Naam_______________________studentnummer _________leergroepnr.____
VUmc-compas
Toets
2V12 / Twee-voor-Twaalf voor Cohort 0506
Semester B.1.2
2006-2007
Semestercoördinator
prof.dr. H.J. Groenewegen
Toetscode
2V12B12H / 22-08-2007
Studiejaar/ fase
eerste jaar/ bachelor
Gelegenheid
4e
Toetsdatum
woensdag 22 augustus 2007
Tijd
12.00-14.30 uur
Toetsduur
2 1/2 uur
Plaats
ruimte FG-2 (Medische faculteit)
Aantal en type vragen
open-boek-toets met 10 opdrachten met open (sub)vragen per opdracht 10 punten = max. 100 punten voor de toets
Aantal versies
1
Druk
enkelzijdig bedrukt
Aantal pagina’s toets
14 inclusief dit voorblad
Toegestane hulpmiddelen
boeken toegestaan naar eigen keuze student: zie blad 2
Inleveren na afloop
toets met naam en studentnummer op ieder blad
De toetsopgaven
na afloop niet mee te nemen
Antwoordsleutel/model
vragen en voorlopige sleutel na afloop op Blackboard
Schrijf op ieder vel bovenaan leesbaar je naam, student- en leergroepnummer! Anders wordt het niet nagekeken. Schrijf je antwoord leesbaar en met pen in de antwoordruimte; de grootte van de antwoordruimte is groter dan strikt nodig: schrijf alleen op wat er toe doet. Succes met de toets! Mobiele telefoons uit Tijdens het eerste uur en het laatste halfuur géén toiletbezoek Fraude wordt bestraft
Toets 2V12 sem 1.2 (cohort 05-06) / 22-08-2007
1
Naam_______________________studentnummer _________leergroepnr.____ B 1.2 2V12
Literatuurlijst en gerelateerde opdrachten.
Aanbevolen naslagwerken of andere documentatie (mededeling op Bb voorafgaand aan de toets) Boeken (uit de kernleerboekenlijst): - Anatomie (Gray’s Anatomy for Students) - Farmacologie (Sitsen) - Fysiologie (Vander et al.) - Neurologie (Wolters en Groenewegen) - Gezondheidszorg en Cultuur (Wolffers en Van der Kwaak) - Eventueel Merck Manual Andere documentatie: - Syllabus cursus 1.2.4 - practicumbeschrijvingen en uitwerkingen van de cursussen - Eventueel uitgewerkte studieopdrachten of klappers van de cursussen Studieopdrachten of practica waaruit is afgeleid (niet vooraf op Blackboard bekend gemaakt): Opdracht 1 - Gebaseerd op cursus 1.2.1, week 3, studieopdracht 2 Opdracht 2 -Gebaseerd op cursus 1.2.2, week 2, studieopdracht 4 Opdracht 3 - Gebaseerd op cursus 1.2.3, week 2, studieopdracht 2 Opdracht 4 - Gebaseerd op cursus 1.2.4, studiestof weken 1 en 2 Opdracht 5 - Gebaseerd op cursus 1.2.1, week 1, studieopdracht 1 Opdracht 6 - Gebaseerd op cursus 1.2.2 SO1 week 2 Opdracht 7 - Gebaseerd op cursus 1.2.3 week 2 SO-1 en SO-2 Opdracht 8 -Gebaseerd op cursus 1.2.4, studiestof Het verhaal van de patient Opdracht 9 - Gebaseerd op cursus 1.2.2, klinische kernconditie ‘Pijn op de borst’ Opdracht 10 - Gebaseerd op cursus 1.2.3, studiestof week 1
Toets 2V12 sem 1.2 (cohort 05-06) / 22-08-2007
2
Naam_______________________studentnummer _________leergroepnr.____ Opdracht 1 / 4 vragen
1
Gebaseerd op cursus 1.2.1, week 3, studieopdracht 2 Jeanette, 18 jaar oud, is sinds 5 jaren bekend met diabetes mellitus type 1. Zij is erg actief, zowel op school als in de sport. Voor haar betekent de tennissport erg veel. Zij speelt competitie en wil daar veel in bereiken. Zij wordt behandeld met 4 maal daags insuline injecties: 3 maal daags kortwerkende voor de maaltijden en een injectie met langwerkende insuline voor de nacht. Zij controleert zeer regelmatig haar glucosewaarden. Hiervoor gebruikt zij een klein en handig bloedglucosemetertje. Met deze behandeling is de diabetes goed gereguleerd. Vraag 1. (2 punten) Haar glucosewaarden na de maaltijden zijn hiermee adequaat. Wel heeft zij een te hoge nuchtere bloedglucosewaarde. Hoe zou u de insulinedosering aanpassen?
De langwerkende insuline voor de nacht moet wat worden verhoogd.(2 pt)
Vraag 2. (3 punten) Jeanette is inmiddels gaan studeren en leidt daardoor een onregelmatig leven waardoor haar HbA1c is opgelopen van 6.8 naar 8.5%. Indien dit zo blijft heeft zij een verhoogde kans op complicaties. Noem de drie belangrijkste complicaties van een verhoogde HbA1c.
Nefropathie, neuropathie en retinopathie. (3pt max)
Vraag 3. (3 punten) Nu zij minder goed is ingesteld klaagt zij regelmatig over wazig zien. Waarop kan dit berusten?
Veranderde osmolariteit binnen het oog, met name binnen de ooglens.(3 pt)
Vraag 4. (2 punten) De oom van Jeanette is 42 jaar oud en heeft fors overgewicht. Bij hem is zojuist diabetes ontdekt. Welke meest voor de hand liggende vorm van diabetes zal hij hebben en waaruit bestaat de behandeling?
Diabetes mellitus type 2, behandeling: vermagering. (2pt)
Toets 2V12 sem 1.2 (cohort 05-06) / 22-08-2007
3
Naam_______________________studentnummer _________leergroepnr.____ Opdracht 2 / 3 vragen
2
Gebaseerd op cursus 1.2.2, week 2, studieopdracht 4 De heer P (68 jaar, 1.82 m, 95 kg) wordt met een dreigend hartinfarct opgenomen in het ziekenhuis en gecatheteriseerd. Het arteriogram van het hart laat een ernstige vernauwing zien van de rechter coronairarterie. Vraag 1. (4 punten) Welke delen van de wand van het hart lopen gevaar na een infarct op basis van een volledige afsluiting van rechter coronairarterie? (ga bij het beantwoorden uit van het vascularisatiepatroon dat bij de meeste mensen voorkomt).
A. rechter atrium, rechter ventrikel (2 x 2 pnt)
Vraag 2. (2 punten) Is er een deel of zijn er delen van het geleidingssysteem van het hart betrokken bij het infarct en zo ja, welke?
Sinusknoop: 2 pnt (daarbij noemen van andere delen geleidingssysteem minus 1 pnt)
Vraag 3. (4 punten) In welk vat wordt de catheter ten behoeve van het maken van het arteriogram in de meeste gevallen ingebracht (1 pnt). Benoem de vaten die achtereenvolgens worden gepasseerd voordat de catheter het hart bereikt.
A. femoralis 1 pnt A. femoralis, a. iliaca externa, a. iliaca communis, aorta (abdominalis, thoracalis, arcus aortae) 3 pnt
Toets 2V12 sem 1.2 (cohort 05-06) / 22-08-2007
4
Naam_______________________studentnummer _________leergroepnr.____ Opdracht 3 / 3 vragen
3a
Gebaseerd op cursus 1.2.3, week 2, studieopdracht 2 Inleiding: casus. De 58-jarige mevrouw Jansen is reeds enkele jaren onder behandeling van de neuroloog wegens multipele sclerose die zich aanvankelijk uitte door een amaurosis fugax. Zij heeft de laatste weken een toenemend zwaar gevoel in de benen bij het lopen. De laatste dagen worden de klachten aan het linker been erger en gaat dit been na een kwartier lopen al slepen. Bij onderzoek is er een verminderde kracht in het linker been en er is sprake van een licht verhoogde spiertonus. De reflexen aan het linker been zijn opvallend levendig en de voetzoolreflex verloopt rechts volgens Babinski. Rechts lijken de reflexen normaal. Bij het testen van de sensibiliteit blijken tast-, vibratie- en positiezin van beide benen in orde te zijn. Rechts vanaf de navel is er echter wel een verminderd gevoel voor pijnprikkels en ook het verschil tussen warm en koud wordt aan die zijde niet goed aangegeven. Met behulp van verder neurologisch hulponderzoek (o.a. MR-scan) kan aannemelijk worden gemaakt dat er inderdaad sprake is van een laesie op laag-thoracaal niveau. Vraag 1. (2 + 2 punten) Geef een verklaring voor de afwijkingen bij het neurologisch onderzoek zoals die hierboven zijn beschreven. Benoem daarbij de zenuwbanen die zijn aangedaan door de laesie in relatie tot de symptomen. Verklaar bij de verschillende verschijnselen welke zenuwbanen erbij betrokken zijn. Slepen en verminderde kracht linker been, de verhoogde spiertonus en het afwijkend reflexpatroon wijzen op een aandoening van de afdalende motorische banen (tr. corticospinalis lateralis) aan de linker zijde. 2 pnt
Verminderd pijn- en temperatuurgevoel rechts wijst op een betrokkenheid van de tractus spinothalamicus (eveneens links in het ruggenmerg). 2 pnt
Toets 2V12 sem 1.2 (cohort 05-06) / 22-08-2007
5
Naam_______________________studentnummer _________leergroepnr.____ Vervolg opdracht 3
3b
Vraag 2. (2 punten). Teken in onderstaande doorsnede van het thoracale ruggenmerg de locatie en de begrenzing van de laesie (NB. de linkerzijde van de tekening is ook links in het ruggenmerg/lichaam)
RUGGENMERG, THORACAAL NIVEAU
In de tekening moeten de betreffende banen aan de linkerzijde zijn aangegeven als betrokken bij de laesie. 2 pnt
Vraag 3. (2 + 2 punten) Stel dat de laesie zich na een half jaar verder naar dorsaal en mediaal heeft uitgebreid (tot aan de mediaanlijn maar er niet overheen; de laesie blijft dus beperkt tot een helft van het ruggenmerg), welke nieuwe neurologische uitvalsverschijnselen doen zich dan voor bij neurologisch onderzoek. Benoem de zenuwba(a)n(en) die hierbij is betrokken.
Dorsomediaal in het ruggenmerg zijn de achterstrengbanen gelegen (2 pnt). Indien deze bij de laesie worden betrokken zal er sprake zijn van uitval van de gnostische kwaliteiten (tast, bewegings- en vibratiegevoel)(2 pnt).
Toets 2V12 sem 1.2 (cohort 05-06) / 22-08-2007
6
Naam_______________________studentnummer _________leergroepnr.____ Opdracht 4 / 2 vragen Gebaseerd op cursus 1.2.4, studiestof weken 1 en 2
4
Uit een interview met een Marokkaanse patiënte T: Wat de suikerziekte betreft bijvoorbeeld, wat denk jij? Welke mensen hebben meer kans daarop en welke mensen niet? V: Wie vaak gestresst is heeft meer kans hierop. T: Heb je het wel eens met mensen uit je omgeving, je familie over wat de oorzaken kunnen zijn van ziekte? V: Jazeker, daar hebben wij het vaak over, meestal komen wij tot de conclusie dat stress de boosdoener is. Vraag 1 (7 punten) Bespreek de mening van de patiënte over het ontstaan van ziekte. Gebruik daarbij de begrippen cultuur, illness, disease, lekenkennis en professionele kennis.
Vraag 2. (3 punten) Welke communicatieproblemen verwacht U met deze patiënte?
Toets 2V12 sem 1.2 (cohort 05-06) / 22-08-2007
7
Naam_______________________studentnummer _________leergroepnr.____ Opdracht 5 / 4 vragen
5
Gebaseerd op cursus 1.2.1, week 1, studieopdracht 1 De heer de Vries heeft al jaren last van pijnklachten in zijn heup bij het lopen. Het blijkt dat hij een versleten heup heeft en er wordt besloten om tijdens een operatie een kunstheup te implanteren. Tijdens de operatie besluit de behandelend anesthesioloog om intraveneus atropine toe te dienen. Vraag 1. (2 punten) Wat is het effect van atropine op de hartfrequentie en de contractiekracht van het hart (2 pt).
Beide gaan omhoog.
Vraag 2. (3 punten) Wat is de verklaring van dit effect
Atropine is een muscarinereceptorantagonist en remt dus de parasympaticus (n. vagus) (3 pt)
Vraag 3. (3 punten) Tijdens chirurgische ingrepen worden ook middelen gebruikt die invloed hebben op het sympathische zenuwstelsel om vitale functies te controleren. Wat is het effect van sympaticomimetica op de glycogenolyse en verklaar dit vanuit de functie van het sympatische zenuwstelsel?
Remming want dit is een anabool effect
Vraag 4. (2 punten) Wat is het effect van stimulatie van Beta-2 receptoren op arteriolen en de arteriële bloeddruk?
dilatatie arteriolen en bloeddrukdaling
Toets 2V12 sem 1.2 (cohort 05-06) / 22-08-2007
8
Naam_______________________studentnummer _________leergroepnr.____
6
Opdracht 6 / 3 vragen Gebaseerd op cursus 1.2.2 SO1 week 2 Mevr. K, 53 jaar, is reeds lang bekend met diabetes mellitus en op basis daarvan nierproblemen. Zij heeft enige tijd geleden veel last gekregen van vermoeidheid, jeuk en hoofdpijn. Bloedonderzoek bevestigde het slecht functioneren van de nieren: er was sprake van te hoge spiegels kreatinine en ureum. De glomerulaire filtratiesnelheid lag op een waarde van 30 ml/min. Sindsdien heeft mevr K. een zout-arm en eiwitarm dieet voorgeschreven gekregen. Omdat in de afgelopen periode de glomerulaire filtratiesnelheid helaas verder is afgenomen, wordt mevr. K. momenteel behandeld met hemodialyse. Vraag 1. (3 punten) Moet mevrouw op dit moment nog steeds een zout- en eiwitarm dieet gebruiken? Beargumenteer uw antwoord.
Wel zoutarm, geen eiwitarm dieet
1 pnt
met behulp van de dialyse kunnen wel de afbraakproducten van het eiwitmetabolisme goed worden uitgescheiden, de zoutuitscheiding blijft echter onvoldoende 2 pnt
Vraag 2. (3 punten) De arts heeft mevrouw geïnstrueerd dat zij geen vruchtensappen mag gebruiken. Is dit terecht? Beargumenteer uw antwoord.
Ja, deze vloeistoffen bevatten veel intracellulaircel-sap, en dus veel kalium dat zij slecht kan uitscheiden, waardoor hyperkaliemie dreigt met kans op hartritmestoornissen.
1 pnt 1 pnt 1 pnt
Vraag 3. (4 punten) Welk middel is beschikbaar tegen de vermoeidheid van mevr. K en wat is de reden om dit middel te geven?
EPO de nier produceert te weinig van dit hormoon wat leidt tot boedarmoede (anemie)
Toets 2V12 sem 1.2 (cohort 05-06) / 22-08-2007
2 pnt 1 pnt 1 pnt
9
Naam_______________________studentnummer _________leergroepnr.____
7
Opdracht 7 / 3 vragen Gebaseerd op cursus 1.2.3 week 2 SO-1 en SO-2 De 74-jarige heer Klaassen zakt tijdens zijn ochtendwandeling plotseling door zijn rechterbeen en is niet in staat verder te lopen. Omstanders bellen onmiddellijk 112 en de heer B wordt naar de Spoedeisende Hulp van het nabijgelegen ziekenhuis vervoerd. De dienstdoende neuroloog constateert naast een rechtszijdige verlamming van het rechterbeen tevens uitval van de sensibele kwaliteiten van dit been. Hij heeft het sterke vermoeden van een CVA. Vraag 1. (4 punten) Geef op grond van bovenstaande gegevens aan wat de meest waarschijnlijke lokalisatie van de laesie is. Welke cerebrale arterie is hierbij betrokken?
De neurologische verschijnselen van uitval van de motoriek en sensibiliteit van het been rechts wijzen op een laesie van de linker hemisfeer (motorische en sensibele schors).(2 pnt) De laesie ligt in het stroomgebied van de arteria cerebri anterior. (2 pnt)
Vraag 2. (3 punten) Verwacht u bij de heer B spraakstoornissen? Verklaar uw antwoord.
Geen spraakstoornissen.
(1 pnt)
Weliswaar is de dominante, linker hemisfeer aangedaan maar de spraakgebieden deze liggen meer lateraal en ventraal in het stroomgebied van de a. cerebri media. (2 pnt)
Vraag 3. (3 punten) Welke methode wordt tegenwoordig regelmatig gebruikt bij de behandeling van een vers herseninfarct? Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan alvorens een dergelijke behandeling kan worden gestart?
Er wordt tegenwoordig met thrombolytica behandeld.
(1 pnt)
Voorwaarde is dat de behandeling wordt gestart binnen 3 uur na de eerste verschijnselen van de beroerte en dat een bloeding is uitgesloten. (beide genoemd = 2 pnt)
Toets 2V12 sem 1.2 (cohort 05-06) / 22-08-2007
10
Naam_______________________studentnummer _________leergroepnr.____ OPDRACHT 8 / 1 vraag
8
Gebaseerd op cursus 1.2.4, studiestof Het verhaal van de patient Stel U wilt aan medische studenten uitleggen dat lekenkennis en professionele kennis elk een eigen waarheid vertegenwoordigen. Kunt U daarvoor het verhaal van de grot van Plato gebruiken? Beargumenteer uw antwoord. (10 punten)
Toets 2V12 sem 1.2 (cohort 05-06) / 22-08-2007
11
Naam_______________________studentnummer _________leergroepnr.____
9a
Opdracht 9 / 3 vragen Gebaseerd op cursus 1.2.2, klinische kernconditie "Pijn op de borst" Vraag 1. (4 punten) Aan het ontstaan van klachten bij angina pectoris en bij etalagebenen liggen in feite dezelfde processen ten grondslag. Beschrijf kort, met de belangrijkste trefwoorden, alle processen die bij het ontstaan van deze klachten achtereenvolgens een rol spelen
- cardiovasculaire risicofactoren - atherosclerose/slagadervervetting en verharding/verkalking - stenosering van vaten/vaatvernauwing - hypoxie bij inspanning - pijn door hypoxie - pijngeleiding door autonome zenuwvezels Bij 1-2 onderdelen goed: Bij 3 onderdelen goed: Bij 4 onderdelen goed: Bij 5 of meer onderdelen goed: Bij meerdere onderdelen goed, maar volgorde onjuist -
1 pnt 2 pnt 3 pnt 4 pnt min 1 nt
Vraag 2. (3 punten) Wat wordt bedoeld met typische, resp. atypische pijn op de borst?
Typische pijn op de borst is het klachtenbeeld dat kenmerkend is voor de diagnose angina pectoris. Dit bestaat uit de drie volgende symptomen, die alle 3 aanwezig zijn: - retrosternale klachten/pijn midden op de borst - optredend bij inspanning, kou of emoties - verdwijnend bij rust of gebruik van nitroglycerine binnen 10 min Alle drie de kenmerken juist benoemd:
Toets 2V12 sem 1.2 (cohort 05-06) / 22-08-2007
1pnt
2 pnt
12
Naam_______________________studentnummer _________leergroepnr.____ Vervolg opdracht 9 Vraag 3. (3 punten) Wat kan de arts tegen een patiënt zeggen over atypische pijn op de borst wat betreft de kans op het bestaan van angina pectoris?
9b
Atypische pijn op de borst gaat gepaard met onzekerheid over de diagnose angina pectoris de kans op angina pectoris is minder groot dan bij typische klachten angina pectoris is wel mogelijk/niet uitgesloten Bij 1 van deze 3 formuleringen goed: 1 punt (ze dekken alle drie dezelfde lading) de kans op angina pectoris is groter bij mannen de kans op angina pectoris is groter bij ouderen Bij 1 van de 2 goed: 1 pnt Als beide goed: 2 pnt maximaal 3 pnt voor vraag 3
Toets 2V12 sem 1.2 (cohort 05-06) / 22-08-2007
13
Naam_______________________studentnummer _________leergroepnr.____ Opdracht 10 / 4 vragen Gebaseerd op cursus 1.2.3, studiestof week 1
10
Peter van de Hulst, 36 jaar oud, is sportduiker. Afgelopen weekend heeft hij gedoken en op woensdag bezoekt hij de huisarts met oorpijn in het rechter oor. U verricht otoscopie Vraag 1. (3 punten) Teken schematisch wat u ziet bij een normaal rechter trommelvlies, geef hamersteel en lichtreflex aan en wat voor en achter van de patiënt is.
De hamersteel loopt van boven-voor naar midden en de lichtreflex van midden naar voor-onder ( de hoek tussen beide mag niet kleiner zijn dan 60 graden en niet groter dan 120 graden— ook slordige tekenaars krijgen zo nog een kans): 2 pnt Voor is rechts en achter is links: 1 pnt
Vraag 2. (3 punten) U ziet een ingetrokken trommelvlies: er is te weinig lucht in het middenoor. Teken een ingetrokken trommelvlies, met een duidelijk verschil ten opzichte van normaal.
De hoek tussen hamersteel en lichtreflex is ten opzichte van de normale situatie duidelijk kleiner minimaal 10 graden: 2 pnt
Vraag 3. (2 punten) De test van Rinne is rechts -/ links +. Welke uitslag zal de proef van Weber opleveren?
Bij een patiënt die geen perceptieverlies heeft (en als dit niet vermeld wordt is het onaannemelijk) lateraliseert de Weber naar rechts: 2 pnt
Vraag 4. (2 punten) Waardoor is de pathologie naar alle waarschijnlijkheid veroorzaakt?
Tubaire dysfunctie (alle antwoorden waaruit blijkt dat de buis van Eustachius niet goed werkt zijn juist, niet juist is alleen verkoudheid): 3 punt
Toets 2V12 sem 1.2 (cohort 05-06) / 22-08-2007
14