Televisie zonder grenzen. Een onderzoek naar de productie van geïmporteerde televisieformats.
Naam: Stephanie Robles Studentnummer: 252190 Begeleider: Stijn Reijnders Datum: december 2007
Universiteit van Amsterdam
1
Televisie zonder grenzen
INHOUD
ABSTRACT........................................................................................................................ 4 1. INLEIDING .................................................................................................................... 5 2. THEORIE ....................................................................................................................... 8 2.1 Televisie import ........................................................................................................ 8 2.1.1 Stromingen ......................................................................................................... 8 2.1.2 Import en cultuur ............................................................................................. 10 2.1.3 Succesfactoren bij import ................................................................................ 12 2.2 Productieproces....................................................................................................... 16 2.2.1 Stappen van import .......................................................................................... 17 2.2.2 Rol van het productieteam ............................................................................... 19 2.3 Resumé.................................................................................................................... 21 3. METHODE ................................................................................................................... 24 3.1 Methodologie .......................................................................................................... 24 3.2 Operationalisatie ..................................................................................................... 27 3.2.1 Producers ......................................................................................................... 27 3.2.2 Vragenlijst........................................................................................................ 30 4. TELEVISIE ZONDER GRENZEN.............................................................................. 32 4.1 Verschillen bedrijven .............................................................................................. 32 4.1.1 Commercieel vs Publiek................................................................................... 32 4.1.2 Groot commercieel vs Klein commercieel ....................................................... 34 4.1.3 Commercieel vs Klein creatief ......................................................................... 34 4.2 Welke rol spelen producers bij de vertaling?.......................................................... 35 4.2.1 Beperkingen ..................................................................................................... 35 4.2.2 Vrijheden.......................................................................................................... 37 4.2.3 Eerste stappen .................................................................................................. 38 4.3 Wat zijn volgens producers Nederlandse publieksbehoeften?................................ 38 4.3.1 Nuchterheid...................................................................................................... 38 4.3.2 Schone schijn ................................................................................................... 39 4.3.3 ‘Typische’ eigenschappen ................................................................................ 39 4.3.4 Identificatie eigen cultuur ................................................................................ 40 4.3.5 Humor .............................................................................................................. 41 4.3.6 Nationalisme .................................................................................................... 41 4.3.7 Verschillen ....................................................................................................... 42 4.4 Hoe worden de Nederlandse publieksbehoeften toegepast? ................................... 43 4.4.1 Nuchterheid...................................................................................................... 43 4.4.2 Schone Schijn ................................................................................................... 44
Universiteit van Amsterdam
2
Televisie zonder grenzen
4.4.3 ‘Typische’ eigenschappen ................................................................................ 44 4.4.4 Identificatie eigen cultuur ................................................................................ 45 4.4.5 Humor .............................................................................................................. 46 4.4.6 Nationalisme .................................................................................................... 46 4.4.7 Verschillen ....................................................................................................... 47 5. CONCLUSIE ................................................................................................................ 48 5.1 Onderzoeksvraag & Deelvragen ............................................................................. 48 5.2 Discussie ................................................................................................................. 51 LITERATUURLIJST ....................................................................................................... 53 BIJLAGEN ....................................................................................................................... 56
Universiteit van Amsterdam
3
Televisie zonder grenzen
ABSTRACT
Dit onderzoek richt zich op de rol van producers bij het vertalen van een buitenlands format naar een Nederlandse productie. Onderzocht wordt welke ideeën producers hebben over de specifieke kenmerken van de Nederlandse publieksbehoeften en in hoeverre zij zich door deze ideeën laten beïnvloeden bij het produceren van een programma. Vanuit de wetenschap is veel onderzoek gedaan naar het importeren van televisieprogramma’s, in welke landen dat veel voorkomt, om wat voor programma’s dat precies gaat en welke invloeden een rol spelen bij het succesvol importeren van een programma (Wijman, 2001). Er zijn echter geen bestaande theorieën over het vertalen van een buitenlands format naar een lokale versie en in hoeverre daarbij rekening wordt gehouden met typische nationale publieksbehoeften. De probleemstelling is onderzocht aan de hand van diepte-interviews met producenten die veel te maken hebben met vertalingen van buitenlandse formats. In de eerste plaats kan geconcludeerd worden dat producers verantwoordelijk zijn voor de inhoud van een productie en daarmee een grote invloed hebben op de aanpassingen die gemaakt worden in de buitenlandse formats. Zij hebben een duidelijke mening over de Nederlandse publieksbehoeften, maar vinden het soms moeilijk aan te geven op welke manier zij die toepassen in een programma. Wel zien zij in dat bij een vertaling van een buitenlands format zij bewuster omgaan met deze behoeften. Geconcludeerd kan worden dat de rol van de ideeën over typische Nederlandse publieksbehoeften bij het vertalen van een buitenlands format naar een Nederlandse productie redelijk groot is.
Universiteit van Amsterdam
4
Televisie zonder grenzen
1. INLEIDING
Internationale televisieformats krijgen een steeds groter aandeel op de televisiemarkt vandaag de dag. Naast de typisch Nederlandse producties die we vroeger veelal gewend waren op de televisie, zijn er nu tevens geïmporteerde producties te zien. Je hoeft de televisie maar aan te zetten en lokale versies afkomstig vanuit buitenlandse formats komen voorbij. Aangezien de kijkcijfers van deze producties hoger zijn dan gemiddeld, doen deze versies het zeer goed. Vaak zijn ze zelfs hoger dan de kijkcijfers van de Nederlandse producties (Kijkonderzoek, 2007). Het is dan ook niet vreemd dat de Nederlandse televisieproductiebedrijven op dit succes inspelen door speciale afdelingen te creëren die buitenlandse formats opkopen. In Nederland hebben we al veel van zulke opgekochte formats gezien die aangepast worden voor de Nederlandse kijker. Beauty & de Nerd, Temptation Island, Next top model, Idols, Dancing with the Stars en Lotto Weekend Miljonairs zijn voorbeelden van dergelijke programma’s.
Om een lokale versie te produceren moet rekening gehouden worden met ideeën van wat succesvol is bij het eigen publiek. Producers spelen een grote rol bij deze ideeën van succes, omdat zij uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor de invulling van de productie. Dit onderzoek richt zich op de rol van producers bij het vertalen van een buitenlands format naar een Nederlandse productie. Onderzocht wordt welke ideeën producers hebben over de specifieke kenmerken van de Nederlandse publieksbehoeften en in hoeverre zij zich door deze ideeën laten beïnvloeden bij het produceren van een programma.
Het onderzoek is puur gericht op de kennis en ervaring van producers en wat hun ideeën zijn. Hierbij wordt gekeken naar aspecten waar zij, volgens zichzelf, rekening mee houden bij het produceren van een lokale versie afkomstig van een buitenlands format. Omdat het onderzoek gehouden wordt onder meerdere producers, zal tevens rekening worden gehouden met verschillen tussen de ideeën die zij hebben. Onderzocht wordt niet in hoeverre de ideeën en de verschillen ook werkelijk tot uiting komen in de producties. In eerste instantie is het belangrijk te bepalen hoe invloedrijk een producer überhaupt is
Universiteit van Amsterdam
5
Televisie zonder grenzen
in het gehele productieproces van vertaalde formats, voordat bepaald wordt wat hun ideeën zijn over de publieksbehoeften en hoe zij die eventueel toepassen in een productie. In het onderzoek zullen deze punten centraal staan, gericht op de Nederlandse markt:
Welke rol spelen ideeën over ‘typische Nederlandse’ publieksbehoeften bij het vertalen van een buitenlands format naar een Nederlandse productie?
Hierbij zijn de volgende deelvragen opgesteld:
1. Welke rol spelen producers in de productie van ‘vertaalde’ formats? 2. Welke ideeën hebben producers over typische Nederlandse publieksbehoeften? 3. In hoeverre houden producers rekening met de typische Nederlandse publieksbehoeften bij de vertaling van buitenlandse formats?
De probleemstelling zal onderzocht worden aan de hand van diepte-interviews. Interviews zullen gedaan worden met producenten die veel te maken hebben met vertalingen van buitenlandse formats. Hierbij is het de bedoeling een beeld te krijgen van de ideeën die producers hebben, opgedaan vanuit de praktijk en in hoeverre die producers rekening houden met die ideeën bij een vertaling. De producers zullen geselecteerd worden aan de hand van het bedrijf waar zij voor werken. Ze zullen ieder werkzaam zijn bij een ander televisieproductiebedrijf. Eén producer zal werken voor de publieke omroep, één voor een jong creatief bedrijf, drie voor grote commerciële bedrijven en twee voor kleinere commerciële bedrijven. Er is namelijk een groot verschil tussen deze bedrijven en dus ook tussen een producer die voor de publieke omroep werkt en een producer die voor een commercieel bedrijf werkt. Zij hebben ieder een ander doel voor ogen.
Dit onderzoek is in eerste instantie een aanvulling op onderzoek naar geïmporteerde programma’s. Vanuit de wetenschap is veel onderzoek gedaan naar het importeren van televisie programma’s, in welke landen dat veel voorkomt en om wat voor programma’s dat precies gaat. Varis (1984) heeft veel geschreven over de stromingen van televisie-
Universiteit van Amsterdam
6
Televisie zonder grenzen
import en had een meer algemene visie. Cantor en Cantor (1986) schreven meer over de typen geïmporteerde programma’s. Tevens is vanuit de wetenschap al onderzoek gedaan naar welke invloeden een rol spelen bij het succesvol importeren van een programma (Wijman, 2001). Er zijn echter geen bestaande theorieën over het vertalen van een buitenlands format naar een lokale versie en in hoeverre daarbij rekening wordt gehouden met typische nationale publieksbehoeften. Wel is veel onderzoek gedaan naar de receptie van televisieprogramma’s (Boer & Brennecke, 1995). Een programma is uiteindelijk gemaakt om het publiek te behagen. De praktische kant van het vak, de productie hiervan, wordt echter gauw over het hoofd gezien.
Ten tweede zou dit onderzoek zeer verhelderend kunnen zijn voor de producenten die lokale vertalingen maken van de buitenlandse formats. Ondanks dat zij vaak eigen ideeën hebben, opgedaan vanuit de praktijk, zou een theoretische onderbouwing een extra ondersteuning zijn. Aan de hand van dit onderzoek en andere theorieën over Nederlandse publieksbehoeften, kunnen zij nagaan of de publieksbehoeften die zij hanteren ook werkelijk bestaan in Nederland.
In het hieropvolgende hoofdstuk zal de reeds bestaande theorie aan bod komen, gevolgd door de gehanteerde methode. Vervolgens zullen de diepte-interviews in de resultaten besproken worden en geanalyseerd. Uiteindelijk zullen, in de conclusie, de deelvragen beantwoord worden en kan een conclusie worden getrokken. Aan de hand hiervan zal antwoord worden gegeven op de onderzoeksvraag.
Universiteit van Amsterdam
7
Televisie zonder grenzen
2. THEORIE
In het theoretisch kader zal een aantal onderwerpen aan bod komen. Allereerst worden algemene punten van televisie import besproken. Vervolgens zal ingegaan worden op de rol van producers binnen het productieproces van een programma en welke rol zij spelen bij het vertalen van een geïmporteerd format. 2.1 Televisie import Aankoop van internationale formats is een sociale, culturele en economische transactie (Varis, 1974). Om die reden is het bij import altijd van belang te kijken naar verschillende landen met verschillende politieke en culturele systemen en verschillende niveaus van economische ontwikkeling. In deze paragraaf over televisie import komen de verschillende stromingen van import en export naar voren; welke landen exporteren en importeren het meest en waarom? Tevens worden theorieën over de export en import naar voren gebracht en zal worden aangegeven om welke redenen formats geïmporteerd worden. Tot slot wordt besproken hoe geïmporteerde formats succesvol kunnen zijn in een land. Uit eerder onderzoek hiernaar is een aantal punten gekomen die succesvol zijn gebleken bij het importeren van televisie formats. Deze zullen in het laatste onderdeel van de paragraaf besproken worden. 2.1.1 Stromingen De programmering van een Nederlandse zender bestaat gemiddeld voor eenderde of meer uit geïmporteerde programma’s. Het produceren van een televisieprogramma is zeer kostbaar. Vaak zijn er veel onvoorziene kosten en lopen de kosten daardoor hoog op. Om deze reden zijn veel landen deels afhankelijk van buitenlandse producties (Varis, 1974). In zowel 1974 als in 1984 heeft Varis onderzoeken uitgevoerd naar het importeren en exporteren van internationale televisieformats. Hierbij keek hij naar de landen die een grote rol spelen bij de import en export. In 1972 en 1973 is een onderzoek gedaan die aantoonde dat er internationaal een one-way-flow was bij televisieprogramma’s. De Noord-Amerikaanse stroming was het grootst, gevolgd door Rusland. De stroming werd veelal gedomineerd door entertainmentproducties (Varis, 1974), waarvan voornamelijk drama. Drama is een programmavorm waaraan de meeste kosten verbonden zijn. Universiteit van Amsterdam
8
Televisie zonder grenzen
Hierdoor ervaren zij veel economische druk voor internationalisering (Collins, 1993). De Verenigde Staten heeft echter weinig tot geen buitenlandse formats in hun programmering. De geïmporteerde formats die zij hebben zijn veelal entertainment en cultuur afkomstig uit Mexico, Engeland of andere toonaangevende televisielanden. De VS is al sinds de jaren
’60 marktleider in internationale productie van
televisieprogramma’s. Zij exporteren gemiddeld meer dan twee keer zoveel dan alle andere landen bij elkaar (Varis, 1984). Rusland heeft een compleet andere situatie. In eerste instantie doen zij veel aan coproducties met andere landen, waardoor zij terrein winnen. Daarnaast hebben zij een groot publiek door alle omliggende landen ook te voorzien van televisieprogramma’s. Zij hebben een groot deel van Oost-Europa in handen op het gebied van televisie. Overige landen die een grote stroom hebben van televisie export zijn de UK, Canada, Japan, Australië, Duitsland, Frankrijk en Brazilië (Varis, 1984).
In een vervolgonderzoek van Varis (1984) werd meer de aandacht gevestigd op regionale ontwikkelingen in landen. Hieruit bleek dat de regionale uitwisseling toegenomen was zonder dat de dominantie van de grote exportlanden aangetast werd. In voornamelijk de Arabische en Latijns-Amerikaanse landen heeft de regionale uitwisseling een grote stijging. In andere landen, waarbij de taal ook hetzelfde is, komt dit tevens steeds meer voor.
Meer en meer televisie wordt getransnationaliseerd (verspreid over meerdere naties) onder invloed van, soms aanvullende, soms tegenstrijdige, economische en politieke machten. De verwachtingen van het publiek zijn omhoog gegaan aangezien zij aan producties met een enorme begroting worden blootgesteld. Deze producties moeten de hogere programmakosten in steeds belangrijkere markten aflossen. Deze markten kruisen steeds meer nationale grenzen (Collins, 1993). De economische druk die tot transnationalisatie leidt, wordt aangepast door politieke druk, met inbegrip van de inspanningen van Europese instellingen, zoals de Europese Commissie, die naar grotere economische en/of politieke integratie streven. De Europese markt in goederen en diensten, met inbegrip van televisie, is wel het meest ambitieuze en uitvoerige
Universiteit van Amsterdam
9
Televisie zonder grenzen
integratieproject
(Commissie
van
de
Europese
Gemeenschappen,
1984).
Transnationalisatie van cultuur is zowel een oorzaak als een gevolg van de politieke en economische processen van transnationalisatie (Collins, 1993). 2.1.2 Import en cultuur Een programma is vaak geworteld in een bepaalde cultuur, door dezelfde normen en waarden aan te nemen, maar tevens door de overtuigingen, stijl en gedragspatronen over te nemen. De kijkers kunnen zich zodoende goed verplaatsen in het verhaal en zich identificeren. Dat een bepaald programma vaak geworteld is in een bepaalde cultuur, betekent vaak dat hetzelfde programma minder aantrekkelijk is voor andere culturen. Vaak ontbreekt het aan herkenning van toonaangevende gebeurtenissen en identificatie met het verhaal (Hoskins & Mirus, 1988). Dit wordt de cultural discount genoemd: The loss of attractiveness or usefulness when information is marketed to consumers to whose cultural experience it is alien. `Cultural discount’ varies depending on the proximity of producers and consumers and obtains within as well as between states (Hoskins & Mirus, 1988, p. 500)
De cultural discount is als een programma in de eigen cultuur zeer aantrekkelijk is, maar een lagere aantrekkingskracht zal hebben bij een andere cultuur, voor wie de cultuur vreemd is. Het percentuele verschil van waarde tussen aantrekkelijkheid van een nationale productie en een internationale productie, is de cultural discount. Deze kan tevens ontstaan door nasynchronisatie en ondertiteling. Doordat een buitenlands programma een lagere aantrekkingskracht heeft, zijn kijkers eerder geneigd naar producties van eigen bodem te kijken, in plaats van de geïmporteerde producties (Hoskins & Mirus, 1988). De cultural discount kan zo beperkt mogelijk worden gehouden, als een programma een goede penetratie heeft in een land. Hoe beter de penetratie is in een land, hoe minder het programma aan aantrekkelijkheid zal verliezen.
Aan de hand van de cultural discount kan een betere reden gegeven worden voor het succes van het importeren van dramaproducties. De discount bij dramaproducties is zeer minimaal, omdat het veelal fictief is. Het is niet zo erg cultuurgebonden zoals een informatief programma dat wel is. Omdat het zo cultuurgebonden is, is de discount bij
Universiteit van Amsterdam
10
Televisie zonder grenzen
informatieve programma’s veel groter. Zodoende wordt er in dit soort programma’s niet veel gehandeld (Collins, 1993). De manier om cultural discount tegen te gaan of in ieder geval zo klein mogelijk te houden, is om het buitenlandse programma te vertalen naar een Nederlandse productie. Dit wordt echter niet gauw gedaan, omdat een zender te kampen krijgt met zeer hoge kosten (Collins, 1993).
De mate van penetratie van een geïmporteerd programma in een land is afhankelijk van een aantal factoren. De eerste is de grootte van het land. Hoe groter het land, hoe meer mogelijkheden er zijn voor productie. Bovendien is het aantal kijkers groter en maakt dat een programma automatisch succesvoller. Een tweede factor is de taal die in het land gesproken wordt (Chapman, 1987). De taalkundige en culturele barrières beperken de uitbreiding van informatiemarkten op zo een manier dat de vele vervaardigde productmarkten die niet beperken. In informatiemarkten is een bijzonder scherpe tegenspraak tussen enerzijds het potentiële vermogen om van lage marginale productiekosten te profiteren door uit te breiden naar een grotere markt (internationaal). Anderzijds is er een weerstand van de consument tegen producten die voor hen in een onbekende taal, cultureel onbekend, of onwelkom zijn. De producenten ervaren daarom zeer sterke aansporingen om producten te maken die zoveel mogelijk breed aanvaardbaar zijn. Hierbij hebben sommige producers een grote voorsprong op andere producers; zij die in het Engels werken genieten van enorme voordelen, want niet alleen vormen Engelstaligen de gemeenschap van de wereldtaal (en de rijkste), maar het Engels is ook de dominante tweede taal van de wereld (Collins, 1993). Ten derde is tevens, naast de grootte van een land en de taal, het type programma van belang. Het ene programma leent zich goed voor verspreiding en een ander is zeer nationaal gericht. Ierland en België bijvoorbeeld worden zeer beïnvloed door hun buurlanden. Zij delen dezelfde taal en hebben vaak niet enorm grote culturele verschillen, waardoor het verspreiden gemakkelijk vergaat (Chapman, 1987). Tot slot geven Cantor en Cantor (1986) aan dat de waarden en normen die in een land heersen van groot belang zijn. Wereldwijd zijn er zoveel verschillende soorten publiek dat daar rekening mee gehouden moet worden. Een onderzoek naar publiek zou, meer dan in het verleden, gericht moeten zijn op culturele,
Universiteit van Amsterdam
11
Televisie zonder grenzen
commerciële en politieke analyses. Op dit punt zal in het volgende onderdeel nader ingegaan worden. 2.1.3 Succesfactoren bij import In deze paragraaf zal ingegaan worden op de ontvangende zijde. Het succes van geïmporteerde televisieprogramma’s is afhankelijk van een aantal factoren. Rekening dient gehouden te worden met ontvangersfactoren, bestaande uit het ontvangende land, in dit geval Nederland, met kenmerken van de importeur en met de doelgroep. Vaak is er een groot verschil tussen het land van export en het land van import. Niet alleen culturele verschillen, maar ook politieke verschillen kunnen ervoor zorgen dat een programma in het ene land succesvol is en in het andere land niet. De importeur is uiteindelijk degene die bepaalt of een format aangekocht wordt of niet (Wijman, 2001). Tevens dient rekening te worden gehouden met de doelgroep. Als programmamaker moet altijd rekening gehouden worden met het publiek dat bereikt wordt met het programma. Het publiek kan tenslotte een programma ‘maken of kraken’ (Wijman, 2001).
Kenmerken importlanden Bij import van een televisieformat moet altijd rekening gehouden worden met de cultuur van dat land en hoe de bevolking tegenover de cultuur van het exporterende land staat (Wijman, 2001). Sinds een aantal jaren zijn Britse programma’s zeer populair. Hun humor is zeer droog en hun programma’s sarcastisch (Strinati, 1992). De aantrekkingskracht van Amerikaanse programma’s zijn echter wisselend. Mensen maken zich vaak druk over de culturele integriteit. De Amerikaanse cultuur is zo dominant, dat het publiek bang is voor deze macht om de waarden en normen in een land te gaan beheersen en meningen te vormen van publiek (Cantor & Cantor, 1986). Theoretici signaleren een vijandigheid in de wereld ten opzichte van import uit de VS. Ondanks dit levert de Verenigde Staten programma’s die acceptabel zijn voor de hele wereld; ze hebben een goede ontvangstkwaliteit, het is een wereldwijd geaccepteerde taal en het is vaak vernieuwend. Hierdoor zal het publiek van Amerikaanse programma’s toch niet afnemen (Schlesinger, 1986). Tevens richt de VS zich op universele thema’s. Om te beginnen richten zij zich op de middenmoot en niet op een culturele hoge smaak. Ook
Universiteit van Amsterdam
12
Televisie zonder grenzen
heeft Amerika zelf al veel etnische diversiteit. Een programma dat bij de gehele bevolking populair is zal om die reden ook internationaal populair zijn (Noam, 1993). Ondanks dat de Amerikaanse cultuur wereldwijd niet erg populair is, is het wel succesvol. Elke cultuur gaat anders om met invloeden van buitenaf. Hier moet rekening mee worden gehouden bij het importeren van formats.
Zoals al eerder besproken is deze paragraaf, dient bij het importeren van een televisieformat rekening gehouden te worden met de politieke situatie van het ontvangende land. De wereldwijde Amerikaanse dominantie van televisieformats en de macht die zij daarmee verwerven, leiden vaak tot politieke discussies, wettelijke bescherming en regulatie. Deze regulatie dient vaak voor behoud van de nationale cultuur en identiteit (Cantor & Cantor, 1986) en kan er tevens voor zorgen dat de cultural discount zo beperkt mogelijk is (Hoskins & Mirus, 1988). Naar aanleiding hiervan is de Europese Richtlijn Televisie Zonder Grenzen opgesteld. Deze coördineert de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten, inzake de uitoefening van omroepactiviteiten. De Europese Richtlijn wordt door de lidstaten omgezet in nationale wet- en regelgeving. Daarbij zijn de lidstaten vrij om voor de binnenlandse omroep strengere regels te hanteren. De richtlijn beoogt het vrije verkeer van omroepdiensten op de interne markt te waarborgen en tegelijkertijd bepaalde belangrijke doelstellingen van algemeen belang te beschermen zoals de culturele verscheidenheid, het recht van weerwoord en de bescherming van consumenten en minderjarigen. Doel is ook de distributie en productie van Europese audiovisuele programma's te bevorderen door met name te waarborgen dat het grootste gedeelte van de televisiezendtijd voor Europese producties wordt gereserveerd (Commissariaat voor de Media, 2007). Door dergelijke regulaties is export vaak moeilijker. Als door regulatie bijvoorbeeld een zender meer programma’s moet hebben gericht op Friesland, zijn die programma’s onmogelijk geschikt voor de internationale markt. Tevens hebben regeringen van sommige landen geen goede verhouding. Deze verhouding kan ervoor zorgen dat de opinie van het publiek van negatieve aard is. Als een land in oorlog is met een ander land, hebben zij waarschijnlijk geen behoefte om televisieprogramma’s van elkaar te zien, of om überhaupt zaken met elkaar te doen (Collins, 1993).
Universiteit van Amsterdam
13
Televisie zonder grenzen
Elk land heeft een specialiteit in een bepaald genre. Sommige landen staan garant voor het leveren van goede dramaseries, spannende soaps of hilarische komedies. Het publiek is vaak op de hoogte van deze specialiteiten en houdt ook rekening hiermee. Zo staat de VS bekend om het leveren van zeer goede films en televisiedrama’s. Ook qua komedies zijn zij zeer sterk. Amerikanen zijn sterk in de fantasie en escapisme in hun verhaallijnen, hun nadruk op glamour en de hoge productiewaarden (Strinati, 1992). Engeland staat bekend om de gameshows. Who wants to be a millionaire, in Nederland ook wel bekend als Lotto weekend miljonairs, heeft de deuren geopend voor verkoop van andere Britse gameshows (Freeman, 1999). Ook worden ze expert geacht in serieus drama, documentaires, oneerbiedigheid en ironie (Wagg, 1992). Duitsland staat bekend om zijn krimi’s, Japan als belangrijkste leverancier van computer animaties en Mexico als de grootste en beste leverancier van Spaanstalige producties (Collins, 1993). Nederland heeft op internationaal vlak veel bereikt met reality shows. Als aanstichter van het Big Brother fenomeen, staan zij hoog in de expertiselijst van reality producties. Realistische programma’s, documentaires, dramaseries, lange films en gameshows worden graag geïmporteerd. Informatieve programma’s en educatieve programma’s worden het liefst niet geïmporteerd. Een grote selectiviteit bestaat bij deze laatste twee, doordat men bang is voor teveel invloeden van buitenaf (Varis, 1974).
Kenmerken importeur Elke importeur heeft een andere doelstelling. Iemand die voor de publieke omroep werkt heeft het oog op andere formats gericht dan iemand van een commerciële zender. Uiteindelijk hebben zij, over het algemeen, hetzelfde doel. Dit is namelijk het trekken van zoveel mogelijk kijkers. Politieke en culturele boodschappen zijn daarnaast een ander doel (Collins, 1993).
Elke importeur heeft ook een ander financieel budget. Het importeren van een programma is altijd goedkoper dan het zelf produceren. Er moeten echter altijd aanpassingen gemaakt worden om het passend te maken bij het importerende publiek (Collins, 1993).
Universiteit van Amsterdam
14
Televisie zonder grenzen
Tot slot zijn er een aantal punten die ervoor zorgen dat een importmarkt open staat voor buitenlandse formats. Importeurs zijn vaak chaotisch, onvoorspelbaar en hebben geen regels. Vaak nemen zij geen verantwoordelijkheden en staan niet stil bij belangrijke punten, zoals waarom een format succesvol is of kan zijn (Cantor & Cantor, 1986). In de meeste westerse landen ligt de verantwoordelijkheid van televisie-import in handen van een kleine groep mensen. Dit betekent dat de geïmporteerde producties die op tv te zien zijn, vaak zeer verbonden zijn aan de smaak van één of twee personen (Waterman, 1993). Indien de importeur voor de publieke omroep werkt, zal de mate van import minder zijn. Deze importeur moet niet alleen kijken naar de smaak van de massa, maar moet zich juist ook richten op de minderheden in de samenleving. Op deze manier komt er meer diversiteit in de programmering (Tracey, 1993).
Doelgroepen Het is belangrijk alvorens te importeren, te bepalen wat de doelgroep is. Veel publieksgroepen houden van programma’s van lage kwaliteit, maar ook juist van hoge kwaliteit. Door deze vraag vanuit het publiek, is er veel meer keus dan in het verleden (Noam, 1993). Het jonge publiek en lager opgeleiden trekken voornamelijk geïmporteerde formats aan. Zij houden vaak van het internationale, simpele Amerikaanse karakter, of het sarcastische, oneerbiedige karakter van de Britten. De hogere klassen weten geïmporteerde formats alleen onder bepaalde voorwaarden te waarderen. Zij zijn bang dat de hoge cultuur aangetast wordt door programma’s van ‘slechte’ kwaliteit (Schlesinger, 1986). Er kan niet gesproken worden over hoge kwaliteit en lage kwaliteit. Deze smaken lopen parallel aan de sociale klassen (Noam, 1993). Het is niet zo dat een populaire serie goedkoper is om te produceren dan een programma van hoge cultuur. (Wijman, 2001).
Het publiek is uiteindelijk het belangrijkste doel van de televisiemakers. De keuze van het publiek is echter niet altijd verklaarbaar. Ondanks dat zenders een selectie maken voor het publiek, maakt het publiek daarin zelf ook weer een selectie. Veel theorieën bestaan over succesfactoren bij publiek, maar in de praktijk lijken die niet altijd te kloppen (Cantor & Cantor, 1986). Zo heeft de serie Dallas in veel landen in de wereld
Universiteit van Amsterdam
15
Televisie zonder grenzen
goed gescoord. Zowel in de VS als in Europa was het publiek verslaafd aan de serie. In Azië daarentegen sloeg de serie niet aan. Ondanks alle marketingstrategieën die ze toegepast hebben, mocht het niet lukken. Logisch zou het zijn dat de verklaring hiervan van culturele aard zou zijn. Maar ook dat was onwaarschijnlijk, omdat andere typisch Amerikaanse series wel aan hebben geslagen bij het Aziatische publiek (Cantor & Cantor, 1986). Hetzelfde gold voor Fawlty Towers. Te verwachten was dat er te weinig afleveringen waren om succesvol te zijn voor het buitenland. Toch werd het een enorm succes (Economist, 1996). Duidelijk is dat succes niet vaststaat als simpelweg aan alle criteria voldaan wordt. Het publiek is niet voorspelbaar. Om de keuze van het publiek vooraf te bepalen, moeten zij zelf aangeven of ze het programma kunnen waarderen. Daarom wordt er vaak een vooronderzoek gedaan naar waardering voor een programma, en of ze er werkelijk naar zouden gaan kijken (Schlesinger, 1986). Toeval zal altijd een rol blijven spelen.
In het volgende hoofdstuk zal ingegaan worden op de manier waarop de geïmporteerde programma’s aangepast worden aan het nationale publiek. Welke rol hebben producers daarin, waar letten zij op en waarom? 2.2 Productieproces Als een programma uitgezonden wordt, is er veel aan voorafgegaan. Het gehele productieproces, is een proces van weken, maanden en soms jaren. Indien het gaat om een geïmporteerd programma, zal het productieproces anders zijn. Vaak ligt er al het één en ander op de planken en hoeft daar niets aan veranderd te worden. Een aantal punten is belangrijk voor alle formats. Eén daarvan is het hebben van een ground plan. Bijna alle grote productiebedrijven maken gebruik van dit gereedschap. Zodra een format opgezet is, wordt een ground plan opgesteld. Deze is universeel leesbaar en zou niet afhankelijk moeten zijn van taalbarrières en landgrenzen. Het ground plan is een plattegrond van de set of van de locatie. Zodra een format gekocht wordt, zal het ground plan bijgevoegd worden. Deze wordt meestal niet aangepast bij een lokale versie, omdat de set vaak typerend is voor een programma (Cury, 2002). Een ander punt dat belangrijk is voor alle formats, is de manier waarop gefilmd wordt. De linkercamera is camera 1, camera 2 is in
Universiteit van Amsterdam
16
Televisie zonder grenzen
het midden en aan de rechterkant staat camera 3. Dat wil zeggen dat de meest voor de hand liggende manier om te filmen zou zijn dat camera 1 de persoon aan de rechterkant filmt, camera 2 beide personen en camera 3 de persoon aan de rechterkant. Op deze manier is het een cross-shoot. Hierbij is het tevens belangrijk rekening te houden met de 180 gradenregel. Deze houdt in dat de helft van de set, waar het publiek zit, niet in beeld mag komen (Cury, 2002). Tot slot zijn er wereldwijd aanvaarde conventies die gelden voor elk format in elk land. Elk format heeft eigen conventies. Hierdoor wordt duidelijk met welk format er te maken is. Zodra er bijvoorbeeld geacteerd wordt en een lachband eronder zit, wordt dat direct herkent als een komedie. Al deze punten zijn de fundamenten van het produceren van televisie en zullen altijd behouden worden. Zowel na verkoop, als na lokale aanpassing (Cury, 2002). In deze paragraaf zullen de stappen van import besproken worden en de rol van een producer in het gehele productieproces. 2.2.1 Stappen van import Formats worden wereldwijd bedacht, ontwikkeld, geproduceerd en verkocht. Er zijn twee verschillende soorten formats. Ten eerste de non-script. In dit geval valt van tevoren niet te zeggen wie wat wanneer zal gaan zeggen. Producers zijn echter voorbereid op van alles. Hieronder vallen panelshows, demonstratieprogramma’s zoals kookprogramma’s en infomercials, spelletjesprogramma’s, live evenementen zoals de verkiezingen, sport en nieuws documentaires. Naast een non-script format is er ook een format met script. Hierbij staat wel alles al vast wat gezegd gaat worden. Hieronder valt het journaal, dramaseries en komedies en programma’s met bepaalde reclame-uitingen. Om aan een productieproces van één van deze formats te beginnen is het van belang vast te stellen met wat voor format men te maken heeft (Cury, 2002).
Een bedrijf die televisieformats importeert, zal altijd op zoek zijn naar een specifiek format of naar een format die succesvol is. Deze markt in Nederland wordt geleid door een kleine groep mensen die bepalen wat wel en niet geschikt is voor het Nederlandse publiek. Dit is de eerste stap van import, namelijk de observatie van alles dat er op de markt is (Renaud, 1993).
Universiteit van Amsterdam
17
Televisie zonder grenzen
In veel gevallen kan het importeren van een format voor juridische problemen zorgen. De importeurs hebben in eerste instantie de taak om te informeren wie de rechten van het format in handen heeft. Vervolgens moet worden nagegaan welke mogelijkheden er zijn om met de degene die de rechten in handen heeft een deal te sluiten die aansluit bij de belangen van de importeur. Tevens is daarnaast van belang vast te stellen of deze rechten al in handen zijn van een andere Nederlandse zender of productiebedrijf. In Nederland zou het niet de eerste keer zijn dat de aankoop van rechten van een format elkaar overlappen. Het is namelijk zeer gecompliceerd om een televisieformat te beschermen (Renaud, 1993). Een goed voorbeeld hiervan is zichtbaar geworden bij de ‘ijsschaatsoorlog’ begin 2007. Het originele format afkomstig van de BBC, werd verkocht aan een Nederlandse zender. Vervolgens heeft een andere zender een aftreksel gemaakt van het origineel, met een aantal kleine aanpassingen en het uitgezonden. Aan dit verschijnsel valt weinig te doen, omdat het format niet exact hetzelfde is en nooit bewezen kan worden of het werkelijk een aftreksel is van het origineel. In die zin kan gesteld worden dat elk format een aftreksel is van een ander format. De Gouden Kooi zou dan een aftreksel zijn van Big Brother, maar Big Brother zou dan ook een aftreksel zijn van The Real World. De importeur moet veel juridische overwegingen maken om over te gaan op de aanschaf van een format.
Niet alle programma’s die in de Verenigde Staten geproduceerd zijn, zijn geschikt voor import. Vaak zijn programma’s zeer cultuurgebonden en indien aangepast nog steeds niet geschikt voor een ander land. Een Nederlandse importeur moet zichzelf de vraag stellen in hoeverre het format past binnen de Nederlandse cultuur (Renaud, 1993). In de VS zijn vaak programma’s over afvallen zeer populair. Aangezien overgewicht daar als een groot probleem wordt beschouwd, trekt het een groot publiek aan. In Azië, waar overgewicht minder als een probleem wordt gezien, zal een programma als deze niet de aandacht hebben van veel kijkers (Renaud, 1993). Met een lokale versie zal hier niet veel verandering in komen. Veel formats zijn geproduceerd met het oog op internationale verkoop. De formatreeks Test the nation, waaronder de bekende Nationale IQ test, van Eyeworks Nederland is daar één van. Zij hebben een perfect format gecreëerd die wereldwijd gewaardeerd weet te worden. Elk land gebruikt zijn eigen culturele
Universiteit van Amsterdam
18
Televisie zonder grenzen
achtergrond om zijn publiek thuis te laten voelen bij het format. Tevens zal de importeur kijken naar het genre van het format en wat er in het verleden al is geweest op dat gebied. De Nederlandse zenders worden vaak ervan beschuldigd om veel van elkaar te kopiëren en daardoor weinig originaliteit te hebben. Voor zenders is dit echter een bepaalde zekerheid die zij hebben. Een programma met bekende sterren slaat aan bij het publiek, dus alle andere programma’s met bekende sterren zal ook in ieder geval succesvol genoeg zijn om kijkers te winnen. Met vernieuwende programma’s is het niet moeilijk om de plank compleet mis te slaan, maar als het eenmaal wel aanslaat wordt dat hoog gewaardeerd (Renaud, 1993). De taak van de importeur is om te bepalen in hoeverre een format past in de Nederlandse cultuur.
De volgende stap is om over te gaan op aankoop. Aankoop gaat altijd gepaard met onderhandelingen en zodoende zal onderhandeld worden met de exporteur. Meestal is hier een aparte afdeling ‘sales’ voor of ‘distributie’. Deze zijn gespecialiseerd in het onderhandelen op het gebied van televisieformats. Er zal een Nederlandse naam bedacht moeten worden voor het nieuwe programma en een team samengesteld worden. Voor het team moeten mensen gezocht worden die geschikt zijn om een bepaalde rol te vervullen (Renaud, 1993). Uiteraard is een presentator, indien nodig, cruciaal. Dit gaat vaak echter in samenwerking met de zender, omdat presentatoren bij de zender onder contract staan. Daarnaast moeten voor bepaalde programma’s panelleden worden gezocht. Hierbij kan worden gedacht aan een jury of enkele deskundigen. Het allerbelangrijkste van het team zijn uiteindelijk de producers. Welke producer kan dit programma maken? Welke redacteuren zijn gespecialiseerd op het gebied van het programma? Vanaf het punt dat het team gevormd is, is het programma in handen van de producer en zijn team. Zij zullen met ideeën en voorstellen moeten komen (Renaud, 1993). 2.2.2 Rol van het productieteam Het team van een televisieprogramma wordt geleid door de uitvoerend producent (UP). Onder hen werken de producers, waaronder de productieleider, productiemedewerkers en een productieassistent. De redacteuren, waaronder de eindredacteur die de leiding neemt over de bureauredacteuren en de eventuele redactieassistent. Tot slot de regisseur die
Universiteit van Amsterdam
19
Televisie zonder grenzen
vaak ook samenwerkt met zijn assistenten. Dit team heeft altijd te maken met stage managers, set designers, art directors, lighting designers, editors en nog veel meer andere mensen. Deze werken echter onafhankelijk van het team mee (Cury, 2002).
De hoogste speler van een productieteam, de UP, is de coördinerende schakel tussen het zakelijke aspect van de productie en het creatieve aspect. Zij zijn verantwoordelijk voor het bedrijf waar ze voor werken. Ondanks dat het creatieve aspect van de productie zorgt voor de aantrekking van kijkers, zullen ze op zo een manier te werk gaan dat het zo voordelig mogelijk is voor hun bedrijf (Cury, 2002). Het doel van een UP is om de productie zodanig aan te sturen dat het hele team gemotiveerd is, dat het project zoveel mogelijk geld opbrengt, dat het zoveel mogelijk kijkers aantrekt en dat het programma de functie vervult voor de maatschappij waarvoor het bedoeld is. De UP heeft een positie gekregen van het bedrijf om te beslissen over de programma’s en series die hij produceert. Zij zetten de verhaallijn in elkaar, regelen het budget, de faciliteiten en nemen werknemers aan. Hieronder valt tevens dat zij contracten opzetten, dat zij weten wat ‘hun publiek’ verwacht van een programma en dat ze creatieve oplossingen weten te vinden voor problemen die (bijna altijd) optreden tijdens de productie (Cury, 2002).
De producers, redacteuren en regisseurs werken onder de UP in een sterk teamverband. De producers nemen de zorg op zich van de dagelijkse operationele problemen. Zij zorgen ervoor dat het idee uitgevoerd wordt. Vaak zijn zij niet degene die het idee aandragen, maar de uitvoerenden. De producers houden de kosten bij van de productie en zijn dan ook aansprakelijk voor de mogelijkheden van de productie. Verder verzorgen zij de draaiboeken, rekwisieten, vervoer, publiek, etcetera. Tevens zorgen zij voor de postproductie (Cury, 2002). De redacteuren hebben het creatieve aspect in handen. Zij moeten de ideeën van de UP ondersteunen. Zij doen veel vooronderzoek naar het onderwerp dat centraal staat, pitchen programma-ideeën die zij denken te kunnen gebruiken in het programma en hebben contact met kandidaten. Daarnaast bedenken ze vragen voor een quiz, nodigen gasten uit en schrijven scripts voor de presentatoren. Het idee kan worden geaccepteerd of aangevuld door de UP en kan vervolgens in gang worden gezet. De UP zal achteraf altijd kijken in hoeverre het in lijn ligt met het doel van
Universiteit van Amsterdam
20
Televisie zonder grenzen
het programma en zal verder nog aanwijzingen geven (Cury, 2002). De regisseur vult de taken van de producer en redacteur aan. Hij zorgt ervoor dat alles op tijd lukt en dat het er goed uitziet. Hij wordt ook wel het ‘leidende figuur van smaak’ genoemd. Hij weet wat de opgestelde routine is van de show, wie er bij de cast hoort, hoe de set eruit ziet en hoe de verlichting is. Tevens heeft hij een goed beeld van de plannen van de voorproductie. De voornaamste taak van de regisseur is om tijdens de opnames te bepalen welke shots gemaakt moeten worden, vanuit welke hoek en met welke camera (Cury, 2002).
De producer, in samenwerking met het productieteam, bepaalt wat het publiek te zien krijgt. Daarmee beïnvloeden zij de culturele norm die heerst in de maatschappij. Sinds het begin van de jaren ’90 is er een ‘culturele economie’ ontstaan. Producers hebben samengewerkt met ondernemers en zijn zogenoemde cultural brokers geworden. Zij gebruiken de populariteit en de toegankelijkheid tot televisie, om een sterkere verbinding tussen tv en marktinvloeden te vestigen (Braester, 2005). Aangezien televisiemakers vaak trendsetters zijn, beogen hun producties niet alleen maar het behalen van hoge kijkcijfers, maar ook het gestalte geven aan de economische en politieke agenda's, aan de normen en waarden in de maatschappij en aan het milieu. Cultuur en economie smelten steeds meer samen. Gebruik maken van een commercieel project, zoals een televisieprogramma, om een culturele boodschap over te brengen, brengt de televisiemaker, oftewel de cultural broker in een zeer belangrijke positie. Deze positie wordt nog meer versterkt sinds de 21e eeuw, omdat het milieu steeds meer zakelijk gericht is en daardoor steeds meer gerekend wordt op buitenlandse investeringen en transnationale producties. Voor de cultural broker betekent dit dat hij steeds meer verantwoordelijkheden krijgt. Ondanks de globalisering, moet de cultural broker ervoor zorgen dat de nationale identiteit van het land behouden blijft en zichtbaar wordt in de producties die door hem geproduceerd worden (Braester, 2005). 2.3 Resumé In de eerste paragraaf over televisie import is duidelijk geworden dat regionale uitwisseling steeds meer voorkomt, voornamelijk tussen landen met dezelfde taal. Transnationalisatie zorgt ervoor dat steeds meer producten uitgewisseld worden tussen
Universiteit van Amsterdam
21
Televisie zonder grenzen
landen en zo ook televisieformats. In het tweede deel van deze paragraaf zijn de factoren besproken die van invloed zijn op de penetratie van een geïmporteerd programma, waardoor de cultural discount zo klein mogelijk kan blijven. De grootte van een land om te beginnen, de taal die gesproken wordt in een land en het type programma. In de laatste deel van deze paragraaf zijn de succesfactoren van televisie import aan bod gekomen. Daarin zijn de ontvangersfactoren besproken, bestaande uit de kenmerken van de importlanden, uit de kenmerken van de importeur en uit de doelgroepen. Belangrijk is te weten hoe een land dat een format importeert, tegenover de cultuur van het exporterende land staat. Tevens is de politieke situatie van belang. Er is steeds meer sprake van regulatie voor behoud van de nationale cultuur en identiteit, waardoor de export soms bemoeilijkt wordt. Het genre van het te importeren format speelt ook een rol. Nagegaan moet worden of het exportland een goede naam heeft bij de bevolking van het ontvangende land. Een ander kenmerk is die van de importeur. Zowel de doelstelling van de importeur en zijn financiële middelen, als de toegankelijkheid van de markt zijn hier van belang. De doelstelling van de importeur is het trekken van zoveel mogelijk kijkers. De financiële middelen van de importeur zijn niet altijd zoveel als ze zouden willen, waardoor ze soms beperkt zijn in het aankopen. Vaak zijn er maar weinig importeurs die aangewezen zijn om formats uit het buitenland aan te kopen, waardoor het vaak zeer afhankelijk is van de smaak van de importeur wat werkelijk aangekocht wordt. Gekeken naar de doelgroep, is het duidelijk dat jongeren en lager opgeleiden vaker naar geïmporteerde programma’s kijken dan hoger opgeleiden. Het publiek heeft soms een zeer onverklaarbaar kijkpatroon. Soms lijkt het alsof een format aan alle succesfactoren voldoet, maar flopt het toch. Toeval zal altijd een rol blijven spelen bij het zoeken naar een verklaring voor succes. In de tweede paragraaf zijn allereerst de stappen van import behandeld. Deze stappen bestaan in de eerste plaats uit observatie; wat valt er te halen op de televisiemarkt? Op de tweede plaats wordt gekeken naar de juridische ontwikkelingen; welk bedrijf heeft de rechten in handen en wat zijn de mogelijkheden om het format aan te kopen? Op de derde plaats wordt de vraag gesteld in hoeverre het format past binnen de nationale cultuur. Aangezien dit vaak kan afwijken, is deze vraag van groot belang. Vervolgens, op de vierde plaats, worden onderhandelingen gedaan met de exporteur en kan het format Universiteit van Amsterdam
22
Televisie zonder grenzen
eventueel aangekocht worden. Op de laatste plaats moet een team samengesteld worden met de juiste expertise en kennis. De uitvoerend producent is de leider van dit productieteam. Hij heeft zowel een zakelijk als creatieve rol. Bij zijn taken wordt hij ondersteund door de producer, redacteur en regisseur. De producers krijgen maatschappelijk gezien, een steeds belangrijkere rol. Zij hebben de rol van een cultural broker. Zij bepalen wat de kijker te zien krijgt en zijn daardoor trendsetters. Hiermee beïnvloeden zij de nieuwe culturele norm die heerst in de maatschappij.
Vervolgd zal worden met de methode van onderzoek, de analyse en tot slot de conclusie. In dit onderzoek zal getracht worden te achterhalen hoe producers over aanpassingen van buitenlandse formats denken; welk idee hebben producers over typische Nederlandse publieksbehoeften?
Universiteit van Amsterdam
23
Televisie zonder grenzen
3. METHODE
De methode van het onderzoek zal in dit hoofdstuk besproken worden. Aan bod zal komen welke methode toegepast wordt, waarom voor deze methode gekozen is en welke voor-en nadelen deze methode heeft. In de paragraaf die daarop volgt, zal de operationalisatie aan bod komen. Hierin wordt concreet uitgewerkt hoe het onderzoek uitgewerkt wordt, met wie de diepte-interviews zullen zijn en welke vragen gesteld zullen worden. 3.1 Methodologie Dit onderzoek wordt verricht door het afleggen van zeven diepte-interviews. Bij een diepte-interview
wordt
een
aantal,
door
de
onderzoeker
aangestelde,
gespreksonderwerpen goed uitgediept. Bij deze onderzoeksmethode is de ondervraging over het algemeen formeel van aard en komen ook emotionele aspecten hierbij naar voren (’t Hart, Van Dijk, De Goede, Jansen & Teunissen, 2003). In dit onderzoek is het niet op de emotionele aspecten gericht, maar meer op de cognitieve aspecten van de respondent.
Diepte-interviews onderscheiden zich van andere onderzoeksmethoden doordat zij enkele eigenschappen bevatten die bij andere onderzoeksmethoden ontbreken. Zo genereren diepte-interviews een kleinere groep respondenten, maar geven een duidelijke achtergrond van waarom respondenten bepaalde antwoorden geven. Het gaat specifiek om de mening van de respondent gezien vanuit diens eigen sociaal-culturele achtergrond. Bij veel vormen van onderzoek blijft de precieze redenering voor het beantwoorden van een bepaalde vraag vaak achterwege. De meningen, waarden, motivaties, ervaringen en gevoelens van respondenten, die over het algemeen moeilijk te meten zijn, kunnen bij een diepte-interview naar voren worden gebracht. Daarnaast kunnen non-verbale reacties van respondenten door de onderzoeker worden opgevangen. Ook kunnen de vragen en de methode van ondervragen op de respondent worden aangepast, waardoor een grote hoeveelheid gepersonifieerde informatie naar voren wordt gebracht (Wimmer & Dominick, 2000).
Universiteit van Amsterdam
24
Televisie zonder grenzen
Een dergelijk onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van een aantal belangrijke stappen. Aan de hand van het volgende schema kunnen die het best uiteen worden gezet.
Bij elk onderwerp hoort een beginvraag. Hiermee wordt een nieuw gespreksonderwerp geïntroduceerd. Deze vragen staan vaak op een lijst van vragen die gesteld moeten worden. Door de respondent zal geantwoord worden, maar zolang het antwoord op deze vraag nog niet bevredigend is, zal door de interviewer doorgevraagd moeten worden. Het doorvragen zal niet teruggevonden worden op de vragenlijst, maar die geeft wel aan welke richting het doorvragen moet. Vervolgens dient het antwoord geëvalueerd te worden. De evaluatie heeft betrekking op de bruikbaarheid van de antwoorden, waarbij gelet wordt op validiteit, volledigheid, relevantie en duidelijkheid. Indien het antwoord bevredigend is, kan het ‘genoteerd’ worden en zal vervolgd worden met een nieuw onderwerp (Emans, 2002).
In dit onderzoek is gekozen voor deze methode, omdat deze het best bijdraagt aan het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Op de onderzoeksvraag is geen concreet antwoord te geven, maar zal het een antwoord zijn die gebaseerd is op de persoonlijke cognitieve aspecten van de respondent, zijn mening, waarden, motivaties, ervaringen en gevoelens. Meer dan bij andere methoden, kan deze methode deze punten bij de respondenten het best oppikken. In Wimmer en Dominick (2000) komt als belangrijkste voordeel naar voren dat het een uitzonderlijk grote hoeveelheid rijkdom aan detail levert.
Universiteit van Amsterdam
25
Televisie zonder grenzen
Doordat in een diepte-interview diep in kan worden gegaan op bepaalde onderwerpen, is het mogelijk om een enorm grote hoeveelheid informatie te krijgen over onderwerpen. Bij andere onderzoeksmethoden is dit vrijwel onmogelijk. Tevens wordt naar voren gebracht dat het, in vergelijking met andere onderzoeksmethoden, meer accurate reacties op gevoelige onderwerpen naar voren brengt. Door de benadering tussen de respondent en onderzoeker, kan het gemakkelijker zijn om over bepaalde onderwerpen te praten dan dat het geval is in veel andere situaties. Dit geldt vooral voor sociaal onwenselijke onderwerpen. Ten slotte is een diepte-interview voor sommige onderzoeken de enige mogelijke techniek (Wimmer & Dominick, 2000).
Er zijn echter tevens enkele nadelen te vinden. Om te beginnen zijn de resultaten die verkregen worden door middel van een diepte-interview moeilijk te generaliseren. Aan een diepte-interview doen over het algemeen een beperkt aantal respondenten mee. Er is om die reden een lage externe validiteit. Daarnaast worden de respondenten die meedoen aan deze onderzoeksmethode, over het algemeen niet willekeurig geselecteerd. Ook dit is een probleem voor een goede generalisatie. Verder wordt naar voren gebracht dat diepteinterviews speciaal gevoelig zijn voor bias van de interviewer. Zo zijn de verkregen resultaten heel erg afhankelijk van de onderzoeker. De onderzoeker is namelijk degene die de verkregen gegevens moet interpreteren. Deze interpretatie is persoonsafhankelijk. Ook is het mogelijk voor de respondent om bepaalde indrukken van de onderzoeker te krijgen. Vooral wanneer een bepaald interview lang duurt, kan het voor de respondent mogelijk zijn om door geladen vragen, non-verbale tekens of de toon van de stem, de attitude van de onderzoeker te meten en daarop de antwoorden op bepaalde vragen aan te passen (Wimmer & Dominick, 2000).
Deze nadelen zijn niet altijd gemakkelijk te ondervangen, maar dit zal wel geprobeerd worden. Door als interviewer een zo neutraal mogelijke positie in te nemen, zal getracht worden de bias zo klein mogelijk te houden en de respondent zo min mogelijk te beïnvloeden in zijn of haar antwoorden. Ondanks dat diepte-interviews moeilijk te generaliseren zijn, zal dat in dit onderzoek geprobeerd worden uit de weg te gaan. Omdat
Universiteit van Amsterdam
26
Televisie zonder grenzen
er niet eindeloos veel producers zijn in Nederland, is getracht een representatief percentage te gebruiken voor het onderzoek. 3.2 Operationalisatie In dit onderzoek staan diepte-interviews met producers van internationale formats centraal. De belangrijkste producers van de producties zijn geïnterviewd, in meeste gevallen de UP. Aan de hand van een vragenlijst met specifieke onderwerpen die aan bod moesten komen, zijn de interviews afgelegd. Vervolgens is steeds ingesprongen en doorgevraagd naar bepaalde facetten die door de respondent werden aangegeven. De respondent vertelde per vraag zoveel mogelijk vanuit zichzelf, waarbij indien er te algemene of oppervlakkige antwoorden gegeven werden, de respondent gevraagd werd dit te voorzien van een toelichting. Hierdoor werden eventuele misinterpretaties voorkomen en natuurlijk zoveel mogelijk informatie uit de respondent getrokken. Bovendien diende dit als handvat om verder door te kunnen vragen bij de respondent en zo dieper in te kunnen gaan op zijn of haar ervaringen en voorkeuren. 3.2.1 Producers Van belang is het om producers te nemen die producties vanuit verschillende invalshoeken bekijken. Door alle invalshoeken te belichten kan het onderzoek zodoende zo representatief mogelijk uitgevoerd worden. Afhankelijk van het bedrijf waar gewerkt wordt, zal de werkwijze en de werkinstelling ook anders zijn. Veel commerciële productiebedrijven zijn groot en internationaal zeer snel groeiend. Endemol, Eyeworks en BlueCircle zijn in Nederland de grootste en bekendste. Naast deze grote internationale bedrijven, zijn er ook kleinere productiehuizen. Stokvis producties en IdtV zijn hier een voorbeeld van. Zij zijn op internationaal gebied ook actief, maar richten zich minder op de massa. CCCP is een kleiner productiebedrijf dat voornamelijk gericht is op originaliteit en creativiteit. Tot slot is de publieke omroep die het minst commercieel te werk gaat. Zij laten hun programma’s vaak ook produceren door een van de grote productiebedrijven, maar produceren ook veel zelf. Op deze laatste groep producers zal gericht worden.
Universiteit van Amsterdam
27
Televisie zonder grenzen
Endemol Bij het bedrijf Endemol is S.S. geïnterviewd, die werkzaam is als uitvoerend producent. Endemol Nederland is gevestigd in Aalsmeer en is afzender van een groot aantal succesvolle programma's. Ze maken deel uit van de Endemol-groep, één van 's werelds grootste
producenten,
met
vestigingen
in
meer
dan
twintig
landen.
Endemol bezit dan ook een catalogus van ongeveer 900 programmaformats en een actief creatief netwerk dat alle continenten beslaat. Hiermee hebben zij een positie in zowel de televisiemarkt als in andere multimediale platforms waar content van essentieel belang is (Endemol, 2007).
Eyeworks Bij Eyeworks werd M.K. geïnterviewd, die uitvoerend producent is. Eyeworks is opgericht in 2001 door Reinout Oerlemans en gevestigd in Amsterdam. Het is een allround productiebedrijf die scripted en non-scripted producties doet, drama, sport en films. In zes jaar zijn ze uitgegroeid tot een zeer groot en belangrijk bedrijf en werkzaam in maar liefst elf landen. Eyeworks heeft veel internationale formats in handen die zij zelf bedacht en ontwikkeld hebben. Tevens importeren zij veel vanuit het buitenland en produceren zij veel van hun producties in meerdere landen (Eyeworks, 2007).
BlueCircle Bij dit bedrijf is J.S. geïnterviewd. Hij is werkzaam als uitvoerend producent. BlueCircle is een televisieproductiemaatschappij die succesvolle programma's voor de Nederlandse markt produceert. BlueCircle is gespecialiseerd in entertainment, reality, en infotainment en heeft haar eigen drama- afdeling. BlueCircle is 100% dochter van FremantleMedia Operations B.V. FremantleMedia maakt 260 verschillende programma's in 39 landen in uiteenlopende genres. Daarnaast is FremantleMedia een grote speler op het gebied van acquisitie en formatbeheer (BlueCircle, 2007).
Stokvis producties Bij Stokvis werd M.N. geïnterviewd. Zij heeft de functie van uitvoerend producent. In 1979 werd het productiebedrijf opgericht door Rene Stokvis. Inmiddels is de
Universiteit van Amsterdam
28
Televisie zonder grenzen
onderneming uitgegroeid tot één van de grootste en succesvolste multimediale productiebedrijven van Nederland en is nationaal en internationaal actief. René Stokvis Producties is hofleverancier van de publieke- en commerciële omroep met goedscorende tv-programma’s. Voor non spot en het bredere branded content heeft René Stokvis producties de juiste kennis en ervaring. Deze concepten worden steeds vaker multimediaal (Stokvis, 2007).
IdtV Voor dit bedrijf werd P. vd J. geïnterviewd, die uitvoerend producent is. IdtV bestaat 30 jaar en houdt zich bezig met de ontwikkeling en productie van (geïntegreerde) concepten, op het gebied van televisie, internet, film, evenementen en promotiecampagnes. Ze zijn werkzaam voor zowel televisieomroepen en -zenders als bedrijfsleven en overheid. In Duitsland hebben ze een dochteronderneming sinds 2004 en zijn ze een belangrijke aandeelhouder bij een Australisch productiebedrijf. Sinds januari 2004 is de internationale tak samengevoegd met Chrysalis Distribution in ALL3MEDIA International, dat zich richt op de internationale distributie van programma’s en formats (IdtV, 2007).
CCCP M.T. is geïnterviewd bij CCCP. Zij is actief als redacteur. CCCP is een creatief mediabedrijf in Nederland, waar jonge creatieve hun droom waarmaken. Andere, originele en kwalitatief hoogstaande tv-programma’s, nieuwe vormen van reclame en digitale mogelijkheden komen op een unieke manier met elkaar in aanraking. CCCP is een van de weinige bedrijven waar altijd vanuit de kracht van het beste idee gedacht wordt. In opdracht van adverteerders, reclamebureaus, zenders en omroepen. CCCP is de afgelopen jaren sterk gegroeid en wil dat in de toekomst blijven doen (CCCP, 2007).
Publieke Omroep Bij de NCRV is E.B. geïnterviewd die daar werkzaam is als redacteur. De publieke omroep bestaat al sinds de opkomst van televisie in Nederland. Zij streeft het algemene nut na en heeft daarbij een ideëel doel, in plaats van een commercieel. De omroep wordt
Universiteit van Amsterdam
29
Televisie zonder grenzen
deels bekostigd uit het overheidsbudget. De publieke omroep besteedt meer aandacht aan kunst, cultuur en actualiteiten (vaak dure programma's voor kleine doelgroepen), terwijl commerciële omroepen vaak meer aandacht besteden aan sport, films en amusement (vaak goedkopere programma's voor grote doelgroepen). Publieke omroepen krijgen vaak van de overheid een taak opgelegd om bepaalde programma's (bijvoorbeeld voor minderheden of over kunst en cultuur) te maken (Omroep, 2007). 3.2.2 Vragenlijst Ondanks dat er een vragenlijst is opgesteld, is het de bedoeling om het gesprek de vrije loop te laten. Er is geen chronologische volgorde aangehouden, maar juist doorgevraagd op de antwoorden die de respondent gaf. De vragen die met name belangrijk zijn staan cursief. De vragen zijn opgesteld om de drie deelvragen te beantwoorden die uiteindelijk de hoofdvraag zullen beantwoorden.
o Kan jij je functie binnen (bedrijfsnaam) toelichten? o Welke programma’s heeft u zoal geproduceerd? o Welke programma’s daarvan zijn geïmporteerde formats? o Waarom zijn die formats geïmporteerd en niet andere formats? o Waarom werd u specifiek uitgekozen om dat programma te gaan produceren? o Wat vindt u van lokale versies van buitenlandse formats? o Waar kijkt u als eerst naar als u een lokale versie gaat produceren? o Is het voor u van belang vanuit welk land het programma geïmporteerd is? o Is het voor u van belang wat de attitude is van het publiek t.o.v. het exporterende land? o Is het voor u van belang hoe succesvol het format is geweest in andere landen? o Staat u open voor alle soorten programma’s? o Let u op de uitstraling van een programma voordat u begint met de productie en of dat past binnen de Nederlandse samenleving? o Heeft u een idee wat de Nederlandse publieksbehoeften zijn?
Universiteit van Amsterdam
30
Televisie zonder grenzen
o Gebruikt u deze gedachte bij het maken van een lokale versie van een buitenlands format? o In
hoeverre houdt
u
rekening met
de Nederlandse identiteit
en
publieksbehoefte bij het produceren van een Nederlandse versie? o In hoeverre houdt u rekening met de doelstelling van het programma (educatief, hoge kijkcijfers)? o In hoeverre houdt u rekening met de doelgroep van het programma? o Zijn er standaard aanpassingen die u maakt bij een lokale versie? o Welke andere aanpassingen maakt u bij geïmporteerde programma’s? o Zijn de aanpassingen die u maakt afhankelijk van het genre van het format? o Zijn er nog speciale strategieën uitgevoerd die speciaal te maken hebben met geïmporteerde programma’s? o Waren de geïmporteerde programma’s die u heeft geproduceerd succesvol? o Waren deze producties succesvoller dan de programma’s die niet afkomstig waren van een buitenlands format?
Aan de hand van deze vragen/onderwerpen zal het interview gehouden worden.
Universiteit van Amsterdam
31
Televisie zonder grenzen
4. TELEVISIE ZONDER GRENZEN
In dit hoofdstuk zullen de resultaten besproken worden van de interviews die gehouden zijn met de producers van de verschillende bedrijven. Allereerst zal gekeken worden naar de verschillen tussen de productiebedrijven, aangezien hun perspectief zeer afhankelijk is van de doelstelling van hun bedrijf. Vervolgens zal gekeken worden naar wat Nederlandse publieksbehoeften zijn volgens de respondenten en hoe zij die denken toe te passen. 4.1 Verschillen bedrijven Elk bedrijf heeft zijn eigen doelstelling. Dat is tijdens gesprekken met producers direct zichtbaar. Onderscheid zal gemaakt worden tussen de grotere commerciële bedrijven en de kleinere commerciële bedrijven. Ook wordt een onderscheid gemaakt tussen commerciële bedrijven en de publieke omroep en tussen de commerciële bedrijven en een klein creatief bedrijf. Duidelijk is wel dat alle productiebedrijven, of ze nou groot of klein zijn, commercieel of publiek, dat ze een product willen maken waarmee het Nederlandse publiek tevreden is. In deze paragraaf zullen de algemene verschillen genoemd worden tussen de bedrijven die uit de interviews gebleken zijn. 4.1.1 Commercieel vs Publiek De bedrijven die zeer groot en internationaal georiënteerd zijn zoals Endemol, Eyeworks en Bluecircle, zijn gericht op de kijkcijfers. Succes is voor hen zoveel mogelijk kijkers en zoveel mogelijk landen het programma laten kopen. Hierin is een duidelijk verschil te vinden met de publieke omroep, want zij laten merken dat ze meer voor originaliteit gaan. Zij proberen juist een opvoedende functie te hebben en de kijker uit te dagen meer na te denken over zaken van het leven. Succes is voor hen niet zozeer ‘kijkcijfers’, maar de waardering van bepaalde groepen mensen over het eindproduct.
- “Is dat waarom het programma het zo goed doet?” “Ja eeeeh. Als je ervan houdt ga je er helemaal voor, en als het je smaak niet is, heb je het waarschijnlijk ook nooit gezien. Het maakt niet uit hoeveel kijkers we hebben. Nou ja helaas wel voor de hogere piefen natuurlijk… “ Universiteit van Amsterdam
32
Televisie zonder grenzen
- “Maar voor jou maakt het aantal kijkers niet uit?” “Nee niet zozeer. Ik weet dat veel mensen het kunnen waarderen en sommige mensen niet. Dat zal je altijd houden. Kom op niet eens alle mannen houden van voetbal, hoe kan je dan wel een programma maken die iedereen leuk vindt. Onmogelijk hoor.” (E.B. NCRV)
Een programma is niet altijd voor iedereen bedoeld. Sommige mensen houden ervan en sommige niet. Het is nou eenmaal onmogelijk om een programma te maken die iedereen weet te waarderen.
Medewerkers van de commerciële instellingen zijn meer gericht op het behalen van zoveel mogelijk kijkcijfers. De kijkcijfers zijn wel afhankelijk van meerdere factoren die het soms moeilijk maken om hoge kijkcijfers te halen, maar ondanks dat zullen zij toch proberen er zoveel mogelijk binnen te halen.
Naast de verschillende waardering van succes, is tevens de manier waarop de commerciële bedrijven en de publieke omroep een programma invullen verschillend. Duidelijk is dat de publieke omroep zich aan bepaalde richtlijnen behoort te houden. De commerciële bedrijven hoeven zich puur en alleen te houden aan de regels van het land en aan de eisen van de zender. M.N. van Stokvis Producties geeft zelf aan dat zij bij een productie voor de publieke omroep een ander doel voor ogen heeft dan bij een commerciële zender. Over de publieke omroep zegt zij:
“Veelal informatief, het moet altijd naast een entertainend doel, niet altijd maar vaak, ook een informatief doel hebben en ik probeer altijd de echtheid van mensen naar voren te laten komen. Ik hou van veel achtergrondinformatie en persoonlijke verhalen. Ik denk dat de kijker daar nooit genoeg van krijgt. Bij SBS daarentegen is het nu eenmaal meer show…” (M.N. Stokvis) De commerciële bedrijven doen veel meer aan import dan dat de publieke omroep dat doet. De publieke omroep heeft zich te houden aan bepaalde richtlijnen en maken meer programma’s zelf dan dat ze die uit het buitenland halen.
Universiteit van Amsterdam
33
Televisie zonder grenzen
4.1.2 Groot commercieel vs Klein commercieel Dat de grote commerciële bedrijven leven voor de kijkcijfers is duidelijk. Maar de kleinere productiehuizen doen daar niet aan onder. Ook voor hen spelen de cijfers een grote rol. De grote bedrijven gaan echter vaak voor de werkelijke kijkcijferkanonnen. Daarmee weten ze Nederland aan de buis te laten kluisteren. De kleinere bedrijven gaan ook voor de kijkcijfers, maar proberen daarentegen niet alleen maar de massa te bereiken.
“IdtV werkt vaak aan aparte concepten. Niet alles in ontworpen voor de massa. Sommige programma’s zijn succesvol geweest en blijven ook altijd teruggekomen. Dat zijn dan gewoon de stabiele programma’s die altijd weer terug blijven komen”. (P.vd J. IdtV)
Duidelijk is dat succes aan de hand van kijkcijfers wel degelijk van belang is, maar dat soms een programma een ander doel heeft dan alleen maar zoveel mogelijk kijkers scoren. In dat geval is het logisch dat er minder kijkers zijn, maar dat het alsnog als succesvol wordt ervaren. Bij de grote commerciële bedrijven is dit ook het geval bij de kleinere producties.
De ideeën hoe een groot bedrijf en een kleiner bedrijf een programma invullen, ligt niet ver uit elkaar. Bij beiden is het uiteindelijke doel om zoveel mogelijk kijkers te krijgen en zodoende zoveel mogelijk geld te verdienen. Het verschil is dat de kleinere bedrijven wel gaan voor het grote publiek, maar ook voor de kleinere groeperingen. Beide bedrijven doen veel aan import en weten de geïmporteerde formats ook te waarderen. 4.1.3 Commercieel vs Klein creatief Ook een klein creatief bedrijf is commercieel. Bij een commercieel bedrijf is het echter moeilijk om een nieuw idee er doorheen te krijgen. Originaliteit is niet hun sterkste gebied. Continuïteit levert meer op dan originaliteit. Terwijl een bedrijf als CCCP juist originaliteit als doel heeft. Bij hun wordt een verschil gemaakt tussen succes aan de hand van kijkcijfers en tussen succes dat voorvloeit uit creativiteit. Daarbij worden niet zozeer de kijkcijfers gehanteerd, maar in hoeverre het de media haalt, in hoeverre erover
Universiteit van Amsterdam
34
Televisie zonder grenzen
gesproken wordt, in hoeverre het voor een hype zorgt en in hoeverre het grensverleggend is.
Creatieve kleine bedrijven zijn dan ook niet al teveel te spreken over het importeren van buitenlandse formats. De creativiteit wordt daardoor minder, omdat je beperkt bent in de productie. De grote commerciële bedrijven draaien vaak op formats die al bestaan, omdat ze veel geld investeren in het aankopen ervan en omdat ze die overnemen van hun andere vestigingen in andere landen. Ondanks dat geven bijna alle geïnterviewde producers aan dat ze een productie afkomstig vanuit het buitenland niet altijd de leukste producties vinden. Vaak weten zij de producties afkomstig uit eigen land meer te waarderen.
De respondent afkomstig van CCCP gebruikt ook andere soorten technieken om anders te zijn. Zij maken bijvoorbeeld gebruik van het maken van lange shots, in tegenstelling tot strak gesneden shots die elkaar snel opvolgen.
“…het lijkt alsof je meeloopt, je bent er wel bij betrokken. Bovendien lijkt het niet perfect allemaal. Als alles heel strak gesneden is, is het wel heel mooi hoor en heel goed te volgen, maar bij andere soort programma’s is het leuk om er goed betrokken bij te zijn en dat creëer je door lange shots te laten, waarbij je duidelijk ziet wat er allemaal omheen gebeurt ook.” (M.T. CCCP) 4.2 Welke rol spelen producers bij de vertaling? De geïnterviewde respondenten hebben aangegeven wat hun functie is binnen het bedrijf waar ze voor werken. Daarbij hoort ook de rol die zij hebben bij de Nederlandse productie van een buitenlands format. Ze hebben veel vrijheid in hun doen en laten, maar ze hebben zich ook te houden aan regels en meningen van anderen. 4.2.1 Beperkingen Bij de grotere bedrijven is een internationale tak die gaat over het aankopen van buitenlandse formats. Bij de kleinere bedrijven hebben ze dat niet, maar er is daar wel iemand aansprakelijk voor. De internationale tak of degene die daar aansprakelijk voor is, beslist welk programma aangekocht wordt. De producenten hebben wel een mening klaar Universiteit van Amsterdam
35
Televisie zonder grenzen
over wat aanslaat en wat niet. Zo geven ze aan dat het over het algemeen niet van belang is waar het format origineel vandaan komt. Zij denken dat het publiek daar niet in is geïnteresseerd. Hoe succesvol het programma in het buitenland is, wordt dan wel weer zwaarder gewogen. Indien het in het buitenland geen succes is, zal er veel aan gedaan moeten worden om het in Nederland wel een succes te maken. Dit zijn punten waar de producers wel een mening over hebben, maar waar zij verder geen invloed op hebben. Hun positie is niet om te bepalen welk format wel of niet aangekocht wordt.
“Normaal gesproken voer je uit en natuurlijk bedenk je, maar het plaatje is al klaar en je voorgeschoteld.” (E.B. NCRV)
De uitvoerend producenten zijn voornamelijk verantwoordelijk voor het eindresultaat. Zij geven aan wat de structuur is van het programma, wat de opbouw is van het programma en het verdere verloop. Naast het zakelijke deel, hebben zij veel zeggenschap over de inhoud. Daarmee hebben zij een belangrijke rol in de vormgeving van het produceren van een Nederlandse versie. Ze hebben niet bij voorbaat een creatieve rol, maar in de praktijk is het snel zichtbaar dat zij zich die rol toch toe-eigenen.
“…Eigenlijk gaat elk idee langs mij voordat wij ermee aan de slag gaan. Ik moet wel eerlijk zeggen dat niet elke uitvoerend producent dit doet. Je kan ook meer van dit aan de eindredacteur overlaten. Ik ben toch graag nog betrokken bij de inhoud en wil mijn mening sterk doordrukken….” (M.K. Eyeworks)
Ondanks dat een UP zoveel verantwoordelijkheid heeft, zijn er wel veel richtlijnen waar hij zich aan moet houden. Ten eerste is er, indien een format aangekocht is, al een bestaande structuur in het programma. Meestal zal getracht worden deze structuur te hanteren, want het programma wordt niet voor niets aangekocht. Er wordt veel betaald voor het format, niet alleen voor het idee, maar ook voor de productiebijbel (hoe het geproduceerd is van A tot Z). Het wordt door een medewerker van BlueCircle eigenlijk een remake genoemd:
Universiteit van Amsterdam
36
Televisie zonder grenzen
“Ja het is toch wel een remake. Kijk maar naar Idols. Het decor is in elk land exact hetzelfde. Wordt bijna niks aan veranderd. Het verloop van een aflevering idem dito. De bedoeling is om het op dezelfde manier te doen.” (J.S. BlueCircle)
Hij geeft aan dat uiteraard wel het een en ander veranderd mag worden, maar dat het eigenlijk niet nodig is. Het beste is om te blijven bij de inhoud zoals het bestaat. Eventueel kunnen kleine details veranderd worden. Binnen die lijnen die een format al heeft, is er vrijheid om te werken.
Naast de structuur van het format waar de producent rekening mee moet houden, heeft hij tevens te maken met de zender die zijn eisen zeer duidelijk ter gehore brengt. Daarnaast heeft de UP, om niet te vergeten, een hogere baas die ook hem weer controleert. Hij zal ook gestuurd worden door deze persoon. 4.2.2 Vrijheden Duidelijk is het dat een producer veel beperkingen heeft. In de eerste plaats beslist hij niet over de aankoop van een format, in de tweede plaats moet hij zich aan de structuur van het bestaande format houden, in de derde plaats heeft hij rekening te houden met de zender en in de laatste plaats heeft hij een baas die hem aanstuurt. Binnen de beperkingen van de producer, heeft hij wel de vrijheid om inhoud te geven aan een programma. Hij is degene die onderwerpen bedenkt en deze op een creatieve manier invult. Hij zal proberen zijn stijl en sfeer over te brengen in het programma. Vaak is daardoor ook merkbaar wie een programma produceert:
“Als televisiemaker probeer je toch je eigen sfeer te creëren. Die stijl is ook vaak afhankelijk van de producer. Het is herkenbaar van wie een productie afkomstig is.” (E.B. NCRV)
Naast deze creatieve vrijheid zal hij tevens een team samenstellen die geschikt is voor de productie.
Universiteit van Amsterdam
37
Televisie zonder grenzen
4.2.3 Eerste stappen Als een format aangekocht wordt vanuit het buitenland, gaat er veel werk vooraf aan de uiteindelijke Nederlandse productie. Veel vooronderzoek wordt gedaan. Daardoor wordt zichtbaar waar het gat in markt ligt en op welke doelgroep nog gericht moet worden. Vervolgens worden de afleveringen meerdere malen bekeken en de productiebijbel aandachtig doorgelezen. Er wordt gelet op de grote lijn van het verhaal. Gekeken wordt naar het verloop, zodat er een breakdown kan worden geschreven. In een breakdown wordt precies beschreven wat er allemaal gebeurt. Zo wordt bijvoorbeeld beschreven hoe een programma begint, hoe kandidaten opkomen, hoe een spel werkt en wat de ontknoping op het eind wordt. Op die manier is het verloop van een programma beschreven op papier en daardoor goed te analyseren. Hiernaast wordt gekeken naar alle details die een programma bevat, zoals het soort kandidaten. Vaak is er een onderlinge verdeling in een groep van kandidaten die cruciaal kan zijn voor het verloop van het programma. Ook wordt op zoek gegaan naar types die een programma interessant kunnen maken. Alvorens een buitenlands format in Nederland in productie gaat, wordt gelet op de uitstraling van de show en of die past binnen de Nederlandse samenleving. De producent zal dan bedenken welke kennis hij nodig heeft om de productie waar te kunnen maken en zal een team samenstellen. 4.3 Wat zijn volgens producers Nederlandse publieksbehoeften? Alle producers hebben een sterke mening over de Nederlandse publieksbehoeften. In deze paragraaf zullen de punten die de producers zien als ‘typische’ Nederlandse publieksbehoeften, besproken worden. 4.3.1 Nuchterheid Veel genoemd wordt de Nederlandse nuchterheid. Niet teveel ‘gekkigheid’. In veel gevallen is er wel veel ‘gekkigheid’ te zien in Nederland, maar dat is voornamelijk indien het allemaal niet te serieus genomen wordt. Teveel overdrevenheid werkt niet bij Nederlanders.
Universiteit van Amsterdam
38
Televisie zonder grenzen
“Wij zouden het bijvoorbeeld niet moeten proberen om een politieke campagne te voeren zoals in Amerika. Daar zouden wij niet in trappen, daar zijn we veel te nuchter voor.” (S.S. Endemol)
Amerikaanse overdrevenheid werkt niet bij Nederlanders. Amerikanen houden van overdreven auto’s en overdreven gedrag en dat vinden Nederlanders vaak ‘nep’, aldus de respondent. Dingen die bij Amerikanen het idee van status opwekken, worden direct groots aangepakt. In Nederland worden deze typische dingen aanschouwd als patserig en worden met een scheef oog bekeken. Nederlanders houden meer van echtheid en leggen meer gevoel in de dingen die zij doen. 4.3.2 Schone schijn Wel worden Nederlanders ervan beschuldigd om zich beter en mooier voor te doen dan ze werkelijk zijn. Ze geven vaak sociaal wenselijke antwoorden en willen een mooi plaatje vormen voor de buitenkant. Intussen doen ze zich anders voor dan wie ze eigenlijk zijn, aldus de respondent. Nederlanders hebben niet altijd behoefte aan ontzettend hoge kwaliteit programma’s. Ze willen zichzelf wel zo voordoen, alsof ze alleen maar het NOS journaal kijken. Intussen zijn ze Patty Brard’s grootste fans. 4.3.3 ‘Typische’ eigenschappen Ondanks dat Nederlanders niet altijd voor hoge kwaliteit gaan, worden ze wel als integer beschouwd.
“Ik denk dat wij eh van echtheid houden, van informatief, van integriteit en met een vleugje sensatie.” (M.N. Stokvis)
Tevens worden ze als ijverig, punctueel, zeer direct en zeer tolerant gezien. Iets dat typisch is voor Nederlanders, is dat ze van rechtvaardigheid houden. In onze samenleving worden zwakkere mensen goed geholpen en ondersteund. Er is een grote wil tot samenwerken en het samen opbouwen van het land. De mensen zijn soms erg sceptisch, sober, stug, individualistisch en zelfs betweterig, maar als ze eenmaal over de brug zijn, kan heel veel steun verwacht worden. Hiërarchische verschillen worden niet als positief
Universiteit van Amsterdam
39
Televisie zonder grenzen
ervaren. Nederlanders zijn ‘down to earth’ en willen behandeld worden zoals ieder ander. Het is een samenleving gebaseerd op normen en waarden.
Wel houden Nederlanders veel van hetzelfde. Ze zijn redelijk conservatief. Vaste patronen passen bij onze leefstijl. Vaak eten Nederlanders op een vast tijdstip, kijken ze om half acht naar het journaal en om acht uur gaat het gehele zin Goede Tijden Slechte Tijden kijken. Daardoor is het moeilijk een nieuw concept erdoorheen te krijgen. Nederlanders staan niet open voor veel verandering en daarom is het belangrijk altijd bekende dingen terug te laten komen. 4.3.4 Identificatie eigen cultuur Het Nederlandse publiek wil plezier beleven aan datgene waar ze naar kijken. Het moet wel een functie hebben voor hen. Dat wil zeggen dat ze niet zomaar doelloos naar iets willen kijken. Dit kan zowel entertainend als leerzaam zijn. Het gaat erom dat ze emoties ervaren en met een goed gevoel naar bed kunnen gaan. Ondanks dat iemand soms verdrietig wordt van een programma, kan diegene met een goed gevoel naar bed gaan.
“…je gaat vaak op zoek naar iets wat bij je bui past op dat moment. Je hoeft er niet vrolijk van te worden, maar het brengt je in een gemoedstoestand waar jij je daarbij prettig voelt.” (E.B. NCRV)
Het gevoel van identificatie speelt daarbij ook een belangrijke rol. Het publiek wil zich graag identificeren met karakters op televisie. Dat is echter niet alleen iets typisch Nederlands, maar tevens iets typisch voor televisiekijkend publiek in de hele wereld. Publiek in elk land wil dat de normen, waarden en eigen cultuur terugkomen in de media. Nederlanders hebben niet een ontzettend aanwezige cultuur, maar die schuilt ergens wel.
Sommige producers zijn het hiermee inderdaad eens. Omdat Nederland zeer multicultureel is, is het moeilijk te bepalen wat bij de Nederlandse cultuur en identiteit hoort. Prinses Maxima heeft in Nederland een debat los laten barsten over de eigen
Universiteit van Amsterdam
40
Televisie zonder grenzen
identiteit van Nederland, door te stellen dat die er eigenlijk niet is. Sommige andere landen hebben een sterkere identiteit dan mensen in Nederland hebben. 4.3.5 Humor Nederlanders hebben een eigen humor. Het is een zeer zelfspottende, soms ordinaire vorm van humor. Bij presentatoren zoals Gerard Joling, Gordon en Patty vindt het publiek deze vorm van humor terug. Sarcasme valt vaak goed in de smaak, in combinatie met die zelfspottende en satirische vorm van humor. Vooral als het te maken heeft met nationale kwesties of typische gewoontes.
“…Als Nederlandse gewoontes in de maling worden genomen. Nederlanders houden ervan om ja om zichzelf te lachen.” (P. vd J. IdtV)
Nederlanders zijn helemaal dol op programma’s waarin satire, sarcasme en zelfspot centraal staan. Hoe droger de humor hoe beter. Het doel is om te shockeren en daarmee net het randje op te zoeken. In andere culturen kan dat soms niet. Grappen over geloof, de president of het koningshuis zijn niet welkom. Stand-up comedy is uiteraard wel populair in andere landen, maar dat is van andere aard dan hoe de Nederlanders het doen. Nederlanders houden soms van sober en kunnen daardoor kijken naar de kern van de boodschap. 4.3.6 Nationalisme Nederlanders zijn vergeleken met andere landen niet erg nationalistisch. Nederlanders beschikken over een gezonde portie nationalisme, maar over het algemeen valt dat wel mee. Nederlanders pikken heel veel als er iets slechts gezegd wordt over Nederland. Zij zijn wat dat betreft niet snel onder de tafel te krijgen. Omdat Nederlanders zelfkritisch zijn, lijkt het op het eerste gezicht alsof ze niet nationalistisch zijn, maar zijn ze dat toch wel in sommige gevallen. Ondanks dat Nederland niet de meest nationalistische natie ter wereld is, heeft een producer van IdtV wel de gedachte dat Nederlanders niet zitten te wachten op samenwerkingsverbanden met andere landen. In veel producties gebeurt dit door Nederlanders in een team te koppelen aan Belgen. Vaak is er dan tevens een presentatieduo van zowel Nederlandse als Belgische afkomst. Volgens deze producer kan Universiteit van Amsterdam
41
Televisie zonder grenzen
deze samenwerking nooit een succesvolle factor zijn. Een samenwerking in competitief verband zou al meer in de richting van de Nederlandse publieksbehoefte zijn. 4.3.7 Verschillen Veel van de gedachtes over de Nederlandse publieksbehoeften kwamen overeen bij de verschillende producers. Zo noemden bijvoorbeeld zo goed als alle producers het woord nuchterheid. Ook de specifieke Nederlandse humor is door de meeste producers genoemd. Veel publieksbehoeften werden door een aantal producers aangehaald, terwijl de andere die dan niet genoemd hebben.
De producer van Eyeworks vindt de Nederlandse humor een tikkeltje ordinair, terwijl de anderen de humor meer als sceptisch, sarcastisch en zelfspottend beschrijven. Tevens vindt de producer van Eyeworks dat Nederlanders niet nationalistisch zijn. Volgens de producer van BlueCircle is dit inderdaad het geval, omdat in Nederland ook geen sterke identiteit is door de multiculturele samenleving. De producer van de NCRV is het daarmee eens. De producer van IdtV zegt echter dat Nederlanders wel degelijk nationalistisch zijn, alleen dat dit niet altijd even sterk tot uiting komt. De producer van Eyeworks vindt dat Nederlanders de schijn ophouden. Ze willen zich beter en mooier voordoen. De andere producers geven juist aan dat Nederlanders integer zijn en niet van ‘nepheid’ houden.
Voor de meeste producers is een typische eigenschap van Nederlanders dat ze redelijk conservatief zijn. Daardoor willen ze vaak hetzelfde zien. De redacteur van CCCP denkt echter dat ze wel altijd op zoek zijn naar iets grensverleggends. Ondanks dat ze van routine houden, zijn ze ook op zoek naar originaliteit.
Volgens de Endemol producer zitten Nederlanders niet te wachten op een samenwerking met andere landen, zoals dat met de Belgen vaak gebeurt. De producer van IdtV denkt hier hetzelfde over. De andere producers hebben dit niet genoemd als publieksbehoefte.
Universiteit van Amsterdam
42
Televisie zonder grenzen
De redacteur van de NCRV denkt dat de behoeften van het publiek voornamelijk ligt in het ervaren van emoties. De andere producers houden hier ook wel rekening mee, dat de kijker plezier beleeft bij het kijken en dat ze zich kunnen identificeren, maar richt zich niet zo sterk op de emoties. 4.4 Hoe worden de Nederlandse publieksbehoeften toegepast? Na alle gedachtes van de producers over de Nederlandse publieksbehoeften bekeken te hebben, wordt vervolgens gekeken naar de toepassing van die behoeften. De respondenten zijn het met elkaar eens dat de Nederlandse publieksbehoeften verwerkt worden in Nederlandse producties. Als een format aangekocht wordt vanuit het buitenland, is het echter moeilijk aan te geven wat er specifiek aan veranderd wordt. Dat gaat vanzelf. Een programma wordt naar eigen inzicht gemaakt en die zal dan wel typisch Nederlands zijn. De manier waarop een format aangepast wordt voor een Nederlandse productie, is tevens afhankelijk van het genre van het programma. Een serie vereist een geheel andere aanpak dan een gameshow, en een gameshow weer een geheel andere aanpak dan een talkshow. Elk genre heeft andere conventies en het is van belang nooit af te wijken van die conventies. Aanpassingen die wel genoemd zijn door de producers, zullen aan de hand van dezelfde thema’s als de vorige paragraaf behandeld worden. 4.4.1 Nuchterheid De Nederlandse nuchterheid gestalte geven is vrij moeilijk. Geprobeerd wordt om het allemaal niet te overdreven te maken en de echtheid naar voren te laten komen. Het uitzoeken van een goede presentator is van groot belang. Die kan de Nederlandse nuchterheid goed naar voren brengen. De voice-over kan hier ook aan bijdragen. Deze is vaak minder dramatisch dan dat bij Amerikanen het geval is. Drama wordt in Nederlandse producties uiteraard ook overgebracht, maar op een andere manier. Muziek wordt bijvoorbeeld op een andere manier ingezet. Een combinatie van muziek, voice-over en de presentator worden in Nederlandse lokale versies aangepast.
Universiteit van Amsterdam
43
Televisie zonder grenzen
4.4.2 Schone Schijn Volgens producers geven de Nederlanders vaak sociaal wenselijke antwoorden. Zij denken dat ze onbewust wel iets proberen te doen met deze eigenschap, maar vinden dit punt zeer moeilijk om uit te leggen hoe. Zij kunnen hun vinger er ook niet op zetten.
- “Verwerk je dat ook in je programma?” “Nee haha, misschien onbewust wel, maar ik zou dat moeilijk vinden.” (S.S. Endemol)
Zij zijn zich vaak niet bewust van de specifieke aanpassingen die zij maken. 4.4.3 ‘Typische’ eigenschappen De ‘typische’ eigenschappen van Nederlanders komen zonder twijfel terug in Nederlandse producties. Zoals al eerder aangegeven in deze paragraaf, is het echter moeilijk voor een producer om aan te geven op welke manier dit tot uiting komt, omdat het vanzelf gaat. Het programma wordt door een Nederlander geproduceerd, dus is het bijna logisch dat er Nederlandse eigenschappen in zijn verwerkt. Zodra een buitenlands format gekocht wordt, moet een producer zich ertoe aan zetten om op typische eigenschappen van een land te gaan letten.
“Idols is toch een format die wereldwijd verspreid is. In veel landen is zingen in de eigen taal zeer populair. Het programma bestaat dan ook voornamelijk uit liederen in die taal. In Nederland zijn we redelijk sceptisch over het zingen in de Nederlandse taal. Daar zijn dan aanpassingen in gemaakt. Engels wordt toch de hoofdtaal, en het zingen in de Nederlandse taal wordt een thema, waar iedereen dan ook nog eens moeite mee heeft.” (J.S. BlueCircle)
In het aangekochte format zitten waarschijnlijk ook punten verwerkt die voor dat land typisch zijn. Daar hebben Nederlanders dan niet zoveel mee en dat wordt dan aangepast.
In Nederlandse programma’s wordt vaak gebruik gemaakt van mooie decors. Wat dat betreft zijn Nederlanders zeer modern en gaan zij mee met de nieuwe technologie om het
Universiteit van Amsterdam
44
Televisie zonder grenzen
zo professioneel mogelijk te maken. De belichting in Nederland is vaak erg goed, zeer fleurig en de aankleding is rijker. Om deze aankleding te vergelijken met België, is zichtbaar dat zij vaak een grauwe aankleding hebben. In Nederland wordt daar meer waarde aan gehecht en wordt daarom meer tijd aan decor besteed, zodat het kleurrijk en opvallend is. Ook aan een finaleshow wordt vaak veel veranderd. Bij een finaleshow wordt meestal alles uit de kast gehaald. In de eigen situatie moet dus bepaald worden of dezelfde mogelijkheden aanwezig zijn. Het best is dan om te kijken naar de beperkingen en het dan maar op een geheel andere manier doen, zodat er geen half werk wordt geleverd.
Doordat Nederlanders van rechtvaardigheid en oprechtheid houden, wordt altijd geprobeerd, indien mogelijk, om dit terug te brengen in de programma’s.
“…door mensen die ‘minder’ zijn toch aandacht te geven en in de spotlight te zetten. Ook groeien ze altijd voor de neus van de kijker tot een sterker iemand.” (M.K. Eyeworks)
Door het gevoel van gerechtigheid die Nederlanders hebben, wordt vaak de ‘slechterik’ gestraft voor wat hij doet. Dit is niet echt iets typisch Nederlands, want dit is in veel culturen zo. Een happy ending story.
Tevens wordt veel achtergrondinformatie gegeven en persoonlijke verhalen verteld om de echtheid van de karakters beter naar voren te brengen. Hiermee komen ze de eigenschappen van de kijker tegemoet. 4.4.4 Identificatie eigen cultuur Door het geven van veel achtergrondinformatie en het vertellen van persoonlijke verhalen, wordt er als producer voor gezorgd dat de kijker zich beter kan inleven in de persoon. Hierdoor krijgt een kijker gevoel van medeleven. Omdat Nederlanders elkaar graag willen helpen, is het van belang dit gevoel op te wekken. Daardoor kan een kijker zich dan ook weer beter identificeren. Producers proberen rekening te houden met de karakters die ze gebruiken in hun programma’s, dat die goed overeenkomen met de
Universiteit van Amsterdam
45
Televisie zonder grenzen
Nederlandse samenleving. Hierdoor kan het publiek zich bijvoorbeeld goed identificeren met de kandidaten. Vooral bij het vertalen van een format is dat belangrijk, omdat dan goed na moet worden gegaan wat het Nederlandse publiek wil zien. Meestal wordt getracht gasten uit te nodigen die op dat moment in de belangstelling staan. Kandidaten die of heel gewoon zijn of aan de andere kant mensen die heel uitbundig en vreemd zijn.
Ook een presentator moet goed uitgezocht worden. Die moet een goede boodschap over kunnen brengen en passen bij de sfeer die gecreëerd moet worden in het programma. Een presentator die past in het Nederlandse beeld, iemand die het publiek aan kan spreken en een bepaald charisma heeft. Eén van de respondenten noemde een voorbeeld hiervan. Hij had het over de ‘zwarte’ stijl in Amerika die veel jongeren aantrekt. In Nederland kan dat beter achterwege worden gelaten. Stoer wordt wel geaccepteerd, maar dan moet het nog wel een beetje serieus genomen worden.
Tevens moet rekening worden gehouden met maatschappelijke kwesties. Zo is in Nederland abortus over het algemeen een geaccepteerd iets, maar in veel andere landen niet. Daar moet rekening mee worden gehouden als producent. Die moet weten wat heerst in de maatschappij. 4.4.5 Humor De Nederlandse humor wordt zeker overgebracht in een Nederlandse vertaling. Door het uitkiezen van een goede presentator alleen al, is het halve werk al gedaan. Net zoals elk land zijn typische ‘dingetjes’ heeft, is dat bij Nederland de droge humor. Producers proberen veel dingen niet te serieus te nemen en veel zelfspot terug te laten komen. Er zijn in Nederland programma’s die in het buitenland niet zo goed aan zouden slaan als hier. 4.4.6 Nationalisme Producers vinden het niet al te nodig om teveel nationalistische dingen terug te laten komen in de lokale versies. Omdat het niet zo sterk in de Nederlandse identiteit naar voren komt, hoeft het in een programma ook niet overdreven te worden.
Universiteit van Amsterdam
46
Televisie zonder grenzen
4.4.7 Verschillen De meeste producers zijn het ermee eens dat veel van de publieksbehoeften zouden worden vervuld door een goede presentator te nemen en de juiste kandidaten.
De producers van Eyeworks, Endemol, IdtV en BlueCircle vinden het aanpassen van een buitenlands format leuk om te doen. De producers van de NCRV, CCCP en Stokvis werken liever aan een nieuwe productie uit Nederland.
De producer van Eyeworks probeert te voorzien in de behoeften van het publiek door kandidaten in de spotlight te zetten, die daar normaal gesproken niet staan. Hierdoor kunnen ze groeien tot een sterker persoon. Dit leidt dan tot identificatie. De producer van Endemol doet dit ook, door ‘debiele’ kandidaten te gebruiken, die niet te succesvol zijn. Zij willen graag het randje opzoeken. Bij Stokvis en de NCRV proberen ze ook het gevoel van identificatie naar boven te brengen, maar dan voornamelijk door veel achtergrondinformatie te geven. Bij IdtV proberen ze het gevoel van burgerschap op te wekken bij de kijker.
De producer van Endemol geeft aan dat hij met de decors wil opvallen. In Nederland zijn de decors vaak kleurrijker en opvallender. Bij Stokvis wordt dit ook gedaan door naast de decors flitsend te maken, ook veel beeldwisselingen te doen. De producer van de NCRV geeft ook aan dat bij de commerciële tv de beelden strak gesneden moeten worden. Bij CCCP houden ze juist van de lange shots. Zij gaan voor de originaliteit. Zij willen sowieso bij het aanpassen de opvallende dingen specifiek benadrukken.
De producers van de NCRV en van CCCP maken ook handig gebruik van de voice-over en muziek. De andere producers hebben dit niet genoemd als toepassing.
Universiteit van Amsterdam
47
Televisie zonder grenzen
5. CONCLUSIE
In dit laatste hoofdstuk wordt een conclusie getrokken en zullen een aantal belangrijke punten uit het onderzoek ter discussie worden gesteld. 5.1 Onderzoeksvraag & Deelvragen Dit onderzoek heeft als doel om antwoord te geven op de volgende onderzoeksvraag:
Welke rol spelen ideeën over ‘typisch Nederlandse’ publieksbehoeften bij het vertalen van een buitenlands format naar een Nederlandse productie?
Bij deze onderzoeksvraag horen de volgende deelvragen:
1. Welke rol spelen producers in de productie van ‘vertaalde’ formats? 2. Welke ideeën hebben producers over typische Nederlandse publieksbehoeften? 3. In hoeverre houden producers rekening met de typische Nederlandse publieksbehoeften bij de vertaling van buitenlandse formats?
Om deze vragen te kunnen beantwoorden zijn er interviews gehouden met producers van televisieprogramma’s. Op basis van deze interviews kan een conclusie worden getrokken.
In de eerste deelvraag staat de rol van de producers centraal. Zij hebben wel degelijk een belangrijke rol in het productieproces van buitenlandse formats, maar niet zozeer in het aankoopproces. Vaak zijn er speciale afdelingen die beslissen wat wel en niet aangekocht wordt. Zij bedenken in hoeverre een format past bij het Nederlandse publiek en in hoeverre deze succesvol zal zijn. Zodra de beslissing van aankoop is genomen, komt de productie te liggen in handen van de producent. Van deze wordt echter wel verwacht nog steeds te werken binnen de bestaande structuur van het format. Tevens heeft hij veel verantwoordelijkheid af te leggen aan zijn bazen en aan de zender, die vaak ook veel eisen hebben. Ondanks de beperkingen die hij heeft, is hij wel eindverantwoordelijk voor de inhoud. Hij is degene die het onderwerp bedenkt en die op een creatieve manier
Universiteit van Amsterdam
48
Televisie zonder grenzen
inhoud moet geven aan het programma. Doordat de producer uiteindelijk bepaalt wat de inhoud is, is het duidelijk dat hij inderdaad de rol van een cultural broker heeft. Hij stuurt aan wat het publiek te zien krijgt. Tevens stelt hij een team samen die naar zijn inzien de kennis en creativiteit heeft om de productie tot een succesvol einde te brengen. Met dit team zal veel vooronderzoek gedaan worden. De structuur van het format zal in beeld worden gebracht zodat het makkelijk te analyseren is en er zal veel aandacht gegeven worden aan details van het format, zoals de kandidaten en de presentator. Kortom, een producer heeft ondanks zijn beperkingen, veel invloed op de inhoud van vertaalde formats die de kijker te zien krijgt.
In de tweede deelvraag staan de Nederlandse publieksbehoeften centraal. Producers hebben hier een sterke mening over en denken in veel gevallen te weten wat die zijn. Als eerste punt werd de Nederlandse nuchterheid door alle producers genoemd. Nederlanders hebben geen behoefte aan overdreven gedoe, aldus de respondenten. Zij houden van ‘echtheid’ en leggen veel gevoel in dat wat zij doen. Als tweede punt zijn Nederlanders, volgens sommige producers, niet altijd op zoek naar zeer hoge kwaliteit. Soms doen zij zich wel zo voor, maar dan proberen ze een mooi plaatje te vormen voor de buitenwereld. Andere producers vinden juist dat Nederlanders integer zijn en niet ‘nep’. Nederlanders houden veel van hetzelfde en is het dan ook moeilijk om met een nieuw idee op de proppen te komen. Het creatieve bedrijf streeft wel naar originaliteit en denkt ook dat de kijker daar behoefte aan heeft. De praktijk wijst dit echter niet uit. In de derde plaats zijn er typische eigenschappen van Nederlanders genoemd. Zij zijn integer, ijverig, punctueel, direct, tolerant, rechtvaardig en hebben tevens een grote wil tot samenwerken. Andere typische eigenschappen zijn dat ze sceptisch, sober, stug, individualistisch, betweterig en conservatief, maar wel behulpzaam zijn. Uit deze eigenschappen vloeien hun behoeften voort. Zij houden niet teveel van hiërarchische verschillen en de samenleving is gebaseerd op normen en waarden. In de vierde plaats wil het publiek plezier beleven aan het programma waar ze naar kijken. Dat kan zowel op een entertainende manier, als op een leerzame manier. Hierdoor kunnen ze zich identificeren met de karakters in het programma. Daar zijn de meeste producers het over eens. Bij de publieke omroep leggen ze echter nog zwaarder de nadruk op emoties die ervaren worden. In de vijfde plaats
Universiteit van Amsterdam
49
Televisie zonder grenzen
hebben Nederlanders een zeer typerende humor. Deze humor valt te omschrijven als zelfspottend, satirisch, sarcastisch en een tikkeltje ordinair. Er kan vooral veel gelachen worden om maatschappelijke kwesties en de eigen typische gewoontes. Tot slot werd door producers genoemd dat Nederlanders niet erg nationalistisch zijn. De meeste producers vinden dat Nederland niet een typische eigen identiteit heeft. Ondanks dat noemen een aantal producers dat samenwerkingsverbanden met andere landen, zoals die met België weleens wordt gedaan, niet al teveel wordt gewaardeerd. In de theorie wordt echter gesuggereerd dat dit door het publiek wel als prettig wordt ervaren. In de derde deelvraag staan de eerder genoemde publieksbehoeften centraal en hoe die gebruikt worden bij het aanpassen van een buitenlands format naar een Nederlandse versie. De producers zeggen hierover dat dit redelijk moeilijk is om te bepalen. Soms wordt iets automatisch aangepast, zonder daar verder bij stil te staan. Zij zijn zich ervan bewust dat zodra een buitenlands format aangepast moet worden, zij hier wel meer opletten. De aanpassing van een format is ook afhankelijk van het genre, waarbij rekening dient te worden gehouden met de conventies van dat genre. Om in te gaan op de nuchterheid van de Nederlanders, wordt getracht de Nederlandse producties niet te overdreven te maken en zo echt mogelijk. Alle producers zijn het erover eens dat de presentator hierin een cruciale rol speelt. Door een aantal producers werd de voice-over en de muziek ook als zeer belangrijk aangegeven. Met de typische eigenschappen van het publiek wordt veel rekening gehouden. Omdat Nederland niet al te nationalistisch is, willen een aantal producers niet teveel nationale aspecten naar voren laten komen. Andere producers willen het ook weer niet totaal achterwege laten. Die vinden sommige aanpassingen wel toepasselijk. Tevens wordt gebruik gemaakt van mooie decors. Een aantal producers noemde dat de aankleding rijker is en de belichting goed. Omdat Nederlanders van rechtvaardigheid en oprechtheid zouden houden, proberen producers (in de programma’s) de zwakkere mensen te helpen en ‘slechte’ mensen niet beter te maken dan ze zijn. Omdat cultuur steeds meer transnationaliseert, is het toch van belang rekening te houden met de maatschappelijke kwesties die in de maatschappij heersen op dat moment. Omdat de cultural discount hierdoor ook kleiner wordt, draagt dit bij aan identificatie. Ook door het geven van achtergrondinformatie en het vertellen van
Universiteit van Amsterdam
50
Televisie zonder grenzen
persoonlijke verhalen kan de kijker zich beter identificeren met de personages. Van belang is personages te gebruiken die overeenkomen met de samenleving en die voldoen aan de normen en waarden van Nederland. Hierbij gaat het om geschikte kandidaten of presentatoren. Een presentator is er tevens om de humor over te kunnen brengen. Na de drie deelvragen beantwoord te hebben, kan antwoord gegeven worden op de centrale vraag. In de eerste plaats kan geconcludeerd worden dat producers verantwoordelijk zijn voor de inhoud van een productie en daarmee een grote invloed hebben op de aanpassingen die gemaakt worden in de buitenlandse formats. Zij hebben een duidelijke mening over de Nederlandse publieksbehoeften, maar vinden het soms moeilijk aan te geven op welke manier zij die toepassen in een programma. Wel zien zij in dat bij een vertaling van een buitenlands format, zij bewuster omgaan met deze behoeften. Geconcludeerd kan worden dat de rol van de ideeën over typische Nederlandse publieksbehoeften bij het vertalen van een buitenlands format naar een Nederlandse productie redelijk groot is. Soms wordt niet bewust nagedacht over publieksbehoeften, maar zullen de ideeën hierover toch onbewust toegepast worden. 5.2 Discussie Veel onderzoek is reeds gedaan naar receptie en inhoud van televisie, maar de kant van de productie is niet vaak onderzocht. In dit onderzoek is duidelijk de mening van producers naar voren gekomen die een grote invloed blijken te hebben op de inhoud. Dit onderzoek kan als een aanvulling gezien worden op de nationale televisiecultuur, die tot nu toe niet veel informatie had over de productiezijde. Tevens kan het als aanvulling beschouwd worden van de bestaande onderzoeken naar televisie-import. Veel onderzoek bestaat al over geïmporteerde programma’s en hoe die succesvol kunnen worden. Met dit onderzoek is echter tevens duidelijk geworden hoe een geïmporteerd format het best vertaald kan worden voor een Nederlandse versie. Duidelijk wordt gemaakt waarop gelet wordt of juist niet, maar tevens wat belangrijk is en wat niet en waar men waarde aan hecht en waaraan niet. Producenten kunnen dit onderzoek gebruiken om hun praktijkervaring te verbreden met een theoretische onderbouwing die voortgevloeid is vanuit dit onderzoek.
Universiteit van Amsterdam
51
Televisie zonder grenzen
Dit onderzoek is gedaan met zeven producers, allen van verschillende televisieproductiebedrijven. Nederland heeft niet eindeloos veel productiebedrijven, dus wat dat betreft zijn de belangrijkste hiervan gerepresenteerd in het onderzoek. Het aantal producers per bedrijf zou echter meer kunnen, om zodoende een beter beeld te kunnen scheppen van het bedrijf. Kwalitatief onderzoek is nooit extern valide maar kan wel interne valide zijn door het verloop van het onderzoek zo inzichtelijk en reproduceerbaar mogelijk te maken (Wimmer & Dominick, 2000). Kwalitatief onderzoek is immers niet van nature betrouwbaar, maar wordt betrouwbaar door de manier waarop de feiten door de onderzoeker worden gepresenteerd. In dit onderzoek is getracht de bevindingen zo helder en overzichtelijk mogelijk te presenteren in de resultaten en uiteindelijk in de conclusie, in het kader van de interne validiteit. Er zou dus door een ander, kwantitatief onderzoek hiernaar te doen, externe validiteit behaald kunnen worden als aanvulling hierop. Ondanks dat een kwalitatief onderzoek niet extern valide is, zou door meer producers per bedrijf te interviewen, toch een beter generaliseerbaar resultaat verkregen worden. Het verschil tussen de bedrijven is nu aan de hand van zeven producers van verschillende bedrijven, moeilijk uiteen te zetten. Tevens zou het resultaat van de diepteinterviews ondersteund kunnen worden met een inhoudsanalyse. Hiermee zou geanalyseerd kunnen worden, naast wat de producers dénken aan te passen, in hoeverre er in werkelijkheid aangepast wordt.
Universiteit van Amsterdam
52
Televisie zonder grenzen
LITERATUURLIJST Absolutely unpredictable. Economist, 340(7977), 72-73. BlueCircle. (2007). Opgehaald 6 september, 2007, van http://www.bluecircle.tv/company_profile.php Braester, Y. (2005). Chinese Cinema in the Age of Advertisement: The Filmmaker as a Cultural Broker. The China Quarterly, 183, 549-564. Cantor, M.G. & Cantor, J.M. (1986). American television in the international marketplace. Communication research, an international quarterly, 6(3), 509-520. CCCP. (2007). Opgehaald 6 september, 2007, van http://www.cccp.nl/#tv Chapman, G. (1987). Towards a geography of the tube: TV flow in Western Europe. Intermedia, 15(1), 10-21. Commissie van de Europese gemeenschappen (1984). Opgehaald 01 juni, 2007, van http://ec.europa.eu/index_nl.htm Collins, R. (1993). The internationalization of the television program market: media imperialism of international division of labor? In E.M. Noam & J.C. Millonzi (Eds.), The international market in film and television programs (152-146). Norwood, New Jersey: Ablex publishing corporation. Commissariaat van de media. (2007). Opgehaald 06 juni, 2007, van http://www.cvdm.nl/pages/regelgeving.asp?flash=5 Cury, I. (2002). Directing and producing for television: a format approach (2e druk). Focal Press.
Universiteit van Amsterdam
53
Televisie zonder grenzen
De Boer, C. & Brennecke, S.I. (1995). Media en publiek: theorieën over media-impact. Amsterdam: Boom. Emans, B. (2002). Interviewen: theorie, techniek en training. Groningen: Stenfert Kroese. Endemol. (2007). Opgehaald 6 september, 2007, van http://www.endemol.nl/Organisatie/default.aspx?fID=6362 Eyeworks. (2007). Opgehaald 6 september, 2007, van http://www.eyeworks.tv/en/p4607089896125 Freeman, M. (1999). The British are coming. Mediaweek, 9(33), 16-17. Hart, H. ‘t, Dijk, J. van, Goede, M. de, Jansen, M. & Teunissen, J. (2003). Onderzoeksmethoden (6e druk). Amsterdam: Boom. Hoskins, C. & Mirus, R. (1988). Reasons for the US dominance of the international trade in television programs. Media, Culture & Society, 10(1), 499-515. Kijkonderzoek. (2007). Opgehaald 24 mei, 2007, van http://www.kijkonderzoek.nl Noam, E.M. (1993). Media Americanisation, national culture, and forces of integration. In E.M. Noam & J.C. Millonzi (Eds.), The international market in film and television programs (41-58). Norwood, New Jersey: Ablex publishing corporation. Publieke Omroep. (2007). Opgehaald 6 september, 2007, van http://portal.omroep.nl/nossites?nav=vxpysCsHjCqBfElCcB Renaud, J.P. (1993). International trade in television programs: quota policies and consumer choice revisited. In E.M. Noam en J.C. Millonzi (Eds.), The international market in film and television programs (151-162). Norwood, New Jersey: Ablex publishing corporation.
Universiteit van Amsterdam
54
Televisie zonder grenzen
Schlesinger, P. (1986). Trading in fictions: what do we know about British television imports and exports? European journal of communication, 1, 263-287. Stokvis Producties. (2007). Opgehaald 6 september, 2007, van http://www.stokvisproducties.nl/profiel.htm Strinati, D. (1992). The taste of America; Americanisation and popular culture in Britain. London: Routledge. Tracey, M. (1993). A taste of money: popular culture and the economics of global television. Norwood, New Jersey: Ablex publishing corporation. Varis, T. (1974). Global traffic in television. Journal of communication, Winter 1974, 102-109 Varis, T. (1984). The international flow of television programs. Journal of communication, 143-152. Wagg, S. (1992). You’ve never had it so silly; The politics of British satirical comedy from beyond the fringe to spitting image. London: Routledge Waterman, D. (1993). World television trade: the economic effects of privatisation and new technology. In E.M. Noam en J.C. Millonzi (Eds.), The international market in film and television programs (59-82). Norwood, New Jersey: Ablex publishing corporation. Wijman, M. (2001). Wat je van ver haalt…: een onderzoek naar succesfactoren bij geïmporteerde televisieprogramma’s. Wimmer, R.D. & Dominick, J.R. (2000). Mass Media Research. London: Wadsworth.
Universiteit van Amsterdam
55
Televisie zonder grenzen
BIJLAGEN Gewerkt is met initialen, omdat de producers in dat geval minder moeite hadden met het interview. Zij gaven aan geen trek te hebben in eventuele quotes naar aanleiding van het interview en betrokkenheid bij conclusies die eventueel uit het onderzoek zouden kunnen komen.
Universiteit van Amsterdam
56
Televisie zonder grenzen
Naam: M. K Geslacht: Man Bedrijf: Eyeworks Functie: Uitvoerend Producent I: Goedemiddag. Alvast bedankt dat ik dit interview met je mag doen. R: Ik doe het graag uiteraard. I: Ik zal je een aantal vragen stellen en je kan mij antwoorden zoals jij dat graag wilt. Maakt niet uit als we een beetje afdwalen, we zien vanzelf wel waar het interview heengaat. R: Ok, dat is makkelijk voor mij dan, kom maar op. I: Kan je om te beginnen je functie binnen Eyeworks toelichten? R: Eh, ja ik werk als uitvoerend producent al een paar jaar. Daarbij ben ik eindverantwoordelijk voor ja, het eindresultaat. I: Ok, wat zijn je taken dan? R: Meestal draag ik ideeën aan van wat voor soort programma het gaat worden en hoe ik wil hoe het er ongeveer uit gaat zien. De producers en redacteuren gaan dan ideeën opdoen en die aan mijn voorstellen. Eigenlijk gaat elk idee langs mij voordat wij ermee aan de slag gaan. Ik moet wel eerlijk zeggen dat niet elke uitvoerend producent dit doet. Je kan ook meer van dit aan de eindredacteur overlaten. Ik ben toch graag nog betrokken bij de inhoud en wil mijn mening sterk doordrukken. Dit komt waarschijnlijk omdat ik ook ben begonnen als redacteur en jarenlang eindredacteur ben geweest. I: Ja neem je daardoor meer verantwoording op je door je achtergrond? R: Nee dat zou ik niet zo zeggen. De meeste hebben wel zo een soort achtergrond. Ik vind creatief bezig zijn en denken gewoon veel te leuk. I: Wat zijn je andere bezigheden naast het creatief bezig zijn? R: Ja je stuurt het programma aan. Ik heb contact met de zender, wat hun wensen zijn, hoe lang het moet duren. Er zijn veel dingen waar wij rekening mee moeten houden van de opdrachtgever. Dan heb ik het wel heel beknopt uitgelegd hoor… haha. I: Haha, nou ja als het voor ons maar duidelijk is. R: En is het duidelijk? I: Ja ik heb er wel een idee ben in ieder geval. R: Mooi. I: Welke programma’s heb je zoal op je naam staan? R: Zo, ik zit al een aantal jaren in het vak, dus dat is een hele waslijst. I: Ok, nou degene waar je het meest trots op bent dan. R: Ik heb aan het begin van Sterrendansen gestaan. Dat vond ik erg leuk om te zien hoe dat allemaal ontwikkeld werd in samenwerking met SBS uiteraard. Ik doe Beauty en de Nerd, Vrienden houden huis heb ik gedaan, het eerste seizoen van So you wannabe a popstar, De nationale IQ test. Nou ja dat zijn een aantal recente. I: Dat is inderdaad al heel wat. R: Ja ze houden ons hier wel bezig hoor. I: Haha, ja ongetwijfeld. Maar welke van die programma’s waren geïmporteerde formats? R: Nou ja Sterrendansen was een format die vanuit onszelf kwam, maar het idee van het dansen op ijs is afkomstig van de BBC. Beauty en de Nerd is wel een format vanuit onze
Universiteit van Amsterdam
57
Televisie zonder grenzen
Amerikaanse vestiging en So you wannabe a popstar is afkomstig van onze Australische vestiging. Ja, eeeeh, welke noemde ik nog meer? I: De nationale IQ test, vrienden houden huis. R: Oh ja, IQ test is van ons, maar wordt wel wereldwijd verspreid. Dat is het programma waar Eyeworks groot van is geworden hè. Dat is een heel goed idee geweest van Reinout, haha. I: Omdat het programma wereldwijd verspreid wordt, hou je er dan ook rekening mee met de manier waarop het programma ingevuld wordt? R: Je bedoelt meer internationaal gericht? I: Ja inderdaad. Of je daar dan anders mee omgaat dan met een programma die alleen voor de Nederlandse markt bedoeld is? R: Nou… niet echt eigenlijk. Elk land gebruikt dezelfde structuur van de show, maar uiteindelijk vullen ze die zelf in, wat dus zeg maar past bij hun publiek. I: Is er een speciale reden geweest waarom ze jou hebben gekozen om dat programma te produceren? R: Haha, nou ja ik hoop dat ze me goed vinden. Maar niet om een speciale reden denk ik. Meestal heeft iedereen wel zij eigen vakgebied een beetje, maar ik ben eigenlijk redelijk allround. I:Wat vind je van producties die afkomstig zijn van het buitenland? R: Wat vind ik daarvan, poeh. Moet ik daar een mening over hebben dan? I: Nou ja, misschien wel. Is toch heel anders dan als je het helemaal zelf vanaf het begin doet? R: Ja dat is waar. Wat vind ik daarvan? Ik vind, ja… Nou ik vind het meestal kwalitatief goede programma’s. Dat is natuurlijk niet vreemd, want we kopen ze zelf aan. Die zijn dus echt bewust gekozen. Ik moet wel zeggen dat het een hele andere aanpak vereist. Je bent creatief gezien natuurlijk beperkter. Je kan niet alles zelf meer sturen. Je bent afhankelijk van de structuur die het programma al heeft. Dus dat is soms wel lastig om binnen die lijnen te moeten blijven. I: Blijf je ook altijd precies binnen die lijnen dan? R: Nou nee natuurlijk niet altijd. Wij zijn wel vrij om dingen aan te passen, maar dat zijn meestal details. De hoofdlijnen blijven meestal bestaan, je koopt natuurlijk niet voor niets zo een duur programma aan. Maar ik vind het wel altijd weer een uitdaging om met een bestaand format aan de slag te gaan. Het is toch kijken hoe je een Nederlandse versie kan ‘proppen’ in zo een buitenlands idee. I: Waar let je als eerst op als je aan het begin staat aan het produceren van een lokale versie van een buitenlands format? R: Poeh, waar let ik als eerst op? Nou natuurlijk kijken we eerst de afleveringen tien keer opnieuw, duizend keer opnieuw. I:Waar kijken jullie dan naar? R: Ja we letten op de grote lijn van het verhaal. Dus hoe is het verloop van het verhaal. We schrijven breakdowns. Eh ja, dat is zeg maar dat je precies opschrijft wat er gebeurd. Dus de eerste ronde, de kandidaten komen op, ze gaan allemaal zingen, de tweede ronde begint met de laatste kandidaat, and so on. Daarmee krijgen we een goed beeld van het verloop en dan op papier. Verder kijken we ook naar het soort kandidaten, als er kandidaten in voorkomen uiteraard. Naar wat de onderlinge verdeling is in de groep. I: Maakt het voor jou daarbij uit vanuit welk land het format oorspronkelijk komt?
Universiteit van Amsterdam
58
Televisie zonder grenzen
R: Ja, ja, ja denk het wel ja. Met westerse landen liggen we vaak op een lijn. Meestal zijn de programma’s natuurlijk ook wel van Engeland of Amerika, maar vanuit Spanje of Italië komt ook nog weleens wat aanwaaien. Als je met een land op een lijn ligt scheelt dat weer qua opzet, opstelling enzo. I: Is er weleens een format geweest waarbij die opzet en opstelling enzo absoluut niet overeen kwam? R: Ja vaak is dat met programma’s uit Oostbloklanden of Turkije. Daar kan je dan wel echt om lachen. Dat is dan in onze ogen zó slecht. I: Produceren jullie zo een programma dan alsnog, of kopen jullie het om zo een reden dan niet aan? R: Ja verschillend denk ik. Vaak is dat programma ook een aftreksel van een bestaand format. Dus dan kijken we liever naar een andere versie om een beter beeld te krijgen. Maar anders ja, moeten we onze fantasie heel erg laten werken om er wat van te maken, maar dat proberen we dan wel hoor. I: Denk je dat het van belang is wat de attitude is van het publiek ten opzichte van dat land? R: Dat land waar het programma van afkomstig is? I: Ja inderdaad. R: Nee denk ik niet. Daar zullen wel allemaal onderzoekjes van afkomstig zijn, maar ik geloof er niet in. 99 % van de mensen weet echt niet waar een programma origineel van afkomstig is. Daar hebben mensen geen weet van, maar dat hoeft ook helemaal niet. Daar maken wij ons wel druk om. I: Maakt het je wel uit hoe succesvol het was in dat land? Het exporterende land dus? R: Ja dat wel denk ik. Is zeker van groot belang. Niet dat het dan bij voorbaat hetzelfde is in Nederland, maar het betekent in ieder geval dat het een goed programma is. I: Ok. Voordat je een programma gaat produceren, een buitenlands format dus, let je dan op, eh, de uistraling van de show en of dat past binnen de Nederlandse samenleving. Ik kan me namelijk best voorstellen dat een programma uit Amerika misschien veel te overdreven en nep is voor Nederlanders. R: Nou… ja. Wij zijn natuurlijk wel veel Amerikaanse programma’s gewend, dus dat is denk ik niet het probleem. We kijken meestal wel naar de uitstraling en hoe wij dat iets zouden kunnen aanpassen. Hoe we daar iets van onszelf in kunnen verwerken. Wij hebben natuurlijk onze eigen humor en een bepaalde nuchterheid die ze in andere landen niet kennen. I: Ja, dat denk ik ook inderdaad. Wat hoort er verder nog bij de Nederlandse identiteit denk je? R: Nou ja. Nederlanders zijn zeer nuchter over het algemeen. Maar we zijn natuurlijk wel best Multi-cultureel ook. Op alle groepen mensen die in Nederland wonen moet je je richten. Maar ja het is een bepaalde humor, zoals Gordon en Joling hebben. Ordinair maar wel heel oprecht. Daar vallen Nederlanders wel voor. Net zoals Patty bijvoorbeeld. Ik vind wel dat Nederlanders vaak willen doen alsof ze iets zijn, terwijl dat niet zo is. I: In wat voor opzicht? R: Ja dat ze vaak sociaal wenselijk antwoorden en een mooi plaatje willen zijn voor de buitenkant, maar intussen… I: Ja verwerk je dat ook in je programma?
Universiteit van Amsterdam
59
Televisie zonder grenzen
R: Nee haha, misschien onbewust wel, maar ik zou dat moeilijk vinden. Wel komt de Nederlandse nuchterheid terug veel. De humor die wordt gebruikt en soms ook wel dat het niet te overdreven is allemaal zoals inderdaad soms in Amerika. Maar vaak is dat ook een kwestie van het uitzoeken van een goede host. I: Wat zijn volgens jou de behoeften van het Nederlandse publiek? R: Nou heel simpel. Ze willen plezier beleven aan hetgeen waar ze naar kijken denk ik. Vaak willen Nederlanders er ook iets aan hebben. Ze willen niet zomaar doelloos naar iets kijken, daar voelen ze zich dan dom bij ofzo, maar als het ook nog een soort van leerzaam aspect heeft helpt dat al veel. Trouwens wat ook nog bij me opkomt is dat wij zeer veel van rechtvaardigheid houden en dat we graag de zwakkere steunen. Dat proberen we altijd wel echt terug te brengen in de shows. I: Hoe komt dat tot uiting dan? R: Ja door mensen die ‘minder’ zijn toch aandacht te geven en in de spotlight te zetten. Ook groeien ze altijd voor de neus van de kijker tot een sterker iemand. Ik heb het idee dat dit in Amerika ofzo minder is hoor. I: Vind je Nederlanders nationalistisch? R: Nee. I: Nee? R: Jij wel dan? I: Geen idee. Af en toe misschien wel. R: Ach een gezonde portie nationalisme misschien. Maar over het algemeen valt dat wel mee. Wij klagen altijd over ons land en zodra iemand iets slecht over ons land zegt komen we er pas voor op. I: Haha dat is inderdaad wel waar. R: Maar ik probeer dat nooit zo sterk naar voren te laten komen in mijn producties. Ik vind het niet nodig en dat het ontzettend bij de Nederlandse identiteit hoor, zoals jij het zo mooi zegt. I: Oh, nou dank je wel. Zijn er standaard aanpassingen die je maakt bij een lokale productie van een buitenlands format? R: Standaard aanpassingen? Ja, waarschijnlijk wel. In ieder geval de Nederlandse nuchterheid en humor komt toch altijd wel overal in terug denk ik. I: En andere aanpassingen die nog niet genoemd zijn? R: Ja dus voornamelijk gasten uitnodigen die op dat moment in de picture zijn, presentatoren die goed bij de stijl van het programma passen, een bepaalde vorm van gepastheid zoeken. Niet iedereen wil het te ordinair, dus daar moet ook rekening mee gehouden worden. I: Maak je weleens gebruik van speciale strategieën die speciaal te maken hebben met geïmporteerde programma’s? R: Ja we kijken eerst hoe het in elkaar zit en kijken dan hoe wij die bijvoorbeeld wat minder overdreven kunnen maken, of hoe we die wat meer passend kunnen maken voor het Nederlandse publiek. Ja dat eigenlijk doen we. Maar daar wordt niet altijd zo bewust mee omgegaan zoals ik het nu vertel hoor. Soms gaat dat heel onbewust. I: Ok. Dat lijkt me niet vreemd. Op een gegeven moment gaat dat gewoon automatisch. Tot slot wil ik je nog vragen hoe succesvol de programma’s waren die je hebt geproduceerd.
Universiteit van Amsterdam
60
Televisie zonder grenzen
R: Ja allemaal enorm succesvol. Hahahaha. Nee hoor. Dat hangt af van de zender ook heel sterkt. En op welke doelgroep het gericht is. Maar ja je kent ook wel een aantal van de programma’s toch die ik noemde en ja die zijn wel redelijk succesvol geweest hoor. I: Ja die ken ik wel. En volgens mij behoorde die inderdaad tot de top als ik het goed heb. Maar waren deze programma’s dan ook succesvoller dan de programma’s die van Nederlandse bodem afkomstig waren? R: Dan moet ik weer even diep graven. Dat zou best mogelijk zijn hoor. Maar dat kan ook komen doordat het dan een programma is die minder grootschalig opgezet is. Ja kijk maar naar vrienden houden huis deed het wel ok, maar niet denderend. De doelgroep is daar ook veel kleiner, dus dat is moeilijk om te vergelijken wel. I: Ok nou ik weet genoeg. Heel erg bedankt voor het gesprek en je tijd natuurlijk. R: Ja jij ook. Het heeft me weer aan het denken gezet. I: Ja echt waar? R: Jawel. Ik zal bij de volgende productie aan je denken. I: Nou mooi, hartelijk dank.
Universiteit van Amsterdam
61
Televisie zonder grenzen
Naam: S. S Geslacht: Man Bedrijf: Endemol Functie: Uitvoerend Producent I: Dank je wel Sebas dat ik weer een keer bij je terug mag komen. R: Natuurlijk Stefje. Ik wil je graag helpen toch. I: Nou dat is mooi. Zal ik maar snel beginnen, voordat jij weer aan je drukke leven kan beginnen? R: Ja doe dat maar gauw. Hahaha I: Haha ok. Kan jij je functie binnen Endemol beschrijven? R: Ja ik werk als uitvoerend producent. En neem ook steeds vaker de taak op me van de programma manager. I: En wat zijn inhoudelijk dan je taken? R: Als UP hou ik me bezig met het maken van de programma’s. Ik geef de leiding aan het productieteam. Ik bepaal daarmee wat er wel en niet in het programma komt. Daarnaast vergader ik veel met programmadirecteuren en andere verantwoordelijken. Ik ben eindverantwoordelijk voor de productie, inhoudelijk en organisatorisch. Ik neem te vaak misschien de rol op van regisseur ook. Eigenlijk heb ik daar helemaal geen tijd voor, maar doe ik het toch. Ik vind namelijk wel dat een up creatief moet zijn zodat hij leuke onderwerpen voor het programma kan bedenken. Is niet altijd zijn taak, maar je moet het wel kunnen in ieder geval hè? I: Ja. R: Maar ja, je moet wel goed kunnen organiseren en een duidelijk overzicht hebben van alle onderdelen van het programma hoor. Als je dat niet hebt, heb je echt een probleem, dan heb je veel te veel stress, geloof me. I: En je taak als programmamanager? R: Ja dat is een wat meer sturende functie. Ja eh, ervoor zorgen dat de doelen bereikt worden en dat het budget goed ingevuld wordt. Eventueel bijsturen indien noodzakelijk. I: Ok en welke programma’s heb je allemaal op je naam staan? R: Zo, de meest recente? I: Ja of allemaal die je noemenswaardig vindt. R: Nou ja alle Patty programma’s dus die voor RTL geproduceerd zijn. I: Uiteraard, hahahaha. R: Retourtje geluk, eh Holland’s next top model, TV makelaar, In de huid van…, Dancing with the stars, The bachelor. Ja dat zijn wel een aantal van de afgelopen jaren. I: Zijn een aantal daarvan ook formats geïmporteerd vanuit het buitenland? R: Ja zeker wel. Even denken eh, ja Holland’s next top model natuurlijk. The bachelor ook. Deal or no deal eh of had ik die net niet genoemd? I: Nee volgens mij niet hoor. R: Nou ja voeg die maar toe aan het lijstje dan. Die heb ik maar heel even onder mijn vleugels gehad, maar toch. I: En Dancing with the stars? R: Ja die ook natuurlijk ook ja. Die hebben we van de BBC gekocht. Uitermate succesvol daar natuurlijk geweest. En nog steeds eigenlijk hoor.
Universiteit van Amsterdam
62
Televisie zonder grenzen
I: Was er een speciale reden waarom jij specifiek uitgekozen was om deze programma’s te produceren? R: Ik doe meestal programma’s die zich op locaties afspelen. Ik ben niet echt iemand die ervan houdt om in studio’s te zijn. Natuurlijk heb je dat soort programma’s er wel bij zitten, maar ik ben meer van de locatieprogramma’s. I: Ok. En wat vind je van lokale versies van buitenlandse formats? R: Eeeh. Eeeh. Ja eeh ik vind het zelf meestal leuker om te werken aan een eigen productie. Daardoor kan je namelijk veel creatiever te werk gaan. Je eigen ideeën kunnen veel opleveren. Met een al bestaand format, ja kan dat toch niet echt. I: Nee moet je je dan teveel aan de regels houden? R: Ja je hoeft natuurlijk niet de hele volledige productiebijbel te volgen, maar je bent natuurlijk wel beperkt in wat je precies doet. Je moet je wel aan de richtlijnen houden van het format. Meestal doen we dat ook. I: Wat doe je als eerst als je een lokale versie van een format gaat maken? R: Dan ga ik kijken met welk team ik samen wil werken. I: Ja ik bedoel waar je het eerst op let? R: Ja eeh, als het nog nooit eerder is geproduceerd door ons, zoals bij het eerste seizoen van Holland’s next, dan ga ik meestal uitgebreid alle belangrijke details bekijken. Dan kan ik gaan uitzoeken naar welk land wij af kunnen reizen bijvoorbeeld of naar wat voor types qua kandidaten dan we kunnen gebruiken om het programma toch interessant te houden. Nou ja allemaal van dat soort dingen. I:Dat zoek je dan allemaal alleen uit? R: Nou niet alleen altijd. Maar in het begin doe ik het zelf en dan kan ik dat overbrengen aan andere. I: Ok. En maakt het voor jou uit vanuit welk land het geïmporteerd wordt? R: Eeeeh nee hoor. Niet echt eigenlijk. Denk dat ieder land het geschikt maakt voor het eigen publiek, dus eeeh ja soms is een versie van een land niet zo boeiend, maar dan maken wij het vanzelf wel boeiend. Toch? I: Eh ja ik denk het wel. Is het volgens jou van belang hoe het publiek zeg maar staat tegenover het exporterende land? Wat hun mening is over het land? R: Nou. Nee denk het niet hoor. Denk wel als het een samenwerking is met een land. We zien toch best wel vaak, of ja vaak… weleens, dat we een programma maken met Belgen. Ik denk dat niet alle kijkers dat ontzettend zullen waarderen. Of sommige dan weer wel misschien, maar ja goed. Sommige buurlanden vooral of andere landen die strijd met elkaar hebben zitten niet altijd op elkaar te wachten. Misschien willen ze elkaar wel boycotten ofzo? I: Dat kan. R: Nee dat gaat wel ver. Ik heb er eigenlijk nooit rekening mee gehouden. I: Ok. Vind je het dan wel belangrijk hoe succesvol het format was in andere landen? R: Ja natuurlijk. Dat is wel erg belangrijk. Dan weten we ook wat we kunnen verwachten in ieder geval. I: Ja? Als het succesvol is in een ander land, is het hier dan ook succesvol? R: Nou ja werkte het maar zo simpel hè? Maar nee niet bij voorbaat hoor, maar ja het betekent toch wel dat het kwalitatief een goed programma is wat mensen aantrekt. I: Bij een aangekocht format, let je er dan op in hoeverre het programma past bij het Nederlandse publiek?
Universiteit van Amsterdam
63
Televisie zonder grenzen
R: Mmmmm ja natuurlijk wel. Het moet wel geschikt zijn voor het publiek waar je het voor maakt. I: Ja, zou het bij de Nederlandse identiteit moeten passen? R: Ja dat is wel erg belangrijk. Nederlanders moeten ernaar kijken he, dus dan is het wel van belang dat zij zich ermee kunnen identificeren. I: Wat hoort er dan bij de Nederlandse identiteit volgens jou? R: Eeh nou, Nederlanders hebben wel een maatschappij die gebaseerd is op veel normen en waarden en houden niet echt van hiërarchische verschillen tussen mensen. Nederlanders houden ervan om behandeld te worden zoals ieder ander. Daarnaast vind ik ook dat Nederlanders vaak een terughoudende houding hebben en dat ze daardoor redelijk sceptisch zijn, maar als ze eenmaal over de brug zijn dan kunnen ze heel veel steun van ze verwachten. I: Noem eens een aantal woorden die voor jou de Nederlandse identiteit omschrijven. R: Eehm nou, ik vind de uitspraak ‘doe maar normaal’ wel tekenend voor de Nederlanders. Ze houden niet van gekkigheid… Alhoewel, ze houden wel van Pattyachtige gekkigheid, maar dat is allemaal zolang het niet te serieus is. Wij zouden het bijvoorbeeld niet moeten proberen om een politieke campagne te voeren zoals in Amerika. Daar zouden wij niet in trappen, daar zijn we veel te nuchter voor. I: Wat zijn denk jij dan de Nederlandse publieksbehoeften? R: Ze willen zich graag identificeren met karakters op TV, maar ja dan weet ik niet of dat iets typisch Nederlands is, want dat geldt misschien voor elk publiek. Nederlanders hebben nooit echt de behoefte aan ontzettend hoge kwaliteit. Soms willen ze zichzelf wel zo voordoen, zo van: ze kijken alleen maar naar de NOS, maar eigenlijk vinden ze Patty ook hilarisch. I: En gebruik je deze gedachten over identiteit en publieksbehoeften ook bij het produceren van een Nederlandse versie? R: Ja, dat is wel noodzakelijk. Als je een format bekijkt uit een ander land, dan zie je vaak toch typische dingen voorbij komen. Bij Engelsen is hun humor zeer typerend, Amerikanen hebben altijd de opgeblazenheid en overdreven gestylde mensen en de Italianen gebruiken voor ieder programma een bloedgeil wijf waardoor de inhoud niet eens meer belangrijk is. Hahahaha. I: Hahahaha R: Dus zodoende proberen wij ook ons Nederlandse typische dingetjes naar voren te brengen waaraan wij herkenbaar zijn. I: Oh ja, waaraan zijn wij herkenbaar dan? R: Nou, die is misschien niet eens zo typerend als de anderen die ik net noemde, maar dat is dan ook wel de humor denk ik. Nederlanders hebben soms zo een droge humor. Als je bijvoorbeeld kijkt naar zo een programma als de Lama’s. Daar krijg je volgens mij mensen uit veel andere landen echt niet mee aan het lachen. Ook hebben we trouwens vaak hele mooie decors. Als je naar een Belgisch programma kijkt is het allemaal vaak heel erg grauw en vraag je jezelf af in wat voor programma je nu belandt bent. Wij besteden vaak veel tijd aan het decor. Het moet mooi en opvallend zijn. En is vaak ook kleurrijker. I: Wat zijn de eerste standaard aanpassingen die je maakt bij zo een lokale versie? R: Ja, eeh, we proberen altijd te kijken naar hoe we het decor in onze studio nog beter kunnen maken. Ook al is het decor vaak hetzelfde, proberen we het toch nog mooier te
Universiteit van Amsterdam
64
Televisie zonder grenzen
maken. Verder is het niet echt standaard. Het hangt vaak een beetje van het originele format af. I: Oke, wat voor aanpassingen maak je dan allemaal bij geïmporteerde programma’s? R: Ik probeer altijd kandidaten te nemen waarvan ik weet dat die het Nederlandse publiek aanspreken. Ik werk natuurlijk vaak met kandidaten. I: Wat voor kandidaten spreken het Nederlandse publiek aan dan? R: Ja… vaak een beetje debiele mensen, zoals ik het zeg. Mensen die niet al te succesvol zijn in wat ze doen en die een beetje kunnen shockeren. Mensen een beetje belachelijk maken vind ik altijd wel grappig, maar wel moet je ervoor zorgen dan je daar niet te ver in gaat, want Nederlanders houden zoals we al eerder hadden besproken wel van hun culturele waarden en normen. Die proberen we dus wel altijd terug te laten komen. I: Hoe doe je dat dan? R: Nou door mensen te behandelen op een manier dat de Nederlanders dat accepteren. Vaak probeer ik wel het randje op te zoeken, maar als je die overschrijdt verlies je wel vaak kijkcijfers. Nederlanders zijn namelijk vaak wel voor rechtvaardigheid. I: Zijn die aanpassingen dan ook afhankelijk van genre? R: Eeh, van genre? I: Ja, of het ene genre andere aanpassingen vereisen dan anderen. R: Tja, een soap of een serie worden meer aangepast aan maatschappelijke kwesties die aan het desbetreffende land aan de orde zijn. Je kunt niet een kind laten aborteren in een serie die uitgezonden wordt in een land waar abortus zeg maar verboden is. Dat zou dan een zeer onrealistisch beeld scheppen denk ik. Maar ja, in Nederland zou dat natuurlijk makkelijk kunnen, haha. I: En andere genres? R: Een gameshow bijvoorbeeld? I: Ja, bijvoorbeeld. R: Ja, een gameshow moet het meer hebben van het decor en de uitstraling, en de presentator uiteraard. Een presentator is wel een grote speler voor de maker van sfeer. Die kan iets wel typisch Hollands maken. Ik vind dat Patty of Carlo en Irene dat heel goed kunnen, omdat zij die Nederlandse nuchterheid er goed in weten te houden. I: En het andere genre waarbij op locatie gedraaid wordt, die doe jij toch voornamelijk? R: Eeh ja, daarbij zijn de kandidaten het belangrijkst. Die kunnen het programma maken of kraken. Soms natuurlijk ook wel een presentator, maar soms is die niet eens in the picture. I: Zijn er nog andere speciale strategieën uitgevoerd die speciaal te maken hebben met geïmporteerde programma’s? R: Nou, ik heb je alles verteld wat ik weet, haha. I: Haha, echt alles? R: Ja haha, weet je, per case is het verschillend voor mij. Het is moeilijk om een specifieke aanpassing te geven die ik altijd doorvoer. Het zijn vaker vanzelfsprekende dingen waar je niet echt bij stilstaan. Dus die dingen zijn moeilijk helemaal te onderbouwen en te analyseren. I: Oke, het is me wel duidelijk. Tot slot vraag ik me af in hoeverre jouw producties, waar jij aan hebt meegewerkt, succesvol waren. R: Ja, dat hangt ervan af wat je succesvol vindt. I: Nou, waren de kijkcijfers hoog, laag, gemiddeld?
Universiteit van Amsterdam
65
Televisie zonder grenzen
R: De meeste geïmporteerde programma’s waren best succesvol, maar daar rekenden we ook op, omdat het succesvolle programma’s waren. Retourtje geluk deed het bijvoorbeeld niet heel goed, maar de zender was nog redelijk tevreden gezien de aard van het programma. I: Dus de producties die voortkwamen uit de buitenlandse formats waren succesvoller dan de Nederlandse? R: Eeh, ja, in dit geval wel, maar… I: Maar? Dat geldt niet in elke situatie? R: Nee, dat zeker niet. Wij hebben ook veel producties van de grond gekregen die het misschien wel beter deden. I: Het dus volgens jou niet bij voorbaat zo dat een buitenlands format succesvol is? R: Nee, absoluut niet. Wij zijn de bron van creativiteit! Haha! Nee hoor, maar ik denk serieus niet dat dat waar is. Nederlanders weten wel hun eigen product te waarderen en die waardering laten ze ook blijken. I: Nou Sebas, dat was het alweer. Ik weet alles wat ik van je wilde weten. R: Nou, helemaal goed.
Universiteit van Amsterdam
66
Televisie zonder grenzen
Naam: M. N Geslacht: Vrouw Bedrijf: Stokvis Producties Functie: Uitvoerend Producent I: Zullen we beginnen met het interview? R: Ja, laten we dat doen. I: Kunt u uw functie omschrijven bij Stokvis? R: Ik ben werkzaam als uitvoerend producent. I: Wat houdt die functie in voor u? R: Ik in samenwerking met mijn team produceren wij een programma van het moment dat het geboren wordt, tot aan het moment dat het op tv te zien is ja. Ja daarbij verrichten wij allerlei taken, maar voornamelijk richten wij ons op de doelgroep en zorgen we ervoor dat de kijker precies te zien krijgt wat hij wil. I: Hoe weten jullie altijd wat de kijker wil zien dan? R: Ja dat is de kunst van het vak natuurlijk. Daar doen wij hard ons best voor. I: Ja, wat doen jullie om daarachter te komen? R: We doen veel onderzoek voordat we beginnen met een productie. We kijken naar de doelgroep, en we kijken naar het type programma. Aan de hand daarvan proberen we te bepalen en aan de hand van eigen ervaring uiteraard, proberen we te bepalen hoe we het voor de kijker aantrekkelijk kunnen maken. I: Heeft u veel producties gedaan die afkomstig waren vanuit het buitenland? R: Veel producties? I: Ja dus dat het een buitenlands format is, die is aangekocht en dat jullie daar een lokale versie van maken. R: Ja die doen wij veel. I: Aan welke titels heeft u meegewerkt? R: Eeeeh, ja een bekende is Make me beautiful. Afkomstig vanuit het Amerikaanse eeeh, hoe heet dat ook alweer, eeeh, Extreme makeover. Dat was een heftig programma om te doen, omdat er ook veel risico’s aan verbonden waren. Gelukkig is dat allemaal wel goed gekomen. I: En nog andere programma’s? R: Van aangekochte formats? I: Ja. R: Dan moet ik even denken. De grote beurt is ook een aangekocht programma vanuit Amerika, maar daar werk in niet aan mee. Dat doet een collega van mij. Dat is wel echt zo een typisch Amerikaans programma. I: Waarom is dat voor u nou een typisch Amerikaans programma? R: Zeg, de Amerikanen hebben in onze ogen vaak een overdreven, overdreven gedrag. Ovedreven auto’s vinden zij blijkbaar mooi. Dat zie je ook daar. Kleine auto’s hebben weinig status, terwijl een grote auto die er hoogstens net zo gebruikt uitziet, tot meer status oproept. I: In Nederland is dat niet zo? R: Nee zeker niet. Zo een kleurige overdone auto wordt eerder met een scheef oog bekeken dan omgekeerd. Wij vinden dat eh zoals we daar zo een mooi woord voor hebben patserig en weten dat niet altijd te waarderen.
Universiteit van Amsterdam
67
Televisie zonder grenzen
I: Ok, maar dat programma is nu ook in Nederland uitgekomen? R: Ja dat is nu ook in Nederland gemaakt door ons. I: En is het dan nog steeds een typisch Amerikaans programma nu? R: Er wordt uiteraard geprobeerd om dat minder te maken. Ik vind het wel een typisch programma voor Veronica, voor de publieke omroep zou dit absoluut niet werken. I: Is Veronica meer Amerikaans? Bedoel je dat? R: Nee maar die hebben ook een vleugje van dat overdreven gedoe in hun programma’s. I: Maar de Nederlandse versie vindt u dus alsnog zeer ‘Amerikaans’? R: Ik vind wel dat het nog steeds veel Amerikaanse trekjes hebben, maar wel in mindere mate. I: Is het aangepast voor het Nederlandse publiek? R: Ja zeker wel. I: Welke aanpassingen denkt u dat er gemaakt zijn? R: Zeg, de presentatie is al anders. Die is niet in een Amerikaanse ‘zwarte’ stijl. Jorinde doet het op een vrouwelijke maar toch stoere manier. Zo is ze gewoon. Dat is haar kracht. Tevens is het team dat zich bezighoudt met de verbouwing van de auto een serieuze groep jongens. I: De Amerikaanse groep niet? R: Ja, wel een serieuze groep, maar de verbouwing is ook veel gebaseerd op uitsloverij. Dat heeft mijn collega weten te beperken. I: Toen u zelf Make me beautiful ging produceren, waar keek u toen als eerst naar? R: We hebben vaak gekeken naar de Amerikaanse afleveringen. Wat voor mensen werden er opgenomen in het programma, eh wat lieten ze veranderen, aan zichzelf, eh wat deden ze voor operaties, eeh tevens de overgang van het verhaal, hoe de ontknoping uitkwam. Dat zijn allemaal uitermate belangrijke onderdelen van een uitzending. I: Is het van belang denk u hoe succesvol het format is geweest in Amerika? R: Welja, dat geeft aan dat het een populair onderwerp is, maar ik zou het Nederlandse publiek zeer zeker niet willen vergelijken met de smaak van de Amerikanen. I: Wat is het verschil volgens u dan? R: Zoals ik al eerder zei, houden Amerikanen een beetje van overdrevenheid en vind ik het persoonlijk vaak niet echt overkomen. Nederlanders gaan zeker niet altijd voor de meest hoge kwaliteit programma’s, maar hebben wel integriteit en zou ik denken dat die nepheid iets te ver zou gaan. I: Wat zijn volgens u nog andere typische Nederlandse publieksbehoeften? R:Andere Nederlandse behoeftes? I: Ja R: Ik denk dat de behoeften van het Nederlandse publiek in principe heel verschillend zijn, maar dat het toch terugkomt op wat ik eerder heb genoemd. Ik denk dat wij eh van echtheid houden, van informatief, van integriteit en met een vleugje sensatie. Ik denk dat dat en deze woorden genoeg zeggen. I: En hoe komen deze punten tot uiting in een programma? R: Dat is voor mij zeer afhankelijk van het programma. Ik doe veel programma’s voor de publieke omroep dus dan heb je toch een ander doel, maar als het eh voor een Veronica of SBS is dan moet je die gedachten weer bijstellen. I: Hoe komen die dan bij de publieke omroep bijvoorbeeld tot uiting?
Universiteit van Amsterdam
68
Televisie zonder grenzen
R: Veelal informatief, het moet altijd naast een entertainend doel, niet altijd maar vaak, ook een informatief doel hebben en ik probeer altijd de echtheid van mensen naar voren te laten komen. Ik hou van veel achtergrondinformatie en persoonlijke verhalen. Ik denk dat de kijker daar nooit genoeg van krijgt. Bij SBS daarentegen is het nu eenmaal meer show. Meer opvallendere decors en snellere beeldwisselingen zijn dingen die daar meer terug komen. I: Gebruikt u deze gedachten ook bij het maken van een lokale versie van een buitenlands format? R: Mmmja, we proberen altijd de typisch buitenlandse ‘dingetjes’ te vervangen door de Nederlandse ‘dingetjes’. Dat geeft het een extra persoonlijk tintje voor de kijker en voelt het niet zo vreemd aan. I: Dus u bent daar echt bewust mee bezig? R: Jawel, ik ben niet dagelijks bezig met buitenlands formats, maar als ik die taak op me krijg, dan vind ik dat wel een zeer belangrijk onderwerp waar veel aandacht aan besteed behoort te worden. I: Hebt u een speciale voorkeur voor buitenlandse formats? R: Nee, niet zo een sterke voorkeur. Ik ben wat dat betreft een echte eigenheimer. Ik waardeer de Nederlandse cultuur zoals deze is en apprecieer de producten die wij tot stand brengen. Ach ja, het klinkt nu misschien een beetje overdreven, maar mijn hart ligt meer in het produceren van de Nederlandse producties. Daar voel ik meer bij. Al vond ik Make me beautiful ook leuk om te doen. We hebben uiteindelijk ons eigen programma ervan kunnen maken en dat is redelijk goed gelukt. I: Is het nou een totaal andere werkwijze bij een format van hier of een format vanuit het buitenland? R: Het verschil ligt hem zeker in het vooronderzoek. Het voortraject is dan wat langer en wat sturender, omdat je precies weet waarnaar je op zoek bent. Bij het eigen format ben je wat vrijer in het vormen daarvan. Zodra het programma werkelijk in productie gaat, zal er niet een wezenlijk verschil zijn. I: De productie zelf verloopt hetzelfde? R: Haha, geen enkele productie verloopt hetzelfde. I: Nee? R: Nee hoor, er zijn altijd problemen en kwesties die je van tevoren niet voorziet, waardoor een andere aanpak noodzakelijk is. Maar het proces van voorselecties en decors en lokaties enzovoorts, postproducties, tja die blijven natuurlijk altijd terugkomen. Daar verandert niets aan. I: Zijn er programma’s die u geproduceerd heeft succesvol geweest? R: Waarmee meet je succes? I: Nou in dit geval wordt succes gemeten aan de hand van kijkcijfers toch? R: Ja, maar dan nog wordt gekeken naar de doelgroep, de zender, het tijdstip. I: Oke, vonden jullie de programma’s succesvol? R: Haha, ja, ik vind veel programma’s geslaagd. Vaak zijn de kijkcijfers wel zoals we hoopten. Uiteraard zijn er tegenvallers en uitschieters, maar over het algemeen ben ik blij met de resultaten die worden geboekt. Zelf vecht ik ervoor om een resultaat neer te zetten waar ik zelf tevreden mee ben en waarvan ik weet dat mijn superieuren er tevreden mee zijn. Dat is toch wel het streven.
Universiteit van Amsterdam
69
Televisie zonder grenzen
I: Denkt u dat buitenlandse formats vandaag de dag succesvoller zijn dan Nederlandse formats? R: Oh nee hoor, ze zijn er wel veel en beïnvloeden het Nederlandse Tv-landschap veel, maar ik weet eigenlijk niet wat de cijfers daarover zeggen. Voor mij geniet het dus duidelijk niet de voorkeur, maar ik kan natuurlijk niet voor anderen spreken. Make me beautiful was voor mij wel een programma die hoge kijkcijfers haalden, maar ik denk dat ook andere factoren daar een rol in speelden. I: Andere factoren dan dat het een buitenlands format is? R: Ja I: Maar dat zijn dan weer de factoren van de doelgroep, de zender etcetera. R: Inderdaad, dat soort factoren blijven toch altijd een rol spelen. I: Oke hartelijk dank voor het gesprek. Ik ben blij dat u toch even wat tijd hebt kunnen vrijmaken voor mij. R: Ja, geen dank.
Universiteit van Amsterdam
70
Televisie zonder grenzen
Naam: P. vd J Geslacht: Man Bedrijf: IdtV Functie: Uitvoerend Producent I: Goedemiddag, welkom bij dit interview. R: Jij welkom bij ons. Ben je hier al eens eerder geweest? I: Nee nog nooit eigenlijk. R: Wat gaat er vandaag gebeuren? I: Nou, dat ga ik u vertellen. Ik ga u interviewen. Ik heb niet een specifieke vragenlijst, dus we zien wel waar het gesprek ons brengt. R: Is dat geen waslijst aan vragen dan? I: Dit, haha nee. Dit zijn gewoon een aantal punten die ik als geheugensteun gebruik. Maar ik hoef niet alle vragen aan bod te laten komen. R: Mooi zo. I: Wat is uw functie bij Idtv? R: Eeeehm ik eeeh ik werk als uitvoerend producent of gedelegeerd producent. Dat houdt in, of weet je dat wel? I: Ik zou het graag nog willen weten. R: Dat houdt dan in dat je verantwoordelijk bent voor een productie. Ik ben verantwoordelijk, nou ja eindverantwoordelijk voor het budget, want de productieleider neemt dat onder zijn hoede. Ik zorg voor het format en de inhoud. Ook het ontwerp valt onder jou en regel je sponsoren en de contracten. Daarnaast ben, ik stel het productieplan samen. Ik doe de planning en evalueer. Alvorens dit alles stel ik het productieteam samen en vallen zij onder mij. Eeeeh als GP eeh gelegeerd producent ontwikkel en verkoop je ook programmaformats. Je initieert meer en ontwikkelt meer van projecten. Als GP ben je eigenlijk ook verantwoordelijk voor het begeleiden van UP’s. Het is eigenlijk gewoon nog net iets meer taken en verantwoordelijk dat onder je komt te vallen. Misschien wel een beetje dubbel dat ik beide noem, aangezien de ene weer leiding geeft aan de ander, maar ik hang er een beetje tussenin, neem vaak de taak van beiden op me, maar dat is dan weer afhankelijk van het programma. Soms heb je kleinere producties waar niet een groot team op hoeft, dus daar hangt het dan vanaf. I: Welke programma’s heeft u zoal geproduceerd? R: Yacht vision heb ik gedaan en House vision zal weer gaan beginnen. De rijdende rechter, eeeeeh ik heb meegewerkt met Het beste idee van Nederland, omdat het een grote productie was. Als het een grote productie is staan wij elkaar graag bij, zodat we zeker weten dat het resultaat subliem is. We houden altijd de klant in gedachte en die willen we tevreden houden. I: En de kijker? R: Ja die ook uiteraard. I: Hoe houden jullie de kijker tevreden? R: Eeeh, we doen altijd veel onderzoek alvorens het programma. Daardoor weten we waar de gaten in de markt liggen. We weten daardoor welke doelgroep we moeten hebben en waar zij nog behoefte aan hebben. I: Heb je een idee van de Nederlandse publieksbehoeften zijn?
Universiteit van Amsterdam
71
Televisie zonder grenzen
R: Ja ik hoop wel dat ik daar een beeld van heb. Waar ik toevallig laatst mijn gedachte over liet gaan was over een programma waarbij samen werd gewerkt met een eeeh ander land. We zien het vaak terug nietwaar in programma’s waarbij Nederlanders met Belgen strijden, of tegen elkaar. We zijn zelf met iets bezig en dan zet dat je aan het denken. Je vraagt je dan af of mensen daar op zitten te wachten. Ik ben voor mezelf tot de conclusie gekomen van niet. Waarom zouden ze dat doen? Misschien in een competitie tegen Belgen hebben we wel zin, maar eeeeh, nee niet samen. Ik zie het niet voor me. I: Dus sowieso is volgens u een publieksbehoefte van Nederlanders dat ze geen samenwerking met andere landen hebben? Wat zijn andere behoeften? R: Behoeften, ja. Ze willen een stukje van hun cultuur terug zien komen. Nederland heeft niet een hele aanwezige cultuur, maar is er toch echt wel. Vaak lijkt het alsof we niet nationalistisch zijn, omdat we zeer zelfkritisch zijn. Maar nationalisme heerst toch wel veel. Sarcasme valt meestal zeer goed in de smaak eeeh en zelfspot ook. Vooral als het te maken heeft met nationale kwesties of met nationale habits. Hoe noem je dat? I: Eeeh gewoontes? R: Juist. Als Nederlandse gewoontes in de maling worden genomen. Nederlanders houden ervan om ja om zichzelf te lachen. I: Dat geloof ik wel. En verder? R: Nog meer? I: Ja, of zijn dat alle publieksbehoeften volgens jou? R: Neeeee, er zijn er velen. Deze zijn vaak opvallend voor mij. Ik denk ook de Nederlandse nuchterheid komt vaak terug. Die zal je zeker al vaak gehoord hebben. I: Jawel, maar wat is de Nederlandse nuchterheid? R: Hoe omschrijf je dat? Eeeeh ze houden niet van overdreven nep gedoe. Het moet allemaal wel echt zijn. Ze leggen er vaak gevoel in. I: Ok, dus de publieksbehoeften zijn dat de nuchterheid terug moet komen, zelfspot en sarcasme en dat ze niet graag een programma kijken waarbij een andere cultuur ook voorkomt? R: Ja eh alhoewel niet dat ze geen andere culturen voorbij willen zien komen, maar ze zitten niet te wachten op Belgen bijvoorbeeld in een Nederlands programma. I: Ok dat is duidelijk. Denk je dat je rekening houdt met deze publieksbehoeften bij het produceren van een format? R: Eeeehm ja, daarom denk ik erover na. We zijn constant bezig met brainstormen hoe we de kijker het best kunnen bereiken. Daar komen dan dit soort dingen uit. Wij proberen die zo goed mogelijk toe te passen in dat geval. I: Hoe belangrijk is het om dat toe te passen? R: Ja heel erg belangrijk natuurlijk. Kijkers zijn daar zelf ook constant naar op zoek. Je bent denk ik als tvmaker constant op zoek. Dus eeeh als je dan geen rekening houdt met behoeften van je kijkers, dan sla je de plank wel mis. I: Produceert u ook weleens R: Wil je me alsjeblieft tutoyeren? I: Ok, haha, produceer je weleens formats die aangekocht zijn uit het buitenland? R: Eeeeh ja. We zijn internationaal zeer actief en dat komt ook tot uiting in ons aanbod. We hebben een aparte sector waarbij onze internationale tak in aangesloten. Vanuit die tak komen veel internationale formats binnengestroomd. Zij gaan dan kijken wat geschikte programma’s zijn en passen bij ons imago, budget etcetera.
Universiteit van Amsterdam
72
Televisie zonder grenzen
I: Wat zijn geschikte programma’s? R: Ja, programma’s die kijkers graag willen zien hè. I: Denkt u, eeeh je haha of het van belang is vanuit welk land het format geïmporteerd is? R: Mmmm nee. Alhoewel… nee. Sommige landen hebben een totaal andere manier van produceren, maar daar prikken we zo doorheen als we een andere versie maken. I: Wat kan er zo anders aan zijn dan? R: Ja dat is vaak belichting of decor of presentatie en andere aankleding. Uit westerse landen niet hoor, maar vaak van andere landen dan die. Maar wij weten hoe wij de sfeer er dan wel in krijgen. I: Wat doen jullie dan? R: De belichting is anders, fleuriger misschien. Het decor ook wel. Eeeeh ja de presentatie is dan, ja wordt gedaan door iemand die dan beter past bij Nederlandse kijkers. Iemand die de Nederlandse nuchterheid en humor over kan brengen. I: Maar als het format afkomstig is van een land waar Nederlanders niet zo dol op zijn, zoals bijvoorbeeld Duitsland? R: Hahaha nee. Dat maakt niet uit. Vaak weet de kijker niet waar een format in eerste instantie gerealiseerd is. I: Ok duidelijk. En maakt het uit hoe succesvol het format was in het oorspronkelijke land? R: Mmm jawel. Als het in flop is in eigen land, zal het format niet eens verkocht worden, of je moet een Reinout hebben die een geweldig goede praatjesmaker is. Oh dat heb ik niet gezegd hoor. Hahahaha. I: Haahaha is goed, ik vergeet het. R:Maarre… oh ja succes. Eeeh ja nee een format zal zichzelf niet zomaar verkopen als het niet succesvol is geweest. Dat gaat dan moeilijk ja. Eeeh maar goed voor de kijker maakt het niet hoe succesvol het was in een ander land. Soms zijn programma’s in een land zeer populair en zijn ze in een ander land een flop. Dat is mysterieus, maar dat komt gewoon voort uit culturele verschillen. Daarom is het van groot belang niet te kijken naar het land van herkomst eeeh zoals je net zei, of naar eeeh wat was het ook alweer? I: Eeeeh succes in het land van herkomst. R: Juist, of dat het een kwestie is van succes. Altijd kijken naar wat het best past binnen de cultuur. Dat is nou eenmaal voor elk land anders. I: Is er weleens een format geweest die onder je neus werd geschoven, maar dat je dacht dat het niks zou worden in Nederland? R: Pfff, zoiets kan ik me niet herinneren. Het zal vast weleens gebeuren, maar dan komt het waarschijnlijk niet eens bij mij terecht. Dat ketsen mijn bazen dan al af. I: Ok. Wat is je mening eigenlijk over geïmporteerd formats? R: Of ik die goed vind? I: Ja of dat je daar graag aan meewerkt? R: Ik denk dat je vandaag de dag geen keus hebt. Alles is internationaal. Als je daar niet aan mee wil doen kom je niet mee. Dan blijf je achter. I: Maar vind je dat een voordeel of een nadeel? R: Ik vind het leuk om te doen. Het vereist een andere aanpak. Er zijn veel andere dingen waar je rekening me moet houden. Daarbij is het een uitdaging om te proberen een net zo goede aflevering of niet beter neer te zetten dan de originele versie. Dat kan wel heel
Universiteit van Amsterdam
73
Televisie zonder grenzen
spannend zijn. Aan de andere kant word je daar constant mee geconfronteerd en vergeleken. Maar ook dat houdt je scherp als producer. Vaak hoor je kijkers dat ze een Nederlandse versie van een programma zo nep vinden. Het wordt vaak zo goed mogelijk nagedaan. Dat is wel logisch, er is tenslotte niet voor niks een duur format aangekocht, maar toch vind ik wel dat je eigen creativiteit noodzakelijk in gevallen als deze. I: Vinden kijkers het vaak nep? R: Ja, het format is niet het enige waar je voor betaald. Je betaalt ook nog voor de hele uitleg van de productie, vind jij dat nooit nep? I: Ik vind moeilijk te zeggen wanneer het nep is. Soms komt het na-aperig over, maar ja zoals jij al zei, is dat wel logisch, omdat je de originele versie al kent. Vaak worden toch de originele versie niet eens uitgezonden en dan denk ik wel dat ik het veel minder nep zou vinden direct. Dat kan toch kloppen? R: Ja dat zou inderdaad een reden kunnen zijn, dat je het daardoor minder nep vindt. I: Als je zelf een buitenlands format aanpast, wat zijn dan de eerste aanpassingen die je sowieso maakt? R: Een presentator die past in het Nederlandse beeld of kandidaten die daarin passen. Dan heb ik het niet over een blanke man met blond haar en blauwe ogen, maar iemand die het Nederlandse publiek aan kan spreken. Een bepaalde charisma heeft. I: Wat voor een presentator kan het Nederlandse publiek aanspreken? R: Iemand die, volgens mij heb ik dat al eerder genoemd, een bepaalde humor heeft. Het hoeft geen Andre van Duin te zijn, maar een eeeh eeeh een natuurlijke humor. I: Wat voor kandidaten spreekt het publiek aan? R: Ja met dezelfde soort kwaliteiten. Ze moeten zich kunnen identificeren. Niet te overdreven mensen en nep. Volgens mij val ik in herhaling. I: Nee hoor, alles hangt toch met elkaar samen? R: Ok nou in dat geval gewoon mensen die maar gewoon zijn. Dat is het. Of mensen aan de andere kant die zo uitbundig en vreemd zijn dat het absurd is. I: Welke andere aanpassingen zou je maken naast de punten die je zojuist heb genoemd? R: Eeehmmmm een aantal nationalistische dingen werken altijd. I: Zoals? R: Zoals eehm zoals grappen over het koningshuis, daar komt de zelfspot dan weer terug. Of de aanspraak van mensen op hun burgerschap. Dat is vaak zo in programma’s zoals opsporing verzocht. Daarbij betrekken ze de kijker er in zoverre in dat je graag wil helpen, ook al weet je er niks van. We hebben best een behulpzaam karakter. Ook als we kunnen helpen zouden we dat graag doen. Zolang er geen geld mee gemoeid gaat. Zo zijn we dan ook weer. I: Ja? R: Nee dat is niet eerlijk. Dat is niet altijd zo. I: Zijn er speciale strategieën die alleen uitgevoerd worden bij geïmporteerde programma’s die je anders niet zou toepassen? R: Pfff zou kunnen. De manier waarop het vooronderzoek verloopt is anders, omdat je meer erover na hebt gedacht naar wat voor types je op zoek bent. En wat verder? Ja natuurlijk de hele productie ook wel. Je bent natuurlijk meer bezig met het namaken. Hoe krijgen we dat net zo mooi en waar moet dat staan om datzelfde te creëren. Terwijl je daar anders op een andere manier mee omgaat. Dan heb je dat beter in gedachte hoe dat gaat worden.
Universiteit van Amsterdam
74
Televisie zonder grenzen
I: Dus je bent dan meer bezig met het namaken? R: Ja natuurlijk wel. Niet alleen maar, maar op veel aspecten wel. I: Welke aspecten kunnen wel anders dan? R: Alles wat je wil uiteindelijk, maar dat doe je niet altijd. I: Welke dingen blijken uiteindelijk het meest te veranderen toch? R: Een finaleshow. Dat heeft vaak toch wel een andere ontknoping. Maar dat is vaak ook door beperkingen waar je me te kampen hebt. Dan probeer je het op een geheel andere manier, omdat je geen half werk wil leveren. I: Heeft dat ook met het genre te maken? R: Ja elk genre heeft hoe dan ook andere conventies. Wat je ook doet, val nooit buiten die conventies, dan ontspoor je. I: Of heb je iets geheel nieuws bedacht. R: Jajajaa zo kan je het ook zeker bekijken. Je kan op iets stuiten dat je niet aan ziet komen. Eeeh. Ja dat kan. I: Waren de programma’s die je hebt geproduceerd succesvol? R: Idtv werkt vaak aan aparte concepten. Niet alles in ontworpen voor de massa. Sommige programma’s zijn succesvol geweest en blijven ook altijd teruggekomen. Dat zijn dan gewoon de stabiele programma’s die altijd weer terug blijven komen. I: Maar over het algemeen? R: Ja Idtv doet het natuurlijk goed als bedrijf zijnde, dus eeeeh ik kan moeilijk zeggen dat het slecht gaat met de programma’s. De een doet het beter dan de ander en dat zal altijd zo blijven. Mijn programma’s doen het niet uitzonderlijk beter of slechter dan mijn collega’s. De programma’s van hun. I: Is het succes van het ene programma en van het andere niet te verklaren doordat het een buitenlands format is of niet? R: Ja want eeeh dat zijn programma’s die bewust aangekocht zijn. Uitgebreid onderzoek is gedaan of het aan zal slaan of niet. Je gaat dan toch voor zekerheid en vaak loont dat ook wel hoor. Jazeker bij een eigen productie neem je een groter risico en eeeh dat keert soms wel eeeh terug. Maar de programma’s die het eenmaal doen, gewoon goed dan, die doen nergens aan onder zou ik zeggen. I: Ik vind het mooi om hiermee af te sluiten. Ik wil je heel erg bedanken voor je tijd. Ik ben er veel van opgestoken en kan er zeker veel van gebruiken. R: Geen dank. Dat hoop ik. Ben zeer benieuwd naar het resultaat.
Universiteit van Amsterdam
75
Televisie zonder grenzen
Naam: J. S Geslacht: Man Bedrijf: BlueCircle Functie: Uitvoerend Producent I: Je had al het een en ander begrepen waar het interview over ging nietwaar? R: Ja dat klopt ongeveer. Begin maar gewoon dan kom ik er vanzelf wel achter. Hahaha. I: Haha dat is waar. Kan jij je functie binnen Bluecircle omschrijven? R: Ik ben een eeeh uitvoerend producent. Ik voer de producties uit. Haha dat is wel heel simpel hè. Nee hoor. Ik werk als uitvoerend producent voor de entertainmentsector. Ik ben verantwoordelijk voor een aantal van de producties die als entertainend ervaren worden. Het werk bestaat voornamelijk uit het aansturen van het team. Ik werk samen met hun om de productie tot een succesvolle productie te maken. Ik sta tussen het team en de hogere mannen in. Zij hebben vaak een zeer uitgesproken mening eeeh over hoe ze iets willen zien. In overleg met mij kunnen wij dat doorvoeren in de productie zelf. I: Wat zijn een aantal programma’s die je geproduceerd hebt? R: Ja, Boer zoekt vrouw, De weg naar Fame heb ik gedaan, Hoe schoon is jouw huis, Bouwval gezocht, maar ach, het zijn er nog zoveel. Ik heb bij productie jarenlang geleden ook nog heel wat gedaan. I: Maar deze die je noemde zijn allemaal heel recent toch? R: Ja die zijn van de afgelopen tijd. I: Zijn dat ook geïmporteerde formats. R: Ja dat kom ik vaak tegen. Ik doe veel programma’s die afkomstig zijn vanuit het buitenland. Dat bedoelde je toch? I: Ja inderdaad, formats die aangekocht worden vanuit het buitenland. R: Ja die kom ik dus vaak tegen haha. Nee wij zijn een zeer groot bedrijf, gevestigd in enorm veel landen, dat kan je je niet voorstellen, echt. Van daaruit komen veel formats aangewaaid die wij in Nederland ook gebruiken. I: Vind je het leuk om juist dat soort formats te produceren? R: Ja heel erg. Ik zie het vaak als een uitdaging om een remake te maken van het format. I: Is het een remake, of doe je het op je eigen manier? R: Ja het is toch wel een remake. Kijk maar naar Idols. Het decor is in elk land exact hetzelfde. Wordt bijna niks aan veranderd. Het verloop van een aflevering idem dito. De bedoeling is om het op dezelfde manier te doen. I: Waarom is dat de bedoeling? Mag je het niet iets aanpassen? R: Ja zou vast wel mogen, maar niet teveel. Vaak liggen de rechten van zo een format nog bij de eigenaar ervan. Wij kopen het aan, maar de rechten kan je niet zomaar kopen. Met John de Mol was dat tijdens het begin van Talpa toch ook dat probleem? I: Oh ja? R: Ja, hij wilde een programma kopen, maar dan inclusief de rechten. Dat willen programmamakers niet. Die willen de rechten zelf in handen houden. Dat is vaak een lastige kwestie. Eeeeh maar goed om daar weer op terug te komen. Ik denk dat je niet eens teveel je eigen weg in kan slaan zonder overleg met de eigenaar van het format. I: Heb je soms het idee dat een format afkomstig uit een bepaald land dan niet geschikt is voor Nederland?
Universiteit van Amsterdam
76
Televisie zonder grenzen
R: Eeeh. Wij kopen uiteraard alleen de formats waarvan wij denken dat ze aan zullen slaan bij het Nederlandse publiek. I: Slaat een format beter aan afhankelijk van het land waarvan het afkomstig is? R: Ja want ieder land heeft een eigen manier van tv maken. De een is ja, nee ieder land is heel anders en weet hoe het op hun manier werkt. I: Hoe werkt het op onze manier? R: Eeeeh I: Dus wat slaat wel aan bij het Nederlandse publiek? R: Er is toch een enorm debat losgebarsten nadat Maxima zei dat Nederland geen eigen identiteit had. Bij het Nederlandse publiek is er geen touw aan vast te knopen als we haar moeten geloven. Ergens begrijp ik wel wat zij bedoelt, wij hebben niet zo een sterke typische identiteit zoals sommige andere landen dat wel hebben. I: Hebben wij volgens jou dat ook niet? R: Jawel ik denk dat Nederlanders een grote wil hebben tot samenwerken. Dat is een grote kracht van Nederland. Er heerst geen hiërarchische cultuur. Daarnaast zijn we wel individualistisch eeeh ijverig eeeehm punctueel, direct, misschien een beetje sober. We zijn soms heel stug vind ik wel. En ook ja, betweterig. We zijn trouwens tolerant. Als je het vergelijkt met andere landen, zijn we dat zeker. I: Ok. Hoe uit de Nederlandse identiteit zich in behoeften die de Nederlanders hebben? R: De behoefte is toch dat ze hun eigen identiteit terug zien komen? I: Ja dat zou zeker kunnen. R: De behoefte is om zich te identificeren en dat kan zodra ze de identiteit waarmee ze bekend zijn terug zien komen. I: Neem jij deze gedachten in acht wanneer je een programma maakt? R: Ja het komt vanzelf. Het komt er wel in voor. Als je een programma analyseert zie je wel de typische Nederlandse dingen terugkomen zou ik vanuit gaan. Maar dat gaat toch ook automatisch. Het programma wordt door een Nederlander gemaakt, dus … I: Dus de typisch Nederlandse dingen komen er vanzelf wel in voor? R: Inderdaad. I: Dus eigenlijk gaat het gewoon helemaal niet bewust bij jou? R: Nee denk niet eerst aan de Nederlandse dingen en ga ik die bewust erin verwerken. I: Maar ze komen er wel in voor? R: Ja dat wel. I: En als een format uit het buitenland komt? R: Ja I: Let je er dan meer op? In zo een format zitten waarschijnlijk punten verwerkt die typisch voor dat land gelden en waar we ons hier veel minder mee kunnen identificeren. Denk je er in dat geval dan over na om die te vervangen door Nederlandse ideeën? R: In dat geval word je gedwongen om erover na te denken. Een remake is niet alles maar kunnen kopiëren. Je moet wel aan je publiek blijven denken. Ik weet wel een goed voorbeeld daarvan. I: Ja graag. R: Mijn collega heeft bij Idols dat probleem meegemaakt weet ik bij toeval. Idols is toch een format die wereldwijd verspreid is. In veel landen is zingen in de eigen taal zeer populair. Het programma bestaat dan ook voornamelijk uit liederen in die taal. In Nederland zijn we redelijk sceptisch over het zingen in de Nederlandse taal. Daar zijn dan
Universiteit van Amsterdam
77
Televisie zonder grenzen
aanpassingen in gemaakt. Engels wordt toch de hoofdtaal, en het zingen in de Nederlandse taal wordt een thema, waar iedereen dan ook nog eens moeite mee heeft. Aan zulke dingen wordt wel gedacht. I: Wat is het eerste waar jij naar kijkt als je een lokale versie gaat produceren? R: Er wordt direct een breakdown geschreven. Dat wil zeggen dat je het verloop van het programma bijhoudt. Dus de verschillende blokken analyseren. I: Van daaruit ga je zelf produceren? R: Ja van daaruit ga je dan dezelfde indeling maken en zorgen dat je alles in huis hebt om het waar te kunnen maken. I: Je kijkt dus niet hoe je het gaat aanpassen voor het Nederlandse publiek? R: Eeeeehm nee niet direct. I: Nee? R: Nee niet direct. Dat komt waarschijnlijk in het verloop wel. I: Kijk je naar de attitude van de kijker ten opzichte van het land waar het format vandaan komt? R: Eeehm denk je dat de kijker zich daarin verdiept? I: Ik weet het niet. R: Ik zou niet weten of een kijker weet waar een format vandaan komt. I: Als ze het zouden weten, zou het dan uitmaken? R: Ja er zijn landen die niet populair zijn, maar nee denkt toch niet dat het een kijker uitmaakt. Als het programma goed in elkaar zit, kan ik me niet voorstellen dat een kijker zich dat aantrekt. I: Kijk je dan wel hoe succesvol een format … R: Waarschijnlijk wordt dat dan gauw vergeten. Als het niet een goed programma is is de kans daarop groter. I: Kijk je dan wel hoe succesvol een format is in andere landen? R: Ja dat is een factor waar op gelet wordt. Een bedrijf probeert zijn format te slijten aan door het zo succesvol mogelijk te doen lijken. Zij verkopen het programma aan de hand van het succes. Als een programma een flop is zou het zichzelf niet verkopen. De andere kant op sluit het zich niet uit. I: Wat bedoel je daarmee? R: Er wordt gekeken naar het succes van een format voordat het wordt aangekocht. Het moet dan wel degelijk succes hebben gehad. Wat ik bedoelde te zeggen was dat succes in een ander land, geen succes verzekerd in Nederland. Dat weet je gewoon niet. Dat kan altijd tegenvallen. I: Heeft dat succes dan te maken met de manier waarop rekening wordt gehouden met de publieksbehoeften? Of daar dus goed rekening mee is gehouden en of die goed zijn toegepast? R: Ja onder andere wel. Is er rekening gehouden met het publiek? En nog belangrijker denk ik, is het tijdstip waarop het programma uitgezonden wordt. Dus het tijdstip op de avond, wat daartegenover geprogrammeerd is, ook heel belangrijk. Maar ook of mensen erop zitten te wachten. Soms zijn er al veel varianten geweest en dan is het nieuwe ervan af. Veel dingen he, hebben daar mee te maken. I: Ok. Nou we hebben al besproken wat een format dus succesvol maakt en waar je op let als een buitenlands format aangekocht wordt, maar zijn er standaard aanpassingen die je maakt bij een lokale versie?
Universiteit van Amsterdam
78
Televisie zonder grenzen
R: Nou zou niks kunnen bedenken. Ik doe het meer naar mijn gevoel dan naar tekstboekkennis. I: Ik bedoel ook niet de tekstboekkennis, maar de kennis die je hebt opgedaan in de praktijk tijdens je carrière. R: Ja die wordt el toegepast, maar dat is onbewust. Dat is moeilijk om nu zomaar te verklaren. Standaardaanpassingen zijn voor mij dat we het in onze eigen taal doen, met onze eigen mensen met onze eigen humor met onze eigen waarden. I: Maar daar wordt niet bewust bij stil gestaan? Gaat zoiets dan gewoon vanzelf terwijl je bezig bent? R: Ja. Het gebeurd allemaal wel, maar daar doe ik geen moeite voor. Dat bereik je door een goede kandidaat te kiezen die dat voor je over kan brengen. Of door een presentator die dat goed kan. I: Ja dat begrijp ik. Dan komt het vanzelf. Denk je dat jouw producties, of programma’s die je hebt geproduceerd goed aan slaan of hebben aangeslagen bij het publiek? R: Volgens mij zijn de programma’s die het minder goed hebben gedaan niet zo gelopen doordat er niet genoeg rekening is gehouden met de publieksbehoeften. Of ging je daar niet heen? I: Jawel ook. Maar eeeh ze zijn dan minder goed gegaan door andere redenen die je net al noemde bijvoorbeeld? R: Ja ik zou het moeilijk vinden om dat te bevestigen. Dus dat doe ik ook niet. Maar dat zijn wel redenen die een rol kunnen spelen en die ervoor kunnen zorgen. Wat we inderdaad zojuist hebben besproken. I: Denk je dat een geïmporteerd format het beter doet bij kijker dan een niet geïmporteerd format? R: Even denken eeeeh, ik denk na over de kijkcijfers, wat die ervan zeggen. Wat zeggen die ervan? I: Ik heb die niet nader bestudeerd. R: Ja dat is wel altijd handig om te doen. Wij hebben wel een afdeling die dat allemaal precies bijhoudt, daar zou je dat na kunnen gaan. I: Dat is wel heel handig inderdaad. Maar jij hebt er geen idee van of dat zo is of niet. R: Nee ik durf dat niet te beantwoorden of daar, nee ik weet het niet. I: Ok. Ik ben door mijn vragen heen. Hartelijk dank voor dit interview. R: Laat je me weten of het allemaal lukt? I: Ja dat gaat allemaal goed komen. Bedankt.
Universiteit van Amsterdam
79
Televisie zonder grenzen
Naam: E. B Geslacht: Man Bedrijf: NCRV Functie: Redacteur I: Leuk om hier te zijn. Kan jij je functie bij de NCRV omschrijven? R: Ja ik werk op de redactie bij Man bijt hond. I: Wat houdt je werk precies in? R: Eeeh op de redactie, ik verzorg de items die we doen. Dagelijks bereiden we die voor en dan gaan we op locatie draaien. Eeeh dat is heel globaal gezegd wat ik doe. I: Doe je ook nog andere programma’s? R: Nee ik ben dagelijks bezig met dit programma. I: En heb je in het verleden nog bij andere programma’s gewerkt? R: Ja ik heb vroeger wel bij veel programma’s gewerkt. Ik ben op een gegeven moment bij programmaontwikkeling terecht komen. Wel heel interessant om te doen. Eeeh daar zie je de andere kant van de productie. Normaal gesproken voer je uit en natuurlijk bedenk je, maar het plaatje is al klaar en je voorgeschoteld. Bij programmaontwikkeling sta je aan de ja, bedenkkant. Daar ontwikkel je alles. I: Maar uiteindelijk toch weggegaan? R: Klopt ik miste daar het werken op de vloer. Ik ben een echt tvdier. Dus als dat zijnde miste ik de interactie en de praktijk op kantoor. Ik vond Man bijt hond een geweldig programma. Op dat moment het enige programma waar ik echt achterstond. Dus toen ik eenmaal daar kon werken heb ik dat met beide handen aangegrepen. I: Logisch. Bevalt het nu? R: Zeker weten. I: Je zal er nu wel niet veel mee te maken hebben, maar heb je dan bij programmaontwikkeling veel te maken gehad met internationale formats? R: Mmmm we ontwikkelden veel formats. Vaak was er een format die nog meer structuur moest krijgen en dan kwam het bij ons terecht. Wij hadden ook een afdeling international en dan werkten we samen. I: Wat moest er nog gedaan worden als het meer structuur moest hebben? R: Eeeehmm dan moet het uitgewerkt worden op papier hoe wij het programma neer gaan zetten op de Nederlandse markt. Hoe wij het programma gaan proberen te verkopen. I: Maar dat was dan van een al bestaand format? R: Ja ook. We deden aan ontwikkeling van nieuwe formats, echt nieuw, bij ons bedacht en klaargestoomd. Maar ook bestaande formats die we aanpassen. I: Waarvoor passen jullie een format aan? R: Eeeeh. I: Dus jullie passen een buitenlands format aan? R: Ja een format die we aangekocht hebben. I: En wat passen jullie dan aan? R: Eeeeh. We passen het aan voor de Nederlandse tv. I: Wat vind je zelf van het aanpassen van een buitenlands format naar een Nederlandse versie?
Universiteit van Amsterdam
80
Televisie zonder grenzen
R: Eeeeh ik vind daar niets mis mee. Als een bepaald programma aanslaat in het buitenland, zie ik geen reden om die niet naar Nederland te halen en om hier succes te boeken. Ik zie daar geen direct probleem in. I: Waar kijk je als eerst naar als je een lokale versie gaat maken? R: Eeeeh. Naar de structuur van het programma, om te kijken hoe wij die gaan doen. Eeeh naar de doelgroep en daaraan zal ik het programma dan aanpassen. Sommige programma’s die aangekocht worden zijn al helemaal kant en klaar. Daarbij is weinig nodig om aan te passen, maar bij de meeste programma’s hangt toch wel een bepaalde sfeer. I: Wat bedoel je met een bepaalde sfeer? R: Als televisiemaker probeer je toch je eigen sfeer te creëren. Die stijl is ook vaak afhankelijk van de producer. Het is herkenbaar van wie een productie afkomstig is. I: Is het afhankelijk van de producer of een buitenlands format het hier goed doet, of is dat het format op zich? R: Eeehm je hebt goede en slechte producers. Soms geeft iemand een verkeerde invulling vind ik en dan is het geen aantrekkelijke productie, maar dat is zeer afhankelijk van smaak. I: Is het van belang vanuit welk land een format geïmporteerd is? R: Eeeeh zoals ik al zei is de sfeer belangrijk. Die is verschillend per land, maar dat wordt meestal eigen gemaakt. I: Dus als eenmaal de sfeer aangepast is aan de Nederlandse, is het dan van belang? R: Ik zou niet weten waarom. I: Nou omdat de attitude van de kijker misschien slecht is of goed ten opzichte van een ander land? R: Ooooh op die manier, ik snapte niet helemaal waar je naartoe wilde. Maar goed. Eeeeh ik heb niet het idee dat kijkers zich daarmee bezig houden. Ik heb nooit een kijkonderzoek gedaan, maar ik weet zelf ook nooit wanneer een productie van origine een buitenlands format is. Dat weet je vaak alleen als je je daar in verdiept hebt, of eeeh als je de aftiteling heel goed leest. Hahaha. I: Klopt haha er is een manier om erachter te komen. Maakt het dan wel uit hoe succesvol een format is geweest in andere landen? R: Eeeeh mensen zijn zo beïnvloedbaar, dat weet ik wel. Als zij horen dat het in Amerika een daverend succes is, dan gaan ze erin geloven dat het dan wel een geweldig goed programma moet zijn. Dat helpt altijd. Dat is het spelletje die mensen van tv heel goed kunnen spelen. Eeeeh ik kan je namelijk wel vertellen dat het niet altijd waar is wat gezegd wordt. Maar goed, zolang het werkt… I: Best erg eigenlijk dat het gewoon kan eigenlijk. Maar om weer even terug te komen op de sfeer waar we het over hadden. R: Ja. I: Welke sfeer probeer jij als producer te creëren? R: Pfffff. Dat is een goede vraag. Dat is zo afhankelijk van het soort programma. I: Hoe kan je dat verschil uitleggen? R: Eeeh eerst deed ik veel voor commerciële zenders. Als ik iets deed voor de publieke omroep was het alsnog aan de commerciëlere kant. Eeeh bij commerciële zenders is het allemaal flitsender. Beelden zijn strakker gesneden. Het is van meer popi jopi. Haha. I: En wat is nog meer kenmerkend voor de sfeer bij de commerciële?
Universiteit van Amsterdam
81
Televisie zonder grenzen
R: Eeeeh, is toch zo moeilijk uit te leggen. Als je het ziet kan je direct je vinger erop zetten. Eeeeh muziek speelt een grote rol. Opzwepend of heel zielig. Maar wel altijd modern. De voice-overs die soms genomen worden… Haha. Moet ik soms zo er om lachen. Wel goed hoor, heel goed, maar niet mijn stijl. Zo overdone dat je bijna bang wordt van de stem. Maar dat is juist goed, want dat willen zo ook creëren. Zo een sfeer willen ze dan oproepen, maar dat is afhankelijk van het programma. I: En de sfeer die ze willen oproepen bij de publieke? R: Eeeeeh ja is ook moeilijk om dat zo te zeggen. Er zijn zoveel instanties die daaraan meewerken. De KRO heeft een totaal ander voorkomen dan BNN. Logisch. I: Inderdaad logisch. R: Dus eeeeeeh de sfeer. Het is meer ingetogen. Meer gefocust op de inhoud. De poespas eromheen wordt weggelaten. We zien steeds meer dat de publieke omroep dat wel ook doet. Ze moeten ook bijbenen en het wordt ook soms, ze hebben wel programma’s die geproduceerd worden door dé commerciële productiehuizen. Dan zit het er meer in. Hier is het wel redelijk ingetogen. Wij gaan met de camera en geluid op pad en zien wel wat eruit komt. We hebben geen voice-over die de spanning brengt of eeeh hele flitsende beelden. Integendeel hoor. I: Is dat dan niet juist de kracht van jullie programma? R: Ja voor mij zeker wel. Ik vind het een schitterend programma daardoor juist. We hebben meer niet nodig. I: Maar de sfeer bij de publieke omroep is dus meer ingetogen? R: Over het algemeen wel. I: Wat denk jij dat de Nederlandse publieksbehoeften zijn? R: Eeeh ook zo een lastige vraag. I: Ja hè. R: Zoals elk publiek, onafhankelijk van het land, willen ze zich kunnen identificeren met de karakters. Ze willen entertained worden, emoties moeten gevoeld worden. Ze moeten er iets aan hebben en met een goed gevoel naar bed kunnen gaan. I: Soms geeft iets je toch geen goed gevoel? R: Nee maar je gaat vaak op zoek naar iets wat bij je bui past op dat moment. Je hoeft er niet vrolijk van te worden, maar het brengt je in een gemoedstoestand waar jij je daarbij prettig voelt. I: Ok R: Kijk soms heb je toch zin om naar een comedy te kijken? I: Ja. R: Dan heb je op dat moment zin in daarin. Je hebt zin om vrolijk te worden, of om erom te gaan lachen toch? I: Ja, denk het wel. R: Ja, op een ander moment wil je bang worden, ik zeg nu ook maar iets. Maar dan wil je weer iets anders en dat zoek je dan op. I: Ik snap het. Dus mensen zijn op zoek naar iets wat past bij hun gemoedstoestand? R: Ja en dat ze emoties voelen en identificatie. Eeeeh het moet wel toepasbaar zijn in hun leven. Op wat voor manier dan ook hoor. Dat is niet altijd voor de handliggend. I: Hoe kan je de publieksbehoeften verwerken in het produceren van een lokale versie van een buitenlands format?
Universiteit van Amsterdam
82
Televisie zonder grenzen
R: Eeeeehmmm, door eeeehm, de normen en waarden die horen bij dat land terug te laten komen. I: Hoe komen die terug in een Nederlandse productie? R: Nederlanders hebben veel zelfspot. Niet alles moet te serieus genomen worden. Ze hebben wel een enorm gevoel van gerechtigheid. Als iemand iets heeft gedaan, moet diegene daarvoor gestraft worden. Maar medeleven is ook wel iets dat er veel is vind ik. Mensen willen elkaar helpen. Of dat ook echt gebeurd is een tweede. Als ik dat vergelijk met de Amerikaanse tv. Of gewoon de maatschappij bij hun. Ze zijn veel harder. Doen alsof ze willen helpen, maar is wel echt voor jezelf allemaal. Dat komt ook wel terug in programma’s. Bij ons is dat minder. I: Waarin zien we dat verschil terugkomen? R: In hun overdrevenheid. Bij ons is dat minder. I: Hoe probeer je dat verschil te maken in een productie? R: Eeeeeh. Door de verhaallijn meer informatief te maken. Ik geef graag veel achtergrondinfo van zaken. Door muziek anders in te zetten. Ook wel drama, maar anders. Net zoals de voice-over. I: Dus door die twee dingen is het al minder Amerikaans, om het maar zo te noemen. R: Ja en ook nog wel andere dingen. I: Weet je nog een aantal van die andere dingen? R: Eeeeeh. Dat zou dan. Ik wilde het eigenlijk niet noemen, want het is zo cliché, maar ja we zijn wel nuchter. Dat is zo iets wat zo vaag is vind ik. I: Hoezo dat R: Ach, eeeeh wat is nuchterheid. Probeer daar maar antwoord op te geven. I: Ja… R: Is moeilijk. Ik probeer het daarom nooit te gebruiken. Maar ik heb het idee dat mensen dat wel terug willen zien komen. We hebben veel zelfspot en we houden van satire daardoor. Dat kan mensen hier helemaal gek maken. Amerikanen kunnen dat vaak slecht trekken hoor. Begin niet over hun geloof en over hun president. In stand-up comedy, natuurlijk is het dan wel heel leuk en grappig, maar dat is dan de manier waarop het gebracht wordt. I: Maar in de dagelijkse programma’s niet? R: Niet zoals het hier erin verwerkt is. Wij houden van sober soms. Wij kunnen daar best doorheen kijken, en kijken naar de kern van de boodschap. I: Ok. R: Ik zeg dat nu wel zo simpel. Maar dat is niet voor elke Nederlander weggelegd. We zijn een klein land, maar hebben een gevarieerde groep kijkers denk ik wel. I: Moeilijk om daar dan op in te spelen. R: Ja de Nederlandse cultuur is moeilijk te bepalen. Ik geef Maxima helemaal gelijk hoor. Hahaha. I: Gelukkig, staat ze er tenminste niet helemaal alleen voor. Nu we het over de publieksbehoefte hebben gehad en hoe je die verwerkt in een programma, vraag ik me nog af of er een aantal standaard dingen zijn die je doet als je een format gaat aanpassen voor Nederland? R: Standaard dingen? I: Ja die je sowieso doet. R: Er is geen boekje voor met standaard dingen die moeten gebeuren.
Universiteit van Amsterdam
83
Televisie zonder grenzen
I: Niet eens, haha. R: Misschien kan jij die maken hierna. I: Dat is een heel goed idee! Maar wat zijn dan geen standaardaanpassingen, maar aanpassingen die je gewoon maakt? R: Eeeh, dat komt toch weer neer op hetzelfde. Sfeer erin te maken. Soms ligt het aan de belichting of aan het decor. Ik geloof dat de Westerse formats daarbij dat geen verschil maakt. Maar ook de karakters meer bijstellen naar de Nederlanders. I: Is dat ook afhankelijk van het genre? R: Jawel. Ik werk nu in een genre die niet eens een naam heeft hahaha.. I: Hahaha, inderdaad ik zou het niet kunnen verzinnen. R: Dus elk genre zit anders in elkaar. Dus daar heeft het wel mee te maken. I: Wat is er aan het genre anders nu dan de genres waarmee je hiervoor werkte? R: Dit vind ik nou typisch publieke omroep. Uit ten voeten. Geen poespas, gewoon een camjo een nietswetende kandidaat. Typisch Nederlands, maar kan niet beter. I: Is dat waarom het programma het zo goed doet? R: Ja eeeeh. Als je ervan houdt ga je er helemaal voor, en als het je smaak niet is, heb je het waarschijnlijk ook nooit gezien. Het maakt niet uit hoeveel kijkers we hebben. Nou ja helaas wel voor de hogere piefen natuurlijk… I: Maar voor jou maakt het aantal kijkers niet uit? R: Nee niet zozeer. Ik weet dat veel mensen het kunnen waarderen en sommige mensen niet. Dat zal je altijd houden. Kom op niet eens alle mannen houden van voetbal, hoe kan je dan wel een programma maken die iedereen leuk vindt. Onmogelijk hoor. I: Hahaha, daar heb je een heeeel goed punt moet ik zeggen. Ik vind het een goed moment om hiermee af te sluiten. Ik denk dat ik mijn boek nu wel kan schrijven hoor. R: Mooi die ga ik zeker lezen. I: Heel erg bedankt. R: Ja.
Universiteit van Amsterdam
84
Televisie zonder grenzen
Naam: M. T Geslacht: Vrouw Bedrijf: CCCP Functie: Redacteur I: Leuk om hier te zijn. R: Welkom hier. I: Kan je beginnen om aan me uit te leggen wat voor functie je hier hebt? R: Ik werk als redacteur, of eindredacteur. I: Bij wat voor programma’s? R: Ben betrokken geweest bij 6Pack. Dat was echt top om te doen. Zo een idee die helemaal opgebloeid is vanuit de grond tot iets populairs. Dat geeft echt een kick. I: En andere programma’s? R: Ik hou me nu voornamelijk bezig met De wereld draait door, dat is dagelijks, dus daar heb ik meer dan een dagtaak aan. I: En.. R: Ik heb daarvoor ook nog Pimp my room gedaan voor Cccp. I: Pimp my room is een format afkomstig uit het buitenland nietwaar? R: Klopt. Voortgekomen vanuit het superbekende pimp my ride. Alles werd ineens pimp, dus wij hebben dat hier maar overgenomen. I: Werkt Cccp verder met internationale formats? R: Mmmm zou wel kunnen. We zijn niet het allergrootste tv-bedrijf van Nederland. Wij richten ons ook op andere onderdelen van de media zoals advertenties en hebben ook een design studio. Tv is wel ons grootste werkterrein. I: Ben jij buiten Cccp wel bekend met het werken met internationale formats? R: Eeeh ja die kom je nu overal wel tegen toch? I: Klopt, maar niet ieder bedrijf werkt daar evenveel mee. R: Voor zover ik weet doen wij dat wel. Waar ik eerder werkte zijn daar hele afdelingen voor die zich daarmee bezighouden. Wij hebben dat niet. We laten ons wel veel inspireren ook hoor. I: Wie gaat daar bij jullie dan over? R: Eeeeh, goede vraag, maar dat is de directie die daarover gaat. Zij kopen het aan. I: Ok, maar jullie laten je dus inspireren uit buitenlandse programma’s? R: Ja Engelsen en Japanners zijn heel creatief en zeer humoristisch. I: En Amerikanen? R: Ja om die programma’s kan je sowieso niet heen. Maar Japan heeft hele vernieuwende programma’s, daar zouden wij nog veel van kunnen leren. Als je op youtube kijkt, kan je veel te weten komen. I: Vind je het werken met een buitenlands format leuk om te doen? R: Nja, is weer wat anders. Ik geniet echt van programma’s zoals 6pack of De wereld draait door. Dat zijn echt onze kindjes. Geweldig vinden we dat. Ze doen het beide natuurlijk super, dus daar geniet je dan van. I: En de buitenlandse formats? R: Ja is weer een andere uitdaging. Ik heb het altijd heel leuk gevonden om te doen. Uiteindelijk is het toch je eigen project, van het team dan. Pimp my room is ook heel leuk geworden.
Universiteit van Amsterdam
85
Televisie zonder grenzen
I: Waar kijk je als eerste naar als je een buitenlands format gaat produceren? R: We kijken naar het programma. Naar alle afleveringen en lezen de productiebijbel aandachtig door. I: Waar letten jullie op als jullie kijken en lezen? R: Op de opvallende elementen voornamelijk. We kijken dan echt naar wat eruit springt en wat het programma apart en eeeh anders maakt. Die zijn belangrijk, want daarom koop je het. Als het hetzelfde is als andere programma’s, kan je het net zo goed zelf wel bedenken. I: Dus de aparte elementen van het format wil je extra benadrukken. R: Ja. I: En de andere punten die dan meer standaard zijn. Nemen jullie die dan gewoon over? R: Ja verschillend. Als je dan dingetjes gaat veranderen doen we het daarom. Dan. De hoofdlijnen, daar gaat het om. I: Probeer je bij zo een vertaling rekening te houden met de behoeften van het publiek? R: Ja. Je kijkt naar waar er nog plek is op de markt. Waar het gaatje nog ligt voor een concept. De kijker wordt overspoeld met alles van hetzelfde, maar dat betekent niet dat ze het niet meer willen. Soms wel. Daar moet rekening mee gehouden worden. I: Wat zijn volgens jou typisch Nederlandse publieksbehoeften? R: Mmmmm, ze houden van veel van hetzelfde. Ze zijn best conservatief hoor qua tv. Ze houden van half acht uur op de bank zitten met het gezin en dan om acht uur journaal kijken. Of GTST, wat ze dan ook kijken. Ze houden van vaste patronen. Daar staan we toch ook bekend om? I: Ja lekker Nederlands. Zijn er nog andere publieksbehoeften? R: Ja ze willen dus bekende dingen terug zien komen. Als het nieuw is, moet het toch in een oud jasje gestoken worden. I: Dus nieuwe dingen slaan niet goed aan? R: Wel moeilijk er doorheen te krijgen hoor. Daar moet je echt een speciale kans voor krijgen. I: Ok. R: Soms voelen we wel aan als het te ver gaat. Bij mijn vorige werkgever hadden we een format gekocht. Alhoewel het was het format van een andere vestiging en daar hebben we wel het een en ander aan veranderd toen. De manier waarop zij het format vertaalden leek al teveel op programma’s die wij hier in Nederland hebben gehad. Dat kunnen we dan niet gebruiken. Door een kleine verandering te maken is het iets totaal anders. Eeeh zo lijkt het tenminste dan. I: Denk je dat buitenlandse formats passen binnen de Nederlandse behoeften van het publiek? R: Jawel als de inhoud aanslaat, waarom niet. I: Maakt het daarbij uit vanuit welk land het programma geïmporteerd is? R: Nee hoor. We kijken naar de belangrijke dingen waarom een format leuk is en die maken we ons eigen, dus dat zou geen verschil moeten maken. I: Het zou een verschil kunnen maken omdat sommige landen een sterke attitude hebben ten opzichte van andere landen. R: Oh ja in dat opzicht wel. Ach wij hebben toch tegen geen elk land zo een haat. Neem wel aan dat Israel geen Palestijnse formats aankoopt, maar aan de andere kant denk ik dat
Universiteit van Amsterdam
86
Televisie zonder grenzen
zij zich wel bezig houden met andere dingen. Maar tegen welk lang hebben wij zo een slechte attitude? I: Geen idee, maar dat zou er dus niet echt inzitten volgens jou? R: Nee voor Nederlanders niet. I: En hoe succesvol het was in het andere land? R: Dat is wel de eerste factor. Maar soms maakt het niet zo erg veel uit. Als je de leuke punten eruit kan halen, wat jou dus wel aantrekt hè, dan kan je het jezelf wel eigen maken en het zo positioneren dat het succesvol wordt. I: Hoe maak je volgens jou een programma eigen? R: Door toch te doen wat we zelf leuk vinden en denken dat aan zal slaan. I: Wat vinden jullie zelf leuk om te doen? R: Wij zijn van de humor. Eeeehm ja dat is ons motto. Alles moet grappig en satirisch. Ja daar staan wij wel voor. We willen altijd het randje opzoeken, een beetje shockeren toch wel. I: Wat denken jullie dat aanslaat dan bij het publiek? R: Eeeehm de humor. Het is Nederlandse humor. I: Wat is voor jou dan tekenend voor Nederlandse humor? R: Heel droog hè. Veel spotten met zichzelf. I: Humor is de hoofdregel? R: Ja en originaliteit. Hangt van de doelgroep af. Jonge mensen willen wel meer verandering dan oude mensen. Die hebben het meer van de routine. Wij zijn mee gericht op jonge mensen tot een jaar of dertig zijn we gericht. Alsnog kan iedereen ervan genieten, want een programma zoals De wereld draait door is echt voor iedereen. Ja we zijn bij nader inzien toch niet gericht op een doelgroep. Vaak lijkt het wel voor het jongere publiek, maar dat is niet zo als je naar de programma’s kijkt. Waarschijnlijk kan je het beter grensverleggend noemen. I: In hoeverre denk je rekening te houden met de Nederlandse publieksbehoeften die we hebben besproken? R: Eeeehm. I: Of hou je daar helemaal geen rekening mee misschien? R: Volgens mij gaat dat vanzelf omdat je ook een Nederlander bent. I: Dus je weet niet of je dat doet? R: Ja het gebeurt wel, dat weet ik. Dingen zijn anders in een Amerikaanse versie dan in een Nederlandse versie, maar omdat je zelf ook de normen en waarden hebt, en de humor en alles verder ook, blijft het toch hetzelfde. Mmmm wordt een programma naar je eigen inzicht. Dat is bij voorbaat wel een echt Nederlands programma dan. I: Ok. Er wordt dus niet specifiek gekeken naar publieksbehoeften als je een lokale versie produceert. Maar als je kijkt naar de publieksbehoeften die jij net noemde en de veranderingen die ook werkelijk gemaakt worden, komen die dan overeen? R: Mmmm.. I: Die punten waren dus droge humor, zelfspot, originaliteit. R: Als die punten niet al zelf in het format voorkomen, zullen we dat er op een of ander manier in verwerken. De hosts van de show kunnen daarvoor zorgen. Daaraan besteden wij de meeste tijd. Als de presentator niet geschikt is voor het programma, kan je zoveel leuke dingen bedenken, maar dan is het al klaar. Voor mij in ieder geval wel en zo werkt het ook wel vaak voor de kijker.
Universiteit van Amsterdam
87
Televisie zonder grenzen
I: Dus een typische Nederlandse presentator helpt al heel wat. R: Nou niet typisch Nederlands, maar iemand die de boodschap goed over kan brengen. I: Ja inderdaad. Zijn er nog andere dingen die je aanpast als je een lokale versie maakt? R: Afhankelijk van de zender. Bij de ene zender gebruiken we een voice-over die dramatiserend is. Dat is erg Amerikaans, maar dat werkt wel goed bij jongere en om aandacht te trekken. Wij vinden het ook leuk om lange shots te maken. I: Wat is het effect daarvan? R: Hahaha dat geeft een leuk effect. Daardoor lijkt het alsof je meeloopt. Dat werkt wel bij een programma zoals 6pack of ook wel bij Pimp my room. Niet bij De wereld draait door hoor. Dat is een studioprogramma, dat is dan weer van geheel anders aard. I: Ok. R: Maar goed, het lijkt alsof je meeloopt, je bent er wel bij betrokken. Bovendien lijkt het niet perfect allemaal. Als alles heel strak gesneden is, is het wel heel mooi hoor en heel goed te volgen, maar bij andere soort programma’s is het leuk om er goed betrokken bij te zijn en dat creëer je door lange shots te laten, waarbij je duidelijk ziet wat er allemaal omheen gebeurt ook. I: Eigenlijk is het dus wel erg afhankelijk per genre wat er veranderd aan een format? R: Ja ik denk dat je het zo gewoon wel moet zien. Wij hebben sowieso aparte formats die niet in een hokje geplaatst kunnen worden. Dus dat maakt het moeilijk om het simpel te omschrijven. I: Inderdaad ja. Want het hangt dan ook weer van de doelgroep sterk af hè? R: Ja ook dat heel erg. Er zijn niet voor niets zoveel doelgroeponderzoeken. Die deed ik vroeger ook altijd zelf. Maar dat is zeker wel waar. I: Zijn de programma’s die je hebt geproduceerd succesvol geweest? R: Ja op onze eigen manier. Je hebt er een aantal tussen zitten die gewoon elke avond weer goed bekeken worden en je hebt van dat soort programma’s die meer grensverleggend zijn en daarom succesvol. I: Naar welke ben jij op zoek? Hahahaha R: Haha niet naar een specifieke. Vroeg me gewoon af of de programma’s succesvol zijn of niet. I: Jawel dus. Hangt van je doel af. R: Zijn denk je internationale formats succesvoller dan Nederlandse formats? I: Nee, zeker niet. Nederlandse formats doen het heel erg goed. In Nederland doen ze het heel goed en internationaal gezien worden ze hoog gewaardeerd. Alle grote Nederlandse productiebedrijven zitten in alle landen wereldwijd. Dat is omdat ze het gewoon goed doen. R: Ok. Ik weet genoeg. Heel erg bedankt hiervoor. I: Geen dank.
Universiteit van Amsterdam
88
Televisie zonder grenzen