training:
Sport en spel met doelgroepen MZ
> Inhoud > Over deze training 3 > Doel van sport en spel 6 > Ontwikkelingsfasen 9 > Begeleiding 13 > In beweging 17 > Prikkelingen 20 > Aangepast materiaal 23 > Theoriebron 1: Doelgericht sport en spel 25 > Theoriebron 2: Bewegen en beleven 27 > Werkmodel: Ontwikkelingsfasen 30 > Werkmodel: Activiteitenprogramma methodisch opzetten 32 > Werkmodel: Materialen 33 > Beoordeling 34
Colofon Uitgeverij
Edu’Actief b.v. Meppel Postbus 1056 7940 KB Meppel Tel.: 0522-235235 Fax: 0522-235222 E-mail:
[email protected] Internet: www.edu-actief.nl
Auteur Anne-Marie Klaassen Titel Sport en spel met doelgroepen MZ Vormgeving Binnenwerk: DBD design/Ruurd de Boer, omslag: Tekst in Beeld/Hubi de Gast ISBN Copyright
978 90 3720 986 0 © 2012 Uitgeverij Edu’Actief b.v.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3060, 2130 KB) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
> Over
deze training
In deze training wordt het aanbieden van sport- en spelactiviteiten aan doelgroepen binnen de maatschappelijke zorg uitgelegd vanuit doelen, de verschillende ontwikkelingsfasen en het belevingsgerichte niveau. Vervolgens leer je hoe je alle aspecten toepast bij het organiseren en uitvoeren van de activiteiten.
Doelstellingen • • • • • •
Je kunt het nut van sport en spel voor de doelgroepen van MZ benoemen. Je kunt uitleggen wat bedoeld wordt met belevingsgerichte sport- en spelactiviteiten. Je kunt de regels van spelbegeleiding toepassen. Je kunt een sport- en spelactiviteit uitvoeren met aangepast spelmateriaal. Je kunt een sport- en spelactiviteit organiseren die past bij het belevingsniveau van de doelgroep. Je kunt verschillende sport- en spelactiviteiten uitvoeren die passen bij het ontwikkelings- en belevingsniveau van de doelgroep.
Je toekomstige collega
Naam:
Eloise van ‘t Zand
Leeftijd:
26 jaar
Werkzaam als:
Persoonlijk begeleider op een dagbesteding voor verstandelijk gehandicapten met een ernstige meervoudige beperking (EMB).
Medewerkers:
In mijn team werk ik met 20 collega’s op verschillende groepen.
Soort werkzaamheden:
Het aanbieden van activiteiten op het niveau van mijn cliënten. Maar ook alle administratieve taken die daarbij horen, zoals de verantwoordelijkheid voor de persoonlijke plannen.
Belangrijkste tool in het werk:
Een hart voor de mensen.
Uitdaging in haar werk:
De cliënten elke dag opnieuw een goede dag bieden. Ze hebben al zo weinig. Ik kan daarin het verschil toch maken.
Grootste moeilijkheid:
De communicatie. De cliënten kunnen niet goed aangeven wat ze leuk vinden en wat niet. Het vraagt behoorlijk wat investering om de cliënten goed te begrijpen.
Wat er moet veranderen:
Ik loop wel aan tegen de zakelijkheid in de zorg. Alles draait om geld, terwijl ik met mensen werk. Ik ben niet tegen effectief met geld omgaan, maar bezuinigen op zorg voor mensen die al zoveel beperkingen hebben, vind ik ethisch onverantwoord.
Grootste blunder:
Ik heb een keer de pinpas van het team per ongeluk mee naar huis genomen en gewassen. Daar kon de pinpas blijkbaar niet tegen.
Waaraan wil je werken:
De kwaliteit van zorg vind ik belangrijk. Ik wil in mijn team dat graag meer bespreekbaar maken. Soms lijken de randvoorwaarden – de administratie – belangrijker dan het werken met de cliënten.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
3
Beoordeling Je oefent tijdens de training veel. In welke mate je vooruit bent gegaan en hoe je meer inzicht hebt verworven in de theorie en praktijk, wordt als volgt beoordeeld: 1. Jouw actieve deelname tijdens de lessen. 2. Een persoonlijk verslag met daarin: – het trainingslogboek – een reflectie van de training volgens de STARR-methode. 3. Een demonstratie van een spelactiviteit op aangepast niveau.
Persoonlijk verslag Het persoonlijk verslag inleveren voor: ____________________________________________________________________________ In het persoonlijk verslag houd je bij wat je hebt gedaan en geleerd. Het persoonlijk verslag bestaat uit een trainingslogboek en een reflectie volgens de STARR-methode. Werkmodel: • Het trainingslogboek bestaat uit een schrift of snelhechter waarin je notities bewaart. Logboek op Voor elke opdracht of oefening noteer je de antwoorden op de vragen. Na elke www.factor-e.nl oefening leg je ook de reflecties vast op papier. Het trainingslogboek werk je netjes uit. • De reflectie volgens de STARR-methode doe je aan het einde van de training. Je kiest, met behulp van je trainingslogboek, een aantal voor jou belangrijke opdrachten en oefeningen uit. Deze verwerk je in een STARR. Hieronder staat de opzet van een STARR.
Situatie en Taak • Omschrijf de situatie en geef daarbij aan welke taak/rol jij had. Actie en Resultaat • Omschrijf welke acties/handelingen je op dat moment hebt ondernomen en wat hiervan het resultaat was. Reflectie • Beschrijf hoe jij je op dat moment in de situatie voelde. • Beschrijf waarom je op deze manier hebt gehandeld. • Beschrijf hoe je het de volgende keer anders zou aanpakken.
Demonstratie: Een spelopdracht op aangepast niveau Deze demonstratie doe je op: __________________________________________________________________________________________ 1.
Casus Deze opdracht wordt in tweetallen gedaan. Er zijn veel verschillende sport- en spelactiviteiten. Alleen is niet elke activiteit geschikt voor elke doelgroep. Daarom zul je je activiteit moeten aanpassen aan je doelgroep.
2.
Bijzonderheden Je beschrijft de doelgroep waarmee je graag zou willen gaan werken na je opleiding. Bijvoorbeeld met mensen met een ernstige verstandelijke beperking of juist bij licht verstandelijk gehandicapten of ouderen. Voor deze doelgroep ga je een sport- of spelactiviteit organiseren en uitvoeren. Het is afhankelijk van je doelgroep hoeveel personen meedoen met de activiteit. Beargumenteer je keuze.
3.
Voorbereiding Beschrijf je doelgroep aan de hand van de volgende punten: • niveau van functioneren • grootte van de groep
4
Sport en spel met doelgroepen MZ
Werkmodel: Studieplanning op www.factore.nl
• • • •
eventuele beperkingen locatie van de activiteit benodigdheden beschrijving van de sport-/spelactiviteit: welk doel heb je daarbij voor ogen? De activiteit duurt maximaal 30 minuten. 4.
Uitvoering In de klas ga je samen met je medestudent de activiteit aanbieden. Het aantal studenten dat nodig is voor de activiteit, wordt aangewezen. De andere studenten observeren tijdens de uitvoering van de activiteit. Bied de activiteit vervolgens aan zoals je dat in de praktijk ook zou doen. Denk daarbij aan een begin en aan een duidelijk eind.
5.
Beoordeling De medestudenten die observeren, letten op de volgende punten: • Het starten van de activiteit (is er uitleg of kan dat niet qua niveau?). • De omgeving (aangepast aan de activiteit, externe prikkels gereduceerd?). • Sluit de activiteit aan bij het niveau van de doelgroep? • Is er een duidelijke afronding van de activiteit?
De punten waarop je wordt beoordeeld tijdens je demonstratie, kun je achter in dit boek vinden in het hoofdstuk ‘Beoordeling’.
Taal • • • •
Taal
Taal
Taal
Werkmodel: Woordenlijst op www.factor-e.nl
Neem deze training door en onderstreep de woorden die je niet kent. Neem deze woorden over in je woordenlijst en zet de betekenis erbij. Nieuwe onbekende woorden die je tegenkomt tijdens deze training, voeg je toe aan de woordenlijst. Na afloop van de training neem je dit overzicht op in je taalportfolio.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
5
> Doel
van sport en spel
Sporten is gezond.
Doelstellingen • •
Je kunt het nut van sport en spel voor de doelgroepen van MZ benoemen. Je kunt benoemen wat belangrijk is in de houding van de begeleider.
1. Oefening: Eigen voorkeuren Een training over sport en spel. De een zal daarbij enthousiast allerlei spontane ideeën krijgen. Een ander zal misschien denken: word ik daar moe van? Voorbereiding • Ga voor jezelf na welke ideeën jij krijgt bij sport en spel. Waar ligt jouw voorkeur en waar ligt jouw interesse? En wat vind jij echt niet leuk? Uitvoering • Bespreek in groepjes van vier je voorkeur voor sport- en spelactiviteiten. • Geef daarbij aan wat je echt niet leuk vindt. Onderbouw je reactie met een duidelijk argument. • Lees theoriebron 1 goed door en ga met elkaar in gesprek over wat belangrijk is in de houding van de begeleider. • Welke rol speelt voorkeur daarin? Controle • Heb je voor jezelf helder gekregen waar jouw voorkeur ligt op het gebied van sport en spel? Waarom?
6
Sport en spel met doelgroepen MZ
Theoriebron 1: Doelgericht sport en spel
Reflectie • Jullie hebben besproken wat belangrijk is in de houding van de begeleider. Waaraan ga jij werken tijdens deze training? Welke leerdoelen heb jij? Beschrijf het proces en jouw ervaringen in je trainingslogboek.
2. Opdracht: Doelgericht Op het gebied van sport en spel zijn tal van verschillende activiteiten te verzinnen. Een activiteit organiseren hoeft niet heel moeilijk te zijn, maar een doelgerichte activiteit uitvoeren is al lastiger.
•
Beantwoord de volgende vragen:
–
–
Noem vijf mogelijke doelen om een activiteit uit te voeren. 1.
____________________________________________________________________________________________________________________
2.
____________________________________________________________________________________________________________________
3.
____________________________________________________________________________________________________________________
4.
____________________________________________________________________________________________________________________
5.
____________________________________________________________________________________________________________________
Wat speelt mee bij het bepalen van het doel? ___________________________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________________________
–
Wanneer zul je eerst de activiteit bedenken en pas daarna doelen vaststellen? Waarom? ___________________________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________________________________________
3. Oefening: Doelen halen Casus Je werkt samen met je collega op een dagbestedingsgroep met tien cliënten met een matige verstandelijke beperking. De cliënten kunnen redelijk verbaal communiceren. Eén cliënt zit in een rolstoel. Voorbereiding • Lees de casus. Uitvoering • In opdracht 2 heb je mogelijke doelen opgeschreven voor het doen van activiteiten. Kies twee doelen uit. Bespreek met elkaar welke twee activiteiten je zou kunnen doen om die doelen te behalen. • Het analyseren van de beginsituatie is misschien een beetje lastig met zo weinig informatie. Welke informatie ontbreekt, maar is wel nodig om zeker te weten of de activiteit haalbaar is?
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
7
•
Bespreek met elkaar wat nodig is om de activiteiten te kunnen realiseren. Denk daarbij aan de beginsituatie en de randvoorwaarden.
Controle • Hebben jullie twee activiteiten kunnen bedenken? • Hebben jullie besproken welke informatie belangrijk is om een passende activiteit te kunnen organiseren? • In hoeverre heb je rekening gehouden met de specifieke doelgroep en met de mogelijkheden en beperkingen? Reflectie Vind je het makkelijk om vanuit de casus doelen en vervolgens activiteiten te verzinnen?
•
Beschrijf het proces en jouw ervaringen in je trainingslogboek.
8
Sport en spel met doelgroepen MZ
> Theoriebron
1: Doelgericht sport en spel
Waarom ga je activiteiten aanbieden? Wat wil je ermee bereiken? Er kunnen tal van redenen zijn om activiteiten aan te bieden. Bijvoorbeeld: • beter leren bewegen • prikkelen van zintuigen • beter leren samenwerken • plezier beleven • vrijetijdsbesteding • ontwikkelingsdoelen. Maar wat is de hulpvraag en/of de problematiek van cliënten? De keuze van het doel wordt mede bepaald door een aantal gegevens van de groep. Bij het vaststellen van doelstellingen voor verschillende activiteiten spelen gegevens van deelnemers mee, en ook vaak randvoorwaarden. Om activiteiten aan te bieden die aansluiten bij je doelgroep, is het goed om methodisch te werk te gaan.
Analyseren van de beginsituatie Deelnemers Maak een profiel waarin je beschrijft waarmee je rekening moet houden, zoals: • Wat vinden ze leuk? • Wat kunnen ze wel/niet? • Wat is hun niveau van verschillende vaardigheden (motoriek, fantasie, muziek)? • Hoe groot is de spanningsboog (hoelang kunnen ze de concentratie vasthouden)? • Worden ze snel boos (zelfbeheersing)? Randvoorwaarden Ruimte en materiaal • Binnen of buiten (veld, bos, zwembad). • Is er materiaal (muziekinstallatie, snoezelmateriaal, sportattributen)? • Hoeveel tijd heb je voor de activiteit? • Is er budget beschikbaar om eventueel materiaal aan te schaffen? Omstandigheden Weer. Aanleiding voor activiteiten, zoals een verjaardag of jubileum.
• •
Begeleiding Hoeveel begeleiders zijn er voor hoeveel deelnemers? Over welke vaardigheden beschikken de begeleiders zelf? Wat de begeleider zelf leuk vindt, speelt ook mee.
• • •
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
25
•
Als je zelf ergens goed in bent, heb je er ook meer plezier in om het over te dragen aan anderen. Om een goede sfeer te creëren, is het belangrijk dat je zelf enthousiast bent over de activiteit. Je hoeft niet per se overal goed in te zijn.
Beleid van de instelling of afdeling • Welk beleid is er binnen de afdeling of instelling voor het aanbieden van activiteiten? Activiteiten kunnen bijvoorbeeld een onderdeel van het behandelplan zijn. Zo’n beleid is vooral gericht op de doelstellingen die je wilt bereiken, maar heeft ook invloed op de keuze van activiteiten. Bijvoorbeeld: wanneer het beleid erop gericht is om LVGjongeren meer structuur aan te bieden in hun bestaan, zal dat van invloed zijn op de wijze waarop jij je activiteiten aanbiedt. Bij het voorbereiden van activiteiten is de beginsituatie altijd het begin. Vervolgens: 1. stel je een doel vast en ga je van daaruit op zoek naar een passende activiteit 2. kies je een activiteit die op de beginsituatie aansluit en stel je daarna de doelen vast. De eerste optie is gebruikelijk bij activiteiten om doelen van de instelling of afdeling te realiseren. De tweede optie lijkt een vreemde werkwijze, omdat de doelen eraan 'geplakt’ worden. De reden om hiervoor te kiezen is dat je een activiteit kunt kiezen waarvan je zeker weet dat deze aanslaat (afgestemd op de beginsituatie) en vervolgens bekijkt welke nastrevenswaardige doelen daarbij passen.
Begeleidingsvaardigheden en kennis Zomaar een spelletje doen is iets anders dan activiteiten begeleiden. Om sport- en spelactiviteiten te kunnen begeleiden, is je houding belangrijk. Bijvoorbeeld: • inzet • betrokkenheid • motivatie • enthousiasme. Daarnaast zijn enkele vaardigheden van belang: • Praktisch bekwaam. Je hebt ervaring in het doen van activiteiten, waardoor je je kunt inleven in deelnemers en weet hoe het spel in elkaar steekt. Je kunt je activiteiten beter afstemmen op je deelnemers. En je kunt meer verschillende activiteiten aanbieden door je ervaring en kennis. • Theoretisch bekwaam. Je hebt kennis over bewegen, sport en gezondheid. Je kunt observeren en uitleggen wat sport is. Verder ben je op de hoogte van pedagogische en psychologische factoren, evenals van maatschappelijke aspecten. • Beleidsmatig bekwaam. Voor de randvoorwaarden weet je wie het beleid bepaalt in jouw werksituatie, hoe dit wordt bepaald en of je daarop mogelijk invloed kunt hebben. • Agogisch bekwaam. Dit is de kern van het begeleiden. Het gaat om sociale vaardigheden: omgaan met deelnemers. En om het planmatig kunnen organiseren van activiteiten (zie het werkmodel ‘Activiteitenprogramma methodisch opzetten’).
26
Sport en spel met doelgroepen MZ
> Werkmodel: Ontwikkelingsfasen De verschillende ontwikkelingsfasen zijn een middel om een betere afstemming te zoeken met de cliënt. Het gaat dan om inzicht krijgen in waarmee je rekening kunt en moet houden.
• • •
Het is een middel, waarbij het belangrijk is om het individu niet uit het oog te verliezen. Spreek mensen altijd aan op een volwaardige, volwassen toon. Ongeacht hun eventuele beperking. Werken vanuit de ontwikkelingsfase is bedoeld om het beste uit mensen te halen, niet om hen ‘klein’ te houden.
Bij de term ‘verstandelijke ontwikkeling’ gaat het over ‘het denken’. Mensen met een verstandelijke handicap volgen, bij het gebruik van ontwikkelingsleeftijden, dezelfde fasen als mensen zonder een verstandelijke handicap. Een van de belangrijkste theorieën is die van Jean Piaget (Došen, 2005). Ontwikkelingsleeftijd 0-2 jaar: Sensorimotorische periode De zintuiglijke prikkels (sensorisch) staan centraal. ‘Denken' is nog gelijk aan ‘doen’. Er is vooral sprake van een reflexmatige reactie. ‘Grijpen’ is ‘begrijpen’. IQ beneden 20/25. Zeer ernstig verstandelijk beperkt.
Ontwikkelingsleeftijd 2-7 jaar: Pre-operationele periode Kenmerkend is het egocentrisme, denken vanuit het eigen perspectief. Fantasie en werkelijkheid worden door elkaar gehaald. En het denken is nog statisch, logisch redeneren ontbreekt nog. Oorzaak en gevolg worden nog niet herkend. IQ 20/25 tot 35/40. Ernstig verstandelijk beperkt.
Ontwikkelingsleeftijd 7-11 jaar: Concreet-operationele periode Vanuit de eigen concrete ervaring is men in staat om logisch te denken. En op basis van logica kunnen ze voorspellen wat in een situatie zou kunnen gebeuren. Vanaf nu zijn ze in staat om een voorstelling te maken van iets wat niet zichtbaar of aanwezig is op hetzelfde moment. Ook is er besef van gisteren en morgen. Belangrijk is het stimuleren van het maken van eigen keuzes. Mensen met een verstandelijke handicap beseffen het in deze ontwikkelingsfase. IQ 35/40 tot 50/55. Matig verstandelijk beperkt.
Ontwikkelingsleeftijd 11 jaar en ouder: Formeel-operationele periode Het abstract denken komt tot ontwikkeling, los van de eigen concrete ervaringen. IQ 50-70. Licht verstandelijk beperkt.
30
Sport en spel met doelgroepen MZ
Het verstandelijk functioneren zegt iets over wat de persoon kan. Bij het sociaal-emotioneel functioneren gaat het over wat de persoon aankan. Sociaal = interactie met de omgeving, met een ander. Emotioneel = de beleving van het individu, de gemoedstoestand en het gevoel. Het kan zijn dat de ontwikkelingsleeftijd en het sociaal-emotioneel functioneren bij iemand met een verstandelijke beperking niet gelijk lopen. Om activiteiten aan te bieden aan mensen met een verstandelijke beperking of aan kinderen, is het goed om de ontwikkelingsleeftijd als leidraad te gebruiken. Men is nooit te oud om te leren… … maar er wordt bij volwassenen niet meer gesproken over een ontwikkelingsfase. Activiteitenprogramma’s kunnen bij volwassenen/ouderen wel van grote betekenis zijn. Contacten, ontmoetingen en gezelligheid staan centraal. Maar ook de structuur in het weekprogramma is van belang. Ook bewegingsactiviteiten zijn belangrijk om fit te blijven, bewegingsmogelijkheden in stand te houden en te oefenen met het coördinatie- en reactievermogen.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
31
> Beoordeling Naam deelnemer: Namen groepsgenoten:
Groep: Docent: Blok/periode: Onderwerp: Onderdeel
Criteria
Actieve deelname
• • •
Persoonlijk verslag
De student was voldoende aanwezig. De student leverde een positieve bijdrage in zijn groepje. De student leverde een actieve bijdrage in de les.
Persoonlijk verslag • •Het persoonlijk verslag bevat alle gevraagde onderdelen. Trainingslogboek • Het trainingslogboek is goed bijgehouden. • Het trainingslogboek is netjes en verzorgd. STARR Er is van meer opdrachten een reflectie volgens de STARR-methode gemaakt. • De reflectie volgens de STARR-methode bevat de volgende onderdelen: situatie, taak, actie, resultaat en reflectie. • De reflectie volgens de STARR-methode geeft aanleiding tot verbeterpunten.
•
34
Sport en spel met doelgroepen MZ
Voldoende
Onvoldoende
Onderdeel
Criteria
Demonstratie
• • • • •
Mondeling en schriftelijk taalgebruik
Voldoende
Onvoldoende
Er is een duidelijke uitleg, aangepast aan het niveau van de doelgroep. De omgeving is aangepast aan de activiteit – externe prikkels zijn voldoende gereduceerd. De activiteit sluit aan bij het niveau van de doelgroep. Er is een duidelijke afronding van de activiteit. De student geeft blijk van voldoende theoretische achtergrond.
Mondeling taalgebruik Schriftelijk taalgebruik • De schriftelijke producten zijn in correct Nederlands geschreven.
Overig
Eindbeoordeling
Onvoldoende
Voldoende
Goed
>
Datum…………………
Paraaf docent: ………………………….
Paraaf deelnemer: …………………………….
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
35