in de zaadballen wordt gemaakt) tijdens de zaadlozing naar buiten (sperma) en houdt de zaadcellen in leven tijdens de tocht naar de eicel. Sperma bestaat voor het grootste deel uit zaadvocht en maar voor een klein deel uit zaadcellen. Tijdens de zaadlozing sluit de blaashals zich, waardoor het sperma niet de blaas in gaat en wel via de plasbuis naar buiten komt. Na een ‘open gedeeltelijke prostatectomie’ sluit de blaashals niet meer goed af, waardoor het sperma de blaas ingaat.
Goedaardige prostaatvergroting Bij een groot aantal mannen ontstaat in de loop der jaren langzamerhand een goedaardige vergroting van de prostaat. Het is onduidelijk waarom dit bij sommige mannen wel en bij andere mannen niet gebeurd. Een prostaatvergroting hoeft ook niet altijd klachten te geven. Sommige mannen hebben een hele grote prostaat en nauwelijks plasklachten. Anderen daarentegen kunnen met een licht vergrote prostaat heel slecht plassen. Klachten van goedaardige prostaatvergroting beginnen meestal met een vermindering van de kracht van de urinestraal. Er zijn ook andere plasklachten die kunnen ontstaan, zoals: - niet goed kunnen beginnen met plassen - vaak kleine hoeveelheden plassen - meer aandranggevoel - nadruppelen en ongewenst urineverlies - nachtelijk plassen - gevoel hebben dat de blaas niet goed wordt leeggeplast - een branderig gevoel bij het plassen De blaas, die uiteindelijk de spierkracht levert voor de urinestraal, is in staat om in de loop der jaren sterker te worden. Op een bepaald moment zal de blaas niet meer krachtiger kunnen worden en zal de blaas niet meer goed leeg geplast kunnen worden (fig 2. en 3). Soms kan dit ook leiden tot het helemaal niet meer kunnen plassen (urineretentie).
2
Deze klachten kunnen nog wel eens ontstaan na alcoholgebruik omdat alcohol een negatieve uitwerking heeft op de spierkracht van de blaas. Soms kan de groei van het prostaatweefsel een aantal jaren stoppen, maar zal vervolgens ook vaak weer toenemen. De eerder genoemde klachten zijn vaak een reden voor verder onderzoek. Ook kunnen er complicaties zoals niet meer kunnen plassen of blaas/prostaatontstekingen (door achterblijven van urine) optreden. Goedaardige prostaatvergroting leidt niet tot prostaatkanker. De behandeling van een goedaardige prostaatvergroting kan bestaan uit: afwachten en aanzien van de klachten, behandeling met medicijnen of een operatieve ingreep (TURP) dit is het gedeeltelijk wegnemen van de prostaat via de plasbuis of uit een ‘open gedeeltelijk wegnemen van de prostaat / prostatectomie’, als de prostaat meer dan 80 ml groot is.
fig. 2
fig. 3
Open gedeeltelijke prostatectomie (volgens de techniek van Millin of Hryntschak) Bij deze operatie wordt een gedeelte van de prostaat (prostaatweefsel) verwijderd. De operatie vindt plaats via een horizontale huidsnede in de onderbuik. De schil van de prostaat, of de blaas, wordt opengemaakt en vervolgens wordt het inwendige van de prostaat, met de vinger, verwijderd. Vervolgens wordt de prostaatschil, of de blaas, weer gesloten, waarbij er dus een holte achterblijft, waardoor het plassen gemakkelijker zal gaan. Het prostaatweefsel kan weer aangroeien, maar naar verwachting wordt deze niet meer zo groot dat er opnieuw klachten ontstaan.
3
fig. 4
fig. 5
Voorbereiding operatie De operatie vindt onder volledige narcose of regionale verdoving (ruggenprik) plaats. Voor de operatie en de anesthesie zijn meestal enige voorbereidingen noodzakelijk, dit wordt ook wel pre-operatieve voorbereiding genoemd. Daarom bezoekt u het spreekuur van de anesthesioloog.
Opnameduur U wordt voor deze ingreep vijf tot zeven dagen opgenomen. Het is belangrijk dat u vermeld of u bloedverdunners gebruikt. Uw arts bespreekt dan met u wat u moet doen met uw antistollings medicatie (bloedverdunners).
Wanneer vindt de opname plaats Het moment van opname wordt bepaald door de mate van urgentie die aan de ingreep wordt toebedeeld, alsook door de dan geldende wachtlijsttijden en uw eigen voorkeur.
Opname verpleegafdeling M3 Nuchtere opname Als u op de dag van de operatie wordt opgenomen blijft u nuchter volgens de afspraken met de anesthesioloog en bent u eventueel gestopt met (bloedverdunnende) geneesmiddelen.
4
U meldt zich op het afgesproken tijdstip bij de TVO balie waar u door de gastvrouw/-heer naar de verpleegafdeling urologie M3 wordt gebracht.
Opname dag vóór de operatie Als er meer voorbereidingen voor de operatie nodig zijn of als u zelf deze voorkeur hebt aangegeven wordt u de dag vóór de operatie opgenomen. U bent eventueel gestopt met bloedverdunnende medicijnen. U meldt zich op de afgesproken tijd bij de TVO balie waar u door de gastvrouw/-heer naar de verpleegafdeling urologie M3 wordt gebracht. (’s Zondags gaat u direct door naar de verpleegafdeling)
De operatiedag Voor de operatie krijgt u de voorbereidende medicijnen voor de anesthesie (premedicatie). Het is belangrijk dat u voor de ingreep nog even plast, zodat de blaas leeg is. Wanneer u een kunstgebit en/ of contactlenzen of hoortoestellen draagt moet u deze uitdoen. Ook mag u tijdens de operatie geen sieraden dragen.Tijdens de operatie draagt u een operatiehemd. Een verpleegkundige rijdt u met uw bed naar de voorbereidingsruimte van de operatieafdeling. Daar krijgt u een infuus. U gaat daarna naar de operatiekamer en schuift u over op de operatietafel. Gedurende de operatie ligt u plat. Voordat de anesthesioloog u de narcosemiddelen via het infuus toedient, wordt eerst de bewakingsapparatuur aangesloten.
Kort na de operatie Na de operatie ontwaakt u op de uitslaapkamer. Als u goed wakker bent (na narcose) en als het gevoel in de benen terug begint te komen (na een ruggenprik) gaat u in principe terug naar de verpleegafdeling. Daar controleert de verpleegkundige regelmatig de bloeddruk, het hartritme en de urineproductie. Na de operatie krijgt u volgens een vast protocol pijnstillers. Het kan zijn dat u toch pijn blijft houden. U kunt dit aangeven bij de verpleegkundige.
5
De verpleegkundige zal u, in overleg met de arts, krachtiger pijnstillers geven. Direct na de operatie hebt u een katheter in de blaas (fig. 7). Dit is een slangetje dat via de plasbuis ervoor zorgt dat de urine uit de blaas kan lopen. U hoeft dan niet zelf te plassen. De katheter zorgt er voor dat het inwendige wondgebied wordt ontzien. De katheter kan de blaaswand irriteren en dat kan u het gevoel geven dat u moet plassen, het kan ook pijnklachten geven aan de top van de penis (eikel). Dit wordt ‘blaaskramp’ genoemd. Als u deze klacht ervaart, moet u dit met de verpleegkundige bespreken. Hij/zij kan u hiervoor medicijnen geven. Blaaskramp kan ook ontstaan als de urine niet of niet goed kan weglopen via de katheter. De blaas raakt dan te vol. Dit kan ontstaan doordat er een bloedstolsel in de katheter zit waardoor deze verstopt raakt. Door de katheter en de blaas te spoelen wordt de katheter weer doorgankelijk. De urine kan na de operatie nog bloederig zijn. Daarom zal er altijd een continu blaasspoelsysteem aan de katheter gekoppeld zijn, waardoor de prostaatholte plaatselijk gespoeld wordt en zodoende de vorming van stolsels in de blaas en prostaatholte voorkomen wordt. Het blaasspoelsysteem wordt afgekoppeld zodra de urineafvloed helder van kleur is, meestal de tweede ochtend na de operatie. De uroloog kan er voor kiezen om, naast de katheter via de plasbuis, tijdens de operatie ook een katheter via de buik (boven het schaambeen) in de blaas te brengen (suprapubische katheter). Dit kan noodzakelijk zijn als uitgebreider spoelen via het continu spoelsysteem wenselijk is. Ook hebt u een of twee wondslangetjes (wonddrains) die uit de huid komen, deze vangen overtollig wondvocht op. Ze worden verwijderd in de loop van uw ziekenhuisverblijf. U hebt een infuus in uw hand of arm. Omdat u tijdens en vaak ook na de operatie nog bloed verliest, is het belangrijk om dit vochtverlies aan te vullen door middel van het infuus. U mag kort na de operatie weer beginnen met eten en drinken. De dag van operatie dag mag u niet uit bed. fig. 7
6
De eerste dag na de operatie De eerste dag na de operatie helpt de verpleegkundige u bij uw lichamelijke verzorging. Er wordt bloed afgenomen om de hoeveelheid rode bloedcellen (ijzergehalte) te controleren. Indien dit onvoldoende blijkt zal een bloedtransfusie worden gegeven. Het infuus wordt verwijderd, als de bloeduitslagen in orde zijn. U mag weer uit bed komen. De verpleegkundige kan een beenzakje aansluiten op de katheter, zodat u meer bewegingsvrijheid hebt. Meestal is dit echter niet nodig. Het is belangrijk dat u de eerste dagen na de ingreep niet teveel druk hoeft te zetten tijdens de ontlasting. Persen veroorzaakt druk in het rostaatgebied. Hierdoor kan de prostaat gaan bloeden.
De tweede dag na de operatie De tweede dag na de operatie wordt de continue spoeling van de katheter losgekoppeld. De katheter blijft ter plaatse. Er wordt gekeken of de wonddrains kunnen worden verwijderd. De katheter wordt de vijfde dag na de operatie verwijderd. U gaat weer zelf plassen. In het begin kan het plassen een branderig gevoel geven. Door goed te drinken (ongeveer 2 liter) spoelt u de blaas en verdwijnen deze klachten meestal snel. Over de dag verdeelt zal drie maal een residumeting worden gedaan. Hiervoor moet u eerst zelf uitplassen. Daarna wordt met behulp van een echo gekeken of u de blaas goed leegplast. Als u een suprapubische katheter (via de buik) hebt, wordt dit slangetje opengezet om te kijken hoeveel urine er achter blijft. Als deze waarden goed zijn (wenselijk is onder de 100ml) mag de eventuele buikkatheter worden verwijderd. Het gaatje in de buik heeft een aantal uren de tijd nodig om volledig dicht te groeien. Omdat er nog urine uit het gaatje kan lekken, wordt er een opvangzakje of verband geplakt om uw kleding te beschermen. Als alles goed gaat mag u op de ochtend van de zesde dag met ontslag.
Wat u thuis kunt verwachten Voor de eerste 6 weken krijgt u leefregels mee. Deze zijn als volgt: - geen alcohol drinken - geen zware lichamelijke arbeid verrichten - niet fietsen - niet te hard persen bij ontlasting - geen zaadlozing krijgen
7
Na zes tot acht weken is de wond in de plasbuis genezen. U moet veel blijven drinken, ongeveer twee liter per dag, om de blaas goed te kunnen spoelen. U kunt in de eerste weken tot de eerste maanden nog wat bloed verliezen in de urine. Dat is heel normaal na de operatie.
Uitslag weefselonderzoek Het verwijderde prostaatweefsel, wordt na de operatie, altijd door de patholoog nagekeken onder de microscoop. De uitslag van het weefsel is na twee weken bekend. De uitslag wordt dan met u besproken tijdens de eerste controleafspraak.
Kunnen er complicaties optreden bij een ‘open gedeeltelijke prostatectomie’ Bij elke ingreep, hoe klein ook, kunnen er problemen optreden. Deze complicaties kunnen bestaan uit een infectie of een nabloeding, zowel tijdens als na de operatie. Bij opname in het ziekenhuis start u met een antibioticum om de kans op een infectie te verkleinen. Tijdens de opname op de afdeling wordt bekeken of het bloedverlies vanuit de prostaatholte goed onder controle is.
Gevolgen op lange termijn Op lange termijn zijn de belangrijkste gevolgen: In het begin kan het moeilijker voor u zijn om de urine op te houden als u aandrang krijgt om te plassen. Soms kan de urine vanzelf weglopen. Dit gaat doorgaans weer snel over. In het begin heeft dit vaak te maken met de genezing en zwelling van de inwendige wond. Het is belangrijk om een aantal weken af te wachten hoe deze klacht zich verder ontwikkelt. Het kan enige tijd duren voordat het ophouden van de plas perfect lukt doordat de sluitspier, die stroomafwaarts van de prostaat ligt, de tijd moet hebben om te wennen aan de ferme straal urine die nu weer langs stroomt. U kunt oefeningen doen om de bekkenbodem te versterken, om zo een betere controle over het aandranggevoel te krijgen. Een instructie voor deze oefeningen kunt u op de verpleegafdeling krijgen. Als de klachten desondanks langer blijven bestaan, kunnen eventueel medicijnen worden voorgeschreven.
8
Deze medicijnen verlagen de hoeveelheid ongeremde samentrekkingen van de blaasspier en stellen het eerste aandranggevoel tot urineren uit. Ook bestaat de kans dat bij een zaadlozing het zaad de verkeerde kant op gaat, namelijk naar de blaas. U plast het zaad uit. We spreken dan van een ‘droog klaarkomen’. Uw behandelend uroloog bespreekt voorafgaand aan de ingreep met u de kans op het ontstaan van deze klachten.
Werkhervatting Vraagt u zich af of uw aandoening of behandeling consequenties heeft voor het uitoefenen van uw werk? Overleg dan met uw specialist. Zo wordt duidelijk of u (tijdelijk) beperkingen hebt en zo ja, welke. De bedrijfsarts begeleidt de terugkeer naar uw werk. Daarom is het belangrijk dat de bedrijfsarts op de hoogte is van uw aandoening of behandeling. Afspraken over uw werk zullen vaak soepeler verlopen als u de bedrijfsarts al vóór de ingreep informeert. U kunt een gesprek voeren met uw bedrijfsarts op het arbeidsomstandigheden-spreekuur van de ARBO-dienst van het bedrijf of de organisatie waar u werkt. Om uw privacy te beschermen is uw toestemming nodig voor eventueel overleg tussen uw specialist en uw bedrijfsarts
Controle Er is voor u een controleafspraak gemaakt, bij de uroloog 2 weken na uw operatie. Eerder contact opnemen dan de controleafspraak Neemt u tot de eerste poliklinische controle na ontslag uit het ziekenhuis contact op bij: - hevige pijnklachten welke niet verdwijnen met gebruik van de voorgeschreven pijnstillers of met vier maal daags- om de zes uur- twee tabletten paracetamol van 500mg. - hevig bloedverlies en het plassen van grote bloedstolsels - als u plotseling niet meer kunt plassen - u koorts hebt boven de 38,5 °C of langer dan 24 uur vanaf 38°C. Tijdens kantooruren belt u de polikliniek urologie tel. (0344) 67 40 40 of uw huisarts. Buiten kantooruren neemt u contact op met de huisarts, die u eventueel zal doorverwijzen naar het ziekenhuis.
9
Vragen Uw behandelend uroloog bespreekt met u de verdere gang van zaken na de operatie. Als u nog vragen hebt over de operatie en de gevolgen ervan dan kan u deze samen met uw partner/ directe naaste bespreken met uw behandelend arts
Bericht van verhindering Bent u op het afgesproken tijdstip voor poliklinisch onderzoek of opname verhinderd, bel dan zo snel mogelijk de polikliniek urologie. Er kan dan nog een andere patiënt in uw plaats komen en met u maken wij een nieuwe afspraak. Deze patiëntenvoorlichtingsfolder is gebaseerd op informatie, verstrekt door de Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU).
Polikliniek Urologie Tel. (0344) 67 40 40
10
Ruimte voor aantekeningen
11
Ziekenhuis Rivierenland Tiel Pres. Kennedylaan 1 4002 WP Tiel Postbus 6024 4000 HA Tiel Tel. (0344) 67 49 11 Fax (0344) 67 44 19 Internetsite: www.zrt.nl