1e zondag na Epifanie 9 januari 2005
Uit de bijbel...
thema:
Jesaja 42, 1- 9 Matteüs 3, 13-17 Toen het volk in Babylonische Ballingschap verkeerde, had de profeet Jesaja over de wateren van de Euphraat en de Trigris heen een profetie. Het was een antwoord van God op een klacht van het volk dat Zijn weg voor hen verborgen was en dat hun recht aan Hem voorbijging (Jesaja 40, 27). Maar het antwoord van God luidde dat Hij zijn volk niet zou vergeten, maar juist zou verlossen. Dat Hij als Schepper hen juist heeft geroepen een licht voor de volkeren te zijn. Zij zijn zijn knecht, zijn dienaar, zijn uitverkorene, in wie Hij een welbehagen heeft, en op wie Hij zijn Geest heeft gelegd. En met die knecht wordt meer dan een enkele persoon bedoeld. In het joods -bijbelse denken is er altijd een wisselwerking tussen de ene en de gemeenschap, waarbij de een het geheel vertegenwoordigt als een parspro-toto, en het geheel die ene omvat. Dit klinkt nu weer op, wanneer Johannes de Doper aan de Jordaan staat. Weer is er sprake van vervreemding van God, maar nu in het beloofde land zelf door de onderdrukking door de Romeinen, en in de tempel door de priesters, die te veel met zichzelf bezig zijn. Johannes, de zoon van Zacharias, heeft het priesterschap eraan gegeven. Als een profeet heeft hij de rivier de Jordaan opgezocht, waar het volk ooit vanuit de woestijn door het water heen een nieuw bestaan is begonnen. Het wachten is op een nieuwe Joshua (Hebreeuws), een Jezus (Grieks) een verlosser (Mt. 12, 21). Op dat gerucht komt Jezus als dertigjarige af. Hij voelt zich door die beweging aangesproken; hij wil solidair zijn met zijn volk. Maar het ziet er niet naar uit dat Jezus zich bewust is van de rol die hij daarin zelf gaat spelen. Hij wil gedoopt worden, zoals dat gaat: door onderdompeling: even ten ondergaan, afsterven aan je oude ‘ik’ om als een nieuw mens boven te komen. Als Johannes hem ziet en zijn vraag hoort naar de doop, aarzelt hij. Deze komt als geroepen ! En moet hij hem dan dopen ? Zal hijzelf niet door deze gedoopt moeten worden ? Maar Jezus dringt erop aan om zo het lot van het volk te ondergaan. En Johannes mag dan wel een mindere, een ‘knecht’, zijn, hier zal hij hem moeten onderdompelen namens de Heer. En Matteüs beschrijft dat Jezus hier de ervaring van zijn roeping krijgt. Als hij uit het water opkomt is er als uit een geopende hemel de Geest van God, die als een duif op hem neerdaalt, en is er een stem die zich aan hem openbaart: ‘Deze is mijn Zoon, mijn geliefde, naar mijn welbehagen’.
Een Licht gaat op! Met de kinderen Veel aandacht voor het dopen deze zondag. In gesprekken en navertellingen over de doop van Jezus door Johannes. Even een waarschuwing: In toenemende mate wachten ouders met het dopen van hun kinderen tot ze zelf mee kunnen beslissen. Geef deze kinderen niet de indruk dat ze er zodoende (nog) niet bij horen. De werkbladen geven goede mogelijkheden voor verwerking.
Makers: Uit de bijbel: Wim Barnard In de kerk: Annemieke Verwaal Lezing: Rebecca Onderstal 3/4 Hildegard Faber 5/8 Rebecca Onderstal, Annemieke Verwaal 9/12 Mieke Kok, Henk Stel, Annemieke Verwaal Fooi: Lise Miedema, Anneke van Wijngaarden.
RK: Jesaja 42, 1 – 4.6 –7 en Matteüs 3, 13 – 17 68
09/01
Bonnefooi
Bij de bijbel
In de kerk...
Een gesprek met de kinderen rond de doopvont. Vandaag gaat het over de doop van Jezus. Jezus werd gedoopt toen hij al volwassen was. Kopje onder in de rivier de Jordaan. We gaan even proberen te voelen hoe dat geweest kan zijn. We staan in het water. Hoe hoog komt het? Doe allemaal je ogen, neus en oren dicht. Op mijn teken gaan we door de knieën en gaan we kopje onder. Ja nu! … Nu dopen we in de naam van de Vader. Kom maar weer boven. Ogen open, zie je dat licht, zien jullie elkaar? Oren open: hoor je de kerk? Neus open: Haal maar adem! Er zijn verschillende tradities, misschien hebben de kinderen het wel eens anders meegemaakt dan in hun eigen gemeente gebruikelijk is. Zoals: kinderdoop, het opdragen van een kind, volwassen doop, doop door onderdompeling.
Lezing: Dit zegt God: Kijk, hier is iemand die mij dient, een mens naar mijn hart. Hij is vol van mijn geest. Hij schreeuwt niet, het geknakte riet breekt hij niet. Hij beschermt wat zwak is. Daarin is hij sterk. Dit zegt God, die de hemel gespannen heeft over de aarde, die de mensen adem geeft: Ik neem jullie bij de hand, om licht te zijn voor anderen. Daarvoor zijn jullie bestemd, om licht te brengen aan blinden, aan gevangenen en mensen in het donker. Ik ben God. Ik vertel jullie dat er iets nieuws groeien gaat. Lezing naar Jesaja 42
Fooi: Liederen Dank U voor uw liefde Heer – MLBD, blz. 47 Doopliedje – ZO I, 9 Zo mens als hij – ZVHLe, nr. 16 De doop van Jezus – ZAD III, 6 Bij de Jordaan – ZHW, 39 Boeken Joost en Maartje van Joke Verweerd.
69
1e zondag na Epifanie 9 januari 2005
‘Jullie komen hier naar mij luisteren, maar er zal iemand komen die veel belangrijker is dan ik. Als hij komt, dan moet je goed naar hem luisteren. Hij zal je vertellen hoe je blij kunt zijn. En dat wij allemaal vrienden kunnen worden die goed voor elkaar zorgen. Niemand hoeft meer honger of dorst te hebben.’ Joas luistert en kijkt rond. Wat zijn er veel mensen en kinderen. Hij ziet z’n buurmeisje Anna. Zij is samen met haar mama gekomen. Opeens ziet zij hem en zwaait. Joas zwaait terug. ‘Stil zitten, Joas, je bent al zo zwaar’, zegt papa. Joas kijkt weer naar Johannes. Hij is gestopt met vertellen. Nu lopen er mensen naar hem toe tot aan het water. Johannes helpt de mensen helemaal kopje onder te gaan in het water en zegt. Ik doop jullie in de naam van God. De mensen worden kletsnat maar ze kijken heel blij. Opeens loopt er een man naar Johannes toe. ‘Hé, dat is Jezus’, roept iemand. Jezus wil ook gedoopt worden’. Joas en z’n vader lopen tussen de mensen door naar voren. Ze willen alles graag goed zien en gaan op een rots staan. Daar gaan Johannes en Jezus het water in. Johannes doopt Jezus. Ook Jezus wordt helemaal nat. Wat is dat? Joas kijkt omhoog. De lucht verandert opeens. De zon gaat heel mooi schijnen en dan vliegt er een duif naar Jezus toe. Joas wordt er stil en blij van, en zegt zachtjes: Dat is mooi, papa! Ja, zegt papa dit was heel bijzonder, onthoud dat maar.
Begin Met water dopen wij Vol liefde hopen wij Jij en ik, samen Wij en Jezus, amen.
Zingen (het vaste dooplied van de kerk) of Dank U voor Uw liefde Heer, Elke dag bent U er weer. (Uit: Met liedjes de bijbel door, blz 47)
Gesprek (neem een grote kan met water mee) Vraag aan de kinderen of zij zien, wat je mee hebt genomen. Waar gebruik je water voor? (drinken, wassen, enz ) Water kan fijn zijn, water heb je nodig. In de kerk gebruiken we ook water. Wanneer doen we dat? Wat gebeurt er dan? ‘Als er een baby gedoopt wordt krijgt de baby in de kerk wat water over zijn/haar hoofd. En dan zeggen de papa en mama dat zij veel van het kindje houden en dat ze het over God zullen vertellen’.
Sleutelverhaal Vertel je liever aan deze kleintjes een sleutelverhaal? In Joost en Maartje van Joke Verweerd, uitgave: Boekencentrum, staat het verhaal: ‘Een blijde dag en lachen mag’ nr. 39, pag. 90.
De doop van Jezus ‘Wie is dat? Wie is die meneer met die grote jas’, vraagt Joas. ‘Dat is Johannes’,zegt papa. ‘Hij komt hier iedere dag. Hij gaat dan bij de rotsen van de rivier staan. Hij kan heel mooi vertellen.’ Joas wil dat wel zien. ‘Mag ik op je schouders zitten, papa?’ Vraagt Joas. Papa tilt Joas op en zet hem op zijn schouders. Nu kan Joas alles zien. De meneer met de grote jas, Johannes, staat bij het water. Alle mensen gaan om hem heen staan. En dan begint hij te vertellen:
Activiteit Kopieer/vergroot het memoryspel van het werkblad (pag. 71) twee keer op stevig papier en knip de kaartjes uit. Het kan open of gesloten gespeeld worden. 70
Memoryspel
B o n n e fo o i We r k b l a d p a gi n a 7 1
09/01
1e zondag na Epifanie 9 januari 2005
Hij geeft Jezus een hand en helpt hem de Jordaan in. Daar gaat hij, helemaal kopje onder. Maar Johannes hoeft hem niet overeind te helpen; Jezus staat zelf op uit het water. Opeens gebeurt er iets wat Johannes niet kan verklaren. Merken de andere mensen het ook? Johannes voelt dat er iets heel bijzonders gebeurt, iets groots. Zijn blik wordt naar boven getrokken, hij moet wel naar de hemel kijken. Die lijkt lichter, hoger dan anders. Het is net alsof iemand daarboven iets duidelijk wil maken. Hoort hij nu ook een stem? Johannes kijkt naar Jezus… ja, hij hoort het ook, dat kan Johannes aan hem zien. Er is iets gebeurd met Jezus. Hij staat rechter op, en het lijkt alsof het licht van de hemel hem heeft aangeraakt. Johannes denkt: ‘God heeft in Jezus een plekje gevonden. Even dacht ik zelfs, dat ik iets naar beneden zag komen. Een soort vogel, een duif of zo. Je ziet echt aan Jezus dat hij bij God hoort. God moet wel heel blij met hem zijn.’
Navertelling Johannes is een profeet. Zo iemand die anders is dan anderen. Hij zwerft rond in een jas van kameelhaar; hij woont niet gewoon in een huis zoals iedereen. Hij woont in de woestijn, aan de overkant van de rivier de Jordaan. Daar eet hij wat er te vinden is. Bijvoorbeeld sprinkhanen en bijenhoning. Hij heeft wel iets te vertellen. De mensen komen overal vandaan om naar hem te luisteren, daar bij de Jordaan. Hij vertelt ze wat ze verkeerd doen. En dat ze moeten veranderen. Hij doopt ook mensen. Zij, die dat willen, doopt hij in het water van de rivier. Daarna voelen ze zich weer als nieuw, helemaal schoon gewassen. Soms vertelt Johannes over iemand anders, die nog komen moet. Dan gaan zijn ogen echt schitteren. ‘Jullie denken dat ik iets te vertellen heb, maar hij…. Hij zal pas echt laten zien wat goed en kwaad is. Hij is zoveel groter dan ik! Hij zal het kwaad wegblazen.’ Op een dag komen er mensen uit Galilea naar de Jordaan. Ze zijn lang onderweg geweest. Ze willen zich ook laten dopen. Maar opeens ziet Johannes iemand in die groep mensen. Het is Jezus; hij valt direct op. Johannes voelt zich warm worden, en er kruipt een heel blij gevoel in hem omhoog. Zou dit misschien…. zou dit hem zijn? Degene waar hij zo naar heeft uitgekeken? Jezus sluit aan in de rij van mensen, die wachten op de oever van de Jordaan, om gedoopt te worden. Maar als hij aan de beurt is om het water in te gaan, kan Johannes zich niet bedwingen. Hij moet iets zeggen, hij kan Jezus niet zomaar dopen, als ieder ander. ‘U vraagt aan mij om gedoopt te worden? U zou mij moeten dopen! Hoe kan ìk dat nou doen?’ Maar Jezus zegt: ‘Ik wil net als de anderen kopje onder gaan en weer opstaan.’ Hij zegt het vastberaden, rustig. Nu protesteert Johannes niet meer.
Activiteit Kopieer/vergroot het memoryspel (pag. 71) twee keer op stevig karton en knip de kaartjes uit. Het kan open of gesloten gespeeld worden.
Activiteit Memoryspel, alternatief. Knip uit bladen plaatjes en plak ze op stukken karton, die je diagonaal doormidden knipt, zodat je een stelletje krijgt. Zoek de plaatjes bij het thema: duiven en andere vogels, alles wat op licht duidt, alles wat met ontmoeting te maken heeft (twee handen) en wat met adem en wind te maken heeft.
72
Sleutelverhaal 5/8
09/01
Jonas was de zoon van een molenaar. Zijn vader was een echte molenaar, die met zijn hele gezin in de molen woonde. Het kleine huisje leunde eigenlijk tegen de molen aan. Je kon de molenwieken langs horen suizen, als het hard waaide. Dat klonk best gezellig, maar binnen was het wel klein. En Jonas had twee broertjes en een zusje, dus het was behoorlijk druk in huis. Het was moeilijk om een plekje te vinden om rustig te spelen. Als Jonas alleen wilde zijn, om na te denken, dan ging hij meestal boven in de molen zitten. Bij de raderen en de molensteen, die mooie, piepende geluiden maakten liet hij zijn hersens dan rustig knarsen. Dan bedacht hij mooie verhalen. Toen Jonas groot werd en zijn school had afgemaakt besloot hij de wijde wereld in te trekken. Hij had schoon genoeg van het kleine molenhuisje in het kleine dorp. Hij wilde ver weg, veel zien en veel beleven! Hij wilde méér dan verhalen verzinnen over spannende avonturen. Hij wilde zelf spannende avonturen beleven. Hij werd matroos op een schip en voer naar verre, vreemde landen. Maar dat was eigenlijk heel saai. Want dagenlang zag hij niets anders dan water, overal water. En hij zag norse matrozen om zich heen, die heimwee hadden naar huis. Toen werd hij soldaat. Maar ook daar was niet veel aan. Samen met andere soldaten zat hij te wachten tot het oorlog werd. Maar het werd geen oorlog. Ze bleven maar oefenen: eindeloos marcheren, en schieten op een schietschijf. Het was vreselijk saai. Jonas besloot het nog één keer te proberen. Diep in gedachten liep hij door een vreemde stad, ver van huis, op zoek naar het avontuur. Wat moest hij doen om het avontuur te vinden? Hij werd koud en moe van het rondzwerven. Toen hoorde hij muziek uit een café komen en liep naar binnen. De warmte kwam hem tegemoet, en de mensen lachten en praatten met elkaar. Jonas ging zitten aan de bar. Naast een meisje dat hem vriendelijk toeknikte. Ze vroeg hoe hij heette en waar hij vandaan kwam. Jonas begon te vertellen en te vertellen… hij kon niet meer ophouden. Over het kleine huisje waar hij geboren was en de molen waar het huisje tegenaan leunde als tegen een grote, sterke broer. Over zijn broertjes en zusje waar hij leuke spelletjes mee verzon. Over het kleine dorp waar hij vanuit de molen overheen kon kijken; al die huisjes en tuintjes en mensen aan het werk. En terwijl hij praatte kreeg hij het warm van binnen. Zijn wangen werden rood en zijn ogen gingen stralen. Het meisje zei niets, ze luisterde alleen maar. Toen hij uitverteld was zei ze: wat kan jij prachtig vertellen! Zoals jij het vertelt, moet je thuis wel het mooiste plekje van de wereld zijn! En opeens wist Jonas, dat hij nooit mooiere avonturen zou beleven dan in zijn eigen dorp, onder de wieken van zijn vader’s molen. Daarbij vergeleken was de rest van de wereld heel erg saai. Hij gaf het meisje een dikke zoen en ging weg, om zijn tas te pakken, en naar huis te gaan.
73
1e zondag na Epifanie 9 januari 2005
Sleutelverhaal Ineens is het weer licht. ‘Wat is het toch mooi hier’, zegt mam, en ze kijkt nog even achterom. De avondzon schijnt nog op de bergen. ‘Wat is hier heerlijk, op Cyprus; heel anders dan in Holland. Ik ga nog even een foto maken van de
Gesprek en activiteit voor doopverhaal De meeste kinderen hebben wel meegemaakt dat een kind gedoopt werd, een onbekend kind in een doopdienst of een kind dat ze kenden. Laat enkele kinderen daarover vertellen: Hoe ging dat? Wat viel ze op? Wat vonden ze leuk om te zien? Daarna mogen ze dooptekeningen maken. (voor het doopboekje van de kerk)
zonsondergang’, zegt ze. ‘Even mijn tas pakken. O, het fototoestel is weg!’. Ze staan allemaal stil: de kinderen Lineke en Frank, en vader. ‘Waar zou het kunnen zijn?’ ‘Ik weet het misschien’, roept Frank. ‘We hebben in het kleine kerkje een foto gemaakt voor de deur. Weet je nog, daar zaten twee kleine poesjes’. Lineke kijkt achterom. Daaronder aan de heuvel ziet het kerkje staan. ‘Zullen we teruggaan en kijken?’ ‘Het is al een beetje laat’ zegt mam. Ze kijkt op haar horloge: ‘voor
Extra gesprek Er zijn in deze tijd allerlei gebruiken rond de doop. In sommige kerken doopt men alleen volwassenen die zelf kunnen zeggen dat ze geloven. Zij erkennen de doop in andere kerken niet waar kinderen, gedoopt worden omdat de ouders dat willen. Die kinderen mogen zelf later bevestigen bij belijdenis of vormsel dat ze het daarmee eens zijn. In de bijbel worden alleen volwassenen gedoopt. Jezus werd ook als volwassene gedoopt. Aardig is het ook om te zien hoe een baby zijn/haar doop ondergaat. De een schrikt huilend, anderen kijken in stille verwondering of zelfs slapend. Als je al gedoopt bent, hebben ze je verteld hoe dat bij jou was? Wat vind je eigenlijk het mooist: ondergedompeld worden, of gedoopt worden met een paar handenvol water? Waarom komt er een duif op Jezus neerdalen, denk je? Als jij zou dopen, wat zou je hem of haar daar dan bij toewensen?
je het weet is het donker. Dat gebeurt hier erg snel; maar we gaan toch even terug’. Eerst de heuvel af en dan het pad naar de kerk. De deur staat nog open en de poesjes liggen nog buiten; maar de zon is al weg. Gauw binnen kijken. Frank rent al vooruit. ‘Daar staat het’, schreeuwt hij opgewonden. Het staat op het randje van een bank. ‘Dat we het zomaar zijn vergeten’. Als ze buiten komen is de zon al achter de berg verdwenen, en alles ziet er ineens grauw uit. Ze stappen stevig door. Maar het wordt steeds donkerder. Als ze eindelijk op de weg van de grote heuvel lopen is het echt helemaal donker. ‘Waar moeten we nu naar toe?’ vraag Lineke een beetje bang. ‘We lopen eerst maar rechtdoor’, zegt Mam. ‘Voorzichtig op het pad; zet je voeten goed neer want je kan niets meer zien’. ‘Hadden we maar een zaklantaarn bij ons’, zegt Frank. ‘Die ligt thuis zegt Lineke kribbig. Daar hebben we nu niets aan’. Voorzichtig, stapje voor stapje komen ze samen op een hoge weg. In de verte moet het stadje zijn waar hun camping is. Maar naar welke kant moeten ze lopen om die te bereiken. ‘Ik hoor een koe snuiven’, zegt Lineke. ‘Kijk, daar aan de kant van de weg, wat is dat?’ ‘Dat zijn geloof ik wijnranken’ zegt Mam. Ze tuurt in het donker. ‘Hu, wat zien ze er griezelig uit’, en ze duikt weg naar de anderen. ‘Maar dan weet ik waar we zijn’, zegt Mam opgelucht; ‘want op
Doopverhaal zie pag 75
Spel Na doopverhaal Maak van witte klei, of teken/schilder, een klein voorbeeld van hoe jouw doopvont eruit zou moeten zien. Is het meer een zwembad of een kommetje op een standaard. Wil je er figuren op of moet het sober zijn? Leg uit waarom je het zo gemaakt hebt.
de heenweg hebben we ze ook gezien. Die kant moeten we op, ik weet het zeker!’. En dan ineens floepen alle lichten van de straatverlichting aan. Plotseling is alles verlicht. Het kleine stadje waar hun camping is, is vlakbij de weg waarop ze lopen. Het licht komt hen tegemoet.
74
Doopverhaal 9/12
09/01
De beslissing van Raymond ‘Dopen? Waarom zou ik mij laten dopen?’ zegt Raymond. Z’n moeder kijkt hem aan. ‘Je gaat toch steeds mee naar de kerk?’ ‘Ja, omdat ik niet alleen thuis wil blijven.’ Moeder schudt glimlachend haar hoofd. ‘Dat is ’t niet alleen. Wees eens eerlijk.’ Raymond haalt z’n schouders op en schopt een denkbeeldig steentje weg. ‘Nou ja. Ik vind het ook wel leuk.’ ‘Wat vind je leuk?’ ‘Die verhalen en zo. En het zingen. En de kindernevendienst.’ Ze zijn allebei stil. Dan kijkt Raymond z’n moeder aan. ‘Wat betekent dopen eigenlijk?’ ‘Dat God zegt dat jij bij Hem mag horen. En dat jij zegt dat je bij God wilt horen.’ ‘Poeh,’ zegt Raymond. ‘Hoe is dat dan bij een baby?’ ‘Precies hetzelfde,’ zegt moeder. ‘Maar dan zeggen de ouders dat. Omdat hun kind nog niet kan praten.’ ‘Waarom heb je mij niet laten dopen toen ik nog een baby was?’ Moeder krijgt een kleur. ‘Om eerlijk te zijn… Ik was boos op God,’ zegt ze verlegen. ‘Boos op God?’ roept Raymond. ‘Zoiets bestaat toch niet?’ ‘Bij mij wel.’ ‘En waarom was je dan boos op God?’ ‘Jij was nog maar net geboren en toen ging papa bij een andere vrouw wonen.’ ‘En daarom was jij boos op God?’ roept Raymond. ‘Ik weet op wie je boos had moeten worden. Op papa!’ ‘Dat was ik óók,’ zucht moeder. ‘Eigenlijk was ik boos op de hele wereld. Op alles en iedereen.’ ‘Op mij ook?’ ‘Dat weet ik niet meer.’ ‘Dan weet ik het wél!’ roept Raymond teleurgesteld. ‘Op mij ook. En ik was nog maar een baby.’ ‘Sorry,‘ zegt moeder. Weer is het even stil. ‘Maar dat heb jij toch ook wel eens,’ zegt moeder, ‘dat je boos bent op alles en iedereen?’ Nu moet Raymond lachen. ‘Dat is zo. Dat heb ik vast van jou geërfd. Maar waarom wil je dat nu dan wel, dat ik gedoopt word?’ ‘Ik ga zelf belijdenis doen. Dat betekent dat ik zeg dat ik bij God wil horen.’ ‘Ben jij dan al gedoopt?’ ‘Toen ik een baby was. Dat hebben mijn ouders gedaan. Sommige mensen laten hun kind pas dopen als ‘t kind wat ouder is. Dan kun je zelf beslissen.’ Ze kijkt Raymond aan. ‘Ik doe het niet!’ ‘Maar waarom niet?’ ‘Ik vind het niks. Dan moet ik helemaal voorin in de kerk. En iedereen kijkt. En ik krijg water op m’n voorhoofd.’ ‘Weet je wel wat dat water betekent?’ ‘Nee.’ ‘Dat water betekent dat alle verkeerde dingen worden weggewassen. En: zonder water kan er niets groeien. Geen plant, geen dier, geen mens. Water brengt nieuw leven.’ ‘Toch doe ik het niet!’ zegt Raymond beslist. ‘Al die mensen die naar mij kijken. Nee!’ Daarmee is het afgedaan. Maar als Raymond twee weken later hoort dat twee volwassenen zich óók willen laten dopen, in diezelfde dienst, verandert hij van gedachten. ‘Ik wil het toch wel,’ zegt hij tegen z’n moeder. Het dopen is helemaal niet zo eng als Raymond van tevoren gedacht heeft. En hij voelt zich trots als alle mensen in de kerk een lied zingen, speciaal voor hem en voor de anderen die gedoopt zijn. Als na de dienst de mensen uit de kerk hem en z’n moeder komen feliciteren zegt Raymond zacht tegen z’n moeder: ‘Ben ik blij dat ik nog niet gedoopt was. Dit vind ik veel leuker. Want nu was het een beslissing van mijzelf.’ 75
2e zondag na Epifanie 16 januari 2005
Uit de bijbel...
thema:
Jesaja 62, 1- 5 Johannes 2, 1-11
Verandering brengt nieuw licht
De lezingen van vandaag gaan over een bruiloft, een joodse bruiloft. Daarbij wordt de vreugde opgeroepen die daarmee gepaard gaat. Zo’n feest ging terug op de woestijntijd: het was een herinnering aan de bruidstijd, toen God zichzelf aan zijn volk huwde. Bovendien verwees zo’n huwelijksfeest naar de toekomst en daarmee werd er een eschatologisch perspectief opgeroepen: het Koninkrijk van God is als een bruiloftsfeest… Zo’n bruiloft werd gevierd wanneer de (drukte van de) oogsttijd voorbij was, en er ruimte kon zijn voor persoonlijke zaken, waarbij de hele dorpsgemeenschap betrokken was. Woestijn en oogsttijd werden verenigd in de soeka, in de woestijntent of de loofhut: dat is het baldakijn waaronder de choepa, het huwelijk voltrokken wordt – We zijn op weg naar een bestaan waarin ieder onder zijn eigen wijnstok in vrede kan wonen – Deze gedachten spelen mee als de evangelist Johannes het eerste openbare optreden van Jezus beschrijft. Het eerste van de tekenen wordt gedaan op een bruiloft, waar het gewone leven even boven het dagelijkse leven worden uitgetild. Het meer dan het gewone komt onder andere tot uiting in het feit dat de bruid niet en de bruidegom nauwelijks genoemd worden, en dat water wijn wordt. In dit verhaal gaat het erom dat God in Jezus zelf aan het volk wordt uitgehuwelijkt. En dat zal nog heel wat voeten in de aarde hebben! Wie wel genoemd wordt is Maria, Jezus’ moeder. Zij is het beeld van Israël dat in verwachting was en nu – zonder meer – alles verwerkelijkt wil hebben; maar die verwerkelijking zal op zich laten wachten – een heel leven, een heel evangelie ligt daar nog tussen. Zij zegt tegen Jezus: ‘Ze hebben geen wijn !’, maar beseft ze wel wat er voor nodig is om water tot wijn te laten kleuren en de kelk te laten rondgaan ? Jezus, haar zoon zegt: ‘Vrouw, wat heb ik met u van doen ?’ Wat hier gebeurt is eigenlijk het geboorteverhaal van Jezus in het evangelie van Johannes. Het is de bewustwording dat zij moet loskomen van haar zoon. En hij kan alleen nog maar een glimp geven van wat het doel van zijn leven is: een glimp van een nieuwe samenleving, want zijn tijd is nog niet gekomen – en de bruiloftsgasten hebben er geen vermoeden van wat daarvoor komt kijken. Maar Maria blijft een onbeperkt vertrouwen in hem hebben en spoort de ‘dienaren’ (letterlijk:diakonoi) aan Jezus in het oog te houden. Het verwijst naar het dienstbetoon in de geloofsgemeenschap als eerste van de tekenen, als heenwijzing naar het Koninkrijk van God. Grootser en poëtischer heeft Jesaja dit geschouwd. JeruSalem, op de berg Sion, een stad, een gemeenschap van vrede, wordt begroet als een bruid, in wie de Heer een welgevallen heeft. Heil en heerlijkheid zullen van haar uitgaan zodat zelfs volkeren en koningen naar haar zullen opkijken.
Met de kinderen Hoe vertellen we wonderverhalen? Op de bruiloft in Kana bracht Jezus licht door te helpen. Het feest dat bijna voortijdig afgelopen was door gebrek aan wijn, veranderde hij in een feest waar de wijn nog beter was dan eerst. Bij het vertellen van wonderverhalen gaat het vooral om het VERwonderen. Je ziet het niet meer zitten en dan gebeurt er iets. Die verandering brengt nieuw licht, nieuwe hoop, bevrijding, nieuwe toekomst! Vanuit zijn relatie tot God, brengt Jezus heil, geluk, vrede, toekomst. Is het echt gebeurd? Dat weten we niet precies, maar we weten wel dat Jezus zag dat mensen in nood waren. Zo willen we het evangelie navertellen. Vooral geen dichtgetimmerde verhalen. Laat voor de kinderen iets te ontdekken over. Later zullen ze het misschien anders verstaan. Bij de tekst van de kijkbijbel is het daarom beter de laatste twee zinnen weg te laten. Voor alle leeftijden is naverteld. Voor de oudsten op een heel aparte manier: vanuit de watervaten. Ook kan er gekozen worden voor het vertellen van sleutelverhalen. Bij 5 december (pag. 27) staat een navertelling over Johannes de Doper.
Makers: Uit de bijbel: Wim Barnard In de kerk: Hanny Steensma, Anna Zegwaard Lezing: Hanny Steensma 3/4 Hanny Steensma 5/8 Hanny Steensma, Ria den Braber 9/12 Hanny Steensma, Hiekelien van den Herik en Ria den Braber. Fooi: Lise Miedema
RK: Jesaja 49, 3. 5 – 6 en Johannes 1, 29 – 24 76
16/01
Bonnefooi
Bij de bijbel
In de kerk... Lezing
Neem een bloeiende narcis mee of een sneeuwklokje. Zien jullie al bloemen in het park/de tuin? Hoe heet deze bloem? Heel bijzonder dat hij nu al bloeit. Wanneer gaan de narcissen, krokussen, sneeuwklokjes bloeien? Het eerste sneeuwklokje wil iets vertellen beTEKENt iets: de winter gaat voorbij. Dit is het teken van de lente die komt. Er gaat wat veranderen. De bijbeltekst van vandaag begint met: OP DE DERDE DAG en drie betekent in de bijbel altijd . . . . . let op… er verandert iets.
Ik weet van een stad die komen zal, een stad op een berg hoog boven het dal met muren en poorten en lichten en mensen met blijde gezichten. Ik weet van een stad die toekomst heeft. Stad van vrede, dat wordt een feest. Ik weet van een stad op Sion’s top, een stad van de vrede dicht bij God waar ander recht wordt gesproken, het kwaad wordt gehaat en gebroken. Ik weet van een stad waar je schuilen mag. Stad van vrede, eens op een dag. naar Jesaja 62
Fooi: Liederen Het lied van de bruiloft te Kana – AWN I, 18 De bruiloft te Kana – AWN II, 16 Zie ook de vorige zondag voor liederen bij Johannes 1, 29 - 34 Prentenboeken De bruiloft in Kana – Kijkbijbel, pag. 166 e.v.
77
2e zondag na Epifanie 16 januari 2005
Begin Dan gaan we het spelen. Met een simpele lange sjaal is de bruid al gauw aangekleed en de bruidegom krijgt een hoed op of een jasje aan. Zij lopen door de kring en gaan naast elkaar zitten. Alle kinderen zingen en dansen nog eens “zing . . . “. De leider staat apart. Na het lied mag hij roepen: ‘de wijn is op’ en alle kinderen gaan verdrietig op de grond zitten en het wordt heel stil. Dan komt de leider met een beker in zijn hand. Hij gaat naar het bruidspaar en roept: ‘er is nieuwe wijn, nog lekkerder dan eerst, proost!’. Alle kinderen staan weer op, ook het bruidspaar en dansen samen nog een keer het lied. Na het uitspelen drinken we allemaal druivensap.
In licht en in donker Is God heel dichtbij Hij houdt van de mensen Van jou en van mij
Zingen en dansen Zing, kom in de kring die open ging zodat een lied door de wereld klinkt: zing, kom in de kring
Liever toch een prentenboek over trouwen? Neem dan: ‘Wil je met me trouwen’ van Bette Westera. Uitg. Gottmer, 1999.
Activiteit Dans Eerste regel in de kring lopen dan een slinger maken en zover mogelijk door de ruimte gaan.
We maken een feestslinger van gekleurde ringen van stroken papier. Ook kan het werkblad van pag.79 verder worden afgemaakt met, bijvoorbeeld, feestelijke slingers, ballonnen en prachtige bloemen voor de bruid.
Sleutelverhaal Nodig: een beker en verkleedkleren We vertellen en bekijken het verhaal van de bruiloft te Kana uit de Kijkbijbel. Vertel het met eigen woorden. Als je de tekst van het boek toch wilt gebruiken, lees dan de laatste twee regels niet. (zie ‘Met de kinderen) 78
Bruidspaar
B o n n e fo o i We r k b l a d p a gi n a 7 9
16/01
2e zondag na Epifanie 16 januari 2005
knechten: ‘die grote watervaten bij de ingang zijn leeg, vul ze met water, schep ervan in een beker en laat het proeven aan de leider. De leider proeft het en zegt tegen de bruidegom: ‘Dit is lekkere wijn”! Iedereen geeft altijd eerst de lekkerste wijn, maar jij bewaarde ze voor het laatst ! ! ! Het feest kan doorgaan en de mensen genieten nog meer.
Gesprek en activiteit Een feest voorbereiden, dat is altijd een heel karwei. Waar moet allemaal aan gedacht worden? We kunnen wel eens een lijst maken van wat er allemaal nodig kan zijn. Laat op een flapover de kinderen, als ze iets noemen, naar voren komen en het opschrijven of tekenen. Enkele voorbeelden: genoeg tafels en stoelen, leuke versieringen, lekkers om te eten en te drinken.
Sleutelverhaal Oma is jarig en om drie uur begint haar feest voor de kinderen. Hanneke en Joost, Mark en Lindert, Bas en Myrthe gaan er allemaal naar toe. Hanneke en Joost wonen heel dichtbij. Zij gaan met hun vader op de fiets. Mark en Lindert komen met de auto en Bas en Myrthe moeten eerst met hun moeder met de trein en dan nog met de tram. Allemaal hebben ze een cadeautje voor oma, lekker douchespulletje, bonbons met een drankje erin, want die vindt opa ook zo lekker, een mooie plant, een foto en een tekening. Nu is het drie uur en ze zijn er allemaal. Ze zingen ‘lang zal ze leven’ en dan mogen ze oma om de beurt hun cadeautjes geven. Ineens wordt Myrthe heel stil . . . ze moet bijna huilen . . . haar tekening ligt nog op school. Ze moest ook zo vlug weg. Allemaal staan ze om oma heen en ze zijn vrolijk en lachen met oma en opa maakt altijd grapjes . . . . Niemand merkt dat Myrthe verdrietig is. Zij kan oma niet blijmaken met haar cadeautje. Of heeft oma het wel gemerkt? . . . Zo zegt ze: ‘Myrthe, kom jij me even helpen met de taart?’ en Myrthe mag de taart aansnijden met het grote mes, met oma samen. En dan zegt oma: ‘nu hebben jullie mij allemaal blij gemaakt, want ook met helpen kun je me blij maken’. Dan wordt het pas echt feest. Ze eten taart en dan gaat opa goochelen . . . en dat kan hij goed. Wat een fijn feest.
Navertelling Stil eens . . . ik hoor muziek . . . lachen . . . en vrolijke stemmen ! Ik zie mensen met prachtige feestkleren en mmmmmm. . . ik ruik lekkere dingen. Iemand speelt op een tamboerijn en ik hoor dansen. O kijk, kinderen, moeders, vaders, oma’s en opa’s. Ze doen allemaal mee. Er is een bruiloft en het feest wordt buiten gevierd, want het is in een warm land. Kijk, daar zitten ze, de bruid en de bruidegom. Ze zijn getrouwd en nu is iedereen blij. Het feest duurt niet één dag maar wel zeven dagen lang. Knechten lopen rond met heerlijke taart en zoete broodjes, met wijn en druivensap. Er is genoeg voor iedereen, er zijn veel mensen uitgenodigd. De leider van het feest zorgt er voor dat alles goed uitgedeeld wordt en de schalen steeds weer vol zijn. Jezus is er met zijn vrienden. Ook zijn moeder Maria. Ineens krijgt Maria een rimpel op haar voorhoofd . . . . haar ogen kijken verdrietig. Ze zag de leider van het feest praten. Ze hoorde hem zeggen: ‘de wijn is op’ . Wat vreselijk. Het feest kan niet doorgaan als er niets meer te drinken is . . . . Er zijn geen winkels, er zijn geen snelle auto’s in dit land . . . . Het zou vreselijk zijn om midden in het feest de mensen naar huis te moeten sturen. Maria vertelt het aan Jezus en tegen de knechten zegt ze ‘doe alles wat Jezus je vragen zal’ . Even later zegt Jezus tegen de
Activiteit Drankjes met verschillende smaak proeven met een blinddoek voor. Bijvoorbeeld: melk, cola, thee, sinaasappelsap.
80
Watervaten
B o n n e fo o i We r k b l a d p a gi n a 8 1
16/01
2e zondag na Epifanie 16 januari 2005
gegeten en veel wijn gedronken! Het is dus een vrolijke boel. En wij staan hier maar te staan / en wij horen er niet meer bij . . . Klok klok, klots klots, wat voelen we nou? Water in ons vaten? . . . . En niet zo’n klein beetje ook. De ene kruik na de andere . . . we worden vol gegoten en we zijn met ons zessen nota bene! Iemand heeft dus opgemerkt dat we hier zo leeg stonden. En . . . het is geweldig. De mensen scheppen weer water, maar ze WASSEN zich er niet mee . . . ze DRINKEN het en roepen: dit is wijn, de beste wijn, de lekkerste ooit geproefd! Lechajiem! Op de toekomst!
Navertelling Als vaten konden praten . . . wat zouden ze te vertellen hebben . . . . ? ! Wij zijn reinigingsvaten.We horen vol water te zijn, want ieder die hier binnenkomt om te eten of te feesten hoort de handen en voeten te wassen. We zijn groot, er kan wel tachtig tot honderd liter in ons. Maar we zijn op dit moment leeg van binnen. Van buiten zien we er mooi uit hoor en de plek waar we staan, dat is de goede plek. We staan bij de ingang. Jammer, niemand ging naar de bron om kruiken water te halen en ons te vullen. Nee, vandaag doen we niet meer mee. Het ergste is, dat niemand ons opmerkt. Veel mensen liepen langs ons naar binnen. Blij en vrolijk, lachend, zingend. Ja, want hierbinnen is een bruiloftsfeest met veel gasten. Er wordt geen water uit ons geschept. We voelen niet het vrolijke geklots. We weerspiegelen geen feestende gezichten van mensen die zich naar ons toebuigen. Weet je, vroeger, lang geleden, want we zijn al oud, toen werden we altijd gebruikt. Toen deden mensen allerlei dingen om te laten zien dat ze bij het volk van God hoorden: je moet altijd rein, schoon zijn zeiden ze. Daarvoor hadden ze veel regels (ze staan nog altijd in het Boek Leviticus). God heeft ons die regels gegeven zeiden ze. Voordat ze gingen eten wasten ze altijd hun handen en voeten, want in ons land zijn de wegen stoffig en de mensen lopen altijd op sandalen en blote voeten. Ach ja, voor jullie zijn die dingen gewoon, maar bij ons had al dat wassen te maken met godsdienst. Wij, vaten, waren dus erg belangrijk! Nu stellen we niks meer voor. Jammer hoor! Al dagenlang is hier een uitbundig feest. Er worden spelletje gedaan, er wordt gedanst, lekker
Wij, de watervaten, geloven dat er iets veranderd is. Er is vast iets heel bijzonders begonnen.
Nagesprek Wie heeft dit verhaal wel eens eerder gehoord? Vertel het samen zoals het in de bijbel staat,
Activiteit Zie werkblad pag. 81.. Wat zou je in de vaten kunnen doen om een goed leven te hebben met elkaar? Bijvoorbeeld: eerlijkheid, trouw, liefde, vriendschap, vrede, vrolijkheid, vrijheid, bereidheid om te delen. Schrijf het op de vaten. Als er te weinig tijd is, wacht dan niet tot iedereen klaar is, maar laat elkaar horen wat al is opgeschreven en neem het van elkaar over. Of speel een soort interview. Laat twee discipelen een reactie geven op wat gebeurde op de bruiloft.
Activiteit Een familiefoto van het feest tekenen of zelf, in groepjes van twee of drie, een recept van een heerlijk toetje bedenken. Dat recept mooi opschrijven met een tekening van het toetje erbij.
82
Sleutelverhaal 9/12
16/01
Feest? De tafel is enorm. Simons hele familie past eraan. Anoek, zijn lievelingsnichtje, zit met haar ouders helemaal aan de andere kant. Als ze met elkaar willen praten, moeten ze schreeuwen om elkaar te kunnen verstaan. En dat mag niet. Hij mag ook niet gewoon naast Anoek gaan zitten. Bij iedere plek staat een kaartje met een naam en iedereen moet bij zijn eigen naam zitten van tante José. En zij is de baas, want het is haar feest. Obers komen de soepborden weghalen en brengen grote zilveren schalen met eten. “Oooh”, roept tante José en alle andere volwassenen doen haar na. “Kijk eens wat lekker, Simon”, zegt Papa. Simon kijkt. Op de schalen liggen spruitjes in een gele saus met groene spikkeltjes. Eromheen liggen ronde bolletjes aardappelpuree en draadjesvlees met doorzichtige randjes glibberend vet. Op een andere schaal liggen roze garnaaltjes met zwarte oogjes en stukken vis met de kop en de staart er nog aan, tussen blaadjes sla en olijven. “Mama, waar is de patat en appelmoes?” Vraagt hij zachtjes. “Dat is er vanavond niet,” zegt Mama. “En worteltjes? Of erwtjes?” Mama haalt haar schouders op; zij kan er ook niets aan doen, het is het feestje van tante José. Ze schept Simon op van de schaal met vis. “Probeer dit maar, het is echt lekker.” ‘Ja, dat zeg je altijd’, denkt Simon. Hij ziet dat Anoek ook zuur naar haar bord kijkt. Ze ziet hem en steekt haar tong uit: bah. Simon knikt. ‘Ze hebben geen eens appelmoes’ probeert hij zonder geluid tegen Anoek te zeggen. Anoek begrijpt hem niet. Hij probeert het nog een keer, maar ze haalt weer haar schouders op. “Ze hebben geen eens appelmoes!” Roept Simon dan vlug. Tante José kijkt boos op van een hap spruitjes. Mama knijpt in Simons arm. “Niet schreeuwen zei ik toch.” Boos duwt Simon zijn bord weg. Nu is het genoeg. Feesten horen leuk te zijn, zonder al dat sjieke gedoe en nette kleren die niet vies mogen worden en helemaal niet lekker zitten. Hij wil patat of op zijn minst doperwtjes en anders naar huis. “Meneer?” De ober staat weer naast hem. Hij zet een grote kom appelmoes naast het bord van Simon. “Alstublieft, meneer.” Simon kijkt de ober blij aan. “Dank u wel! Heeft u ook patat, alstublieft?” vraagt hij voorzichtig. De ober schudt zijn hoofd. “Helaas meneer, maar misschien wilt u er nog wat stokbrood bij?” Simon knikt, dat lust hij wel. En misschien smaken die spruitjes met heel veel appelmoes wel naar doperwtjes. De ober buigt geheimzinnig voorover. “Trouwens meneer, dit is eigenlijk nog geheim, maar de toetjes zijn hier heel erg groot en lekker”, zegt hij zacht en geeft Simon een knipoog. Simon glundert. Hij steekt zijn duim op naar Anoek. Het komt nog goed
83
3e zondag na Epifanie 23 januari 2005
Uit de bijbel...
thema:
Jesaja 49, 1- 7 Matteüs 4, 12 – 22
Een lichtend voorbeeld
Ons evangeliegedeelte valt in twee delen uiteen: Matteüs 4,12-17 en 18-22. In het eerste gedeelte maakt Matteüs duidelijk hoe Johannes de Doper de voor - en wegbereider van Jezus is geweest. Jezus treedt niet eerder op dan wanneer Johannes door zijn gevangenschap zijn taak heeft moeten afbreken. Dit eerste gedeelte eindigt met de boodschap van Johannes de Doper, die Jezus overneemt: ‘Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen !’ (3,2 en 4,17) Tussen deze twee oproepen door horen we waar Jezus aan deze nieuwe aanzet van Johannes vorm gaat geven. Dat gebeurt niet in JeruSalem, waar weliswaar het huis van God staat – het hart van het land, van het volk en van het geloof – maar waar de priesters te veel overtuigd zijn van hun eigen gelijk. Matteüs beschrijft dat Jezus pas tegen het einde van zijn leven naar JeruSalem trekt. Het is een joodse gedachte dat niet vanuit JeruSalem zending wordt bedreven, maar dat vanuit de wijde omtrek, dat vanuit het buiten-het-land naties en koningen naar Jeru-Salem zullen ‘opgaan’ (zie Matteüs 2). Daar komen ze het heil zoeken, misschien wel voordat het volk zelf dat ontdekt heeft ! Waar Jezus wel positie kiest, dat is aan de rand, aan de zelfkant van het joodse leven: in Galilea. Door het lot van de geschiedenis was dat een vergaarbak van nationaliteiten geworden. Minachtend werd vanuit JeruSalem neergekeken op de mensen ‘die de wet niet kenden’’, of zoals Jezus deze mensen typeert: ‘zwervend als schapen zonder herder’, omdat hun geestelijke leiders zich weinig aan hen gelegen lieten liggen. Jezus kent dat bestaan. Hij is daar groot geworden. Met deze mensen verklaart hij zich solidair. En voor de jood Matteüs komt nu tot leven wat Jesaja eens tot troost heeft geprofeteerd: ‘Galilea der heidenen, het volk dat in duisternis leeft, in de schaduw van de dood, zal een groot licht zal aanschouwen (Jesaja 8, 23 ;9,1). Het gedeelte van Matteüs 4, 18-22 sluit daarbij aan. Om zijn boodschap daadwerkelijk te maken heeft Jezus vissers nodig, ‘vissers van mensen’. Hij roept die mannen op niet om zieltjes te winnen of om mensen in een fuik te laten zwemmen, maar om ze ‘op te vissen’, ‘boven water te halen’, ‘vaste grond onder de voeten te geven’ en ‘ schaapjes op het droge te krijgen’. Ook voor joden is water een aanduiding voor benauwende, bedreigende en onleefbare situaties. In feite ziet Matteüs Jezus bij dit optreden aan het Meer van Galilea het scheppingsgebeuren voortzetten. Daarin mogen zijn eerste helpers, de vissers en broers Petrus en Andreas als ‘vissers van mensen’ deelgenoten zijn. Zij zouden de mensen in hun element, op het droge, op een leefbare aarde , op een beloofd land moeten brengen binnen de grenzen van het Koninkrijk van God. Zo klinkt de profetie van Jesaja 49 op waarin hij de kustlanden en de verre natiën oproept te luisteren. Want de knecht van de Heer zal tot een Licht zijn voor de volkeren tot aan het einde van de aarde, ondanks zijn verachting en juist om Israël terug te brengen.
Met de kinderen De rubriek ‘In de kerk’ en de lezing horen vandaag bij elkaar. Als het kind van de zondag (KvdZ) mag voorlezen, laat het dan vantevoren oefenen. Bij de jongsten en bij 5/8 zijn sleutelverhalen waarin uitkomt hoe fijn en handig het is samen te spelen en er voor elkaar te zijn. Jezus wilde ook niet alleen aan zijn opdracht beginnen. Dat wordt verteld in de navertellingen van de roeping van de eerste leerlingen. Het sleutelverhaal voor 9/12 gaat in op de verantwoordelijkheid als je ergens bij wilt horen. (gezin, school)
Makers: Uit de bijbel: Wim Barnard In de kerk: Anna Zegwaard 3/4 Mieke Kok 5/8 Crina van Hemsbergen, Hanny Steensma 9/12 Mieke Kok, Hanny Steensma Fooi: Lise Miedema, Anneke van Wijngaarden.
RK: Jesaja 8, 23b – 9 , 3 en Matteüs 4, 12 – (17) 23 84
23/01
Bonnefooi
In de kerk...
Bij de bijbel Lezing
Neem een doos kaarsen mee. Kijk eens wat ik nog thuis vond. Allemaal overgebleven van het kerstfeest. Ik kan ze natuurlijk laten staan tot volgend jaar, maar toen ik de tekst las bij Jesaja dacht ik, ik deel ze uit aan jullie. Wie weet, weten jullie wel iemand die je een Licht zou willen brengen. Bedenk maar iemand en maak er een kaartje aan in de kinderdienst om er aan vast te maken. Lees nu, of laat lezen, de lezing naar Jesaja.
Als de Heer Zijn licht laat schijnen, maakt dat mensen sterk en vrolijk. Ze gaan op weg en delen er van uit. Licht voor het gezicht van mensen die elkaar vol boosheid aankijken . . . Licht, dat mensen die moeten vluchten verlicht . . . . Licht dat oplicht voor mensen die zich ziek of verdrietig voelen . . . . Het wordt een lange rij van licht die gaat door de hele wereld . . . . tot in alle uithoeken zullen de mensen weten: veel donker kan verdwijnen waar mensen, vol van Gods liefde licht laten schijnen. Naar Jesaja 49
Fooi: Liederen Kom in de kring – KK, pag. 5 Simon en Andreas – BVJK III, 35 Jij hebt een naam – GOTZ, nr. 77 Jezus volgen – ZAD III, 10 Kijk eens om je heen – AWN II, 28 Wij hebben op de fluit gespeeld – AWN II, 15 Nieuwe wegen – ZO II, 8 Prentenboeken De mooiste vis van de zee – Marcus Pfister
85
3e zondag na Epifanie 23 januari 2005
Begin
Sleutelverhaal Het prentenboek: ‘De mooiste vis van de zee’van Marcus Pfister. Uitg. De vier Windstreken 1992. Korte inhoud Omdat Regenboog, de mooiste vis van de zee, al zijn mooie schitterschubben, zijn grootste schat, voor zichzelf wil houden, vinden de andere vissen hem niet aardig. Door toch te gaan delen verdwijnt de eenzaamheid en ontstaat vriendschap. Hoe meer hij weggeeft hoe mooier hij wordt. Alle vissen spelen nu samen De hele zee schittert van al die vrolijkheid.
Wij groeten elkaar Wij horen bij elkaar Wij zijn niet alleen Komt spelen en zingen
Zingen In de kring, in de kring Kom ook in de kring, Kom erbij, je hoort erbij Kom erbij en zing., uit: Kom in de kring en zing.
Gesprek
Activiteit Kopieer voor elk kind het werkblad pag. 87. Ze kunnen de vis versieren met glanzende plakkertjes of met gelstiften.
Heb je wel eens in het water van een grote vijver gekeken? Ook in de dierentuin zijn grote vijvers; wat zie je daarin zwemmen? Vissen: grote en kleine vissen. Heb je wel eens een heel mooie vis gezien? Je ziet ze ook wel eens in een aquarium. En wat een mooie kleuren hebben sommige vissen.
86
Vis
B o n n e fo o i We r k b l a d p a gi n a 8 7
23/01
3e zondag na Epifanie 23 januari 2005
Activiteit
Gesprek
1/ Als de kinderen een kaars meegekregen hebben (zie in de kerk) dan kunnen nu de kaartjes gemaakt worden. Ook kan aan elkaar verteld worden waarom licht gegeven wordt aan de gekozen persoon. 2/ Een tekenblad van 10x10 of een correspondentiekaart vol kleuren met waskrijt. Eerst een laag lichte kleuren en daarover heen donkere kleuren. Daarna kan er, met een prikpen of dikke naald, een figuur of enkele woorden ingekrast worden. Eventueel kan van alle kaarten samen een slinger gemaakt worden.
Wie heeft wel eens een vissersboot gezien? Wat nemen vissers allemaal mee aan boord? Wat gebeurt er allemaal als ze terugkomen van de zee? In havenplaatsen is het meestal druk. Waardoor zou dat komen? (men houdt van die gezellige bedrijvigheid en er wordt vaak gehandeld)
Navertelling Jezus is verhuisd. Hij woonde in Nazareth. Maar nu is hij ver daarvandaan gaan wonen, in Kafarnaüm. Het is een heel leuk stadje. Je hoort er altijd wel zingen, timmeren, het roepen van kooplui op de markt. Er lopen vaak volbepakte kamelen die verre reizen maken. Dichtbij is de zee, of nou ja, eigenlijk het meer. Daar varen vissersboten en vrachtboten. De vissers vangen veel vis in hun netten. Jezus loopt vaak langs het water. Zijn ene voet op het droge, de andere in het water. Dat donkere water . . . zo donker . . . is het voor mensen, die bang zijn of boos, die oorlog maken, die arm zijn en honger hebben, voor mensen die heel erg alleen zijn. . . . MAAR DAT KAN VERANDEREN! Jezus weet het zeker. Zo wil God niet dat het op aarde gaat. Als Jezus aan God denkt, dan voelt hij zich moedig! Ik ga de mensen vrolijk maken. . .Maar er zijn zoveel mensen, nog meer dan de vele vissen hier in het water. Jezus doet dat niet alleen, hij heeft helpers nodig. En daarom roept hij vissers. Ze zijn flink en vrolijk, ze zijn niet bang, ze zijn geduldig. Jezus kent hun namen: Petrus en Andreas en jullie daar, Jacobus en Johannes, volg mij . . . en het is eigenlijk best een beetje vreemd, ze zeggen meteen: we komen en doen met u mee. Ze laten hun vissersboten liggen en volgen Jezus. Hoe dat kan? Dat is het geheim .
Activiteit Kopieer voor alle kinderen het werkblad van pag 87. De kinderen mogen allemaal kleine gekleurde vissen, licht en donker, in de grote vis tekenen. Het oog is ook een visje. Hoe? Zwart of zijn er lichtgevende gelstiften? Dat is ook leuk.
88
Sleutelverhaal 5/8
23/01
Samen groot. Dit verhaal gaat over Blacky. Weten jullie wie Blacky is? Nee? Nou , dat zal ik je vertellen. Blacky is een visje. Een klein zwart visje. En Blacky woont in de zee, heel diep in de zee. Hij woont daar niet alleen hoor. Gelukkig niet. Blacky heeft veel vriendjes. En weet je wat zo leuk is? Al die vriendjes zijn helemaal wit. Blacky is het enige zwarte visje in de zee. Blacky heeft het heel leuk met al zijn witte vriendjes. Ze eten met elkaar en spelen met elkaar. Vooral tikkertje spelen vinden ze leuk en verstoppertje.
Maar op een dag ging het niet goed. Blacky was net aan de beurt om te zoeken met verstoppertje. En toen gebeurde het. Opeens werd het water helemaal wild. De visjes werden helemaal door elkaar geschud. Wat was dat? Vanuit hun schuilplaatsen keken ze angstig wat er gebeurde. En daar zagen ze opeens een heel grote vis. Zo’n grote vis hadden ze nog nooit gezien! En het erge was: die vis zag er helemaal niet aardig uit. Hij had grote boze ogen en een heel grote bek met grote witte tanden. Hap! Blacky kon nog net wegkomen en zich verschuilen achter een stuk zeewier. Hij rilde over zijn hele zwarte lijfje. Dat scheelde maar een haartje!
Bang bleven alle visjes in hun schuilplaats. Pas toen het donker werd in de zee durfden ze weer bij elkaar te komen. Wat moesten ze nu doen? Die grote, enge vis wilde hen zeker opeten en ze waren veel te klein om te ontsnappen aan zo’n grote vis. “We moeten ver bij elkaar vandaan blijven” zei een wit visje. “Dan weet die engerd niet meer waar hij naar toe moet zwemmen”. “We moeten een andere zee gaan zoeken”, zei een ander visje. “We moeten juist bij elkaar blijven” zei weer een ander visje. Allemaal gingen ze heel hard denken hoe ze aan die grote vis moesten ontsnappen en niet opgegeten worden.Toen opeens zei Blacky: “Ik weet wat! Kom eens hier allemaal”. Alle visjes kwamen heel dicht bij elkaar. Blacky zei: “Jij moet daar gaan zwemmen en jij daar en jij daar….” Blacky gaf hen allemaal een plekje en weet je wat er toen gebeurde? Al die witte visjes samen leken met elkaar wel één grote vis! Nog groter dan de engerd met de boze ogen en de grote bek. “En jij dan, Blacky”?, vroegen de witte visjes. “Let maar op”, zei Blacky en hij zwom ook naar zijn plekje. Blacky werd het oog van de grote vis! “Ik tel tot drie, zei Blacky. “Een, twee, drie….!” En daar gingen ze met z’n allen. Recht op de grote enge vis af. Nou, je begrijpt wel wat er gebeurde. De grote, enge vis schrok zo van die grote witte vis met het zwarte oog dat hij ging zwemmen voor zijn leven. Hij verdween en is nooit meer teruggekomen. En hoe is het nu? Blacky en zijn vriendjes spelen weer gewoon tikkertje en verstoppertje. En als er weer eens gevaar komt? Dan weten ze nu wat ze moeten doen!
Naar het verhaal Swimmy van Leo Lionni.
89
3e zondag na Epifanie 23 januari 2005 dat je gaat denken: “man, je bent zelf een profeet, een man naar Gods hart” Op een keer zagen we Petrus en Andreas, ook vissers als wij. Ze gooiden hun netten uit in het water en die timmerman liep langs de kant. Hij riep: volg mij, jullie vissers je hebt geduld en je weet wat doorzetten is, jullie zijn moedig, letten goed op, ga met me mee om te leren. Toen keek hij op naar ons, we waren dichterbij gevaren en riep ook ons . . . en we deden het meteen. Alle vier. Zeg nou niet dat je dat raar vindt of zo. We konden gewoon niet anders! Hij zei ook nog: ik zal jullie vissers van mensen maken ! Weet je, we
Gesprek De uitdrukking: Met …….moet je niet in zee gaan. Er wordt dan iemand of iets genoemd. Kennen jullie die uitdrukking? Wat zou er bedoeld worden? (het is een waarschuwing)
voelen ons niet zo vroom en we houden ons niet zo precies aan alle wetten, er wonen hier ook zoveel verschillende mensen door elkaar. Dat hij juist naar ons toe kwam . . . . Bijzonder hè?
Navertelling Wij zijn broers. We heten Johannes en Jacobus. We wonen in Kafarnaüm. Dat is best een belangrijke plaats. Het ligt dicht bij de zee. Nou ja, bij zee denken
Nagesprek Wat denk je, bedoelde Jezus met de woorden: volg mij. Wat wil Jezus dan doen/laten zien op aarde. Wat denk je, zullen de vissers nu nooit meer vissen?
jullie natuurlijk aan eindeloos ver en zout water. Onze zee noemen we ook wel meer, want het water is zoet. Het is wel groot hoor: zo’n twintig kilometer lang en elf kilometer breed. Op sommige plekken is het wel zestig meter diep. Het zit vol met vis. Onze vader is dan ook visser en nu zijn wij ook vissers geworden. Wij vinden het een spannend beroep. Weet je, water blijft ook gevaarlijk. Soms kan er over de bergen, die in het oosten liggen en wel zeshonderd meter hoog
Activiteit 1/ Zie ‘in de kerk’ en maak kaartjes aan de kaarsen. 2/ Mensen horen niet in het wilde, woeste water te leven. Wat maakt het ‘water’ dan wild en woest? Wat maakt de aarde dan wild en woest? Oorlog, angst, pijn, chaos en verdriet. Teken de woeste golven met woorden die daarbij horen.
zijn, veel wind komen, die dan midden op het meer een geweldige storm geeft met golven. Heel heftig. Dat houd je niet voor mogelijk als je hier aan de westkant staat, tussen de groene vlakten vol vruchtbomen. Dood, omkomen in de storm, en het prachtige leven zijn hier dicht bij elkaar, we weten er alles van. In de stadjes om het meer is het druk. Er loopt een karavaanweg langs. De gevangen vis wordt er gezouten en gedroogd, er zijn scheepswerven. Veel timmerlui zijn
Sleutelverhaal zie pag. 91
Activiteit
nodig. Niet alleen voor de vissersboten, ook voor het vrachtvervoer. Bij ons in Kafarnaüm is een tijdje terug weer een nieuwe timmerman gekomen. Hij komt uit Nazareth. . . Volgens ons is hij meer dan alleen timmerman. Als je ziet hoe hij je aankijkt, als je hoort hoe en wat hij zegt, wat hij allemaal weet, en altijd even een handje meehelpt bij wie dat nodig heeft . . .
De kinderen mogen, twee aan twee, regels bedenken die maken dat de dag prettig verloopt. Bijvoorbeeld: Je schooltas niet thuis laten liggen, je huiswerk maken, Even helpen met tafeldekken/ afruimen. Je fiets meteen in de schuur zetten. Even je zieke vriendje bellen. Het helpt voor jezelf en voor anderen het leven prettig te maken. Vinden jullie dat moeilijk om te doen? Het gaat vaak om heel gewone dingen.
. We zeggen wel eens tegen elkaar: wat een fijne kerel . . . een man uit één stuk! Zo gewoon en toch zo anders, heel bijzonder. De handelslui, die met hun spullen op onze markten komen, zeggen dat hij door Johannes de Doper is gedoopt. Hij kan zo vertellen over God, Mozes en Elia, 90
Sleutelverhaal 9/12
23/01
Doen wat je moet doen. ‘Het is wel een troep hier’’, zegt Thom, de vriend van Niek. Niek kijkt eens rond in zijn kamer.‘Ja, dat is eigenlijk wel zo’, zegt hij; ‘maar vandaag heb ik geen zin om op te ruimen’. ‘Kom, we gaan spelletjes doen op de computer’. ‘Niek’, roept mam onderaan de trap; ‘ komen jullie wat drinken’. ‘Ha, lekker!’, ze rennen de trap af. ’Wat zijn jullie aan het doen?’ vraagt Mam, terwijl ze om de ronde tafel zitten met een warme kop chocomel. …..’ O, we zaten spelletjes te doen’ , zegt Niek. ‘Heb je je huiswerk dan al af?’ ‘Nou, …, he…, nog niet helemaal’, en hij kijkt Thom aan. ‘Doe je huiswerk nou niet op het laatste moment’, hoort Niek haar zeggen. ‘O, ja; wil jij de hond even uitlaten?’, vraagt Mam. ‘Ja hoor, straks!’, zegt Niek; ‘ ik heb nu geen zin!’ ‘Ja, hoor eens, we hebben allerlei regels met elkaar afgesproken; dus ook dat we op een vaste dag de hond uitlaten. Jij bent vandaag aan de beurt’. ‘Ja, straks hoor, wat een gezeur, er moet ook altijd wat’. Thom verdwijnt weer. ‘Bedankt voor de chocomel’, roept hij om de hoek van de kamerdeur. Niek bladert in de TV gids. ‘Vanavond is er een spannende film. Dan kan ik lekker kijken, want dan is er niemand thuis’. Na het eten begint hij gauw aan zijn huiswerk. Maar halverwege hoort hij de voordeur dichtgaan. Pap en Mam zijn naar de buren. Niek rent gauw naar beneden.’ Wat is de film spannend’. Niek zit op het puntje van zijn stoel. Na afloop gaat hij gauw naar boven, maar het huiswerk komt niet af. Als Niek de volgende dag een beurt krijgt in de klas zit hij met een rood hoofd in de bank. Hij weet geen antwoorden op de vragen over zijn huiswerk. ‘Niek’, zegt meneer; ‘blijf maar eens even na’. ‘Hoe komt het’, zegt meneer ‘dat jij je huiswerk niet gedaan hebt’. Niek haalt zijn schouders op: ‘Ik weet het niet’’. Ineens zegt hij: ‘ik vind het vervelend om huiswerk te maken en allerlei dingen te moeten doen’. Meneer kijkt hem verbaasd aan. ‘Wat wil je dan Niek. We spreken op school toch regels met elkaar af. Is het zo moeilijk om je daaraan te houden? Wat wil je eigenlijk, Niek? ‘Ik ..Ik… ; ik zou weleens een verhaal willen schrijven in de schoolkrant’. ‘Nou, ik denk dat ik dat best zou kunnen’. Meneer denkt even na; er is nog een plaatsje. ‘Schrijf maar eens een verhaal over ‘Wat wil je worden en wat zou je daarvoor moeten doen?’ ‘Je mag wel op mijn kamer zitten’, zegt meneer. ’Wat opgeruimd is het hier’, denkt Niek als hij even later op de kamer van meneer zit. ‘Hé, wat ligt daar voor een pen ? Er staat iets op: ‘doen wat je moet doen’, staat er op. Het is een mooie witte pen. Meneer komt binnen en ziet Niek met die pen in zijn hand. ’Leuke pen hè’, zegt hij; ‘ik zal eens kjiken of ik er één voor jou heb. Hij rommelt met zijn hand in de la.‘Het is een pen van Humanitas. Dat is een grote club waarvan vele mensen veel werk doen om anderen te helpen’. Meneer, kijkt nog eens naar die pen. ‘Tja, die mensen doen wat ze moeten doen. Als ze het niet doen dan loopt alles in het honderd en dat is niet de bedoeling’. ‘Hier neem maar mee; ik zie dat je verhaal klaar is’. Niek legt thuis de pen op zijn bureau ‘Doen, wat je moet doen!’ het lijkt wel of die pen op hem lag te wachten.
91
4e zondag na Epifanie 30 januari 2005
Uit de bijbel...
thema:
Sefanja 2, 3; 3, 9-13 Matteüs 5, 1-12
Licht en wijsheid
Wie het evangelie van de Jood Matteüs leest, ziet dat hij in de eerste hoofdstukken het leven van Jezus plaatst in de traditie van zijn volk. In hoofdstuk 1 lezen we al over Jezus’ ‘genesis’; hoofdstuk 2 beschrijft de kindermoord en Egypte; in hoofdstuk 3 gaat het over de doortocht door het (‘doop’)water; in 4 lezen we van de verzoeking in de woestijn. Vandaag wordt in Matteüs 5 (t/m 7, 29) de parallel getrokken met Mozes op de berg Sinaï, waar hij de tien geboden doorgeeft aan zijn volk. Hij heeft tien leefregels (aan-)geboden met oog op het beloofde land; en de woestijntijd werd de leertijd om daarop voor te oefenen. Mosje Rabbenoe, Mozes onze leraar, zeggen de Joden, heeft (de) Thora gegeven, naar het Hebreeuwse werkwoord ‘jarah’ (onder-)wijzen, (onder)richten: onderricht, onderwijs, de ‘Wet’ in bredere zin: het ‘wet’-en van de omgang tussen God en zijn volk. Op de grens van woestijn en ‘het’ land beginnen naar joodse opvatting de Profeten. Dat wil zeggen dat de vestiging in dat land beoordeeld en beschreven wordt in een voortdurend profetisch kritische toetsing aan de Thora. Met de opvolger van Mozes aan de overkant van de Jordaan beginnen dan de Profeten (de profetische boeken) met Joshua (Hebreeuws) = Jezus (Grieks). De toepassing is aan Jozua/ Jezus. In die traditie ziet Matteüs Jezus optreden, wanneer hij de visie van het beloofde land omzet in het visioen van het Koninkrijk van God. Zo begint onze lezing vandaag met de aanhef: ‘Toen Jezus de scharen zag ging hij de berg op, zette zich neer … opende zijn mond en leerde hen .. !’ Dan horen we hoe hij als een rabbi in het licht van dat Rijk acht zaligsprekingen uitspreekt tot zijn leerlingen en de scharen tot wie ook schriftgeleerden en Farizeeërs (5, 20) behoren. En het zijn meer dan vrome woorden, want die hebben geen zin als uit de daden niet blijkt hoe waar ze zijn! Jezus onderscheidt daarbij twee groepen mensen: zij, die hulp nodig hebben, en zij die hulp bieden. In vier uitspraken worden zij die hulp nodig hebben ‘makarioi’, ‘gelukkigen’ genoemd omdat volgens de eerste zaligspreking het Koninkrijk van God al van hen IS ! Want hoe zou er ooit vrede zijn als die niet bij dezen begint? Jezus noemt deze hulpelozen: gelukkigen, ‘makarioi’ achtereenvolgens: 1. de armen van geest: dat zijn niet alleen de simpele zielen, maar ook wie dom zijn omdat ze hun geest niet mochten of konden verrijken; 2. de treurenden, die in troosteloosheid zijn vervallen, die ze zelf niet te boven kunnen komen; 3. de zachtmoedigen die weerloos staan tegenover het geweld van de machtigen; en 4. zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, omdat ze niet in staat zijn voor hun eigen recht op te komen. In de volgende vier uitspraken worden de helpers, de hulpverleners genoemd, die om hun hulp aan de hulpelozen veel weerstanden moeten overwinnen, zoals 5: de barmhartigen die opkomen voor wie links bleven liggen; 6: de reinen van hart, opdat die niet verstrikt raken in allerlei tegenstellingen, maar alles zuiver en alleen zien in het licht van God; 7; de vredestichters die genade voor recht laten gelden en 8: de mensen die vervolgd worden omdat ze om hun solidariteit ook een kruis te dragen hebben. Ook deze helpers worden ‘makarioi’ genoemd omdat door hun toedoen dat Koninkrijk van God er is ! Met die laatste opmerking wordt ook een waarschuwing afgegeven aan alle anderen: Als daarvan niets te merken valt dan zouden ze wel eens dat Koninkrijk van God in de weg kunnen staan. Vandaar dat Lukas in zijn ‘veldrede’ aan zijn vier zaligsprekingen ook vier ‘wee’-roepen toevoegt. (Lukas 6, 20-26). En bij de profeet Sefanja lezen we dat slechts een klein deel van het Godsvolk in vrede zal leven, en dat de volkeren andere, reine lippen zullen hebben om de Naam van de Heer aan te roepen.
Met de kinderen Voor de jongsten is een sleutelverhaal naar één facet van de evangelielezing: Zorg voor elkaar, als het nodig is. De andere navertellingen en sleutelverhalen voor 5/8 en 9/12 staan vol met wensen en welke wensen mensen gelukkig kunnen maken. Ook in de gesprekken en activiteiten ligt de nadruk hierop. Wat een geluk dat we dit deel van de bergrede van Jezus zo aan kinderen kunnen vertellen.
Makers: In de bijbel: Wim Barnard In de kerk: Anna Zegwaard Lezing: Anna Zegwaard 3/4 Anna Zegwaard 5/8 Anna Zegwaard 9/12 Anna Zegwaard Fooi: Lise Miedema,
RK: Sefanja 2, 3; 3, 12 – 13 en Matteüs 5, 1 – 12a 92
30/01
Bonnefooi
Bij de bijbel
In de kerk... Lezing
Maak van tevoren een grote tekening of collage met ongeveer vijf of zes plaatjes van dingen die mensen elkaar toewensen (vergroot werkblad pag.97). Het is ook mogelijk aparte platen van elke situatie op te hangen. Bijvoorbeeld iemand zwaait een paar mensen uit die op vakantie gaan; je ziet een jarige op een versierde stoel zitten en anderen staan erom heen en zingen hem toe. Iemand stapt een versierd huis binnen (met een strik erom), geluk met je nieuwe huis.
Er komt een tijd dat alle mensen in God, de Heer geloven. Dan zullen ze geen verkeerde dingen meer doen. Er zullen dan alleen mensen zijn die weten dat de Heer voor hen zorgt en ze zullen in vrede leven.
naar Sefanja 3
Vandaag gaat het over wensen. Je wenst elkaar goede dingen toe. Welke herken je op de plaat? Desnoods kan degene die het gesprek leidt de plaatjes beschrijven, voor degenen die ver weg zitten. In de bijbel staat ook een verhaal over Jezus, die mensen goede dingen toewenst. Om iedereen te kunnen zien, ging hij daarbij wat hoger staan, op een soort heuvel. Wij noemen de toespraak die Jezus daar hield ‘De Bergrede’. Daar op die heuvel of berg zei hij goede wensen die hij voor de mensen had.
Fooi: Liederen Gelukkig de mens – GOTZ, nr. 114 Zegen ons- ZO II, 22 Leve het leven – GOTZ, nr. 225 Prentenboeken Kikker in de kou – Max Velthuijs
93
4e zondag na Epifanie 30 januari 2005
Hij voelt zich een zielige kale kikker. Hij verdwaalt in de sneeuw als hij hout voor de kachel gaat zoeken. Gelukkig vinden zijn vrienden de verkleumde Kikker en ze brengen hem naar huis. Ze stoppen hem in een warm bed, doen de kachel aan en ze geven hem lekkere warme soep. Ze verwennen hem tot hij weer beter is. Na een poosje leren zijn vrienden hem van de sneeuw te genieten (met een dikke trui aan).
Begin Wat een geluk wij mogen spelen wat een geluk wij mogen zingen wat een geluk God zorgt voor ons.
Activiteit
Zingen
De kikker aankleden met een ijsmuts, sjaal en een grote trui en sokken van het werkblad pag. 95
De Heer is mijn Herder Hij zorgt steeds voor mij Hij weet hoe wij heten, zal ons niet vergeten, ook als wij gaan spelen is Hij ons nabij.
Gesprek Vinden jullie het leuk om te spelen? Wat doe je dan? Als je dan de hele dag gespeeld hebt, krijg je honger. Gelukkig zorgt mama of papa dan voor een lekkere boterham; of krijg je iets anders? Wat dan? En als je moe bent, brengen ze je naar bed. Misschien nog even gezellig een verhaaltje vertellen of een liedje zingen?
Sleutelverhaal Het prentenboek van Max Velthuys “Kikker in de kou” korte inhoud: Als Kikker wakker wordt, ziet hij dat er buiten overal sneeuw ligt. Alle andere dieren genieten ervan, ze schaatsen, of ze zoeken hout voor de kachel of ze gaan sneeuwballen gooien. Maar Kikker vindt het maar koud en glad. Hij glijdt iedere keer uit en bibbert van de kou. 94
Kikker
B o n n e fo o i We r k b l a d p a gi n a 9 5
30/01
4e zondag na Epifanie 30 januari 2005
wat ze nodig heeft. Paardrijden, dan moet de cap mee en een rijbroek en laarzen. O ja, en natuurlijk haar T-shirt met een paard erop. Dan haar zwempak en natuurlijk dat leuke jack als ze gaan winkelen. O ja en ze zouden nog dat nieuwe spel doen, dat ze voor Sint had gekregen. Dus dat moet ook mee. Wel een grote doos. Ze begint alles in haar tas te stoppen. Haar paardrijdspullen, hè, wat pakt dat lastig. Die laarzen zijn ook zo groot. Waar moet het spel nu? En haar lievelingsboek dat ze wilde laten zien aan Janet. Nog eens opnieuw, maar dan kan de cap er niet meer in. En dat moet echt, anders kunnen ze niet ponyrijden. Emma probeert en probeert. Maar er blijft iedere keer wat over. “Ben je al klaar”, vraagt haar moeder. “O, mam, nou kunnen we mijn nieuwe spel niet spelen, en niet ponyrijden, en niet…” Emma moet bijna huilen, zo jammer vindt ze het dat haar plannen niet door kunnen gaan. ‘’Maar waarom dan niet?’’ vraagt haar moeder. “Omdat het niet in mijn tas past, daarom”. “Wacht maar even”, zegt haar moeder, “we zullen vragen of papa even helpt, die kan heel goed inpakken”. Emma denkt van niet, want hoe ze ook probeert, zij kan het ook niet allemaal in haar tas krijgen. Dan komt haar vader. Eerst haalt hij alle dingen uit de tas. Dan kijkt hij of dit echt alles is. Dan doet hij alle dingen een voor een in de tas. Zo, dan het spel hier, en de cap daar en je T-shirt past wel in de laarzen en zo verdwijnen al haar spullen in haar tas. Emma is stomverbaasd, hoe kan dat nou. Wil je die mooie sokken ook nog meenemen. Emma had ze al opzij gelegd. Kijk dat past nog wel hier. Emma is reuze blij. Nu kunnen al haar plannen toch nog doorgaan. Papa krijgt een dikke kus en mama zegt: “ Wat een geluk dat je alles niet altijd zelf hoeft te doen. En wat een geluk dat onze papa zo goed kan inpakken”.
Gesprek Als je jarig bent, dan zeggen de mensen tegen je ‘hartelijk gefeliciteerd of ze zeggen ‘dat je maar een grote meid mag worden of een flinke jongen’. Dan bedoelen ze: we hopen dat het goed met je gaat. We hopen dat je het fijn hebt. Dit noemen we wensen. Weet je nog meer wensen die ze zeggen. Wat zeggen ze bijvoorbeeld als je ziek bent? Of als je een spreekbeurt moet houden? Of als je meedoet aan een wedstrijd? Vandaag gaat het over wensen. Jezus vertelt aan zijn leerlingen wat hij mooie wensen vindt. Een paar voorbeelden: Wat een geluk als je niet alles zo goed begrijpt, dan ben je nog verrast over dingen. Dan kun je nog blij zijn als je, bijvoorbeeld heel mooie bloemen ziet. Of als je een beetje weg kunt dromen. Dan zie je allerlei leuke dieren als je naar de wolken kijkt. Wat een geluk, als je kunt huilen wanneer je verdrietig bent, want als je vader of je moeder dat ziet, dan kan die een arm om je heen slaan en je troosten. Wat een geluk dat je niet alles zelf hoeft te doen. Dat een ander voor je zorgt of je met iets helpt.
Sleutelverhaal Alles in de tas 5/8 Morgen begint de krokusvakantie. Emma is dolblij. Ze gaan met zijn allen logeren bij haar oom en tante én niet te vergeten, haar nichtje Janet. Emma en Janet hebben al heel veel plannen gemaakt. Ze gaan ponyrijden, zwemmen en naar de stad. En ze hebben al bedacht wat ze allemaal in de Efteling gaan doen. Ze vertelt voor de tiende keer haar plannen aan tafel en kan haast niet op haar stoel blijven zitten. “Nou”, zegt haar moeder, “ga je tas maar alvast inpakken. Alleen je groene tas, want met de koffers en de spullen van Erik erbij past dat net in de auto”. Ja haar kleine broertje had erg veel spullen nodig, die was nog maar een baby. Zij is al groot zij kan zelf haar tas al inpakken. Emma gaat naar haar kamer en noemt alles nog eens op
Activiteit Neem een aantal (wens)kaarten mee, maar knip de teksten beterschap, verjaardag, trouwerij, goede reis, etc. eraf. Laat de kinderen wensen bij de plaatjes bedenken. Leid het als volgt in: “Dit zijn plaatjes van mensen die iets wensen, ze hopen dat het goed gaat met die ander. Welke wensen herken je?” Een andere mogelijkheid is: de afgeknipte wensen erbij laten zoeken. 96
Wensmomenten
B o n n e fo o i We r k b l a d p a gi n a 9 7
30/01
4e zondag na Epifanie 30 januari 2005
helemaal alleen verdrietig zijn. Wat een geluk als je niet alles alleen hoeft te doen. Er zijn mensen die je willen helpen of voor je zorgen. Samen iets oplossen is veel fijner. Je beleeft dan samen iets. En je weet van elkaar waar je het over hebt. Ja, dat begrepen de kinderen wel. Je wil natuurlijk groot zijn en alles zelf doen, maar soms als het heel moeilijk is, is het wel fijn als papa of mama even helpt of je troost als je verdrietig bent.
Gesprek In de kerk ging het over wensen. We zagen een tekening met daarop allemaal dingen die mensen elkaar toewensen. Bijvoorbeeld een fijne dag, goede reis. Je wilt eigenlijk zeggen: ik zou wel willen dat het goed met jou gaat. Wat zijn volgens jullie goede wensen? In de bijbel staat een verhaal over Jezus die mensen goede wensen meegeeft.
Maar Jezus zegt nog meer dingen. Wat een geluk als je kunt zeggen wat je dwars zit. Dat lucht op en dan heb je daarna weer ruimte om aan leuke en mooie dingen te denken. Wat een geluk als je ruzie kunt maken en niet loopt te mokken. Want ruzie lucht op. En dan pas kun je het weer goed met iemand maken.
Navertelling
De mensen praten met elkaar over wat ze gehoord hadden. Ze begrepen het nog niet zo goed. Alleen de kinderen, die wisten wel zo’n beetje wat Jezus bedoelde. Omdat ze dat zelf nog wel eens meemaakten.
Jezus reist met zijn leerlingen door het land. Er zijn altijd wel mensen die graag willen horen wat hij te vertellen heeft. Het is altijd weer bijzonder. Dat hadden ze allang van anderen gehoord. Zo ook vandaag. Wat zegt hij nu toch weer? Het lijkt wel of hij mensen geluk wenst. Maar wel andere wensen dan ze gewend zijn. Niet van een goede reis, of dat je maar een grote jongen mag worden. Het zijn wensen waar je even over na moet denken om te snappen wat hij bedoelt. Hoor maar. Wat een geluk als je niet alles begrijpt. Als je nog een beetje kunt wegdromen. Dan kun je nog verbaasd zijn of verrast. Dan kun je zomaar ineens genieten van dingen. Van een mooie bloem, een mooie berg of zomaar een blij gevoel krijgen. De kinderen die dat hoorden begrepen het wel een beetje. Bijvoorbeeld als je een beetje zit te dromen en de wolken in de lucht ziet. Dan zie je allerlei leuke dieren in die wolken. Een hondje of een giraf. Ja dat wisten ze wel.
Nagesprek Wat vinden jullie ervan dat, als je boos bent, je er meteen maar uitflapt wat je niet leuk vindt? Is het dan gemakkelijker om het weer goed te maken? Vinden jullie ook dat het oplucht als je kunt zeggen wat je dwars zit en je van je hart geen moordkuil maakt?
Sleutelverhaal Sleutelverhaal, zie pagina 99
Activiteit Maak een verlanglijst van vijf wensen (dingen die je als cadeau zou willen) en vijf wensen (dingen waarvan je wel zou willen dat ze gebeurden)
Dan horen de mensen Jezus zeggen, wat een geluk als je nog kunt huilen als je verdrietig bent. Dan kan een ander je tenminste troosten. Samen verdriet hebben is lang niet zo erg als 98
Sleutelverhaal 9/12
30/01
De ongelukkige prinses Er was eens een prinses. Ze zou gaan trouwen met een knappe prins en de koning en de koningin waren in de wolken. Ze kochten een prachtige witte bruidsjapon voor hun dochter en schoentjes van satijn. Ze lieten een enorme bruidstaart bakken van wel zes verdiepingen met marsepeinen rozen erop en gouden suikerballetjes. Maar ach, op de dag van de bruiloft was de prinses ziek. Ze lag in bed en huilde tranen met tuiten. De koning en de koningin konden er niet achter komen wat haar mankeerde, dus lieten ze de dokter komen.”Maakt u haar alstublieft beter,”smeekten ze hem “want het is vandaag haar trouwdag. De bruidegom staat al te wachten op het bordes en over een uurtje komen de gasten.””Ik zal zien wat ik doen kan,” zei de dokter “laat mij maar even met de prinses alleen.” De koning en de koningin bleven zenuwachtig staan wachten voor de slaapkamerdeur. Het duurde een hele tijdvoor de dokter naar buiten kwam. Hij keek erg zorgelijk. “Is het erg?” vroeg de koningin. De dokter knikte. “Het is haar hart,”antwoordde hij “het zit vol rommel en dat moet er uit” Dat klonk niet best. Hoe moest dat nu met het bruiloftsfeest? “Zet dat maar uit uw hoofd” bromde de dokter en hij keek daarbij een beetje boos. “Kunt u haar dan niet beter maken?”vroeg de koningin. “Ik niet, maar u wel”zei de dokter. “Wij?”riepen de koning en de koningin. “Hoe dan?” “Door naar haar te luisteren als zij haar hart lucht” zei de dokter. “De prinses heeft namelijk heel veel te vertellen. Allemaal dingen die ze al veel eerder had moeten zeggen. Als ze dat gedaan had was ze niet ziek geworden. Ze heeft van haar hart een moordkuil gemaakt.” De koning en de koningin gingen op de rand van het bed zitten. Eerst durfde de prinses niets te zeggen maar toen de dokter haar een knipoog gaf barste ze in snikken uit en riep: “Ik wil helemaal niet met de prins trouwen! Ik houd niet van witte bruidsjurken en satijnen schoentjes! Ik lust geen taart met marsepeinen rozen en gouden suikerballetjes!” “Maar waar houd je dan wel van?”vroeg de koningin. “Van Hendrik”zei de prinses. De koning en koningin vielen bijna van het bed van schrik en verbazing. “Bedoel je Hendrik de tuinmansknecht?”’ Stotterde de koning. De prinses knikte lachend. Ze voelde zich opeens niet ziek meer. “Hij is zo lief,”zei ze “en hij brengt me elke dag een bosje vergeetmij-nietjes. En we hebben gezoend achter de rododendrons.” “Ja, als de zaken er zo voorstaan moet het feest van vandaag maar afgelast worden.”zuchtte de koning. En zo gebeurde. De gasten werden naar huis gestuurd. De bruidsjurk ging terug naar de winkel.(gelukkig hadden ze de kassabon nog) De prins kreeg een borreltje voor de schrik, de helft van de bruidstaart als troost en de satijnen schoentjes als herinnering. Daarna moest ook hij vertrekken. Een paar weken later was het groot feest in het paleis. De prinses trouwde met haar Hendrik. Ze droeg een paarse tuinbroek en roze rubberlaarzen. Want ze vierden het feest natuurlijk in de tuin, tussen de vergeet-mij-nietjes. Bij de koffie aten ze tompoezen van de Hema. En natuurlijk leefden ze nog lang en gelukkig.
uit: Heb je wel gehoord, deel 6 jaar. Uitg. Narratio, Gorinchem 99
5e zondag na Epifanie 6 februari 2005
Uit de bijbel... Jesaja 43, 9-12 Matteüs 5,13-16 Aansluitend op de ‘zaligsprekingen’ spoort Jezus zijn leerlingen aan door te zetten en niet op te geven. Want in benarde situaties zou de vraag je kunnen besluipen hoe anders je bent dan de niet-gelovigen. Maar juist het geloof en de hoop kunnen tot onvermoede activiteiten inspireren. ‘Jullie zijn het zout der aarde!’, en: ‘Jullie zijn het licht der wereld!’ zegt Jezus en Hij werkt dat uit. Zout en een brandende oliepit lijken van onbetekenend belang, maar let op! Zonder zout kan iets zouteloos zijn, een ‘klap’ in je gezicht. Een snufje zout kan dan wonderen doen! Zout dient in warme streken zonder koelkast en vriezer om iets te conserveren. En er waren tijden dat het zout zo belangrijk was dat zelfs het ‘salaris’ in zout werd uitbetaald (sal lat. = zout). Een oude schrijver vermeldt dat eens de zoutvoorraad van de tempel krachteloos was geworden; misschien door bijmengsel van iets anders. In elk geval heeft Koning Herodes het in de tempel laten uitstrooien om door de tempelgangers vertrapt te worden. Misschien dacht Jezus wel aan dat voorval. Maar wij spreken ook wel van mensen die zouteloos of flauw kunnen zijn ! Met het oliepitje is het niet veel anders. In het felle zonlicht heeft het niets te betekenen. Maar binnen in de huisjes met de gesloten luiken tegen de warmte van de zon kon je geen hand voor je ogen zien en was zo’n lampenpit een uitkomst. Maar als je het onder de omgekeerde korenmaat zette, om het uitwaaien te voorkomen, dan kon je het net zo goed uitlaten. Zo’n licht is een oriëntatiepunt in het aardedonker. En misschien heeft Jezus wel gedacht aan de stad JeruSalem op het Lichtenfeest, wanneer de stad met brandende fakkels de nachtelijke hemel verlichtte. Dat gaf aan waar de tempel was en waar de Eeuwige troonde. Bij Matteüs lezen we niet: IK BEN het Licht, als verwijzing naar de Naam van God (IK BEN), zoals de evangelist Johannes dat doet. Maar hier kent hij de leerlingen iets van dat vermogen toe: jullie zijn het licht! In duistere omstandigheden mag van volgelingen verwacht worden dat ze hun licht kunnen laten schijnen. ‘Want jullie zijn mijn getuigen en mijn knecht, die ik verkoren heb’, zegt de profetie van Jesaja. En de schare stond versteld, want Jezus gaf geen cliché verhaal maar hij sprak met volmacht. RK: Jesaja 58, 7 – 10 en Matteüs 5, 13 – 16 100
thema: Wees een licht! Met de kinderen Vandaag gaat het over licht en zout in de navertellingen en sleutelverhalen. De sleutelverhalen van 3/4 en 5/8 gaan over echt licht en die bij 9/12 over Luuk die een licht is voor de verdwaalde Anna, omdat hij haar weet voor te LICHTEN hoe ze geholpen kan worden. Ook de gesprekken en activiteiten geven weer keus genoeg.
Makers: Uit de bijbel: Wim Barnard In de kerk: Annemieke Verwaal Lezing: Annemieke Verwaal 3/4 Neeltje Reijnders, Annemieke Verwaal 5/8 Rebecca, Annemieke Verwaal en Ria den Braber. 9/12 Hiekelien van den Herik, Dullyna van den Herik en Annemieke Verwaal. Fooi: Lise Miedema.
06/02
Bonnefooi
In de kerk...
Bij de bijbel
Lezing
1. Vraag de kinderen naar voren te komen, maar ga zelf met een doods gezicht op een stoel zitten. Hoe is dat? 2. Stel je eens voor dat alle mensen vanochtend hadden willen uitslapen en niet naar de kerk gekomen waren. Stel je eens voor, dat ik hier alleen stond te preken of een beetje voor me uit stond te zingen. Zou God er blij mee zijn, denk je? 3. Tot de kinderen: ‘En nu jullie, verstop je eens even’. Vraag aan de mensen: hoe is dat nou, helemaal geen kinderen? Vraag de kinderen terug en zeg: Jezus zegt dat jullie het zout der aarde zijn en dat vinden wij ook. We zien jullie graag straks terug!
Kom allemaal bij elkaar, volken en landen van de aarde. Wie kondigt het aan en wie kan zeggen dat hij gezien heeft dat het waar is? Jullie hebt het gezien, je bent gekozen als mijn knecht, want ik ben altijd dezelfde: geen God vóór mij en geen God ná mij. Er is maar één verlosser.
naar Jesaja 43
Fooi: Liederen Licht, licht alles is licht – Paasoratorium Marijke de Bruijne Het licht der wereld – ZAD III, 30 O grote God die liefde zijt – LVDK, gez. 481 Vul ons met uw liefde, Heer – DZO.47 Jij mag er zijn – DZO, 43 Drie korreltejs zout - DWT Prentenboeken Welterusten kleine beer – Martin Waddell en Barbara Firth
101
5e zondag na Epifanie 6 februari 2005
Gesprek Zijn jullie wel eens bang in het donker? Waarom? En wat helpt daar tegen? Als mama of papa naar je toe komen? Weet je wel dat ze er zijn ook al zijn ze in een andere kamer? Nee? Doe allemaal je handen eens voor je gezicht en je ogen dicht. Nu zien we niemand. Zijn we er nog wel? Ja, toch wel. Ook al zien we elkaar even niet, we zijn er wel. Kijk nu maar weer. Met wie kwam je naar de kerk? Zie je die nu? Nee? Maar toch weet je dat ze er zijn. Misschien helpt het daaraan te denken als je weer eens een beetje bang bent. Ik zie mama/papa nu niet, maar ze zijn er wel.
Begin Een nieuwe dag, een nieuw begin. Het is weer licht! Kom in de kring!
Zingen Leer de kinderen het liedje: Licht! Licht! Alles wordt licht! Niets dan licht! Overal licht! Alles is licht geworden!
Sleutelverhaal
Uit: Het paasoratorium van Marijke de Bruijne, uitg: Narratio, Gorinchem. Steek de aanwezige kaarsen aan
Laat iedereen zijn handen voor zijn gezicht doen, ogen dicht. Nu zien we niets meer. Zijn we er nu nog wel? Ja, toch wel.
Het prentenboek “Welterusten kleine beer” van Martin Waddell en Barbara Firth, Lemniscaat, 1995 Kleine beer wordt door Grote Beer in bed gedaan maar durft niet te gaan slapen omdat het zo donker is. Grote beer zet een klein lantaarntje voor hem neer maar het donker is zo veel dat het lichtje er niet tegenop kan. Ook de grote lantaarn helpt niet, want buiten is het nog steeds vreselijk donker. Dan neemt Grote Beer Kleine beer mee naar buiten en laat hem de maan en de sterren zien in de donkere nacht. Op Grote Beer’s arm valt Kleine Beer in slaap en dan slaapt hij bij het haardvuur verder op de buik van Grote Beer.
Activiteit Gebed Lieve God, we zijn hier samen en we vragen of u bij ons wilt zijn. We zien u niet maar u bent bij ons. Daarom bidden we voor…… wilt u ons horen? Amen
Kopieer voor alle kinderen het werkblad op pag. 103 op stevig papier. (helpen met losknippen) Leg de kaartjes over licht bij elkaar. Nu de kaartjes die over donker gaan. De kaartjes kunnen in een versierde envelop mee naar huis.
Zingen Het nieuw geleerde lichtliedje enkele keren zingen. Eerst heel zacht en dan langzaamaan harder. 102
Zon, sterren, kaars
B o n n e fo o i We r k b l a d p a gi n a 1 0 3
06/02
5e zondag na Epifanie 6 februari 2005
Sleutelverhaal
Gesprek Misschien kun je met de groep bij het verlaten van de kerkzaal eerst even naar buiten. Daar kun je laten zien dat een kaars die buiten brandt helemaal geen licht geeft. Binnengekomen in de eigen kinderdienstruimte gaat het al beter, en ’s avonds in het donker heb je er pas echt iets aan. Hoe komt dat nou? Je merkt soms pas iets op als er te weinig van is. Licht in dit geval. Maar dat geldt ook voor andere dingen: het zwembad is het natst als je zelf nog droog bent. Verzin samen nog een voorbeeld. Stel, dat je nu zou vergeten dat het ’s avonds donker wordt en je zou alle lampen wegdoen, of, je zou vergeten dat na de zomer de winter komt en je zou al je winterkleren weggooien. Wat zou er dan gebeuren? Misschien moeten we soms iets doen om te onthouden. De paaskaars in een lichte kerk is daar een voorbeeld van. Dat licht herinnert ons elke zondag aan Jezus, het Licht, en dat hij is opgestaan. Navertelling zie pag. 105
Activiteit Dat zout niet opvalt maar wel veel verschil kan maken kun je laten zien. Voorbereiding: neem thuis witte correspondentiekaarten, smeer ze in met lijm en strooi er zout overheen. Zo, dat het hele oppervlak bedekt is. Laat dit drogen. Neem waterverf en laat de kinderen druppels laten vallen op de kaarten. Als het goed is vloeit de verf door het zout mooi uit en krijg je een mooi effect.
Uit: De werksters van halfvijf en andere gelijkenissen van Karel Eykman en Peter Vos. Uitg. De Harmonie Amsterdam, 1984, het eerste deel(zonder uitleg) van het verhaal: ‘De zaklantaarn’. Neem een zaklantaarn en een emmer mee als je het verhaal gaat vertellen en onderstreep je verhaal ermee… Korte inhoud Twee straathonden, een grote zwarte en een kleine bruine, gaan voor de nacht en de regen schuilen in een pakhuis. Het is er pikdonker en ze struikelen voortdurend over van alles en nog wat. Vreselijke schrik. Er is opeens enorm veel licht. De grote hond heeft juist op het knopje gedrukt van een zaklantaarn die ook op de grond lag. De kleine vindt het wel wat. Dat licht kunnen ze goed gebruiken. De grote zwarte reageert een beetje dom. Eerst kijkt hij in het licht dat hem verblindt. De kleine legt uit dat je er dingen mee kunt verlichten. Dan legt de grote de lamp onder een emmer en vindt dat het daar binnenin nu mooi licht is. Maar het is weer aardedonker om hen heen. De kleine trapt de emmer weg want zo heeft geen hond iets aan het licht. Hij neemt de lamp in zijn bek en schijnt in de ruimte. Ze zien de rommel maar hoeven er nu niet meer over te struikelen. Toch schrikken ze ook van griezelige dingen die ze menen te zien. De grote wil geen licht meer en doet de lamp weer gauw onder de emmer, want dan zie je die enge dingen niet. Maar de kleine vindt dat je moet onderzoeken wat er is. Dat valt allemaal best mee. Samen moeten ze nu lachen om hun onnodige angst. Gelukkig dat de kleine zo dapper was het licht te gebruiken.
Activiteit Speel wat met licht en donker met een zaklantaarn, bijvoorbeeld in een donkere kast of onder een tafel met een kleed erover. En kopieer voor alle kinderen het werkblad op pag. 103 op stevig papier. De losgeknipte kaartjes kunnen ook diagonaal doorgeknipt en daarna door elkaar gehusseld worden. Zoek de kaartjes over licht bij elkaar. Nu de kaartjes die over donker gaan.
104
Navertelling 5/8
06/02
Maria en Jesse zijn hun moeder aan het helpen in huis. De keuken moet geveegd: Jesse veegt met stoffer en blik de hoekjes schoon en Maria zwiept het vuil met de grote bezem de drempel over, naar buiten. Ze zingen er een vrolijk liedje bij. Dan houdt Maria de bezem stil. Ze moet denken aan gisteren, toen ze met z’n drieën een dag op pad zijn geweest. Ze gingen luisteren naar Jezus, de rabbi die zo mooi kan vertellen. Mamma vertelt hun vaak verhalen die ze van hem heeft gehoord. Maar nu mochten ze een keer mee om hem in het echt te zien, en naar hem te luisteren. Ze liepen door de heuvels, een heel eind, naar de plek waar Jezus was. Maria krijgt nog rode wangen als ze eraan terugdenkt. Zoveel mensen waren er; de hele heuvel vol met mensen. Ook kinderen, die waren er ook bij. En ze waren allemaal muisstil. Ze wilden niets missen van wat Jezus zei. Je hoorde alleen de wind, en af en toe een vogel. Het was best moeilijk wat hij vertelde. Maria begreep het niet allemaal, en Jesse al helemaal niet. Jesse keek alleen maar zijn ogen uit, naar al die mensen die in het gras zaten. En vooral naar Jezus. Al begrepen de kinderen zijn woorden niet goed, zijn gezicht vertelde ook een verhaal. Je kon aan hem zien dat hij van de mensen hield. Maria en Jesse zaten eerst nog ergens achteraan, maar ze kropen steeds een stukje dichterbij. Tot ze helemaal vooraan zaten, vlakbij Jezus. En het was helemaal niet eng om daar te zitten. Jezus keek hen af en toe even aan, en het was net of hij het speciaal tegen hen had. Maria heeft de bezem neergezet. De keuken is schoon. ‘Mamma,’ zegt ze, ‘wij konden gisteren niet alles begrijpen wat Jezus vertelde over het zout en van het lichtje. Jij zegt wel eens dat ik een zonnetje ben maar we zijn toch niet van zout? ‘Mamma gaat in de deuropening zitten, op het schone stoepje. Maria en Jesse gaan naast haar zitten. ‘Ik zal jullie vertellen wat ik van Jezus heb geleerd. Wij hebben iets bijzonders in ons, iets sterks. Dat hebben we van God gekregen. Dat kan ons helpen om goede dingen te doen voor onszelf en voor anderen. Het valt niet echt op, het is maar klein. Soms zie je er bijna niets van. Maar het is net als met zout: als je het niet gebruikt, dan merk je het meteen. Eten koken zonder zout bijvoorbeeld…. ‘Maria steekt haar tong uit. ‘Bah, dat is niet lekker’. ‘Nee, precies. Zout is niet opvallend, maar wel belangrijk. En je kunt ook denken aan een klein vlammetje van een olielampje. Dat lijkt heel klein, maar zet het maar eens in een donkere kamer. Dan is er opeens heel veel licht! Jezus zegt: wees maar trots op dat kleine vlammetje, laat het maar zien! En het krachtige zout, daar moet je ook zuinig op zijn. Snap je?’ Maria knikt een beetje voorzichtig. ‘Ik geloof het wel…’ Mamma slaat een arm om haar heen. ‘Nou, dat is genoeg hoor. Je gaat het vanzelf beter begrijpen.’ Ze blijven nog een poosje samen zitten, Maria, Jesse en hun moeder. Met de armen om elkaar heen kijken ze naar de zon die langzaam achter naar de heuvels verdwijnt.
105
5e zondag na Epifanie 6 februari 2005
Gesprek (informatief) In elke keuken is wel zout te vinden. Bij jullie thuis ook. Kijk ik heb zout meegenomen, proef maar eens een paar korreltjes. (Je zou ook kunnen proberen zoutloos brood bij de bakker te kopen, of zelf te bakken) Laat het verschil tussen brood met of zonder zout maar proeven. Wij kennen geen zout dat niet meer zout proeft. Maar in de tijd van de bijbel, in Israël en in andere landen daar in de buurt, wel. Ze kochten geen pakken of bussen zout zoals wij, maar grote brokken. Daar zat zout in. Als het zout eruit gehaald was werd de rest weggegooid. Dat smaakte niet. Bij ons is zout nu goedkoop, maar die zoutbrokken waren erg kostbaar, want er was niet veel van. Romeinse soldaten kregen in die tijd hun loon uitbetaald in zulke brokken zout. Zout was belangrijk want zout was, zonder koelkast, diepvriezer en voedsel in blikken of potten, nodig om eten enige tijd te bewaren. In het Latijn, de taal die de Romeinse soldaten spraken, is het woord zout: sal. Het loon dat de soldaten kregen was in hun taal: salarium. Weet je hoe nu bij ons loon ook wel wordt genoemd? (salaris) ………. Ken je deze uitdrukking? ‘Het zout in de pap niet verdienen?’ heel weinig verdienen want er hoeft maar een mespuntje zout in de pap)
Navertelling Matteüs 5,13 ‘Het eten is klaar’, zegt moeder. Ze gaan allemaal dicht bij elkaar bij de tafel op de grond zitten. Jezus is met zijn vrienden bij hen op bezoek en ze eten ook mee. Moeder en grootmoeder zetten de schalen op
tafel: brood, vis en rozijnenpap. Vader breekt het brood in stukken en deelt het rond. Maria neemt een hap. Ze proeft. Hé, wat smaakt dat raar , heel anders dan anders, lang niet zo lekker. Er zit eigenlijk geen smaak aan. Moeder neemt ook een stukje brood. Óooh’! Ze slaat haar hand voor de mond. ‘Het brood is veel te flauw”! roept ze. ‘Ben je het zout in het beslag vergeten?’vraagt grootmoeder. ‘Nee’, zegt moeder ‘ik weet zeker dat ik er zout in heb gedaan’. ‘Dan is het zout niet goed meer, dan kunnen we het net zo goed weggooien’, zegt grootmoeder. Moeder kijkt een beetje ongelukkig. ‘ Och’ zegt Jezus, ‘ met een stukje vis erbij proef je er niets van’. ‘Zo erg is het niet, weet je wat erg is, mensen, die lijken op weggooi-zout. Dat zout dat nergens meer voor deugt. Zout moet zorgen dat het eten lekker is, maar ook dat het eten niet bederft, dat is nog belangrijker. De mensen moeten zijn als goed zout. Ze moeten zorgen dat de wereld mooi en veilig is. Als ze dat niet doen bederft de wereld’. Uit: Mies Westera-Franke Heb je wel gehoord 9 jr.
Activiteiten Zie de activiteit met de correspondentiekaarten bij 5/8. Na sleutelverhaal “Boodschap” (zie pag. 107) Deel de groep op in kleine groepjes. Elk groepje krijgt de opdracht door middel van een toneelstukje te laten zien hoe je zelf verschil kan maken. Voorbeelden om hen op weg te helpen: Uitspelen van het verhaal van Anna. Iemand leest toonloos een stuk uit een boekje en de ander leest het met uitdrukkingskracht. Een mop vertellen, de één kan het, de ander niet. Iemand tekent een poppetje met liniaal en passer en de ander neemt spontaan een grote stift en maakt er iets olijks van. Als je wilt, kun je hier een wedstrijdelement aan geven door de groepjes elkaar te laten jureren. De prijs: zout! Leg ’t even uit als je het bijbelverhaal niet samen gelezen hebt.
106
Sleutelverhaal 9/12
06/02
Boodschap Anna ruikt de bakkerij al voor ze hem ziet. Ze rent vooruit en kijkt om de hoek van het schap. Vrouwen in witte schorten halen dampende broodjes uit de oven. In glazen vitrines liggen verse pistoletjes, kaascroissants en chocoladebroodjes te wachten tot ze opgegeten worden. “Mama, hierheen!”, roept Anna. Er komt geen antwoord. Anna kijkt achterom. Papa, Mama en de kar zijn niet meer achter haar. Anna loopt vlug terug en kijkt alle rijen in. Daar ziet ze Mama’s blauwe jas al. Ze rent op haar af, maar als de vrouw zich omdraait, ziet Anna dat het Mama niet is. Anna loopt verder door de paden van de supermarkt. Of supermarkt, eigenlijk is het een Supermarché. Dat is Frans voor een grote supermarkt waar ze niet alleen eten verkopen, maar ook fietsen, televisies en speelgoed. Anna weet dat van vorig jaar, toen waren ze ook op wintersport in Frankrijk. Deze Supermarché heeft drie verdiepingen, vol met rekken en schappen. Anna voelt haar hart bonzen. ‘Rustig blijven’, zegt ze tegen zichzelf, ‘je weet best wat je nu moet doen.’ Ze haalt diep adem en loopt terug naar de bakkersafdeling. Daar gaat ze voor de toonbank staan en wacht tot ze aan de beurt is. Een van de bakkersvrouwen in een witte schort kijkt haar vragend aan. “Kunt u mij helpen, ik ben mijn ouders kwijt”, zegt Anna. De vrouw fronst haar wenkbrauwen. “Kunt u mij helpen, ik ben mijn ouders kwijt”, zegt Anna weer, nu een beetje harder. “Je ne comprend pas, Mademoiselle”, zegt de vrouw. Anna schrikt. Stom, hier begrijpen ze natuurlijk geen Nederlands. De vrouw vraagt iets, maar Anna verstaat het niet. “Ik ben mijn ouders kwijt, ze heten Henk en Desiree de Wild”, probeert ze, maar de vrouw haalt haar schouders op. Anna’s hart bonkt nu zo hard dat het haar keel dichtknijpt. Wat moet ze doen? Een jongen met een grote roze zonnebril achter Anna begint in het Frans tegen de bakkersvrouw te praten. Anna voelt dat het over haar gaat. Dan steekt de jongen zijn hand naar haar uit. “Hoi, ik ben Luuk.” “Jij bent een Nederlander!” Roept Anna blij. “Nee, ik kom uit België,” zegt Luuk. “Deze dame vertelde dat ze bij de klantenservice je ouders kunnen roepen. Ga je mee?” “Wat handig dat jij dat kan verstaan”, verzucht Anna. “O, maar ik ben heel handig”, lacht Luuk. Hij pakt Anna’s hand en samen lopen ze door de Supermarché. Een paar keer lopen ze verkeerd, maar nu Luuk erbij is vindt Anna het niet meer zo eng. Bij een balie vertelt Luuk in het Frans wat er aan de hand is en even later galmt Anna’s naam door de boxen in de hele winkel. “Wat zegt hij precies?” Vraagt ze. “Of de ouders van Anna de Wild haar op willen komen halen”, legt Luuk uit. “Dus nu hoeven we alleen maar te wachten tot ze komen.” “Wow”, zegt Anna, “Bedankt Luuk. Bedankt dat jij zo handig bent.”
107
Boekbesprekingen dagBoek! Bijbels dagboek voor kinderen, van: Arend Eilander met illustraties van Roel Ottow Callenbach 90 266 1225 7, € 14.90 In kleine leesbare stukjes en soms met een lied, probeert de schrijver van dit dagboekje (15 x 16 cm) bijbelgedeelten wat dichterbij te brengen voor kinderen. Hij denkt daarbij aan kinderen in de leeftijd van tien t/m twaalf jaar. Ze zouden het alleen of, waar ik altijd de voorkeur aan zou geven, samen met hun opvoeders kunnen lezen. De auteur gebruikt herkenbare situaties uit de kinderwereld om duidelijk te zijn. Sommige liederen staan wel weer erg ver van kinderen af. Niet al onze bonnefooigebruikers zullen het met zijn benadering eens zijn. De uitleg ligt wel erg vast. Er blijft niet veel tot nadenken over. Het is wat dichtgetimmerd. Wel zijn er aan het eind vaak opmerkingen, suggesties en vragen om dit op te heffen maar deze komen wat moralistisch en prekerig over. Voor wie dit boekje selectief benadert, zijn er veel stukjes te gebruiken.
Het pannenkoekenboek Een gebonden prentenboek van Eric Carle. Gottmer / Becht 90 257 2070 6, € 12,00 Dit boek (1970) is opnieuw vertaald. We maken kennis met Floris, die trek heeft in een pannenkoek. Zijn moeder wil die best voor hem bakken maar dan moet Floris eerst tarwe oogsten, de korrels naar de molen brengen, de koe melken en de eieren uit het kippenhok halen. Wat is er veel te doen voor zo’n pannenkoek op je bord ligt. Het verhaal van dit prentenboek is in
elk geval heel goed voor die kinderen die denken dat pannenkoeken zo maar uit de magnetron komen. In de kinderdienst is het zeker ook onder meerdere thema’s te gebruiken, zoals: volhouden, meehelpen, samenwerken. De auteur, Eric Carle, is op 25 juni ’04 vijfenzeventig jaar geworden. Er wordt, om dit te vieren, van alles georganiseerd. Zo staat er bijvoorbeeld vanaf 7 oktober t/m 20 februari 2005 in museum Naturalis in Leiden een Eric Carle-tentoonstelling. Er is daar van alles te beleven, ook voor de kleintjes. Meer informatie: www.naturalis.nl. Ria den Braber Ik ben de sterkste van de hele wereld van Mario Ramos. Uitgeverij Hillen BV, Amsterdam. Vertaling Bette Westera. Trots loopt de wolf door het bos. Met gebalde vuisten en tevreden brullend, dat iedereen bang voor hem is. In dit prentenboek ontmoet hij sprookjesfiguren als Roodkapje, de Zeven dwergen en de Drie Biggetjes. Hij wil van hen weten wie de sterkste van de wereld is. Natuurlijk antwoorden ze allemaal dat hij de sterkste is. Alleen een groen draakje kent iemand die sterker is... Dit stapelverhaal met als thema macht heeft een geestige ontknoping. Paginavullende illustraties van een beetje enge wolf in een mooi prentenboek voor stoere kleuters. Vanaf 3 jaar. Pluim van de maand juni 2004. Ra, ra, wie ben ik? Verhalen over Haasje Repje van Bette Westera. Met Illustraties van Sylvia Weve. Uitgeverij Hillen BV, Amsterdam. Voorleesverhalen voor kleuters over de dagelijkse belevenissen van Haasje Repje. Hij speelt het liefst de hele dag wilde spelletjes met de andere dieren uit het bos. Tikkertje bijvoorbeeld of wie het hardst kan rennen. Soms hebben de andere dieren het te druk. Merel moet een nest bouwen. Reiger wil vissen. Alleen Slak heeft tijd, maar tikkertje spelen met Slak is erg moeilijk. In een twaalftal verhalen ontmoeten we veel bewoners van het bos. De verhalen hebben verschillende thema’s, onder andere ziek, slapen, dood, wachten, vervelen, bang, afscheid nemen. De verhalen over Haasje Repje zijn in het televisieprogramma Sesamstraat voorgelezen. Vanaf 4 jaar. Lien Dreef
108
email - Internet Uit de emailNieuwsbrief van juni 2004
Kadoboekjes vanaf €2
Kinderen nemen afscheid van de kinderdienst, gaan verhuizen, komen uit het ziekenhuis, verdienen wat extra aandacht. Dan is het handig om een aantal boeken in de kast te hebben om er één kado te kunnen geven. Boeken voor verschillende leeftijden met sleutelverhalen, die ook nog iets duidelijk willen maken. Daarom kunnen Bonnefooi-gebruik(st)ers tegen een speciale prijs onze kinderboeken bestellen. Losse stuksprijs € 4,50, bij elkaar 10 exemplaren € 2,50 ; bij 20 exemplaren of meer € 2,00 (excl. portokosten) Je kunt kiezen uit de volgende titels. voor 4 tot 8 jaar: De Ministers van Koning Simsom de Tweede Bette Westera, tekeningen Kirsten Veefkind De Witte Goudvis Ernst Knijff, Tineke van der Meer Tekeningen: Anne van Buul. Kleurig als de regenboog vert. Marise Boon tekeningen: Anne van Buul. voor 8 tot 10 jaar Met de koets naar Dromenland Pete Pronk Tekeningen: Cato Wit. Droomzaadjes Mies Westera-Franke tek: Loes van der Mark. De Ware Koning, Ernst Knijff, Tineke van der Meer tekeningen Anne van Buul voor 10 tot 13 jaar De vaas met de twee gezichten Ernst Knijff, Tineke van der Meer tekeningen Aart Cornelissen Waar ben ik? Mies Westera-Franke, tek: Marjolijn Zwolsman De kleine prinses Pete Pronk tek: Annemieke Teule. Beschrijvingen staan op www.kinderdienst.nl Daar kun je je ook opgeven voor de Nieuwsbrief als je die nog niet ontvangt. Vanaf augustus zullen we via de Nieuwsbrief ook aanbiedingen van andere uitgevers doorgeven. Die boeken kunnen dan worden besteld bij Internetboekhandel www.kerkboek.nl. 109
Kerstbeurzen Groningen en Drenthe 26 oktober PDC-Groningen/Drenthe, Rummerinkhof 2, Haren. Open vanaf 18.30 u 27 oktober Kerkgebouw de Voorhof, Hoogeveenseweg 4 Westerbork. Open vanaf 18.30 u. Meer informatie: PDC-Groningen/Drenthe, Rummerinkhof 2, 9751 SL Haren (050) 534 45 22
Noord Holland 2 en 9 oktober zolder boekwinkel Het kruispunt, Kruisweg 1067-a, Hoofddorp, van 10.00 tot 12.00 uur: “Met kinderen op weg naar kerst”. Projecten rond advent en kerst en gelegenheid om ideetjes uit te wisselen. Meer informatie: Ria Stolk (023) 561 73 92
Friesland 11 oktober, Dokkum 12 oktober, Drachten 14 oktober, Joure 18 oktober, Franeker Alle avonden beginnen 19.45 u Meer informatie en opgave: Jeugd & Kerk Friesland, postbus 108, 8900 AC Leeuwarden (058) 294 87 48
7 oktober, Thomaskerk, Prinses Irenestraat 26 Amsterdam Zuid, aanvang 19.30 u Informatie en aanmelden: De Schinkel, Sjaak Teuwissen, (020) 664 90 63
[email protected]
Overijssel/Flevoland 26 oktober centrum de Kern, Bouwstraat Ommen 27 oktober Gereformeerde kerk de Kandelaar, Stationsstraat Holten 28 oktober kerkcentrum de Hoeksteen, de Poort Swifterband Welkom vanaf 19.00 u, bijdrage € 2,50 voor 2 keer koffie/thee. Meer informatie en opgave: PDC Overijssel/Flevoland, postbus 3, 8140 AA Heino (0572) 34 68 31
[email protected] Utrecht 12 oktober, 19.00uur, Julianakerk, Julianalaan, Bilthoven. Meer informatie en opgave: PDC-Utrecht Regulierenring 2-D, Bunnik. (030) 251 03 45 Gelderland Regio-avonden met workshops en materiaal 4 oktober Els 5 oktober Nunspeet 12 oktober Apeldoorn 14 oktober Winterswijk Kosten € 2,50 Meer informatie en opgave: Lava! (026) 389 24 24,
[email protected]
9 oktober, materialenmarkt PDC Noord Holland, Trefpuntkerk, Alkmaar aanvang 10.00 uur Meer informatie: PDC Noord Holland (075) 655 95 10 Zuid Holland 1 oktober, 16.00u tot 21.30u 2 oktober, 9,30u tot 12.30u PDC-Zuid Holland, Ligusterbaan 2, Capelle a/d IJssel. Informatie: (010) 445 43 03 2 oktober, projectenpresentatie, 20.00 u. Stek, Parkstraat 32, Den Haag Informatie: (070) 318 16 54 Noord-Brabant/Limburg 28 september, PDC, Eindhoven vanaf 19.00 u 30 september, De Baai, Etten Leur vanaf 19.00 u Kosten informatie en koffie € 5,00 Informatie: PDC, Eindhoven, Eely-Janna Tuyl (040) 212 19 55 (di) of (0165) 38 79 60 (ma-wodo-vr) Aanvullingen of wijzigingen: www.kinderdienst.nl Daar staan ook de adressen van landelijke en provinciale Protestantse Dienstencentra, waar ons materiaal is in te zien en te bestellen. Bij ieder van deze centra is een documentatiecentrum kerkboek.nl ingericht, waar boeken en methoden van veel uitgevers zijn te raadplegen. Zoals Ark-boeken, Benjamin, Gideon, Groen, Jongbloed, KBS, Lannoo,Merweboek, Narratio, NBG, SGO-Hoevelaken, en vele anderen. Een prachtige plaats voor wie zich wil oriënteren op aan te schaffen boeken of naslagwerken. 110
Omgang met de jeugd
Laat ze niet zwemmen…. Door: dr. Ina ter Avest, godsdienstpsycholoog Datum: maandag 1 november 2004 Tijd: 20.00 – 21. 30 uur Plaats: Grote of Sint Laurenskerk, Grotekerkplein 15, Rotterdam Info: Steunpunt jeugd & kerk 010 4132100 Je bent als (mede-)opvoeder betrokken bij de ontwikkeling van kinderen. Waar loop je tegenaan in de omgang met de jeugd? Jonge mensen confronteren ons met onze eigen levensvragen en daar weten we soms zelf geen raad mee. Bovendien worden we in onze samenleving op dit soort vragen vanuit verschillende godsdienstige tradities verschillend antwoorden gegeven. Minder dan het concrete antwoord, telt de manier waarop we reageren op kinderen en jongeren op deze vragen die voor hen van levensbelang zijn. Over e wijze waarop wij ons houvast en onze twijfel kenbaar maken, dáárover gaat het. Hoe ga je zo om met jeugd en jongeren dat je ze niet te veel laat zwemmen… De godsdienstpsycholoog dr. Ina ter Avest is sinds maart 2004 werkzaam als lector aan de Christelijke Hogeschool Nederland met als opdracht: Ontwikkeling van veelvormig christelijk basisonderwijs. Op dat gebied is zij ook werkzaam bij de Utrechtse Adviesgroep “Agilo”, waarvoor zij voornamelijk op Rotterdamse ‘zwarte’ basisscholen werkt. Mevrouw Ter Avest zal met ons nadenken over de wijze waarop wij ons houvast en onze twijfel kenbaar maken. Deze lezing is bestemd voor: Iedereen die met kinderen, jeugd en jongeren te maken heeft in multicultureel en religieus Rotterdam: dus als beroepskracht of als vrijwilliger, als moslim of christen, als voorganger of pastor, als grootouders of ouders, als docent, jeugdwerker of geïnteresseerde. Tijd: Vanaf 19 .30 uur bent u van harte welkom voor koffie en thee. De lezing begint om 20.00 uur. Na afloop van de inleiding is er gelegenheid tot het stellen van vragen en tot discussie tot 21. 30 uur. Bereikbaarheid: De kerk is goed te bereiken met metro, bus, tram en trein (halte Blaak). Er is beperkte betaalde parkeergelegenheid in de buurt. Toegang 5 euro Aanmelden: Reserveer alvast 1 november in uw agenda en meld u aan bij jeugdwerkadviesbureau de Heuvel, tel.: 010 413 21 00 of via e/ mail: nelleke.poppelier@deheuvel,nl. (Ook als u zich niet opgegeven heeft, bent u van harte welkom) Deze avond is georganiseerd door het Steunpunt Jeugd en Kerk, een samenwerkingsverband tussen Jeugd/ en Jongerenpastoraat en jeugdwerkadviesbureau de Heuvel te Rotterdam
Verantwoording
Colofon
Redactie
BONNEFOOI 1 2004/2005 tiende jaargang Bonnefooi, blad voor kerk- en kindernevendienst Verschijnt drie keer per jaar. Uitgevers: Stichting Kinderdienst, Gorinchem waarin op dit moment participeren Vereniging Westhill en theologische uitgeverij Narratio Prijs: € 35,00 voor het eerste jaarabonnement; € 19,00 voor het 2e en volgende abonnement; € 13,50 voor losse exemplaren (excl. porto); Opzeggingen voor 15 augustus 2005 Besteladres: uitgeverij NARRATIO, Postbus 1006, 4200 CA Gorinchem, tel: 0183 62 81 88, fax: 0183 64 04 96 Daar zijn verantwoordelijk voor:
Eindredactie: Ria den Braber, Dullyna van den Herik en Anneke van Wijngaarden Redactie: Wim Barnard, Lien Dreef, Lise Miedema, Annemieke Verwaal en Geertje de Vries Medewerkers: Jacquelien Bos, Joke Bruinsma, Hildegard Faber, Joke Goedbloed, Annemarie Hagoort, Crina Hemsbergen, Hiekelien van den Herik, Mieke Kok, Greet de Lange, Karin Mak, Gerrit van den Nieuwendijk, Rebecca Onderstal, Neeltje Reijnders, Hanny Steensma, Henk Stel, Hillie van der Weg, Anna Zegwaard Illustraties: Aart Cornelissen Ontwerp en Vormgeving: Narratio
Abonnementenadministratie: Trudy van Dijk Redactiesecretariaat: Dullyna van den Herik
Copyright
www.kinderdienst.nl: Leen van den Herik, Annemieke van der Veen (concordantie van liedjes, verhalen, gebeden en verwerkingen)
©2004 uitgeverij NARRATIO, Gorinchem isbn 90 5263 801 2 ©2004 stichting Kinderdienst, Gorinchem Niets uit deze uitgave mag verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm, digitale bestandskopie of op welke andere wijze dan ook, behoudens voor eigen gebruik, zonder de voorafgaande toestemming van de uitgever.
112