Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
5150-1
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
Besluit van 12 augustus 1968, Stb. 423, laatstelijk gewijzigd bij het Besluit van 22 december 2011, Stb. 677. Artikel 1.
Begripsbepalingen
1. Dit besluit geeft uitvoering aan de artikelen 8, vijfde lid, 9, tweede lid, onderdeel b, 11, eerste lid, aanhef en onderdelen f, o, 2° en u, 12, vijfde lid, 17c, tweede lid, 17d, 20, tweede lid, onderdeel b, 29, derde lid, 29a, tweede lid, 33g, tweede, vierde en zesde lid, 39, 50, achtste en elfde lid, en 50a, vierde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968, alsmede aan artikel III van de wet van 30 september 1986 tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Stb. 1986, 479) en aan artikel 10a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. 2. Dit besluit verstaat onder: a. wet: Wet op de omzetbelasting 1968; b. belasting: omzetbelasting. HOOFDSTUK I
VERGOEDING
Artikel 2. 1. Met kortingen wegens contante betaling wordt voor de bepaling van de vergoeding terstond rekening gehouden, mits op de factuur – ingeval deze wordt uitgereikt – de korting in mindering wordt gebracht op het in rekening te brengen bedrag. 2. In gevallen waarin het eerste lid toepassing heeft gevonden en de korting wegens contante betaling uiteindelijk geheel of ten dele niet wordt genoten, wordt de belasting alsnog verschuldigd over het bedrag van de niet genoten korting. De artikelen 13, 17g en 35 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het tijdstip waarop het niet-genieten van de korting komt vast te staan, geacht wordt te zijn het tijdstip waarop de levering, de intracommunautaire verwerving of de dienst is verricht. Artikel 3.
1.
Artikel 29, eerste en tweede lid, en artikel 29a, eerste lid,
99 Hb. BTW augustus 2012
5000/5150
5150-2
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
van de wet zijn niet van toepassing op bedragen welke niet zijn ontvangen onderscheidenlijk betaald ten gevolge van een korting voor contante betaling, indien niet ter zake van die korting een aanvullende factuur is uitgereikt. 2. In de in artikel 29, derde lid, en 29a, tweede lid, van de wet bedoelde gevallen waarin niet wordt gehandeld als zelfstandige partijen, is artikel 29, eerste lid, respectievelijk 29a, eerste lid, van de wet niet van toepassing op bedragen die door de ondernemer niet zijn ontvangen of door hem worden terugbetaald, alsmede op bedragen aan belasting die zijn nageheven ingevolge de toepassing van artikel 8, vierde lid, van de wet. (N.B. Het tweede lid treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip.) Artikel 4. 1. Tot de vergoeding behoren niet: a. (Vervallen) b. de assurantiekosten welke de ondernemer die de prestatie verricht, aan een andere ondernemer moet voldoen, mits zij afzonderlijk in rekening worden gebracht; c. de voor degene aan wie de dienst wordt bewezen, aan rechten bij invoer als bedoeld in artikel 7:3 van de Algemene douanewet en andere belastingen en heffingen gedane uitschotten, alsmede andere bij ministeriële regeling aan te wijzen met doorlopende posten gelijk te stellen bedragen betreffende niet belastbare of vrijgestelde prestaties. 2. Voorts behoort bij levering van gebruikte personenauto’s, gebruikte motorrijwielen en gebruikte bestelauto’s anders dan met toepassing van artikel 28b of 28d van de wet, niet tot de vergoeding, het bij de personenauto, het motorrijwiel of de bestelauto nog behorende bedrag aan belasting bedoeld in en berekend overeenkomstig het bij of krachtens artikel 10, derde en zesde lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 bepaalde. In afwijking hiervan behoort bij levering van gebruikte motorrijtuigen waarvoor op de voet van de in de vorige volzin genoemde wet een vrijstelling of een teruggaaf is verleend, niet tot de vergoeding het bedrag dat ingevolge die wet bij het afstoten van het motorrijtuig moet worden voldaan door de ondernemer die het motorrijtuig levert, met dien verstande dat de eerste volzin van overeenkomstige toepassing is voor zover de belasting voor het motorrijtuig al op een eerder tijdstip is voldaan omdat niet langer aan de voorwaarden van de vrijstelling, onderscheidenlijk de teruggaaf, werd voldaan. 3. Het tweede lid is alleen van toepassing indien de ondernemer op de factuur het bedrag vermeldt dat hij als belasting als bedoeld in de Wet op de belasting personenauto’s en motorrijwielen 1992 op de vergoeding in mindering heeft gebracht. Artikel 5.
1.
Bij vestiging, overdracht, afstand en opzegging van de
99 Hb. BTW augustus 2012
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
5150-2a
rechten van erfpacht, opstal, erfdienstbaarheid of beklemming behoort de waarde van de canon, de retributie of de huur tot de vergoeding, met dien verstande dat de vergoeding hierdoor niet hoger kan zijn dan de waarde in het economische verkeer van de zaak waarop het recht betrekking heeft. De waarde in het economische verkeer bedraagt ten minste de kostprijs, met inbegrip van de omzetbelasting, van de onroerende zaak waarop het recht betrekking heeft, zoals die zou ontstaan bij de voortbrenging door een onafhankelijke derde op het tijdstip van de handeling. 2. Bij levering van onroerende zaken, bezwaard met een recht van erfpacht, opstal, erfdienstbaarheid of beklemming, wordt de vergoeding verminderd met de waarde van de canon, de retributie of de huur. 3. Bij wijziging van een recht van erfpacht, opstal, erfdienstbaarheid of beklemming behoort het verschil in waarde tussen de canon, de retributie of de huur voor en na de wijziging tot de vergoeding, met dien verstande dat bij vermindering van de waarde van de canon, de retributie of de huur, voor zover daar geen vermindering van de rechten van de zakelijk gerechtigde tegenover staat, het verschil in waarde op de vergoeding in mindering wordt gebracht. 4. Bij levering onder voorbehoud van grondrente of van met grondrente bezwaarde eigendom behoort de waarde van de uitkering tot de vergoeding, met dien verstande dat de vergoeding hierdoor niet hoger kan zijn dan de waarde in het economische verkeer van de zaak waarop het recht betrekking heeft. 5. De waarde van een canon, een retributie, een huur of een uitkering wordt bepaald met inachtneming van de bij dit besluit behorende bijlage A. 6. Het tweede tot en met het vijfde lid is niet van toepassing voor zover de vestiging, overdracht, wijziging, afstand en opzegging van rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen niet op grond van artikel 3, tweede lid, van de wet, met toepassing van de voorgaande leden, als levering van goederen wordt aangemerkt. Artikel 5a. Bij de berekening van de belasting over de vergoeding en over de douanewaarde overeenkomstig de artikelen 8, eerste lid, en 17c, eerste lid, respectievelijk artikel 19, eerste lid, van de wet, wordt het bedrag van de verschuldigde belasting rekenkundig afgerond op centen. Deze rekenkundige afronding op centen wordt zodanig toegepast dat bij bedragen waarbij de derde decimaal het cijfer 5 of een hoger cijfer bereikt omhoog wordt afgerond, en dat in geval de derde decimaal dit cijfer niet bereikt omlaag wordt afgerond.
94 Hb. BTW juni 2011
5000/5150
5150-2b
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
HOOFDSTUK II
VRIJSTELLINGEN; TARIEF
Artikel 6. Voor de toepassing van de in artikel 11 van de wet vervatte vrijstellingen is de ondernemer gehouden een boekhouding te voeren waarin de voor die toepassing nodige gegevens op duidelijke en overzichtelijke wijze zijn vermeld. Artikel 7. 1. Als leveringen en diensten van sociale of culturele aard als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de wet, worden aangewezen de leveringen en diensten, genoemd in de bij dit besluit behorende bijlage B. 2. Voor zover niet vallend onder de bij dit besluit behorende bijlage B worden voorts als leveringen en diensten als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet aangewezen: a. leveringen en diensten die nauw samenhangen met maatschappelijk werk, met de sociale zekerheid en met de bescherming van kinderen en jongeren; en b. diensten van culturele aard andere dan die genoemd in de bij de wet behorende tabel I, onderdeel b, alsmede nauw daarmee samenhangende leveringen; voor zover met deze leveringen en diensten geen winst wordt beoogd en niet een ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen optreedt ten opzichte van ondernemers die winst beogen en welke worden verricht door een publiekrechtelijk lichaam of door een andere organisatie die, na een daartoe gedaan schriftelijk verzoek, door de inspecteur ter zake bij voor bezwaar vatbare beschikking is erkend als instelling van sociale of culturele aard. De inspecteur geeft in deze beschikking aan welke activiteiten van een instelling behoren tot dan wel niet behoren tot de aangewezen leveringen en diensten. 3. De inspecteur trekt de erkenning, bedoeld in het tweede lid, bij voor bezwaar vatbare beschikking in en vervangt deze al dan niet door een nieuwe erkenning bij: a. wijzigingen in de aard en samenstelling van de leveringen en diensten van de instelling; b. het beogen van winst door de instelling; c. het optreden van een ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen ten opzichte van ondernemers die winst beogen. 4. Als leveringen en diensten van sociale of culturele aard als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de wet, worden niet aangemerkt: a. de leveringen van goederen welke door de in het tweede lid bedoelde instellingen in het kader van arbeidstherapie zijn voortgebracht en de diensten welke door die instellingen in dat kader worden verricht; 94 Hb. BTW juni 2011
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
5150-3
b.
diensten als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 2‡, van de wet, die worden verleend aan personen die niet beschikken over een in dat onderdeel g, onder 2‡, bedoeld indicatiebesluit of besluit op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning. 5. Onder het niet beogen van winst, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt verstaan dat niet systematisch het maken van winst mag worden beoogd en, zo er wel winst wordt gemaakt, deze niet mag worden uitgekeerd, maar die winst moet worden aangewend voor de instandhouding of verbetering van de leveringen en diensten die worden verleend. 6. Tot de in het eerste lid bedoelde leveringen en diensten behoren niet, behoudens voor zover in bijlage B bij dit besluit anders is bepaald: a. het verstrekken van spijzen en dranken; b. het verrichten van onderzoek; c. het ter beschikking stellen van personeel; d. het verzorgen van loon- en salarisadministraties, ¢nancie«le administraties en grootboekadministraties; e. andere bij ministerie«le regeling in verband met het voorkomen van een ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen aan te wijzen leveringen of diensten. 7. Tot de in het tweede lid bedoelde leveringen en diensten behoren in elk geval niet de in het zesde lid opgenomen leveringen en diensten. 8. Bij wijzigingen in de aard en samenstelling van de leveringen en diensten van een instelling stelt de instelling de inspecteur daarvan in kennis. Artikel 8. 1. Als onderwijs als is bedoeld in artikel 11, eerste lid, letter o, 2‡, van de wet, wordt aangewezen: a. beroepsopleidingen, voor zover verstrekt door instituten welke opgenomen zijn in het Register Kort Beroepsonderwijs of door de uit de openbare kassen bekostigde instellingen genoemd in de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of bedoeld bij de Wet educatie en beroepsonderwijs; b. algemeen vormend onderwijs, ontleend aan het uit de openbare kassen bekostigde onderwijs dat is vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel o, 1‡, van de wet, met uitzondering van het onderwijs dat een vrijetijds-karakter heeft dan wel dient om vaardigheden in de persoonlijke levenssfeer te verwerven; c. onderwijs in muziek, dans, drama en beeldende vorming, aan personen jonger dan 21 jaar; d. bijlessen en tentamen- of examentrainingen die worden verstrekt in het kader van het onderwijs als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de wet. 94 Hb. BTW juni 2011
5000/5150
5150-4
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
2. Onder onderwijs wordt mede begrepen het afnemen van examens ter afsluiting van onderwijs als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de wet, ook indien dat geschiedt door een ander dan de ondernemer die voor het desbetre¡ende examen heeft opgeleid.
Artikel 9.
1.
94 Hb. BTW juni 2011
Als diensten als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder-
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
5150-5
deel u, van de wet, worden aangewezen de diensten, verleend aan hun leden door zelfstandige groeperingen van: a. rechtspersonen welke zijn toegelaten op grond van artikel 34 van de Ziekenfondswet, voor zover de diensten rechtstreeks nodig zijn voor de door die rechtspersonen verrichte prestaties; b. instellingen welke zijn toegelaten om op de voet van de Woningwetwerkzaam te zijn in het belang van de volkshuisvesting, voor zover de diensten rechtstreeks nodig zijn voor het beheer of het onderhoud van woningwet- of premiewoningen; c. onderwijsinstellingen, voor zover de diensten bestaan in het verzorgen van de administratie; (N.B. Letter c vervalt op 1 januari 2009.) d. verplegings- en verzorgingsinstellingen waarvan de prestaties zijn vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van de wet, voor zover de diensten rechtstreeks nodig zijn voor het verrichten van die prestaties, met uitzondering van de diensten, bestaande in de wasverzorging en het verzorgen van de loon- en salarisadministratie, de ¢nancie«le administratie en de grootboekadministratie; e. kruisverenigingen waarvan de prestaties zijn vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de wet, voor zover de diensten rechtstreeks nodig zijn voor het verrichten van die prestaties; f. andere dan hiervoor genoemde personen of lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, die prestaties verrichten welke zijn vrijgesteld of waarvoor zij geen ondernemer zijn, voor zover de diensten rechtstreeks nodig zijn voor het verrichten van die prestaties, met uitzondering van de diensten, bestaande in het verzorgen van de loon- en salarisadministratie, de ¢nancie«le administratie en de grootboekadministratie. 2. Het eerste lid is alleen van toepassing, indien de daar bedoelde zelfstandige groeperingen ter zake van de aan hun leden verrichte diensten slechts terugbetaling vorderen van het aandeel van die leden in de gezamenlijke uitgaven. 3. Het eerste lid geldt niet voor diensten bestaande in het ter beschikking stellen van personeel en andere bij ministerie«le regeling in verband met het voorkomen van een ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen aan te wijzen diensten. Artikel 10.
(Vervallen)
Artikel 11.
(Vervallen)
79 Hb. BTW
december 2008
5000/5150
5150-6-10
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
HOOFDSTUK III GRENSOVERSCHRIJDEND VERKEER VAN GOEDEREN EN DIENSTEN Artikel 12. 1. De aanspraak op toepassing van het tarief van nihil voor leveringen, intracommunautaire verwervingen en invoer van goederen en voor diensten, genoemd in de bij de wet behorende tabel II, geldt slechts, indien de toepasselijkheid van dat tarief uit boeken en bescheiden blijkt. 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, is het tarief van nihil slechts van toepassing: a 1‡ voor wat betreft de levering, de intracommunautaire verwerving en de invoer van luchtvaartuigen, alsmede de diensten welke ten aanzien van luchtvaartuigen worden verricht, indien de ondernemer kan overleggen een schriftelijke verklaring van de afnemer van de luchtvaartuigen, onderscheidenlijk degene aan wie de diensten ten aanzien van luchtvaartuigen worden verleend, dat hij de luchtvaartuigen hoofdzakelijk als openbaar vervoermiddel in het internationaal verkeer bezigt of zal bezigen; 2‡ voor wat betreft de leveringen van goederen als bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 6, indien de ondernemer beschikt over het BTW-identi¢catienummer van degene die de goederen afneemt; b 1‡ voor wat betreft de leveringen van accijnsgoederen als bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 7, onder a, indien de ondernemer kan overleggen een schriftelijke verklaring van de ondernemer die de accijnsgoederen afneemt dat deze de goederen geleverd krijgt en in opslag neemt in een accijnsgoederenplaats als bedoeld in de Wet op de accijns die voor die soort accijnsgoederen als zodanig is aangewezen, en dat deze de goederen niet aan dat regime zal onttrekken, anders dan in het kader van een levering ter zake waarvan gehele aftrek van belasting op de voet van artikel 15 van de wet door die ondernemer mogelijk is; 2‡ voor wat betreft de leveringen van minerale olie«n als bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 7, onder b, indien de ondernemer kan overleggen een afschrift van het geleidedocument alsmede een schriftelijke verklaring van de ondernemer die de minerale olie«n afneemt dat deze de minerale olie«n niet aan het geleidedocument zal onttrekken, anders dan in het kader van een levering ter zake waarvan gehele aftrek van belasting op de voet van artikel 15 van de wet door die ondernemer mogelijk is; c. voor wat betreft de leveringen van goederen als bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 8, indien de ondernemer kan overleggen een schriftelijke verklaring van de ondernemer die 79 Hb. BTW
december 2008
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
5150-11
de goederen afneemt dat deze die goederen opneemt in zijn entrepot als bedoeld in die post, onder vermelding van het nummer van zijn entrepotvergunning, en dat deze de goederen niet aan dat regime zal onttrekken, anders dan in het kader van een levering ter zake waarvan gehele aftrek van belasting op de voet van artikel 15 van de wet door die ondernemer mogelijk is; d. voor wat betreft de achtereenvolgende leveringen die plaatsvinden ingeval door meer dan één persoon overeenkomsten worden gesloten met de verplichting tot levering van eenzelfde goed dat vervolgens door de eerste persoon rechtstreeks aan de laatste afnemer buiten de Gemeenschap of in een entrepot wordt afgeleverd, indien een door iedere afnemer – behalve de buitenlandse – aan zijn leverancier uit te reiken schriftelijke opdracht tot uitvoer uit de Gemeenschap of tot plaatsing onder het stelstel van douane-entrepots op basis van artikel 98, lid 1, onder b, van het Communautair douanewetboek kan worden overgelegd; e. voor wat betreft de levering van een motorrijtuig waarvoor ter zake van de in artikel 36 van de Wegenverkeerswet bedoelde opgaaf van een kenteken een bewijs is afgegeven en welk motorrijtuig door een ondernemer wordt vervoerd naar een andere lid-Staat, wordt uitgevoerd uit de Gemeenschap of wordt gebracht onder het stelsel van douane-entrepots op basis van artikel 98, lid 1, onder b, van het Communautair douanewetboek, indien de ondernemer een terzake door de Dienst Wegverkeer (RDW) opgemaakte verklaring kan overleggen; f. voor wat betreft de levering door een ondernemer als bedoeld in artikel 7, zesde lid, van de wet, van een nieuw vervoermiddel dat wordt vervoerd naar een andere lid-Staat, indien de ondernemer aan de inspecteur de naam en het adres meldt van degene aan wie de levering is verricht. In geval de leverancier of de afnemer in de gevallen bedoeld in de onderdelen b en c niet in Nederland woont of is gevestigd dan wel aldaar geen vaste inrichting heeft, dient deze voor de toepassing van het tarief van nihil een fiscaal vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 24c te hebben aangesteld. 3. In geval een ondernemer die een verklaring als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b of c, heeft afgegeven, aan de desbetreffende goederen een andere bestemming geeft, wordt de belasting ter zake van de aan hem verrichte levering van die goederen alsnog verschuldigd naar het tarief als bedoeld in artikel 9, eerste lid, dan wel tweede lid, onderdeel a, van de wet. 4. In geval het derde lid toepassing vindt met betrekking tot accijnsgoederen als bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 99 Hb. BTW augustus 2012
5000/5150
5150-12
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
7, wordt de maatstaf van heffing verhoogd met het bedrag van de accijns dat voor die goederen ingevolge de Wet op de accijns bij uitslag verschuldigd zou zijn. 5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven met betrekking tot de wijze waarop de aanspraak op toepassing van het tarief van nihil wordt aangetoond. Artikel 12a. 1. Met betrekking tot de leveringen van minerale oliën als bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 7, onder a, die zich bevinden in een accijnsgoederenplaats is artikel 12, tweede lid, onderdeel b, onder 1°, niet van toepassing indien ter zake van die accijnsgoederenplaats de bijzondere bepaling van tabel II, onderdeel a, post 7, van toepassing is. 2. Met betrekking tot de leveringen bedoeld in het eerste lid is artikel 12, tweede lid, slotzin, niet van toepassing. Artikel 13. Bij ministeriële regeling kunnen aan de teruggaaf op de voet van artikel 24, eerste lid, van de wet voorwaarden worden verbonden welke betrekking kunnen hebben op: a. het overleggen van bescheiden bij de aangifte ter verkrijging van de teruggaaf; b. de wijze waarop wordt aangetoond, dat de goederen waarvan de belasting wordt teruggevraagd, de Gemeenschap hebben verlaten of onder het stelsel van douane-entrepots zijn gebracht op basis van artikel 98, lid 1, onder b, van het Communautair douanewetboek. Artikel 14.
(Vervallen)
HOOFDSTUK IV
SUPPLETIE
Artikel 15. 1. Zodra de belastingplichtige constateert dat hij een aangifte over een tijdvak in de afgelopen vijf kalenderjaren onjuist of onvolledig heeft gedaan waardoor te veel of te weinig belasting is betaald, is hij gehouden alsnog bij wijze van suppletie de juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen te verstrekken. 2. De suppletie moet gedaan worden voordat de belastingplichtige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur met de desbetreffende onjuistheid of onvolledigheid bekend is of zal worden. 3. De suppletie, bedoeld in het eerste lid, geschiedt zo spoedig mogelijk op de door de inspecteur aangegeven wijze.
99 Hb. BTW augustus 2012
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
5150-13
4. Het niet of niet tijdig doen van de suppletie, bedoeld in het eerste lid, en het niet doen van de suppletie op de op grond van het derde lid aangegeven wijze worden aangemerkt als een overtreding. 5. De bevoegdheid tot het opleggen van een vergrijpboete op grond van het vierde lid vervalt door verloop van vijf jaren na afloop van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan of de teruggaaf is verleend.
99 Hb. BTW augustus 2012
5000/5150
5150-14-20
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
HOOFDSTUK V Afdeling A.
BIJZONDERE REGELINGEN
Ondernemers met verschillende tarieven
Artikel 16. De ondernemer die krachtens artikel 26 van de wet de belasting kan voldoen naar ontvangsten, kan, indien hij leveringen verricht zowel van 6%-goederen als van 19%-goederen, die hij niet zelf heeft vervaardigd, de ter zake verschuldigde belasting berekenen op een van de hierna omschreven wijzen. I. a. De ondernemer splitst zijn inkopen van voor wederverkoop bestemde goederen in 6%-goederen en 19%-goederen; b. hij bepaalt voor alle in onderdeel a bedoelde goederen de winkelwaarde, waaronder in deze afdeling wordt verstaan de prijs waarvoor de goederen door hem worden verkocht; 99 Hb. BTW augustus 2012
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
c. d.
e. f.
g. 1‡ 2‡
3‡
4‡ 5‡
6‡
7‡
5150-21
hij berekent de totale winkelwaarde van de in het lopende boekjaar tot en met het aan de orde zijnde belastingtijdvak ingekochte goederen naar de in onderdeel a bedoelde splitsing; de totale ontvangsten in het belastingtijdvak wegens levering van goederen verdeelt hij in ontvangsten voor 6%-goederen en ontvangsten voor 19%-goederen naar evenredigheid van de in onderdeel c bedoelde totale winkelwaarden; over het aldus berekende deel van de ontvangsten dat betrekking heeft op de 6%-goederen, bedraagt de belasting 6/106 en over het deel dat betrekking heeft op de 19%-goederen, 19/119 gedeelte; de som van beide belastingbedragen vormt het bedrag dat geacht wordt in het belastingtijdvak aan belasting te zijn verschuldigd; op die som worden vervolgens de overige bepalingen van de wet toegepast (aftrek van voorbelasting, kleine ondernemersregeling enz.); na a£oop van het boekjaar wordt de belasting herrekend als volgt: de ondernemer bepaalt de winkelwaarde van de ten verkoop in voorraad zijnde goederen, gesplitst in 6%-goederen en 19%-goederen; de onder 1‡ bedoelde winkelwaarde van de 6%-goederen wordt afgetrokken van de winkelwaarde van de in het boekjaar ingekochte 6%-goederen en de aldaar bedoelde winkelwaarde van de 19%-goederen wordt afgetrokken van de winkelwaarde van de in het boekjaar ingekochte 19%-goederen; de totale ontvangsten in het boekjaar wegens levering van goederen verdeelt de ondernemer over de 6%- en de 19%-goederen naar evenredigheid van de uit 2‡ voortvloeiende saldi aan winkelwaarden voor die goederen; van het aldus berekende deel van de ontvangsten dat betrekking heeft op de 6%-goederen, wordt 6/106 en over het deel dat betrekking heeft op de 19%-goederen, wordt 19/119 gedeelte genomen; de som van de uitkomsten van de berekeningen onder 4‡ vormt het bedrag dat geacht wordt in het boekjaar aan belasting te zijn verschuldigd; op die som worden vervolgens de overige bepalingen van de wet toegepast (aftrek van voorbelasting, kleine ondernemersregeling enz.); indien deze herrekening leidt tot een hoger bedrag dan over het boekjaar aan belasting is afgedragen, moet het verschil worden voldaan op de aangifte over het eerste belastingtijdvak van het volgende boekjaar; leidt de herrekening tot een lager bedrag dan over het boekjaar aan belasting is afgedragen, dan wordt het verschil aan de ondernemer op verzoek teruggegeven; op die aangifte voldoet de ondernemer tevens de belasting ter zake van het beschikken over goederen in de zin van artikel 3, derde lid, onderdeel a, van de wet (eigen gebruik) in het boekjaar, voor zover
70 Hb. BTW mei 2007
5000/5150
5150-22
h.
II b. c.
d.
e.
f. g.
h.
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
de vergoeding voor deze goederen niet in de onder 3‡ bedoelde ontvangsten zijn begrepen; de in onderdeel g-1‡ bedoelde in voorraad zijnde goederen worden beschouwd als goederen die in het eerste belastingtijdvak van het volgende boekjaar zijn ingekocht. a. De ondernemer houdt afzonderlijk aantekening van zijn inkopen van voor wederverkoop bestemde 19%-goederen; hij bepaalt voor die goederen de winkelwaarde; hij berekent de totale winkelwaarde van de in het belastingtijdvak ingekochte 19%-goederen en het verschil tussen de totale ontvangsten in dat belastingtijdvak wegens leveringen van goederen en die totale winkelwaarde; de belasting bedraagt 19/119 gedeelte van de in onderdeel c bedoelde totale winkelwaarde, benevens 6/106 gedeelte van het in onderdeel c bedoelde verschil indien de totale ontvangsten de totale winkelwaarde overtre¡en; de som van beide belastingbedragen vormt het bedrag dat geacht wordt in het belastingtijdvak aan belasting te zijn verschuldigd; op die som worden vervolgens de overige bepalingen van de wet toegepast (aftrek van voorbelasting, kleine ondernemersregeling, enz.); overtreft de in onderdeel c bedoelde totale winkelwaarde de aldaar bedoelde totale ontvangsten, dan wordt het verschil in mindering gebracht op de totale ontvangsten van het volgende belastingtijdvak; ter zake van het eigen verbruik vindt, voor zover de belasting wordt voldaan naar de ontvangsten, het bepaalde in I-g-7‡ overeenkomstige toepassing, en kan de ondernemer, voor zover de belasting wordt voldaan naar de winkelwaarde, op de in die bepaling bedoelde aangifte in mindering brengen de belasting over het verschil tussen de winkelwaarde en de vergoeding voor de goederen voor eigen gebruik, terwijl de in die aangifte te begrijpen ontvangsten met laatstbedoelde winkelwaarde worden verhoogd; deze regeling is van overeenkomstige toepassing voor 6%-goederen.
III
a. De ondernemer splitst zijn inkopen van voor wederverkoop bestemde goederen in 6%-goederen en 19%-goederen; b. hij bepaalt voor alle in onderdeel a bedoelde goederen de winkelwaarde; c. hij berekent de totale winkelwaarde van de in een belastingtijdvak ingekochte goederen naar de in onderdeel a bedoelde splitsing; d. over de aldus berekende totale winkelwaarde die betrekking heeft op de 6%-goederen, bedraagt de belasting 6/106 gedeelte en over de al-
70 Hb. BTW mei 2007
Q+X
Q QJ Q
"
!
]
+ Q ]
} + J Q !Q $
=
+ } =
+ } !
} ! & < =>$ !??!
@???J@ @?
Q+X
{ } & & =
}
@ =
} = + }} ! }
}} } }} = + }} & < =>$ !??!
Q+X
+ }
+ + Q + Q
! = ' { '
& { ' @ ]
<
< + + + + \ ; ~ { & < =>$ !??!
@???J@ @?
Q+X
! < + }} + !Q $ } + }}
>
D
E F": *$ !
} !Q !
! _
& < =>$ !??!
}
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
5150-33
de levering van goederen zegels (waardebonnen) verstrekt, welke bij hem of bij een andere ondernemer kunnen worden ingewisseld tegen goederen ^ al dan niet met bijbetaling ^ wordt de belasting berekend overeenkomstig de hierna volgende regels: a. op de totale vergoeding of ontvangsten voor de goederen waarbij de waardebonnen zijn verstrekt, wordt niets in aftrek gebracht voor de verstrekte waardebonnen; b. ter zake van de levering van goederen tegen inwisseling van de waardebonnen bedraagt de belasting: 1‡ indien die goederen aan hetzelfde tarief zijn onderworpen als die waarbij de waardebonnen zijn verstrekt: dat tarief over de vergoeding zonder inbegrip van de waarde van de waardebonnen; 2‡ indien die goederen aan 19% zijn onderworpen en de goederen waarbij de waardebonnen zijn verstrekt, aan 6%: 19/119 van het bedrag van de bijbetaling en (19/119-6/106) van de resterende winkelwaarde; 3‡ indien die goederen aan 6% zijn onderworpen en de goederen waarbij de waardebonnen zijn verstrekt, aan 19%: 6/106 van het bedrag van de bijbetaling, terwijl over de resterende winkelwaarde (19/ 119-6/106) aan belasting wordt teruggegeven. 2. Onder waardebonnen worden begrepen andere voorwerpen welke een soortgelijke functie vervullen. Afdeling C. Aftrek van voorbelasting Artikel 22.
(Vervallen)
Artikel 23.
(Vervallen)
Artikel 24.
(Vervallen)
Afdeling D.
Bevoorrading van vervoermiddelen
Artikel 24a. 1. Van niet in het vrije verkeer zijnde goederen waarmee in Nederland een vervoermiddel wordt bevoorraad, moet degene voor wie de goederen zijn bestemd, niet zijnde een ondernemer of lichaam in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, aangifte doen. Op de aangifte en de goederen zijn de wettelijke bepalingen, bedoeld in artikel 1:1, eerste en tweede lid, van de Algemene douanewet, van toepassing als ware sprake van een aangifte voor het vrije verkeer en van voor de douaneregeling vrij verkeer aangegeven goederen. 79 Hb. BTW
december 2008
5000/5150
5150-34-40
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
2. De in het eerste lid bedoelde goederen worden slechts vrijgegeven als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van het Communautair douanewetboek indien wordt aangetoond dat de in het eerste lid van dit artikel bedoelde aangifte is gedaan.
Afdeling E. Verlegging Artikel 24b. 1. Dit artikel verstaat onder: a. werknemer, dienstbetrekking en inhoudingsplichtige: hetgeen daaronder wordt verstaan voor de toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964; b. aannemer: degene, die zich jegens een ander, de opdrachtgever, verbindt om buiten dienstbetrekking tegen een te betalen prijs een werk van sto¡elijke aard uit te voeren dat betrekking heeft op onroerende zaken of schepen als bedoeld in Bijlage I, deel II, hoofdstuk 89, van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 juli 1987 met betrekking tot de tariefen statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (Pb. EG L 256) dan wel op de vervaardiging en elke daarop gerichte handeling van kleding, andere dan schoeisel; c. onderaannemer: degene, die zich jegens een aannemer verbindt om buiten dienstbetrekking tegen een te betalen prijs het in onderdeel b bedoelde werk geheel of gedeeltelijk uit te voeren. 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt de onderaannemer ten opzichte van zijn onderaannemer als aannemer beschouwd. 79 Hb. BTW
december 2008
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
5150-41
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt met een aannemer gelijkgesteld degene, die zonder daartoe van een opdrachtgever opdracht te hebben gekregen buiten dienstbetrekking in de normale uitoefening van zijn bedrijf een in het eerste lid, onderdeel b, bedoeld werk uitvoert. 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt ten opzichte van de aannemer als onderaannemer beschouwd de verkoper van een toekomstige zaak. indien en voor zover de koop en verkoop voortvloeit uit of verband houdt met het in het eerste lid, onderdeel b bedoelde werk. 5. Als gevallen als bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van de wet worden aangewezen de gevallen waarin: a. een onderaannemer een in het eerste lid, onderdeel b, bedoeld werk geheel of gedeeltelijk uitvoert; b. een werknemer met instandhouding van de dienstbetrekking tot zijn inhoudingsplichtige ter beschikking is gesteld van een derde om werkzaam te zijn bij de uitvoering van een in het eerste lid, onderdeel b, bedoeld werk. 6. Indien het vijfde lid van toepassing is, dient op de uit te reiken factuur te worden vermeld: omzetbelasting verlegd. 7. De voorgaande leden zijn niet van toepassing: 1‡ Indien een werk dat betrekking heeft op onroerende zaken of schepen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, tot de uitvoering waarvan een onderaannemer zich jegens een aannemer heeft verbonden, geheel of grotendeels wordt verricht op de plaats, waar de onderneming van de onderaannemer is gevestigd, of 2‡ indien de uitvoering van een werk waartoe een onderaannemer zich jegens de aannemer heeft verbonden ondergeschikt is aan een tussen hen gesloten overeenkomst van koop en verkoop van een bestaande zaak. 8. Bij ministerie«le regeling kunnen nadere regelen worden gegeven inzake de toepassing van dit artikel. Artikel 24ba. 1. Als gevallen als bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van de wet, worden mede aangewezen de gevallen waarin: a. een onroerende zaak of een recht waaraan deze is onderworpen, wordt geleverd met toepassing van artikel 11, eerste lid, onderdeel a, 2‡, van de wet; b. goud of een hal¡abrikaat met een zuiverheid van ten minste 325/ 1000 wordt geleverd aan een ondernemer; c. beleggingsgoud wordt geleverd met toepassing van het in artikel 28l van de wet opgenomen keuzerecht; d. een in zekerheid gegeven roerende of onroerende zaak dan wel een recht waaraan een onroerende zaak is onderworpen, wordt geleverd aan een ondernemer tot executie van die zekerheid; 94 Hb. BTW juni 2011
5000/5150
5150-42
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
e.
een onroerende zaak of een recht waaraan deze is onderworpen, wordt geleverd aan een ondernemer op grond van een executoriale titel door de executieschuldenaar. f. een overdracht plaatsvindt van broeikasgasemissierechten, als omschreven in artikel 3 van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van en regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad, die overdraagbaar zijn overeenkomstig artikel 12 van die richtlijn alsmede de overdracht van andere eenheden die door exploitanten kunnen worden gebruikt om aan de betre¡ende richtlijn te voldoen. 2. Artikel 24b, zesde en achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 24bb. 1. Als gevallen als bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van de wet, worden tevens aangewezen de gevallen waarin sprake is van de levering aan een ondernemer van oude materialen, oude materialen ongeschikt voor hergebruik in dezelfde staat, industrieel en niet-industrieel afval, afval voor hergebruik, gedeeltelijk verwerkt afval, schroot, en van bepaalde goederen en diensten, voorzover het betreft: a. de levering van resten en afval van ferro- en non-ferroproducten en oude materialen, hal¡abrikaten daaronder begrepen, die het resultaat zijn van het verwerken, vervaardigen of smelten van ferro- en non-ferrometalen of legeringen daarvan; b. de levering van ferro- en non-ferrohal¡abrikaten en daarmee samenhangende verwerkingsdiensten; c. de levering van residuen en andere materialen voor hergebruik bestaande uit ferro- en non-ferrometalen, legeringen daarvan, slakken, assen, bladders en industrie«le residuen die metalen of legeringen daarvan bevatten, alsmede de diensten bestaande in het scheiden, snijden, fragmenteren en samenpersen van deze producten; d. de levering van en verwerkingsdiensten met betrekking tot afval van ferro- en non-ferroproducten alsmede snippers, schroot, resten en afval, en oud materiaal en materiaal voor hergebruik bestaande uit glasscherven en glas, papier en karton, lompen, beenderen, leder, kunstleder, perkament, huiden en vellen, pezen en zenen, bindgaren, touw en kabel, rubber en kunststof; e. de levering van de in dit lid genoemde materialen na bewerking in de vorm van reinigen, polijsten, scheiden, snijden, fragmenteren, samen persen of gieten tot ingots; f. de levering van resten en afval dat ontstaat bij de bewerking van grondsto¡en. 2. Artikel 24b, zesde en achtste lid, is van overeenkomstige toepassing. 3. Dit artikel is niet van toepassing bij levering van de in het eerste lid 94 Hb. BTW juni 2011
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
5150-43
genoemde goederen door een wederverkoper met toepassing van artikel 28b van de wet. Afdeling F.
Fiscaal vertegenwoordiger
Artikel 24c. 1. Het verzoek om een vergunning voor een ¢scaal vertegenwoordiger dient de volgende gegevens te bevatten: a. naam, adres en woonplaats van de verzoeker; b. het beoogde tijdstip van aanvang van het ¢scaal vertegenwoordigerschap; c. de vermoedelijke aard en omvang van de belastbare handelingen per kalenderjaar. 2. Het verzoek om een algemene vergunning voor een ¢scaal vertegenwoordiger dient voorts de volgende gegevens te bevatten: a. naam, adres en woonplaats van de ondernemer die niet in Nederland woont of is gevestigd en aldaar geen vaste inrichting heeft (in dit hoofdstuk: buitenlandse ondernemer) alsmede, indien de ondernemer is gevestigd in een Lid-Staat het btw-identi¢catienummer dat is toegekend door die Lid-Staat; b. de aard van het bedrijf van de buitenlandse ondernemer. 3. Tenzij de inspecteur anders bepaalt wordt een vergunning voor een ¢scaal vertegenwoordiger slechts verleend indien de verzoeker: a. in Nederland woont of is gevestigd; b. in de afgelopen vijf jaren niet wegens overtreding van de wettelijke bepalingen inzake rijksbelastingen dan wel douane onherroepelijk is veroordeeld; c. een administratie voert die voldoet aan bij ministerie«le regeling te stellen voorwaarden; d. onder de in het zevende lid genoemde voorwaarden zekerheid stelt tot het beloop van een door de inspecteur vastgesteld bedrag; e. op verzoek aan de inspecteur de inlichtingen verstrekt die noodzakelijk zijn om het beloop van de zekerheid vast te stellen. 4. De verlening van een algemene vergunning voor een ¢scaal vertegenwoordiger is tevens gebonden aan de volgende voorwaarden: a. de verzoeker treedt op namens de buitenlandse ondernemer voor alle leveringen en diensten waarvoor belasting is verschuldigd en de intracommunautaire verwervingen en invoer behoudens in de gevallen dat een ¢scaal vertegenwoordiger met een beperkte vergunning is aangesteld; b. de verzoeker is per kalenderjaar mede aansprakelijk voor de verschuldigde belasting en de daarmee samenhangende he⁄ngsrente,
94 Hb. BTW juni 2011
5000/5150
5150-44
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
invorderingsrente en administratieve boetes tot een maximum van de gestelde zekerheid. 5. De verlening van een beperkte vergunning voor een ¢scaal vertegenwoordiger is tevens gebonden aan de volgende voorwaarden: a. de verzoeker kan namens de buitenlandse ondernemer waarvoor hij als ¢scaal vertegenwoordiger met een beperkte vergunning is aangesteld, optreden voor: 1‡ de invoer van goederen; 2‡ de op de invoer volgende levering van goederen andere dan bedoeld in artikel 5a, eerste lid, van de wet; 3‡ de levering van goederen met toepassing van het tarief van nihil op de voet van tabel II, onderdeel a, post 7 of 8, van de wet; 4‡ de intracommunautaire verwerving van goederen die voorafgaat aan een levering als bedoeld onder 3‡; 5‡ de levering van goederen met toepassing van het tarief van nihil op de voet van tabel II, onderdeel a, post 2 of 6, van de wet die volgt op een levering als bedoeld onder 3‡; 6‡ de levering bedoeld in de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 7, Bijzondere bepaling, dan wel post 8, Bijzondere bepaling, voor de buitenlandse ondernemer indien de levering aan hem is verricht, alsmede voor de door die ondernemer te verrichten volgende levering. b. de verzoeker is mede aansprakelijk voor de belasting die is verschuldigd ter zake van de in onderdeel a genoemde belastbare handelingen en de daarmee samenhangende he⁄ngsrente, invorderingsrente en administratieve boetes. 6. De aansprakelijkstelling op grond van het vierde en het vijfde lid vindt plaats met toepassing van hoofdstuk VI, afdeling 2, van de Invorderingswet 1990. 7. Het bedrag van de zekerheid wordt door de inspecteur zodanig vastgesteld dat de te verhalen bedragen voldoende verzekerd kunnen worden geacht. De ontvanger beslist of de door de verzoeker aangeboden vorm van zekerheid wordt aanvaard. Het bedrag van de zekerheid kan door de inspecteur worden gewijzigd. 8. De inspecteur kan de vergunning intrekken of wijzigen: a. op verzoek van de ¢scaal vertegenwoordiger met schriftelijke instemming van de buitenlandse ondernemer; b. op verzoek van de buitenlandse ondernemer; c. indien de ¢scaal vertegenwoordiger niet meer voldoet aan de aan de vergunning gebonden voorwaarden. De buitenlandse ondernemer wordt van de intrekking van de vergunning in kennis gesteld, alsmede van de gronden waarop deze berust.
94 Hb. BTW juni 2011
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
5150-45
Artikel 24d. 1. De buitenlandse ondernemer die in Nederland belasting verschuldigd is ingevolge artikel 5a, eerste lid, van de wet, stelt een ¢scaal vertegenwoordiger met een algemene vergunning aan wanneer het hoofdkantoor of de vestiging van de ondernemer is gelegen in een derdeland waarmee geen rechtsinstrument inzake wederzijdse bijstand bestaat als bedoeld in artikel 204, lid 1, tweede alinea, van de BTW-richtlijn 2006. 2. De buitenlandse ondernemer is gehouden een ¢scaal vertegenwoordiger aan te stellen voor de levering die aan hem wordt verricht en waarvoor van hem de belasting wordt geheven ingevolge de bij de wet behorende tabel II, onderdeel a, post 7, Bijzondere bepaling, dan wel post 8, Bijzondere bepaling. De eerste volzin is eveneens van toepassing op de door de buitenlandse ondernemer verrichte levering die volgt op de aldaar bedoelde levering. Artikel 25.
(Vervallen)
Artikel 25a.
(Vervallen)
SLOTBEPALING Artikel 26. 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1969. 2. Dit besluit kan worden aangehaald als Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968. Onze Minister van Financie«n is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.
94 Hb. BTW juni 2011
5000/5150
5150-46-50
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
94 Hb. BTW juni 2011
Q+X
D
]
!? + !? ? @ ? &? & &? @? @? @@ ! @@ +? +? +@ ? +@ \? X \? \@ \ \@ X? @ X? X@ & X@ Q? Q? ! ]
& < =>$ !??!
@???J@ @?
Q+X
+? &?
&? +?
!
!
?X&
?X
?\@
?X@
?+!
?+?
?&?
?+&
?&+
?&!
? @
?&X
?&
?!X
??&
?+
?!@
? X
??!
?!X
? !
??+
? @
] ]
& < =>$ !??!
Q+X
]
& < =>$ !??!
@???J@ @?
Q+X
& < =>$ !??!
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
5150-61
Bijlage B a.
(vervallen met ingang van 1 januari 2006) Met ingang van 1 januari 2006 worden de volgende ondernemers voor de toepassing van bijlage B, onderdeel c, bij het Uitvoeringsbesluit OB 1968 aangemerkt als een instelling die door de inspecteur is erkend als instelling van sociale of culturele aard; hierbij blijven de voorwaarden en beperkingen van kracht die met betrekking tot het verlenen van de vrijstelling zijn gesteld:
1.
de Stichting Centraal Bureau voor Keuringen op Medisch-Hygie«nisch Gebied; het Nederlandse Rode Kruis; de Stichting tot Instandhouding van het Centraal Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst van het Nederlandse Rode Kruis, alleen voor diensten; de Stichting Centraal Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst van het Nederlandse Rode Kruis, alleen voor diensten; de Stichting Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting; (Vervallen) de Diabetes Vereniging Nederland; de Stichting Nederlands Centrum Geestelijke Volksgezondheid; de Humanistische Stichting Socrates; de Stichting Katholiek Sociaal-Kerkelijk Instituut; de Vereniging tot samenstelling van Nederlandse Bedevaarten; de Stichting N.K.V.-Lourdesbedevaart; de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, mede voor het verrichten van onderzoek; de Nederlandse Vereniging voor Gezondheidsvoorlichting en Opvoeding; de Stichting Nederlands Instituut voor Maatschappelijk Werk Onderzoek; de Stichting Koninklijk Nederlands Geleidehondenfonds; de Stichting Hoger Katechetisch Instituut; de Stichting Schoolkatechese Eindhoven; de Stichting Eerste Hulp bij Hartstoring; de Stichting Activering Minderheden Educatie Nederland; de Stichting Samen Wonen Samen Leven; de Stichting Exploitatie Het Dorp; de Stichting Federatie Monumentenwacht Nederland, alsmede de provinciale Stichtingen Monumentenwacht Nederland; de Stichting Fokus Exploitatie; het Instituut Voor Natuurbeschermingseducatie;
2. 3.
4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25.
63 Hb. BTW maart 2006
5000/5150
5150-62
26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36.
37. 38. 39. 40. 41. 42. 43.
44.
45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55.
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
de Stichting Archivisie; de Stichting Nederlands School Theater; de Stichting Klederdrachten Volendam; de Stichting Natuurvoorlichting Veluwe; de Stichting Algemene Maatschappij voor Varenden; de Stichting Intermenselijke en Geestelijke Vorming; de Stichting Emancipatie Eenoudergezin; de Stichting Landelijk Ondersteuningsinstituut Kunstzinnige Vorming; de Stichting Nederlands Comite¤ UNICEF; de Stichting Comite¤ voor de Zomerpostzegels; de Stichting Nederlands Instituut voor Audio-visuele Media, alleen voor de levering en het ter beschikking stellen van ¢lms en ¢lmstroken; de Stichting Consulentschap Samenlevingsopbouw; de Stichting der Nederlandse universiteiten en hogescholen voor internationale samenwerking; het Gemeenschappelijk Instituut voor Maatschappelijke Dienstverlening; de Stichting Consument en Huishouding; de Nederlandse Stomavereniging ‘Harry Bacon’; de Stichting Recreatie en Voeding voor Kankerpatie«nten; de Stichting Nederlands Ontwikkelings- en Ondersteuningsinstituut voor huisarts en eerstelijnzorg, met uitzondering van bouwadviseringsactiviteiten; de Vereniging voor Kunstzinnige Vorming en de daarbij aangesloten instellingen, met uitzondering van het verstrekken van muziekonderwijs; de Stichting ‘Max Euwe’ Centrum; de Stichting Federatie Oud Nederlandse Vaartuigen; het Leger des Heils met uitzondering van de verkoop van oud papier en kleding; de Stichting Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn; de Stichting Informatievoorziening Gehandicapten Nederland; de Stichting Landelijk Centrum Gezondheidsvoorlichting en Opvoeding; de Stichting Gezondheids Expotheek Nederland; de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening aan Doven; de Stichting Nationale Contactcommissie Monumentenbescherming; de Stichting Provinciaal Steunpunt Werkgelegenheid; de Boekmanstichting;
63 Hb. BTW maart 2006
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 71. 72. 73. 74. 75. 76. 77. 78. 79. 80. 81. 82. 83. 84. 85. 86. 87. 88. 89. 90. 91. 92.
5150-63
de Stichting Centrum Innovatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, alleen voor programma-ontwikkeling en organisatie-ontwikkeling; de Stichting Probrasa; de Stichting Culturele Raad van Zuid-Holland; de Vereniging tegen Kindermishandeling; de Stichting Archeologische Monumentenwacht Nederland; de Stichting Kunst en Cultuur Limburg; de Stichting voor Professionele en Vrijwillige Maatschappelijke Dienstverlening; de Stichting VeM: de Stichting Vrouwenopvang Rijnmond; de Stichting Wegloophuis Psychiatrie; de Stichting voor Kerkelijk Sociale Arbeid; de Stichting Diagonaal; de Stichting SOS Telefonische Hulpdienst Rijnmond; de Stichting Recreatie; de Stichting Vluchtelingenwerk Rijnmond; de Stichting Provinciale Werkplaats Volwasseneneducatie en Emancipatie; het Katholiek Centrum voor Welzijnsbehartiging; de Stichting Onder Dak; de Stichting Minder Valide Jeugd; de Stichting De Loopplank; de Stichting Samenwerkende Organisaties tegen Kindermishandeling; de Stichting Individueel Beschermingsbeheer Rijnland; de Stichting Saadet; de Fryske Akademy; de Stichting Sociaal Pedagogische Zorg; de Stichting Pluspunt; de Stichting WJ-CNV Brugprojecten voor Jongeren; de Nederlandse Vereniging Humanitas, afdeling Rotterdam; de Stichting Academie voor Nederlandse Gebarentaal; de Stichting Godsdienst en Opvoeding; de Unie van Katholieke Bonden van Ouderen; de Stichting Ecologisch Beheer; de Stichting Milieu Educatie; de Stichting Bisschoppelijke Vastenactie Nederland; de Stichting Landelijk Informatiecentrum Voedselovergevoeligheid; de Stichting Landelijk bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie; de Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland;
63 Hb. BTW maart 2006
5000/5150
5150-64-70
93. 94. 95. 96. 97. 98. 99. 100. 101. 102. 103.
104. 105. 106. 107. 108. 109. 110. 111. 112.
113. 114. 115. 116. 117. 118.
119. 120.
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
de Gelderse Stichting tot Beheer en Bewindvoering ter bescherming van meerderjarigen; de Milieu-federatie Noord-Holland; de Stichting Building for Peace; de Stichting Technika 10 ‘Rotterdam’; de Stichting De Wartburg; de Stichting Crea, met uitzondering van het verlenen van toegang tot voorstellingen; de Stichting Nederlands Instituut voor Alcohol en Drugs; de Stichting ter Ondersteuning en Advisering van Samenwerkingsverbanden in de Eerstelijnsgezondheidszorg; de Stichting Silhouette; de Stichting Samenwerkingsverband Bikultureel Onderwijs, Regio Assen; de Stichting Individueel Vermogensbeheer voor de Zorgsector, alleen voor de ondersteuning bij vermogensbeheer en aanverwante werkzaamheden ten behoeve van patie«nten die zijn opgenomen (geweest) in een psychiatrisch centrum; de Stichting Vorkmeer; de Stichting Educatief Centrum Rijnmond; de Stichting Spel- en Opvoedingsvoorlichting Zuid-Holland/Zeeland; de Stichting Chinese Gemeenschap; de Vereniging Sirkulo Antiyano Tilburg; de Stichting Biro Perumahan Maluku; de Stichting Promotie Intensieve Thuisbehandeling Nederland; de Stichting Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland; de Stichting Landelijk Studie- en Ontwikkelingscentrum voor de Volwasseneneducatie, alleen voor programma-ontwikkeling en organisatie-ontwikkeling; de Stichting Medic Alert Nederland; de Stichting Hartklepregistratie Nederland; de Stichting Vluchtelingenwerk Tilburg; de Stichting Vrouwen en Hoger Technisch Onderwijs; de Stichting Instituut ter Ondersteuning van Sociaal Kulturele Aktiviteiten; de Stichting Samenwerkende Nederlandse Korenorganisatie, voor zover op haar prestaties niet de onderwijsvrijstelling van toepassing is; de Stichting Kunsthistorisch Centrum, alleen voor te geven voordrachten en cursussen; de Stichting Bureau Emancipatieontwikkeling;
63 Hb. BTW maart 2006
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
121. 122. 123. 124. 125. 126.
5150-71
de Stichting Vrouwen en Informatica, voor zover op haar prestaties niet de onderwijsvrijstelling van toepassing is; de Stichting Vormingscentrum de Essenburgh, voor zover op haar prestaties niet de onderwijsvrijstelling van toepassing is; de Stichting ‘NIB, Nederlands Instituut voor de Blaasmuziek en de Drum- en Showbands’; de Vereniging tot Behoud van het Veluws Hert; Scouting Nederland, met uitzondering van de verkoop van goederen; de Stichting Jeugdtheaterschool Zuid-Holland.
b.
De leveringen en diensten als bedoeld in artikel 7 van het besluit, die als zodanig worden verricht door de hierna genoemde instellingen:
1. 2. 3. 4.
kruisverenigingen; instellingen tot bestrijding van de tuberculose; instellingen voor reumatiekbestrijding; instellingen werkzaam op het gebied van de Eerste Hulp Bij Ongevallen; instellingen werkzaam op het gebied van adoptiebemiddeling; scholen voor langdurig zieke kinderen; consultatiebureaus voor alcohol en drugs; bureaus voor seksuele en huwelijksvoorlichting, alleen voor diensten; instellingen van verpleging, kraam- en gezinsverzorging, voor zover de diensten niet reeds kunnen worden gerangschikt onder artikel 11, eerste lid, onderdelen c of g, van de wet; speeltuinverenigingen; (vervallen); dagverblijven voor gehandicapten; ziekenhuizen, poliklinieken, psychiatrische inrichtingen en dergelijke inrichtingen, voor zover de diensten niet reeds kunnen worden gerangschikt onder artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van de wet; instellingen van zeemanszorg, mede voor het verstrekken van spijzen en dranken; a. instellingen op het terrein van welzijn, jeugd, bedoeld in artikel 2, onder a, van de Welzijnswet 1994, voor zover werkzaam op het gebied van het jeugd- en jongerenwerk; b. instellingen op het terrein van het sociaal-cultureel werk, bedoeld in artikel 2, onder f, van de Welzijnswet 1994, voor zover werkzaam op het gebied van het club- en buurthuiswerk; instellingen die zich bezighouden met vormingswerk in internaatsverband, mede voor het verstrekken van spijzen en dranken;
5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
14. 15.
16.
99 Hb. BTW augustus 2012
5000/5150
5150-72 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23.
24. 25. 26. 27.
28. 29. 30. 31. 32. 33.
34. 35. 36. 37. c.
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
(vervallen per 1 januari 1996); (vervallen per 1 januari 1994); instellingen die zich ten doel stellen de bestrijding van bos- en heidebranden; (vervallen); (vervallen); militaire tehuizen, mede voor het verstrekken van spijzen en dranken; bejaardenoorden en andere instellingen op het gebied van bejaardenzorg voor prestaties die in het bijzonder zijn gericht op het handhaven of bevorderen van de mogelijkheden voor ouderen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, alsmede voor het verstrekken van spijzen en dranken; (vervallen); gemeenten of door gemeenten aangewezen rechtspersonen voor prestaties verricht op grond van artikel 7 van de Wet werk en bijstand; (vervallen); instellingen die schoolbegeleiding verzorgen als bedoeld in artikel 180 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 166 van de Wet op de expertisecentra en artikel 18 van de Wet op het voortgezet onderwijs; (vervallen); instellingen voor algemeen maatschappelijk en bedrijfsmaatschappelijk werk; stichtingen en zorgaanbieders als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg, mede voor het verstrekken van spijzen en dranken; natuurijsbanen, alleen voor het geven van gelegenheid tot sportbeoefening; instellingen ter bestrijding van hart- en vaatziekten voor zover het reanimatieonderwijs betreft, die daarvoor via convenanten nauw samenwerken met de Nederlandse Hartstichting; instellingen die werkzaam zijn op het gebied van schuldhulpverlening, met uitzondering van bewindvoering in het kader van de wettelijke schuldregeling, voor zover de diensten niet reeds kunnen worden gerangschikt onder artikel 11, eerste lid, onderdeel j, van de wet; amateurtoneelverenigingen; amateurmuziekverenigingen; carnavalsverenigingen; kleindierverenigingen. (Vervallen)
99 Hb. BTW augustus 2012
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
5150-73
Algemene aantekening Als leveringen en diensten van sociale of culturele aard worden niet aangemerkt de leveringen van goederen welke door de in onderdeel b bedoelde instellingen in het kader van arbeidstherapie zijn voortgebracht en de diensten welke door die instellingen in dat kader worden verricht. Als diensten van sociale of culturele aard worden voorts niet aangemerkt diensten als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 2‡, van de wet, die worden verleend aan personen die niet beschikken over een in dat onderdeel g, onder 2‡, bedoeld indicatiebesluit of besluit op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning. De in onderdeel b bedoelde instellingen, behoudens die bedoeld in de posten 12, voor zover betrekking hebbend op gehandicapten die beschikken over een indicatiebesluit op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, 29, 30 en 33 van onderdeel b, mogen niet systematisch het maken van winst beogen en, zo er wel winst wordt gemaakt, mogen zij deze niet uitkeren, maar moet die winst worden aangewend voor de instandhouding of verbetering van de leveringen en diensten die worden verleend.
94 Hb. BTW juni 2011
5000/5150