SYMPOSIUM VAN OUDERS & COO ROEPT OP TOT KWALITEITSVERBETERING VAN DE LEEFOMGEVING VAN HET KIND Op 18 januari jl. organiseerde OUDERS & COO, de protestantse ouderorganisatie, met steun van dagblad TROUW en de Vereniging voor Christelijk Wetenschappelijk Onderwijs op de Vrije Universiteit te Amsterdam, een symposium met als titel ‘Nieuwe Kansen voor het Kind in de Nederlandse Samenleving, De Zoektocht naar een Beleidsagenda’. Het doel van het symposium was om de politieke partijen, die in januari 2001 allemaal begonnen waren om hun verkiezingsprogramma voor de verkiezingen van mei 2002 te gaan schrijven, een verlanglijst aan te reiken van de organisaties in het veld. Deze opzet is wonderwel gelukt, omdat aan de ene kant misschien wel 30 organisaties aan de uitnodiging gevolg gaven en aan de andere kant ook de politiek goed vertegenwoordigd was. Daarnaast waren circa 180 mensen op het symposium aanwezig. Bovendien waren de presentaties levendig, omdat aan de sprekers was gevraagd om in maximaal 7 minuten 7 wensen te presenteren. Inmiddels hebben nagenoeg alle politieke partijen hun concept verkiezingsprogramma’s gepubliceerd. Hierin komt naar voren, dat het ons met elkaar gelukt is om het kind bij een aantal politieke partijen hoger op de politieke agenda te krijgen. Er is echter nog een lange weg te gaan. Marja Van Bijsterveldt van OUDERS & COO De conferentie wordt geopend door Marja van Bijsterveldt, voorzitter van OUDERS & COO. Zij presenteert de verlanglijst van OUDERS & COO zelf: 1. Leerkrachten moeten leren om aanspreekbaar te zijn voor de ouders. De school moet naar de ouder komen, o.a. door middel van huisbezoeken. 2. Het kind moet centraal komen te staan. Het kind moet een volwaardige inbreng krijgen binnen het onderwijs, bijv. door een kinderparlement. Het kind moet daarbij wel kind blijven. 3. Het nieuwe overheidsbeleid moet voortaan getoetst gaan worden op de effecten en consequenties voor het gezin en het kind. Beleid moet worden ontwikkeld om de samenhang in de samenleving te versterken: OUDERS & COO pleit voor het instellen van een minister voor het gezin; Bij overheidsbeleid moet voortaan gekeken worden wat het effect ervan is op het gezin en het kind. Ook voor kinderen moet er een maximale werkdag zijn van 8 uur, inclusief huiswerk. 4. Kinderen moeten ruimte krijgen om kind te zijn. 5. Opvoeden is geen hobby: opvoeden moet in het vakkenpakket komen cursus opvoeden koppelen aan zwangerschapsgym opvoeden moeten partners samen doen. Boudewijn Bekker van UNESCO Nederland De volgende spreker is Boudewijn Bekker, die namens UNESCO Nederland de verlanglijst presenteert: 1. Kinderen moeten meer kans krijgen in spel en lessituaties om met elkaar te leren samenleven; 2. Nadruk op cohesiebevorderend onderwijs, zowel op de school, tussen scholen, maar ook tussen buurten, tussen gemeenten en tussen landen. 3. Aandacht voor achterstanden, te beginnen in de voorschoolse periode.
2 4. Het tegengaan van geweld op school op verschillende denkbare manieren. 5. Boudewijn Bekker pleit ervoor, dat mensen recht hebben op onderwijs, niet alleen in het begin van hun leven, maar ook in latere fases, ofwel permanente educatie. 6. Het is nodig om kinderen meer te betrekken bij de besluitvorming. 7. Er zijn in Nederland veel ministeries met beleidsverantwoordelijkheid voor het kind. Bekker pleit voor één coördinerend ministerie voor de jeugd. Dit betekent vereenvoudiging en minder regelgeving. 8. Wens 8, een eigen wens van Boudewijn Bekker: ouders verwerven/krijgen meer invloed in de scholen, de gemeentelijke instellingen en de andere organisaties, die zich met hun kinderen bezig houden. Presentatie van Alexandra Draxler, Directeur van UNESCO Alexandra Draxler, director van UNESCO, verantwoordelijk voor de Task Force on Education for the Twenty-first Century, kon helaas zelf niet aanwezig zijn, maar had haar presentatie ingesproken op een videoband. Alexandra Draxler, een Amerikaanse, maar reeds jaren werkzaam in Parijs bij UNECO, was de projectmanager van het Report to UNESCO of the International Commission on Education for the Twenty-first Century, dat onder voorzitterschap van Jacques Delors tot stand kwam. Je kan dit rapport het Brundtlandrapport op het gebied van onderwijs en opvoeding noemen. Dit rapport evalueert het onderwijs van de afgelopen decennia en komt tot de conclusie, dat wat beoogd werd met het onderwijs vaak niet tot stand werd gebracht. In die context ontwikkelt de Commissie Delors vier nieuwe doelstellingen voor het onderwijs: Leren kennen; Leren doen Leren zijn Leren om met elkaar samen te leven. Alexandra Draxler wijst erop, dat wanneer we deze vier punten serieus nemen, het onderwijs met drie grote uitdagingen geconfronteerd wordt: Hoe optimaal om te gaan met de diversiteit van de leerlingen; de standaardonderwijsprogramma’s zijn niet op een grote diversiteit ingesteld. Toch is het nodig om leerlingen, die heel verschillend zijn, een zodanig pakket aan te bieden, dat iedereen er werkelijk voordeel van heeft. Hoe om te gaan met het gelijkheidsprincipe en tegelijkertijd de noodzaak van sociale cohesie. Wanneer je het gelijkheidsprincipe te streng doorvoert, dan kan dat tot gevolg hebben, dat grote groepen leerlingen buiten de boot vallen en vervolgens geen zinvol leven gestalte kunnen geven. De methoden van evaluatie. Een samenleving, die zich ook ten doel stelt om ‘leren zijn’ en ‘leren om met elkaar samen te leven’ in het onderwijsprogramma op te nemen, zal ook de stap moeten zetten om bij het examineren van leerlingen hieraan ook, en wel even veel, aandacht te besteden. Verder riep Alexandra Draxler op om aan alle kinderen in Nederland te laten merken, dat ze welkom zijn in de Nederlandse samenleving, en tegelijkertijd, dat ieder kind in Nederland zich bewust is, dat het deel uitmaakt van de gehele wereldgemeenschap en zich ook verantwoordelijk gaat voelen voor het welzijn daarvan. Bert Plaisier van SOW Kerken De derde spreker is Bob Plaisier, die spreekt namens de organisatie Samen op Weg Kerken (SOW Kerken). Bob Plaisier begint met de wens, dat iedere ouder en opvoeder uitstraalt dat elk kind een geschenk is en er mag zijn. De 7 punten van Plaisier zijn als volgt:
3 1. Elk kind heeft recht op levensbeschouwelijke ontwikkeling. Dit vraagt om een nieuwe doordenking van godsdienst en geloof op de scholen 2. Kinderen moeten duidelijkheid krijgen over de levensovertuiging van hun ouders en de leerkrachten. 3. Kinderen hebben recht op waarden en normen en de achtergrond daarvan. Het is dan ook noodzakelijk dat het onderwijs in de Nederlandse en Europese geschiedenis een veel grotere plaats in ons onderwijs zal krijgen. 4. Kinderen hebben recht op spelen. Ze hebben ruimte nodig om te experimenteren en fouten te kunnen maken. 5. Kinderen moeten kunnen deelnemen aan beleidsprocessen, thuis, in de klas en in de kerk. 6. We moeten blijven opkomen voor het recht van het kind om kind te mogen zijn. 7. Het is een taak van de school om kinderen te helpen rust te nemen en momenten van verstilling en bezinning te hebben. Bob van der Meer: de activist tegen pesten Bob van der van der Meer, deskundige op het gebied van geweld tegen kinderen, maakt wat kanttekeningen bij de kerstbijlage van het dagblad Trouw, waarin naar voren komt dat het best goed gaat met de jeugd in Nederland. Van der Meer wijst vervolgens op veel kengetallen, waaruit blijkt dat het helemaal niet zo goed gaat, bijvoorbeeld het cijfer van 385,000 kinderen, dat gepest wordt en de 80,000 kinderen, die door hun ouders/opvoeders mishandeld worden en de 80 kinderen, die hierbij jaarlijks om het leven komen. Wanneer een kind op deze manier sterft, dan is dat voor dat kind zelf een ramp, maar ook voor de ouders en de andere broertjes en zusjes. Voor hen is het traumatisch en zal een druk op hun leven geven tot op hoge leeftijd. Bob van der Meer wijst er ook op, dat mensen ook gepest worden op de werkplek. Afgezien van de persoonlijke ellende voor de slachtoffers van geweld, kost dit de maatschappij bijzonder veel geld in de vorm van niet-afgemaakte opleidingen, therapieën en opname in de WAO. Zijn zeven punten zijn: 1. Eén ministerie moet worden aangewezen, dat verantwoordelijk wordt op het terrein van alle mogelijke vormen van geweld en de aanpak ervan. 2. Geweld op alle gebieden moet serieus genomen worden. Het is een voorloper van later crimineel gedrag. Wetenschappelijk onderzoek heeft dit aangetoond. 3. Er moet een ombudsman komen voor kinderen; deze moet hun belangen behartigen. 4. De vertrouwensinspecteur in het onderwijs moet zich niet alleen bezighouden met het bestrijden van seksuele intimidatie maar ook met andere vormen van geweld. 5. Risicoleerlingen en risicogezinnen dienen gesignaleerd te worden, de gegevens dienen centraal vastgelegd te worden. 6. Structurele hulp moet ontwikkeld worden voor notoire pesters. 7. De hulp aan gepeste kinderen en volwassenen moet eindelijk goed aangepakt worden. Olga Fles, Voorzitter van de Nederlandse Gezinsraad De positie van kinderen is het uitgangspunt van de 7 wensen van de Gezinsraad. Maar ook de maatschappelijke positie van de ouders behoeft aanzienlijke versterking: 1. De financiële ondersteuning, die ouders van kinderen ontvangen, moet substantieel verhoogd worden. 2. Het ouderschapsverlof moet uitgebreid worden. 3. Naast het zwangerschapsverlof moet er ook vaderschapsverlof komen. 4. Ouders en kinderen moeten het recht hebben op kinderopvang. Wanneer er geen plaats is binnen de kinderopvang moeten de ouders belastinggeld terug kunnen ontvangen. 5. Schooltijden moeten in samenspraak met de ouders worden vastgesteld. 6. Er moet echtscheidingsbemiddeling komen voor kinderen. 7. Er moet een snellere reactie komen op de hulpvragen van ouders.
4 8. Nog een extra wens: er moet verbetering komen in de voorschoolse-preventie-projecten. Rabbi Awraham Soetendorp van het Fonds Hoop voor Kinderen Awraham Soetendorp spreekt namens het Fonds Hoop voor Kinderen. In het Verdrag van de Rechten van de Mens, dat in 1948 getekend werd, is opgenomen, dat ieder mens recht heeft op onderwijs. Helaas is dit recht nog steeds niet gerealiseerd. Kinderen hebben de eerste jaren van hun leven steun en liefde en bescherming nodig van anderen. In Nederland is het ontvangen van onderwijs vrijwel volledig. In ontwikkelingslanden ligt dit anders. Men schat dat circa 125 miljoen kinderen over de gehele wereld in het geheel niet naar school gaan. Het Fonds Hoop voor Kinderen zet zich in om in 10 jaar tijd ook deze achtergestelde groep basisonderwijs te laten ontvangen. Awraham Soetendorp schat, dat hiervoor jaarlijks f 8 miljard nodig is. Hij doet een oproep om dit initiatief te ondersteunen. Voorts doet Awraham Soetendorp een oproep om kinderen en jongeren te leren wat mededogen is. Verder pleit hij voor ethische vorming en het leren wat het inhoudt om burger te zijn. Verder wijst hij op de noodzaak, dat jongeren, al is het maar één maal in hun leven, horen waarom een moslim een moslim is en een jood een jood. Onderwijs in mededogen betekent ook dat leraren zich openstellen om te praten over hun eigen strijd om ethiek in de dagelijkse praktijk tot uiting te brengen. Je laten zien en kennen als een mens. Dit is het hart van het onderwijs. Hierdoor worden burgers gevormd, wereldburgers, die ook verantwoordelijkheid nemen voor hun medeburgers elders op de aarde. Rabbi Soetendorp gaat verder met de opmerking, dat politici ook de onderwijzers van het mededogen kunnen en moeten zijn. Voorts roept Soetendorp de Tweede Kamer op om te verklaren, dat het recht op onderwijs voor iedereen in 2015 gerealiseerd moet zijn. FORUMDISCUSSIE ONDER LEIDING VAN LUCAS BOLSIUS George Brouwer, voorzitter van de Nederlandse Jeugd Groep De Nederlandse Jeugd Groep heeft circa 30 lidorganisaties en 1,2 miljoen kinderen en jongeren als achterban. Hij wijst op de volgende punten: 1. Het kind wordt beleidsmatig niet integraal benaderd; het is gefragmenteerd en het kind heeft daar nadeel van; 2. George Brouwer pleit daarom voor dwarsverbanden tussen de bemoeienis van de school, het welzijnswerk, de jeugdorganisaties, de jeugdzorg en de activiteiten met betrekking tot gezinnen. 3. Verder wijst hij erop, dat het pedagogische debat in Nederland ontbreekt. 4. Bij de ruimtelijke ordening wordt aan kinderen überhaupt niet gedacht. Ook kinderen zijn mensen, die recht hebben op ruimte. 5. George Brouwer pleit verder voor jeugdparticipatie. Op deze manier zullen er geheel nieuwe gezichtpunten boven komen, waar alle partijen blij mee zullen zijn. Dit proces moet georganiseerd worden. 6. 2001 is het jaar van de vrijwilliger; Brouwer doet een oproep om de vrijwilliger een duidelijker plek in de samenleving te geven. Maud Drooglever Fortuyn spreekt namens UNICEF Nederland Voor Maud Drooglever Fortuyn is het Verdrag van de Rechten van het Kind het uitgangspunt. De regering moet dat verdrag uitvoeren. Het is bekend op welke punten de Nederlandse regering nog in gebreke blijft. Daar moet dus in de eerste plaats een einde aan komen. Maar dit is niet alleen een zaak van de overheid, ook het bedrijfsleven, de politieke partijen, ouders/opvoeders en jongeren spelen hierin een rol.
5 Wanneer Maud Drooglever Fortuyn minister voor jeugdzaken zou worden, dan zou haar eerste beleidsdaad zijn een kinderombudsman te benoemen. Deze ombudsman krijgt dan tot taak toe te zien op de naleving van het Verdrag van de Rechten van het kind. Verder zal hij vooral moeten werken aan het doen ontstaan van de juiste voorwaarden voor kinderen op het gemeentelijk niveau. Ten slotte heeft de benoeming van een kinderombudsman een symbolische functie: kinderen zijn belangrijk! Stan Meuwisse, Directeur van Defence for Children International Stan Meuwisse signaleert, dat de jeugdzorg en het jeugdbeleid zich vooral richt op die kinderen, waar problemen mee zijn. Deze aanpak is volgens Stan Meuwisse minder effectief, omdat het juist het huidige ‘systeem’ is, dat probleemkinderen voortbrengt. In plaats daarvan pleit hij ervoor om het beleid op alle kinderen en op het gehele systeem te richten. Het is belangrijk ook te investeren in het voorkomen van problemen en het creëren van een prettige sfeer, waarin kinderen kunnen opgroeien. De belangen van de kinderen en jeugd zijn het verlengde van de positie van de ouders. Zo is bijvoorbeeld de brede school een versterking van de positie van de ouders, en helpt deze maatregel de jeugd om een veilige omgeving te krijgen om in op te groeien. Het is een steunmodel voor ouders om hun opvoedingsverantwoordelijkheden waar te maken. Stan Meuwisse pleit ervoor om een Minister van Gezinszaken of Jeugdbeleid aan te stellen. Deze minister heeft niet alleen tot taak eindelijk eens alle zaken de jeugd betreffende te coördineren, maar hij speelt ook een rol om de herkenbaarheid van het onderwerp uit te dragen en om leiding te geven aan het debat rond het kind, zowel in de politiek als in de gehele samenleving. Op deze manier zal het mogelijk zijn om het kind hoger op de politieke agenda te krijgen. Meuwisse wijst er verder op, dat het duidelijk is, dat er te weinig geïnvesteerd wordt in ouders. In dit verband pleit hij voor een package van de overheid voor de ouders, dat het gehele terrein van de opvoeding bestrijkt. Tegenwoordig is er de doelstelling om de jeugd in de besluitvorming te laten participeren. Meuwisse onderschrijft deze doelstelling, maar hij wijst er tegelijkertijd op, dat het ook belangrijk is hoe je dat doet. Bovendien moet er op dit terrein veel meer geïnvesteerd worden. Tenslotte pleit Stan Meuwisse voor de internationale rol van Nederland op het gebied van de positie van kinderen over de gehele wereld, waarbij hij met name denkt aan kinderarbeid en kindsoldaten. Michiel Matthes, initiatiefnemer van www.jeugd.net, de organisatie die opkomt voor de kwaliteit van de leefomgeving van het kind. www.jeugd.net is de aanzet tot een beweging, die systematisch opkomt voor de belangen van kinderen en werkt aan de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving van het kind. www.jeugd.net is een netwerkorganisatie, waaraan een tiental organisaties van burgers en ouders en jongeren deelnemen, Vanuit www.jeugd.net worden de volgende wensen naar voren gebracht: 1. Er moet een ‘kinderbeweging’ komen (analoog aan de milieubeweging), die opkomt voor de kwaliteit van de leefomgeving van het kind (ecologie van het kind). 2. Er moet een set doelstellingen uitgewerkt worden ten aanzien van opvoeding, opleiding en leefomgeving. De leidraad kan het VN Verdrag van de Rechten van het Kind zijn. 3. Marijke Sluijter van de Stichting Universele Opvoeding (hun blad heet Educare) wil naar een samenleving waar kinderen zich kunnen verbinden met de aarde, zichzelf en de ander. 4. SOS Papa pleit voor een overheidsgarantie voor gelijkwaardig ouderschap na scheiding. 5. Margalit Laufer van Stichting Open Poort pleit ervoor, en is reeds bezig met, ouderscholingsfaciliteiten: ouderschapvaardigheden zijn ook te leren!
6 6. Balans Belang (dyslexie, MBD, ADHD): meer autonomie en ruimere financiering van het onderwijs. 7. Stichting FEMI pleit voor het ontwikkelen van een gemeentelijke oudergids met betrekking tot alle aspecten van de leefomgeving van het kind. 8. De Nederlandse Jeugd Groep: betrekken van vrijwillig jeugdwerk bij de organisatie van buitenschoolse opvang op gemeentelijk niveau. 9. Elma Wiegman: vrijwilligerswerk opnemen in de CAO van werknemers. Doekle Terpstra, voorzitter van de CNV Tijd is een schaars goed, het is belangrijk een goede balans te krijgen tussen werk en privé/zorgtaken. De school van de kinderen en het werk van de ouders is nog steeds niet goed te combineren. Kinderen moeten weten dat ze het belangrijkste zijn in het leven hun ouders. Het gaat niet alleen om regelingen rond de opvoeding, maar om de houding van de mensen. De mensen moeten afleren om ALLES te willen. Er moet tijd gemaakt worden voor de echt belangrijke dingen van het leven en dat is vaak niet te betalen door geld. CNV wil een discussie bepleiten over de waarde van geld en de waarde van zorg. Mannen en vrouwen moeten zich samen realiseren dat er naast geld en status nog andere zaken van fundamenteel belang zijn. Bij het verdelen van schaarse tijd zou de zorg voor de kinderen het uiteindelijk moeten winnen. Het najagen van ALLES is een bedreiging van het kind en de herwaardering van de zorg is een nieuwe kans voor het kind. Lt. Col. Voorham van het Leger des Heils Het Leger des Heils is een van de belangrijkste multinationals wanneer we het hebben over de onderkant van de samenleving, daar waar is armoede, hopeloosheid, uitzichtloosheid, criminaliteit, dakloosheid etc. Irene Voorham, directeur stichting Leger des Heils, Afdeling Welzijn en Gezondheidszorg, vertaalt de beleidspunten vanuit het Leger des Heils als volgt: 1. Er moet meer geld/plaats komen voor kinderen in opvanghuizen. 2. Er moet meer geld komen voor opvang en begeleiding van jongeren en daklozen. 3. Er moet meer geld komen voor opvang van tienermoeders. 4. Er moet meer aandacht komen voor de toename van agressief gedrag van zeer jeugdigen. 5. Er moet een gestructureerde gezinsbegeleiding komen. 6. Er moet geld komen voor dagtrainingscentra in de steden, voor minderjarigen. 7. Kinderen moeten in hun harten weten dat God van hen houdt. Pieter Geelhoed, eindredacteur van het Klokhuis Pieter Geelhoed treedt op als prof. Alsvanouds van de Universiteit van Harderwijk. Deze professor brengt het volgende naar voren: een kind moet worden gezien als volwaardig lid van de samenleving. Dat betekent dat een kind recht heeft op alle voorzieningen en zeker op openbare voorzieningen. Het is belangrijk om je te realiseren dat kinderen de dragers van het culturele erfgoed van onze soort zijn. En een kind gedijt het beste binnen een veilig en beschermd milieu. Professor Alsvanouds heeft de volgende wensen voor de politiek: 1. Er moet meer aandacht komen voor media-educatie binnen de PABO´s en het basisonderwijs. 2. Er moeten meer multimedia computers ter beschikking gesteld worden aan het basisonderwijs. 3. het verantwoordelijkheidsbesef van ouders voor de opvoeding van hun kinderen moet bevorderd worden, i.e. opvoeding tot ouderschap. 4. Er moet meer geïnvesteerd worden in buitenschoolse opvang: in ruimtes, waar een kind zich thuis voelt en zich kan ontwikkelen en bemand met professionele mensen.
7 5. Er moeten bepalingen komen inde mediawet met betrekking tot jeugdprogramma’s op radio en tv (budgetverplichtingen en tijdsduur). 6. Reclamespots rond jeugdprogramma´s verbieden. 7. Iedere sponsoring binnen een school brengt verplichtingen en afhankelijkheden met zich mee. Een school moet onafhankelijk kunnen functioneren en ver van de commercie blijven. POLITIEK FORUM ONDER LEIDING VAN WILLEM BREEDVELD VAN HET DAGBLAD TROUW De volgende politici namen aan het forum deel: Marnix van Rij van het CDA, Michiel Scheffer van D’66, Coby Schoondergang van Groen Links, Mariette Hamer van de PvdA en Jan Marijnissen van de SP. Willem Breedveld opent dit deel met de opmerking, dat Pieter Winsemius eens over de beleidscyclus in de politiek het volgende zei: eerst moet je een probleem onderkennen, vervolgens moet je het er over eens zijn dat het een probleem is, en vervolgens formuleer je beleid op dat terrein. Willem Breedveld vraagt zich dus nu af: is er een probleem? In het bestek van dit artikel is het niet mogelijk om de hele discussie te verslaan. Daarom volgt hieronder puntsgewijs, wat door de politici naar voren werd gebracht. Jan Marijnissen (SP): Er zijn veel problemen met betrekking tot kinderen en de politiek heeft deze problemen tot nu toe ontkent. De SP heeft deze problematiek wél onderkend, getuige o.a. haar publicatie ‘Alles Kids’. De SP streeft naar een integrale aanpak van de problematiek van kinderen en jongeren. Hiermee wordt bedoeld dat tegelijkertijd gekeken wordt naar onderwijs, inkomenspositie van gezinnen met kinderen, de pedagogische infrastructuur, de zorg voor kinderen en de beschikbare ruimte voor kinderen etc. De SP is voorstander van een minister van jeugdzaken. Jan Marijnissen pleit verder voor een integraal pedagogisch beleid: waartoe willen we thuis op school en tijdens de vrije tijd onze kinderen opvoeden en opleiden? In dit verband wijst hij ook op de doelstellingen, zoals zijn opgenomen in het Delors Report; leren, leren leren, leren om te zijn en leren om met elkaar samen te leven. Mariette Hamer (PvdA): Naar aanleiding van de presentaties is het belangrijk om van het kind niet een probleem te maken. Zij geeft toe, dat er in het onderwijs en de kinderopvang flink geïnvesteerd moet worden om een aantal achterstanden in te halen. Een minister van gezinszaken is voor de PvdA geen optie, het gezin is geen probleem. Dit zou alleen maar tot meer verkokering leiden. We moeten met elkaar de ouders van kinderen geen problemen aanpraten. Volgens Mariette Hamer wekken ouders niet de indruk, dat ze niet meer weten hoe ze hun kinderen moeten opvoeden. Marnix van Rij (CDA): Hij wijst erop, dat Ennëus Heerma van het CDA reeds in 1995 voorstelde om een minister van gezinszaken aan te stellen. Van Rij pleit ervoor om al het beleid vanuit het kind zelf te
8
benaderen en niet vanuit de organisaties, die nu diensten met betrekking tot het kind aanbieden. Van Rij complimenteert de organisatoren, over de breedte en de diepte van de voorgestelde verbeteringen. Hij voegt daar nog aan toe als aandachtspunten: het geweld in huisgezinnen en het generatiebeleid. Van Rij merkt op, dat hij aandacht zal besteden aan de problematiek van het familierecht, dat nu een gelijkwaardig ouderschap na scheiding in de weg staat. Opvoeden is primair een taak van de ouders. Maar de ouders kunnen door een netwerk van diensten gesteund worden. Van Rij pleit in dit verband voor veel meer samenhang tussen de verschillende overheidsdiensten ten aanzien van het kind: Politie, jeugdbeleid, onderwijs, jeugdzorg, Leger des Heils etc. Voorts pleit hij voor opvoedcursussen.
Coby Schoondergang (Groen Links): Coby Schoondergang onderschrijft de analyse van het symposium, dat er een integratie nodig is van al het beleid ten aanzien van het kind. Voorts pleit Coby Schoondergang voor preventief jeugdbeleid. Volgens haar is de belangrijkste taak van het onderwijs het opvoeden en begeleiden van leerlingen tot volwaardig burgerschap. Er moet aandacht in de scholen komen voor de mensenrechten, respect voor anderen en mededogen. Michiel Scheffer (D66): De illusie moet niet ontstaan dat de benoeming van een minister van gezinszaken of jeugdzaken alle problemen oplost. Michiel Scheffer geeft vervolgens een aantal algemene reacties: De meeste sprekers hebben erop gewezen, dat ze het belangrijk vinden om de zeggenschap van ouders/opvoeders te vergroten en te werken aan harmonieuze verhoudingen tussen leerkrachten, ouders en kinderen. D66 heeft al gezegd dat de school terug gegeven moet worden aan de ouders. Voor mij is het kinderparlement en de zeggenschap van kinderen ook heel belangrijk. Financieel moet het ook mogelijk zijn, om de gewenste, en pedagogisch meer aantrekkelijke, kleinschaligheid te realiseren. De hele dienstverlening aan ouders en kinderen moet meer vraaggestuurd zijn. Dit impliceert dat ook de ouders/opvoeders financieel meer verantwoordelijkheid wordt toebedeeld. Ouders, die het niet kunnen betalen, zouden door de overheid financieel ondersteund kunnen worden. Politici ondersteunen Aanstelling van een Minister voor Jeugdzaken. Afsluitend wordt er gediscussieerd over de vraag of er een minister van het gezin of van jeugdzaken komt. De conclusie is: zo’n minister komt er, maar er leek meer draagvlak onder de politici te zijn voor een Minister van Jeugdzaken dan voor een Minister van het Gezin. Verslag van Michiel Matthes van www.jeugd.net