Trajectbegeleiding … goed bekeken !
Vlaams Overlegplatform Trajectbegeleiding september 2001
Deze brochure Trajectbegeleiding ... goed bekeken! is een uitgave van het Vlaams Overlegplatform Trajectbegeleiding, september 2001. Bijkomende exemplaren kunnen gratis aangevraagd worden op onderstaand adres (zolang de voorraad strekt): Stichting Gouverneur Kinsbergen Vormingssecretariaat Vosselaarseweg 1 2275 Gierle (Lille) tel. 014/60.12.06 fax 014/61.71.71 email :
[email protected]
2
Inhoud Inhoud
3
1.
Inleiding
4
2.
Omschrijving van trajectbegeleiding
5
2.1.
Definitie
5
2.2.
Doelgroep
5
2.3.
Trajectbegeleiding als cyclisch proces
5
2.4.
Doelen van trajectbegeleiding
8
3.
Op verhaal komen
11
4.
Voorwaarden voor trajectbegeleiding
14
4.1.
Trajectbegeleiding als functie
14
4.2.
Inhoudelijke voorwaarden
15
4.3.
Organisatorische voorwaarden
15
5.
Vlaams Overlegplatform Trajectbegeleiding
17
6.
Uitbreiding projecten trajectbegeleiding
19
7.
Literatuurlijst
20
3
1. Inleiding De laatste decennia vinden er ingrijpende veranderingen plaats op het terrein van de hulp- en dienstverlening aan personen met een handicap. Mensen willen meer greep krijgen op hun bestaan. Personen met een handicap worden niet langer beschouwd als afhankelijk en zorgbehoevend, maar als volwaardige burgers. Daarnaast is het zorgsysteem in Vlaanderen onderhevig aan een aantal kritieken. De organisatie van de hulpverlening wordt door de betrokkenen soms ervaren als star, weinig flexibel, versnipperd en slecht toegankelijk, waardoor moeilijk tegemoetgekomen kan worden aan de vragen van de cliënten en hun omgeving. Daarom streeft men tegenwoordig naar meer vraaggestuurde ondersteuning. Trajectbegeleiding situeert zich binnen deze beide ontwikkelingen. Reeds in meerdere landen bestaat deze functie van trajectbegeleiding, onder andere in de hulpverlening aan personen met een handicap. Het is het proces waarbij de persoon met een handicap en direct betrokkenen ondersteund worden om aansluitend bij hun noden en wensen een ondersteuningspakket samen te stellen en te coördineren, met als doel vorm te geven aan hun persoonlijk levensconcept. Onder "direct betrokkenen" of "directe omgeving" verstaan we de ouders en het gezin van een persoon met een handicap. De term kan ook betrekking hebben op betekenisvolle anderen (partner, broers of zussen, ...). In Vlaanderen situeert trajectbegeleiding (ook wel zorgtrajectbegeleiding genoemd) zich nog in een experimentele fase. Door de snelle ontwikkelingen op beleidsvlak en in het werkveld is het wenselijk om trajectbegeleiding helder te omschrijven. Het concept wordt in diverse beleidsnota's genoemd. Zo wordt in de nota's rond integrale jeugdzorg expliciet aandacht besteed aan de functie van trajectbegeleiding. In de algemene beleidsnota van Minister Vogels en in de regelgeving rond het persoonlijk assistentiebudget wordt de verwante term zorgconsulentschap gebruikt Ook in de begroting van het Vlaams Fonds wordt aandacht besteed aan zorgafstemming, zorgbemiddeling, (zorg)trajectbegeleiding. Het Vlaams Overlegplatform Trajectbegeleiding, waarin drie experimentele projecten (ZOOMproject in Vlaams-Brabant, Trajectbegeleiding in West-Vlaanderen en Zorgtrajectbegeleiding in Antwerpen) en het wetenschappelijk onderzoeksproject vertegenwoordigd zijn, wil met deze brochure, op basis van opgedane ervaring en onderlinge discussie, een aantal noodzakelijke voorwaarden stipuleren bij de organisatie en de inhoudelijke invulling van trajectbegeleiding. Bij het afronden van deze brochure was reeds duidelijk dat trajectbegeleiding voor de doelgroep van het Vlaams Fonds in een nieuwe fase terecht gekomen is. Immers dankzij de bijzondere subsidie vanuit het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap voor het werkingsjaar 2001 zal vanaf september 2001 (zorg)trajectbegeleiding uitgebreid worden naar alle Vlaamse provincies en Brussel. Het Vlaams Overlegplatform Trajectbegeleiding is verheugd met deze nieuwe ontwikkeling en hoopt dat op ruime schaal een constructieve dialoog op gang komt over trajectbegeleiding. Deze brochure wil daar alleszins toe bijdragen.
4
2. Omschrijving van trajectbegeleiding 2.1. Definitie Trajectbegeleiding is een vorm van procesbegeleiding waarbij de persoon met een handicap en direct betrokkenen actief ondersteund worden in het verhelderen van hun ondersteuningsbehoeften en in het samenstellen, coördineren en opvolgen van een ondersteuningspakket dat aansluit bij deze subjectief ervaren noden en wensen en dat bijdraagt aan de kwaliteit van hun leven. Trajectbegeleiding heeft een duidelijk doel voor de cliënt, nl. personen met een handicap en direct betrokkenen ondersteunen in het zoeken naar ondersteuningsvormen die een adequaat antwoord kunnen bieden op hun hulpvragen. Zowel het natuurlijk netwerk als professionele hulpverleners uit reguliere of gespecialiseerde diensten worden daarbij gemobiliseerd. Personen met een handicap en direct betrokkenen worden bijgestaan om de geboden ondersteuning te coördineren, op te volgen, te evalueren en indien nodig bij te sturen.
2.2. Doelgroep Elke persoon van wie de gelijke kansen tot sociale participatie belemmerd worden, heeft recht op trajectbegeleiding. De doelgroep van de projecten die deel uitmaken van het Vlaams Overlegplatform Trajectbegeleiding blijft echter beperkt tot de doelgroep van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gezien alle projecten van het overlegplatform voor hun werking een bijzondere subsidie ontvangen vanuit het Vlaams Fonds. Deze projecten richten zich daarom tot personen met een handicap of met een vermoeden of risico daarop, van wie de gelijke kansen tot sociale integratie belemmerd worden.
2.3. Trajectbegeleiding als cyclisch proces Trajectbegeleiding is een cyclisch proces waarbij de fasen van vraagverduidelijking, planning, bemiddeling, opvolging en evaluatie als geheel of gedeeltelijk hernomen kunnen worden gedurende het hele leven van de persoon met een handicap. We spreken pas van trajectbegeleiding wanneer alle taken opgenomen worden in het proces. 1) Vraagverduidelijking De vraagverduidelijking richt zich zowel op de persoon met een handicap als op zijn directe omgeving en kan betrekking hebben op alle voor hen relevante levensdomeinen. Vanuit hun perspectief en dat van betekenisvolle anderen worden de wensen en toekomstverwachtingen, de huidige beperkingen en mogelijkheden en de ondersteuningsbehoeften in kaart gebracht.
Hans is een jongen met een motorische en verstandelijke handicap. Hij woont bij zijn ouders en gaat overdag naar een school voor buitengewoon onderwijs. Tijdens de eerste maanden van het trajectbegeleidingsproces wordt via de MAPS-methodiek gewerkt aan het in kaart brengen van de huidige situatie van het gezin: de mensen die belangrijk zijn voor dit gezin (zowel voor Hans als voor de ouders), het levensverhaal van Hans, de mogelijkheden en beperkingen van Hans en van het gezin, ... De trajectbegeleidster leert Hans
5
beter kennen door samen dingen te doen. Tijdens de gesprekken met de ouders komen ook hun wensen, dromen en nachtmerries naar boven. De grootste droom van de ouders is dat Hans zo lang mogelijk bij hen kan blijven wonen. Tot hier toe lukt de opvang vrij goed. Moeder is sinds zijn geboorte thuis kunnen blijven om voor hem te zorgen en er zijn enkele personen die de zorg voor Hans soms kunnen overnemen (grootouders, vrienden, kortopvang). Hans staat sinds twee jaar wel op de wachtlijst van een voorziening. Hans wordt immers ouder en groter, en vooral zwaarder. Moeder kan hem niet meer alleen tillen. Vooral tijdens de schoolvakanties en de woensdagnamiddagen is dit een probleem, want dan is vader werken. Het feit dat Hans zo zwaar wordt, maakt ook dat moeder minder vlug ergens naartoe zal gaan. Vroeger nam moeder hem overal mee naartoe, nu wordt dit voor haar moeilijker. Ze zal dan ook eerder thuisblijven. Moeder vindt dit erg, want ze gaat graag met Hans een keertje op stap. Het gezin geeft aan vooral nood te hebben aan (fysieke) ondersteuning bij de verzorging van Hans op de momenten dat vader er niet is. Het gaat dan zowel om hulpmiddelen als om ondersteuning door personen. Met de nodige ondersteuning hopen zij de opname van Hans in de voorziening zolang mogelijk uit te kunnen stellen. 2) Planning Tijdens de planning bepalen de direct betrokkenen welke doelen zij willen nastreven op welke domeinen en welke stappen daarvoor moeten gezet worden. Het antwoord op deze vragen wordt vastgelegd in een ondersteuningsplan. Men gaat steeds eerst na of de persoon met een handicap of de omgeving zelf de mogelijkheden hebben om het probleem op te lossen en of er ondersteuning mogelijk is vanuit het sociale netwerk. Aanvullend bij en in nauwe samenwerking met het sociaal netwerk, kunnen algemene en specifieke hulpverleningsinstanties bepaalde ondersteuningsvormen bieden.
Steven is een jongetje met autisme en een verstandelijke handicap. Hij kan moeilijk praten. Zijn ouders vinden het belangrijk dat hij beter leert communiceren. Naast de logopedie die Steven op school krijgt, besluiten de ouders om ook een privélogopediste in te schakelen. Zij leggen hiervoor zelf de nodige contacten. De privélogopediste komt één keer per week aan huis bij Steven. In de vakanties valt de schoollogopedie weg, en de privé-logopediste kan niet meer dan één keer per week komen. De ouders betreuren dit en daarom wordt op zoek gegaan naar een student(e) logopedie. Hiervoor wordt contact opgenomen met enkele hogescholen. De trajec-begeleidster zoekt dit verder uit en legt de contacten. In aanvulling op het oefenen van de verbale vaardigheden wil men graag dat Steven ook een alternatief communicatiesysteem leert hanteren. Op school gebruikt hij pictogrammen. Dit zal thuis ook ingevoerd worden. De trajectbegeleidster brengt een aantal picto's mee en moeder maakt hiermee een boekje voor Steven. Moeder wil ook graag een dag- of weekschema invoeren. De trajectbegeleidster en moeder bekijken samen welke picto's zeker nodig zijn voor Steven: hoe zien zijn dagen er uit tijdens het schooljaar en de vakanties? De ouders vragen zich af of Steven ook via de computer kan leren communiceren. Steven speelt graag met de computer en kan er aardig mee overweg. Om de mogelijkheden op het vlak van (computer)programma's te onderzoeken brengt de trajectbegeleidster het gezin in contact met MODEM, communicatie- en computercentrum. De ouders maken een afspraak om met Steven de verschillende mogelijkheden te gaan verkennen en te zien hoe hij reageert.
6
De school neemt het initiatief om een overleg te plannen met de privé-logopediste, de logopediste van de school en moeder. De bedoeling is om afspraken te maken omtrent de logopedie die Steven krijgt. Moeder zal tijdens het overleg ook het gebruik van de computer ter sprake brengen. 3) Bemiddeling De trajectbegeleider zoekt en mobiliseert samen met de betrokkenen de nodige hulpbronnen in de samenleving. Tijdens de bemiddeling wordt er met personen of instanties onderhandeld om een aangepast ondersteuningsaanbod op maat van de ondersteuningsnoden van de cliënt te verkrijgen. De trajectbegeleider zorgt ervoor dat de ondersteuning vanuit het sociale netwerk, de gewone of de specifieke hulpverleningsdiensten op een gecoördineerde en voor de betrokkenen inzichtelijke wijze verloopt. Samen met de betrokkenen zoekt de trajectbegeleider creatief en met een open ingesteldheid naar adequate ondersteuningsvormen.
Kevin is een kindje met een diep verstandelijke en zwaar motorische handicap. Om te helpen bij zijn verzorging beslist moeder een dienst thuisverpleging in te schakelen. Door de gezondheidsproblemen van Kevin is het nodig dat de verpleegsters regelmatig komen. De trajectbegeleidster neemt contact op met het ziekenfonds van het gezin met de vraag naar thuisverpleging. In samenspraak met de verpleging en het gezin wordt afgesproken dat de verpleegsters drie keer per dag komen voor de verzorging van Kevin en dit zeven dagen op zeven. De tijdstippen worden vastgelegd, maar kunnen op vraag van beide partijen gewijzigd worden. Omwille van de complexe problematiek wordt een overleg georganiseerd met moeder, grootmoeder (die een groot deel van de verzorging op zich neemt), de thuisverpleging, de kinesiste die dagelijks komt, de huisarts die wekelijks bij Kevin komt en de trajectbegeleidster. De sociale dienst van het ziekenfonds kan niet aanwezig zijn, maar wordt op de hoogte gehouden van de afspraken. De trajectbegeleidster bereidt met moeder het overleg voor, zodat moeder de bespreking kan leiden en haar belangrijkste vragen en wensen naar voor kan brengen. Op het overleg wordt voornamelijk afgesproken hoe de concrete verzorging van Kevin verloopt: wanneer mag/moet hij geaspireerd worden, in welke positie wordt hij best gelegd na de verzorging, welke hulpmiddelen zijn nodig en dergelijke. De huisarts schetst de medische situatie van Kevin. Tenslotte wordt afgesproken om een schriftje te maken dat in het gezin van Kevin blijft en waarin iedere hulpverlener de belangrijke dingen opschrijft. Op vraag van één van de betrokkenen kan zonodig een nieuw overleg gepland worden. De trajectbegeleidster maakt verslag van de bijeenkomst. Zij neemt ook regelmatig contact op met de betrokken hulpverleners om te horen hoe het loopt. Wanneer er nieuwe medische informatie is (bv. na een onderzoek in het ziekenhuis), wordt die onmiddellijk doorgegeven. 4) Opvolging en evaluatie Tenslotte zal de uitvoering van het ondersteuningsproces vanuit het perspectief van de betrokkenen kritisch bewaakt en opgevolgd worden zodat bijsturing of aanpassing mogelijk is. Indien nodig ondersteunt de trajectbegeleider de betrokkenen om op te komen voor hun eigen mening en belangen ten aanzien van andere hulpverleningsinstanties, zonder hem/haar verantwoordelijkheid te ontnemen. Door ook bij belangrijke overgangsmomenten telkens opnieuw een beroep te kunnen doen op trajectbegeleiding wordt een grotere continuïteit van de ondersteuning beoogd in verschillende levensperioden.
7
Maarten is een persoon met autisme en een licht tot matig verstandelijke handicap. Omdat hij liever niet in groep woont met andere personen met een handicap, wordt voor hem een jaartje wonen in een trainingshuis met ondersteuning van Begeleid Wonen geregeld. Het trainingshuis is ideaal om zijn mogelijkheden en ondersteuningsnoden op het vlak van wonen te leren kennen, en de ondersteuning concrete vorm te geven. Tijdens het trainingsjaar komt het "woonteam", bestaande uit Maarten, zijn moeder, een begeleidster uit het dagcentrum, Begeleid Wonen en de trajectbegeleidster regelmatig samen. Trajectbegeleiding zorgt voor de organisatie van deze bijeenkomsten. Tijdens deze bijeenkomsten wordt het wonen van Maarten geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd. Maarten blijkt zich te kunnen handhaven in het trainingshuis, maar iedereen is het er over eens dat sommige zaken moeilijk blijven. Maarten kan toch nog wat meer (al dan niet professionele) ondersteuning gebruiken en wil in een buurt wonen waar wat meer sociaal contact mogelijk is.
2.4. Doelen van trajectbegeleiding 1) Kwaliteit van leven De uiteindelijke betrachting van trajectbegeleiding is het bevorderen van de kwaliteit van leven. Deze wordt zowel door objectieve omstandigheden als door subjectieve factoren bepaald. Voorbeelden van subjectieve factoren zijn : de tevredenheid van mensen over bepaalde levensomstandigheden, de waarde of het belang dat ze hechten aan bepaalde aspecten, de mate waarin ze controle ervaren over de voor hen belangrijke mogelijkheden in het leven en de mate waarin ze mogelijkheden tot verandering of verbetering ervaren in een bepaald levensdomein. Deze subjectieve percepties, die zeer bepalend zijn voor de ervaren levenskwaliteit, sturen in sterke mate het proces van trajectbegeleiding. Er wordt met de persoon met een handicap en direct betrokkenen een individueel traject afgelegd, waarbij hun perspectief op wat de kwaliteit van hun leven bepaalt, centraal staat. O'Brien omschreef in 1992 vijf hefbomen om op een gerichte wijze de levenskwaliteit van mensen met een handicap te optimaliseren. Zij moeten de kans krijgen om (1) volwaardig te participeren aan de samenleving, (2) gerespecteerd en gewaardeerd te worden, (3) zelf keuzes te maken, beslissingen te nemen en invloed uit te oefenen op hun omgeving, (4) betekenisvolle relaties te onderhouden met familie, vrienden en kennissen en (5) eigen mogelijkheden en competenties te benutten en verder te ontwikkelen. Omdat trajectbegeleiding deze principes als leidraad neemt bij het plannen en coördineren van ondersteuningsvormen, kan ze een bijdrage leveren aan een betere kwaliteit van leven voor personen met een handicap en hun directe omgeving.
Marie is op zoek naar een leuke dagbesteding. Ze heeft verschillende proefperiodes in dagcentra achter de rug, maar nergens kan ze blijven. Omwille van haar epilepsie denken Marie en haar ouders enkel aan thuiswerk. Maar Marie zelf wil graag een zinvolle activiteit die ook nieuwe sociale contacten oplevert. Met de hulp van de trajectbegeleidster worden alternatieven buitenshuis gezocht. Uiteindelijk komt er een leuke dagbesteding uit de bus, waarin Marie zich heel competent voelt. Zij draait nu op vrijwillige basis mee in de refterdienst van de school voor buitengewoon onderwijs, vlak in de buurt. De school heeft meerdere leerlingen met epilepsie, waardoor de ongerustheid bij Marie en de ouders is weggenomen. Marie zelf is er echter niet als leerling, maar als een gelijkwaardige collega in de refter. Zij leert het personeel kennen en schiet goed op met de leerlingen. Op eigen initiatief gaat Marie nu sinds enkele
8
weken ook begeleid zwemmen, een droom die zij al lang koesterde, maar waartoe zij zichzelf niet in staat achtte. Haar leven zit in een positieve spiraal. 2) Vraaggestuurde ondersteuning en empowerment Trajectbegeleiding kadert binnen de evolutie van een aanbodgestuurd zorgmodel naar een vraaggestuurd ondersteuningsmodel. Met begrippen als keuzevrijheid, zelfbeschikking, autonomie en participatie wil men de veranderde positie van de cliënt ten aanzien van de hulpverlening definiëren. Personen met een handicap en hun ouders willen hun leven inrichten zoals ze dat zelf willen, rekening houdend met eigen mogelijkheden, wensen en voorkeuren. Ze willen meer greep krijgen op hun eigen bestaansontwerp. Ze willen zeggingschap over en keuzevrijheid in de ondersteuning die ze nodig hebben om hun levensdoelen te verwezenlijken. Daarom moeten de betrokkenen zelf de regie in handen hebben van hun eigen ondersteuningsproces. We noemen ondersteuning vraaggestuurd wanneer ze (a) geboden wordt op momenten en plaatsen en op een wijze die aansluiten bij wat de gebruiker wil én (b) ondersteuning biedt bij de invulling van zijn of haar leven. Trajectbegeleiding is een manier om deze vraaggestuurde ondersteuning te realiseren. Trajectbegeleiding wil de positie van personen met een handicap en direct betrokkenen versterken, hen mondiger maken en hen ondersteunen bij het opkomen voor hun rechten en bij het maken van keuzes. Empowerment is slechts mogelijk vanuit een basisvisie dat mensen met een handicap en hun omgeving niet afhankelijk, zorgbehoevend en passieve zorgconsumenten zijn, maar capaciteiten en mogelijkheden hebben om een eigen invulling aan hun leven te geven. Empowerment verwijst naar het respect voor en het vertrouwen in de mogelijkheden van de persoon met een handicap en direct betrokkenen, zonder de realiteit van de grenzen ervan te negeren. Mensen met een handicap en direct betrokkenen moeten de kans krijgen om uit te zoeken welke hun (toekomst)wensen en verwachtingen zijn en welke ondersteuningsnoden en hulpvragen zij hebben op verschillende levensdomeinen. Trajectbegeleiding ondersteunt dit proces van vraagverduidelijking. Vervolgens gaat een trajectbegeleider samen met de betrokkenen op zoek naar een geïndividualiseerd ondersteuningspakket dat optimaal tegemoet komt aan hun vragen en noden en uitgaat van hun mogelijkheden en prioriteiten. Niet het bestaande voorzieningensysteem ('system-centered'), maar de noden, wensen en mogelijkheden van de persoon met een handicap en zijn directe omgeving ('person-centered') vormen het vertrekpunt van dit zoekproces. In die zin gaat trajectbegeleiding verder dan het afstemmen van het zorgaanbod op de zorgvraag binnen de context van voorzieningen. Er moet een ondersteuningspakket kunnen samengesteld worden buiten de grenzen van professionele diensten en over de grenzen van bestaande sectoren heen.
Sofie is een vijfjarige kleuter met het syndroom van Down. De ouders kiezen voor inclusief onderwijs, dus gaat ze naar een gewone kleuterschool. Na een tijdje klaagt de juf over het feit dat Sofie zich niet aan de klasafspraken houdt. Ze heeft ook veel extra werk omdat ze voor Sofie andere taakjes moet voorbereiden dan voor de rest van de klas. Zij suggereert aan de ouders dat het voor Sofie toch beter zou zijn om naar een school voor buitengewoon onderwijs over te stappen. Er worden verschillende alternatieven overwogen: de stap naar het buitengewoon onderwijs, blijven in de gewone school en extra ondersteuning zoeken voor de leerkracht, een andere school zoeken, ... Ondanks de weerstand ondersteunt de trajectbegeleider de ouders in hun keuze voor inclusief onderwijs in de buurtschool. Samen met de leerkracht en de ouders komen ze tot een aantal alternatieve afspraken. Er wordt een studente pedagogiek ingeschakeld om de leerkracht te helpen bij het voorbereiden en maken van de opdrachten. Tevens worden contacten gelegd met de nabijgelegen school voor buitengewoon onderwijs met het oog op extra gedragsondersteuning voor Sofie. De juf ziet het zo wel zitten. Op deze wijze
9
blijft het mogelijk om aan de vraag van de ouders tegemoet te komen. Maarten wil graag gaan werken. In overleg met zijn ouders en het dagcentrum kan hij deeltijds aan de slag in een sociale werkplaats. De werkplaats eist echter met klem dat het functioneren van Maarten zonder zijn medeweten met de ouders en de trajectbegeleidster kan besproken worden. De ouders hebben echter de gewoonte om alles met Maarten op zijn niveau uit te praten en willen dat nu niet anders. De trajectbegeleidster steunt hen in deze keuze. Het probleem wordt aan Maarten zelf voorgelegd. Samen met zijn ouders beslist hij de samenwerking met de sociale werkplaats stop te zetten. 3) Inclusie en sociale netwerkvorming Trajectbegeleiding wordt ook in verband gebracht met inclusie en 'community care'. De basisidee is dat mensen met een handicap volwaardig moeten kunnen participeren aan onze samenleving. Ondersteuningsvormen moeten zo georganiseerd worden dat personen met een handicap binnen hun natuurlijke omgeving kunnen wonen, onderwijs volgen, werken en vrije tijd besteden. Het accent ligt daarbij niet enkel op de plaats (in de gewone, natuurlijke samenlevingsverbanden), maar tevens en vooral op de gelijkwaardige positie en de relationele betrokkenheid van mensen met en zonder handicap. Trajectbegeleiding wordt beschouwd als een middel om dergelijke inclusieve en gemeenschapsgerichte ondersteuningsvormen te realiseren, aangepast aan de specifieke mogelijkheden en noden van de betrokken personen met een handicap. In een inclusieve samenleving wordt de diversiteit in perspectieven en levensstijlen van mensen gerespecteerd en gewaardeerd.
Geert zoekt een extra vrijetijdsbesteding in het weekend, want soms verveelt hij zich thuis en dan is een conflict nooit ver af. Hij gaat al om de twee weken naar de jeugdbeweging voor personen met een handicap en tijdens de week is hij op het dagcentrum. Geert wil graag iets met bloemen en planten doen. De trajectbegeleidster stelt voor om op zoek te gaan buiten de gehandicaptenzorg. De ouders van Geert geloven niet echt dat zoiets kan lukken, maar stellen voldoende vertrouwen in de trajectbegeleidster om haar een kans te geven. De tweede bloemenwinkel die de trajectbegeleidster contacteert, is dadelijk bereid om het met Geert uit te proberen. Geert gaat daar nu al negen maanden elke zaterdag voormiddag vrijwillig plantjes stekken. Samen met zijn collega's zingt hij alle Vlaamse schlagers op de radio uit volle borst mee. De ouders zijn heel fier op hun zoon en vertellen dat aan iedereen die het wil horen. Geert voelt zich kiplekker in 'zijn' bloemenwinkel. Ondertussen is de begeleiding in de bloemenwinkel doorgegeven aan een dienst voor begeleid werken. 4) Coördinatie en continuïteit Trajectbegeleiding wil mensen met een handicap en hun directe omgeving informeren over en wegwijs maken in de doolhof van mogelijke ondersteuningsvormen. De begeleiding is erop gericht om de ondersteuning vanuit diverse bronnen en diensten te combineren, op elkaar af te stemmen en te coördineren. Door bij belangrijke (overgangs)momenten telkens opnieuw een beroep te kunnen doen op trajectbegeleiding, wordt een grotere continuïteit van de ondersteuning beoogd in verschillende levensperioden. Ook op beleidsniveau kan trajectbegeleiding een signaalfunctie vervullen om bestaande diensten en voorzieningen beter op elkaar af te stemmen en hiaten in het aanbod te vermijden.
10
3. Op verhaal komen Joris is 15 jaar als hij bij trajectbegeleiding wordt aangemeld. Hij heeft een matig verstandelijke handicap en ligt vaak in conflict met zijn omgeving. Joris verbleef reeds in twee voorzieningen en moet nu binnen enkele maanden weg uit het observatiecentrum. Noch de ouders, noch het centrum vinden een geschikte plaats. Kan trajectbegeleiding hen helpen? De trajectbegeleidster houdt eerst een gesprek met de ouders en de contactpersoon van het observatiecentrum. Zonder Joris, op uitdrukkelijk verzoek van de ouders. Ze legt eerst uit wat trajectbegeleiding precies inhoudt en stemt de wederzijdse verwachtingen op mekaar af. De ouders zien in dat trajectbegeleiding geen wondermiddel is, maar hun nood is zo groot dat elke hulp welkom is. Bedenktijd is niet nodig. Ze willen onmiddellijk van start gaan. De eerste hulpvraag is het vinden van een geschikte opvang voor Joris. De ouders kunnen het niet aan om hem terug thuis te hebben en willen vermijden dat ze over enkele maanden door de omstandigheden gedwongen worden om dit toch te doen. Dit is al eens een keer gebeurd, en liep toen slecht af. Een goede plek om te wonen wordt dus het eerste werkpunt voor de trajectbegeleiding. Op de eerste, wekelijkse gesprekken zijn alleen de ouders aanwezig. De trajectbegeleidster volgt daarmee het uitdrukkelijk verzoek van de ouders om Joris er voorlopig niet bij te betrekken. Zij menen dat hij het momenteel emotioneel niet aankan om daar over te praten. De trajectbegeleidster start daarom met het verhelderen van de vraag van de ouders : is het hun wens dat Joris op internaat blijft of niet, waarom, wat verwachten ze van dit internaat, ... ? De ouders geven nogmaals duidelijk aan dat terug naar huis komen veel te belastend is voor zowel het gezin als voor Joris. Ze vertellen ook dat er al zoveel hulpverleners gepasseerd zijn, dat ze het praten moe zijn. Liever willen ze morgen een opvang voor hun zoon. De trajectbegeleidster gaat hiermee aan de slag. Ze meldt Joris aan bij diverse voorzieningen, ook degenen die reeds vroeger door de ouders gecontacteerd zijn. De ouders hebben een duidelijke voorkeur voor een voorziening in de buurt, maar daar is Joris reeds geweigerd op basis van zijn gedragsproblemen. Zoals verwacht blijven de deuren gesloten : ofwel is er de komende maanden geen vooruitzicht op een open plaats, ofwel is het niveau van Joris te hoog of te laag, ofwel wordt hij geweigerd omwille van zijn gedragsproblemen. Uiteindelijk worden drie schoolinternaten gevonden waar volgend schooljaar plaats is voor Joris. Eén ervan wordt geschrapt omwille van de grote afstand. De twee andere internaten worden bezocht. De trajectbegeleidster gaat telkens mee. De ouders hebben het moeilijk met de beperkte weekend- en vakantieopvang en begeleiding van ouders. Daarbij komt dat beide internaten toch nog vrij ver verwijderd zijn van hun woonplaats. Maar uiteindelijk maken ze toch hun keuze: Joris is graag buiten, speelt graag en op dat internaat heeft hij de ruimte en de vrijheid hiervoor. De ouders willen geen definitieve beslissing nemen zonder Joris erbij te betrekken. Het moment is rijp om alles met Joris door te praten en een bezoek te plannen aan het internaat. Gelukkig bevalt het hem en enkele weken later verhuist hij. Maar daarmee is de trajectbegeleiding niet afgelopen. De ouders hebben ook nu nog iemand nodig die hen kan ondersteunen. In de gesprekken komt hun grote ongerustheid naar boven. Gaat het wel lukken met dit internaat? Door een slechte communicatie is het
11
vroeger al eens grondig misgelopen met een internaat. Hoe kan dit nu anders, beter? En zal Joris ondanks zijn probleemgedrag welkom blijven? Door hieraan te werken groeit het vertrouwen van de ouders in trajectbegeleiding. De acute woonnood is weg en de ondersteuning wordt geleidelijk opengetrokken naar nieuwe domeinen : vrije tijd, relaties, juridische aspecten. De ouders vinden het belangrijk dat Joris zijn vrije tijd beter leert invullen in de weekends dat hij thuis is. Hij kan zich immers moeilijk alleen bezig houden en eist veel aandacht van de ouders. Dit maakt de weekends en vakantieperiodes voor hen vermoeiend. De trajectbegeleidster stelt voor om hieraan met Joris zelf te werken. De ouders gaan akkoord. Een teken van vertrouwen. De ouders hebben nog een zorg. Joris is de laatste tijd veel met zijn seksualiteit bezig. Hij daagt uit, zowel fysiek als verbaal. Dit leidt regelmatig tot conflicten. Zij proberen hierover met hem te praten, maar Joris lacht alles weg. Ze vinden het belangrijk dat hij op een sociaal wenselijke manier leert omgaan met zijn eigen seksualiteit en relaties kan aangaan met anderen. De trajectbegeleidster gaat op zoek naar mogelijke vorming hierrond en schakelt het internaat en een psychologe in om de begeleiding concreet op te nemen. De trajectbegeleidster gaat ook zelf actief aan de slag met Joris. Na een eerste kennismakend gesprek vindt Joris het goed dat de trajectbegeleidster hem regelmatig op het internaat komt bezoeken. Dit gebeurt ongeveer driewekelijks, naargelang de vragen en behoeften van Joris. De trajectbegeleidster hanteert daarbij de methodiek van persoonlijke toekomstplanning. Tijdens de eerste maanden handelen de gesprekken over Joris zelf: wat hij graag doet, waar hij goed in is, welke mensen voor hem belangrijk zijn, wat hij (niet) zelf kan kiezen, zijn levensverhaal. Joris vertelt veel over sport (zijn favoriete hobby), zijn ouders en vooral zichzelf. Hij is een heel spontane jongen, die geniet van de dingen die hij heeft en kan doen, hoewel hij van alles liever meer heeft... Alles wat Joris vertelt, wordt schematisch op een flap opgetekend. Joris krijgt van elke flap een kopie die hij bewaart in zijn persoonlijke kaft van trajectbegeleiding. Hij krijgt ook de verslagen die de trajectbegeleidster maakt van hun gesprekken. Hij vindt lezen moeilijk, maar als hij dit wenst wordt de inhoud samen overlopen. Zo weet hij wat er over hem geschreven staat. De flappen die de trajectbegeleidster met Joris maakt, worden ook met de ouders overlopen. Joris weet dit en bepaalt zelf wat wordt opgeschreven en wat niet. De gesprekken verlopen aanvankelijk heel wisselvallig. Het is voor hem niet gemakkelijk om zich lange tijd op eenzelfde onderwerp te concentreren. Soms wil hij liever niet over 'serieuze' dingen praten en dan gaat het over alledaagse dingen die hem bezighouden. Soms maken ze gewoon even een wandeling. Joris bepaalt grotendeels hoe de gesprekken eruit zien. Dit versterkt het vertrouwen en maakt hem duidelijk dat hij bepaalt hoe ver hij wil gaan. Uit de gesprekken komt duidelijk naar voor dat ook Joris op zoek is naar een leuke vrijetijdsbesteding in het weekend. Maar kiezen is niet gemakkelijk. De trajectbegeleidster verzamelt pictogrammen over vrijetijdsbesteding en aan de hand hiervan kiest Joris een reeks activiteiten uit die hij graag doet. Deze rangschikt hij naargelang zijn voorkeur. Hoewel Joris kan lezen, is het voor hem makkelijker en leuker om zich op pictogrammen te concentreren. Joris wil graag terug naar een jeugdbeweging. Vroeger was hij er lid van, maar het liep mis omwille van zijn moeilijk gedrag. Alle jeugdbewegingen in de buurt van zijn woonplaats worden gecontacteerd, zodat hij er met zijn fiets naartoe kan. Ook voor Joris blijft wonen een belangrijk thema. De trajectbegeleidster verkent zijn dromen en wensen op dit vlak aan de hand van pictogrammen. Hij geeft vaak aan dat hij liever terug thuis wil wonen. Aangezien Joris de laatste maanden minder gedragsproble-
12
men stelt in de weekends dat hij thuis is, vinden de ouders het bespreekbaar om hem elk weekend naar huis te laten komen. Maar dan moeten er eerst nog wel een reeks hindernissen uit de weg genomen worden: het vervoer tussen het internaat en thuis, voldoende activiteiten voor Joris en voldoende ondersteuning voor beide ouders. Vader kan vanwege zijn werk Joris maar om de veertien dagen gaan halen en wegbrengen. Moeder kan helemaal niet weg. Samen met de trajectbegeleidster zoeken ze andere oplossingen : familie, mindermobielencentrale, maar vooral Joris zelfstandig leren reizen met het openbaar vervoer. Ondertussen blijven de ouders wensen dat Joris in een voorziening van het Vlaams Fonds kan opgenomen worden, dicht in de buurt. Nu moet Joris in de weekends en vakanties naar een opvangcentrum aan zee, en dit vindt hij zelf niet leuk. Beslist wordt om Joris op de centrale wachtlijst te plaatsen. De vrees dat Joris plots niet meer op zijn huidige internaat kan blijven is er evenwel niet meer. Er zijn voldoende contacten tussen ouders, de school en het internaat en alles loopt redelijk goed met Joris. De trajectbegeleidster onderhoudt met iedereen regelmatig contact en ondersteunt de ouders in het communiceren van hun wensen en noden naar de andere professionele hulpverleners. Samen timmeren ze aan de weg.
13
4. Voorwaarden voor trajectbegeleiding 4.1. Trajectbegeleiding als functie Trajectbegeleiding is één van de (voor)trajectfuncties die bijdragen tot de realisatie van vraaggestuurde ondersteuning. De term voortraject betekent geenszins dat het uitsluitend om een of andere vorm van toeleiding zou gaan naar een bestaande zorgvorm binnen de context van het Vlaams Fonds. De nadruk ligt op de vraagverduidelijking en op het plannen en mobiliseren van gewenste ondersteuningsvormen. Deze kunnen zowel in het sociaal netwerk als in de reguliere en gespecialiseerde sectoren van de hulpverlening gevonden worden. We stellen vast dat het beleid de laatste jaren slechts beperkt geïnvesteerd heeft in de kwaliteit van deze functies. Investeren in de (voor)trajectfuncties sluit nochtans aan bij belangrijke beleidsopties zoals het herwaarderen van de mantelzorg, het belang van preventie, inclusie en integrale jeugdzorg en het realiseren van meer vraaggestuurde ondersteuning. Het overlegplatform beschouwt trajectbegeleiding als een functie. Onder functie verstaan we het vervullen van een taak of een reeks van taken en activiteiten. Activiteiten zijn een verbijzondering van taken. De typische taken binnen trajectbegeleiding zijn: vraagverduidelijking, planning, bemiddeling, opvolging en evaluatie. Een functie binnen de hulp- en dienstverlening is een bundeling van activiteiten die uitgevoerd kan worden door al dan niet professionele hulpverleners om een antwoord te kunnen bieden op de verschillende ondersteuningsnoden van een persoon. Deze activiteiten kunnen zich situeren op verschillende domeinen, uitgevoerd worden op verschillende plaatsen en verschillen naar intensiteit. Trajectbegeleiding veronderstelt bovendien een manier van werken, een manier waarop trajectbegeleiders zich verhouden tot 'cliënten'. Het gaat om het werken met netwerken, het vraaggestuurd, het inclusief en het empowerend werken en het volwaardig partnerschap. Centraal staan de betrokkenheid van de personen met een handicap en direct betrokkenen en het eigen keuzeen beslissingsrecht bij het samenstellen, opvolgen en evalueren van hun ondersteuning. Deze werkwijze is uiteraard niet exclusief voor trajectbegeleiding. Integendeel, de werkwijze zou in principe door alle professionele diensten en voorzieningen voor personen met een handicap toegepast moeten worden. Bestaande diensten en voorzieningen moeten/kunnen de principes en de wijze van werken van trajectbegeleiding toepassen binnen hun eigen werking. Trajectbegeleiding omschrijven als een functie of een geheel van taken zegt nog niets over de keuze naar organisatievorm toe. Wel heeft het overlegplatform de voorwaarden vastgelegd waaraan de organisatie van trajectbegeleiding moet voldoen opdat de werkwijze en de doelstellingen van trajectbegeleiding optimaal gerealiseerd zouden kunnen worden. Zonder deze voorwaarden kan men niet spreken van trajectbegeleiding. We willen opmerken dat de omschrijving van trajectbegeleiding als functie geen uitspraak doet over het domein, de plaats en de intensiteit van de uitvoering van deze functie. Dit is steeds afhankelijk van de cliënt. Trajectbegeleiding wordt niet gekoppeld aan een vooraf bepaald beroep. Het beschrijven van trajectbegeleiding als een functie laat toe dat personen er een beroep op kunnen doen los van andere functies en eventueel zelfs voor er sprake is van de uitvoering van andere zorgfuncties. Bovendien kan men door het te omschrijven als een apart takenpakket de trajectbegeleider erkennen in zijn of haar functie. Tenslotte maakt een omschrijving van tra-
14
jectbegeleiding als functie duidelijk dat trajectbegeleiding ook taken op organisatorisch niveau, over de voorzieningen heen bevat.
4.2. Inhoudelijke voorwaarden Om te kunnen spreken van trajectbegeleiding moet inhoudelijk aan volgende voorwaarden worden voldaan: 1) Trajectbegeleiding is vrijwillig, rechtstreeks toegankelijk en start op vraag van de persoon met een handicap en/of personen uit zijn directe omgeving. 2) De persoon met een handicap en zijn omgeving worden actief ondersteund om eigen keuzes te maken en hun eigen leven vorm te geven (empowerment). Zij zijn de primaire actoren. Hun keuzes, hun noden en hun perspectief zijn sturend voor de doelen die vooropgesteld worden en voor de acties die ondernomen worden. 3) De betrokkenen worden aangemoedigd en ondersteund om hun eigen krachten, competenties en (groei-)mogelijkheden te benutten en verder te ontwikkelen. 4) Er bestaat een volwaardig partnerschap tussen de persoon met een handicap resp. direct betrokkenen en de trajectbegeleider. Deze wordt onder meer gekenmerkt door het nastreven van een gemeenschappelijk doel, het samen nemen van beslissingen, een eerlijke en open communicatie, nabijheid en vertrouwen en wederzijds respect. In dialoog worden mogelijke perspectieven bespreekbaar gemaakt. 5) Het sociaal netwerk krijgt, in overleg met de betrokkenen, een centrale rol in het proces van trajectbegeleiding. Samen met de betrokkenen probeert men relaties van wederzijdse verbondenheid en steun van voor hen betekenisvolle anderen uit te bouwen en te versterken. 6) Er wordt zoveel mogelijk en in overeenstemming met de wens van de betrokkenen naar inclusieve ondersteuningsvormen gezocht, die het mogelijk maken dat een persoon met een handicap in zijn natuurlijke omgeving kan blijven. Leden van het sociaal netwerk, reguliere en gespecialiseerde diensten of hulpverleners bieden daarbij ondersteuning, op een wijze die aangepast is aan de noden en mogelijkheden van de betrokkenen. 7) Trajectbegeleiding is een cyclisch proces waarbij de fasen van vraagverduidelijking, planning, bemiddeling, opvolging en evaluatie als geheel of gedeeltelijk hernomen kunnen worden gedurende het hele leven van de persoon met een handicap.
4.3. Organisatorische voorwaarden 1) De toegang tot trajectbegeleiding moet zo laagdrempelig mogelijk zijn. Dat impliceert onder andere dat het goed bekend is bij personen met een handicap en direct betrokkenen, dat het makkelijk bereikbaar is, niet geassocieerd wordt met bestaande diensten of voorzieningen en dat aan zo weinig mogelijk voorwaarden moet voldaan worden om er gebruik van te maken. 2) Trajectbegeleiders werken in teamverband. Een begeleiding wordt op een integrale en niet gefragmenteerde wijze uitgevoerd. Een trajectbegeleidingsteam is niet noodzakelijk multidisciplinair. Wel moet het voldoende expertise hebben inzake vraaggestuurde methodieken, mogelijke ondersteuningsvormen voor personen met een handicap in het reguliere en specifieke circuit en mogelijkheden om de communicatie te kunnen aangaan met de persoon met een handicap en direct betrokkenen. Trajectbegeleiders dienen achter de principes van trajectbegeleiding te staan.
15
3) Trajectbegeleidingsteams zijn autonoom en onafhankelijk in hun werking. Vanuit het perspectief van de persoon met een handicap en zijn omgeving betekent dit a.
dat de betrokkenen centraal staan en niet beperkt worden in de keuzes die ze kunnen maken. b. dat de betrokkenen rechtstreeks toegang hebben tot de functie trajectbegeleiding. De organisatievorm van trajectbegeleiding moet dit garanderen door minimaal c.
d.
e. f.
een onafhankelijke positie in te nemen ten aanzien van het 'aanbod', d.i. de concrete uitvoering van de ondersteuningsvormen die gepland, gecoördineerd en opgevolgd worden. opgevolgd te worden door een breed en evenwichtig samengestelde stuurgroep. In deze stuurgroep zijn de verschillende actoren binnen de gehandicaptensector (gebruikers, diensten en voorzieningen) maar ook vertegenwoordigers van reguliere diensten en voorzieningen en van belendende sectoren aanwezig. Deze stuurgroep heeft als doel de werking van trajectbegeleiding inhoudelijk en organisatorisch te begeleiden, te ondersteunen, te sturen en te evalueren en de onafhankelijke werking van het team te bewaken. zich open te stellen voor alle personen uit de regio behorend tot de doelgroep. georganiseerd te worden volgens de onafhankelijke variant. Dit betekent dat trajectbegeleiders enkel de functie van trajectbegeleiding uitvoeren en daarnaast geen andere (bv. diagnostische of begeleidingsgerichte) taken op zich nemen.
Trajectbegeleiding wordt bij voorkeur los van reeds bestaande diensten en voorzieningen georganiseerd wat betreft locatie, financiën en hiërarchische organisatiestructuur omdat dit de meeste garanties biedt voor de onafhankelijke werking van trajectbegeleiding. 4) Trajectbegeleiding moet regionaal ingebed zijn : a. b.
c.
vooreerst dient er een structureel verband te bestaan met andere functies die regionaal georganiseerd worden. daarnaast dienen zowel op beleidsvlak (bv. stuurgroep) als in de concrete werking structurele samenwerkingsverbanden uitgebouwd te worden met reguliere en specifieke diensten in de regio en met gebruikersorganisaties, zonder dat dit de individuele keuzevrijheid van de cliënt belemmert. In die zin is de werking van trajectbegeleiding sectoroverschrijdend en integraal. tenslotte dienen er kanalen uitgewerkt te worden waardoor trajectbegeleiders ook hun signaalfunctie op vlak van structurele tekorten kunnen waarmaken. Zo kan trajectbegeleiding een hefboom zijn voor een betere zorgafstemming binnen een bepaalde regio.
5) Trajectbegeleiding kan op alle leeftijden aangeboden worden. Trajectbegeleiders kunnen zich wel specialiseren in trajectbegeleiding voor kinderen of voor volwassenen op voorwaarde dat ze deze blijven begeleiden tijdens overgangsfasen. Trajectbegeleiding is in principe niet leeftijdsgebonden. 6) Duur en intensiteit liggen niet op voorhand vast en worden bepaald in samenspraak tussen cliënt en trajectbegeleider. 7) De gesprekken van trajectbegeleiders met de personen met een handicap en direct betrokkenen gebeuren in principe in de eigen leefsituatie van de cliënt, maar dit is afhankelijk van de keuze van de betrokkenen.
16
5. Vlaams Overlegplatform Trajectbegeleiding Situatie tot september 2001 : Vlaams-Brabant Zorg en Ondersteuning Op Maat (ZOOM) is een initiatief van de provincie Vlaams-Brabant en de ROG's van Halle-Vilvoorde en Leuven. Subsidiërende instantie: provincie Vlaams-Brabant en Vlaams Fonds. Juridische werkgever: VVHVG. Team van 2 full-time trajectbegeleidsters die een aparte huisvesting hebben. Stuurgroep vanuit regionaal overleg.
ZOOM-project Sint-Alenalaan 93 1700 DILBEEK tel: 02/4666136
[email protected]
West-Vlaanderen Start West-Waanderen, Feniks vzw en Oranje vzw zijn de initiatiefnemers van het experimenteel project trajectbegeleiding in West-Vlaanderen. Oikonde Brugge-Oostende en de werkgroep thuisverzorgers hebben zich als partners aangesloten. Subsidiërende instantie: Vlaams Fonds. Juridische werkgever: Start West-Vlaanderen. Meerdere personeelsleden van de betrokken diensten kunnen een deel van hun uren besteden aan trajectbegeleiding. Stuurgroep met vertegenwoordiging vanuit reguliere en specifieke sector.
Start West-Vlaanderen Gistelsesteenweg 190 bus 1 8200 BRUGGE tel: 050/405000 fax: 050/405001
[email protected]
17
Antwerpen Het project zorgtrajectbegeleiding in de provincie Antwerpen is een initiatief van de Stichting Gouverneur Kinsbergen - Gehandicaptenzorg Provincie Antwerpen vzw, het DVC Sint-Jozef, het Regionaal Overleg voor voorzieningen voor mentaal gehandicapte volwassenen regio's Turnhout, Voorkempen, Zuidkant en Groot Antwerpen, het Provinciaal Overleg voor voorzieningen voor kinderen en jongeren met een verstandelijke handicap Antwerpen, de Stichting Welzijnszorg Provincie Antwerpen en de Raad van Gebruikers Antwerpen. De subsidiërende instanties: Stichting Gouverneur Kinsbergen, DVC Sint-Jozef en het Vlaams Fonds. Juridische werkgevers: Stichting Gouverneur Kinsbergen en DVC Sint-Jozef. Team van 2 full-time trajectbegeleiders die een aparte huisvesting hebben. Stuurgroep vanuit het regionaal overleg.
Zorgtrajectbegeleiding Stationstraat 82 2300 TURNHOUT tel: 014/436473 fax: 014/439517
[email protected]
Wetenschappelijk onderzoek De evaluatie-studie over het verloop en de resultaten van trajectbegeleiding wordt gefinancierd door het Steunfonds M.M.Delacroix. Ze wordt uitgevoerd aan de Afdeling Orthopedagogiek van de K.U.Leuven door Kathrine Goffart en Bea Maes. Het eindrapport verschijnt begin 2002.
Bea Maes Vesaliusstraat 2 3000 LEUVEN tel: 016/326224 fax: 016/325933
[email protected]
18
6. Uitbreiding projecten trajectbegeleiding Anders dan de voorgaande jaren zijn alle niet-gereglementeerde toelagen van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap voor 2 jaar (begrotingsjaren 2001 en 2002) gebonden aan het thema 'beter management van vraag en aanbod' en meer specifiek zorgtrajectbegeleiding. Er werden voor het begrotingsjaar 2001 6 basisdossiers geselecteerd: één in elke provincie en één apart voor Brussel. De 6 goedgekeurde basisprojecten zijn: •
voor West-Vlaanderen : Start West-Vlaanderen te Brugge
•
voor Oost-Vlaanderen : Cador te Gent
•
voor Antwerpen : Stichting Gouverneur Kinsbergen te Gierle
•
voor Limburg : L.I.T.P. te Hasselt
•
voor Vlaams-Brabant: Provinciebestuur Vlaams-Brabant, Dienst Welzijn te Kessel-Lo
•
voor Brussel : CGVB De Vest te Brussel.
Dit betreft telkens een netwerk van initiatiefnemers in een regio. De Raad van Bestuur van het Vlaams Fonds wenst in elk geval dat elk van deze projecten effectief gedragen wordt door het regionaal overleg en principieel moet openstaan voor alle mogelijke partners uit het werkveld, zonder uitsluiting. Ook stelt de Raad van Bestuur dat elk project zich in de eerste plaats dient te richten tot personen met een handicap die nog geen gesubsidieerde opvang, behandeling of begeleiding genieten en dat het project dient open te staan voor alle doelgroepen (zonodig dienen hiertoe samenwerkingsverbanden aangegaan te worden met erkende gebruikersorganisaties). Daarnaast zijn er nog enkele kleinere projecten toegekend, die handicapspecifiek werken en die aanvullende kennis moeten leveren voor het concept zorgtrajectbegeleiding. Het betreft projecten van de Thuisbegeleidingsdienst voor Autisme (autisme), de Thuisbegeleidingsdienst voor mentaal gehandicapten Oost-Vlaanderen (zeer jonge kinderen) en het Ganspoelinstituut (visuele handicap).
19
7. Literatuurlijst Goffart, K. en Maes, B. (2000). Zorgtrajectbegeleiding: Het concept verhelderd. Echo's uit de gehandicaptenzorg, 6, p. 4-11. Maes, B. en Goffart, K. (2000). Trajectbegeleiding voor personen met een handicap : een conceptuele verkenning. Lezing in het kader van de studiedag "Zorgtrajectbegeleiding. Tussen droom en werkelijkheid." Wemmel, 9 november 2000. Maes, B. en Goffart, K. (2001). Trajectbegeleiding voor personen met een handicap : een conceptuele verkenning. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, Klinische psychologie en Kinderpsychiatrie, 26, p. 2-14. Maes, B. en Goffart, K. (2000). Evaluation of case management for persons with intellectual disabilities in Flanders. Presentation at the 11th World Congress of the International Association of the Scientific Study of Intellectual Disabilities, Seattle (Washington, USA), August 1-6, 2000. Maes, B., Goffart, K. & Colpin, H. (2000). Zorgtrajectbegeleiding voor personen met een verstandelijke handicap. Tussentijds rapport in opdracht van het Steunfonds M.M. Delacroix. Leuven: K.U.Leuven, Afdeling Orthopedagogiek. Maes, B., Goffart, K. & Colpin, H. (2001). Trajectbegeleiding voor personen met een handicap. Tussentijds verslag in opdracht van het Steunfonds M.M. Delacroix. Leuven: K.U.Leuven, Afdeling Orthopedagogiek. Maes, B., Goffart, K., Poels, T. & Sevenhant, M. (2001). Nieuwe sporen. Trajectbegeleiding voor kinderen en jongeren met een handicap en hun gezin. In: Terbank (red.), Ruimte geven. Praktijkvoorbeelden van hulpverlening aan kinderen en jongeren met een verstandelijke handicap en hun omgeving. Leuven: Garant. Moeyaert, N. (1999). Zorgtrajectbegeleiding voor jongvolwassenen met een verstandelijke handicap in de provincie Antwerpen. Eindrapport bestemd voor het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie voor Personen met een Handicap ter verantwoording van het bekomen van een bijzondere subsidie voor het begrotingsjaar 1998, Turnhout. Overlegplatform Projecten Zorgtrajectbegeleiding Antwerpen - Viaams-Brabant – WestVlaanderen (2001). Project Trajectbegeleiding. Tussentijds rapport bestemd voor het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie voor Personen met een Handicap ter verantwoording van het bekomen van een bijzondere subsidie voor het begrotingsjaar 2000, Brugge.
20