IMPACT
ONDERWIJS
Januari 2015 / Thematisch magazine van BTC - het Belgisch ontwikkelingsagentschap
INHOUDSTAFEL Onderwijs verdient meer aandacht
3
Oeganda: Gedragsverandering in een onderwijssysteem 4 Palestina: Een portaalsite voor Palestijnse leerkrachten 6 Rwanda: Een gecoördineerde aanpak voor meer en betere schoolboeken
7
Onderwijs en opleiding in Oeganda
8
Diverse instrumenten voor een beter onderwijssysteem
9
Cambodja/Burundi: Leerkrachten in het hart van de onderwijsvernieuwing
10
Belgische expertise in het onderwijs: geen sant in eigen land
12
Belgische krachtenbundeling voor het technisch en beroepsonderwijs in Rwanda
13
Groene scholen in Palestina
14
De kloof tussen leren en werken moet dicht 15 Burundi: De impact van het gemeenschappelijk fonds voor het onderwijs 16 Congo: Technisch onderwijs en beroepsopleiding: een positieve keuze!
18
De kwaliteit van het lager onderwijs in Congo verbeteren 20 Internationale netwerken voor technisch en beroepsonderwijs
21
Gelijke kansen voor iedereen in het Vietnamese onderwijssysteem
22
Oeganda: Performantie van het onderwijs in kaart gebracht
23
OVER IMPACT IMPACT is het magazine van BTC waarin we de resultaten van onze interventies in een bepaalde sector in de schijnwerpers zetten. Reeds verschenen Landbouw (november 2013) Gezondheid (april 2013) ‘Impact’ wordt hier gebruikt in de algemene zin van het woord (‘invloed’, ‘effect’), niet als term gehanteerd in evaluaties van ontwikkelingsinterventies.
DE SECTOR ONDERWIJS IN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Onderwijs is een van de vier interventiesectoren van de Belgische gouvernementele samenwerking, naast gezondheidszorg, landbouw en basisinfrastructuur. De Belgische ontwikkelingssamenwerking ondersteunt de partnerlanden bij de ontwikkeling van hun onderwijssystemen en versterkt de capaciteit van de partners op het gebied van beheer en bestuur van het onderwijs. Ze spitst haar inspanningen toe op het basisonderwijs en het technisch en beroepsonderwijs, omdat die een belangrijke hefboom zijn voor het bevorderen van gelijke kansen en het bestrijden van armoede. België steunt vooral de minst ontwikkelde landen (MOL), waar meer dan 10% van de kinderen geen toegang heeft tot onderwijs en/of minder dan 60% van de kinderen het basisonderwijs afmaakt. Deze geografische concentratie is een afspiegeling van de verbintenissen die België rond de millenniumdoelstellingen is aangegaan, en van de noodzaak om inspanningen te blijven leveren die niet alleen de toegang tot onderwijs maar ook de doelmatigheid ervan garanderen. Bij zijn steun aan de onderwijssector respecteert België de beginselen van de doeltreffendheid van de hulp door zich af te stemmen op – indien ze bestaan – de nationale beleidsmaatregelen en procedures, harmonisering onder de donoren, onder de Belgische actoren en met de lokale partners. Met de steun van BTC en mogelijkerwijze andere Belgische actoren zal de ambassade deelnemen aan het sectoraal of interministerieel overleg binnen het partnerschap.
03 BTC in de onderwijssector
ONDERWIJS VERDIENT MEER AANDACHT
SYN PAUL BOS
S
Interview met Paul Bossyns, coördinator van de cel Onderwijs, BTC Brussel.
Waarom is onderwijs belangrijk? Onderwijs is een van de hoekstenen van een gezonde samenleving, daar is iedereen het over eens. Uiteraard omdat onderwijs zorgt voor overdracht van kennis, maar zeker niet alleen daarom. In het basisonderwijs leren de kinderen lezen, schrijven en rekenen, de basisvaardigheden om weerbaar in het leven te staan. In het beroepsonderwijs leren ze een vak, het secundair onderwijs biedt een brede algemene vorming en het hoger onderwijs levert intellectuelen af. Maar onderwijs is meer dan kennisoverdracht alleen, het is ook een belangrijk vehikel van cultuur. De school is een uitbreiding van de huiselijke omgeving en moet bij kinderen een veiligheidsgevoel creëren. De school is een sociale ontmoetingsplaats, waar mensen leren samenleven en samenwerken. Geschoolde mensen hebben meer burgerzin, en dat komt de democratie ten goede. Scholen zijn ook veilige plaatsen, ze bieden bescherming. Dat is zeker belangrijk in oorlogsgebieden en in landen waar de veiligheid een specifiek probleem vormt. Maar in alle situaties hebben kinderen het recht om zich in een veilige omgeving te ontwikkelen, om vertrouwen in eigen kunnen op te bouwen. Deze verschillende functies van onderwijs zijn fundamenteel voor de ontwikkeling van een land. In de Belgische ontwikkelingssamenwerking is de sector Onderwijs zwaar ondervertegenwoordigd. Het voorbije decennium ging slechts 12% van de Belgische hulp naar onderwijs, en eigenlijk geeft dat cijfer nog een vertekend beeld van de realiteit. Tot nu toe worden studiebeurzen immers geregistreerd als
hulp aan de onderwijssector, maar dat is fout. Als iemand uit het Zuiden met een beurs artsenstudies voltooit, dan komt dat de gezondheidssector ten goede en niet de onderwijssector van dat land. Er moet dus een correctie komen om de onderwijssector de aandacht te geven die hij verdient.
Hoe onderscheidt de Belgische gouvernementele samenwerking zich in de sector onderwijs? We spitsen ons toe op vier niches. In de eerste plaats is er het basisonderwijs. Dat is erop gericht om kinderen te leren lezen, schrijven en rekenen. In veel ontwikkelingslanden is het basisonderwijs te zwak en hebben de kinderen na zes jaar die basisvaardigheden niet onder de knie. Sommige landen in het Zuiden verlengen daarom het basisonderwijs met een aantal jaren, omdat ze zo ook steun van de donoren kunnen krijgen, die voor het merendeel hun steun aan het basisonderwijs toezeggen. De Belgische ontwikkelingssamenwerking probeert haar inspanningen te richten op het verbeteren van de kwaliteit van het basisonderwijs, onder meer door de lerarenopleiding te verbeteren. België is immers een kleine donor en heeft niet de middelen om op grote schaal scholen te gaan bouwen of lesmateriaal aan te schaffen. Maar op de kwaliteit van de lerarenopleiding kunnen we wel een impact hebben. Een onderwijssysteem moet ervoor zorgen dat iedereen degelijk basisonderwijs kan genieten, van goede kwaliteit, waarbij het doel vooropstaat en niet het aantal jaren. Het moet ook de bedoeling
zijn dat een redelijk percentage van de leerlingen doorstroomt naar het secundair, dat duurder is maar desondanks minder steun krijgt van de internationale gemeenschap. De Belgische ontwikkelingssamenwerking steunt ook het technisch en beroepsonderwijs, omdat het de mensen op korte termijn een reële kans op werk en inkomen biedt. Het is een niche die internationaal te weinig aandacht krijgt. Maar het technisch en beroepsonderwijs is zeer complex, want er zijn lokale spelers bij betrokken, zoals het bedrijfsleven, er komen stages bij kijken, en het is ook een vrij duur onderwijs. Bovendien mag je het niet loskoppelen van het basisonderwijs dat eraan voorafgaat. Het technisch en beroepsonderwijs maakt deel uit van een onderwijssysteem waarin ook plaats moet zijn voor basisonderwijs, secundair onderwijs en hoger onderwijs. Ik ben ervan overtuigd dat specialisatie in niches een goede zaak is. Wij zijn daar goed in, wij hebben de expertise in huis en die wordt ook internationaal erkend. Alleen mogen we nooit het volledige plaatje uit het oog verliezen. Een derde belangrijke niche zijn de gemeenschappelijke fondsen (basket funds), waarin meerdere donoren geld storten om het onderwijs vooruit te helpen. Hier gaat het dus om grotere bedragen die nodig zijn om scholen te bouwen en te onderhouden, te beheren, om materiaal aan te kopen… Het is een globale steun aan de sector waarbij het begunstigde ministerie van Onderwijs grotendeels zelf zijn prioriteiten kan bepalen om een evenwichtig educatief systeem tot stand te brengen. [Lees verder op p.19]
04 Lerarenopleiding in Oeganda
GEDRAGSVERANDERING IN EEN ONDERWIJSSYSTEEM
Hedendaagse leerkrachten moeten hun leerlingen aanmoedigen om kritisch en zelfstandig na te denken en om zelf dingen op te zoeken.
© BTC Oeganda
Nieuwsgierigheid, kritisch denken en de wil tot samenwerking zijn bijzonder nuttig om je levensomstandigheden te verbeteren. Helaas worden die eigenschappen niet echt gekoesterd in landen waar het onderwijs te kampen heeft met ontoereikende middelen en overvolle klassen, en waar het opdreunen van kennis de gebruikelijke leermethode is. Daar wil het Belgische project voor de opleiding van leerkrachten in Oeganda verandering in brengen door actieve les- en leermethoden te promoten. Het project biedt pedagogische en institutionele ondersteuning aan het ministerie van Onderwijs. Doel is om driehonderd lerarenopleiders te vormen in de negen opleidingsinstellingen voor leerkrachten middelbaar en technisch onderwijs die het land rijk is. Die opleiders zullen op hun beurt elk ongeveer 2000 nieuwe leerkrachten voor het middelbaar en het technisch en beroepsonderwijs vormen.
Actief lesgeven en leren
In het moderne onderwijs is ‘uit het hoofd leren’ achterhaald. Feitenkennis ligt binnen ieders handbereik op het internet, en informatie kan gemakkelijk opgeslagen worden op een laptop of in de cloud. Een groot deel van die kennis is trouwens nutteloos of zelfs gevaarlijk indien de gebruiker er niet verstandig
mee omspringt. Hedendaagse leerkrachten moeten afstappen van de opdreun- en papegaaimethoden. Ze moeten hun leerlingen juist aanmoedigen om kritisch en zelfstandig na te denken en om zelf dingen op te zoeken. Het gewicht van deze revolutie rust grotendeels op de schouders van de leerkrachten. Daartoe moeten de beleidsmakers en de onderwijsdeskundigen een paradigmaverschuiving op gang brengen waarbij de leerkrachten zichzelf meer zien als begeleiders en hun leerlingen beschouwen als de 'aanstuurders' van hun eigen leerproces. Hoewel universiteitsdocenten en beleidsmakers voorstander zijn van leerlinggericht onderwijs, is die praktijk nog lang niet ingeburgerd in Oeganda. Daarom hebben het project en het ministerie van Onderwijs het uitgebreide driejarenprogramma Active Teaching & Learning (ATL) gestart. Doel daarvan is het concept uit te leggen aan de leraren en hen de instrumenten aan te reiken om hun methoden te veranderen en de rol van de leerlingen in een actief leerproces te bevorderen.
Aanpak
De begeleide toepassing van de pas ingevoerde leerlinggerichte technieken in de klas vormt een krachtig onderdeel van
05 het Active Teaching & Learning-programma. Pedagogische ondersteuning van de leerkrachten is immers heel belangrijk voor het welslagen van het programma. De ondersteuning wordt regelmatig verzorgd door nationale deskundigen van de ministeries, universiteiten en instellingen die betrokken zijn bij het programma, en dat helpt om de ervaring te verspreiden in hogescholen die niet rechtstreeks door het project ondersteund worden. Micro-onderwijs is ook een nuttige aanpak. Een groep leraren uit elke hogeschool krijgt een videocamera en een opleiding videotechniek. Tweemaal per jaar filmen de leraren elkaars les met de nadruk op specifieke lesmethoden zoals vragen stellen, groepswerk of klasafspraken. Wanneer ze de video's met hun collega’s bekijken, kunnen ze zichzelf aan het werk zien en hun aanpak met elkaar bespreken in een veilige, niet-oordelende en aanmoedigende omgeving. Via geleide observatie worden de leraren zich bewust van hun lesstijl en kunnen ze ontdekken welke gewoonten ze beter veranderen om de aandacht van de leerlingen vast te houden. Projectwerking is makkelijk toepasbaar en levert prima resultaten op omdat groepjes leerlingen middellange- of langetermijnprojecten opzetten, plannen en opvolgen. Terwijl ze bepaalde vaardigheden aanleren, bijvoorbeeld op het vlak van biologische landbouw, doorlopen de leerlingen een leerproces. Ze leren kritisch denken, onderzoeken, aanpassen, demonstraties geven, financiële planningen maken en rapporten opstellen. Op het platteland biedt projectmatig leren de leerling en de gemeenschap kansen om een partnerschap aan te gaan: de leerling verruimt zijn inzicht en de gemeenschap vaart er wel bij. Op die manier kunnen de leraren, leerlingen en gemeenschappen buiten hun dagelijkse leefwereld treden. Bijvoorbeeld, het project kleermakerij – oorspronkelijk ontwikkeld door studenten van het Abilonino National Instructors College om toga's te maken voor de afstudeerceremonie – evolueerde naar een informele cursus voor de jongeren uit de gemeenschap, gesponsord door de lokale afdeling van het Directoraat Industriële Opleiding. Een ander voorbeeld: in november 2013 bood de zonsverduistering in Noord-Oeganda de aardrijkskundestudenten van het Muni National Teachers College een unieke kans om een spannend project uit te voeren. Onder begeleiding van de docent onderzochten ze het natuurverschijnsel, bereidden ze lesmateriaal voor en verzamelden ze lokaal gefabriceerde oogbeschermers. Ze organiseerden een talkshow op de radio om de gemeenschap in te lichten over de verduistering en om oogletsels te voorkomen. Ze planden, budgetteerden, verzamelden fondsen en organiseerden de eerste terreinuitstap ooit waarop hogeschooldirecteurs, faculteitsleden en studenten samenkwamen. Hoogtepunt van het project was een perfecte waarneming van de zonsverduistering, het observeren van de gevolgen ervan op de temperatuur en op het gedrag van de dieren met als klap op de vuurpijl... een onverwachte ontmoeting met de Oegandese president!
Inspirerende les- en leeromgevingen
Nieuwe software werkt het best met nieuwe hardware. In vier hogescholen werden nieuwe klaslokalen, laboratoria en werkplaatsen, bibliotheken en lerarenkamers gebouwd. Samen met de werkzaamheden werd een communicatiecampagne gestart om de schoolgebruikers uit te leggen hoe het bouwontwerp is verbonden met de pedagogiek en waarom het belangrijk is de nieuwe materiële leer- en lesomgeving te onderhouden en er zorg voor te dragen. In het Abilonino Instructors College bijvoorbeeld werd al van bij de masterplannen en het voorontwerp aan sensibilisering gedaan. Zo werd een wedstrijd uitgeschreven voor de architect die ontwerp, leergedrag en duurzaamheid het best wist te combineren. Kritisch denken bij architectuurstudenten werd aangemoedigd toen voor het eerst in Oeganda universiteitsstudenten verwelkomd werden op het bouwterrein om innovatieve voorstellen te doen en te wedijveren met professionele bedrijven. Op de hogeschool zelf werd goed gedrag aangemoedigd via activiteiten die de toe-eigening van de nieuwe faciliteiten bevorderden, zoals opleidingen in onderhoud, beplanting, energiebesparende maatregelen, enz. De actie die zowel op onderwijs als op infrastructuur mikte, heeft een driedubbele impact: betere leeromstandigheden scheppen (licht, temperatuur, veiligheid, ruimte...), de gebruikers aansporen om de nieuwe leermethoden te gebruiken en hen ertoe aanzetten om zorg te dragen voor hun leer- en werkomgeving.
Duurzame gedragsverandering
Wil de gedragsverandering ook resultaten hebben op nationaal niveau, dan moet de inspanning voortdurend gepromoot en ondersteund worden door het onderwijssysteem zelf. De weerstand van de leraren tegen verandering kan niet overwonnen worden door disciplinaire straffen of via traditionele evaluatiesystemen. Dat brengt een andere, nog meer uitdagende revolutie mee. Het is niet zo moeilijk om gedragsverandering te bewerkstelligen bij individuele leraren, maar het nationale ondersteunings-, controle- en evaluatiesysteem aanpassen en leerlinggerichte activiteiten in de leerplannen van de lerarenopleidingen integreren, dat vereist speciale budgetten, aangepaste opleidingen, doorgedreven inspanningen en een proactieve houding op centraal niveau. Door het personeel van het ministerie te betrekken bij het ontwerpen, plannen, uitvoeren en evalueren van al deze activiteiten, plant het project alvast de zaadjes van een positieve verandering.
© BTC Oeganda
06 Palestina
EEN PORTAALSITE VOOR PALESTIJNSE LEERKRACHTEN
E-learning, tablets, mobiele telefonie, applicaties… grensverleggende instrumenten van het moderne onderwijs. Het Palestijnse ministerie van Onderwijs wil, met de steun van België, e-learning en het gebruik van ICT bevorderen om de kwaliteit van het basis- en secundair onderwijs op te krikken. Een van de zichtbare resultaten van het zogenaamde e-learningproject (2009-2014) is een nationale portaalsite voor leerkrachten (www.elearn.edu.ps), waar ze lessen kunnen up- en downloaden, feedback geven en krijgen en op die manier hun studentgerichte leermethoden kunnen bijschaven. De portaalsite telt inmiddels bijna 5000 gebruikers en bevat al meer dan duizend leerobjecten. Klus geklaard, zou je zeggen. Maar het vreemde is dat de leerkrachten de portaalsite niet gebruiken voor echte interactie. Om lesmateriaal actief te delen met andere leerkrachten, de directie of de leerlingen, gebruiken ze het immens populaire ‘The Face’, zoals Facebook in Palestina genoemd wordt. Facebook-groepen zijn dan wel efficiënt, maar ze zijn persoonsgebonden en dus niet erg duurzaam voor het onderwijssysteem.
maar het project probeert de leerkrachten zelf ook te engageren in peer-to-peer kwaliteitscontrole en validering van leermiddelen, links naar andere portaalsites toe te voegen en – uiterst belangrijk – interactie op de site te stimuleren en te begeleiden. Door ervaringen uit te wisselen zal het lerarenportaal beter werken en in het centrum van de Palestijnse onderwijsinnovatie komen te staan. ‘The Face’ zal misschien niet meteen voorbijgestreefd raken, toch kan de portaalsite een eigen, compatibele en waardevolle rol spelen.
Mobiele apps
Toen het e-learningproject vijf jaar geleden van start ging, was er nog geen sprake van mobiele applicaties. Maar hedendaags onderwijs moet mee met zijn tijd, en daarom werd vorig jaar in samenwerking met het Palestijnse ministerie van Onderwijs op de Westelijke Jordaanoever een pilootproject gestart rond de ontwikkeling van mobiele applicaties.
Daarom werkt het e-learningproject samen met het Ministerie van Onderwijs aan een upgrade van de portal (toegang via tablets en mobiele telefoons), een anti-virussysteem en aan een heuse marketingcampagne om het lerarenportaal in de scholen te brengen. De Palestijnse portaalsite is gebaseerd op het principe van bottom-up-initiatieven van leerkrachten,
Onder begeleiding van onderwijsinspecteurs en met de steun van directie en leerkrachten gingen 475 leerlingen aan de slag. Een van hen ontwikkelde een ‘car locator’ om mensen met een slecht oriëntatiegevoel terug naar hun wagen te leiden op de parkeerplaats. Een andere app bood voedings- en gezondheidsadvies aan, en nog een andere leerling transformeerde
© Ahed Izhiman
© BTC / Ryan Rodrick
07 Rwanda
Een gecoördineerde aanpak voor meer en betere schoolboeken © BTC / Ryan Rodrick
een hoed tot begeleidingsinstrument voor blinden, die piept wanneer obstakels opduiken. Het gaat natuurlijk niet uitsluitend om wat de leerlingen uiteindelijk ontwikkelen, maar eerder om welk leerproces daaraan is voorafgegaan. Het initiatief is een goed voorbeeld van de studentgerichte benadering die het e-learningproject promoot. De leerlingen hebben tijdens de ontwikkeling van hun app zelfstandig en kritisch gewerkt, constructief overlegd met medeleerlingen en begeleiders en actief gezocht naar oplossingen. De voorstelling van de apps door de leerlingen tijdens een officiële ceremonie was bijgevolg de kers op de taart van een interactief leerproces waarbij de leerling centraal stond. De apps-demonstratie wekte ook de interesse van UNESCO, dat jongeren in de hele wereld probeert warm te maken voor e-learning, onder meer via het YouthMobile Initiative (en.unesco.org/youthmobile). In een gebied waar bewegingsvrijheid geen vanzelfsprekendheid is, is het hoopgevend om te zien hoe Palestijnen desondanks niet stilzitten en toch grenzen verleggen. Niet alleen overschrijden hun mobiele apps letterlijk grenzen, maar vooral werkt de ontwikkeling van die apps grensverleggend op het vlak van onderwijs.
In 2007 was uit een studie gebleken dat het onderwijs in Rwanda meer dan 6 miljoen handboeken en meer dan 1,5 miljoen andere boeken en kaarten nodig had. Verschillende donoren en organisaties – België, DfID, Unicef – en het Rwandese ministerie van Onderwijs hebben toen de handen in elkaar geslagen om een duurzame ondersteuning op lange termijn op te zetten. Tussen 2007 en 2014 werd het systeem voor de keuze, de productie, de financiering en de distributie van schoolboeken ingrijpend hervormd. Het werd een van de grootste acties voor schoolmateriaal die de afgelopen twintig jaar in Afrika zijn georganiseerd, met als resultaat een update van alle lesmateriaal, inclusief handboeken, leesboeken, atlassen, woordenboeken en muurkaarten voor het gehele Rwandese onderwijs. Het ministerie van Onderwijs beschikt nu over een officiële lijst van goedgekeurde schoolboeken, die regelmatig wordt bijgewerkt. De uitgeverijen leveren – tegen een lage officieel vastgelegde prijs – aantrekkelijke en kwaliteitsvolle schoolboeken die beantwoorden aan internationale normen. De scholen kunnen zelf kiezen welk materiaal ze nodig hebben, binnen de grenzen van een toegewezen budget. Het ministerie van Onderwijs werkt met financiële vijfjarenplannen zodat alle lagere en secundaire scholen gegarandeerd over het nodige materiaal kunnen beschikken. Het ministerie houdt ook alle leveringen van schoolmateriaal nauwkeurig bij met behulp van elektronische informatiesystemen. Alle scholen in Rwanda beschikken nu over handboeken voor ieder vak en voor ieder leerjaar. Het Rwandese ministerie van Onderwijs en de internationale donoren beslisten om deze hervorming in een boek te documenteren dat begin 2015 gepubliceerd wordt, zodat andere landen de ervaring kunnen benutten.
© BTC
08 ONDERWIJS EN OPLEIDING IN OEGANDA Verschillende hulpvormen gericht op één gemeenschappelijk doel. In 2008 werd onderwijs en opleiding een prioritaire sector voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking in Oeganda. Van bij het begin werd beslist in te zetten op het verbeteren van de les- en leerkwaliteit in het middelbaar onderwijs en op het ontwikkelen van technische en beroepsvaardigheden. Dat waren kritische domeinen die lang stiefmoederlijk behandeld waren terwijl ze net langdurige financiële en technische ondersteuning nodig hebben. Om die uitdagingen aan te pakken, werd de Belgische steun georganiseerd in een programma- en portfolioaanpak, waarin verschillende hulpvormen gericht zijn op één gemeenschappelijk doel. De afgelopen vijftien jaar is de toegang tot onderwijs in Oeganda opmerkelijk verbeterd. De inschrijvingen in het lager onderwijs stegen zomaar eventjes van ongeveer 3 miljoen leerlingen in 1998 tot 8,4 miljoen in 2013, terwijl de toegang tot het middelbaar onderwijs in tien jaar tijd verdriedubbelde (van 0,5 miljoen in 2002 tot 1,3 miljoen in 2013). Helaas ging die toename ten koste van de kwaliteit van het aangeboden onderwijs, zoals blijkt uit de povere en snel achteruitgaande leerresultaten. Bovendien scoorde het technisch en beroepsonderwijs slecht: weinig inschrijvingen, ondermaatse kwaliteit en een onaangepast leerplan. Bijgevolg sloten de aangeleerde vaardigheden helemaal niet aan bij de noden op de arbeidsmarkt.
HULP AAN HET SYSTEEM Beleidsdialoog Monitoring van de sector
Belgische onderwijsportfolio
Tegen deze achtergrond besloten België en Oeganda de handen in elkaar te slaan om de kwaliteit en de relevantie van het middelbaar en het technisch en beroepsonderwijs op te krikken. Wat de Belgische onderwijsportfolio zo uniek maakt, is de programma-aanpak. Dat betekent dat verschillende interventies en hulpvormen één gemeenschappelijk doel ondersteunen. De Belgische onderwijsportfolio in Oeganda omvat zowel sectorale budgethulp als projectondersteuning. Deze interventies worden aangevuld met een monitoring van de onderwijssector en een actieve beleidsdialoog. Andere instrumenten, zoals een beurzenprogramma en een studie- en adviesfonds, vullen de toolbox aan. Dankzij die combinatie van interventies wordt efficiënt bijgedragen tot de beleidsanalyse, de beleidsvorming en de uitvoering van onderwijshervormingen. De programmaaanpak bevordert innovatie, want proefprojecten kunnen eerst lokaal worden uitgetest en worden pas op nationaal niveau gestart als ze goede resultaten boeken. Op die manier passen projectactiviteiten in het ruimere kader van de sector en omgekeerd. Bovendien blijkt de mix van ondersteuningsinstrumenten zeer handig om flexibel in te pikken op problemen die zich onderweg voordoen.
ONDERWIJSSYSTEEM VAN OEGANDA
Tertiair onderwijs
PROJECTHULP Lerarenopleiding
Budgethulp Beurzen
Secundair onderwijs Technisch & beroepsonderwijs
Technische en professionele vaardigheden
Studiefonds Basisonderwijs
Figuur: De Belgische hulp aan het Oegandese onderwijs omvat instrumenten die het onderwijssysteem als geheel ondersteunen en specifieke projecten die specifieke problemen aanpakken. Deze zogenaamde programma-aanpak bevordert innovatie, want proefprojecten kunnen eerst lokaal worden uitgetest en worden pas op nationaal niveau gestart als ze succesvol blijken te zijn.
09 DIVERSE INSTRUMENTEN VOOR EEN BETER ONDERWIJSSYSTEEM Over de complementariteit van projecthulp, budgethulp en gemeenschappelijke fondsen. Om ervoor te zorgen dat de geboden steun zo efficiënt mogelijk is, gebruikt BTC diverse hulpvormen die de onderwijssystemen in de partnerlanden versterken. Projecthulp wordt doorgaans aangevuld met budgethulp of gemeenschappelijke fondsen. In ieder geval probeert BTC de instrumenten zo veel als mogelijk af te stemmen op de nationale systemen door gebruik te maken van de lokale structuren en procedures. De verschillende hulpvormen maken het mogelijk om de onderwijssector via verschillende toegangspoorten te steunen. Dat is bevorderlijk voor de institutionele capaciteitsversterking op de verschillende niveaus van het systeem. Projecthulp is vaak een middel om specifieke onderdelen van het onderwijssysteem aan te pakken en de nationale partner in staat te stellen om innovatieve ideeën en oplossingen te testen. Hoe specifieker de focus, zoals lerarenopleiding en technisch en beroepsonderwijs (TVET), des te hoger zal het niveau van de technische expertise zijn die BTC biedt ter ondersteuning van het project. Dat is bijvoorbeeld het geval voor het e-learningproject in Palestina, de steun aan het technisch en het beroepsonderwijs in Congo, en het project voor de lerarenopleiding in Oeganda.
© BTC / Dieter Telemans
Sectorale budgethulp en gemeenschappelijke fondsen zijn hoofdzakelijk bedoeld als ondersteuning van ontwikkelingsplannen voor de gehele onderwijssector. België doet dat bijvoorbeeld in Burundi en Palestina, waar via twee gemeenschappelijke fondsen1 financiële en technische steun wordt geboden aan de ministeries van Onderwijs zodat ze hun strategieën kunnen uitvoeren en het onderwijssysteem kunnen verbeteren. Deze aanpak wordt ook gevolgd in het geval een onderwijssector in zijn geheel wordt hervormd. Een voorbeeld is Vietnam, waar het gemeenschappelijk fonds SEQAP steun biedt aan het ministerie van Onderwijs om de overgang naar dagvullend onderwijs te begeleiden. In beide gevallen zijn er onderwijsspecialisten en/of experts inzake overheidsfinanciën bij betrokken. De BTC-projecten en financiële instrumenten versterken de onderwijssystemen op verschillende niveaus. Ze zijn complementair en bevorderen de verandering van de onderwijssystemen van binnenuit.
© BTC / Ryan Rodrick
1 | In Burundi het Fonds Commun de l’Éducation (FCE), waaraan België, Frankrijk, Unicef en Noorwegen bijdragen. In Palestina gaat het om de Joint Financing Arrangement (JFA), met België, Duitsland (KfW), Ierland, Finland en Noorwegen als donor.
10
© BTC / Rosalie Colfs
Cambodja/Burundi
LEERKRACHTEN IN HET HART VAN DE ONDERWIJSVERNIEUWING
Waar ook ter wereld zijn leerkrachten vaak bepalend bij de keuzes van jonge mensen. Zij spelen een sleutelrol in elke samenleving en zijn cruciaal voor het welslagen van vernieuwingen in het onderwijs. De voorbije jaren is wereldwijd massaal ingezet op een bredere toegang tot onderwijs voor iedereen. Met succes: in 2010 was 90% van de kinderen in de ontwikkelingslanden ingeschreven in het basisonderwijs (tegenover 82% in 19991). Maar deze grotere toestroom gaat vaak ten koste van de kwaliteit. Meer leerlingen betekent ook dat er meer leerkrachten nodig zijn. En dus werden er noodmaatregelen uitgewerkt, zoals soepeler aanwervingscriteria voor leerkrachten, spoedcursussen, aanmoedigingspremies, verwijderingsvergoedingen en huisvesting. Veel beloften blijven echter dode letter vanwege het hoge kostenplaatje. Door het toegenomen aantal kandidaatleerkrachten komt ook de kwaliteit van de lerarenopleiding onder druk te staan. Ze beantwoordt niet langer aan de behoeften van een veranderde samenleving en biedt geen ruimte voor nieuwe pedagogische inzichten. Ze groeit weg van de praktijk door een gebrek aan stageplaatsen, aan begeleiders en aan opleiders met praktijkervaring. Kortom, de kandidaatleerkracht wordt weinig en slecht voorbereid op zijn taak. 1 | www.un.org/millenniumgoals/education.shtml
Wat BTC doet
BTC ondersteunt overheden en opleidingsinstituten in partnerlanden om het leerkrachtenkorps te professionaliseren door specifieke navormingsprogramma’s op te zetten of de basisopleiding te herwaarderen. De aandacht gaat daarbij uit naar het ontwikkelen van de basisvaardigheden van de leerkracht, gericht op een specifiek onderwijsniveau, met een sterke koppeling tussen theorie en praktijk. Het begeleiden van de leerlingen bij het verwerven van basisvaardigheden staat daarbij centraal. Voorbeelden uit Cambodja en Burundi.
Basisonderwijs en lerarenopleiding in Cambodja
Het project ter ondersteuning van het basisonderwijs en de lerarenopleiding in Cambodja is al sinds 2011 afgelopen, maar het heeft niets aan relevantie ingeboet. Om de vaardigheden van de leerkrachten op te krikken, organiseerde het project een aantal navormingsinitiatieven. De Cambodjaanse overheid besliste daarna om die navorming in de basisopleiding van de leerkrachten op te nemen.
11 Hoe maak je de les wiskunde spannend en uitdagend in klassen van 60 tot 80 leerlingen, waarbij één leerling een opdracht uitvoert aan het bord terwijl de anderen verveeld toekijken? Hoe doorbreek je een situatie waarbij leerlingen mechanisch kopiëren wat de leerkracht op het bord schrijft en wat in het handboek staat? Hoe bevorder je inzicht en creativiteit veeleer dan het blind toepassen van regels en formules? Door met leerkrachten te doen wat zij verondersteld worden met leerlingen te doen. Een hele uitdaging voor de opleiders! Geen theoretische beschouwingen of abstracte bespiegelingen, maar werken met praktijkgerichte modules om concrete gedragsveranderingen teweeg te brengen. Het wiskundeprogramma daagt leerkrachten uit om stil te staan bij hun aanpak. In zes modules worden de basisbegrippen en vaardigheden uit de belangrijkste domeinen van de wiskunde uitgelegd. De leerkrachten leren ook hoe kinderen deze inzichten verwerven, en welke leeractiviteiten daartoe bijdragen. Vijf basistechnieken voor grote groepen vormen de hoeksteen van het programma: uitdagende startactiviteiten, werken per twee, het gebruik van krijtbordjes, visuele hulpmiddelen en het gebruik van open vragen. Deze basistechnieken moeten het wiskundig inzicht ontwikkelen door middel van concrete activiteiten waar iedereen bij betrokken is, en die een minimum aan didactisch materiaal vergen. Het project beantwoordde aan de verwachtingen van de leerkrachten en remedieerde aan de tekortkomingen van de bestaande handboeken. Daarom vroeg het Cambodjaanse ministerie van Onderwijs de steun van de Belgische ontwikkelingssamenwerking om het navormingsprogramma in de basisopleiding voor leerkrachten te integreren. Vandaag maakt het officieel deel uit van de basisopleiding van leerkrachten in de 24 normaalscholen van Cambodja voor het basis- en lager secundair onderwijs. Het bereikt jaarlijks 5000 leerkrachten in opleiding. Het materiaal wordt nog altijd verder gebruikt en verspreid door partners van het ministerie van Onderwijs, onder meer door de Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand (VVOB).
Een relevante en praktijkgerichte opleiding voor leerkrachten lager onderwijs in Burundi
Leraar zijn in Burundi is voor velen een voorlopige bezigheid in afwachting van een echte, betere baan. De lage lonen, de moeilijke werkomstandigheden, de onaangepaste voorbereiding, het oriënteren van zwakkere studenten naar de lerarenopleiding, en de weinig transparante rekruteringspraktijken hebben de maatschappelijke waardering voor het beroep danig aangetast. In het kader van een grootscheepse hervorming van het basisen middelbaar onderwijs in Burundi wil de Belgische ontwikkelingssamenwerking het beroep van leerkracht herwaarderen door de opleiding te professionaliseren. Leerkrachten lager onderwijs worden in Burundi immers gevormd in de tweede cyclus van het secundair onderwijs. De lerarenopleiding is één van de zes studierichtingen.
De huidige programma’s voor het middelbaar onderwijs en de lerarenopleiding staan zowel inhoudelijk als didactisch zeer ver van de dagelijkse realiteit. De programma’s zijn overladen, zijn sinds 1989 niet meer herzien en zijn gericht op het doorgeven van theorie en feitenkennis. De leerling speelt nauwelijks een actieve rol in het leerproces. Maar sinds 1989 zijn kennis en informatie wereldwijd sterk geëvolueerd, net zoals de inzichten in hoe kinderen en jongeren leren. De rol van de leerkracht en de leerling bij het leren werd opnieuw gedefinieerd. Het beheersen van basiscompetenties wordt almaar belangrijker: een complex probleem kunnen ontleden, antwoorden zoeken, de kwaliteit van informatie kunnen beoordelen, een beroep doen op uiteenlopende vaardigheden in concrete situaties… Al deze vaardigheden zijn vandaag belangrijker dan het blind herhalen of toepassen van theoretische kennis. In een eerste fase schreven de technische diensten van het ministerie van Onderwijs een visietekst over het secundair onderwijs en de lerarenopleiding. Deze tekst vormt het algemeen kader van de hervorming en beschrijft de hoofddoelstellingen van het algemeen secundair onderwijs, het beoogde profiel voor de kandidaat-leerkrachten en voor de verschillende studierichtingen. Vervolgens beschreven ze wat van een leerkracht lager onderwijs verwacht wordt (beroepsprofiel), welke vaardigheden horen bij het profiel van de kandidaat-leerkracht en bij de profielen van de verschillende studierichtingen (competentieprofielen), hoe deze specifieke basiscompetenties binnen een opleiding verworven worden (opleidingsprofielen), en ten slotte, hoe wordt nagegaan in welke mate de basiscompetenties effectief zijn verworven (evaluatieprofielen). Op basis van deze profielen werken een 120-tal onderwijsdeskundigen van het ministerie aan de gedetailleerde jaar- en lesplannen voor de verschillende studierichtingen. Ze selecteren en ontwikkelen ook het lesmateriaal voor de verschillende vakken. Daarbij ligt de klemtoon op het actief verwerven en beheersen van basisvaardigheden en de toepassing ervan in concrete en complexe situaties. De nieuwe programma’s voor het middelbaar onderwijs en de lerarenopleiding worden vanaf 2015 in 18 scholen aan de praktijk getoetst. Vanaf 2016 worden ze toegepast in alle middelbare scholen.
Tot slot
De opleiding van de leerkracht en zijn professionele houding is slechts één dimensie van het leerkrachtenvraagstuk. Daarom proberen de Belgische projecten ook hun werkomgeving te verbeteren door ruime, goed verlichte en uitgeruste klassen te bouwen en handleidingen, leerboeken en didactisch materiaal beschikbaar te stellen.
12
HANS DE
GREVE
HUIB HU
YSE
De wet van 19 maart 2013 over de Belgische ontwikkelingssamenwerking bepaalt dat onderwijs een van de prioritaire sectoren voor de Belgische hulp is. Maar is dat ook zo in de feiten? In slechts vier van de achttien partnerlanden staat onderwijs ingeschreven in de samenwerkingsprogramma’s. In opdracht van Plan België voerde het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) van de KU Leuven in 2013 een onderzoek uit naar de plaats van de sector onderwijs in de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Het onderzoek bracht verrassende conclusies aan het licht. Een dubbelinterview met Hans De Greve (Plan België) en dr. Huib Huyse (HIVA).
Wat was de aanleiding van het onderzoek? Hans De Greve: Plan België wilde de aandacht voor het basisonderwijs in de ontwikkelingssamenwerking op politiek vlak aanzwengelen. We hadden vastgesteld dat er weinig over gesproken werd hoewel het een beleidsprioriteit is. Er zijn ook relatief weinig Belgische ngo’s in de sector actief. Een evaluatie van de onderwijssector uit 2007 was op niets uitgedraaid en in de kast blijven liggen. In landen zoals Cambodja, Vietnam, Senegal, Niger, Marokko en Rwanda trok België zich terug uit de onderwijssector, nadat een aantal grote programma’s er waren afgelopen. Ook andere donoren zoals Nederland begonnen zich uit de sector terug te trekken. Dat waren een aantal elementen die ons ertoe brachten om bij HIVA een studie te bestellen om de Belgische hulp aan de onder-
BELGISCHE EXPERTISE IN HET ONDERWIJS: GEEN SANT IN EIGEN LAND wijssector in kaart te brengen en aanbevelingen te formuleren over de rol die België kan of zou moeten spelen.
Van de totale Belgische ontwikkelingshulp gaat gemiddeld 10 à 12% naar onderwijs. Is dat te weinig? Hans De Greve: De studie bevestigde wat we eigenlijk al wisten: hoewel de steun aan het basisonderwijs in de ontwikkelingslanden een beleidsprioriteit is, gaat maar liefst 70% van de Belgische hulp voor de onderwijssector naar het hoger onderwijs. Bovendien worden alle studiebeurzen ook aangemerkt als steun aan het onderwijs, terwijl dat eigenlijk fout is. Als we rekening houden met deze elementen, gaat er niet 12%, maar wellicht slechts 6 à 7% van de hulp naar de onderwijssector. En dat is inderdaad te weinig. Huib Huyse: Er was inderdaad nauwelijks iets gedocumenteerd over hoe België de onderwijssector steunde, dus alleen al daarom vonden we dit een goede gelegenheid om de analyse te doen. We kwamen al snel tot de bevinding dat er een enorm spanningsveld was tussen het beleid op papier, dat voorrang geeft aan steun aan het basisonderwijs, en de uitvoering van het beleid op het terrein, waar we een heel ander beeld te zien kregen. Het hoger onderwijs maakt het leeuwendeel uit van de hulp en alle studiebeurzen werden verkeerdelijk aangemerkt als hulp aan het onderwijs. Studiebeurzen dragen niet noodzakelijk bij tot de versterking van de onderwijssector, maar zijn een middel om een of andere sector te versterken, net zoals
een project of programma. Als je deze correctie toepast op de cijfers, moet je concluderen dat de onderwijssector stiefmoederlijk behandeld wordt. En dat is jammer want België beschikt met een agentschap als BTC in de gouvernementele samenwerking over jarenlang opgebouwde en internationaal erkende expertise in subsectoren zoals het basisonderwijs en het technisch en beroepsonderwijs. We hebben gespecialiseerde organisaties, zoals VVOB en APEFE, die zeer goed zijn in wat ze doen. Het zou bijzonder jammer zijn om dat allemaal los te laten, want België kan daar een rol spelen. Daarom is het belangrijk dat op beleidsniveau geïnvesteerd wordt in voldoende kritische massa om de onderwijssector de aandacht te geven die hij verdient en om internationaal geloofwaardig te kunnen blijven.
De grote meerwaarde van de studie is dus dat ze een aantal discrepanties aan het licht heeft gebracht? Hans De Greve: Klopt. En ze heeft vooral ook een open debat op gang gebracht over waar het met de Belgische hulp aan het onderwijs naartoe moet. Er staan voldoende elementen in de studie die de Belgische besluitvormers in staat moeten stellen om een gefundeerde keuze te maken. België is een kleine donor en daarom focussen we ons beter op de kwaliteit van het onderwijs en op gelijke onderwijskansen voor iedereen. De grote donoren hebben wel voldoende middelen om te zorgen voor een betere toegang tot het onderwijs door, bijvoorbeeld, massaal klaslokalen te gaan bouwen. Sinds enkele jaren
13 Belgische krachtenbundeling voor het technisch en beroepsonderwijs in Rwanda gaat er ook – terecht – aanzienlijk wat Belgisch geld naar het Global Partnership for Education, een mondiaal fonds om het onderwijs te ondersteunen. Maar dat mag niet ten koste gaan van de Belgische knowhow op het terrein. Trouwens, het Global Partnership heeft geen ‘boots on the ground’. Het moet een beroep doen op uitvoerende organisaties om het geld op het terrein in goede acties om te zetten, zoals BTC dat doet in Burundi. Huib Huyse: In ieder geval is er nu wel eensgezindheid over wat de Belgische ontwikkelingssamenwerking moet kwalificeren als hulp aan het onderwijs in de partnerlanden, en wat niet. Dat moet de discussie over de te maken keuzes vergemakkelijken, want je kunt beter focussen op die deelgebieden waar België een verschil kan maken. En dat is zeer belangrijk in de huidige context, waar ontwikkelingssamenwerking de komende jaren met forse besparingen te maken krijgt. Ook de rapportering naar het Belgische publiek zal veel zuiverder zijn. Als uit de cijfers blijkt dat slechts 6 à 7% van de Belgische hulp naar het onderwijs gaat, zou de Belgische overheid een inhaalbeweging kunnen inzetten om van onderwijs een echte prioritaire sector te maken. Hans De Greve: Eigenlijk zouden we niet in vier, maar in negen partnerlanden in het onderwijs actief moeten zijn. Bij nieuwe samenwerkingsprogramma’s moet er dus geanalyseerd worden of, hoe en waarom onderwijs al dan niet een prioritaire sector kan zijn. Lees de volledige studie op www.planbelgie.be
Rwanda is zijn technisch en beroepsonderwijs volop aan het ontwikkelen en uitbreiden zodat meer Rwandese jongeren een vak kunnen leren om op de arbeidsmarkt aan de slag te kunnen gaan. Drie Belgische organisaties sloegen in 2010 de handen in elkaar om het Centraal-Afrikaanse land bij deze ingrijpende hervorming te begeleiden. Het Belgisch ontwikkelingsagentschap BTC, de Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand (VVOB) en haar Franstalige zusterorganisatie Association pour la Promotion de l'Education et de la Formation à l'Etranger (APEFE) waren al jaren in het onderwijs in Rwanda actief, vooral in de zuidelijke provincie. De start van het project op nationale schaal in 2010 was dan ook een ideale gelegenheid om de complementaire knowhow en ervaring van de drie organisaties ten volle uit te spelen. VVOB ondersteunt met haar knowhow de centra voor technisch en beroepsonderwijs om hun schoolmanagement en -leiderschap te versterken, een domein waarin het al jarenlang actief is in Rwanda. APEFE verschaft terreinexpertise rond lerarenopleiding, pedagogie, ondernemerschap en specifieke technische kennis rond landbouw-, bosbouw- en veeartsenijonderwijs. BTC is, als de belangrijkste ontwikkelingsorganisatie in België, een hefboom voor het programma. Enerzijds dankzij zijn geprivilegieerde relaties met de Belgische ambassade en de Rwandese regering, en anderzijds dankzij zijn relaties met andere bilaterale en multilaterale donoren zoals GIZ (Gesellschaft für Internationale Zusammenarbeit), NUFFIC (Nederlandse organisatie voor internationalisering in het hoger onderwijs) en de Wereldbank, om de activiteiten te harmoniseren en te bouwen op elkaars ervaring. Een van de originele initiatieven in het project is dat de leerlingen zelf, onder begeleiding van hun leerkrachten en van professionele metselaars, aan de slag gaan om de ontbrekende schoolinfrastructuur te bouwen of op te knappen. De bouwplaats als klaslokaal, om al doende een vak te leren en tegelijk het onderwijs van je land een zetje te geven. Andere activiteiten hebben betrekking op de lerarenopleiding, de coaching van schooldirecteurs, het ontwikkelen van leerplannen, en het begeleiden en adviseren van het Rwandese Workforce Development Agency op nationaal niveau en het Integrated Polytechnic Regional Centre South in de zuidelijke provincie.
14 GROENE SCHOLEN IN PALESTINA Moderne bouwtechnieken voor knusse dagen op school. Er is geen wetenschappelijk bewijs dat een betere schoolinfrastructuur ook leidt tot betere punten op een wiskundetoets. Maar ons gezond verstand zegt dat een school een stimulerende omgeving hoort te zijn voor leerkrachten en leerlingen. Natuurlijk kun je ook actief lesgeven en leren in een klassiek klaslokaal, maar een beetje creatieve leerkracht zal graag de banken verschuiven, een tapijtje leggen of een computerhoekje installeren zodat de leerlingen zich thuis voelen. Voor de meeste kinderen is de school hun tweede – soms zelfs hun eerste – thuis waar ze zich goed voelen en goed functioneren. Hier gaan hardware en software hand in hand.
Woestijnklimaat
De Belgische ontwikkelingssamenwerking ondersteunt de Palestijnse Autoriteit bij haar inspanningen om het onderwijssysteem te verbeteren. De afgelopen tien jaar werden op de Westelijke Jordaanoever 23 kindvriendelijke en ecologische scholen gebouwd, en daar komen er nog tien bij. Een daarvan is Wadi Al Mughair in Hebron. Daar worden nieuwe bouwconcepten getest om het aantal 'knusse dagen' op school op natuurlijke, passieve wijze te verhogen. In de stad Hebron op de Westelijke Jordaanoever heerst een bar woestijnklimaat. De temperaturen schommelen tussen ongeveer 0°C in de winter en 35°C in de zomer. In Palestina hebben de scholen meestal geen verwarming of koelsys-
teem. Wanneer het te koud wordt in de winter of wanneer het sneeuwt, sluiten ze. In de zomer zijn er minder problemen omdat de scholen sowieso dicht zijn van mei tot augustus.
Zonneschoorstenen
De opmerkelijkste nieuwigheid van Wadi Al Mughair zijn de ondergrondse kokers die over een afstand van 250 meter onder de school lopen. Die voeren lucht aan van een constante temperatuur van 16°C. Dat is 'warm' in de winter en 'koel' in de zomer. Zonneschoorstenen trekken de lucht door de klaslokalen. De leerkracht kan de buizen openen of sluiten volgens de behoeften van de leerlingen. Een ander experiment in Wadi Al Mughair is de afneembare zonnewering voor de ramen. In de winter wordt die gewoon weggehaald zodat de zonnewarmte naar binnen kan. Aan de oostkant heeft de school een zonnemuur, een geperforeerde stalen plaat die de warmte van de ochtendzon naar binnen brengt indien nodig. De leerlingen spreken van hun 'groene school'. En ze weten waarom: omdat de ramen en de zonnemuren groen geschilderd zijn. En ook wel omdat er mooie planten en bomen rond het gebouw staan. Maar zodra de lessen beginnen, zal de leerkracht uitleggen dat een 'groene school' veel meer betekent dan dat.
BTC zorgt ervoor dat er bij de bouw van de scholen rekening wordt gehouden met het klimaat en met moderne manieren van lesgeven. © BTC
15
Project ter ondersteuning van het basisonderwijs en de lerarenopleiding in Cambodja (BETT, 2003-2011). Het nieuwe ontwerp van scholen hield rekening met elementen zoals lichtinval en ventilatie, die het comfort van de leerlingen ten goede komen. BETT was ook een pionier in het opknappen van bestaande schoolinfrastructuur, met oog voor het architecturale verleden van het land. © BTC / Dieter Telemans
DE KLOOF TUSSEN LEREN EN WERKEN MOET DICHT Meer dan 40% van de Palestijnse jongeren is werkloos. Dat is onder meer te wijten aan de zwakke economie en aan de gapende kloof tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt. Om die kloof te dichten, werkt de Palestijnse overheid samen met de Belgische ontwikkelingssamenwerking om het technisch en beroepsonderwijs te hervormen en beter te doen aansluiten bij de arbeidsmarkt. Eind 2013 is een programma van start gegaan (Enhancing Capacities and Institution Building, ECIB) dat beurzen uitreikt en stages organiseert voor studenten uit het technisch en beroepsonderwijs, met bijzondere aandacht voor meisjes en kansarmen. Tegelijk wordt de Palestijnse overheid versterkt zodat ze dergelijke programma’s zelf in goede banen kan leiden. Het ministerie van Onderwijs en Hoger Onderwijs, het ministerie van Werk en BTC vormen samen de drijvende kracht van dit initiatief om ‘werkplekleren’ (work-based learning) te bevorderen.
Voor de Palestijnse bedrijfswereld is het gebrek aan werkplekervaring een van de grootste hinderpalen om jongeren aan het werk te zetten. Dat blijkt onder meer uit een arbeidsmarktonderzoek van BTC uit 2013. Werkplekleren op zich is natuurlijk niet voldoende. Het programma moet aansluiten bij en afgestemd zijn op de hervorming van het technisch en beroepsonderwijs, want het heeft implicaties op de leerplanning, levenslang leren, loopbaanbegeleiding, de relaties met de bedrijfswereld enz. Palestina beschikt (nog) niet over een officieel orgaan dat het technisch en beroepsonderwijs coördineert. Maar door de goede verstandhouding van de internationale donoren en organisaties (GIZ, de Europese Commissie, het Zwitsers ontwikkelingsagentschap, de European Training Foundation en de Internationale Arbeidsorganisatie) is er een sterke impuls om het technisch en beroepsonderwijs in Palestina vooruit te helpen en de werkloosheid terug te dringen.
16 Burundi
DE IMPACT VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK FONDS VOOR HET ONDERWIJS
Sinds 2011 hebben België, Frankrijk, Unicef en Noorwegen de handen in elkaar geslagen om de onderwijssector in Burundi te ondersteunen. Daartoe hebben ze een gemeenschappelijk fonds opgericht. Doel is het strategisch plan van de onderwijssector te ondersteunen, vooral wat betreft de nodige investeringen. 82% van het onderwijsbudget gaat immers naar het uitbetalen van lonen. Het fonds is een ruggensteun voor het Burundese ministerie van Onderwijs, dat op die manier de kans krijgt om zijn beleid uit te voeren. De ervaring van het gemeenschappelijk fonds kan om drie redenen een voorbeeld zijn voor de toekomst. Allereerst is het fonds heel flexibel opgericht. Daardoor kunnen de principes van de Verklaring van Parijs worden toegepast in een fragiele staat die zijn institutionele capaciteiten ondermijnd zag door jarenlange conflicten. Het is net die flexibiliteit die een optimaal evenwicht garandeert tussen enerzijds de doelstellingen voor ontwikkeling en institutionele versterking en anderzijds de risico's op slechte resultaten, zowel inzake onderwijs als wat het kostenplaatje betreft. Ten tweede zorgt het feit dat het fonds beheerd wordt binnen het ministerie van Onderwijs ervoor dat de verandering geïnternaliseerd wordt. Toen het fonds werd opgenomen in het ministerie, werden tegelijk structurerende elementen opgezet, zoals een kader voor de sectordialoog, een inclusief en specifiek planningsproces voor een diepgaande technische dialoog en een efficiënt systeem voor het beheer van de overheidsfinanciën. Het Internationaal Monetair Fonds baseert zich op dat model voor zijn strategie ter ondersteuning van de deconcentratie van het beheer van de overheidsfinanciën naar de sectorministeries in Burundi. En, last but not least, zijn er concrete ontwikkelingsresultaten zichtbaar in het Burundese onderwijssysteem. Dankzij de financiële steun van het gemeenschappelijk fonds en de technische steun van de donoren kan het ministerie van Onderwijs zijn hervorming van het lager onderwijs nu beter uitvoeren. Het bouwt nieuwe klaslokalen, herschrijft de leerplannen, drukt schoolboeken en leidt nieuwe leerkrachten op. In 2012 is het Global Partnership for Education (GPE) ingegaan op de vraag van Burundi en heeft het 40 miljoen euro in het gemeenschappelijk fonds gestort. Het fonds wordt beschouwd als een innovatief en degelijk financieringsmechanisme voor de sector, dat de sectordialoog integreert en versterkt.
© BTC / Dieter Telemans
België is met de technische steun van BTC de 'toezichthoudende instantie' van de fondsen van het GPE in Burundi geworden. Zo coördineert België de donoren voor het beheer van het gemeenschappelijk fonds, terwijl Unicef de coördinatie verzorgt als leidende donor voor de onderwijssector. Het is een unieke en boeiende ervaring die de toekomst van het onderwijs in Burundi, van het ministerie en van de donoren waaronder dus België en BTC - zal veranderen.
17 Educaid.be
BELGISCH PLATFORM VOOR ONDERWIJS EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Educaid.be is een nationaal platform van instellingen, organisaties en particulieren die in het kader van de Belgische ontwikkelingssamenwerking actief zijn in de educatieve sector. Educaid.be werd in 2010 opgericht vanuit de vaststelling dat er nauwelijks gestructureerd overleg was tussen deze spelers. In 2014 telt Educaid.be 44 lid-organisaties en enkele individuele leden. Educaid.be wil de capaciteit van de aangesloten organisaties versterken en het Belgische beleid rond onderwijs en ontwikkeling mee uitbouwen en ondersteunen. Het platform pleit voor een goede kwaliteit van het onderwijs- en vormingsaanbod in het Zuiden, met onder meer aandacht voor competente leerkrachten en schoolleiders, relevante curricula en pedagogisch-didactische methoden en leermateriaal. Daarnaast legt Educaid.be de klemtoon op een integrale benadering van onderwijs en vorming: de wederzijdse versterking van en een vlotte overgang tussen alle onderwijsniveaus, gaande van kleuteronderwijs, over lager en secundair tot hoger, en de overgang van
onderwijs naar de wereld van werk en levenslang leren. Educaid.be onderstreept het belang van drie met elkaar verbonden onderwijsprioriteiten. Kansarme, uitgesloten bevolkingsgroepen en kwetsbare kinderen en jongeren, in het bijzonder vrouwen en meisjes, moeten gelijke onderwijskansen krijgen. De slaagpercentages moeten omhoog om schooluitval terug te dringen. De leerresultaten aan het eind van de verschillende onderwijsniveaus moeten beter. Educaid.be heeft vijf werkgroepen die specifieke aspecten van onderwijs en vorming in het Zuiden behandelen: Gender en onderwijs, Technisch en beroepsonderwijs en -vorming, Onderwijs in de bilaterale en de multilaterale ontwikkelingssamenwerking, Gemeenschappelijke contextanalyses, en de Rol van de Belgische universitaire samenwerking ter ondersteuning van basisonderwijs en technisch en beroepsonderwijs. Elk van deze werkgroepen heeft concrete doelstellingen en een jaarlijks werkplan. Meer informatie: www.educaid.be www.facebook.com/Educaidbe
Belgische expertise naar waarde geschat België is een relatief kleine donor in de sector onderwijs. Toch stellen zowel de donoren als de partnerlanden de technische expertise van België en BTC op prijs. Het bewijs is er: België bekleedt sleutelposities in coördinatiegroepen en sectorale werkgroepen. In Oeganda was België in 2012 voorzitter van de Education Development Partners Group (met o.a. Nederland, Ierland, de Wereldbank, de EU…), en van andere werkgroepen van 2011 tot 2013. Thans leidt België de werkgroep Budget en Planning.
In Palestina is België sinds september 2014 medevoorzitter van de werkgroep Onderwijs, waartoe ook Duitsland, Ierland, Noorwegen, Finland behoren. In de Democratische Republiek Congo leidde België de werkgroep Onderwijs van 2012 tot begin 2014 en leidt er nu nog de werkgroep Beroepsopleiding. In Burundi ten slotte, coördineert België het ‘Fonds Commun Education’ samen met Noorwegen, Frankrijk en UNICEF. Verder houdt ons land er toezicht op het programma dat wordt gefinancierd door het Global Partnership for Education.
BTC HAALT EXPERTISE BIJ SYNTRAVLAANDEREN In november 2014 ondertekenden Carl Michiels van BTC en Luc Neyens van Syntra-Vlaanderen een raamovereenkomst, die BTC in staat stelt om een beroep te doen op de expertise van Syntra-Vlaanderen ter ondersteuning van de ontwikkelingsprojecten op het gebied van ondernemerschap, technisch onderwijs en beroepsopleiding. De eerste concrete samenwerking op het terrein vindt wellicht plaats in de onderwijsprojecten in Congo (voor de opleiding van werknemers en jongeren) en Palestina (voor het opzetten van een nationaal systeem van alternerend leren). Syntra-Vlaanderen is het Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming. Het agentschap helpt Vlaanderen om meer en sterker te ondernemen via opleidingen, vormingen en initiatieven die de ondernemingszin stimuleren. “De Belgische overheidsdiensten beschikken over zeer waardevolle expertise voor de gouvernementele samenwerking. BTC heeft al akkoorden gesloten met een aantal overheidsdiensten, zoals de federale politie, justitie en de sociale zekerheid, en nu dus met SyntraVlaanderen, zodat wij hun deskundigen kunnen inzetten voor de ontwikkeling van onze partnerlanden,” aldus Carl Michiels.
© BTC / Guido Couck
18 Congo
TECHNISCH ONDERWIJS EN BEROEPSOPLEIDING: EEN POSITIEVE KEUZE!
Al meer dan tien jaar ondersteunt België de sector onderwijs in de Democratische Republiek Congo. Aanvankelijk werd gekozen voor een gediversifieerde aanpak, met ondersteuning van institutionele hervormingen, de distributie van schoolboeken, de opleiding van leerkrachten en aanpassingen van het curriculum. Maar sinds 2013 ligt de focus op het technisch onderwijs en de beroepsopleiding, met een totale portefeuille van meer dan 55 miljoen euro over een periode van vijf tot acht jaar.
Grote vraag naar technisch personeel
Er waren meerdere redenen voor deze omslag naar het technisch onderwijs en de beroepsopleiding. Een eerste reden is het toegenomen aantal leerlingen in het secundair onderwijs, dankzij een grotere instroom in het lager onderwijs en dus ook een grote doorstroom naar het secundair onderwijs. Ten tweede is er de wil om jongeren op relatief korte tijd de juiste competenties bij te brengen zodat ze na de schoolloopbaan een renderende beroepsactiviteit kunnen uitoefenen, als zelfstandige of als werknemer. Daarnaast zoeken de bedrijven in Congo ook steeds vaker gekwalificeerde, technisch geschoolde werknemers. Tot slot bleek dat deze sector sterk ondergefinancierd werd en onvoldoende aandacht kreeg van de donorgemeenschap, die voornamelijk in het lager onderwijs investeert. De Belgische en Congolese overheid beslisten om de interventies zo veel mogelijk te decentraliseren en zich zodoende toe te spitsen op vijf provincies (Katanga, de Evenaarsprovincie, Oost-Kasaï, Bandundu en de Oostelijke Provincie). Op die manier wil men een grotere impact en directe resultaten voor de jongeren bewerkstelligen en zo veel mogelijk rekening houden met de specifieke economische en sociale context in elk van deze provincies.
Internationale consensus
De ambitie is om de sector van het technisch onderwijs en de beroepsopleiding ingrijpend te hervormen zodat hij weer aansluiting kan vinden bij modellen waarover internationale consensus bestaat. In de eerste plaats gaan de Belgische en Congolese partners op zoek naar schaalvoordelen, waarbij de materiële en menselijke middelen (schoolgebouwen, leerkrachten, educatief materiaal…) ter beschikking worden gesteld van meerdere scholen, opleidingscentra, ngo’s en bedrijven. Op die manier kan al snel een aanzienlijke efficiëntiewinst worden geboekt.
© BTC / Colin Delfosse
Ten tweede wordt getracht om de sociale partners (werkgevers en vakbonden, aangevuld met de civiele maatschappij) nauwer te betrekken bij het beheer, de aansturing en de financiering van het technisch en beroepsonderwijs. Dat is echter een werk van lange adem omdat de capaciteiten van alle partners in dit proces gaandeweg en systematisch moeten worden versterkt.
Trajectbegeleiding
Ten derde moeten jongeren die kiezen voor het technisch onderwijs en beroepsopleiding sneller aansluiting kunnen vinden bij de arbeidsmarkt. Dat gebeurt op verschillende manieren, zoals het organiseren van stages, alternerend leren, praktijkklassen, de inzet van minibedrijven, trajectbegeleiding voor werkzoekenden en adviesverlening aan startende ondernemers. Een vierde en laatste omwenteling is de focus op kwaliteit, die op termijn moet leiden tot een grotere instroom van leerlingen, zowel jongens als meisjes. Samen met de Congolese ministeries van Onderwijs, Werk en Sociale Zaken, met de werkgeversorganisaties en de civiele maatschappij werkt België aan een kwalitatief beter opleidingsaanbod in het technisch onderwijs en de beroepsopleiding, om ervoor te zorgen dat de keuze voor deze beroepsgerichte opleidingen weer een positieve keuze kan worden.
19 BTC in de onderwijssector
ONDERWIJS VERDIENT MEER AANDACHT
S PAUL BOS
YNS
Interview met Paul Bossyns, coördinator van de cel Onderwijs, BTC Brussel.
[vervolg van p. 3]
Kan België daar als kleine donor een verschil maken? Ja, toch wel. Misschien niet in termen van geld, onze bijdrage zal nooit die van grote donoren kunnen evenaren, maar wel in termen van knowhow om die fondsen goed te beheren, in dialoog met de onderwijsinstanties van het betrokken land. In Burundi bijvoorbeeld hebben de internationale donoren een fonds van 50 miljoen dollar volgestort en het beheer ervan aan België toevertrouwd. Een klein land kan dus wel degelijk een rol van betekenis spelen. In de vierde niche ten slotte richten we onze aandacht op de politieke en administratieve onderwijsinstanties, vooral op nationaal en provinciaal niveau. We begeleiden, adviseren en organiseren ministeries en lokale overheden zodat zij beter in staat zijn om het onderwijs in goede banen te leiden, te reguleren en te controleren.
Welke successen in de onderwijssector kan BTC voorleggen? De successen zijn legio. Er is een belangrijke evolutie in onze manier van
werken, die vooral op duurzaamheid en structurele verandering is gericht. Tien jaar geleden deden we niet aan systeemondersteuning. Nu wel. Ik herinner me dat we in Palestina de vraag kregen om computers voor het onderwijs te leveren, om e-learning te bevorderen. België is op die vraag ingegaan, maar heeft ze tegelijk opengetrokken tot het gehele onderwijssysteem. Er was immers ook nood aan lerarenopleiding, ondersteuning van het ministerie van Onderwijs, van de inspectie, het monitoren van onderwijsresultaten, en uiteindelijk is er zelfs een basket fund aan te pas gekomen. Eén zeer specifieke vraag leidde dus tot een veel ruimer en coherenter antwoord. Dat antwoord is natuurlijk wel complexer en vergt meer tijd, maar het is de enige weg om structureel en op langere termijn een impact te hebben op het onderwijssysteem.
Wanneer zijn we tevreden met de resultaten? Dat is een moeilijke vraag. Een systeem is nooit af. Ook ons onderwijssysteem in België wordt permanent bijgesteld, in het Zuiden is dat niet anders. Vijftig jaar geleden bestond volwassenenonderwijs niet, nu is dat een belangrijke
niche in België. Alles is voortdurend in beweging. We sleutelen aan onderwijssystemen en proberen de ministeries te helpen. We timmeren aan de weg op het vlak van de inhoud van de leerplannen, de kwaliteit, de financiering en de toegang tot het onderwijs. Dat is werken op lange termijn, de resultaten zijn niet altijd meteen zichtbaar. Maar je kunt wel zien dat processen op gang worden gebracht, dat politieke keuzes worden gemaakt om het onderwijs te verbeteren. Je kunt tendensen opmerken die aangeven of het de goede richting uit gaat. Het probleem met onderwijs is dat je pas na vijftien à twintig jaar kunt zien of de investering ‘rendeert’.
Een uitsmijter: wat met het kunstonderwijs? Kunstonderwijs zit niet in de portefeuille van de gouvernementele samenwerking. Maar ik wil benadrukken dat creativiteit op school zeer belangrijk is. Een samenleving heeft geen papegaaien nodig, maar creatieve kritische mensen. In arme landen zou het onderwijs zeker aandacht moeten hebben voor didactische methodes die leerlinggericht zijn en die de creativiteit stimuleren, en dat is een terrein waar nog werk aan de winkel is.
© BTC / Rosalie Colfs
20 DE KWALITEIT VAN HET LAGER ONDERWIJS IN CONGO VERBETEREN Jarenlang heeft het onderwijs in de Democratische Republiek Congo een zware crisis doorgemaakt. In 2010 kwam daar verandering in. De regering keurde een strategie goed om het lager, het middelbaar en het beroepsonderwijs te ontwikkelen.
© BTC / Dieter Telemans
Die strategie wordt in uitvoering gebracht via het Interimplan voor het Onderwijs (Plan Intérimaire de l'Éducation - PIE), met als doel de opvangcapaciteit van de scholen te verhogen, de leerkwaliteit te verbeteren en het schoolbeheer in het lager, middelbaar en beroepsonderwijs te moderniseren.
zaamheid gegarandeerd. Gemiddeld kostte de bouw van een school met de medewerking van de gemeenschap 67.000 euro, inclusief de opvolging door een ingenieur en de investering in steenpersen. Bij de klassieke aanpak is dat 81.000 euro.
In deze veelbelovende context is een project ter ondersteuning van het lager onderwijs, gefinancierd door AFD en uitgevoerd door BTC tussen 2009 en 2014, erin geslaagd concrete resultaten voor te leggen.
Doorheen het hele project was er ook aandacht voor drie bijzondere thema’s: milieuopvoeding, gendergelijkheid en gemeenschapswerk. Op die manier werden leerlingen en hun ouders aangemoedigd om zorg te dragen voor de schoolomgeving (beplanting, onderhoud van grasperken en bomen, afval recycleren en natuurbescherming). De oudergemeenschap werd ook betrokken bij elke bouwfase van de schoolinfrastructuur en heeft zich geëngageerd om in te staan voor het onderhoud. Ouders en leerkrachten werden gesensibiliseerd voor de genderproblematiek. Op die manier kwam er een evenwicht tussen het aantal meisjes en jongens dat naar school gaat.
In Bas-Congo, Bandundu en Kinshasa werden achttien scholen (101 klaslokalen) gebouwd. Om de toe-eigening te bevorderen, hebben de dorpsgemeenschappen zelf de handen uit de mouwen gestoken. Ze kregen vooraf een opleiding om steenpersen te gebruiken, stenen te fabriceren en de schoolinfrastructuur te onderhouden. De gemeenschapsbenadering had een positief effect op het schoolbezoek (zo vonden meer meisjes de weg naar de schoolbanken) en drong de schooluitval terug. Door de deelname van de gemeenschap en door rekening te houden met het milieu konden de kosten voor de rehabilitatie van de scholen worden gedrukt en werd de duur-
Doordat het project de officiële onderwijsinstanties van Congo ondersteunde, werd de sectorplanning, de sectordialoog en het pleidooi voor meer budget versterkt. Zo is het budget voor het lager, het middelbaar en het beroepsonderwijs in vijf jaar tijd, tussen 2010 en 2014, verdubbeld.
21
© BTC / Dieter Telemans
Bij de uitwerking van het nationaal beleid voor de lerarenopleiding voor lager onderwijs werden drie pedagogische centra gebouwd en uitgerust met aangepast materiaal, zodat de leerkrachten in de betrokken gebieden makkelijk toegang hebben tot naslagwerken en tot modules die speciaal ontworpen zijn voor zelfstudie via e-learning.
Dankzij de ondersteuning aan de uitwerking van het Congolese Interimplan voor het Onderwijs – in 2012 afgerond en aangenomen door de regering – geniet Congo nu aanzienlijke financiering van het Global Partnership for Education (100 miljoen dollar) en van de Franse, Amerikaanse en Engelse regering om de hervormingen in het lager, middelbaar en beroepsonderwijs door te voeren.
INTERNATIONALE NETWERKEN VOOR TECHNISCH EN BEROEPSONDERWIJS BTC is lid van een internationaal consortium voor technisch onderwijs en beroepsopleiding (TVET) in ontwikkelingslanden, dat in 2009 werd opgericht door GIZ, AFD en LuxDev. Doel is ervaringen uit te wisselen, kennis op te bouwen, studies uit te voeren en interventies gezamenlijk te programmeren om de coördinatie onder donoren te versterken. BTC voert in 2015 het secretariaat van het consortium.
te versterken. In 2012 organiseerde UNESCO–UNEVOC het derde internationaal congres over TVET. BTC werd verzocht een paper te presenteren over het verband tussen beroepsvergunningen, productstandaarden en minimumlonen en de kwaliteit van TVET. De conferentie leidde tot een consensus die de internationale agenda voor TVET voor de komende vijf jaar vastlegt.
De European Training Foundation (www.etf.eu) organiseert ieder jaar een bijeenkomst van de belangrijkste donoren en agentschappen die zich met technisch en beroepsonderwijs bezighouden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MONA). BTC is ook van de partij.
Elk jaar organiseert het International Training Centre van de Internationale Arbeidsorganisatie (www.itcilo.org) de Skills Development Academy, een internationaal leerforum om ideeën rond het ontwikkelen van vaardigheden en TVET uit te wisselen. Het evenement trekt een breed internationaal publiek, gaande van ervaren vertegenwoordigers van ministeries van Onderwijs en Werkgelegenheid en verenigingen uit de privésector, tot vakbonden. In 2015 werkt BTC als partner mee aan het evenement en ondersteunt het de TVET-belanghebbenden uit onze partnerlanden om deel te nemen aan de opleiding.
UNESCO-UNEVOC (www.unevoc-unesco.org) is het Internationaal Centrum voor Technisch en Beroepsonderwijs en Scholing van UNESCO. Dat ondersteunt de 195 lidstaten van UNESCO om hun systemen voor technisch en beroepsonderwijs
22 GELIJKE KANSEN VOOR IEDEREEN IN HET VIETNAMESE ONDERWIJSSYSTEEM
© BTC Vietnam
Het programma 'School Education Quality Assurance' (SEQAP)
De afgelopen twintig jaar heeft Vietnam veel vooruitgang geboekt op het gebied van armoedebestrijding. Maar bij de etnische minderheden in het land gaat het wel veel trager dan bij de Kinh-meerderheid en de Chinese etnische groepen. Die ongelijke vooruitgang weerspiegelt zich in het onderwijssysteem, dat achterophinkt in achtergestelde plattelandsgebieden. Daardoor halen de leerlingen er minder goede resultaten, vooral als ze ook nog eens behoren tot een etnische minderheid voor wie het Vietnamees een vreemde taal is. Een bijkomende hinderpaal is het feit dat het officiële aantal lesuren in de basisschool tamelijk laag ligt. Het ministerie van Onderwijs en Opleiding lanceerde een overgangsprogramma om tegen 2025 van halve schooldagen over te stappen op hele lesdagen. Via zijn kwaliteitsprogramma SEQAP draagt de Belgische gouvernementele ontwikkelingssamenwerking bij tot het uitwerken van een beleidskader voor dagvullend onderwijs toegespitst op achtergestelde gebieden. Om dat beleidskader te stoelen op relevante informatie van het terrein en om de toepassing in die regio's te versnellen, krijgen 1629 scholen (11% van de Vietnamese basisscholen) directe steun van het programma.
Een vlottere overgang naar dagvullend onderwijs
België biedt extra middelen – klaslokalen, les- en leermateriaal, loonsupplementen – zodat de scholen langere lesdagen kunnen organiseren. Door de kennis, vaardigheden en lestechnieken van de leerkrachten te verbeteren, door scholen te subsidiëren
om arme leerlingen een voedzaam middagmaal aan te bieden, door gemeenschapsactiviteiten te ontwikkelen, wil SEQAP bijdragen tot betere leerresultaten en de schooluitval terugdringen. Er worden extra inspanningen geleverd om de leerkwaliteit bij kinderen uit etnische minderheden op te krikken. Zij krijgen bijlessen Vietnamees, en hun Kinh-leerkrachten worden geholpen om talen van etnische minderheden te leren zodat ze hun Vietnameesonkundige leerlingen kunnen begeleiden. Ten slotte krijgen scholen met een groot aandeel minderheidsleerlingen assistent-leerkrachten voor etnische-minderheidstalen toegewezen.
Verschillen verkleinen
Het organiseren van dagvullend onderwijs was een succes in alle ondersteunde scholen, zelfs de meest afgelegen. Sinds 2009 volgt 40% meer leerlingen dagvullend onderwijs in de SEQAP-scholen op het platteland. In de SEQAP-scholen zijn de leerresultaten sneller verbeterd dan het nationaal gemiddelde. En hoewel de leerresultaten van de etnische minderheden in de SEQAP-scholen nog steeds lager liggen, zijn de verschillen met Kinh-leerlingen er minder uitgesproken dan in andere scholen. De leerresultaten in SEQAP-scholen op het platteland vertonen een veel kleiner verschil met SEQAP-scholen in de stad dan in het begin van het programma. Het aantal leerlingen uit het laatste jaar lager onderwijs die 'goed' en 'uitstekend' scoorden op toetsen voor Vietnamees verschilde meer dan 10% bij aanvang van het programma. Na het schooljaar 2013-2014 was dit verschil teruggebracht tot 1%.
23
© BTC Vietnam
Nu moet SEQAP die prestaties in de ondersteunde scholen nog weten te consolideren en uitvoerig advies verlenen aan de Vietnamese regering. Om het overgangsprogramma na afloop
van SEQAP in 2016 volledig te kunnen uitrollen, is het van kapitaal belang dat alle aspecten van de overgang naar dagvullend onderwijs in achtergestelde gebieden worden aangepakt.
Oeganda
PERFORMANTIE VAN HET ONDERWIJS IN KAART GEBRACHT
België is sinds 2011 betrokken bij de Monitoring & Evaluatie (M&E) van de onderwijssector in Oeganda. Die focus op M&E houdt rechtstreeks verband met het verlenen van budgethulp en de vraag naar gegevens over de vooruitgang en de performantie van de sector. Het uitgangspunt was een uitgebreide evaluatie van het M&Esysteem van het onderwijs. Die werd in opdracht van de Belgische ontwikkelingssamenwerking uitgevoerd door het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en -beheer van de Universiteit Antwerpen (IOB). De studie was toegespitst op zaken als M&E-beleid, methodologie, organisatie, capaciteit, deelname van niet-gouvernementele actoren en het gebruik van de M&E-gegevens om lessen te trekken en verantwoording af te leggen. Uit de evaluatie bleek dat het M&E-systeem van het onderwijs in Oeganda bevredigend is. Het bestrijkt de hele sector en er worden nuttige gegevens verzameld en geanalyseerd.
Regelmatig worden verslagen over de werking van het onderwijs opgesteld en de kwaliteit van de gegevens gaat erop vooruit. Toch is er ruimte voor verbetering. De verschillende M&E-activiteiten sluiten niet altijd bij elkaar aan en over het algemeen gaat er te veel aandacht naar monitoring in plaats van naar grondige analytische evaluatie. Uiteraard leidt een beter M&E-systeem gewoonlijk tot betere verantwoording en kennisontwikkeling. BTC Oeganda heeft zich op die resultaten gebaseerd om zijn M&E-inspanningen op te voeren. Zo werd de expertise van een Junior Assistant ingeschakeld om een betrouwbaardere analyse van het M&E-systeem van het Oegandese onderwijs uit te voeren. Die analyse werd gedeeld met de ontwikkelingspartners in de onderwijssector en het ministerie van Onderwijs. De resulterende nota, inclusief een lijst met aanbevelingen, werd vervolgens formeel ingediend bij het ministerie. De bewuste nota vormt nu de basis van de dialoog rond M&E tussen het ministerie van Onderwijs en de ontwikkelingspartners.
ONDERWIJS
VERANTWOORDELIJK UITGEVER Carl Michiels
PRIORITAIRE SECTOR IN VIER LANDEN AFRIKA
FOTO COVER © BTC / Rosalie Colfs
AZIË
DRUK www.artoos.be
Palestina Cambodja Vietnam
Marokko Senegal Niger
Congo Oeganda Rwanda Burundi Landen waar onderwijs een prioritaire sector is Landen waar België zich uit de onderwijssector terugtrekt Landen waar onderwijs een prioritaire sector was
Per 31/12/2014
Hebben meegewerkt aan dit nummer: Christian Asse Jan Bijnens Paul Bossyns Wendy Braeken Niels De Block Jan De Ceuster Hans De Greve Sébastien Dibling Donatella Di Vozzo Thierry Foubert Anne Hendrickx Shelley Heugen Maartje Houbrechts Huib Huyse Gert Janssens Hans Lambrecht Benoît Legrand Anne-Françoise Paradis Barbara Radelli Xavier Roger Nikolaas Swyngedouw Marten Treffers Koen Van Acoleyen Wybe van Halsema Jan Van Lint Sophie Waterkeyn
BTC BELGISCH ONTWIKKELINGSAGENTSCHAP
© BTC / Ryan Rodrick
HOOGSTRAAT 147 1000 BRUSSEL T +32 (0)2 505 37 00
[email protected] WWW.BTCCTB.ORG
DE BELGISCHE FOCUS BASISONDERWIJS – Ingrijpende hervorming in Burundi – Lerarenopleiding in Oeganda TECHNISCH ONDERWIJS EN BEROEPSOPLEIDING – Bruggen slaan naar de arbeidsmarkt in Palestina GEMEENSCHAPPELIJKE FONDSEN - België beheert internationaal onderwijsfonds van 50 miljoen dollar in Burundi INSTITUTIONELE VERSTERKING – Congolees onderwijsministerie versterkt internationale geloofwaardigheid dankzij Belgische hulp
Deze publicatie is gedrukt op 60 % gerecycleerd FSC-papier met plantaardige inkt.