TIEN OP TIEN VOOR COMMUNICATIE Ze zijn jong en ze willen ... wer ken: 10 tips Jongeren op de werkplek. Een aangename samenwerking kan voor alle partijen (jongere, bedrijf, school) vruchten afwerpen op lange termijn. Enerzijds krijgt een jongere de kans om een werkervaring op te doen die hem professioneel redzamer maakt en meer inzicht geeft bij het zoeken naar een job. Anderzijds krijgt u als bedrijf (-sleider) de kans om uw expertise te delen met een jong en beloftevol iemand. Wie weet wordt deze jongere ooit wel één van uw vaste werknemers? Van de jongere die in uw bedrijf aan de slag gaat, mag u binnen het kader van het arbeids- of stagecontract dat vooraf is afgesproken, verwachten dat de jongere zich volledig inzet en zijn werktaken naar behoren uitvoert. Uw beslissing om een jongere in het bedrijf op te nemen, betekent dat u zich engageert om de jongere professionele vaardigheden aan te leren. Om van de werkomgeving een krachtige leeromgeving te maken, zijn er een aantal randvoorwaarden te vervullen. Eén van die voorwaarden is taal en communicatie. Met een vlotte communicatie zet uw bedrijf een grote stap naar een vruchtbare samenwerking met de jongere. Dit instrument bevat 10 concrete tips die u zullen helpen om de communicatie in uw bedrijf met de jongere vlot te laten verlopen. De tips kunt u direct in de praktijk toepassen.
www.cteno.be/sterke_schakels ₪ ₪ ₪ ₪ ₪ ₪
STERKE SCHAKELS
1
1 De jongere in het bedrijf introduceren U weet dat de manier waarop de jongere wordt ontvangen, een grote invloed zal hebben op de tijd die de jongere nodig heeft om ‘gewend’ te raken in een bedrijf. Het kan een groot verschil maken als u: ₪ rustig de tijd neemt om belangrijke afspraken binnen het bedrijf met de jongere te overlopen (bv. afspraken rond feestdagen, afwezigheden, werktijden, …). ₪ ook informatie over gewoonten binnen het bedrijf geeft zoals bv. over de organisatie van maaltijden, pauzes, verjaardagen, personeelsfeest, privé-gebruik van computer en telefoon, overuren, informele pauzes, … ₪ erover waakt dat de geschikte persoon de jongere wegwijs maakt bij de praktische dingen (bv. een vrouwelijke collega die een meisje rondleidt in de kleedkamer, die haar een uniform e.d. geeft). ₪ collega’s op de hoogte brengt over specifieke dingen in de achtergrond van de jongere die belangrijk zijn om mee rekening te houden (bv. ouders gescheiden, agressie in de thuissituatie). Zo voorkomt u dat er ongewild pijnlijke grapjes worden gemaakt die ertoe zouden kunnen leiden dat de jongere dichtslaat en in zichzelf keert. Persoonlijke informatie over de jongere wordt vanzelfsprekend wel steeds met de grootste discretie behandeld. ₪ de jongere een rondleiding geeft in het bedrijf: zo krijgt de nieuwe medewerker een beeld van de organisatie als geheel en van zijn taak binnen dat geheel. ₪ de jongere voorstelt aan de collega’s.
2 Een aangename en veilige wer ksfeer creëren Een jongere die zich goed voelt in uw bedrijf, zal zich meer openstellen om van u te leren, zal beter kunnen omgaan met kritische opmerkingen en zal meer vragen durven te stellen als er iets niet duidelijk is. Het gaat namelijk niet alleen over ‘kunnen’, ook karakter speelt mee. Sommige jongeren durven niks te vragen, anderen denken ‘alles al te weten’. Om te komen tot een aangename werksfeer kunt u: ₪ met de jongere vooraf duidelijke afspraken maken (over zijn takenpakket, over de werkuren, over melden van afwezigheden, enz.). Zo weet de jongere wat de grenzen zijn. ₪ werken aan een open sfeer waarin talige fouten maken mag en dat uit fouten geleerd kan worden. Het gaat niet om het opsporen en aantikken van fouten, maar om het rechtzetten ervan. ₪ ervoor zorgen dat u consequent reageert als de jongere de regels overtreedt en dat uw feedback constructief en concreet is. ₪ vragen van de jongere duidelijk en gestructureerd beantwoorden. Het is goed om steeds positief te blijven ook al lijken de vragen voor u overbodig. ₪ de jongere regelmatig aanspreken om te peilen hoe het gaat. ₪ de jongere die zijn werk goed doet, nu en dan een compliment geven. Daardoor zal hij zich zeker geapprecieerd voelen, wat bijdraagt tot de motivatie.
3 Nood aan taalgebr uik creëren Om zijn taalvaardigheid verder op te krikken heeft de jongere baat bij veel oefening. Iemand die voortdurend alleen (bv. in een aparte ruimte) moet werken of die nooit moet overleggen met een collega, heeft weinig communicatieve oefenkansen. De jongere zou op de werkplek in situaties moeten terechtkomen waar hij taal kan gebruiken.
₪ ₪ ₪ ₪ ₪ ₪
STERKE SCHAKELS
2
Daartoe kunt u bijvoorbeeld: ₪ de jongere laten samenwerken met een Nederlandstalige medewerker. Zo hoort hij vaak Nederlands en is er iemand aan wie hij dingen kan vragen. ₪ de jongere aan u of aan een collega mondeling verslag laten doen van wat hij die dag gedaan heeft. De jongere kan deze informatie noteren in zijn werkboekje/ stageschrift. U kunt vervolgens nakijken of de informatie duidelijk en volledig is genoteerd. ₪ de jongere betrekken bij de dagdagelijkse gesprekken en collega’s stimuleren om dit ook te doen.
4 Beeld samen met taal gebr uiken Wanneer u de jongere instructies of werkopdrachten geeft, is het belangrijk dat u dat doet op de plaats waar de opdracht moet worden uitgevoerd. Omdat u het werkmateriaal* dicht bij de hand hebt, kunt u veel duidelijker uitleggen wat u bedoelt.
*Bv. bouw/ hout: gereedschap, cementmolen, zaag, machine *Bv. horeca: dranken, bestek, servies, voorraadkast *Bv. land- en tuinbouw: gereedschap, planten, zaden
De jongere zal beter begrijpen wat u bedoelt als zijn oren en ogen worden aangesproken.
5 Elkaar goed be grijpen Ploegbaas: “Ik heb het toch al uitgelegd? Waarom verstaat hij mij niet? Ik spreek toch geen Chinees?” Misschien is deze situatie herkenbaar voor u? Om uw instructies goed te laten overkomen, kunt u: ₪ erover waken dat u logisch bent in uw instructie. Dat kan bijvoorbeeld door woorden als ‘eerst’, ‘dan’, ‘daarna’, ‘als laatste’, ... te gebruiken. ₪ ervoor zorgen geen onnodige informatie te geven. Leg alleen uit wat op dat moment belangrijk is. ₪ uw instructie niet te lang maken. Het is beter om een lange instructie op te delen in stappen. ₪ uw instructies niet nodeloos ingewikkeld maken. In plaats van: “Het is de bedoeling dat je gaat kijken of er nog voorraad is in het magazijn,” kunt u eenvoudiger zeggen: “Kijk of er nog voorraad is in het magazijn.” Of in plaats van: “De machine moet gecontroleerd worden,” zegt u: “Controleer de machine.” Let wel op: korter is wel niet altijd gelijk aan ‘duidelijker. Bv. “Knoop touw er rond” is wel korter, maar “Knoop een touw rond het pakket,” is duidelijker. ₪ uw woorden steeds ondersteunen met gebaren.
6 Be grip checken U hebt waarschijnlijk al gemerkt dat een jongere niet altijd om uitleg vraagt als hij iets niet heeft begrepen. Dat kan zijn omdat hij het niet durft te vragen, of omdat hij denkt dat hij ‘alles weet’. Controleer dus zeker of uw instructie duidelijk was door bijvoorbeeld te vragen om de instructie in eigen woorden te herhalen of door de handeling te laten uitvoeren.
₪ ₪ ₪ ₪ ₪ ₪
STERKE SCHAKELS
3
U kunt het best: ₪ vragen vermijden waar het volstaat om met ‘ja’ of ‘nee’ te antwoorden. In plaats van “Begrijp je wat je moet doen?” is een alternatief: “Kan je mij tonen wat je moet doen?” Of: “Kan je mij zeggen wat je eerst moet doen?” ₪ u niet te snel laten misleiden door jongeren die alsmaar ja-knikken terwijl u vertelt. Het kan gewoon een manier zijn om sympathie, welwillendheid, beleefdheid of enthousiasme te tonen.
7 Wer k en Woor den U bent een expert uit de praktijk. U spreekt vanuit een grote voorkennis en kent de vakterminologie door en door. Bij de jongere is dat niet het geval. Het is dan ook goed om de jongere niet te overstelpen met vaktermen. Als u ze toch gebruikt, dan kunt u er extra aandacht aan schenken dat: ₪ u telkens dezelfde begrippen gebruikt om iets aan te duiden; ₪ u de termen ook visueel ondersteunt of aanwijst; ₪ u de termen gebruikt in een zin die de betekenis duidelijk maakt, of voldoende voorbeelden geeft.
8 Neder lands spreken “Waarom nu al Nederlands? Het gaat sneller als ik het in het Engels zeg ... of als ik het door een collega met dezelfde taalachtergrond laat zeggen ...” Het is niet gemakkelijk om gewoontes af te leren. Daarom is het zaak dat u vroeg genoeg ingrijpt: vanaf het begin kunt u in situaties waar Nederlands de communicatietaal is, het juiste woord bij het juiste materiaal of de juiste actie gebruiken. Een muur metsel je met ‘mortel’ en ‘een truweel’. Dat zijn woorden die in de context van een aannemersbedrijf een paar keer per dag voorkomen. Door dit steeds te herhalen in dezelfde context begrijpt de jongere deze zin al na zeer korte tijd. Op een werkplaats wordt nu en dan dialect gesproken. Ook bepaalde vaktermen worden in het dialect gebruikt. Het is belangrijk dat de jongere vertrouwd wordt gemaakt met de vaktermen die gangbaar zijn op de werkplek, ook al zijn bepaalde termen dialect. Maar omdat het gaat om jongeren die nog leren, is het voor de jongere waardevol om naast het dialectwoord ook steeds de standaardvariant aan te brengen. Enkele andere tips zijn: ₪ Tracht steeds Nederlands te spreken met de jongere. ₪ Spreek niet luider, maar wel duidelijker en langzamer indien nodig. ₪ Gebruik korte eenvoudige taal, maar vermijd om onjuist taalgebruik of ‘babytaal’ te hanteren Zeg bijvoorbeeld niet: “Jij plaatsen stopcontact hier,” maar wel: “Plaats het stopcontact hier.” ₪ Herhaal veel. ₪ Ondersteun wat u zegt met gebaren, aanwijzen van voorwerpen. ₪ Leg nadruk op belangrijke woorden.
₪ ₪ ₪ ₪ ₪ ₪
STERKE SCHAKELS
4
9 Een krachtige leeromgeving Een werkomgeving is zeer rijk aan beeld en taal. De kunst is om die rijkdom volledig te benutten. U kunt bijvoorbeeld: ₪ zorgen voor schrijfgelegenheid op alle plaatsen: pen of potlood en een notitieblok. ₪ voldoende aandacht schenken aan woorden op de werkvloer. Etiketten op voorwerpen en apparaten zijn waardevol. Indien nodig kunt u een basiswoordenlijstje samenstellen met de meest relevante termen op de werkvloer. ₪ ervoor zorgen dat de jongere in de buurt werken van een Nederlandstalige collega die bereid is om uitleg te geven indien nodig. ₪ zorgen voor voldoende visuele ondersteuning bij taken aan de hand van beelden of foto’s aan de muur.
10 Vooroor delen en cultuur Het is mogelijk dat er in een bedrijf een aantal vooroordelen bestaan. Het is niet gemakkelijk om precies na te gaan óf het wel degelijk om vooroordelen gaat, en zo ja, wat voor vooroordelen het dan zijn. Een pasklare oplossing zal er dan ook in de meeste gevallen niet zijn. Dat betekent echter niet dat er geen aandachtspunten kunnen zijn, zodat vooroordelen zoveel mogelijk vermeden kunnen worden. ₪ Voorbeeld: Wat wanneer de jongere niets zegt of vraagt? Het is niet gemakkelijk en het vraagt veel energie voor de anderstalige jongere om zich te integreren in een groep mensen die een andere taal spreken. Het kan dan ook goed zijn om in eerste instantie zelf initiatieven te nemen naar de jongere toe. ₪ Voorbeeld: Wat met de moedertaal van de jongere op het werk? Onderonsjes tussen twee anderstalige medewerkers worden door de Nederlandstalige collega’s vaak als bedreigend ervaren. Andersom zal de anderstalige jongere zich ook uitgesloten voelen als hij niet begrijpt wat Nederlandstalige collega’s tegen elkaar vertellen in hun dialect. Er kan bijvoorbeeld afgesproken worden dat Nederlands de algemene omgangstaal is op het werk, maar zerotolerantie t.a.v. de moedertaal heeft alleen het tegenovergestelde effect. Het kan beter zijn om een compromis te sluiten en af te spreken in welke situaties er Nederlands gesproken wordt en wanneer de moedertaal aan bod kan komen. Terugvallen op de moedertaal is soms heel normaal, bijvoorbeeld wanneer iemand geëmotioneerd is, moppen wil tappen of opgebeld wordt door een familielid. ₪ Voorbeeld: Wat met het vooroordeel dat de anderstalige jongere geen moeite doet om Nederlands te kunnen? Het leren van een taal duurt jaren. Voor gealfabetiseerde laaggeschoolde anderstaligen duurt het gemiddeld 180 tot 240 lesuren om een basisniveau in een taal te verwerven. Om het basisniveau in een niet-Europese taal te halen (bv. Chinees of Arabisch) zou een Vlaming 480 lestijden nodig hebben.
₪ ₪ ₪ ₪ ₪ ₪
STERKE SCHAKELS
5
Bronnen ₪ Unizo Jobkanaal, Centrum voor Taal en Onderwijs (CTO) en de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB) (2006), Nederlands op de Werkvloer, prikkels waarop je een discussie kan bouwen. ₪ Padmos, T. (2003), Taaltips voor lesgevers. Handleiding. Opvang Anderstalige Cursisten Ondernemersopleiding, Centrum voor Taal en Migratie – VIZO – Syntra, pp. 1-45. ₪ De nieuwsbrief Taal en Arbeidsmarkt (nr. 44), januari 2006, uitgegeven bij ITTA. ₪ Roppe, S. & Wijnants, L. (2004), Nederlands op de Werkvloer voor KMO’s, Centrum voor Taal en Onderwijs, Leuven (niet gepubliceerd). ₪ Jordens, K. & Wijnants, L. (2006), Nederlands op de Werkvloer voor KMO’s, Centrum voor Taal en Onderwijs, Leuven (niet gepubliceerd). ₪ Vives-Comito (2005), Bege-leidraad, een handreiking voor de stagementor. ₪ ITTA i.o.v. Servicepunt Arbeidsmarkt MKB, Taalkit MKB voor werkgevers (www. servicepuntmkb.nl). ₪ Padmos, T. & Lombaerts, A. (1995), De ongekende kracht van een goudvis. Actieve werkvormen in de zaak- en praktijkvakken, in LES (138), 23e jaargang december 2005, pp. 3-6. ₪ Depauw, V. & Van Nuffel, H. (2000), VangNED voor de opleiding industrieel of residentieel elektro-technisch installateur, VDAB en Centrum voor Taal en Onderwijs, Leuven. ₪ www.ond.vlaanderen.be/edulex ₪ www.nt2puntnl.kennisnet.nl/duaal/horeca/tips1 ₪ www.taalunieversum.org ₪ Interne documenten centra. ₪ Gesprekken met TWB’s, leerkrachten, interne janusbegeleiders, leerlingenbegeleiders.
₪ ₪ ₪ ₪ ₪ ₪
STERKE SCHAKELS
6