Tussenkomst in de vervoerskosten en mobiliteitsvergoeding voor de bouwarbeiders vanaf 1 juli 2014 De toekenningsregels van de mobiliteits- en verplaatsingsvergoedingen werden ingevolge het sectoraal akkoord 2013-2014 lichtjes aangepast. Daarnaast werd er ook een fietsvergoeding ingevoerd voor de arbeiders die hun woon-werkverplaatsing met de fiets doen. De nieuwe regels zijn geldig vanaf 1 juli 2014 (cao van 12.06.2014). Hieronder vindt u een volledige toelichting van de in de bouwsector geldende systemen van mobiliteitsvergoeding en de tussenkomst in de vervoerskosten.
Wat zijn verplaatsingsvergoedingen? Deze vergoeding wordt aan de arbeiders betaald, wanneer zij – buiten hun arbeidsuren – op eigen kracht naar een opstapplaats, de zetel of een werf komen. Uw arbeiders kunnen deze verplaatsing doen met ofwel de trein, de auto, de bromfiets, de bus, de tram… Het is hierbij van geen belang of het gebruikte vervoermiddel eigendom is van de arbeider of van iemand anders. Een uitzondering hierop is de auto of camionette die u als werkgever ter beschikking stelt. In dat geval komt de werknemer niet op eigen kracht en moet u dus geen verplaatsingsvergoeding betalen. Sinds 1 juli 2014 zal een arbeider die deze verplaatsing doet met de fiets geen verplaatsingsvergoeding meer krijgen, maar wel een fietsvergoeding.
Wat zijn mobiliteitsvergoedingen? De mobiliteitsvergoeding is een vergoeding, die u moet betalen aan uw werknemers voor hun totale verplaatsing tussen de woonplaats en de effectieve plaats van tewerkstelling, voor zover deze verplaatsingen gedaan werden buiten hun arbeidsuren. De basisvergoeding is afhankelijk van de totale dagelijkse werkelijke afstand. Het basisbedrag van de mobiliteitsvergoeding varieert van 0,0516 euro tot 0,0723 euro per werkelijke kilometer (opmerking: het gaat hier dus wel degelijk om de reële afgelegde afstand). Er bestaat al geruime tijd geen vaste mobiliteitsvergoeding meer, zoals vroeger van 0,0372 euro (of 1,5 frank) per kilometer, voor arbeiders die met een ander vervoermiddel dan de trein komen werken. Aangezien u een mobiliteitsvergoeding moet betalen voor een totale dagelijkse werkelijk afgelegde afstand, betaalt u dus zowel voor de verplaatsing heen als terug. Sinds 1 juli 2014 zal een arbeider die deze verplaatsing doet met de fiets geen mobiliteitsvergoeding meer krijgen, maar wel een fietsvergoeding.
Wat als men dan de fiets gebruikt? Voor verplaatsingen die uw arbeiders doen tussen hun woonplaats en de opstapplaats, de zetel of de werf met de fiets, zullen zij vanaf 1 juli 2014 een fietsvergoeding krijgen i.p.v. een verplaatsingsvergoeding en/of een mobiliteitsvergoeding. Deze fietsvergoeding is enkel verschuldigd voor de verplaatsingen buiten de arbeidstijd. De fietsvergoeding is verschuldigd voor de totale afgelegde weg, zijnde zowel de heen- als de terugweg.
Hoe zit het dan met de chauffeur? Wanneer een arbeider een of meer andere collega’s ophaalt en/of terugbrengt met een voertuig van u als werkgever, wordt deze arbeider beschouwd als een chauffeur. Voor zover wel te verstaan dat u als BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 1
werkgever hem dit opgedragen hebt. Zijn mobiliteitsvergoeding bedraagt voor elke wettelijke afgelegde kilometer (als chauffeur) 0,1316 euro. Het oude principe dat de chauffeur het dubbele kreeg van de niet-chauffeur, is reeds meerdere jaren afgeschaft. Indien de reistijd per rit meer dan 2 uur bedraagt, moet u twee chauffeurs voorzien. Let wel: deze verhoogde mobiliteitsvergoeding is niet van toepassing wanneer u een bedrijfsvoertuig (bv. een camionette) ter beschikking stelt van een arbeider en deze laatste geen andere arbeiders vervoert. Bestuurders van dergelijke camionetten ontvangen de gewone (niet verhoogde) mobiliteitsvergoeding.
Krijgt de chauffeur de verhoogde mobiliteitsvergoeding voor de gehele rit? Ja. Wanneer een arbeider in opdracht van zijn werkgever personeel naar de plaats van tewerkstelling vervoert en/of terug, met een voertuig van zijn werkgever, wordt hij beschouwd als chauffeur en ontvangt hij de hogere mobiliteitsvergoeding van 0,1316 euro per km (zie vorige vraag). Hij ontvangt deze hogere mobiliteitsvergoeding voor de volledige rit, dus ook voor het deel van het traject dat hij alleen rijdt. Dit zal zich o.a. voordoen wanneer de chauffeur met het voertuig van zijn werkgever naar huis mag rijden. Vergeet niet: de chauffeur krijgt een mobiliteitsvergoeding voor elke werkelijk afgelegde kilometer, ongeacht hoe kort zijn traject is en ongeacht het feit of hij een deel van het traject alleen rijdt. Met dien verstande weliswaar dat hij de verplaatsing buiten zijn werkuren moet doen en hij effectief beschouwd kan worden als “chauffeur” (zie vorige vraag).
Wanneer betaal ik niets? Verplaatsingen tijdens de arbeidstijd Wanneer uw arbeiders zich verplaatsen tijdens hun arbeidstijd (dus als “hun uren aan het lopen zijn”), betaalt u hen het gewone loon en dus geen verplaatsings- en mobiliteitsvergoedingen. Indien uw arbeiders deze verplaatsing met hun eigen voertuig moeten doen, kan men eventueel een onkostenvergoeding betalen, een zogenaamde kost eigen aan de werkgever. Hierop wordt echter niet dieper ingegaan.
Moet ik iets betalen als de totale dagelijkse werkelijke afstand minder dan 10 km bedraagt? Vroeger was het zo dat wanneer de totale dagelijkse werkelijke afstand minder dan 10 km bedroeg, men noch een verplaatsingsvergoeding, noch een mobiliteitsvergoeding moest betalen. In de loop der jaren kwamen hierop alsmaar meer uitzonderingen. Na de recentste wijzigingen, komt deze regel volledig te vervallen. Hierop bestaat echter één uitzondering: Wanneer u een voertuig ter beschikking stelt van uw arbeider en de totale dagelijkse afstand die hij met dit voertuig buiten zijn arbeidstijd aflegt, minder dan 10 km bedraagt, zal u hem geen mobiliteitsvergoeding moeten betalen (ook geen verplaatsingsvergoeding, aangezien u een voertuig ter beschikking stelt). In deze situatie mag de arbeider niet beschouwd worden als chauffeur (hij is wel bestuurder, maar vervoert geen collega’s). Pas op: als de totale dagelijkse afstand, ongeacht met welke voertuigen men de verschillende deelafstanden aflegt, 10 km of meer bedraagt, is men verplicht elke deelafstand te vergoeden met mobiliteit, ook al zou de deelafstand kleiner dan 10 km bedragen (zie verder).
Moet ik verplaatsingsvergoedingen betalen voor korte afstanden (minder dan 10 km)? Ja. Zelfs voor zeer korte afstanden (ook minder dan 10 km heen en terug), dient men de verplaatsingsvergoeding te betalen.
BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 2
Onderstaand geven we een aantal situaties mee om dit te verduidelijken: -
Situatie 1 Arbeiders die met de trein komen, krijgen ook de verplaatsingsvergoeding vanaf de eerste km. Op de mobiliteitsvergoeding hebben ze pas recht vanaf 10 km.
-
Situatie 2 Wanneer een arbeider met zijn eigen voertuig van thuis naar de opstapplaats of rechtstreeks naar de werf rijdt en terug, bent u voortaan steeds verplicht de verplaatsingsvergoeding te betalen vanaf de eerste km. Op mobiliteitsvergoedingen zal de arbeider pas recht hebben vanaf een totale afstand van 10 km heen en terug, ongeacht het gebruikte vervoermiddel (met uitzondering van de fiets).
Wat moet ik dan betalen als mijn arbeider met de fiets komt? Zoals reeds gemeld, is er in dergelijk geval geen verplaatsings- of mobiliteitsvergoeding verschuldigd. Enkel een fietsvergoeding. Deze fietsvergoeding bedraagt 0,22 euro per km. Het is een vergoeding die volledig vrij van rsz en belastingen is.
Hoe wordt de afstand bepaald? Verplaatst uw arbeider zich met de trein, dan is het zeer eenvoudig. Op zijn abonnement of treinkaart staat de afstand vermeld. Indien dit niet het geval is, kan men de afstand terugvinden via de website van de NMBS (via de module “zoek biljetten en abonnementen” onder “vervoersbewijzen” op www.belgianrail.be). De tussenkomst in de vervoerskosten is dan terug te vinden in het zg. “barema A” (voor de arbeiders-bouw) waar u kan aflezen welke vergoeding overeenstemt met dit aantal kilometers. Begeeft uw arbeider zich met een ander vervoermiddel dan de trein (dus: tram, bus, auto, bromfiets,…) naar de opstapplaats, de zetel of de werf, dan wordt de berekeningswijze van de werkelijk afgelegde afstand, in overleg op ondernemingsniveau vastgelegd. U kan bijvoorbeeld afspreken dat er gekeken zal worden naar de kilometerstanden van het voertuig of naar de gegevens van de tachograaf,…. U hoeft voortaan geen andere berekeningen meer te maken. In het “barema B” moet u dan enkel nog aflezen hoe hoog de vergoedingen zijn die overeenstemmen met het totaal aantal afgelegde kilometers (buiten de werkuren) voor de betrokken dag. Bepaalt u niets of ontstaat er een betwisting over de wijze hoe de werkelijke afstand dient bepaald te worden, dan kan u steeds gebruik maken van de routeplanner Mappy, beschikbaar op het internet (www.mappy.be). Let op: voor de verplaatsingen met de fiets geldt eveneens dat de afstand in overleg op ondernemingsniveau wordt vastgelegd. Het totaal aantal gefietste km’s wordt echter niet opgezocht in Barema B, om de vergoeding te bepalen, maar vermenigvuldigd met 0,22 euro per km.
Wat zijn die barema’s A en B? Dit zijn tabellen waaruit u op een eenvoudige wijze de te betalen vergoeding kan lezen. Het barema A gebruikt u om de vergoedingen te bepalen voor die afstanden of delen van afstanden waarbij uw arbeider gebruikt maakt van de trein. Het barema B gebruikt u wanneer uw arbeider een ander vervoermiddel dan de trein gebruikt. De vergoedingen die men uit die tabellen afleest, werden berekend om zowel de afstand heen als terug te vergoeden. Voorbeeld 1: u dient een werknemer te vergoeden voor een afstand van 23 km (hij komt met de trein; de afstand kan u vinden via : http://www.belgianrail.be/nl/vervoersbewijzen/zoek-biljettenabonnementen.aspx - na het ingeven van het vertrek- en bestemmingsstation klikt u op “berekenen”. In het blauwe vakje verschijnt dan aan de rechterkant “afstand = xx km”). Deze berekende afstand is de enkele afstand. Uit de tabel “Barema A” blijkt dat hij hiervoor een wekelijkse vergoeding van 25 euro moet krijgen (verplaatsingsvergoeding) en een mobiliteitsvergoeding van 2,0010 euro per dag. BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 3
Deze 2 vergoedingen dekken de afstand heen én terug, u dient deze dus helemaal niet te vermenigvuldigen met 2. Op dezelfde wijze dient u te werken bij het gebruik van “Barema B”. Voorbeeld 2: u dient een werknemer te vergoeden voor een totale dagelijkse afstand van 46 km (hij komt met zijn eigen auto). Uit de tabel “Barema B” blijkt dat hij hiervoor een wekelijkse verplaatsingsvergoeding van 26,50 euro krijgt en een mobiliteitsvergoeding van 2,3736 euro per dag.
Mijn arbeider beweert dat de afstand langer is. Wat moet er gebeuren? Zoals reeds eerder gemeld, dient er bij betwisting over de afstand gebruik gemaakt te worden van de routeplanner Mappy, die beschikbaar is op het internet (www.mappy.be).
Wanneer wordt de afstand gesplitst? Zonder alle mogelijke speciale gevallen toe te lichten, geven wij u ter herinnering mee dat de afstand in twee delen wordt gesplitst wanneer uw arbeiders, alvorens gezamenlijk naar de werf te rijden, afspreken op een opstapplaats of de zetel. Voor het eerste deel van het traject, de zogenaamde "woonplaats-opstapplaats"-verplaatsing of "woonplaats-zetel"-verplaatsing, berekent u de mobiliteitsvergoeding en eventueel de verplaatsingsvergoeding alsof dit het enige traject zou zijn. Het tweede deel van de verplaatsing, de gezamenlijke verplaatsing van en naar de werf (met uw camionette), berekent u opnieuw alsof dit de enige verplaatsing zou zijn. Dit systeem heeft het voordeel dat u de "progressieve stijging" van de mobiliteitsvergoedingen (en in voorkomend geval de verplaatsingsvergoeding) doorbreekt. Voorbeeld: Een van uw arbeiders komt met zijn eigen wagen naar de zetel. Daar stapt hij in de camionette waarmee hij naar de werf wordt gevoerd. Stel dat de totale werkelijke dagelijkse afstand, om van zijn woonplaats naar uw zetel en terug te rijden, 50 kilometer bedraagt en dat de totale werkelijke dagelijkse afstand, om van de zetel naar de werf en terug te rijden, 76 kilometer is. Rekening houdend met de splitsing zal u volgende bedragen moeten betalen (per dag): de Deel 1 (50 km): verplaatsingsvergoeding: 5,60 euro (= 1/5 van 28,00) en mobiliteitsvergoeding: 2,580 euro of een totaal van 8,18 euro. Deel 2 (76 km): mobiliteitsvergoeding: 4,2788 euro Per dag zal u dus een totaal van 12,4588 euro moeten betalen. Mocht er geen rekening gehouden worden met de splitsing, zou u een totaal moeten betalen van 13,1978 euro. Per maand kan dit een totaal verschil van meer dan 16,258 euro worden.
Wat moet ik eigenlijk verstaan onder opstapplaats? Onder opstapplaats wordt verstaan de op ondernemingsniveau afgesproken plaats van waaruit of tot waar de arbeider gebruikt maakt van het voertuig dat door u als werkgever ter beschikking wordt gesteld.
Kan ik kiezen wat ik betaal, ofwel verplaatsingsvergoedingen ofwel mobiliteitsvergoeding? Neen, er moet gekeken worden naar de werkelijke situatie en op basis hiervan betaalt u ofwel het ene, ofwel het andere ofwel zelfs beide. Let op: als de arbeider zich met de fiets verplaatst betaalt u noch het ene, noch het andere, maar enkel een vergoeding van 0,22 euro per km.
BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 4
Betaal ik niet dubbel? Eigenlijk niet, omdat de verplaatsingsvergoeding een andere vergoeding is dan de mobiliteitsvergoeding. Maar men kan zich inderdaad niet ontdoen van het gevoel dat men in sommige gevallen voor dezelfde verplaatsing tweemaal betaalt. Men is dan verplicht de verplaatsingsvergoeding te betalen en daar bovenop nog eens de mobiliteitsvergoeding.
Wanneer moet ik verplaatsings- en mobiliteitsvergoedingen betalen? Vooreerst dient gezegd of herhaald te worden dat u enkel verplaatsings- en mobiliteitsvergoedingen dient te betalen, wanneer de verplaatsingen buiten de werkuren vallen. Als dit het geval is, dan moet er gekeken worden naar de gebruikte vervoermiddelen. Komt de werknemer op eigen kracht naar het werk (dus met de trein, de auto, de bromfiets, de bus, de tram…), dan zal u beide vergoedingen moeten betalen, voor zover de volledige dagelijkse afstand minstens 10 km bedraagt (ongeacht of er een opstapplaats is of niet). Komt de werknemer op eigen kracht naar het werk (dus met de trein, de auto, de bromfiets, de bus, de tram…), dan zal u enkel de verplaatsingsvergoeding moeten betalen, wanneer de totale dagelijkse afstand kleiner dan 10 km bedraagt. Doet de arbeider zijn verplaatsing met de fiets dan betaalt u noch verplaatsingsvergoedingen, noch mobiliteitsvergoedingen, maar enkel een fietsvergoeding van 0,22 euro per km.
Stelt u een voertuig ter beschikking, dan betaalt u enkel een mobiliteitsvergoeding (voor zover de totale dagelijkse afstand minstens 10 km bedraagt). Een voertuig ter beschikking stellen wil zeggen dat de werknemer: - ofwel met een bedrijfswagen of met de camionette naar huis mag en vandaar rechtstreeks naar de werf of de zetel rijdt, - ofwel dat u hem oppikt of laat oppikken met uw wagen of de camionette.
Wat betalen voor welke verplaatsing? In onderstaande tabel wordt weergegeven wat er wanneer verschuldigd is:
Werknemer komt
Soort
met de fiets
vervoer (van - naar)
Woonplaats opstapplaats Woonplaats zetel Woonplaats werf Opstapplaats - zetel Opstapplaats - werf Zetel werf 1
Ver-
Werknemer komt met
U haalt de werknemer
trein, tram, bus, eigen
zelf op of laat hem
auto, brommer, …
ophalen
de camionette Ver-
ja
neen
neen
ja
ja
n.v.t.1
n.v.t.1
ja
neen
ja
neen
neen
ja
ja
ja
neen
ja
neen
ja
neen
neen
ja
ja
ja
neen
ja
neen
n.v.t.1
n.v.t.1
n.v.t.1
n.v.t.1
n.v.t.1
ja
neen
ja
neen
n.v.t.1
n.v.t.1
n.v.t.1
n.v.t.1
n.v.t.1
ja
neen
ja
neen
ja
neen
neen
ja
ja
ja
neen
ja
neen
plaatsing
Mobiliteit
Ver-
Mobiliteit
plaatsing
Mobiliteit
bedrijfswagen of over
Fietsverg.
plaatsing
Mobiliteit
Ver-
De werknemer beschikt over een
plaatsing
niet van toepassing
BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 5
Voorbeelden Om de verplaatsings- en mobiliteitsvergoedingen te verduidelijken, geven we u onderstaand een aantal voorbeelden: 1. Guy neemt 's morgens de trein om van bij hem thuis naar de zetel te komen (25 km staat er op zijn abonnement). Van daaruit vertrekken hij en zijn collega's met de camionette naar de werf (42 km totale dagelijkse afstand: bepaald via de km-teller van het voertuig). 's Avonds komt iedereen met de camionette tot op de zetel. Guy neemt dan opnieuw de trein naar huis. De afstand afgelegd met de trein is een "woonplaats-zetel"-verplaatsing. Deze wordt op eigen kracht door Guy afgelegd. Hiervoor moet u zowel een verplaatsingsvergoeding als een mobiliteitsvergoeding betalen. Voor de verplaatsing vanaf de zetel tot aan de werf en terug stelt u een camionette ter beschikking. U moet voor deze "zetel-werf"-verplaatsing enkel een mobiliteitsvergoeding betalen. 2. Steve rijdt met zijn eigen wagen van thuis tot aan de werf (98 km totale dagelijkse afstand: berekend via Mappy) Steve doet hier, volledig op eigen kracht, een "woonplaats-werf"-verplaatsing. U bent opnieuw gehouden hem voor het volledige traject zowel een verplaatsingsvergoeding als een mobiliteitsvergoeding te betalen. U moet voor Steve geen mobiliteitsvergoeding als chauffeur betalen, want hij vervoert geen collega's. 3. Mieke rijdt met de auto van het schildersbedrijf. Zij mag ermee naar huis gaan. 's Morgens rijdt zij naar een vooraf bepaalde opstapplaats om daar haar collega Vera op te pikken. Vera is naar de opstapplaats gereden met haar fiets. Samen rijden ze naar de werf (voor Mieke bedraagt de totale dagelijkse afstand van haar woonplaats tot de opstapplaats 131 km en van de opstapplaats tot aan de werf 164 km; Vera legt met haar fiets 10 km af heen en terug; de afstanden werden telkens bepaald door gebruik te maken van Mappy). Aan Mieke bent u enkel een mobiliteitsvergoeding verschuldigd. U stelt haar namelijk een voertuig ter beschikking voor zowel de "woonplaats-opstapplaats"-verplaatsing als de "opstapplaats-werf"-verplaatsing . Mieke zal voor de gehele rit de verhoogde mobiliteitsvergoeding krijgen als chauffeur, dus ook voor het traject tussen haar woonplaats en de opstapplaats dat zij alleen doet. Aan haar collega Vera zal u een fietsvergoeding moeten betalen voor de afstand die ze gedaan heeft met de fiets en enkel een mobiliteitsvergoeding voor de verplaatsing die ze samen met Mieke doet.
Hoeveel moet u nu in elke situatie betalen? Voor elk van de bovenstaande situaties worden de vergoedingen berekend op basis van Tabel A en/of de Tabel B. 1. Aan Guy betaalt u een vergoeding voor de 25 km die op zijn treinabonnement staan op basis van tabel A. Voor de "zetel-werf"-verplaatsing moet u tabel B gebruiken. Dit wil zeggen: Verplaatsing "woonplaats-zetel" 25 km met de trein (zie tabel A)
Verplaatsingsvergoeding (per week) 26,50 euro.
Mobiliteitsvergoeding (per dag) 2,1750 euro
Verplaatsingsvergoeding Verplaatsing "zetel-werf" 42 km * Mobiliteitsvergoeding (per dag) (per week) totale dagelijkse werkelijke afstand (zie tabel B) 0,00 euro 2,1672 euro * Voor deze totale afstand (42 km werkelijk) bedraagt het basisbedrag van de mobiliteitsvergoeding: 0,0516 euro per werkelijke km.
In totaal krijgt Guy dus: per dag: 9,6422 euro (= 26,50 x 1/5 + 2,1750 + 2,1672); per week: 48,211 euro (= 26,50 + 5 x 2,1750 + 5 x 2,1672)
BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 6
2. Aan Steve betaalt u de 98 km die hij met zijn eigen wagen doet op basis van tabel B. Dit wil zeggen: Verplaatsingsvergoeding Verplaatsing "woonplaats-werf" * Mobiliteitsvergoeding (per dag) (per week) 98 km totale dagelijkse werkelijke afstand (zie tabel B) 45,50 euro 5,7134 euro * Voor deze totale afstand (98 km werkelijk) bedraagt het basisbedrag van de mobiliteitsvergoeding: 0,0583 euro per werkelijke km.
In totaal krijgt Steve dus: per dag: 14,8134 euro (= 45,50 x 1/5 + 5,7134); per week: 74,067 (= 45,50 + 5 x 5,7134) 3. Aan Mieke betaalt u, rekening houdend met de splitsing, een mobiliteitsvergoeding voor 131 km werkelijke afstand en een mobiliteitsvergoeding voor 164 km werkelijke afstand, die zij met de bedrijfswagen doet op basis van tabel B. Dit wil zeggen: Verplaatsing "woonplaatsVerplaatsingsvergoeding Mobiliteitsvergoeding (per dag) opstapplaats" 131 km totale (per week) dagelijkse werkelijke afstand * 0,00 euro 17,2396 euro (zie tabel B) Verplaatsing "opstapplaats-werf" ** 164 km totale dagelijkse 0,00 euro 21,5824 euro werkelijke afstand (zie tabel B) * Voor de totale werkelijke afstand van 131 km bedraagt het basisbedrag van de mobiliteitsvergoeding: 0,1316 euro per km (Mieke krijgt de verhoogde mobiliteitsvergoeding want zij wordt ook vergoed als chauffeur, zelfs voor dit traject alleen). ** Mieke blijft natuurlijk chauffeur en krijgt dus de verhoogde mobiliteitsvergoeding van 0,1316 euro per km.
In totaal krijgt Mieke dus: per dag: 38,822 euro (=17,2396 + 21,5824); per week: 194,11 euro (=17,2396 x 5 + 21,5824 x 5) Ook voor Vera wordt gekeken naar tabel B: Verplaatsing "woonplaatsopstapplaats" met fiets 10 km totale dagelijkse werkelijke afstand
Fietsvergoeding (per dag)
Verplaatsingsvergoeding (per week)
Mobiliteitsvergoeding * (per dag)
2,20 euro
0,00 euro
0,00 euro
Verplaatsing "opstapplaats-werf" 164 km totale 0,00 euro 11,1848 euro dagelijkse werkelijke afstand (zie tabel B) * Voor de totale werkelijke afstand van 164 km bedraagt het basisbedrag van de mobiliteitsvergoeding: 0,0682 euro per werkelijke km.
In totaal krijgt Vera dus: per dag: 13,3848 euro (= 2,20 + 11,1848); per week: 66,924 euro (= 5 x 2,20 + 5 x 11,1848) Let op: in de bovenstaande voorbeelden hebben we duidelijk gemaakt hoeveel er uiteindelijk in totaliteit per dag en per week dient betaald te worden. Het is echter van groot belang dat u het totaal van de te betalen verplaatsingsvergoedingen, het totaal van de te betalen mobiliteitsvergoedingen en het totaal van de te betalen fietsvergoedingen steeds apart vermeldt op de maandelijkse loonbrieven. Al deze onderscheiden vergoedingen ondergaan namelijk een verschillend fiscaal regime. Opmerking: nieuw sedert 1 januari 2013 Opdat u de verplaatsingsvergoedingen vrijgesteld zou mogen houden tot het maximale jaarbedrag van 380 euro (inkomstenjaar 2014 – aanslagjaar 2015), dient u aan uw arbeider een geschrift te BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 7
vragen waarin hij verklaart dat hij in zijn aangifte personenbelasting geen gebruik zal maken van het bewijs van zijn werkelijke beroepskosten (maar wel van de forfaitaire beroepskostenaftrek). Enkel wanneer u dit geschrift hebt, kan u per maand max. 31,70 euro vrijstellen (d.w.z. niet onderwerpen aan de bedrijfsvoorheffing). Zonder dit geschrift dient u de verplaatsingsvergoeding volledig te laten onderwerpen aan de bedrijfsvoorheffing.
Ben ik verplicht de details van de berekening van de mobiliteitsvergoeding aan mijn arbeiders te overhandigen? Ja. Sedert 2012 dient u per trimester een schriftelijk detail af te geven aan uw arbeiders m.b.t. hun betaalde mobiliteitsvergoedingen. Let op: vanaf 1 juli 2014 bent u verplicht maandelijks een schriftelijk detail te overhandigen, samen met de loonfiche. Het detail moet minstens volgende elementen bevatten: o het aantal werkelijk afgelegde kilometers per dag (op de wijze zoals in uw onderneming afgesproken werd hoe de werkelijke afstand bepaald ging worden); o het toegekende bedrag van de mobiliteitsvergoeding per dag. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de bestaande regelingen op ondernemingsniveau met betrekking tot de wijze en de modaliteiten van de berekening van de werkelijk afgelegde afstand. Tip: het is dan ook aan te raden, mocht u dit nog niet gedaan hebben, om zo spoedig mogelijk de wijze en de modaliteiten van de berekening van de werkelijk afgelegde afstand, in overleg op ondernemingsniveau, vast te stellen (zie boven “Hoe wordt de afstand bepaald”). Uw arbeider kan u hiervan individueel vrijstellen. Het is aangewezen dat deze vrijstelling schriftelijk gebeurt. Als er een syndicale delegatie aanwezig is in de onderneming, kan deze u hiervan collectief vrijstellen. Van belang: indien u momenteel geniet van een vrijstelling, t.g.v. een individueel akkoord of een collectief akkoord, is het van belang dat voor eind september 2014 dit bestaand akkoord ofwel herbevestigd wordt ofwel een nieuw akkoord afgesloten wordt. Doet u dit niet, dan zal u vanaf 1 oktober 2014 zich niet meer kunnen beroepen op de vrijstelling van het afleveren van het schriftelijk detail.
Kan het ook anders? Ja, maar dat is veel duurder en economisch niet steeds opportuun. U kan bv. bepalen dat de werkuren beginnen te lopen vanaf 7.30 uur en dat iedereen op dit uur aanwezig moet zijn op de zetel. Van daaruit vertrekken de arbeiders samen in de camionette naar de werf. U betaalt dan slechts een verplaatsings- en mobiliteitsvergoeding – of in voorkomend geval enkel een fietsvergoeding – vanaf de woonplaats van de arbeiders tot de zetel, die dan fungeert als opstapplaats. De verplaatsing van de zetel tot aan de werf moet u niet vergoeden met een mobiliteitsvergoeding of een verplaatsingsvergoeding, maar wel met uurloon. Wat natuurlijk veel duurder is. Daarnaast moet men met dergelijke methode ook rekening houden met de grenzen van de arbeidsduur. In het algemeen impliceert dit – zonder dat we hierbij rekening houden met de wettelijk voorziene afwijkingsmogelijkheden of speciale arbeidsduurregelingen – dat de arbeiders na 8 uren (of 9 uren als men 1 uur schafttijd geeft) terug op de zetel moeten zijn. Is dit niet het geval, dan bent u in principe gehouden tot het betalen van overloon en – in voorkomend geval – het toekennen van inhaalrust.
Moet er ook een mobiliteitsplan opgesteld worden? Indien u een syndicale afvaardiging hebt in uw bedrijf, wordt er aanbevolen om in overleg met de syndicale afvaardiging een mobiliteitsplan op te maken. Dit heeft vooral de bedoeling om vermijdbare lange verplaatsingen aan te pakken. Hiervoor dient u als werkgever principes op te stellen voor het vervoer van uw arbeiders naar de bouwplaatsen, waarbij u rekening houdt met: - de plaats waar de bouwplaats gelegen is - de woonplaats van uw arbeiders - de competenties nodig op de bouwplaats. BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 8
Kan de berekening met vogelvluchtafstanden nog gebruikt worden? Neen. Sedert 1 oktober 2008 is het niet meer mogelijk om gebruik te maken van vogelvluchtafstanden.
Speciale gevallen Mijn arbeiders spreken onderling af om tot aan de zetel te rijden, vandaar gaan ze met de camionette naar de werf. Hoe zit het hier met de vergoedingen? Als u niet de opdracht hebt gegeven aan een van de arbeiders om hun collega(‘s) op te halen, komt u eigenlijk niet tussen in hun verplaatsing “woonplaats-zetel”. Dit wil dus zeggen dat ze elk recht hebben op een verplaatsingsvergoeding plus een mobiliteitsvergoeding. Hiervoor dient u voor elk van hen de afstand te bepalen (bv. via Mappy) en dan te kijken in barema B om te weten hoe hoog de vergoedingen zijn. U bent natuurlijk geen hogere vergoeding verschuldigd omdat er een arbeider chauffeur speelt of omdat hij een omweg maakt om zijn werkmakker op te pikken. Vanaf de zetel betaalt u enkel de mobiliteitsvergoeding zoals hoger in deze tekst reeds werd toegelicht.
Een van onze arbeiders wordt elke ochtend afgezet door zijn echtgenote (of iemand anders). Wat nu? Dit is van geen enkel belang. De werknemer komt op eigen kracht. U betaalt hem op basis van de werkelijke afstand een verplaatsings- en mobiliteitsvergoeding zoals weergegeven in barema B.
Nadat we 2 uren op een werf in Gent gewerkt hebben, stuur ik een van mijn arbeiders met de camionette naar een andere werf in Melle. Wat moet er nu betaald worden? Aangezien de verplaatsing gebeurt tijdens de arbeidsuren, is het uurloon voor deze verplaatsingstijd verschuldigd. U bent voor deze verplaatsing dan natuurlijk geen mobiliteits- of verplaatsingsvergoeding verschuldigd. Door het feit dat er gewerkt wordt met de werkelijke kilometers, wordt het bepalen van de mobiliteitsvergoeding voor die dag ook eenvoudiger. De werkelijke afstand die ’s morgens gereden werd naar de werf in Gent opgeteld bij de werkelijke kilometers die ’s avonds werden gereden vertrekkend vanuit Melle, vormen samen de totale dagelijkse werkelijke afstand. U kijkt in de tabel “Barema B” en ziet onmiddellijk welke vergoeding u uw chauffeur en zijn collega’s voor die dag moet betalen.
Exit van het eenvormig valorisatietarief! Omdat vanaf 1 juli 2014 een arbeider steeds recht heeft op een verplaatsingsvergoeding, wanneer hij zich buiten zijn arbeidstijd verplaatst met eigen vervoer – zelfs voor korte afstanden of deelafstanden van minder dan 10 km – verliest het eenvormig valorisatietarief zijn nut. Vandaar dat dit dan ook werd afgeschaft.
Mijn arbeider komt met zijn eigen voertuig naar de opstapplaats; deze afstand heen en terug bedraagt minder dan 10 km. Nadien stapt hij in de camionette en rijden we buiten de uren naar de werf. Soms is dit ook minder dan 10 km. Moet ik hem verplaatsings- en mobiliteitsvergoedingen betalen? U zal hem steeds de verplaatsingsvergoeding moeten betalen voor zijn verplaatsing met zijn eigen voertuig. Vanaf het ogenblik dat de totale dagelijkse werkelijke afstand die hij per dag aflegt meer dan 10 km bedraagt (u dient dus de afstanden van de 2 verplaatsingen op te tellen om dit na te gaan), zal u daarbovenop ook mobiliteitsvergoeding moeten betalen. Zowel voor de deelafstand van thuis tot de opstapplaats met zijn eigen voertuig, als voor de verplaatsing met de camionette. Ongeacht de afzonderlijke deelafstanden kleiner dan 10 km zouden zijn.
BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 9
Voorbeeld: een arbeider rijdt met de bromfiets van de woning tot aan de opstapplaats (5 km totale dagelijkse werkelijke afstand), dan met de camionette tot aan de werf (7 km totale dagelijkse werkelijke afstand). Het totaal van zijn dagelijkse werkelijke afstand bedraagt meer dan 10 km, elke deelafstand moet dus vergoed worden. Voor de afstand met de bromfiets, zal u dus zowel de verplaatsingsvergoeding moeten betalen, aangevuld met de mobiliteitsvergoeding. Voor de verplaatsing met de camionette bent u enkel gehouden tot het betalen van een mobiliteitsvergoeding. In het voorbeeld wil dit zeggen dat de arbeider zal krijgen: - voor de verplaatsing met de bromfiets: o verplaatsingsvergoeding: 10 euro per week (of 2 euro per dag) o mobiliteitsvergoeding: 5 km x 0,0516 = 0,258 euro per dag - voor de verplaatsing met de camionette: o mobiliteitsvergoeding: 7 km x 0,0516 = 0,3612 euro per dag - dit geeft een totaal van 2,6192 euro per dag of 13,096 euro per week.
Nog vragen? Indien u geconfronteerd wordt met een specifiek geval of wanneer bepaalde zaken u nog niet helemaal duidelijk zijn, kan u als Bouwunie-lid steeds contact opnemen met het nationaal secretariaat (fax: 02 253 07 45; tel: 02 588 11 00; e-mail:
[email protected]).
BOUWUNIE, UNIE VAN HET KMO-BOUWBEDRIJF Maria-Theresialaan 35, B-1800 Vilvoorde, tel. 02 588 11 00, fax 02 253 07 45, e-mail
[email protected], url www.bouwunie.be
p. 10