Thucydides, Historiën, V, 85-113 A t h e n e rs: De besprekingen mogen dus niet plaats vinden ten overstaan van de volksvergadering, blijkbaar uit vrees dat deze op een ongewenst spoor zou geleid worden wanneer ze naar onze sluitende uiteenzetting zou luisteren, die overtuigend zou zijn en wellicht onweerlegbaar. Zo interpreteren wij tenminste het feit dat u ons voor deze Raad brengt. Wel, heren van de Raad, kies dan gerust een nog veiliger weg! U mag punt voor punt repliceren en de bespreking bij het eerste bezwaar meteen afbreken. Zo bestaat er geen gevaar voor meeslepende retoriek. Wat denkt u van dit voorstel ? M e l i ë r s : In normale omstandigheden betwisten wij geenszins de redelijkheid van betoog en tegenbetoog, maar het feit dat de oorlog reeds een werkelijkheid is en niet meer een mogelijkheid, verandert de zaken toch wel iets. Wij zien u hier immers als rechters, niet als onderhandelaars. Naar alle waarschijnlijkheid brengen deze besprekingen ons de vernietiging, wanneer ons recht zal gebleken zijn en wij ons daarom niet zullen plooien; buigen wij wel, dan brengen ze ons slavernij. A t h e n e r s : Ja..., wanneer u hier samengekomen bent om vol achterdocht de toekomst te peilen en niet om te beraadslagen over het voortbestaan van uw stad -rekening houdend met de huidige realiteit- dan kunnen we wel onmiddellijk uiteengaan. Is echter dit voortbestaan jullie doel, dan kunnen we misschien verder praten. M e l i ë r s : Maar het is toch begrijpelijk en vergeeflijk dat er in onze woorden en gedachten een zekere ongerustheid tot uiting komt, nu er zulke dreiging over onze stad hangt. Doch de inzet van deze besprekingen is inderdaad het voortbestaan van onze stad. Laat dus de bespreking plaats vinden in de vorm die u voorgesteld hebt. A t h e n e r s : Goed. Alleen nog dit. Wij zullen niet aandragen met verschonende voorwendsels "dat wij door onze overwinning op de Perzen nu op goede gronden de hegemonie voeren" of "dat wij nu vergelding zoeken voor geleden onrecht". Dat zijn frasen zonder enige bewijskracht. Mogen wij u dan ook vragen niet te verwachten dat wij onder de indruk zouden komen van uitspraken als "wij hebben toch nooit uw rechten gekrenkt" of "wij konden toch niet aan uw zijde meevechten tegen de Spartanen, die onze stamgenoten zijn". We moeten uitgaan van onze werkelijke overtuigingen, zowel die van u als die van ons, namelijk dat recht alleen geldt onder gelijken -als noodoplossing-, maar dat de handelingen van de sterkere bepaald worden door de macht waarover hij beschikt, en dat de zwakkere zich dit moet laten welgevallen. M e l i ë r s : Toch menen we dat het van belang is de geldende normen niet op te heffen : daar u het recht uitschakelt en het belang als basis neemt, zijn wij wel verplicht deze opmerking te maken. Wij zijn er innig van overtuigd dat billijkheid blijft gelden voor alle partijen die in een conflict betrokken zijn, zodat men ook bij uitschakeling van het strikte recht nog iets kan winnen door redelijke overtuiging. Is redelijkheid trouwens ook niet in uw eigen belang? Bij de eerste tegenslag die u ondervindt, zouden uw vijanden zich in hun wraakneming kunnen spiegelen aan uw voorbeeld . A th en er s : Ook al zou onze hegemonie moeten vallen, dan nog zijn wij niet bevreesd bij de gedachte aan haar ondergang. Want niet de heersers zoals de Spartanen -met wie wij trouwens niet in oorlog zijn !- zijn gevaarlijk voor de overwonnenen; gevaarlijk zijn eerder de zwakken die op dat kritieke ogenblik hun meesters naar de keel vliegen. Doch laat die zorg maar aan ons over. Dat wij hier zijn om op de eerste plaats de belangen van ons imperium te dienen, maar toch ook om uw stad te redden, zullen wij nu duidelijk aantonen. We hopen zo zonder moeilijkheden de heerschappij over uw stad te verkrijgen, met behoud van uw leven en het voorbestaan van uw stad, in 't belang van ons beiden.
M e l i ë r s : Hoe kan het in ons beider belang zijn dat wij uw slaven worden en u onze meesters ? A t h e n e r s : Omdat u dan onderwerping kiest in plaats van vernietiging, en omdat het ook voor ons interessanter zou zijn wanneer wij u niet hoeven uit te roeien. M e l i ë r s : Is een welwillende neutraliteit dan niet voldoende voor u ? Een strikte neutraliteit? A t h e n e r s : Neen, want uw vijandschap deert ons weinig, terwijl welwillendheid van een zwakke partij ons alleen maar last kan bezorgen. Uw haat zou echter voor onze andere onderhorigen een bewijs van onze macht betekenen. M e l i ë r s : Maar is dat wel een juiste zienswijze van die onderhorigen? Zij mogen autonome steden toch niet op één lijn stellen met andere, die voor het merendeel door u gesticht werden, terwijl sommige van hen u in volle oorlog in de steek lieten en dan terecht tot de orde mochten geroepen worden! A t h e n e r s : Toch wel ! Ze menen immers dat voor de positie van beide partijen een gegronde reden bestaat, namelijk dat die autonome steden zich kunnen handhaven door hun macht en dat wij tegen die steden niet durven optreden uit vrees. Zo kan u dus door uw onderwerping bijdragen tot de uitbreiding van ons imperium, maar vooral onze veiligheid helpen verstevigen. Het handhaven van uw onafhankelijkheid zou echter ons prestige als zeemacht schaden. U bent immers eilandbewoners en nog wel zwakker dan de anderen. Meliërs: In ons voorstel ziet u dus geen bijdrage voor uw veiligheid? Nu u echter het rechtsstandpunt verworpen hebt en ons wilt overtuigen dat wij oog moeten hebben voor uw belangen, moeten wij u ook op onze belangen wijzen. Als deze samenvallen met de uwe, zullen ook wij u trachten te overtuigen. U zal namelijk alle neutralen tegen u in 't harnas jagen, wanneer zij zien wat met ons gebeurd is en beseffen dat hun beurt ook wel komen zal. Daarmee vergroot u toch het aantal van uw vijanden en u zal steden, die nooit aan vijandelijkheden gedacht hebben, verplichten de wapens op te nemen tegen u. A t h e n e r s : Wij beschouwen niet als de gevaarlijkste mogelijke vijanden de steden die ergens op het vasteland in hun zalige veiligheid nog niet denken aan voorbereidselen tot een oorlog. Gevaarlijker zijn eerder de onafhankelijke eilandjes, zoals u en anderen, die reeds met bitterheid de druk van onze zeeheerschappij moeten dulden. Dié vooral zouden in een overhaastig avontuur hun heil kunnen zoeken en zo zichzelf, maar ook ons, in een werkelijk gevaarlijke situatie brengen. M e l i ë r s : Nu u voor het handhaven van uw macht zoveel risico's neemt, en uw onderdanen zoveel op 't spel zetten om uw heerschappij af te schudden, zou het voor ons karakterloosheid en lafheid zonder weerga zijn als wij, vrije mannen, ons zonder verzet zouden laten verknechten ! A t h e n e r s : Eigenlijk niet, zo u een ogenblik nuchter wilt nadenken. Het gaat hier nu niet om een vertoon van dapperheid; het is hier geen wedstrijd tussen gelijke partijen.. De vraag is niet hoe u mogelijke blaam kunt vermijden, maar wel of u zich in 't belang van uw stad mag verweren tegen iemand die sterker is dan u. M e l i ë r s : Maar wij weten toch dat de oorlog voor beide partijen soms een verrassende wending neemt. Ook worden de kansen niet uitsluitend bepaald door de getalsterkte. Als we nu zonder meer toegeven, verspelen we onze laatste kans. Als we integendeel een poging doen, dan blijft er nog hoop.
A t h e n e r s : Hoop is inderdaad een prikkel om risico's te nemen Zij kan hen, die zich in hun overvloed aan een kansspel wagen, wel gevoelig treffen, zonder hen echter geheel te vernietigen. Maar wie al zijn bezittingen inzet -de hoop laat immers soms grote risico's nemen- leert de ware aard van die hoop pas kennen wanneer hij vernietigd is en niets meer bezit om in de toekomst te beschermen tegen die wispelturige hoop, die hij dan wel kent... U die zo zwak staat, voor wie de weegschaal van het lot slechts éénmaal doorslaat, wacht u voor zulk experiment. Handel ook niet zoals sommige mensen die nog wel over normale redmiddelen beschikken, maar die in hun wanhoop hun toevlucht zoeken tot allerlei obscure middeltjes, tot waarzeggerij, orakels en andere praktijken, die door illusies hun noodlottig spel spelen M e l i ë r s : Wij vinden het een zware opdracht, gelooft ons vrij, de strijd aan te binden tegen uw macht en tegen het lot. Toch hopen we met de hulp van de godheid door dit lot niet vernietigd te worden. Trouw aan de goddelijke wetten verdedigen wij ons immers tegen verkrachters van wet en recht. Onze zwakke krijgsmacht zal gesteund worden door de Spartaanse bond, wiens plicht het is ons te steunen, alleen reeds uit eergevoel en omwille van onze stam verwantschap. Zo is ons zelfvertrouwen niet onredelijk of ongegrond. A t h e n e r s : Wanneer het gaat om het welgevallen van de goden, dan mogen we wel zeggen dat ook wij daarop rekenen ! Want in verband met de goden denken noch doen wij iets dat afwijkt van de algemene opvattingen. Ook in onze gedragingen tegenover de mensen gaan wij uit van algemeen geldende principes. Van de goden geloven wij dat zij door de aard van hun natuur met alle mogelijke middelen hun macht uitoefenen waar ze maar kunnen. Van de mensen weten we dit. Wij zijn het niet die deze wet hebben gesteld en evenmin zijn wij de eerste geweest om haar toe te passen. Wij hebben haar geërfd en zullen haar ook doorgeven aan de komende geslachten. Wij passen haar toe en zijn ervan overguigd dat u en al de anderen dit ook zou doen, als u in onze machtspositie zou verkeren. Wij zijn er dan ook terecht van overtuigd dat een mogelijke nederlaag zeker niet afkomstig zal zijn van de goddelijke gerechtigheid. En nu dat betrouwen op de hulp van de Spartanen, die u uit eergevoel zouden komen helpen... Zalig prijzen wij u omdat u de hardheid van het leven blijkbaar nog niet kent, maar die naïviteit benijden we u zeker niet. De Spartanen tonen immers hun 'adel' uitsluitend tegenover eigen volksgenoten en in het handhaven van hun eigen wetten en zeden. Over hun gedrag tegenover buitenstaanders zou men echter heel wat kunnen vertellen... Bondig samengevat kunnen we hun houding belichten in een paar woorden: van alle volkeren die wij kennen huldigen zij op de meest brutale manier de stelregel: "Wat ons aanstaat, is goed" en "Ons belang is ons recht". Zulke mentaliteit zal wel geen grote bijdrage betekenen voor uw onwaarschijnlijke redding . M e l i ë r s : Maar het is juist op die mentaliteit dat we het meest rekenen. In hun eigen belang zullen de Spartanen hun stambroeders niet willen in de steek laten. Ze zullen in de ogen van hun sympathisanten in Griekenland toch niet onbetrouwbaar willen schijnen en zo de macht van hun tegenstanders versterken! A t hener s: U weet toch ook wel dat belang veiligheid veronderstelt. Het betrachten van rechtvaardigheid en moraal, integendeel, brengt risico's met zich. En risico's nemen is nu wel het laatste dat de Spartanen over 't algemeen willen doen.
M e l i ë r s : Wij menen echter dat ze dit gevaar eerder om ons zullen trotseren dan om iemand anders, en dat zij ons geval ook als dwingender zullen aanzien. Wij liggen immers betrekkelijk dicht bij de Peloponnesos, zodat hun hulp geen uitzonderlijke inspanning zou vergen, en door onze stamverwantschap en goede gezindheid zijn we voor hen ook waardevoller dan vele anderen. A t he n er s : Om zich in een oorlog te laten meeslepen lijkt ons de 'goede gezindheid' van de vragende partij geen sterk argument. Wanneer dié vragende partij beschikt Over een aanzienlijke legermacht, liggen de zaken natuurlijk anders ! Vooral de Spartanen letten daarop. Want zelfs wanneer ze kunnen rekenen op talrijke bondgenoten, durven ze alleen maar oprukken tegen hun onmiddellijke buren, omdat ze zich nooit veilig genoeg gevoelen. Daarom is het weinig waarschijnlijk dat zij naar een eiland zullen oversteken, nu wij de zee onder controle houden. M e l i ë r s : Maar ze kunnen misschien hun bondgenoten zenden. De zee is groot en niet ieder schip valt in uw handen; wie dit werkelijk wil, ontsnapt aan uw controle. En zelfs al zou dit niet te verwezenlijken zijn, dan kunnen ze toch ook uw eigen land en dat van uw bondgenoten komen bedreigen -voor zover Brasidas dit nog niet gedaan heeft. Dan zal u moeten vechten voor het behoud van Attika en niet voor de verovering van ons gebied, dat u eigenlijk niet interesseert. A t h en e r s: En dan ! Wij weten toch bij ervaring, en u weet het ook, dat Athene nog nooit een belegering heeft opgegeven uit vrees voor een aanval in de rug. Overigens stellen wij vast dat u in deze lange dialoog nog geen enkel element naar voren hebt gebracht, dat als basis zou kunnen dienen voor uw redding. Toch hebt u beweerd dat u wenste te onderhandelen over het voortbestaan van uw stad ! Uw sterkste kracht is de steun waarvan gij droomt, maar uw werkelijke kracht schiet te kort tegen onze troepenmacht die reeds in 't veld staat. Volkomen onredelijk is uw houding, tenzij u onder mekaar tot een meer bezonnen besluit zou komen; als u dat wenst, zullen wij ons even terugtrekken. Geef toch niet toe aan die valse schaamte, die zo noodlottig is voor mensen wanneer enerzijds het gevaar evident is, maar anderzijds de enige oplossing als schandelijk beschouwd wordt. Want al zien ze de afgrond waarin ze dreigen te verglijden, toch worden velen erin meegesleurd door woorden als 'schande', door de misleidende klank van een woord. Ze zijn slachtoffers van een woord en in werkelijkheid vervallen ze dan tot een onherstelbare rampspoed en halen ze zich bovendien een ware schande op de hals. Deze laatste wordt hun immers niet door het lot, maar door hun eigen domme kortzichtigheid berokkend. Als u uw verstand gebruikt, zal u zich daarvoor hoeden. Het is geen schande te zwichten voor een machtige staat, die u gematigde voorstellen doet. Wij vragen u onze bondgenoten te worden, weliswaar schatplichtig, maar met behoud van eigen land. Nu u de keus gelaten wordt tussen oorlog en veiligheid, mag u geen verloren zaak willen winnen. Want wie voor zijn gelijken niet wijkt, jegens minderen gematigdheid betracht en tegenover meerderen zijn plaats kent, die heeft de juiste verhouding gevonden. Denkt daar nog eens over na; wij trekken ons nu terug. Prent u echter heel die tijd duidelijk in 't hoofd dat u nu een beslissing moet nemen over uw vaderland, één besluit over uw éne vaderland, een beslissing die redding brengen zal of uw vernietiging. (Toen trokken de Atheense gezanten zich terug uit de vergadering. Na een besloten vergadering namen de Melische raadsleden een beslissing die vrijwel overeenkwam met de strekking van hun replieken. Vervolgens antwoordden zij de Atheners):
Me l ië rs : Heren, wij blijven bij ons besluit. Wij kunnen niet in één enkel ogenblik de stad prijsgeven, die wij reeds zeven eeuwen bewonen. Integendeel, vol vertrouwen op het lot dat onze stad al die tijd beschermd heeft, en vol vertrouwen op de hulp van mensen -ja, zelfs van Spartanen !- zullen wij trachten meester te blijven in eigen land. Toch dringen wij nog steeds aan op een vergelijk. Er kunnen vriendschappelijke betrekkingen met u onderhouden worden, zonder dat wij daarom in uw oorlogsvoering zouden ingeschakeld worden. U kan ons land verlaten met een overeenkomst, die aanvaardbaar is voor ons beiden. (Zo luidde het antwoord van de Melische raad. De Atheners braken toen definitief de onderhandelingen af met de woorden): A t h e n e r s : Nu dan, uit uw besluit blijkt dat u -en u alleen-de toekomst scherper dan het heden meent te kunnen doorgronden, en dat u uw wensen voor werkelijkheid neemt. Door uw vertrouwen op de Spartanen, op het lot en op illusies, hebt u alles op het spel gezet en zal u ook alles verliezen. Vragen opzoeken 1. De Peloponnesische oorlog(en). Wie waren de betrokken partijen ? Hoe verhielden ze zich tegenover elkaar en de rest van Griekenland ? Bondgenoten ? Wat was de (diepere) oorzaak van het conflict ? Wat was de inzet ? Geef kort verloop en data. Wie kwam als overwinnaar uit de strijd ? Wat waren op korte en lange termijn de gevolgen van het conflict voor beide partijen ? 2. Het eiland Melos. a. Situeer op de kaart. b. Welke rol speelt het eiland in deze machtsstrijd? c. Hoe loopt het af voor de Meliërs, op korte en lange termijn ? Wat gebeurde er met de bevolking ? tekst : dialoog tussen de gezanten van Athene en de autoriteiten van Melos 3. a. Wat hebben de Meliërs gemeen met de Atheners ? Toch blijven de Atheners vreemden voor hen. Waarom ? b. Waarom voelen de Meliërs zich verbonden met de Spartanen ? In welk opzicht verschillen ze van hen ? c. Waarom willen ze (dan) neutraal blijven ? 4. Blijkbaar willen de Melische gezagsdragers niet dat de Atheense gezanten de volksvergadering toespreken. Waarom niet, volgens de Atheners ? 5. Welk soort argumenten worden door de Atheners a priori verworpen ? Met welk argument ? 6. Wat is het voorstel van de Atheners ? Geef hun argumenten. Wat is het voordeel voor de Atheners ? En voor de Meliërs ? Vanuit welk standpunt vertrekken zij ? 7. Wat willen de Meliërs ? Vanuit welk standpunt ? Wat zijn hun argumenten ? Waaruit putten zij hoop ?
8. a. Melos is een onooglijk eilandje. Toch is de annexatie ervan voor de Atheners belangrijk. Waarom ? b. Ook in de rede van Calgacus (Tacitus, Agricola) treffen we deze redenering aan. Hoezo ? Waar precies ? c. Zoek (en vind) een voorbeeld van een grootmacht die in het recente verleden om soorgelijke redenen een onooglijk klein eilandje heeft geannexeerd. 9. a. De Meliërs beroepen zich op goddelijke wetten . De Atheners ook. Waarin verschillen hun opvattingen over de goden en hun wetten ? b. Geef een voorbeeld van een leider van een grootmacht die zijn buitenlandse (maar ook binnenlandse) politiek motiveert door zijn geloof (en het geloof van de meerderheid van zijn landgenoten). Beetje uitleg. 10. Wat denken de Atheners over de Spartanen ? 11. a. Wat is uiteindelijk het streefdoel van de atheners ? b. Kan je een voorbeeld geven van een grootmacht die hetzelfde nastreeft ? Beetje uileg graag. Bronnen : Thucydides, Historiën D. Kagan, De Peloponnesische oorlog.