Terschelling en Oranje In het kader van de komende troonswisseling is het wel aardig te weten hoe de verhouding tussen Terschelling en de Oranjes in het verleden lag. Eerlijkheidshalve moet gezegd worden dat het afgelegen stukje Nederland lang over het hoofd werd gezien door de verre voorouders van koning Willem Alexander. In elk geval laat het eerste bezoek van een Oranje op zich te wachten tot in de 20e eeuw! (Tenminste als we de archieven mogen geloven, want het zou natuurlijk best kunnen dat er een stadhouder of een prins stiekem even een retourtje Terschelling deed en dat bezoekje buiten de boeken heeft weten te houden…)
Liever Ameland… Nee, als we het vergelijken met Ameland kwam Terschelling er in het verleden maar bekaaid af. Aan ons buureiland bracht bijvoorbeeld stadhouder Willem IV een bezoek waar eeuwen later nog over gesproken werd. Het was in juni 1734 een maand na zijn inhuldiging in Leeuwarden als stadhouder. Op Ameland had men kosten noch moeite gespaard, maar liefst drie erepoorten met groene en oranje linten waren opgericht. Willem IV en zijn vouw Anna van Hannover vergaapten zich aan een groots opgezet defilé. Allereerst kwamen in wit geklede meisjes langs die vrolijk bloemen uit zilver schalen in het rond strooiden. Vervolgens rolden vijftig praalwagens aan het stadhouderlijk oog voorbij. Maar daar bleef het niet bij. Willem en zijn vrouw vermaakten zich ook de dagen erna uitstekend en hadden verschillende onderonsjes met de Amelanders. De stadhouder ging met vissers mee de zee op, kocht nog ‘en passant’ wat veulens en trakteerde als klap op de vuurpijl het eiland op een fraai vuurwerk. Dat Willem zo groots uitpakte zal beslist ook te maken hebben gehad met het feit dat Ameland sinds 1704 in het bezit van de Oranje-Nassau’s was gekomen.
Stadhouder Willem IV
Ongetwijfeld heeft Willem IV tijdens zijn verblijf op Ameland het buureiland Terschelling met de Brandaris in de verte zien liggen maar hij had er schijnbaar niets te zoeken en misschien had hij daar alle reden toe want Willem zou waarschijnlijk niet overal een geziene gast op het eiland zijn geweest. Het werd ook alleen maar erger. In de loop van de 18e eeuw spitste de politieke verdeeldheid op Terschelling – net als in de rest van het land overigens - zich meer en meer toe en geen enkele Oranje haalde het toen nog in zijn hoofd op het eiland een kijkje te gaan nemen. Dat vraagt natuurlijk wat toelichting.
Prinses Anna van Hannover, de vrouw van Willem IV
Terschelling verdeeld Sinds 1612 was Terschelling meer dan anderhalve eeuw bestuurlijk in tweeën verdeeld. De ene regering zetelde nog als vanouds (vanaf 1502) in Midsland en de andere (eerst dus kersverse) regering op West-Terschelling, dat zich voordien meer en meer achtergesteld had gevoeld. De scheidslijn over het eiland was nauwkeurig aangegeven: daar waar de dijk op de duinen aansluit, achter het - inmiddels verdwenen - huis van Douwe Sijbrandsz bij het - ook al lang van de kaart geveegde - dorp Wolmerum (nu in de oostelijke havenkom). Twee aparte besturen dus, met elk zijn eigen problemen, maar met daarboven voor het hele eiland nog één drost en één secretaris. De samenstelling van de twee bevolkingsgroepen verschilde, want op West woonden veel zeevaarders, schippers, vissers en loodsen, terwijl om Oost een maritiemagrarische gemeenschap leefde. Maar de beide gemeenschappen kregen geleidelijk ook heel verschillende politieke kleuren. West-Terschelling werd vrijwel geheel Oranje-gezind of prinsgezind, dus ‘hoog bezoek’ was daar nog te overwegen. Echter, op de rest van het eiland lag het allemaal wat lastiger. Hier was bevolking, met het bestuur incluis, patriottisch en om Oost liepen de gemoederen zo hoog op dat dit ook aan de wal bekend werd. In 1787 kreeg de toenmalige drost, Pieter van de Willige, een verontruste brief van de Gecommitteerde Raden onder ogen: “Daar wij geïnformeerd zijn geworden dat zedert eenige tijd op UL. Eijland en wel bijzonder onder de ingesetene op het Oostend van ’t zelve, zich heeft opgedaan een soort van cabaal en complotterie
strekkende om de wettige regeering van Drossaard en Geregten te versmaaden en zich zelve te formeeren een aantal gecommitteerden of geconstituerden, aan wie zij goedvinden zig te onderwerpen...’ Op het strand leek men ook eigen baas te spelen en dat zou niet alleen slecht zijn voor de ongelukkige koopman maar ook voor de handel in zijn algemeenheid. M.a.w. mijnheer drossaard, doe uw plicht en zie dat de orde wordt hersteld en pak de samenzweerders aan. Geen enkele Oranje die er toen dus nog over prakkiseerde om daar op dat vrijgevochten OostTerschelling zijn hoofd nog te laten zien en zeker niet toen in 1789 al de eerste Franse koninklijke koppen figuurlijk en later letterlijk begonnen te rollen. Stadhouder Willem V had toen overigens al zijn voorzorgsmaatregelen getroffen en een jaar eerder een eed van trouw geëist van alle hoogwaardigheidsbekleders. De toenmalige drost van Terschelling, Pieter van der Willige, deed dit ook keurig op 12 maart 1788; ‘Wij beloven en zweren, gehouw en getrouw te zullen zijn aan de Constitutie en Regeringsvorm van den Lande van Holland en West-Friesland, bestaande in de hoogste en souvereine overheid van hun Edele Groot Mogenden de Staten van denzelven Lande, met het Erfstadhouderschap, Gouverneur-, Capitein- en Admiraalschap Generaal, erfelijk in het Doorluchtige Huis van Oranje, zodanig als hetzelve in hun Edele Groot Mogenden Resolutiën van den jare 1747 is opgedragen, en bij de tegenwoordige Heer Erfstadhouder in het jaar 1766 is aanvaard.’ Maar daar was de zaak niet mee opgelost want de onrust bleef en de geest was al uit de fles.
Stadhouder Willem V
‘Hagelbuij van steenen’ De patriotten, die ‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap’ preekten, kregen in 1795 ‘hulp’ toen soldaten uit Frankrijk, onder hetzelfde motto maar dan in het Frans, over de bevroren rivieren Nederland binnenvielen. De niet zo heel erg populaire stadhouder Willem V vluchtte hals over kop met zijn familie in een vissersschuit naar Engeland en patriottisch Nederland en Oost-Terschelling vierden de overwinning met een vrijheidsboom. Maar de Fransen brachten niet de verwachte welvaart mee en net
Dansen om een vrijheidsboom als ‘Hop Marjanneke’ zong menigeen: ‘Gister was er de prins in’t land en nu de kale Fransen!’ Op Terschelling ruimde de Oranje-getrouwe drost het veld en Pieter Frederik Robbé werd de ‘nieuwe’. Maar daarmee was het hier natuurlijk niet allemaal weer koek en ei. De West-Terschellingers hadden de omwenteling weliswaar tandenknarsend moeten accepteren maar durfden zich toch op straat te tonen met in hun pak oranje-kleurige bloemen gestoken. Het bleef rommelen in het dorp. Er werd een detachement van 160 man, onder leiding van Tiallingius Domna op Terschelling geïnstalleerd die zich, volgens vurig patriot en schout, Johannes Brandenburg ‘in alle opzigten zeer gewillig gedragen.’ Maar hij schreef in zijn brief naar het ‘Committé van Algemeene Waakzaamheid voor het Volk van Holland’ in Den Haag verder: ‘Welis waar wij zijn door deselve beveijligd voor eenen aanval van een woeste hoop Oranje slaaven, die zig geene dolle onderneemingen schaamen, en van tijd tot tijd brutaaler worden, naar maate zij langer ongestraft blijven.’ Wat bleek, de Westers zongen nog een ander lied dan alleen over kale Fransen en daarin werd met vele Oost-Terschellinger patriotten de spot gedreven. De verontwaardigde en geïrriteerde Brandenburg: ‘Ten bewijse daar van neemen wij de vrijheid hier in te sluijten een nieuw uijtgekoomen lied, dat aldaar (West-Terschelling dus) langs de straat werd gezongen, en door de Regeering (van West) tot heeden ongestraft is laaten passeeren.’ Een paar verzen hieruit gaan als volgt: Wel Brandenburg gij zijt een schurk een regte Jacobijn God straft uw hard, gij zijt het waard, van God verdoemd te zijn. En Gij o! Bos, gij zijt een os, een Godvergeeten varken, gij hebt verraden, uw onderzaden, van Godes Huijs en Kerken. En zo men zegt, bedenk het regt, O! monsters, Duivels slangen, wilt gij het bloed, van Princen zoet, aan velle stangen hangen. Maar God die spaart ons Prince waard
Hij zal met glori koomen dan roemen wij den Heere blij den Heerscher aller vroomen Dan roep men al, met blij geschal, Viva oranje booven, Den Heere rijn, al, groot en klijn, In vree en vreugde looven daar komt dan ook nog Domna bij de lappers vles moet aan een zij, Het lijkt een Heer, zo als gij meent maar neen het is een kaakeneet. Klaas Schaap die vent, die elk wel kend, die wou de lieden dwingen, dat groot en klijn, wie dat zij zijn, zou voor de vrijheid zingen en Inse Bonne roepd wonder schoon onder mijn sal alles buigen ik commandeur, ik ben daar veur gij zult voor mijn betuigen. Johannes Brandenburg en de zijnen konden 11 november 1795 op een schip, dat op de rede voor West-Terschelling lag, tijdens een bespreking met commissieleden uit het Comité hun gal spugen over de Wester ‘aanklevers’ van het ‘voorig Oranje en aristocratisch bestuur’. De sombere vermoedens van de Oost-Terschellingers werden gelijk daarop bewaarheid want terug op West, werden zij al wandelend door de straten gevolgd door een honderdtal tierende mensen. En wat bleek toen ze weer bij hun wagen aankwamen? De boel was onklaar gemaakt doordat er de lens (een soort borg) uit het wagenwiel was gehaald. Uiteindelijk verlieten de Oost-Terschellingers het dorp onder een ‘hagelbuij van steenen’. De maat was vol. Drost Robbé kwam met een plan op tafel om het prinsgezinde dorp WestTerschelling onder controle te houden. Er zou een detachement soldaten aldaar ingekwartierd moeten worden. Maar toen de Westers dit inkwartieringsidee te horen kregen, stonden ze gelijk dezelfde avond van die 11e november nog voor het huis van Robbé. Er was geen denken aan inkwartiering. De eerste die het in zijn hoofd zou halen om een soldaat in huis te nemen, kon gelijk verhuizen want zijn huis zou afgebroken worden. Er werd ook gedreigd met plundering van Robbé’s woning en het schip van het Comité, dat nog steeds voor West lag te dobberen. En o schande, boven al dit gekrakeel uit hoorde de drost alom de oproerkreet ‘Oranje boven!’ kraaien. Robbé had al helemaal geen goed woord over voor Cornelis Adriaenzen, nota bene één van de twee West-Terschellinger burgemeesters! Deze ‘befaemde orangeklant’ gedroeg zich ‘zeer brutaal en oproerig’. De drost, temidden van de ‘hoop woeste orange slaaven’ had het allemaal moeten laten welgevallen. De volgende dag kregen de manschappen, die op het punt stonden West-Terschelling binnen te marcheren, in allerijl de orders om zich terug te trekken op het oosteind van het eiland. Cornelis Ariaenzen werd op het matje geroepen en zou voortaan in de gaten gehouden worden. De enige oplossing van het probleem leek de getrokken scheidslijn van 1612 op te heffen want dat had volgens de Oost-Terschellingers alleen maar geleid tot veel ‘jalosij en oneenigheid’ en één regering met daarin ‘waare vaderlanders’ voor het gehele eiland was het middel om ‘de oproerkraaijende Beminnaars van Oranje in den teugel te houden’. Om die reden probeerden de patriotten nog vier Westers, die wel gelijkgezinde ideeën schenen aan te hangen, voor hun karretje te spannen maar die waren ook niet meer zo happig. De één vond zichzelf veel te oud, de ander was dokter en meende zijn tijd wel beter te kunnen gebruiken. De laatste twee wilden wel maar alleen als ze verkozen zouden worden en dát durfden de patriotten weer niet aan, als de dood dat er dan ook weer ‘Oranjeklanten’ zouden worden gekozen. Kortom, uiteindelijk mocht het dorpsbestuur
van West nog wel blijven zitten maar kreeg verder geen bevoegdheid meer, dus ze zaten er voor ‘Pierre Snot’.
Rampzalige tijden In 1799 gloorde er even hoop voor de Oranje-gezinden. Een invasiemacht van 22.000 Engelsen en 12.000 Russen landde op 26 augustus bij Den Helder. De Stadhouderlijke familie zat overigens niet achter deze plannen. Het scheen zelfs dat Willem V sowieso nauwelijks meer geïnteresseerd was in Nederlandse zaken! Hoe dan ook, de Engelsen konden hem wel gebruiken tijdens hun invasie en op 19 september verordonneerde de Engelse kapitein Bolton vanaf het schip de ‘Wolverine’ dat op Terschelling alle patriottische vlaggen en wimpels van de Bataafse republiek weg moesten omdat hij bezit had genomen van het eiland in naam van de prins van Oranje. Hij vroeg respect voor elkaar, ongeacht een ieders denkwijze, en mocht iemand klachten hebben dan moest diegene zich maar wenden tot de prins zelf! In Harlingen was de gemeenteraad nog patriottisch en keek ondertussen met argusogen noordwaarts. Toen op 10 oktober ‘schuitschipper’ Simon de Haan de Friese havenstad binnenvoer, werd hij onmiddellijk ondervraagd over de toestand op Terschelling. En inderdaad, bevestigde Simon de angstige vermoedens ‘dat aldaar de oude Hollandse vlag van de toren (de Brandaris) woei, en dat hetzelfde eiland aan de Engelsen was overgegaan, zonder echt dat hetzelve met militie (soldaten) bezet was.’ Was er van de Franse ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ al bar weinig terecht gekomen (zeker toen Napoleon de macht had gegrepen!), ook de prinsgezinde Engelsen in de wateren rond Terschelling brachten geen verlossing. Sterker, er ontstond op Terschelling zelfs een groot gebrek aan levensmiddelen omdat de beurtvaart stil kwam te liggen. In die dagen waagde ook het Engelse goudschip ‘Lutine’ de reis naar Hamburg maar vond zijn ondergang in de Terschellinger Gronden. Het hele invasieplan werd trouwens voor de Engelsen een grote mislukking, temeer omdat de verwachte steun van de vermoeide Nederlandse bevolking uitbleef, en op 18 november 1799 vertrokken ze met stille trom van Terschelling.
Willem I en de opstand der horden Uiteindelijk ging het met Napoleon en de Fransen in 1813 hollend achteruit. Pruisen trokken de Noordelijke Nederlanden binnen en de eerste kozakken verschenen bij de Muiderpoort in Amsterdam. De jonge en ambitieuze prins Willem stapte aan boord van het Britse fregat ‘The Warrior’, om vervolgens op het strand van Scheveningen onder gejuich binnengehaald te worden. (Dit laatste gebeuren werd overigens honderd jaar later, in 1913, op Terschelling nog feestelijk nagespeeld met een ‘prins’ en zijn ‘driemanschap’.) Toen het nieuws in 1813 van de terugkeer van Oranje West-Terschelling bereikte, verzamelde zich een grote menigte op de kade en kort daarop stortten jongeren van 15 of 16 jaar zich op de gehate douanehuisjes, die even later in vlammen opgingen. ‘Maire’- Burgemeester Pierre Eschauzier wist net op tijd de Franse douaniers, die de smokkelpraktijken van de Terschellingers steeds hadden gedwarsboomd, en hun gezinnen nog te beschermen. Maar deze ‘daad van menschlievendheid’ kwam hem zelf haast nog duur te staan. Nadat het dorp met verschillende erebogen en -kronen versierd was, trokken de buitenzinnige ‘Oranjeklanten’ naar het huis van de verdachte Pieter de Vries. En ja hoor, onder de planken in zijn schuur vond de opgewonden menigte de verborgen vrijheidsboom uit 1795. De boom werd naar buiten gesleept en ging natuurlijk onder veel gejuich in de hens. Vervolgens stommelde de uitzinnige meute met gebalde vuisten het burgemeestershuis binnen om wraak te nemen op ‘het hoofd der keezen (scheldnaam voor de patriotten omdat hun symbool een witte keeshond was) en der franschgezinden.’ Burgemeester Eschauzier werd met een pistool op de borst de hoek van een kamer ingedreven. Hij had ook wel wat oranje versierselen op zijn hoed maar te magertjes, naar de zin van de oproerkraaiers. Mevrouw Eschauzier probeerde de gemoederen te sussen door met haar baby op de arm ten tonele te verschijnen. Het haalde niets uit. Pierre Eschauzier, zijn vrouw en hun kinderen kregen grote oranje
Burgemeester Pierre Eschauzier strikken op de borst gespeld. Maar de situatie bleef uiterst explosief. De baakster, die nota bene twee weken ervoor nog zo lieftallig haar taken had uitgevoerd in huize Eschauzier, ontpopte zich als een ware helleveeg! Zij stond met gebalde vuisten voor de vrouw des huizes en ontzag het babytje niet, dat zij nog veertien dagen eerder gekoesterd had. Het resultaat was een koor van ontzetting krijsende kinderen. Ineens kreeg Pierre Eschauzier een heldere ingeving en gaf opdracht uit zijn bibliotheek een prekenboek op te halen van zijn oom, die hofkapelaan was geweest aan het hof van stadhouder Willem V. ‘Daaruit zult gij zien dat mijne familie altijd echt oranjegezind is geweest.’ Er viel een doodse stilte in de kamer toen het boek naar binnen gedragen werd. Maar het dreigde mis te gaan toen één van de aanwezigen uitriep: ‘Dat is weer een Frans boek en daarvan willen wij niets weten.’ Maar snel antwoordde Pierre Eschauzier: ‘Weet gij dan niet dat aan het hof van prins Willem V een ieder Frans sprak?’ Dominee Van Kammen, één van de aanwezigen en een vriend van de burgemeester, kreeg het werk van kapelaan Samuel Eschauzier in handen, liet eerst nog een ernstige blik over de menigte rondgaan en vertaalde vervolgens het titelblad van het boek. Vervolgens ging hij op ernstige toon verder, terwijl het indrukwekkend stil bleef: ‘Gedenken wij steeds dat de Prins in zijn Proclamatie zelf heeft gezegd dat de oude veten niet meer bestaan en dat alles is vergeven en vergeten, dan zouden wij tegen zijn wil handelen wanneer wij nog langer over Oranjeklanten en Keezen durfden te spreeken. Iedereen is nu een Oranjeklant.’ ‘Dat zij zo,’ sprak vervolgens burgemeester Eschauzier en hij gaf opdracht om de beste wijn uit zijn kelder te halen en te drinken op de gezondheid van het Huis van Oranje. Flessen werden ontkurkt, glazen volgeschonken en het werd nog een vrolijke boel, terwijl mevrouw Eschauzier en haar kinderen door hun tranen heen probeerden te glimlachen. De baakster trok het gezin Eschauzier mee om in de kamer half huilend een rondedans uit te laten voeren op het fameuze lied ‘Toch Oranje, toch Oranje, toch Oranje boven. Toch de Keezen, toch de Keezen, toch de Keezen onder!’ Een Oranjeboom uit het ‘tuintje van Wulp’ werd de volgende dag - het was guur novemberweer - in het mulle zand voor het Raadhuis geplant maar ondanks deze armzalige omstandigheden groeide het armetierige boompje toch uit tot een welig tierende Oranjeboom (met herdenkingsbord). Maar het werd nooit meer als vroeger. De Terschellinger scheiding van 1612 verdween, de prins van Oranje werd koning Willem I – de titel stadhouder (plaatsvervanger van de Koning van Hispanje)
was uit de tijd, een Oranje kon nu zelf koning worden! - en het Oranjegezinde West kreeg de hoofdprijs: regeringszetel van één Terschelling! (En bij de volgende baby Eschauzier kon de baakster haar betrekking op haar buik schrijven…) Dat zijn ze op West nooit vergeten. De Brandaris had op 1 januari 1844 als laatste groet de vlag halfstok, toen een stoomboot het eiland passeerde met aan boord het dode lichaam van Willem I. (Om Oost had men andere ervaringen met de nieuwe koning gehad want hij was niet zo scheutig geweest met geld voor dijkreparaties. – Oud zeer?) Al met al, de Oranjes voeren - levend of dood - telkens aan Terschelling voorbij…
Koning Willem I
1908
Het indrukwekkende, eerste Oranje-bezoek! En toen was daar 25 maart 1908 prins Hendrik, echtgenoot van Wilhelmina, koningin der Nederlanden. Hij kwam naar Terschelling om een indruk te krijgen van de eilander reddingstations. Gelukkig voer de secretaris van de Reddingmaatschappij, H. de Booij ook mee want deze schreef een gedetailleerd verslag van dit bezoek, evenals de journalist van de ‘Harlinger Courant’. Uit elk huis wapperde de driekleur en iedereen op straat was getooid met oranje. Toen de ‘Heerenveen’ met de prins aan boord de haven binnenstoomde, zetten de muziekkorpsen van West-Terschelling en Midsland het welkom in en een ‘donderend hoera’ verwelkomde de hoge bezoeker.
Burgemeester in nood De burgemeester F.S. de Wit zou het gewichtige gezelschap welkom heten en had voor de zekerheid het papier met toespraak in zijn hoge hoed gestopt. Van tijd tot tijd wierp de burgervader een steelse blik in zijn hoofddeksel. Totdat halverwege het betoog een speels windje vat kreeg op het spiekpapier. De toespraak dwarrelde vrolijk over de hoofden van het hoog bezoek en verdween uit het zicht tot grote ontsteltenis van de burgemeester – en tot vermaak van de omstanders. Het zat de burgemeester tijdens dit eerste officiële Oranje-bezoek aan Terschelling allemaal niet mee want de volgende dag, 26 maart, zou hij met de prins en andere hoogwaardigheidsbekleders in kapwagens een rijtoer gaan maken over het eiland. Net buiten West-Terschelling werden de paarden voor de prinselijk wagen onrustig en steigerden. Hierdoor vloog de hoge burgemeestershoed nu zelf de hoogte in. De prins wist echter vrijwel hetzelfde ogenblik het hoofddeksel uit de lucht te graaien en plantte hem weer op het burgemeestershoofd. Tegelijkertijd greep een veldwachter de paarden bij de teugels en wist zo erger te voorkomen. (Later die dag had de burgemeester de prins nog gevraagd of er voor hem - de burgemeester - niet een Koninklijke onderscheiding inzat omdat hij - d.w.z. zíjn veldwachter - ’s Prinsen leven had gered toen de paarden op hol geslagen waren. Het koninklijk antwoord luidde echter: ‘Neen burgemeester, wij zijn quitte, want ik heb uw hoge hoed gered!’)
Prins Hendrik bezoekt Terschelling in 1908
Veel vuur op West Op West deed de prins, waar hij voor was gekomen. Het boothuis op de haven en de reddingsmiddelen werden geïnspecteerd, terwijl de reddingboot een oefentocht in de haven maakte. De 82-jarige W. van Keulen, die 36 jaar schipper van de reddingboot was geweest, werd aan de prins voorgesteld. Op de vraag van de prins, hoe hij zich voelde, antwoordde de krasse, oude baas: ‘Niet anders dan anders. Ik heb wel voor hetere vuren gestaan!’ Onder een erepoort door stapte de prins het dorp binnen. Bij de Wilhelminaboom zongen schoolkinderen het Terschellinger volkslied, de Zeevaartschool werd bezocht en de Brandaris beklommen. ’s Avonds stond de prins voor Hotel Swart (nu hotel Nap) en kwamen de kinderen met lampions langs voor een aubade. Op verschillende plekken in het dorp was Bengaals vuur aangestoken.
Prins Hendrik verbleef 3 nachten in Hotel Swart. Dit is nu Hotel Nap
Midsland en Hoorn De kapwagens werden tijdens de hele rit over het eiland door een vrolijke stoet Terschellinger ruiters begeleid. Bij elk volgende dorp werden de ruiters door een nieuwe groep afgelost. De paarden hadden allemaal kleurige dekken op en oranje linten in de staarten gevlochten. In Midsland zongen de schoolkinderen - van wie de voorouders misschien nog wel hartstochtelijk patriot geweest waren – nu uit volle borst en ook in Hoorn klonken ijle kinderstemmetjes op: Laat wapp’ren de vlaggen, ter eer van de prins Door allen zoo innig begroet. Al hoorden we veel, U te zien edele vorst Dat doet ons jong harte zoo goed. Wij danken U dat ge U de moeite getroost Een wijl in ons nederig dorpje verpoost. Deez’ dag edele vorst, we vergeten hem nooit, Deez’ dag, wij vergeten hem nooit. Uw liefde voor Neerlands beminde vorstin, Zij vlocht reeds een tederen band. Uw werken en streven oranje zoo waard Tot heil van ons volk en ons land. Zij maken die band onverbrekelijk sterk, God steune Uw hand bij dit edele werk. Gezegend het huis waar de liefde zoo troont. Uw huis waar de liefde zoo troont. Nu zijn we nog kind’ren, maar worden wij groot Dan ook onze krachten gewijd Aan’t heil van de zee ten zegen van’t land. Met liefde, zoo’t moet ook met strijd En dreigt ons gevaar aan de zee of aan’t strand, Dan reiken ook wij onze broed’ren de hand. We helpen, we redden, bekampen de zee. Als Kooyman, als Ruyg en als Ree. Deze laatste zin sloeg natuurlijk op de reden van het koninklijk bezoek. Maar de prins wilde toch van de gelegenheid gebruik maken om het ‘Noormannenpoortje’ (eerlijkheidshalve de oorspronkelijke vrouweningang…) van de Hoorner kerk te bekijken. Toen hij hoorde dat de kostersvrouw Neeke Gerrits Schaap-Spanjer (echtgenote van Meisters Jauk) ziek op bed lag, gaf de prins de wens te kennen haar ook nog even een bezoekje te brengen en wie zou dat nu kunnen weigeren?
Vol program Geen tijd te verliezen, het programma zat boordevol. De Oosterender reddingboot ging te water, er werd met het wippertoestel geschoten en de hele karavaan zwoegde ook nog de kale, stuivende Boschplaat op om het reddinghuisje bij paal 25 te inspecteren. Toen het gezelschap in Oosterend was, reed men naar het huis van reddingbootschipper Aike fon Peit (Ariën Pieters Smit). Deze laatste was op dat moment in de reddingbootschuur zodat zijn vrouw Neeke Smit de honeurs waar moest nemen. Ze had van te voren uiteraard de nodige instructies gekregen en men had met haar de aanspreektitels doorgenomen. Maar toen de prins de ‘gespôle’ betrad, stapte een stralende Neeke op hem af, stak de hand uit en zei: ‘Dag, meneer Prins.’ Buiten waren lange tafels geplaatst (gelukkig dat het mooi weer was) en daar kreeg de prins met zijn gevolg een maaltijd van diverse hotels aangeboden. Bewesten de boerderij van Ariën Zorgdrager was zelfs ook nog ‘even’ een heuse paardenkeuring voor prins Hendrik georganiseerd.
Een interessant gesprek In Oosterend knoopte de prins nog een gesprek aan met de 73-jaar oude Tijs Bakker, die van 1864 tot 1880 schipper was geweest van N.Z.H.R.M.-reddingboot maar ook wel met een eigen reddingboot had gevaren. Op de vraag van prins Hendrik aan Tijs of hij wel eens bij een aangespoelde drenkeling de levensgeesten had opgewekt, volgde een kort gesprek waarbij de redder in het Aasters (het Oost-Terschellinger dialect) sprak: - ‘Jawel Zijne Excellentie.’ - ‘Vertelt u eens.’ - ‘Nou, d’r koom es un mon oandroeën út see, di tôcht dot ‘i stoan wae.’ - ‘Zeer interessant.’ - ‘Ik sei tsjin de monnen: jo ’m un pear stompen. -‘Zeer interessant.’ -‘In doe se dot un tiidsje dien hinen, begoon syn hôn un bytsje te fewegen.’ -‘Zeer interessant.’ -‘ Doe sei ik: monnen, hi wol tabak. Doe ha ik de proemtabak achter myn kiezen weihallet in di yn syn mule stoppet in doe sloeg hi syn eagen op. Hi wae rêden.’ - ‘Zeer interessant.’ ’s Middags ging de hele stoet naar het station paal 7. Tijdens de reis daarheen zat op één van de wagens een functionaris van Volksgezondheid. Hij hield een uitvoerig betoog over de afkomst van de Terschellingers – waar allerlei volkeren en stammen bijgehaald werden – maar dat werd abrupt afgebroken door een kernachtige uitspraak van voerman Ane Schroo. (Alleen durfden de aanwezigen naderhand de woorden niet meer te herhalen…)
1916
Prins Hendrik reisde graag naar Terschelling maar toen de eerste wereldoorlog in 1914 uitbrak, veranderde alles. Nederland probeerde buiten de twee strijdende partijen te blijven en het leek koningin Wilhelmina raadzamer haar Duitse echtgenoot kamerarrest op te leggen zodat hij de Nederlandse neutraliteit niet in gevaar kon brengen. In 1916 kwam Hare Majesteit, Koningin Wilhelmina daarom nu zelf naar Terschelling, in het kader der mobilisatie van de hier gedetacheerde troepen en vlooteenheden. Het eerst officiële bezoek van een geboren Oranje hoogstpersoonlijk! Er was in die tijd natuurlijk geen reden tot feest maar foto’s werden wel gemaakt en de beroemde schilderes Betzy Akersloot, woonachtig op Vlieland, kwam speciaal over om deze gebeurtenis op doek vast te leggen.
Bezoek Koningin Wilhelmina aan Terschelling in 1916
Bezoek Koningin Wilhelmina aan Terschelling in 1916 (boven en onder)
20er jaren
Met de terugkomst van de vrede in 1918 kwam Prins Hendrik ook weer. Terschelling leek zijn lievelingseiland te worden. Al zou het alleen maar zijn om, ver van de benauwde hofhouding, eens op jacht te kunnen gaan. Er was een nieuwe eilander burgemeester (op de vorige was nogal wat kritiek geweest) en de verschrikkelijke oorlogsjaren waren voorbij. Voor Prins Hendrik reden genoeg dat de Terschellinger burgervader nu eindelijk eens een knappere ambtsketen om de hals kreeg dan alleen een ambtspenning aan een oranje lint. Op zondag 13 juni 1920 kwam de prins met de gewone postboot ‘Prinses Juliana’ naar Terschelling. Hij had een duur cadeautje bij zich voor burgemeester Van Heusden, die hem op de haven verwelkomde. ’s Avonds op het gemeentehuis overhandigde de prins de nieuwe ambtsketen; vervaardigd van zilver met twee slingers voorstellende zeewier afgewisseld door zeepaardjes en Terschellinger wapens.
Ambtsketen geschonken door Prins Hendrik
De volgende dag zou de prins vertrekken met de ‘Brandaris’ maar het was stormweer en zo schoof hij onverwachts in de banken op de zeevaartschool om een paar lessen bij te wonen. De prins vond het hier allemaal leuk en bleef terugkomen. In de 20er jaren zou prins Hendrik met Heertje Bloem (slikloods / visserman, grootvader van ‘onze’ Teunis Schol) robben gaan jagen. Maar de prins maakte waarschijnlijk nog geen aanstalten om aan boord te stappen. In ieder geval riep Heertje toen de haast legendarisch geworden woorden: ‘Varen, want het getij wacht niet op Zijne Hoogheid!’
1938
Er kwam weer een prins, maar dit keer een ‘nieuwe’. Op 19 oktober 1938 zou de reddingboot ‘Nicolaas Marius’ in dienst gesteld worden op station paal 8 in het bijzijn van prins Bernhard, erevoorzitter van de N.Z.H.R.M.. De reddingbootschuur was nieuw gebouwd en werd op dezelfde dag
officieel geopend, gewoon met een sleutel en een prinselijke handomdraai. Na deze plechtigheid werd de prins voorzien van laarzen en in oliegoed gehesen, helemaal voorbereid om met de ‘Nicolaas Marius’ het ruime sop te kiezen. Een brede zandrug voor de kust leek even spelbreker te worden maar met een tweede zee liep de boot er overheen om vervolgens mooi door de zware branding te gaan. Maar die dag zorgde fotograaf Cor Swart voor een echte redding. Prins Bernhard, een enthousiast filmer, had niet genoeg film meer bij zich en Cor hielp de prins uit de nood met een speciale Leikacassette.
Prins Bernard bezoekt Terschelling in verband met de indienststelling van de strand motorreddingboot “Nicolaas Marius”
1948
Prinses Beatrix en prinses Irene gingen in de zomer van 1948 op schoolreis in de Wierschuur. Het was een uitdrukkelijke wens van prinses Juliana en prins Bernhard dat de vakantievierende prinsesjes een onbezorgde vakantie op Terschelling zouden hebben, zonder hinderlijke nieuwsgierigen. Maar toen kwamen op 24 juni H.K.H. prinses-regentes Juliana en prins Bernhard met hun jacht ‘Piet Hein’ even op Terschelling aanwippen om te zien hoe het hun dochters verging. Ja, probeer dat nog maar eens ‘gewoon’ en onopgemerkt te houden!
Koningin Juliana, prinses Beatrix, prins Bernard en prinses Irene Toen een viertal auto’s met de Oranjes richting Oosterend reed, stonden langs de weg toch ‘gewoon’ badgasten en Terschellingers, ook veel ‘jakkeminsen’ (vrouwen in Terschellinger klederdracht). Terug op de ‘Piet Hein’ maakte regentes Juliana nog een praatje met het publiek dat op de kade stond. Ze vertrouwde de belangstellenden toe: ‘De kleine (prinses Marijke) slaapt’ en vertelde dat prinses Margriet nog niet helemaal genezen was van de waterpokken. ’s Middags bezichtigden ze de Zeevaartschool en daar in de directeurskamer was een onderhoud met de Terschellinger oorlogsweduwen. Zo kreeg het onofficiële bezoekje toch weer iets
Prinses-regentes Juliana en prins Bernard met hun jacht “Piet Hein” in de haven officieels. De Harlinger Courant destijds schreef naderhand: ‘Het gehele contact met de bevolking was trouwens spontaan en eenvoudig; veel gejuicht is er niet, maar de eilander aard is nu eenmaal meer naar binnen gekeerd.’
1952
Een luxe botter vanaf Vlieland meerde aan, twee meisjes stapten van boord, beklommen de Brandaris, bekeken de nieuwe zeesleper ‘Holland’ en vertrokken weer. Kort daarna zwalkten ze in twee blauwe overalls door Harlingen, knabbelend aan chocolade. Daar werden ze niet herkend, op Terschelling wel; gewoon de prinsessen Beatrix en Irene die een leuke Waddenvakantie hadden.
(1956)
Weliswaar geen koninklijk bezoek aan Terschelling maar een visite bij een Terschellinger. Tijdens zijn Afrikaanse reis in 1956 stapte prins Bernhard te Dar es Salaam aan boord van m.s. ‘Arendskerk’ met de Terschellinger kapitein Sip Dekker. Het was een spontaan bezoek en de prins werd bijzonder gastvrij ontvangen. Er ontstond een heel ongedwongen en vrolijke sfeer. Sip Dekker stelde voor de thee te laten voor wat die is en over te gaan op de whisky. De prins vond dat een uitstekend idee. Toen de prins bij zijn vertrek de kapitein toesprak met ‘Mijn waarde kapitein Dekker’, zei deze (terwijl hij, volgens sommigen, de hand op de schouder van de prins legde): ‘Zeg maar Sip, Koninklijke Hoogheid.’
1966
Prinses Margriet (kerngezond en de waterpokken al lang vergeten) kwam 19 augustus 1966, een stralende zomerdag, op Terschelling om de nieuwe zeevaartschool te openen. De prinses moest hiervoor glazen slaan (drie uur = zes glazen = driemaal twee slagen) maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Gelukkig waren er hulpvaardige handen. Toch was voor ‘Het Vrije Volk’ dit
gebeuren schijnbaar het belangrijkste van het hele bezoek en kopte met vette letters ‘’t Slaan van glazen gaat prinses niet zo best af’. Een zure opmerking van de heer Rapati, voorzitter vereniging van Nederlandse koopvaardij-officieren werd in diezelfde krant ook geciteerd. Hij vond 23 zeevaartscholen in Nederland ‘een onvoorstelbare verspilling van mensen en materiaal’ en omdat hij de plaats van de school op Terschelling ‘wat ongelukkig’ noemde, vreesde hij, ‘dat men in de toekomst, bij het realiseren van die inperking wel eens spijt kon krijgen van de kapitale investering.’ Het mocht de feestvreugde niet bederven, Terschelling kreeg een gebouw dat tot de dag van vandaag dienst doet waar het voor was bedoeld. Een grappig voorval deed zich die dag in de ochtend voor. Een veertigtal passagiers op een extra veerboot stapte verbaasd van boord omdat ze verwelkomd werden door muziekkorpsen, een ere-haag van zeevaartschoolstudenten en honderden toegestroomde mensen met een fotocamera in de aanslag. Een politieagent had al dertig keer tevergeefs geprobeerd duidelijk te maken dat tussen de arriverende passagiers geen prinses Margriet zat.
Prinses Margriet opent de nieuwe zeevaartschool aan de Dellewal
1967
Was het omdat Margriet met enthousiaste verhalen over Terschelling thuis kwam? Een jaar erna, ook op een zonovergoten dag - 10 juli, voeren koningin Juliana en prins Bernhard met de ‘Piet Hein’ van Vlieland naar Terschelling. Een enthousiasteling zwom het schip al tegemoet. Bij het aanmeren zetten de muziekkorpsen Schylge’ en ‘Jubal’ het Wilhelmus in en vervolgens werd een druk programma afgewerkt: ontmoetingen op de sleepboot ‘Holland’, diner in ‘Paal 8’, een zangen volksdansvoorstelling bij het gemeentehuis. De volgende dag eerst nog even naar de senioren in ‘Avondrood’ en toen met een bustocht naar de Boschplaat. Daar stapten de koningin en prins op een fiets. Dat er ook nog een onderhoud was met een aantal vogelwachters en dat een zeehondje een koninklijke kriebel ontving, heeft misschien alleen de Nederlandse kranten gehaald. Maar de fietstocht van een koningin (over een Terschellinger schelpenpad) haalde de wereldpers! Ambtgenote Elisabeth in het Verenigd Koninkrijk viel haast van verbazing uit haar troon toen zij de Terschellinger foto onder ogen kreeg. Met ietwat verontwaardiging scheen zij sindsdien over fietskoninkrijken te spreken want ‘Her Majesty’ vond een monarch op een fiets ‘not done!’
In 1967 stapten Koningin Juliana en Prins Bernard op de fiets op “de Boschplaat”
Snel fietsen op “de Boschplaat”
1974
Op 7 mei bezochten prinses Beatrix en prins Claus Harlingen om de problematiek rondom de Wadden te bespreken. Vervolgens stapten ze op de snelboot de ‘Koegelwieck’ (die net een jaar in dienst was).
Prinses Beatrix, Prins Claus en Burgemeester Hoogland (achter prinses Beatrix) verlaten het ponton vanaf de eerste “Koegelwieck” Burgemeester Hoogland nam het prinselijk echtpaar mee voor een busrit naar hotel ‘Paal 8’. Daar had het gezelschap een lunch, samen met de andere, eilander burgemeesters. Hoofdgespreksonderwerp werden ‘het rommelige gedoe van de rijksinstellingen’ in het Waddengebied en de provinciale en gemeentelijke indeling. Ondertussen stond de helikopter al weer warm te draaien want de Koninklijke gasten moesten nog naar Moddergat en men liep al de hele dag ver achter op het tijdschema.
Prinses Beatrix krijgt bloemen van Lara Smit en Pieter Bierema
1975
In dit jaar stond er 100 jaar een zeevaartschool op Terschelling. Reden voor een feest en een tentoonstelling, die geopend werd op 19 juni door mr. Pieter van Vollenhove. Hotel ‘Paal 8’ kon de rode loper weer uitleggen voor een lunch. Om twee uur ’s middags vertelde Mr. Pieter van Vollenhove de Terschellinger kleuters dat de zeevaartschool nog wel honderd jaar meekon, waarna zij de ballonnen in de Terschellinger kleuren de stralende lucht lieten ingaan.
1988
Koningin Beatrix nam voor haar werkbezoek aan Terschelling op 19 april 1988 de helikopter en landde bij de Dwarsdijk. Loco-burgemeester Eef de Haan mocht haar welkom heten. Vervolgens bezocht de vorstin de Volkshogeschool ‘Schylgeralân’ in Hoorn om een toespraak in het Fries te beluisteren. De vertaling ervan kreeg ze mee voor onderweg, om in de Ford Scorpio (met AAnummer) nog eens na te lezen. Maar daar was niet veel tijd voor. In de boerderij van Teunis Schol in Formerum hoorde de koningin over de specifieke problemen van de eilander boeren, onder het genot van een kopje thee. Vervolgens zou officieel Midsland overgeslagen worden maar het spontane rondje door dit dorp werd een feest. De gedeputeerde Klaas Dankert informeerde op West in het Centrum voor Natuur en Landschap de koningin over de samenwerking tussen gemeenten, provincies en rijk. Ook het internationale overleg over de vervuiling op de Noordzee en in de Wadden kwam ter sprake. ‘Leidt dat al tot resultaat’ wilde de koningin weten. Dankert: ‘Nou, we zijn op de goede weg.’ De koningin kreeg de handen op elkaar, toen ze in afwijking met het programma op West-Terschelling besloot door het dorp naar de haven te lopen. De ‘Leeuwarder Courant’ schreef: ‘Op het ‘overzeese’ gebiedsdeel kan de koningin het niet meer bederven.’ Het betonningsvaartuig ‘Terschelling’ én natuurlijk de zeevaartschool stonden ook nog op het programma. Op weg naar de helihaven waren twee borden geplaatst met de teksten: ‘Hoi Trix’ en ‘De groeten van Jaap, Jaap is naar school.’
Koningin Beatrix krijgt bloemen van Lobke Doeksen en Tjebbe Roos
1996
Prinses Margriet was in 1966 al langs geweest om de nieuwe Zeevaartschool te openen. In 1992 werd de school uitgebreid met een Maritiem Simulator Trainingscentrum en de prinses zou de eerste steen van dit gebouw leggen als niet een potdichte mist spelbreker werd. De helikopter bleef aan de grond en Willemina Harms-de Beer, de vrouw van de zeevaartschooldirecteur nam de
honneurs waar. Op 10 mei 1996 was de prinses er wél. Had de mist haar vier jaar terug nog tegen kunnen houden, de stromende regen wist de prinses te trotseren en zo onthulde ze het standbeeld van de wereldberoemde Terschellinger ontdekkingsreiziger Willem Barentsz, 400 jaar na zijn fatale overwintering op Nova Zembla begon. Burgemeester Cootje van Beukering stond haar bij onder een enorme paraplu want regenen deed het.
2005
Het laatste koninklijk bezoek is al bijna weer acht jaar geleden. Koningin Beatrix wilde graag met de bevolking vieren dat ze 25 jaar ons staatshoofd was en om dit te vieren kwam ze op 4 augustus met de helikopter aan bij het Groene Strand. Burgemeester Jurrit Visser maakte vervolgens met de koningin een rondtocht door West-Terschelling. Ze bekeek de grote eilander portretfoto’s van Linet Raven en de ‘Beelden uit zee’ van Yaël Artsi. Op zeesleepboot, de ‘Holland’ voerde ze een gesprek met de eilander burgemeesters en in de Torenstraat liet ze zich informeren over werkgelegenheid, onderwijs en gezondheidszorg. Met paard en wagen keerde ze weer terug naar de helikopter. Het bezoek duurde al met al van 12.30 uur tot 14.00 uur. Het programma liep een kwartier uit!
Koningin Beatrix met Wimet, Daan en burgemeester Visser op de huifkar in 2005 Over belangstelling van de Oranjes kan Terschelling ruim honderd jaar geen klachten meer hebben. Willem Alexander is officieel nog niet op Terschelling geweest, maar wel als badgast, om de dingen te doen die elke jongen van zijn leeftijd hier deed... Alleen een koning heeft er op Terschelling nog nooit gelopen en natuurlijk is het wachten ook op Màxima, pardon, koningin Màxima. Richard van der Veen, ’t Behouden Huys
Bronnen: ‘Schylge Myn Lântse’ 1989 nr.5 (Terschelling in de Franse tijd,de omwenteling van 1795, A.J. Zwaal) ‘Schylge Myn Lântse’ 1989 – 164, 226; 1990 – 226; 1998 – 84; (bezoeken prins Hendrik) ‘De Reddingboot’ 1965-4139, 1969-4536 Zwaal Archief ’t Behouden Huys, Z105-Algemeen Rijksarchief 5 Den Haag Zwaal Archief ’t Behouden Huys, Z106-Resoluties etc. 1720-1790 Notities van Pierre Brand Eschauzier en ‘Het geslacht Eschauzier en het eiland Terschelling’ door H.J. de Feyfer ‘Info’ – voorlichtingsblad van de gemeente Terschelling 1977 nr. 2-3 ‘Frisia illustrata’ – 10 eeuwen Friesland en de Friezen, De Tille / Waanders Zwolle, 1983 Artikelen ‘Het Vrije Volk’, ‘Leeuwarder Courant’, ‘Harlinger C Al met al, de Oranjes voeren - levend of dood - telkens aan Terschelling voorbij… Artikelen uit ‘Het Vrije Volk’, “Leeuwarder Courant’, ‘Harlinger Courant’, ‘De Terschellinger’, ‘Cornelis Douwes’ en ‘Terschelling Magazine’