SUCCESSIEPLANNING
Boudewijnlaan 19 3200 Aarschot Tel. 016 56 17 74 Fax 016 56 72 66
[email protected] www.michiels-stroeykens-pelgrims.be
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 2
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 3
I. INLEIDING 1. In juni 2002 sterft boer Jan kinderloos in zijn hoeve te Tielt (alle namen zijn fictief). Er zijn vele erfgenamen, waaronder broers en zusters en neven en nichten. Omdat er in het verleden blijkbaar bepaalde zaken verdwenen waren in een andere nalatenschap met zelfde erfgenamen in deze familie laat één der erfgenamen de zegels leggen. Het betreft hier een procedure waarvan sprake in het Gerechtelijk Wetboek, waarbij de Vrederechter binnen de 24 uur ter plekke komt om alles te verzegelen. Na een verzegeling dient er te worden overgegaan tot de ontzegeling (door de vrederechter), onmiddellijk gevolgd door een notariële inventaris (boedelbeschrijving). Deze kon pas in september 2002 doorgaan, omwille van het gerechtelijk verlof. Er werden bij deze inventaris kasbons gevonden voor een bedrag van meer dan 350.000 EUR, aan het hoogste tarief belast tegen 65 % erfbelasting. Boer Jan heeft dus goed gewerkt voor de Staat, of beter gezegd voor het Vlaamse Gewest, want de erfbelasting is geregionaliseerd. Ter informatie, het hoogste tarief in het Brusselse en in het Waalse gewest bedraagt zelfs 80 % ! Had het nu niet anders gekund mits een accurate successieplanning ? Uiteraard. En daar gaat deze uiteenzetting over. Wij bespreken hier slechts enkele topics inzake successieplanning. Er zijn over dit onderwerp boeken geschreven; het is onmogelijk alles aan bod te brengen. Vooraf worden enkele essentiële regels uit het erfrecht besproken, aangezien deze noodzakelijk zijn voor een goede verstaanbaarheid van het vervolg van de uiteenzetting. Wij blijven ook even stilstaan bij de tarieven. Maar eerst nog dit: sedert 1 januari 2015 zijn de successie- en registratierechten geïntegreerd in de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Terminologie spreken we niet meer van “successierechten” maar van “erfbelasting”. Aan de tarieven is niets gewijzigd, het betreft hier een codificatie die reeds vier jaar geleden was in het vooruitzicht gesteld. II. DE ESSENTIELE REGELS UIT HET ERFRECHT 2. Bij een overlijden wordt, om te bepalen wat de rechten van de verschillende erfgenamen zijn in de nalatenschap, de fictieve massa samengesteld, tenminste indien dit door één of meerdere erfgenamen zou gevraagd worden. Deze massa bestaat uit alle goederen, zowel roerend als onroerend, die aanwezig zijn op overlijdensdatum, zowel in België als in het buitenland, vermeerderd met alle goederen, zowel roerend als onroerend, waarover de overledene reeds kosteloos heeft beschikt (dus die hij heeft geschonken) tijdens zijn leven, zowel in België als in het buitenland. De voorbehouden of reservataire erfgenamen kunnen van deze fictieve massa een bepaald deel opeisen in natura (reserve). Zij kunnen reeds gedane schenkingen die het beschikbaar deel overtreffen laten inkorten en inbreng eisen in de fictieve massa. Over de rest van zijn goederen kan de overledene vrij beschikken (beschikbaar deel).
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 4
Bij gebrek aan voorbehouden erfgenamen kan de overledene vrij over al zijn goederen beschikken. Iemand die derhalve ongehuwd en kinderloos overlijdt en wiens ouders ook niet meer in leven zijn doet met zijn goederen wat hij wil; het notarieel testament is de meest geschikte manier om dat te doen omwille van de rechtszekerheid. Voor gehuwden is het zo dat, om te weten welke goederen van de nalatenschap afhangen, men eerst de huwelijksgemeenschap moet vereffenen, in functie van het toepasselijk huwelijksvermogensstelsel, bij wet opgelegd (indien men gehuwd is zonder huwelijkscontract) of bij huwelijkscontract aangenomen dan wel gewijzigd. 3. Wie zijn de voorbehouden erfgenamen ? 1° De kinderen. Als de erflater één kind nalaat, dan heeft dit kind een reservatair of voorbehouden erfdeel van 1/2; het beschikbaar deel is dan eveneens 1/2. Als de erflater twee kinderen nalaat, dan hebben deze elk recht op een reservatair of voorbehouden erfdeel van 1/3; het beschikbaar deel is dan 1/3. Als de erflater drie of meer kinderen nalaat, dan hebben deze samen recht op 3/4, te verdelen onder het aantal kinderen; het beschikbaar deel is dan 1/4. De reserve van de kinderen geldt ook voor de kleinkinderen bij vooroverlijden van de kinderen. Stel dat er twee kinderen zijn, waarvan één in leven en één vooroverleden. Stel dat het vooroverleden kind op zijn beurt twee kinderen nalaat. De reserve is dan 2/3, te weten 1/3 voor het in leven zijnde kind en 1/3 voor de twee kinderen van het vooroverleden kind (zij komen in de plaats van het vooroverleden kind en moeten derhalve zijn aandeel onder elkaar delen). 2° De langstlevende echtgenoot. Deze heeft een reservatair erfdeel bestaande uit het vruchtgebruik op de nalatenschap van de overledene, testamentair herleidbaar tot het vruchtgebruik op de helft van de nalatenschap (abstracte reserve) maar minstens en alleszins het vruchtgebruik op de gezinswoning met de aanwezige huisraad (concrete reserve). Indien de echtgenoten evenwel sinds meer dan zes maanden gescheiden leefden op datum van overlijden en indien de erflater, vóór zijn overlijden, bij een gerechtelijke akte een afzonderlijk verblijf had gevorderd (bijvoorbeeld in het kader van dringende en voorlopige maatregelen bevolen door de Vrederechter), kan de langstlevende echtgenoot volledig onterfd worden bij testament. Tevens kunnen partijen in de regelingsakte voorafgaand aan een echtscheiding bij onderlinge toestemming met onmiddellijke uitwerking elk erfrecht jegens elkaar uitsluiten. Sedert 1 juni 2003, datum van inwerkingtreding van de Wet Valkeniers (Wet van 22 april 2003 tot wijziging van enkele bepalingen van het Burgerlijk Wetboek in verband met het erfrecht van de langstlevende echtgenoot, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 22 mei 2003) kunnen de echtgenoten bij huwelijkscontract of bij wijzigingsakte, wanneer op dat tijdstip één van hen één of meer afstammelingen heeft die voortkomen uit een andere relatie van voor hun huwelijk of die geadopteerd werden voor hun huwelijk, of afstammelingen van de geadopteerden, geheel of ten dele, zelfs zonder wederkerigheid, een regeling treffen over de rechten die de ene in de nalatenschap van de andere kan uitoefenen. Er kan hierdoor desgevallend volledig verzaakt worden aan de abstracte reserve; aan de concrete reserve kan ingevolge deze nieuwe wet evenwel niet worden verzaakt.
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 5
Sedert 18 mei 2007 heeft de langstlevende wettelijk samenwonende partner nu ook een wettelijk vruchtgebruik op de gezinswoning met inboedel, doch dit is geen reservatair erfrecht (hetgeen betekent dat men dit erfrecht testamentair kan ontnemen). 3° De ouders. Bij gebrek aan afstammelingen in leven heeft elke ouder een reserve van 1/4, dus 1/2 als ze beiden nog leven. Deze reserve kan worden uitgesloten in voordeel van de langstlevende echtgenoot, via testament of akte van gift tussen echtgenoten (desgevallend in het huwelijkscontract op te nemen ofwel via afzonderlijke akte). Sedert 18 mei 2007 kan de reserve van de ouders ook worden uitgesloten ten voordele van de langstlevende wettelijk samenwonende partner. Dit is sowieso het geval voor het levenslang vruchtgebruik ten behoeve van de langstlevende wettelijk samenwonende partner op de gezinswoning met inboedel, maar het kan via testament ook voor andere rechten (b.v. volle eigendom op de gezinswoning) of goederen (b.v. rechten in volle eigendom of in vruchtgebruik op een woning die niet de gezinswoning uitmaakt, gelden, enz.). 4. Als men erft neemt men ook alle schulden van de overledene over; erfgenamen treden in de rechten en verplichtingen van hun rechtsvoorganger zonder voorbehoud. Men kan een nalatenschap verwerpen door een verklaring af te leggen op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waar de nalatenschap is opengevallen of bij de notaris. Verwerpen heeft niet noodzakelijk met schulden te maken; men kan bv. ook verwerpen ten gunste van zijn kinderen en op die manier een “successiesprong” maken. Men kan vooraf niet verzaken aan een nalatenschap. In het algemeen zijn overeenkomsten over niet-opengevallen nalatenschappen nietig en zonder waarde. De wet voorziet de mogelijkheid van een aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving. Dit gebeurt eveneens middels een verklaring ter griffie of bij de notaris, waarbij dan een notariële boedelbeschrijving wordt opgemaakt en een publicatie in het Belgisch Staatsblad aan de schuldeisers de kans geeft zich te laten kennen. Ingevolge deze manier van aanvaarden kunnen de erfgenamen niet verplicht worden meer te betalen aan schuldeisers dan hetgeen zij zelf hebben verkregen in de nalatenschap. Als er minderjarige erfgenamen zijn moet er steeds op deze wijze aanvaard worden. Let wel : deze regels zijn niet van tel inzake de fiscale fictiebepalingen; als de fiscus aantoont dat er de laatste drie jaar goederen zijn vervreemd of weggeschonken en hiervoor erfbelasting opvorderbaar zijn zullen deze in ieder geval moeten betaald worden. Toch steeds voorzichtig blijven dus, temeer daar er geen enkel middel is om op voorhand alle schulden op te sporen (er is geen "schuldenregister" of iets dergelijks) ! III. DE TARIEVEN VAN DE ERFBELASTING 5. De tarieven inzake erfbelasting zijn de volgende in het Vlaamse Gewest:
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 6
TABEL I : Tarief in rechte lijn en tussen partners Met “partners” bedoelt de Vlaamse Codex Fiscaliteit de volgende 3 categorieën : - echtgenoten, - wettelijk samenwonenden, en - personen die op de dag van het openvallen van de nalatenschap ten minste één jaar ononderbroken met de erflater samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren (feitelijk samenwonenden). Gedeelte van het netto-aandeel per erfgenaam Roerend & onroerend afzonderlijk belast Van 0 tot 50.000 EUR Van 50.000 tot 250.000 EUR Boven de 250.000 EUR
% 3 9 27
Er zijn bovendien verminderingen (het zogenaamd “belastingkrediet”), zoals aan het slot van deze bijdrage vermeld. Het komt erop neer dat, als men minder dan 12.500 EUR erft (netto-erfdeel per erfgenaam), men hoegenaamd niets hoeft te betalen. In die hypothese kan men ook vrijstelling vragen om de aangifte van nalatenschap in te dienen, tenzij er onroerende goederen vererfd worden in welk geval de aangifte steeds moet worden ingediend. Wat de categorie samenwonenden betreft zijn er in feite twee soorten samenwonenden, te weten : 1° De samenwonenden die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd op het gemeentehuis van hun gemeenschappelijke woonplaats. Deze nieuwe (federale) regeling, ingevoerd in het burgerlijk wetboek door de wet van 23 november 1998 op de wettelijke samenwoning, laat derhalve, gekoppeld aan de nieuwe bepalingen inzake erfbelasting in het Vlaamse Gewest, toe dat men, vanaf de dag van het afleggen van de verklaring van wettelijke samenwoning op het gemeentehuis, van elkaar erft aan het laagste tarief, voorheen alleen voorbehouden aan erfgenamen in rechte lijn en aan gehuwden. De verklaring van wettelijke samenwoning kan worden afgelegd door eenieder die niet verbonden is door een huwelijk of door een andere wettelijke samenwoning, ongeacht het geslacht van de partner. Zoals hoger vermeld heeft de langstlevende wettelijk samenwonende partner sedert 18 mei 2007 een wettelijk vruchtgebruik op de gezinswoning met inboedel. Hiervoor volstaat het samen een verklaring van wettelijke samenwoning te ondertekenen op het gemeentehuis. Wenst men elkaar meer rechten toe te kennen is een testament nodig. 2° De andere samenwonenden, met name zij die geen verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd, op voorwaarde dat zij minstens gedurende één jaar feitelijk samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren (wat, bij wijze van weerlegbaar vermoeden, afdoend blijkt uit de gezamenlijke inschrijving van de samenwonenden in het bevolkings- of vreemdelingenregister). Op die manier kunnen bv. samenwonende kinderen van elkaar erven aan het laagste tarief en kan men ontsnappen aan het tarief tussen broers en zusters, dat veel hoger is. Let wel : samenwonenden erven niet automatisch van elkaar; een testament is noodzakelijk om te kunnen erven - behoudens het wettelijk vruchtgebruik op de gezinswoning met inboedel toekomende aan de wettelijk samenwonende partner - en indien er reservataire erfgenamen zijn kan alleen het beschikbaar deel vermaakt
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 7
worden; wettelijk samenwonenden zonder kinderen kunnen via een testament wel de reserve van hun ouders uitsluiten (wat niet mogelijk is voor feitelijk samenwonenden). Stiefkinderen worden sedert 1 januari 2002 belast aan het tarief rechte lijn (voor zover er een testament is opgemaakt, want stiefkinderen zijn geen wettelijke erfgenamen van hun stiefouders, of voor zover er erfbelasting verschuldigd is krachtens de fictiebepalingen van de Vlaamse Codex Fiscaliteit zoals bv. de begunstiging via een levensverzekering of een schenking minder dan 3 jaar voor het overlijden waarop geen rechten werden betaald). Artikel 1.1.0.0.2, zesde lid, 5°, b) van de Vlaamse Codex Fiscaliteit belast stiefkinderen aan het tarief rechte lijn ; het is dus niet vereist dat ze met hun stiefouder samenwonen (zoniet had de invoering van deze categorie geen enkele zin want zou men de regels inzake samenwonenden kunnen toepassen). Hierbij wordt niet alleen de verkrijging door een stiefkind van zijn/haar stiefouder bedoeld maar ook omgekeerd. Of op het ogenblik van de verkrijging de (eigen) ouder (van het kind) nog leeft dan wel reeds vooroverleden is speelt geen rol. De stiefouders moeten niet noodzakelijk met elkaar gehuwd zijn. Iedere verwijzing naar het huwelijk is in de Vlaamse Codex Fiscaliteit verdwenen; het moet gaan om “partners”. Daarmee bedoelt de Vlaamse Codex Fiscaliteit: - echtgenoten, - wettelijk samenwonenden, of - personen die op de dag van het openvallen van de nalatenschap ten minste één jaar ononderbroken met de erflater samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren (feitelijk samenwonenden). Wordt dus belast aan het tarief rechte lijn : iedere verkrijging tussen een persoon en het kind van zijn partner, ongeacht of de verkrijging plaatsvindt voor of na het overlijden van de partner. Als de verkrijging plaatsvindt na het overlijden van de partner, moet die laatste zijn hoedanigheid van partner ten aanzien van de eerst vermelde persoon nog hebben op de datum van zijn overlijden.
Enkel stiefkinderen komen in aanmerking, niet hun kinderen (de kleinkinderen van de stiefouder, tenzij ze natuurlijk als samenwonenden kunnen aanzien worden en op basis daarvan het tarief rechte lijn kunnen laten gelden). Voorbeeld : Jeroen is geboren uit de (al dan niet huwelijkse) relatie tussen David en Natalie. Na het overlijden van David trouwt of gaat Natalie samenwonen met Jurgen. Natalie overlijdt enkele jaren later. Jurgen, die zelf geen kinderen heeft, stelt Jeroen in zijn testament aan als enige algemene legataris. Jeroen zal later van Jurgen erven aan het tarief rechte lijn. Het heeft geen belang waar Jeroen woont bij het overlijden van zijn stiefvader. Wel moeten Natalie en Jurgen nog gehuwd zijn of samenwonen op het moment dat Natalie overlijdt. Verkrijgingen tussen ex-partners met gemeenschappelijke afstammelingen worden ook belast aan het tarief rechte lijn. Indien er gemeenschappelijke afstammelingen zijn zullen dus ook de uit de echt of van tafel en bed gescheiden personen (via een testament of levensverzekering) nog van elkaar kunnen erven alsof ze nog met elkaar gehuwd waren, wat toch opmerkelijk is. Dit geldt ook voor ex-samenwonenden met
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 8
gemeenschappelijke afstammelingen, op voorwaarde dat zij ofwel wettelijk hebben samengewoond ofwel minstens 1 jaar feitelijk hebben samengewoond en een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd. Voorbeeld : Jan en Mia hebben twee gemeenschappelijke kinderen. Na hun echtscheiding of beëindiging van hun samenwoning hebben zij ieder een ander gezin gesticht. Toch heeft Jan de begunstiging van Mia behouden in een levensverzekering. Bij het overlijden van Jan zal Mia hierop erfbelasting moeten betalen aan het tarief rechte lijn, alsof ze nog de partner was van Jan. Sedert 1 januari 2003 wordt een verkrijging tussen personen waartussen een relatie van zorgouder en zorgkind bestaat of heeft bestaan gelijkgesteld met een verkrijging in de rechte lijn. Deze maatregel biedt een oplossing voor pleegkinderen. Van een zorgrelatie is sprake wanneer iemand, vóór de leeftijd van 21 jaar gedurende 3 opeenvolgende jaren bij een andere persoon heeft ingewoond en gedurende die tijd hoofdzakelijk van die andere persoon of van deze en zijn levenspartner samen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen. Er dienen bijgevolg 3 cumulatieve voorwaarden vervuld te zijn: 1. het zorgkind moet bij de zorgouder hebben ingewoond. è onder inwonen dient begrepen te worden het normaliter gehuisvest zijn als medelid van het gezin. è bewijs aan de hand van inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister op het adres van de zorgouder. (het betreft hier een weerlegbaar vermoeden; ook gemeenrechtelijke bewijsmiddelen met uitzondering van de eed kunnen worden aangewend). 2. vóór de leeftijd van 21 jaar en gedurende een periode van 3 opeenvolgende jaren. è de drie jaren moeten een aaneengesloten periode vormen. 3. het kind moet hoofdzakelijk van de zorgouder, eventueel samen met diens levenspartner, de hulp en verzorging gekregen hebben die kinderen normaal van hun ouders krijgen. è bewijs door alle gemeenrechtelijke bewijsmiddelen met uitzondering van de eed. Bijkomende opmerkingen: - het zorgkind moet bij testament of via een levensverzekering begunstigd worden aangezien het geen wettelijke erfgenaam is; - de gelijkstelling geldt ook in de omgekeerde richting: voor een erfenis van een zorgkind aan een zorgouder; - deze gelijkstelling is strikt beperkt tot de personen die rechtstreeks verbonden zijn door de zorgrelatie en strekt zich niet uit tot hun bloedverwanten. Een verkrijging die voortkomt uit een verwantschapsband ingevolge volle adoptie komt steeds in aanmerking voor erfbelasting aan het tarief rechte lijn. Dit geldt ook bij een gewone adoptie, maar uitsluitend in de volgende gevallen, te weten als: ofwel 1) het adoptiekind op het ogenblik van de adoptie onder de voogdij was van de openbare onderstand of van een Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of van een vergelijkbare instelling binnen de
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 9
Europese Economische Ruimte, of wees was van een voor het vaderland gestorven vader of moeder; ofwel 2) het adoptiekind, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 3 achtereenvolgende jaren hoofdzakelijk van de adoptant, of van de adoptant en zijn partner samen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen; ofwel 3) het kind geadopteerd is door een persoon van wie al de afstammelingen voor het vaderland gestorven zijn. TABEL II : Tarief tussen broers en zusters Gedeelte van het netto-aandeel per erfgenaam Roerend & onroerend samen belast Van 0 tot 75.000 EUR Van 75.000 tot 125.000 EUR Boven de 125.000 EUR
% 30 55 65
In tegenstelling tot de eerste tabel wordt het roerend en onroerend vermogen hier niet gesplitst maar samen belast. Wel wordt er nog steeds gekeken naar het netto-erfdeel per erfgenaam om diens tarief te bepalen. Ook hier zijn er verminderingen als men minder dan 75.000 EUR erft. Als broers en zusters samenwonen en in aanmerking komen voor dit verlaagd tarief zal men de desbetreffende verklaring in de aangifte van nalatenschap opnemen en zullen de lagere tarieven (TABEL I) van toepassing zijn. TABEL III : Tarief tussen anderen Tarief op de totale som van de netto-erfdelen die door alle rechtsopvolgers van deze groep samen worden verkregen (dus niet per erfgenaam) Roerend & onroerend samen belast Van 0 tot 75.000 EUR Van 75.000 tot 125.000 EUR Boven de 125.000 EUR
%
45 55 65
In tegenstelling tot de vorige tabellen wordt het tarief hier niet berekend per erfgenaam, maar op hetgeen alle erfgenamen (in deze categorie) samen erven (waardoor men dus veel sneller in hogere schijven komt) en is er evenmin een splitsing tussen het roerend en onroerend vermogen. Ook hier zijn er verminderingen als men minder dan 75.000 EUR erft. Neven en nichten hebben geen voorkeurtarief meer, zoals dat vroeger wel het geval was in de nationale tarieven. 6. Waardering van het vruchtgebruik. Indien er in de nalatenschap een vruchtgebruik toekomt aan bepaalde erfgenamen, bijvoorbeeld aan de langstlevende echtgenoot, dan wordt dit vruchtgebruik fiscaal gewaardeerd als een percentage van de waarde van de volle eigendom volgens de leeftijd van de vruchtgebruiker (hoe ouder, hoe minder het vruchtgebruik waard is). Op dit bedrag moet de vruchtgebruiker dan erfbelasting betalen, terwijl de blote eigenaar betaalt op het verschil.
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 10
Opgelet : deze omrekening is een louter fiscaal gegeven. Bij de verdeling tussen de erfgenamen moet men – behoudens andersluidend akkoord tussen partijen – rekening te houden met de omzettingstabellen die jaarlijks worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, in uitvoering van de wet van 22 mei 2014 houdende invoeging van artikel 624/1 in het Burgerlijk Wetboek en tot wijziging van artikel 745sexies van hetzelfde Wetboek teneinde de regels vast te leggen voor de waardering van het vruchtgebruik in geval van omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot en van de langstlevende wettelijk samenwonende. Leeftijd van de vruchtgebruiker Minder dan 20 jaar Meer dan 20 en niet meer dan 30 jaar Meer dan 30 en niet meer dan 40 jaar Meer dan 40 en niet meer dan 50 jaar Meer dan 50 en niet meer dan 55 jaar Meer dan 55 en niet meer dan 60 jaar Meer dan 60 en niet meer dan 65 jaar Meer dan 65 en niet meer dan 70 jaar Meer dan 70 en niet meer dan 75 jaar Meer dan 75 en niet meer dan 80 jaar Meer dan 80 jaar
Fiscale waarde van het vruchtgebruik in verhouding tot de waarde van de volle eigendom 72 % 68 % 64 % 56 % 52 % 44 % 38 % 32 % 24 % 16 % 8%
IV. TESTAMENTEN 7. Testamenten kunnen interessante perspectieven bieden naar successieplanning, en recente ontwikkelingen verdienen bijzondere aandacht. Om een geldig testament te maken moet men gezond van geest zijn (artikel 901 van het Burgerlijk Wetboek). Voor sommigen betekent uitstel dus spijtig genoeg afstel. Sedert de wet van 3 mei 2003 is het wel toegelaten dat personen die onder bewind zijn geplaatst, mits machtiging van de Vrederechter, een testament opmaken, maar uiteraard mag de geestelijke gezondheidstoestand van de testator niet dermate zijn aangetast dat hij geen besef meer heeft van zijn handelingen, zoniet zal hij deze machtiging niet krijgen. Een testament kan onderhands worden opgemaakt. Om geldig te zijn moet het met de hand zijn geschreven, gedateerd en ondertekend. Men spreekt dan van een “eigenhandig testament” Maar let op: als bij het overlijden van de testator erfgenamen die van enig belang laten blijken bezwaren hebben tegen dergelijk testament volstaat het dat zij verklaren dat ze het geschrift, de datum of de handtekening van de testator niet erkennen. Het komt dan aan de in het testament aangestelde legataris toe om aan te tonen dat het testament wel degelijk rechtsgeldig is (bv. via schriftonderzoek, wat duur is en veel tijd kan vergen). Bovendien kunnen eigenhandige testamenten verdwijnen en zijn de erin vervatte beschikkingen soms vatbaar zijn voor discussie of interpretatie, met alle gevolgen van dien. Vandaar dat het notarieel testament dé meest aangewezen vorm is om uw laatste wilsbeschikking vast te leggen. In vergelijking met het eigenhandig testament biedt het notarieel testament meerdere voordelen : grotere zekerheid dankzij de
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 11
tussenkomst van een notaris, verzekerde bewaring, authentieke bewijskracht, eenvoudige tenuitvoerlegging na het overlijden en het feit dat dit testament ook kan gemaakt worden door iemand die niet kan of niet in staat is te tekenen. 8. Het verdeel-en-heers-testament, ook gekend als het divide et impera testament, is een zeer eenvoudige techniek die erin bestaat zijn vermogen onder zoveel mogelijk erfgenamen te verdelen. Aangezien de tarieven van de te betalen erfbelasting voor de erfgenamen in TABEL I (Tarief in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden) en TABEL II (Tarief tussen broers en zusters) worden berekend op het netto-erfdeel per erfgenaam (met bovendien, in TABEL I, een opsplitsing tussen roerend en onroerend vermogen), is het fiscaal interessant zoveel mogelijk van deze erfgenamen aan te duiden. Door zijn vermogen immers te verdelen over een zo groot mogelijk aantal erfgenamen blijft het aandeel van iedere erfgenaam beperkt, zodat eenieder van de laagste tarieven kan genieten. Men kan, via het verdeel-en-heers-testament, aan generation skipping doen, wat betekent dat men een generatie kan overslaan en een deel van zijn nalatenschap aan de kleinkinderen kan legateren in plaats van aan de kinderen te laten toekomen. Dit heeft twee voordelen : 1° als de kleinkinderen rechtstreeks van hun grootouders erven in plaats van te erven van hun ouders zullen zij later geen erfbelasting meer moeten betalen in de nalatenschap van hun ouders betreffende de goederen die zij rechtstreeks van hun grootouders geërfd hebben; 2° als er meer kleinkinderen dan kinderen zijn verdeelt men de erfenis over meer erfgenamen, waardoor er ook in de nalatenschap van de grootouders reeds minder erfbelasting zal moeten betaald worden (aangezien het tarief aan hetwelk kinderen of kleinkinderen erven hetzelfde is, met name het tarief rechte lijn zoals bepaald in TABEL I). Let wél : als men door dergelijk testament de reserve van zijn eigen kinderen aantast kunnen deze laatsten, na het overlijden van de testator, inkorting vragen, met andere woorden van de kleinkinderen (zijnde hun eigen kinderen) afnemen wat hen ingevolge hun reserve toekomt. Hoewel het risico hierop eerder klein zal zijn in families waar de verstandhouding goed is en waar dit op voorhand werd besproken met de kinderen adviseren wij om in de regel niet meer dan het beschikbaar deel te legateren aan de kleinkinderen, teneinde ieder risico op procedures uit te sluiten. Een andere vraag is natuurlijk of men de besparing aan erfbelasting belangrijk genoeg vindt om sowieso een deel van zijn nalatenschap rechtstreeks aan zijn kleinkinderen te laten toekomen via testament. Dit moet ieder voor zich uitmaken. Een voorbeeld ter illustratie : Jozef, die weduwnaar is, bezit een eigen woning van 200.000 EUR en een effectenportefeuille van 150.000 EUR. Hij heeft één zoon, Jan. Jan heeft op zijn beurt twee kinderen, Ria en Tom. Jan gaat ermee akkoord dat zijn kinderen rechtstreeks van zijn vader erven. 1° Met toepassing van het verdeel-en-heers-testament : Stel dat Jozef via testament zijn kleinkinderen Ria en Tom aanduidt als enige algemene legatarissen van zijn nalatenschap, en dat Jan zich hiertegen niet verzet (na het overlijden van zijn vader, want men kan op voorhand geen overeenkomsten maken
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 12
over niet-opengevallen nalatenschappen aangezien deze nietig zijn naar Belgisch recht en dus kan Jan niet op voorhand zijn akkoord geven met deze werkwijze). Ria en Tom zullen dan elk een onroerend vermogen van 100.000 EUR erven (waarop 6.000 EUR erfbelasting), alsmede een roerend vermogen van 75.000 EUR (waarop 3.750 EUR erfbelasting). Samen zullen Ria en Tom dus 19.500 EUR erfbelasting betalen. 2° Zonder toepassing van het verdeel-en-heers-testament : Als Jan rechtstreeks van zijn vader zou geërfd hebben (als enige zoon, ingevolge de wet, dus zonder testament), dan zou hij een onroerend vermogen geërfd hebben van 200.000 EUR (waarop 15.000 EUR erfbelasting ), alsmede een roerend vermogen van 150.000 EUR (waarop 10.500 EUR erfbelasting ). Jan zou dus in totaal 25.500 EUR erfbelasting betaald hebben. Bovendien zouden zijn kinderen, Ria en Tom, van hem later nogmaals deze goederen geërfd hebben, met betaling van 19.500 EUR erfbelasting (we maken voor deze berekening abstractie van de rechten van de langstlevende echtgenoot). Als men de erfbelasting in de beide nalatenschappen, dus zonder het verdeelen-heers testament, samentelt, dan komt men op een totaal van 45.000 EUR aan erfbelasting, om nog niet te spreken van de eigen goederen die Jan aan zijn kinderen zal nalaten en die het verschil alleen nog maar groter zullen maken. Besparing dankzij het verdeel-en-heers-testament : (45.000 – 19.500 =) 25.500 EUR, zijnde een besparing van 56,67 % ! 9. Het restlegaat, ook gekend als het fideïcommis de residuo, bestaat erin dat men legateert aan één of meerdere personen, met de bepaling dat hetgeen overblijft bij het overlijden van de aangestelde legatarissen, ook genoemd de eerste begunstigden, toekomt aan de in tweede rang aangewezen legatarissen, ook genoemd de verwachters of de geroepenen. Men moet hier rekening houden met twee beperkingen, te weten : 1° de reserve, die vrij en onbezwaard moet toekomen aan de reservataire erfgenamen; 2° de onmogelijkheid om de eerste begunstigden te verbieden onder bezwarende titel te laten beschikken over de gelegateerde goederen. Enkel beschikkingen om niet (schenkingen en testamentaire beschikkingen) kunnen uitgesloten worden in het testament. Het restlegaat is dus in eerste instantie een kwestie van vertrouwen : als de eerste begunstigden alles verkopen blijft er niets meer over voor de verwachters. Het interessante van het restlegaat is dat de verwachters geacht worden de goederen rechtstreeks van de testator te hebben verkregen, en niet van de eerste begunstigden. Dit kan bijvoorbeeld interessant zijn bij ouders met een gehandicapt kind. Zij kunnen dit kind bij testament als eerste begunstigde aanduiden voor een gedeelte van hun nalatenschap, waarbij hetgeen overblijft na diens overlijden aan de andere kinderen toekomt, die als verwachters worden aangewezen in het testament. Het voordeel van deze testamentaire beschikking is dan dat de andere kinderen van hun broer / zus niet ervan (aan het tarief zijlijn), maar geacht worden de goederen rechtstreeks van hun ouders (aan het tarief rechte lijn) te hebben verkregen, wat belangrijke besparingen oplevert inzake erfbelasting.
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 13
10. Het duolegaat, ook gekend als het legaat vrij van erfbelasting, is uiterst geschikt voor iemand die zijn nalatenschap aan een goed doel wil overmaken, maar tegelijkertijd bepaalde personen uit zijn nabije omgeving (partner, vrienden, familie of andere personen die hem genegen zijn) wil begunstigen met een deel van zijn nalatenschap. De testator kan in zo’n geval zijn vermogen legateren aan een V.Z.W. met een goed doel, die aldus aangesteld wordt als algemene legataris en slechts 8,5 % erfbelasting moet betalen, op last een bepaald gedeelte, bv. de helft van zijn nalatenschap vrij van erfbelasting aan zijn neven en nichten (die hij genegen is maar aan wie hij nu ook weer niet bepaald alles wil nalaten) over te maken. De V.Z.W. zal in dit geval haar eigen erfbelasting betalen op hetgeen haar toekomt onder aftrek van de som die vrij van erfbelasting toekomt aan de neven en nichten, alsmede de erfbelasting op het gedeelte toekomende aan de neven en nichten. Aangezien de erfbelasting die de V.Z.W. moet betalen (8,5 %) evenwel veel minder bedragen dan wat de neven en nichten anders rechtstreeks hadden moeten betalen op hun erfdeel (in Vlaanderen tot 65 %) houdt een duo-legaat derhalve een aanzienlijke besparing in van erfbelasting. Voorwaarde op dat een duolegaat niet zou worden aanzien als een fiscaal misbruik is wel dat dit legaat resulteert in een substantiële netto-bevoordeling van de V.Z.W.. De fiscus is immers van oordeel dat deze vorm van successieplanning in de gevallen waarin zij resulteert in een onbeduidende of zelfs onbestaande nettobevoordeling van de V.Z.W. dient te worden beschouwd als louter ingegeven uit fiscale bedoelingen en dus als fiscaal misbruik dient te worden bestempeld. Een voorbeeld ter illustratie : Erwin is ongehuwd. Hij heeft door spaarzaam te leven en via de nalatenschappen van zijn ouders een roerend vermogen van 250.000 EUR opgebouwd. Hij wenst een bedrag van 125.000 EUR na te laten aan zijn buurvrouw Christa, die hem steeds goed heeft geholpen. Tevens wenst hij de V.Z.W. VLAAMSE LIGA TEGEN KANKER te begunstigen. 1° Met toepassing van het duolegaat : Door de V.Z.W. VLAAMSE LIGA TEGEN KANKER aan te stellen als algemeen legataris van zijn nalatenschap, op last een bedrag van 125.000 EUR vrij van erfbelasting over te maken aan zijn buurvrouw Christa, zal de V.Z.W. erfbelasting betalen op 125.000 EUR aan het tarief van 8,5 % = 10.625 EUR. De V.Z.W. zal tevens de erfbelasting moeten betalen op de 125.000 EUR die vrij van erfbelasting toekomen aan Irma, aan 45 % op de eerste schijf van 75.000 EUR, 55 % op de schijf van 75.000 EUR tot 125.000 EUR, hetzij 61.250 EUR. Uiteindelijk zal de V.Z.W. dus (125.000 – 10.625 – 61.250 =) 53.125 EUR netto overhouden, terwijl Christa het haar toekomende bedrag van 125.000 EUR vrij van erfbelasting ontvangt zoals bepaald in het testament. Samen houden de V.Z.W. en Christa dus 178.125 EUR over aan de nalatenschap van in totaal 250.000 EUR. Globaal bekeken bedraagt de erfbelasting hier 71.875 EUR of 28,75 % en blijft er voor de erfgenamen 71,25 % over. 2° Zonder toepassing van het duolegaat :
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 14
Als Erwin geen gebruik zou gemaakt hebben van het duolegaat zou hij nooit 125.000 EUR netto hebben kunnen nalaten aan Christa, en zou er bovendien helemaal niets zijn overgeschoten voor de V.Z.W. VLAAMSE LIGA TEGEN KANKER. Immers, * op de eerste 75.000 EUR zou Christa dan 45 % of 33.750 EUR erfbelasting moeten betaald hebben, * op de volgende 50.000 EUR (te weten de schijf van 75.000 tot 125.000 EUR) zou Christa 55 % of 22.500 EUR erfbelasting moeten betaald hebben, en * op de volgende 125.000 EUR (te weten de schrijf boven de 125.000 EUR) zou Christa 65 % of 81.250 EUR erfbelasting moeten betaald hebben. Samen zou Christa zonder het duolegaat dus maar liefst 142.500 EUR erfbelasting moeten betaald hebben (57 %), en zou zij maar 107.500 EUR netto hebben overgehouden (43 %) i.p.v. de 125.000 EUR met het duolegaat (50 %), waarbij de V.Z.W. dan ook nog eens 53.125 EUR had overgehouden (21,25 %) tegenover in het geheel niets zonder duo-legaat ! Besparing dankzij het duolegaat : (142.500 – 71.875 =) 70.625 EUR, zijnde een besparing van 28,25 % ! V. HUWELIJKSCONTRACTEN 11. Huwelijkscontracten kunnen een belangrijke weerslag hebben op de te betalen erfbelasting, en worden dan ook als een instrument van successieplanning aanzien. Toch moet men zich behoeden voor zuiver fiscale constructies; een huwelijkscontract is veel meer dan dat ! Sedert de hervorming van het huwelijksvermogensrecht in 1976 kan men ook huwelijkscontracten opstellen of veranderen tijdens het huwelijk. De wet van 18 juli 2008 heeft de rechterlijke tussenkomst afgeschaft, wat betekent dat de notariële wijzigingsakte volstaat en dadelijk uitwerking krijgt, wat een vereenvoudiging is tegenover vroeger waar men soms een jaar moest wachten. Een veel gebruikte clausule in huwelijkscontracten om de langstlevende extra te beveiligen bij overlijden van de eerststervende, bijvoorbeeld tegen onwillige, ondankbare of gefailleerde kinderen, is het klassieke verblijvingsbeding in volle eigendom, in de volksmond gekend onder "de langstlevende al". In dergelijk beding wordt bepaald dat bij het overlijden van één der echtgenoten het gemeenschappelijk vermogen in volle eigendom toekomt aan de langstlevende. Verblijvingsbedingen zijn "huwelijksvoordelen", en derhalve niet vatbaar voor inkorting door de reservataire erfgenamen, wat betekent dat de kinderen dergelijke bedingen niet kunnen aanvechten. Volgens één der "fictieartikelen" uit het wetboek van erfbelasting wordt de langstlevende wel belast op hetgeen hij of zij aldus verkrijgt boven de helft van de gemeenschap. Een voorbeeld ter illustratie. 12. Jan en Mia hebben samen een huis gekocht en hebben twee kinderen. Als ze niets overeenkomen in hun huwelijkscontract zal bij overlijden van één der echtgenoten, laat ons aannemen Jan (vrouwen leven statistisch gezien het langst, te weten in 75 % van alle gevallen), diens helft in het huis in vruchtgebruik toekomen aan Mia en in blote eigendom aan de twee kinderen. Mia heeft de garantie (reserve)
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 15
dat zij in het huis zal mogen blijven wonen zolang ze leeft, en ook de aanwezige huisraad mag blijven gebruiken tot bij haar overlijden. Op een zeker moment beslist Mia om het huis te verkopen omdat ze het onderhoud niet meer alleen aan kan, en in de plaats daarvan een appartement te kopen. De kinderen zullen de verkoopakte van het huis mee moeten tekenen (behoudens eventuele toepassing van een procedure voor de rechtbank, maar daar blijven we hier niet bij stilstaan) en hebben recht op een deel van de prijs (zijnde de waarde van de blote eigendom van de helft van de woning, berekend volgens de sterftetabellen of op een andere tussen partijen overeengekomen manier). Als Mia dan, na uitbetaling van de kinderen, niet toekomt met haar aandeel in de opbrengst om het appartement te betalen dat ze wenst te kopen kan dit haar plannen feitelijk blokkeren. Als Jan en Mia in hun huwelijkscontract een verblijvingsbeding in volle eigendom opnemen kan Mia doen wat ze wil met het huis en de opbrengst ervan, en hoeven de kinderen ook niet mee te tekenen. 13. Van het klassieke verblijvingsbeding in volle eigendom wordt meer en meer afgestapt. Inderdaad, als Mia de gehele gemeenschap in volle eigendom verkrijgt zal ze daarop ook erfbelasting moeten betalen, terwijl men anders een spreiding zou verkregen hebben via de erfbelasting in hoofde van iedere erfgenaam afzonderlijk. Nu is het wel zo dat de langstlevende echtgenoot sedert 1 januari 2007 geen erfbelasting meer moet betalen op de gezinswoning, maar desalniettemin blijft het verblijvingsbeding duurder dan de gewone wettelijke devolutie als men de te betalen erfbelasting in de beide nalatenschappen (van de beide echtgenoten) samentelt. Een voorbeeld maakt dit duidelijk. 1° Met toepassing van het verblijvingsbeding : Stel dat de Mia 72 jaar is bij het overlijden van Jan, dat de gezinswoning dan 250.000 EUR waard is dat er daarnaast nog roerende goederen aanwezig zijn voor een bedrag van 75.000 EUR. Mia zal dan erfbelasting betalen op de helft van Jan in het gemeenschappelijk roerend vermogen (aangezien het onroerend vermogen alleen bestaat uit de gezinswoning die sedert 1/1/2007 is vrijgesteld voor Mia), dus op 37.500 EUR roerend. Zij betaalt hierop 1.000 EUR erfbelasting (rekening houdende met het belastingkrediet aangezien zij minder dan 50.000 EUR erft, de gezinswoning vrijgesteld zijnde). Ter vergelijking : de gezinwoning meegerekend zou zij 9.375 EUR betaald hebben, zodat de vrijstelling hiervan haar een besparing van maar liefst 8.375 EUR oplevert, een mooi gebaar van de Vlaamse overheid. Later, bij het overlijden van Mia, zullen haar kinderen, in de veronderstelling dat dezelfde goederen met dezelfde waarde opgegeven worden, erfbelasting betalen op 250.000 + 75.000 : 325.000 EUR (aangezien alles via het verblijvingsbeding bij Mia is terechtgekomen), te weten 18.750 EUR (elk kind 9.375 EUR). Voor de twee nalatenschappen (Jan & Mia) samen bedraagt de erfbelasting derhalve (1.000 + 18.750 =) 19.750 EUR. 2° Zonder toepassing van het verblijvingsbeding : Mia betaalt dan op de waarde van het vruchtgebruik, gelet op haar leeftijd gewaardeerd op 24 % van de waarde van de volle eigendom (zie tabel hiervoor). Zij betaalt dus op (37.500 x 24 % =) 9.000 EUR roerend (aangezien het onroerend vermogen alleen bestaat uit de gezinswoning die vanaf 1/1/2007 is vrijgesteld voor
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 16
Mia). Rekening houdende met het belastingkrediet (aangezien zij minder dan 50.000 EUR erft, de gezinswoning vrijgesteld zijnde) zal Mia uiteindelijk géén erfbelasting moeten betalen. Ter vergelijking : de gezinwoning meegerekend zou zij 1.060 EUR betaald hebben. De twee kinderen betalen elk op de blote eigendom, ieder voor de helft, te weten (125.000 x 76 % : 2 =) elk 47.500 EUR onroerend (waarop 1.425 EUR erfbelasting , aangezien de gezinswoning voor hen niet vrijgesteld is doch enkel in hoofde van Mia) en (37.500 x 76 % : 2 =) elk 14.250 EUR roerend (waarop 427,50 EUR erfbelasting ). De twee kinderen samen betalen dus (1.852,50 EUR x 2 =) 3.705 EUR erfbelasting. Mia en haar twee kinderen betalen derhalve, zonder verblijvingsbeding, met de gewone wettelijke devolutie, samen 3.705 EUR erfbelasting in de nalatenschap van Jan. Waarop moet er dan later, bij het overlijden van Mia, worden betaald door de kinderen? Op de helft van de woning (stel dat deze nog dezelfde waarde heeft), zijnde 125.000 EUR (elk 62.500 EUR) onroerend (waarop elk kind 2.625 EUR erfbelasting zal moeten betalen, hetzij samen 5.250 EUR) en op de gelden (stel dat er nog 9.000 EUR over is, zijnde het aandeel van Mia in de nalatenschap van Jan gewaardeerd volgens de fiscale methode), zijnde voor elk kind 4.500 EUR roerend (waarop elk kind 135 EUR erfbelasting zal moeten betalen, hetzij samen 270 EUR). De twee kinderen samen zullen derhalve, bij het overlijden van hun moeder, 5.520 EUR erfbelasting moeten betalen. Voor de twee nalatenschappen (Jan & Mia) samen bedraagt de erfbelasting derhalve, zonder toepassing van het verblijvingsbeding, volgens de gewone, wettelijke devolutie, (3.705 + 5.520 =) 9.225 EUR. Besparing t.o.v. de devolutie met verblijvingsbeding : (19.750 – 9.225 =) 10.525 EUR, zijnde een besparing van 53,29 % ! Het verblijvingsbeding blijft dus, ook nà 1 januari 2007, fiscaal zeer duur. Men mag niet de denkfout begaan dat de gezinswoning is vrijgesteld, dus dat het nu ineens allemaal is opgelost. Dat is niet het geval, omdat 1° alleen de rechten van de langstlevende echtgenoot in de gezinswoning zijn vrijgesteld, en 2° bij een verblijvingsbeding de gezinswoning volledig in de nalatenschap van de langstlevende echtgenoot zal vallen, waardoor de kinderen er integraal op betalen bij diens overlijden, en hierdoor uiteraard gemakkelijker in de hogere schijven (van 9 of zelfs 27 %) zullen terechtkomen, terwijl het fiscaal interessanter is ze in twee keer (de helft in de nalatenschap van hun vader en de overige helft in de nalatenschap van hun moeder) te erven, aangezien men in iedere nalatenschap terug vanaf 0 mag beginnen rekenen. 14. De laatste jaren wordt dan ook vaak geopteerd voor het keuzebeding. Ingevolge deze clausule, die bij een eenvoudige notariële akte (zonder tussenkomst van de rechtbank) kan worden aangenomen (ook bij die echtgenoten die voordien geen huwelijkscontract hadden gemaakt of een verblijvingsbeding in volle eigendom hadden gekozen), kan de langstlevende echtgenoot bij het overlijden van de eerststervende kiezen tussen verschillende opties om zijn / haar rechten uit te oefenen. De meest uiteenlopende clausules zijn hier mogelijk.
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 17
Wij voorzien een termijn van vier maanden waarbinnen de keuze moet gemaakt worden, teneinde de langstlevende de kans te geven op dat ogenblik alles op een rijtje te zetten, met name alle mogelijke consequenties van de te maken keuze te overwegen. Er zijn immers niet alleen de fiscale aspecten. Misschien is er wel een probleem met één van de kinderen (gebrek aan contact, faillissement, …) of zijn er andere overwegingen die meespelen om een welbepaalde keuze te maken. Zeker bij jonge mensen, en met name bij huwelijkscontracten die vóór het huwelijk worden opgesteld (nog altijd de meest frequente hypothese, hoewel wij niet over statistieken beschikken), is een keuzebeding een aanrader. Het is immers onmogelijk te voorspellen hoe de zaken er binnen enkele tientallen jaren zullen voor staan. Bij oudere mensen is de toestand verschillend. Als men op gevorderde leeftijd kiest voor een verblijvingsbeding in volle eigendom heeft men daar meestal wel zijn redenen voor. Daar is een keuzebeding derhalve niet altijd aan te raden. Immers, bij een overlijden zou de langstlevende wel eens onder druk kunnen gezet worden van de (schoon)kinderen om niet te opteren voor een toebedeling in volle eigendom. Op dat vlak is een klassiek verblijvingsbeding in volle eigendom te verkiezen boven het keuzebeding : het is op voorhand geregeld, en bij een overlijden moeten de kinderen de toestand ondergaan zoals ze door de overledene is gewild, zonder mogelijkheid van wijzigingen. Ter illustratie volgt hier een model van een keuzebeding, dat desgevallend ook in vervanging van bestaande clausules kan worden ingelast in een bestaand huwelijkscontract (in dit verband is het niet overbodig te adviseren om oude huwelijkscontracten er op dat vlak eens op na te kijken en desgevallend te wijzigen) : “Bij de ontbinding van de gemeenschap door het overlijden van één van beide echtgenoten en op voorwaarde dat op dat ogenblik geen feitelijke scheiding bestaat tussen de echtgenoten (bij duurzame ontwrichting van het huwelijk, dus geen toevallige feitelijke scheiding of door de omstandigheden opgedrongen scheiding, gevolg van verblijf in het buitenland van één der echtgenoten omwille van beroepsredenen, verblijf in een kliniek, sanatorium of rusthuis, enzovoort) of geen procedure tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed werd ingeleid, verkrijgt de langstlevende echtgenoot ten titel van huwelijksovereenkomst naar vrije keuze, en dit zowel bij bestaan als bij niet bestaan van afstammelingen, de volgende goederen of rechten : 1.a) ofwel de volle eigendom, 1.b) ofwel de volle eigendom van de helft en het levenslang vruchtgebruik van de andere helft, 1.c) ofwel het vruchtgebruik op de geheelheid, 1.d) ofwel bepaalde percentages in volle eigendom en/of in vruchtgebruik, van: 2.a) alle roerende goederen en/of 2.b) alle onroerende goederen en/of 2.c) bepaalde roerende goederen door de langstlevende aan te duiden en/of 2.d) bepaalde onroerende goederen door de langstlevende aan te duiden, van het gemeenschappelijk vermogen. De langstlevende echtgenoot zal de keuze tussen de mogelijkheden hierboven aangehaald onder letters 1. a), b), c) en d) in alle mogelijke combinaties met de letters 2. a), b), c) en d) eigenmachtig uitoefenen, en kunnen beslissen zonder inmenging hieromtrent vanwege de andere rechthebbenden van de eerststervende. Wanneer de langstlevende echtgenoot zijn keuze niet binnen de vier maanden na het overlijden van de eerststervende laat vastleggen in een notariële akte of vastlegt in een aangifte van nalatenschap, gaat men ervan uit dat hij geopteerd heeft voor de toebedeling van de volle eigendom van de helft van het gemeenschappelijk vermogen en het levenslang vruchtgebruik van
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 18
de andere helft van alle roerende en onroerende goederen van het gemeenschappelijk vermogen zoals vermeld onder letter 1. b) in combinatie met de letters 2.a) en 2.b). Er wordt daarenboven uitdrukkelijk bedongen dat, ingeval de langstlevende geheel of gedeeltelijk kiest voor rechten in vruchtgebruik, hij/zij is ontslagen van borgstelling en dat dit vruchtgebruik daarenboven, behoudens met zijn/haar toestemming, niet vatbaar is voor omzetting gezien het onder bezwarende titel is toegekend en geen erfrechtelijk karakter heeft. Het gemeenschappelijk passief zal proportioneel worden omgedeeld tussen de langstlevende en de nalatenschap van de eerststervende volgens de respectievelijke waarde van hun kavels. Bij een volledige toebedeling van de gemeenschap aan de langstlevende zal deze het gemeenschappelijk passief derhalve ook volledig ten laste nemen.”
VI. DE HANDGIFT 15. Schenkingen van roerende en onroerende goederen zijn op straffe van nietigheid voorgeschreven bij notariële akte. Een uitzondering hierop is de handgift, op voorwaarde dat aan de vier hierna opgesomde voorwaarden is voldaan, te weten : - het goed wordt kosteloos overgedragen; - de eigendomsoverdracht kan gebeuren door de loutere afgifte van het goed; - de schenker heeft de wil te schenken en de begiftigde heeft de wil het goed als schenking te aanvaarden; - het moet gaan om lichamelijke roerende goederen (juwelen, auto, kunstvoorwerpen, …) of onlichamelijke roerende goederen waarvan het recht in de titel is geïncorporeerd (kasbons, obligaties, aandelen, geld, …). Zo kunnen aandelen aan toonder in aanmerking komen voor een handgift, terwijl dit niet het geval is met aandelen op naam (waarvan de eigendomsoverdracht geschiedt door inschrijving in het aandelenregister en niet door de overhandiging van het aandeel en die derhalve bij notariële akte moeten geschonken worden). 16. Een handgift geschiedt, zoals het woord het zegt, door de gewone afgifte van het goed door de schenker aan de begiftigde. Een handgift door overschrijving van gelden van de ene naar de andere bankrekening, in de praktijk ook wel “bankgift” genoemd, is ook geldig. Om te kunnen bewijzen dat het wel degelijk een gift was, en om de fameuze periode van drie jaar (alle schenkingen tijdens de drie jaar vóór het overlijden zijn belastbaar inzake erfbelasting) te laten starten op een manier die later ook door de fiscus zal aanvaard worden, kan gewerkt worden via het versturen van aangetekende brieven (een intentiebrief en een bedankingsbrief) of via een “pacte adjoint” (een document waarin de modaliteiten van de reeds eerdere gedane schenking – via overschrijving – worden bevestigd). Een aangetekende brief of een overschrijving via de bank levert een semi-vaste datum op, wat betekent dat de fiscus deze datum erkent als waarachtig. Als er meer dan drie jaar verlopen zijn tussen deze handgift en de overlijdensdatum kan de fiscus niet meer beweren dat de goederen die er het voorwerp van uitmaakten nog in de nalatenschap aanwezig zijn. Als er minder dan drie jaar verlopen zijn tussen deze handgift en de overlijdensdatum dient de begiftigde deze handgift in principe op te geven in de aangifte van nalatenschap. Vergetelheid kan gesanctioneerd worden als de fiscus op
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 19
een of andere manier, bv. via een bankonderzoek, de geschonken gelden op het spoor komt. Men kan ook, in plaats van de handgift, de schenking doen via een Nederlandse notariële akte. Dit geeft ook vaste datum, terwijl de Nederlandse akte in België niet geregistreerd wordt. Ook daar geldt de regel dat dergelijke giften, indien ze zijn gebeurd minder dan drie jaar vóór het overlijden, moeten aangegeven worden in de aangifte van nalatenschap. Bij een hand- of bankgift kan de schenker zich geen vruchtgebruik voorbehouden; hiervoor moet de schenking bij notariële akte gebeuren (op straffe van nietigheid). In de praktijk circuleren modellen van onderhandse documenten ter bevestiging van hand- of bankgiften waar men zich ernstige vragen kan over stellen en die in de praktijk wel eens tot problemen leiden, met de fiscus of tussen de erfgenamen bij het openvallen van de nalatenschap. Een schenking is geen vodje papier. Schoenmaker, blijf bij uw leest. Ook hier is de notaris uw raadgever. VII. SCHENKING VAN ROERENDE GOEDEREN 17. Sedert 1 januari 2004 is er in Vlaanderen een interessant alternatief voor de handgift, te weten de schenking van roerende goederen bij (Belgische) notariële akte aan sterk verlaagde (vlakke) tarieven (dus ongeacht het geschonken bedrag), te weten : * 3 % voor roerende schenkingen in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden (waarbij voor de definitie van samenwonenden wordt verwezen naar hetgeen hoger is vermeld, te weten 1° de wettelijk samenwonenden of 2° de feitelijk samenwonenden die reeds één jaar op hetzelfde adres wonen). Sedert 17 januari 2014 geldt een gelijkstelling voor schenkingen tussen stiefouders en stiefkinderen, tussen een samenwonende en het kind van zijn/haar samenwonende partner, tussen zorgouders en zorgkinderen en tussen ex-echtgenoten of ex-samenwonenden met gemeenschappelijke kinderen (deze gelijkstelling wordt toegelicht bij de bespreking van de schenking van onroerende goederen : zie hoofdstuk XIII – TABEL I); * 7 % voor roerende schenkingen aan andere personen; * 5,5 % voor (alle) schenkingen (dus zowel de roerende als de onroerende) aan : 1° het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap; 2° de Vlaamse, de Franse en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie; 3° de Franse en de Duitstalige Gemeenschap en aan het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest; 4° een staat van de Europese Economische Ruimte; 5° provincies en gemeenten in het Vlaamse Gewest; 6° de openbare instellingen van de publiekrechtelijke rechtspersonen, vermeld in de punt 1° tot en met 5°; 7° erkende sociale huisvestingsmaatschappijen als vermeld in artikel 40 van de Vlaamse Wooncode; 8° de coöperatieve vennootschap Vlaams Woningfonds van de grote gezinnen;
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 20
9° dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen als vermeld in artikel 12, §2, 2° en 3°, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; 10° verenigingen zonder winstoogmerk, ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen, beroepsverenigingen, internationale verenigingen zonder winstoogmerk, private stichtingen en stichtingen van openbaar nut. In afwijking hiervan wordt deze schenkbelasting verminderd tot 100 euro voor schenkingen gedaan aan deze rechtspersonen indien de schenker zelf één van deze rechtspersonen is. De verminderingen, hierboven vermeld (5,5 % of 100 euro), zijn ook van toepassing op gelijksoortige rechtspersonen die opgericht zijn volgens en onderworpen zijn aan de wetgeving van een andere staat van de Europese Economische Ruimte, en die bovendien hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte hebben.
Het interessante van deze schenkingen is dat het “progressievoorbehoud” wordt afgeschaft, dit wil zeggen dat de termijn van drie jaar die normaliter moet verlopen tussen de schenking en de overlijdensdatum van de schenker hier niet van toepassing is. Men kan met andere woorden tot en met de dag vóór zijn overlijden roerende goederen schenken aan deze lage tarieven zonder dat de erfgenamen er later nog erfbelasting op moeten betalen. 18. De impact van deze bepalingen is belangrijk. Enkele voorbeelden : * men kan een effectenportefeuille schenken aan zijn kinderen met behoud van het beheer ervan en met voorbehoud van vruchtgebruik, en dit aan 3 %, welk ook de waarde is van deze portefeuille. Daarbij kan men, naar analogie met het restlegaat, ook een restschenking doen, waarbij goederen die nog in het vermogen van één der kinderen aanwezig zijn bij diens overlijden zonder afstammelingen in leven toekomen aan de andere kinderen of hun erfgenamen, tevens belast aan 3 % schenkbelasting op dat moment en dus niet aan de hogere erfbelasting van 9 of 27 %; * men kan tegoeden op bankrekeningen schenken tot daags voor zijn overlijden, en de begiftigden ervan moeten hierop geen erfbelasting betalen; * men kan gelden die via een fiscale regularisatie officieel zijn gemaakt aan zijn kinderen of aan vreemden schenken zonder dat hierop nog erfbelasting moeten betaald worden (het betreft dus ook, inzake erfbelasting, een bevrijdende betaling); * men kan roerende goederen schenken aan vreemden tegen een (definitief bevrijdend) tarief van slechts 7 %, terwijl de erfbelasting voor vreemden 45 tot 65 % bedraagt. Een schenking is hier dus vele keren interessanter dan een erfenis. 19. Deze maatregelen hebben tot gevolg dat de schenking van roerende goederen bij (Belgische) notariële akte sedert 2004 een zeer interessant en valabel instrument van successieplanning is geworden, en tevens een goed alternatief voor de handgift (waar de periode van drie jaar nog steeds loopt en waar men ook geen voorbehoud van vruchtgebruik of andere voorwaarden kan bedingen). Het feit dat men daarbij in ruime mate kan blijven beschikken over de geschonken goederen (genot en beheer) is interessant en spreekt velen terecht aan. Om van deze voordeeltarieven te kunnen genieten moet de schenker zijn fiscale woonplaats in Vlaanderen hebben. Als hij in de vijf jaar voorafgaandelijk aan de schenking op verschillende plaatsen gewoond heeft moet zijn fiscale woonplaats in die periode het langst in Vlaanderen gevestigd geweest zijn.
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 21
VIII. DE PATRIMONIUMVENNOOTSCHAP 20. De patrimoniumvennootschap was een veel gebruikt instrument om aan successieplanning te doen. Het ging daarbij doorgaans om een naamloze vennootschap (of om een andere vennootschap met aandelen aan toonder) waarin onroerende goederen werden ingebracht. Vervolgens werden deze aandelen geschonken (doorgaans bij handgift) aan de kinderen. Als de periode van drie jaar voorbij was kon de fiscus daarop niet terugkomen. Men mocht uiteraard niet vergeten de aandelen van de vennootschap effectief te laten drukken nadat ze was opgericht; als de aandelen nooit gedrukt waren kon men ze uiteraard ook niet schenken. De patrimoniumvennootschap is in onbruik geraakt, omwille van de afschaffing van de aandelen aan toonder en omwille van het feit dat het inbrengrecht in de vennootschap van onroerende goederen die geheel of gedeeltelijk voor bewoning dienstig zijn drastisch werd verhoogd, met name van 0,5 % naar 10 % (in het Vlaamse gewest; 12,5 % in het Brusselse gewest en in het Waalse gewest). Daarnaast heeft de patrimoniumvennootschap nog diverse andere nadelen ten opzichte van het beheer van onroerende goederen in persoonlijke naam, te weten : 1° De meerwaardebelasting. Bij verkoop van onroerend goed door de vennootschap is er een belasting van de meerwaarde aan het tarief van de vennootschapsbelasting, terwijl een meerwaardebelasting bij particuliere verkoop slechts sporadisch aan de orde is (met name bij verkoop van gronden binnen de acht jaar volgend op de aankoop en bij verkoop van bebouwde onroerende goederen binnen de vijf jaar na de aankoop, bovendien aan veel lagere tarieven). 2° De belasting van de inkomsten. Alle inkomsten worden belast aan het vennootschapstarief. Als men onroerende goederen verhuurt als particulier wordt men slechts belast op basis van het kadastraal inkomen of de werkelijke huur onder aftrek van een belangrijk kostenforfait, dus veel voordeliger dan het vennootschapstarief. Daar staat dan wel tegenover dat men in een patrimoniumvennootschap kan afschrijven en ook alle werkelijk gemaakte kosten kan in mindering brengen van het bedrijfsresultaat. 3° Opstapeling van liquiditeiten. Een patrimoniumvennootschap zal door de afschrijvingen van de onroerende goederen meestal niet veel winst maken, maar dit belet niet dat er liquiditeiten worden opgestapeld. De belegging hiervan levert belastbare winst op; bij een particuliere belegging komt men er veel goedkoper van af. 4° De kosten van dergelijke vennootschap, zowel bij de oprichting als voor het opmaken van de jaarlijkse boekhouding (boekhouder, publicaties, neerlegging balans, enzovoort). 5° De kinderen erven aandelen en geen onroerende goederen. Ze zijn dus gedwongen om samen het beheer verder te zetten, dan wel de vennootschap te ontbinden (met liquidatiebelasting e.d. als gevolg). 6° Een patrimoniumvennootschap verkopen is moeilijker dan een onroerend goed verkopen. De koper van de aandelen kan niet afschrijven op basis van de voor deze aandelen betaalde prijs; hij zet gewoon de afschrijvingen van de vennootschap verder. Bovendien zou de fiscus een overdracht van aandelen als een vermomde verkoop van onroerend goed kunnen herkwalificeren, met alle gevolgen van dien (betaling van de registratiebelasting + belastingverhoging).
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 22
21. Bovendien is het zo dat in vele patrimoniumvennootschappen de ouders die ze hebben opgericht geen afstand willen doen van de aandelen, omdat ze dan ook de zeggenschap kwijt zijn over de vennootschap. Het betreft doorgaans naamloze vennootschappen waarvan men de aandelen "in de mist" laat verdwijnen door op een jaarlijkse algemene vergadering slechts met enkele aandelen te verschijnen. Na verloop van tijd hoopt men dat de fiscus dan zal geloven dat de aandelen die niet op de vergadering verschijnen in het bezit van anonieme aandeelhouders zijn. De fiscus heeft de strijd aangebonden tegen deze handelswijze. Er is rechtspraak bekend die stelt dat iemand die zich uitgeeft als gedelegeerdbestuurder van een vennootschap, alle handelingen stelt namens de vennootschap (ondertekening van briefwisseling, bankdocumenten, poststukken, …) en op wiens adres tevens de zetel van de vennootschap is gevestigd redelijkerwijze niet kan stellen dat hij slechts enkele aandelen heeft. De erfgenamen riskeren dan toch belast te worden (alle moeite voor niets) ! 22. Een geldig alternatief voor de naamloze vennootschap (afgekort NV) hiervoor is de oprichting van een commanditaire vennootschap op aandelen (afgekort Comm. VA). Het betreft hier twee kapitaalvennootschappen, maar het opmerkelijk verschil tussen beide vennootschapsvormen bestaat erin dat men bij de Comm. VA het bestuur kan vastleggen in de statuten door de aanduiding van een statutaire zaakvoerder (desgevallend de beide ouders, en, bij overlijden van één hunner, de langstlevende ouder alleen) en aldus het aandelenbezit kan loskoppelen van het bestuur (wat bij de NV niet kan omdat de bestuurders daar ten allen tijde afzetbaar zijn door de algemene vergadering). Bij de Comm. VA kan men derhalve op geldige wijze de aandelen schenken aan de kinderen (desgevallend aan het voordeeltarief van 3 % zoals hoger vermeld) en toch de beslissingsmacht behouden. Men zou zichzelf als zaakvoerder een vaste bezoldiging kunnen toekennen die niet kan gewijzigd worden zonder dat men zelf akkoord gaat, aangezien de zaakvoerders in de Comm. VA een vetorecht hebben tegen elke beslissing van de algemene vergadering. De Comm. VA, weinig gekend in de praktijk, is aldus een valabel instrument voor successieplanning. Het enige nadeel is dat in een Comm. VA de beherende vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap. Voor vennootschappen zonder risico-activiteit is dit evenwel geen bezwaar. IX. DE LEVENSVERZEKERING 23. Zou ik aan een verzekeringsmaatschappij opdracht kunnen geven om iemand een bepaald kapitaal uit te betalen na mijn overlijden, vrij van erfbelasting ? De begunstigde verkrijgt dan immers niets van mij, maar van een derde, de verzekeringsmaatschappij ? Hij verkrijgt met andere woorden niets uit mijn nalatenschap maar ingevolge een contract. Ingevolge artikel 2.7.1.0.6 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit wordt aan de erfbelasting onderworpen elk contract waarin een beding ten behoeve van een derde voorkomt.
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 23
Bij mijn dood krijgt de derde een som, die op grond van dit artikel als een bijzonder legaat in zijn voordeel wordt aanzien, en dus wordt belast aan erfbelasting, ook al krijgt hij strikt gezien niets uit mijn nalatenschap maar krachtens een contract dat ik heb afgesloten, en ook al zou hij mijn nalatenschap verworpen hebben. 24. Hoewel het toepassingsgebied van dit fictieartikel zeer ruim is zijn er toch gevallen waar er een uitkering kan geschieden zonder erfbelasting te moeten betalen. Men moet weten dat het hier dikwijls om zeer grote bedragen gaat, vandaar het belang van deze uitzonderingen. Enkele voorbeelden ter illustratie : 1° Dit artikel is enkel van toepassing zo het beding ten behoeve van een derde slaat op "sommen, renten of waarden". Door te bedingen dat de derde met wie men gecontracteerd heeft aan een bepaalde persoon een hoeveelheid goederen moet leveren na zijn overlijden valt men buiten de toepassingssfeer van artikel; als het onroerende goederen zijn moet men evenwel toch de registratiebelasting betalen, te weten de schenkbelasting, en deze kan wel hoog oplopen in bepaalde gevallen. 2° Evenmin kan het artikel toepassing vinden indien de derde-begunstigde de premies van de levensverzekering zelf betaald heeft zonder verhaal op de bedinger. Zo zou een oudere man zijn jonge vriendin kunnen vragen op zijn hoofd in haar voordeel een levensverzekering af te sluiten, waarvan zij de premies betaalt. Bij het overlijden van de man is door de vriendin geen erfbelasting verschuldigd, maar zij zal dan wel onomstootbaar moeten kunnen bewijzen dat zij de premies betaald heeft. 3° Indien de derde-begunstigde kan aantonen dat de verzekering door de overledene in zijn voordeel is bedongen omwille van de zorgen die de derdebegunstigde aan de overledene heeft besteed tijdens diens leven is het artikel evenmin van toepassing. De inwonende huismeid die kosteloos voor de overledene heeft gezorgd kan derhalve op die manier vergoed worden op een fiscaal vriendelijke manier. 4° Dit artikel is evenmin van toepassing op sommen of renten uitgekeerd ingevolge een wettelijke verplichting. Het zijn bv. de rust- en overlevingspensioenen van arbeiders, bedienden en zelfstandigen; de sommen uitgekeerd op grond van paritaire akkoorden die bij koninklijk besluit algemeen verbindend zijn verklaard voor de sector; de uitkeringen ingevolge de arbeidsongevallenwet. 5° Groepsverzekeringen vallen eveneens buiten het toepassingsgebied van dit artikel, tenminste indien ze zijn uitgekeerd aan de langstlevende echtgenoot of, bij gebreke, aan de kinderen die de leeftijd van 21 jaar niet bereikt hebben, ingevolge een bindend reglement van de onderneming of van een voorzorgskas opgericht ten bate van het personeel van de onderneming en indien er een geldige arbeidsovereenkomst bestond tussen de overledene en de werkgever. 6° Als een andere persoon dan de overledene ten kosteloze titel bedingt, is het artikel evenmin van toepassing. Stel dat de vader een levensverzekering afsluit op het hoofd van zijn schoonzoon, in voordeel van zijn dochter. Als de schoonzoon overlijdt vóór de vader krijgt de dochter deze levensverzekering zonder successierecht te moeten betalen (tenzij de vader binnen de drie jaar na zijn schoonzoon zelf zou overlijden). 7° De verzekering "inzittenden van de auto" is een bijzonder geval. Stel dat een man een verzekering ten bate van de inzittenden van zijn auto onderschreven heeft en het verzekerd kapitaal bij het overlijden van de inzittende dient te worden uitbetaald aan de wettelijke erfgenamen van de inzittende. Bij een ongeval met zijn auto overlijdt de echtgenote van de man. Op hetgeen de verzekeringsmaatschappij aan hem
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 24
uitbetaalt zal hij erfbelasting moeten betalen, maar op hetgeen aan zijn kinderen wordt uitbetaald is dat niet het geval (tenzij de man binnen de drie jaar na het overlijden van zijn echtgenote eveneens zou overlijden). 8° Begrafenisvergoedingen uitgekeerd door een organisme (bv. ziekenfonds), de staat, een werkgever of een ander persoon zijn niet belastbaar en vallen dus niet onder dit artikel. Dit is evenmin het geval voor alle renten en kapitalen (pensioenen) uitgekeerd ingevolge de sociale wetgeving alsook voor de uitkeringen ingevolge de verplichte autoverzekering. 25. De sommen, renten en waarden die toekomen aan de langstlevende echtgenoot worden, tenminste voor echtgenoten gehuwd onder een gemeenschapsstelsel, slechts belast tot beloop van de helft aangezien men vermoedt dat de premies met gemeenschapsgeld betaald werden, tenzij de premies betaald werden met eigen gelden van de langstlevende echtgenoot (in welk geval dit artikel niet toepasselijk is en er dus geen erfbelasting verschuldigd is). Omgekeerd zal de volledige uitkering aan erfbelasting onderworpen zijn als de premies volledig betaald werden door de overledene, bv. bij echtgenoten gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen. In alle gevallen mogen de te betalen inkomstenbelastingen op de uitgekeerde sommen of waarden worden afgetrokken van de belastbare grondslag. Opgelet : gehuwden die elkaar in het huwelijkscontract een schenking hebben gedaan, de zogenaamde “contractuele erfstelling”, kunnen geen derde meer begunstigen via een levensverzekeringscontract (tenzij zij hun huwelijkscontract zouden laten wijzigen op dit punt) ! X. AANKOOP BLOTE EIGENDOM - VRUCHTGEBRUIK 26. Een veel voorkomende vraag in de praktijk van de vastgoedverhandelingen (maar hetgeen volgt is ook op roerende goederen van toepassing) is of het mogelijk is dat de ouders een bepaald onroerend goed in vruchtgebruik aankopen en de kinderen de blote eigendom kopen. Bij het overlijden van de ouders dooft hun vruchtgebruik van rechtswege uit, en worden de kinderen automatisch volle eigenaars. Zonder erfbelasting , tenminste dat is dan de bedoeling van de hele constructie. Artikel 2.7.1.0.7 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit bevat een vermoeden dat de goederen die door de ouders (in het algemeen “door de erflater”) voor het vruchtgebruik en door de kinderen (in het algemeen “door een derde”) voor de blote eigendom zijn aangekocht voor de geheelheid in de nalatenschap aanwezig zijn, tenzij de kinderen kunnen bewijzen dat zij de tegenwaarde van de blote eigendom effectief hebben betaald met eigen gelden (in het algemeen “dat het om geen bedekte bevoordeling gaat”). Het tegenbewijs van dit artikel kan, zoals blijkt uit een administratieve beslissing van 18 juli 2013 (waar de fiscus haar vroeger standpunt heeft herzien in een voor de belastingplichtige gunstige zin), worden geleverd indien de gelden die de ouders (in het algemeen “de erflater”) aan hun kinderen (in het algemeen “aan de derde”) hebben geschonken (om hen toe te laten de blote eigendom aan te kopen) het voorwerp hebben uitgemaakt van een geregistreerde schenking. Aangezien deze schenking, ongeacht het bedrag, slechts aan een schenkbelasting van 3 % (in rechte lijn, in de andere gevallen 7 %) wordt onderworpen is dit, mede gelet op de beperkte kosten van een notariële schenkingsakte, met authentieke bewijswaarde en uitvoerbare
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 25
kracht en modaliteiten op maat van partijen, een mooi instrument van successieplanning. Let wel : als de kinderen, zelfs in onverdeeldheid, een onroerend goed verwerven in blote eigendom kunnen zij later niet meer genieten van de woonbonus (fiscale aftrekbaarheid van de enige eigen woning) als zij zelf “hun” woning willen aankopen. Dit is een niet onbelangrijk aspect dat wel eens uit het oog wordt verloren ! XI. BEDINGEN VAN TONTINE EN AANWAS 27. Dergelijke bedingen worden meestal gebruikt indien ongehuwd samenwonenden een onroerend goed aankopen, en er zeker willen van zijn dat, bij het overlijden van één van hen, de langstlevende zal mogen blijven wonen (beding van aanwas in vruchtgebruik) en, desgevallend, het onroerend goed ook zal kunnen verkopen (beding van aanwas in volle eigendom), dit alles zonder inmenging van de familie van de eerststervende (b.v. ouders, broers of zusters, …). Ingevolge een beding van aanwas, zijnde de meest gebruikte formulering in de hedendaagse notariële praktijk (de voorloper hiervan, het beding van tontine, is in onbruik geraakt), kopen twee (of meerdere) personen samen een onroerend goed (het kan ook voor roerende goederen), met dien verstande dat de langstlevende bij het overlijden van de eerststervende het vruchtgebruik of de volle eigendom van het deel van de eerststervende verkrijgt. Aangezien deze verkrijging niet geschiedt ingevolge de nalatenschap maar door de werking van het beding van aanwas zelf, zijnde een kanscontract, is hierop geen erfbelasting verschuldigd. Wel zal registratiebelasting verschuldigd zijn, tenminste als het om onroerende goederen gaat. Het tarief (in Vlaanderen) is thans 10 % op de waarde van de aldus verkregen volle eigendom of vruchtgebruik. Het verminderd recht ("klein beschrijf"), zijnde 5 %, is desgevallend mogelijk als de voorwaarden vervuld zijn, doch enkel bij aanwas in volle eigendom. Sedert 18 mei 2007, datum van inwerkingtreding van de wet van 28 maart 2007 die aan de langstlevende wettelijk samenwonende partner een wettelijk vruchtgebruik toekent op de gezinswoning, dat bovendien – voor zover deze woning gelegen is in Vlaanderen – sedert 1 januari 2007 vrijgesteld is van erfbelasting, is een verkrijging via erfrecht tussen wettelijk samenwonenden uiteraard voordeliger (nultarief) dan de verkrijging via een aanwasbeding (met betaling van registratiebelasting). In de notariële praktijk wordt dan ook meer en meer gebruik gemaakt van het beding van aanwas met optie. Dergelijk beding komt erop neer dat de langstlevende, binnen een bepaalde termijn na het overlijden van de eerststervende, moet opteren voor de aanwas. Men kan de langstlevende daarbij de keuze laten tussen een aanwas in volle eigendom of een aanwas in vruchtgebruik. Het laten verstrijken van de gestelde termijn heeft tot gevolg dat er hoegenaamd geen aanwas tot stand komt. Het beding van aanwas met optie wil derhalve de burgerrechtelijke voordelen van het beding van aanwas combineren met de fiscale voordelen van het testament. De partijen bij het beding van aanwas met optie maken, naast het beding van aanwas met de erin vervatte optie, ieder ook een testament waarin de volle eigendom of het vruchtgebruik op het aandeel van de eerststervende wordt toegekend aan de langstlevende of leggen een verklaring van wettelijke samenwoning af die sedert 18 mei 2007 een wettelijk vruchtgebruik toekent aan de langstlevende wettelijk samenwonende partner op de gezinswoning met inboedel.
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 26
Als na het overlijden van de eerststervende vaststaat dat de voorwaarden voor het verkrijgen van dit wettelijk vruchtgebruik vervuld zijn dan wel dat het testament (dat eventueel volle eigendom toekent dan wel rechten op goederen andere dan de gezinswoning met inboedel) niet herroepen is en de reservataire erfgenamen bereid zijn om afgifte te doen van het legaat in kwestie, dan laat de langstlevende de termijn voor de uitoefening van de optie gewoon verstrijken en wordt de goedkopere erfbelasting geheven dan wel géén erfbelasting (in geval van vrijstelling). Als daarentegen blijkt dat de voorwaarden voor het wettelijk vruchtgebruik niet voldaan zijn dan wel het testament herroepen is of betwist wordt, of als de erfgenamen niet tot afgifte van het legaat willen overgaan binnen de termijn voor de uitoefening van de optie, kan de langstlevende kiezen voor het beding van aanwas en de registratiebelasting betalen. Hierna volgt een model van een beding van aanwas met optie, waarbij de langstlevende zowel kan kiezen voor aanwas in volle eigendom dan wel aanwas in vruchtgebruik of in blote eigendom, zoals dit kan gebruikt worden bij de aankoop van een onroerend goed. De optie ‘blote eigendom’ kan nuttig zijn als de langstlevende een wettelijk vruchtgebruik heeft op het goed in kwestie (bv. de langstlevende wettelijk samenwonende partner op de gezinswoning), vrij van erfbelasting, en daarnaast ook de blote eigendom wenst om op die manier de volle eigendom te verkrijgen (zodat er alleen registratiebelasting op de blote eigendom moet betaald worden) : BEDING VAN AANWAS MET OPTIE (VOLLE EIGENDOM / BLOTE EIGENDOM / VRUCHTGEBRUIK). Om hun samenwonen te organiseren en de langstlevende te beschermen bij het overlijden van één van hen komen de kopers overeen een bijzondere onverdeeldheid tussen hen in het leven te roepen voor het bij deze aangekochte goed, dat als een doelvermogen wordt aanzien. De kopers komen met name overeen dat, bij het overlijden van de eerststervende onder hen en zonder terugwerkende kracht, de volle eigendom van het deel van de eerststervende in het goed zal aanwassen bij het deel van de overlevende, doch enkel op voorwaarde dat deze laatste hiervoor uitdrukkelijk, op de wijze en binnen de termijn hierna gepreciseerd, opteert na het overlijden van de eerststervende. Aldus staat elk van de kopers, onder voormelde voorwaarde, de volle eigendom van zijn deel af aan de andere onder de opschortende voorwaarde van zijn vooroverlijden; als tegenprestatie voor deze afstand verkrijgt de overdrager een kans om de volle eigendom van het deel van de andere te verkrijgen, indien hij het langst leeft. Deze overeenkomst is wederkerig toegestaan en aanvaard ten bezwarende titel, als kanscontract, onder de hierna volgende modaliteiten en voorwaarden : 1) De langstlevende van de beide kopers dient zijn wil om het bovenvermeld recht van aanwas uit te oefenen uitdrukkelijk kenbaar maken door middel van een verklaring afgelegd bij notariële akte binnen een termijn van vier maanden na het overlijden van de eerststervende van de kopers. Deze termijn geldt als vervaltermijn. Bij ontstentenis van uitdrukkelijke wilsuitdrukking op voormelde wijze en binnen voormelde termijn zal de langstlevende van de kopers geacht worden onherroepelijk te hebben verzaakt aan het voordeel van het recht van aanwas. In deze verklaring zal de langstlevende van de kopers mogen opteren om het aanwasbeding te beperken tot de blote eigendom of het levenslang vruchtgebruik van het deel van de eerststervende in het goed. In dat geval moeten alle bepalingen van dit beding van aanwas waar sprake is van “de volle eigendom” gelezen worden als “de
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 27
blote eigendom” of “het levenslang vruchtgebruik” en dient de eerste zin van artikel 6) te worden aangevuld met de volgende woorden “, in verhouding tot de waarde van de rechten, voorwerp van de aanwas, rekening houdende met de meest recente sterftetabellen op het ogenblik van het overlijden van de eerststervende.” 2) Beide partijen schatten voor zichzelf de kans om te overleven gelijkwaardig. 3) Deze overeenkomst is tussen de kopers afgesloten voor een periode van twee jaar te rekenen vanaf heden. Ze wordt nadien automatisch, uit hoofde van de wilsuiting van partijen heden vastgesteld, verlengd met opeenvolgende periodes van twee jaar, tenzij één der kopers na de beëindiging van de samenwoning zijn wil te kennen geeft aan de andere om ze niet te verlengen, hetgeen dient te gebeuren bij verklaring voor notaris door één van hen gedaan minstens drie maanden vóór het einde van de lopende tweejarige periode. Een eensluidende uitgifte hiervan wordt per aangetekend schrijven verstuurd aan de andere koper. Partijen kunnen evenwel op elk ogenblik gezamenlijk deze overeenkomst wijzigen of het einde van deze overeenkomst laten vaststellen bij notariële akte onderworpen aan de formaliteit van overschrijving op het hypotheekkantoor, waardoor zij zich weer in een gewone onverdeeldheid bevinden, desgevallend gekoppeld aan het verbod om de uit onverdeeldheidtreding te vorderen gedurende maximum vijf jaar zoals bepaald in artikel 815 van het Burgerlijk Wetboek. 4) De aanwas heeft eveneens betrekking op alle eventuele bouwwerken, verbouwingen of veranderingen die op of aan het goed zouden uitgevoerd worden. Bij gebrek aan tegenbewijs wordt de stilzwijgende instemming van de beide partijen hieromtrent vermoed. 5) De langstlevende van beide kopers in wiens voordeel de aanwas tot stand komt zal aan de erfgenamen of rechtsopvolgers van de eerststervende geen enkele vergoeding verschuldigd zijn uit hoofde van deze overeenkomst, gezien het hier om een kanscontract gaat. Het bezwarend karakter van deze overeenkomst wordt onderstreept door het oogmerk van elke deelgenoot om te worden beschermd voor het geval hij de langstlevende zou zijn. 6) Er wordt bedongen dat de langstlevende van beide kopers alle financieringen en openstaande bedragen dient verder te betalen, aangegaan met het oog op de gezamenlijke aankoop, eventuele bebouwing, verbouwing of verandering, na aanwending van eventuele schuldsaldoverzekeringen. De kopers erkennen door ondergetekende notaris te zijn gewezen op het belang van de keuze van de begunstigde van deze verzekeringen. 7) Zolang deze overeenkomst van kracht blijft tussen de kopers kunnen zij het goed niet vervreemden, noch ten bezwarende titel, noch om niet, de verdeling of veiling ervan niet vragen, het goed niet hypothekeren en er geen enkele erfdienstbaarheid op toestaan, tenzij met wederzijds akkoord. Tevens hebben de kopers, zolang deze overeenkomst van kracht blijft tussen hen, het gezamenlijk genot van het goed op last gezamenlijk de lasten ervan te dragen, elk in verhouding tot zijn eigendomsrechten, onverminderd de eventuele toepassing van artikel 1477 § 3 van het Burgerlijk Wetboek dat wettelijk samenwonenden oplegt bij te dragen in de lasten van het samenleven naar evenredigheid van hun mogelijkheden. Indien het samenwonen ophoudt te bestaan en slechts één van de kopers het goed blijft bewonen zal hij of zij aan de andere koper een woonstvergoeding moeten betalen gelijk aan de helft van de normale huurwaarde van het goed. Behoudens overeenkomst tussen partijen zal deze vergoeding bepaald worden door een deskundige die op verzoek van de meest gerede partij wordt aangeduid door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van de ligging van het goed. De deskundige wordt
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 28
vrijgesteld van alle formaliteiten; zijn kostenstaat zal door beide partijen worden gedragen, ieder voor de helft. 8) De kopers verklaren te weten dat er naar aanleiding van de in artikel 1) vermelde akte door de langstlevende registratierechten zullen verschuldigd zijn op de waarde van de rechten, voorwerp van de aanwas, wat doorgaans tot een hogere taxatie leidt dan de ingevolge een verkrijging via erfenis verschuldigde erfbelasting (waarvoor er zelfs vrijstelling kan zijn). 9) De bepalingen vervat in de artikelen 3) en 7) gelden in ieder geval met ingang vanaf heden en zolang deze overeenkomst van kracht blijft tussen de kopers, teneinde een rechtsgeldige overeenkomst tot stand te kunnen brengen tussen hen, dit wil zeggen onafhankelijk van het al dan niet uitoefenen van de optie vervat in artikel 1) door de langstlevende hunner. 10) Een eventuele nietigheid van een bepaling van dit beding van aanwas betreft enkel die specifieke bepaling, die in dat geval voor niet geschreven moet worden gehouden, maar kan, volgens de uitdrukkelijke wil van partijen, niet de nietigheid van het volledige beding van aanwas voor gevolg hebben. 28. Vóór de invoering van de verlaagde tarieven inzake erfbelasting voor samenwonenden in het Vlaamse Gewest per 1 januari 2001 was het zo dat de aankoop van onroerende goederen via een beding van aanwas doorgaans goedkoper was dan de betaling van de verschuldigde erfbelasting . Sedert 1 januari 2001 is dat niet altijd meer het geval, zeker niet als men het normale registratierecht van 10 % moet betalen. Voor zij die in Brussel of Wallonië wonen blijft het beding van aanwas uiteraard nog wel de voordeligste keuze, tenzij men daar (ingevolge recente wetswijzigingen) voldoet aan de voorwaarden om als wettelijk samenwonenden van het tarief rechte lijn te genieten. Maar er is meer dan de fiscaliteit alleen. Ongehuwd samenwonenden erven niet van elkaar, tenzij ze een testament hebben opgesteld in elkaars voordeel, behoudens (sedert 18 mei 2007) de langstlevende wettelijk samenwonende partner die, behoudens bij het bestaan van een ontervend testament, een levenslang vruchtgebruik verkrijgt op de gezinswoning met inboedel. En dan nog is het zo dat deze erfrechten in een aantal gevallen, met name bij het bestaan van reservataire erfgenamen, zijnde ouders of kinderen, precair zijn. Immers, als het beschikbaar deel overschreden is kunnen deze reservataire erfgenamen de inkorting van de testamentaire beschikkingen vorderen die zijn opgesteld, en van enige rechtszekerheid is er dan uiteraard geen sprake. En dan hebben we het nog niet over het feit dat elkeen zijn testament ten allen tijde kan veranderen, zonder dat de partner daarvan op de hoogte is ! Vandaar dat bedingen van aanwas nog zeker hun nut blijven behouden, met name omwille van de zekerheid die de langstlevende aldus heeft dat hij of zij de volle eigendom of het vruchtgebruik zal kunnen verkrijgen van de helft van de eerststervende, en dit zonder inmenging vanwege eventuele reservataire erfgenamen. Zoals gezegd is het beding van aanwas met optie daarbij aan te bevelen, omdat het de langstlevende de keuze geeft tussen de meest interessante oplossing, zowel burgerrechtelijk als fiscaal. Opgelet : de vrijstelling van erfbelasting voor de gezinswoning ten aanzien van de langstlevende samenwonende partner per 1/1/2007 is hier NIET van toepassing, aangezien aanwasbedingen zoals hoger vermeld niet via de erfbelasting maar via de registratierechten belast worden.
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 29
Wat de roerende goederen betreft is het zo dat een beding van aanwas noch registratiebelasting noch erfbelasting opvorderbaar maakt. 29. Ook bij gehuwden kunnen bedingen van aanwas als een instrument voor successieplanning worden gebruikt, tenminste bij echtgenoten die gehuwd zijn onder een stelsel van scheiding van goederen of nog, bij echtgenoten die gehuwd zijn onder een gemeenschapsstelsel en die aankopen als wederbelegging van eigen gelden. Als men meer dan 250.000 EUR erft is het tarief van de registratierechten (10 %) beduidend lager dan de verschuldigde erfbelasting (27 %). In de praktijk wordt het beding van aanwas weinig of niet toegepast bij gehuwden, omdat de fiscus - behoudens tegenbewijs - vermoedt dat bedingen tussen gehuwden ten kosteloze titel zijn opgesteld. Wij zijn evenwel van oordeel dat, mits een correcte formulering, aanzienlijke besparingen kunnen gerealiseerd worden op deze wijze. XII. DE OVERDRACHT VAN HET FAMILIEBEDRIJF 30. Sedert 1 januari 2012 is er geen vrijstelling meer van erfbelasting bij de
vererving van het familiebedrijf. In de plaats daarvan is er een vrijstelling gekomen van schenkbelasting onder bepaalde voorwaarden. Overlijdt de ondernemer toch nog vervroegd zonder de schenking te hebben gerealiseerd, dan geldt onder bepaalde voorwaarden de verlaagde erfbelasting van 3% voor een overdracht in rechte lijn en 7% voor de andere overdrachten. Hierna volgen de voorwaarden voor de (gratis) schenking ; de voorwaarden voor vererving (aan 3 of 7 %) zijn nota bene dezelfde, en dat is een goede zaak. Komen in aanmerking de schenking van de volle eigendom, het vruchtgebruik of de blote eigendom van : - de activa die door de schenker of zijn partner zijn geïnvesteerd in een familiale onderneming, met uitzondering van de onroerende goederen die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd (art. 2.8.6.0.3 § 1, 1° Vlaamse Codex Fiscaliteit), en - de aandelen met stemrecht of certificaten van een familiale vennootschap met zetel van werkelijke leiding in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte op voorwaarde dat de aandelen van de vennootschap op het ogenblik van de schenking voor een bepaald minimumpercentage, al naargelang het geval 50% of 30%, in volle eigendom toebehoren aan de schenker en/of zijn familie (art. 2.8.6.0.3 § 1, 2° Vlaamse Codex Fiscaliteit). Om onder de vrijstelling van art. 2.8.6.0.3 te vallen is vereist dat de schenker de activa schenkt die door hem of haar, al dan niet samen met zijn partner, beroepsmatig zijn geïnvesteerd in een familiale onderneming. Als familiale onderneming in de zin van art. 2.8.6.0.3 § 1, 1° moet worden verstaan “een nijverheids-, handels-, ambachts-, of landbouwbedrijf of een vrij beroep dat door de schenker of zijn partner, al dan niet samen met anderen, persoonlijk wordt geëxploiteerd en uitgeoefend”. Vennootschappen die geen reële economische activiteit hebben worden uitgesloten van de vrijstelling. Dit is het geval indien uit de balansposten van ofwel de jaarrekening (indien de familiale vennootschap zelf voldoet aan de voorwaarde) ofwel de geconsolideerde jaarrekening (indien de familiale vennootschap minstens 30% van
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 30
de aandelen houdt van minstens 1 directe dochtervennootschap) van minstens een van de 3 boekjaren voorafgaand aan de datum van de authentieke akte van schenking cumulatief blijkt: – dat de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen een percentage gelijk of lager dan 1,50% uitmaken van de totale activa en – de terreinen en gebouwen meer dan 50% uitmaken van het totaal actief. Om te oordelen of is voldaan aan de participatievereiste, wordt enkel rekening gehouden met de aandelen die de schenker samen met zijn familie in volle eigendom bezit. Nergens in de tekst van het decreet is echter vereist dat de vrijstelling enkel geldt voor aandelen die de schenker in volle eigendom bezit, hoewel de toelichting dit wel als bijkomende voorwaarde lijkt te stellen. Onder familie van de schenker of familie van de (andere) aandeelhouder(s), moet worden verstaan: a) de partner van de schenker of aandeelhouder, waarbij het begrip partner voor de aandeelhouder op een gelijkaardige wijze dient te worden geïnterpreteerd als het geval is voor de schenker; b) de verwanten in rechte lijn van de schenker of aandeelhouder, alsook hun partner; c) de zijverwanten van de schenker of aandeelhouder tot en met de tweede graad en hun partner; d) de kinderen van broers en zussen van de schenker of aandeelhouder. Als de vrijstelling van artikel 2.8.6.0.3. wordt gevraagd moet de akte een aantal vermeldingen bevatten en moeten er na het verlijden van de akte een aantal documenten worden opgestuurd naar VLABEL. Om zeker te zijn dat men aan de voorwaarden voldoet kan men vooraf een attest aanvragen bij VLABEL, maar dit is sedert 1 januari 2015 niet meer verplicht. Opdat de vrijstelling bij schenking van een familiale onderneming behouden kan blijven, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan 1° de activiteit van de familiale onderneming moet zonder onderbreking worden voortgezet gedurende 3 jaar te rekenen van de datum van de authentieke akte van schenking. Nergens is vereist dat de activiteit door de begiftigde moet worden voorgezet. De voortzetting kan dus gebeuren door een derde of door de schenker (die zich een vruchtgebruik heeft voorbehouden). Er is evenmin vereist dat de begiftigde eigenaar moet blijven van de onderneming; 2° de onroerende goederen die met toepassing van de vrijstelling werden overgedragen, mogen niet hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd worden gedurende een periode van 3 jaar te rekenen van de datum van de authentieke akte van schenking. Bij wijziging van de bestemming of de aanwending van een onroerend goed dat op het ogenblik van schenking niet hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd was, is dus grote voorzichtigheid geboden. Opdat de vrijstelling bij schenking van de aandelen van een familiale vennootschap behouden kan blijven, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan : 1° de activiteit van de familiale onderneming moet zonder onderbreking worden voortgezet gedurende 3 jaar te rekenen van de datum van de authentieke akte van schenking; 2° de vennootschap moet gedurende zelfde termijn een jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening opmaken en in voorkomend geval publiceren overeenkomstig de vigerende boekhoudwetgeving; 3° het kapitaal mag niet dalen door uitkeringen of terugbetalingen (verbod van kapitaalvermindering);
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 31
4° de zetel van werkelijke leiding van de familiale vennootschap mag gedurende de 3 jaar volgend op de schenking niet worden overgebracht naar een staat die geen lid is van de Europees Economische Ruimte. XIII. ONROEREND GOED SCHENKEN OM DE DRIE JAAR 31. Om redenen van successieplanning én omdat hij u graag ziet (terug)komen zal uw notaris u ook adviseren om, bij een belangrijk onroerendgoedbezit, regelmatig, te weten om de drie jaar, een deel van uw vermogen te schenken aan uw kinderen. Immers, als men tussen elke schenking minstens drie jaar laat voorbij gaan mag men voor de volgende schenking terug het tarief vanaf de laagste schijf beginnen rekenen; verschillende schenkingen binnen de drie jaar worden - voor de schenkbelasting - als één enkele schenking aanzien (en dus minder interessant). Opgemerkt wordt dat deze regel sedert 1 januari 2004 enkel van toepassing bij schenkingen van onroerende goederen; verschillende opeenvolgende schenkingen van roerende goederen blijven aan dezelfde nieuwe voordeeltarieven van 3 % respectievelijk 7 % onderworpen. 32. Op 1 juli 2015 heeft Vlaanderen een drastische verlaging, vereenvoudiging en vergroening doorgevoerd voor de schenking van vastgoed. Het gaat hier grosso modo over een halvering, en in zijlijn nog veel meer dan dat. De nieuwe Vlaamse schenkbelasting is van toepassing op alle schenkingen waarbij de schenker zijn fiscale woonplaats tijdens de periode van 5 jaar voor de schenking het langst had in het Vlaams Gewest. De ligging van het onroerend goed heeft dus geen belang, althans niet voor het basistarief. Voor het verlaagd tarief is wél vereist dat het goed gelegen is in het Vlaams Gewest. Er verandert niets aan : - de berekeningswijze : de schenkbelasting wordt berekend op het gedeelte van de schenking per schenker en per begiftigde. Als beide ouders schenken aan hun 2 kinderen zijn dit dus 4 schenkingen, waarbij men voor iedere schenking terug vanaf 0 mag beginnen tellen; - de regel van het progressievoorbehoud, zodat een eventueel overlijden van de schenker binnen de 3 jaar tot gevolg heeft dat men voor de andere onroerende goederen die nog in de nalatenschap aanwezig zijn het tarief in de erfbelasting toepast alsof de geschonken goederen er nog zouden zijn, zodat men hierdoor in een hogere schijf kan terechtkomen. Als er geen ander vastgoed meer is heeft dit geen gevolg, althans niet in rechte lijn en tussen partners (omdat men daar een aparte massa heeft van de roerende en de onroerende goederen in de erfbelasting, waar men telkens vanaf 0 mag beginnen tellen); bij een nalatenschap in zijlijn of tussen andere personen wordt deze opdeling niet gemaakt en kan dit wel een invloed hebben op de toepasselijke tarieven voor de resterende goederen. De nieuwe Vlaamse tarieven houden een drastische vereenvoudiging en verlaging in, alsook een vergroening van de schenkbelasting. Er zijn voortaan nog maar 2 tariefcategorieën, met telkens 4 verschillende tarieven.
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 32
De nieuwe basistarieven zijn de volgende. TABEL I : Tarief in rechte lijn en tussen partners Gedeelte van de schenking per schenker en per begiftigde in euro
Tarief in %
Totaal van de belasting over de voorgaande gedeelten in euro
Vanaf 0,01 150.000,01 250.000,01 450.000,01
3 9 18 27
4.500 13.500 49.500
tot en met 150.000 250.000 450.000
Sedert 17 januari 2014 geldt in Vlaanderen een gelijkstelling voor schenkingen tussen stiefouders en stiefkinderen, tussen een samenwonende en het kind van zijn/haar samenwonende partner, tussen zorgouders en zorgkinderen en tussen exechtgenoten of ex-samenwonenden met gemeenschappelijke kinderen, te weten : I. Gelijkstelling van een schenking tussen ouders en stiefkinderen en tussen een samenwonende en het kind van zijn/haar samenwonende partner met een schenking in rechte lijn. Voor de toepassing van de schenkbelasting wordt gelijkgesteld met een schenking in rechte lijn : - de schenking tussen een stiefouder en een stiefkind, en - de schenking tussen een kind van een persoon die met de schenker samenwoont of, indien de ouder van het kind is vooroverleden, samenwoonde op het ogenblik van dat overlijden. Zowel de wettelijke samenwoning als de feitelijke samenwoning van 1 jaar vallen hieronder. II. Gelijkstelling van een schenking tussen uit de echt gescheiden of van tafel en bed gescheiden personen en een schenking tussen ex-samenwonenden met een schenking tussen echtgenoten of samenwonenden indien er gemeenschappelijke afstammelingen zijn. Ook hier worden zowel de wettelijk samenwonenden als de feitelijk samenwonenden die gedurende minstens 1 jaar hebben samengewoond bedoeld. III. Gelijkstelling van een schenking tussen een zorgouder en zorgkind met een schenking in rechte lijn. De relatie zorgouder en zorgkind wordt voor de toepassing van deze bepaling geacht te bestaan of bestaan te hebben wanneer iemand, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 3 achtereenvolgende jaren bij een andere persoon heeft ingewoond en gedurende die tijd hoofdzakelijk van die andere persoon of van deze en zijn levenspartner samen, de hulp en verzorging heeft geregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen. De gelijkstelling geldt dus ook indien de relatie zorgouderzorgkind op het ogenblik van schenking niet langer bestaat. De inschrijving van het zorgkind in het bevolkings- of het vreemdelingenregister op het adres van de zorgouder geldt als weerlegbaar vermoeden van inwoning bij de zorgouder. Het tegenbewijs kan dus zowel door de Administratie als door partijen geleverd worden.
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 33
Schenkingen uit het verleden die niet verplicht registreerbaar zijn (bv. handgiften, indirecte schenkingen, schenkingen voor buitenlandse notaris) kunnen van de gelijkstelling genieten indien ze na 16 januari 2014 worden geregistreerd. Maar opgelet: de waarde van de geschonken goederen, de fiscale woonplaats van de schenker en de verwantschapsgraad moeten bepaald / beoordeeld worden op het ogenblik van de spontane aanbieding ter registratie. TABEL II : Tarief tussen alle andere personen Gedeelte van de schenking Tarief in Totaal van de belasting per schenker en per begiftigde in euro % over de voorgaande gedeelten in euro Vanaf tot en met 0,01 150.000 10 150.000,01 250.000 20 15.000 250.000,01 450.000 30 35.000 450.000,01 40 95.000 Daarnaast zijn er verlaagde tarieven bij energetische renovatie (min. 10.000 euro, excl. BTW) of bij verhuring met een conformiteitsattest (min. 9 jaar) van onroerende goederen gelegen in het Vlaams Gewest. De vermindering wordt niet meteen toegekend bij de schenking maar moet via een verzoekschrift tot teruggave worden aangevraagd binnen de 6 maanden die volgt op het verstrijken van het vijfde jaar (bij renovatie) respectievelijk het derde jaar (bij verhuring) volgend op de schenkingsakte, met in bijlage de bewijsstukken, te weten: - bij energetische renovatie: het bewijs (de facturen + het (de) attest(en) van de aannemer(s)) dat de begiftigde of één van hen renovatiewerken heeft laten uitvoeren door een aannemer binnen de 5 jaar na de schenkingsakte voor een bedrag van (minstens) 10.000 euro (exclusief BTW) met betrekking tot werken vermeld in de artikelen 6.4.1/1, 6.4.1/1/1, 6.4.1/1/2 of 6.4.1/5, § 1 van het Energiebesluit van 19 november 2010, hetgeen (op het factuur of via een aparte verklaring) geattesteerd moet worden door de aannemer(s). Het betreft hier de volgende werken die een energiebesparing opleveren (energetische renovatie): - nieuw geplaatste dak- of zoldervloerisolatie; - nieuw geplaatste spouwmuurisolatie in een buitenmuur; - nieuw geplaatste isolatie aan de buitenzijde van een buitenmuur; - nieuw geplaatste glasoppervlakte ter vervanging van enkele of dubbele beglazing; - nieuw geplaatste vloerisolatie op volle grond of nieuw geplaatste isolatie op het plafond van een kelder of verluchte ruimte onder een verwarmde ruimte; - nieuw geplaatste thermische zonnecollectoren die voor de productie van sanitair warm water worden gebruikt; - de plaatsing van een nieuwe warmtepomp; - investeringen in muurisolatie van bestaande buitenmuren; - de vervanging van de bestaande beglazing inclusief raamwerk in de betreffende woningen, wooneenheden of woongebouwen; - de energiezuinige aanpassing van de verlichting.
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 34
- bij verhuring met conformiteitsattest: het bewijs (het conformiteitsattest + de geregistreerde huurovereenkomst die allebei moeten dateren van nà de schenkingsakte) dat de woongelegenheid binnen de 3 jaar na de schenkingsakte is verhuurd voor minimum 9 jaar met een conformiteitsattest (dat door de gemeente wordt afgeleverd en 10 jaar geldig blijft; voor meer info, zie https://www.wonenvlaanderen.be/woningkwaliteitsbewaking/opdracht-deconformiteit-van-huurwoningen-onderzoeken). Indien de huurovereenkomst voortijdig wordt beëindigd moet er binnen de 6 maanden een nieuwe huurovereenkomst (met een geldig conformiteitsattest) worden afgesloten zodat de vereiste periode van in totaal 9 jaar kan worden behaald. Zo nodig kan dit meerdere keren gebeuren. Als er geen effectieve verhuring meer is moet dit gemeld worden aan de Vlaamse Belastingdienst en zal het eerder teruggegeven bedrag worden teruggevorderd. De verlaagde tarieven (uiteindelijke tarieven na teruggave) zijn de volgende. TABEL I : Tarief in rechte lijn en tussen partners Gedeelte van de schenking per schenker en per begiftigde in euro Vanaf 0,01 150.000,01 250.000,01 450.000,01
tot en met 150.000 250.000 450.000
Tarief in Totaal van de belasting % over de voorgaande gedeelten in euro 3 6 12 18
4.500 10.500 34.500
TABEL II : Tarief tussen alle andere personen Gedeelte van de schenking per schenker en per begiftigde in euro Vanaf 0,01 150.000,01 250.000,01 450.000,01
tot en met 150.000 250.000 450.000
Tarief in Totaal van de belasting % over de voorgaande gedeelten in euro 9 17 24 31
13.500 30.500 78.500
Daarnaast zijn er nog de volgende verminderingen : 1° Het verlaagd tarief voor bouwgrond Tot 31 december 2019 geldt een tijdelijke vermindering van de tarieven voor schenking van bouwgronden gelegen in het Vlaams Gewest voor zover de schenker zijn fiscale woonplaats tijdens de periode van 5 jaar voor de schenking het langst had in het Vlaams Gewest, waarbij: - het perceel grond volgens de stedenbouwkundige voorschriften bestemd is voor woningbouw;
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 35
- de begiftigde of één van hen zich ertoe verbindt om binnen de 5 jaar na de schenkingsakte zijn hoofdverblijfplaats te vestigen op het adres van de geschonken bouwgrond. Belangrijk is dat het progressievoorbehoud (de periode van 3 jaar tussen de schenking en het eventueel overlijden van de schenker) hier niet van toepassing is, wat erop neerkomt dat men tot aan de dag voor zijn overlijden bouwgrond kan schenken waarop dus geen erfbelasting meer zal moeten betaald worden. Partijen mogen kiezen voor het basistarief of voor het verlaagd tarief voor bouwgrond. Dit zal in sommige gevallen hoger uitvallen dan het nieuwe basistarief. Vergeet natuurlijk niet dat het progressievoorbehoud wél speelt bij het basistarief maar niet bij het verlaagd tarief voor bouwgrond. Het kan dus in sommige gevallen interessanter zijn méér schenkbelasting te betalen om zo nadien minder erfbelasting te moeten betalen. TABEL I : Tarief in rechte lijn en tussen partners Gedeelte van de schenking per schenker en per begiftigde in euro Vanaf 0,01 12.500,01 25.000,01 50.000,01 100.000,01 150.000,01 200.000,01 250.000,01 500.000,01
tot en met 12.500 25.000 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 500.000
Tarief in Totaal van de belasting % over de voorgaande gedeelten in euro 1 2 3 5 8 14 18 24 30
125 375 1.125 3.625 7.625 14.625 23.625 83.625
TABEL II : Tarief tussen boers en zussen Gedeelte van de schenking per schenker en per begiftigde in euro Vanaf 0,01 150.000,01 175.000,01
tot en met 150.000 175.000
Tarief in Totaal van de belasting % over de voorgaande gedeelten in euro 10 50 65
15.000 27.500
TABEL III : Tarief tussen ooms of tantes en neven of nichten Gedeelte van de schenking per schenker en per begiftigde in euro Vanaf 0,01 150.000,01 175.000,01
tot en met 150.000 175.000
Tarief in Totaal van de belasting % over de voorgaande gedeelten in euro 10 55 70
15.000 28.750
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 36
TABEL IV : Tarief tussen alle andere personen Gedeelte van de schenking per schenker en per begiftigde in euro Vanaf 0,01 150.000,01 175.000,01
tot en met 150.000 175.000
Tarief in Totaal van de belasting % over de voorgaande gedeelten in euro 10 65 80
15.000 31.250
2° Het verlaagd tarief van 3 % (i.p.v. 5,5 %) bij schenkingen van vastgoed die in aanmerking komen voor de verlaagde tarieven (renovatie of verhuring, via teruggave en mits naleving van hogervermelde voorwaarden) aan: 1° het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap; 2° de Vlaamse, de Franse en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie; 3° de Franse en de Duitstalige Gemeenschap en aan het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest; 4° een staat in de Europese Economische Ruimte; 5° de provincies en gemeenten in het Vlaamse Gewest; 6° de openbare instellingen van de publiekrechtelijke rechtspersonen, vermeld in punt 1° tot en met 5°; 7° erkende sociale huisvestingsmaatschappijen als vermeld in artikel 40 van de Vlaamse Wooncode van 15 juli 1997; 8° de coöperatieve vennootschap Vlaams Woningfonds van de grote gezinnen; 9° dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen als vermeld in artikel 12, §2, 2° en 3°, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; 10° verenigingen zonder winstoogmerk, ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen, beroepsverenigingen, internationale verenigingen zonder winstoogmerk, private stichtingen en stichtingen van openbaar nut; 11° openbare centra voor maatschappelijk welzijn. 3° De vermindering voor kinderlast. Art. 2.8.5.0.1. VCF houdt een vermindering van de schenkbelasting in van 2 % per kind als de schenker minstens 3 kinderen in leven heeft die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt, zonder dat de vermindering meer dan 62 euro per kind mag bedragen. Deze vermindering moet worden gevraagd in de akte en geldt niet als de schenking gebeurt aan het verlaagd tarief voor bouwgrond. 4° Het abattement voor een gehandicapte persoon of een gehandicapt kind. Er wordt een abattement of voetvrijstelling ingevoerd voor hetgeen aan een gehandicapte persoon of een gehandicapt kind wordt geschonken (nieuw art. 2.8.3.0.4 VCF). Onder gehandicapt kind wordt verstaan “het kind dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 47, artikel 56septies of artikel 63 van de Algemene
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 37
Kinderbijslagwet, en de koninklijke besluiten, genomen ter uitvoering van die bepalingen” (art. 1.1.0.0.2, zesde lid, 2° VCF) en onder gehandicapte persoon “de als gehandicapt aangemerkte personen, vermeld in artikel 135, eerste lid, 1°, van het federale WIB 92” (art. 1.1.0.0.2, zesde lid, 3° VCF). Dit abattement geldt voor alle schenkingen van onroerende goederen (en dus niet voor roerende schenkingen) en moet worden gevraagd in de akte. Het kan slechts één keer worden gevraagd indien er zich meerdere schenkingen zouden voordoen tussen dezelfde schenker en dezelfde begiftigde, wordt berekend op de belastbare grondslag van het deel dat aan het gehandicapt kind of de gehandicapte persoon wordt geschonken en verschilt i.f.v. de verwantschapsgraad tussen schenker en begiftigde. Het abattement wordt toegepast aan de voet van de belastbare grondslag en bedraagt 3.000 euro voor schenkingen in rechte lijn of tussen partners en 1.000 euro voor schenkingen tussen andere personen, vermenigvuldigd met een cijfer i.f.v. de leeftijd van de begiftigde: 18 bij een leeftijd van 20 jaar of minder 17 bij een leeftijd boven de 20 en tot 30 jaar 16 bij een leeftijd boven de 30 en tot 40 jaar 14 bij een leeftijd boven de 40 en tot 50 jaar 13 bij een leeftijd boven de 50 en tot 55 jaar 11 bij een leeftijd boven de 55 en tot 60 jaar 9,5 bij een leeftijd boven de 60 en tot 65 jaar 8 bij een leeftijd boven de 65 en tot 70 jaar 6 bij een leeftijd boven de 70 en tot 75 jaar 4 bij een leeftijd boven de 75 en tot 80 jaar 2 bij een leeftijd boven de 80 jaar Een voorbeeld : voor een schenking aan een gehandicapt kind van 18 jaar in rechte lijn wordt de belastbare grondslag verminderd met 18 x 3.000 = 54.000 euro. De nieuwe tarieven zullen een mentaliteitswijziging met zich mee brengen. Daar waar het in het verleden doorgaans niet interessant was een schenking te doen in rechte lijn als de ouders slechts één onroerend goed (de gezinswoning) bezaten levert dit nu doorgaans wél een besparing op ten opzichte van de erfbelasting. Dat men de schenking kan doen met voorbehoud van vruchtgebruik (tot bij het overlijden van de langstlevende schenker) en met tal van modaliteiten (vervreemdingsverbod, conventionele terugkeer, uitsluitingsclausule, enz.) zal velen wellicht ook effectief doen overgaan tot dergelijke schenking. Toch mag men niet te voortvarend zijn: successieplanning is méér dan geld besparen en moet in eerste instantie gemoedsrust brengen. Als dergelijke schenking die gemoedsrust in de weg staat mag ze onder geen enkel beding worden geadviseerd. 33. Een voorbeeld maakt duidelijk welke besparing met schenking van vastgoed kan gerealiseerd worden. Jan en Mia hebben hard gewerkt en zeer spaarzaam geleefd. Tijdens hun huwelijk verworven ze samen een villa aan het meer in Keerbergen (waarde 500.000 EUR), een penthouse in Knokke (waarde 500.000 EUR) en een appartementsgebouw in Leuven (waarde 500.000 EUR). Zelf wonen ze in een gehuurde woning in Aarschot. Zij hebben twee kinderen.
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 38
1° Eerste hypothese : er wordt niets geschonken en Jan overlijdt op het moment dat Mia 72 jaar is. Er zit 750.000 EUR in de nalatenschap, zijnde Jans helft van alle onroerende bezittingen (we laten het roerend bezit en eventuele schulden hier even buiten beschouwing). Mia betaalt dan op de waarde van het vruchtgebruik, gelet op haar leeftijd gewaardeerd op 24 % van de waarde van de volle eigendom (zie tabel hiervoor). Zij betaalt dus op (750.000 x 24 % =) 180.000 EUR. Hierop zijn 13.200 EUR erfbelasting verschuldigd. Elk van de kinderen betaalt op (750.000 x 76 % : 2 =) 285.000 EUR. Hierop zijn voor elkeen 28.950 EUR erfbelasting verschuldigd, hetzij samen 57.900 EUR. Mia en de twee kinderen betalen in totaal (13.200 + 57.900 =) 71.100 EUR erfbelasting . Later, als Mia overlijdt, betalen de kinderen op haar deel, zijnde op 750.000 EUR (bij ongewijzigde waardering van de onroerende goederen), dus elk op 375.000 EUR. Zij zullen daarop elk 53.250 EUR erfbelasting betalen, hetzij samen 106.500 EUR. Algemeen totaal van de betaalde erfbelasting op de beide nalatenschappen samen : (57.900 + 106.500 =) 164.400 EUR. 2° Tweede hypothese : Jan en Mia schenken hun eigendommen in Knokke en in Leuven aan hun twee kinderen, met een tussenperiode van minstens drie jaar, zodat enkel de villa in Keerbergen in de nalatenschap valt. Op elke schenking (van 500.000 EUR door de beide echtgenoten aan de beide kinderen, in onverdeeldheid, als voorschot op erfenis) bedraagt de schenkbelasting 15.000 EUR, hetzij 30.000 EUR voor de beide schenkingen. Mia betaalt vervolgens, bij het overlijden van Jan en gesteld dat Mia dan 72 jaar is, op de waarde van het vruchtgebruik van Jans helft in de villa in Keerbergen, gelet op haar leeftijd gewaardeerd op 24 % van de waarde van de volle eigendom (zie tabel hiervoor). Zij betaalt dus op (250.000 x 24 % =) 60.000 EUR. Hierop zijn 2.400 EUR erfbelasting verschuldigd. Aangezien de echtgenoten niet zelf in deze villa wonen maar in een huurhuis kan Mia dus spijtig genoeg niet genieten van de vrijstelling van de erfbelasting op de gezinswoning. Elk van de kinderen betaalt op (250.000 x 76 % : 2 =) 95.000 EUR. Hierop zijn voor elkeen 5.550 EUR erfbelasting verschuldigd, hetzij samen 11.100 EUR. Mia en de twee kinderen betalen in totaal (2.400 + 11.100 =) 13.500 EUR erfbelasting. Later, als Mia overlijdt, betalen de kinderen op haar deel van de villa in Keerbergen, zijnde op 250.000 EUR (bij ongewijzigde waardering van de onroerende goederen), dus elk op 125.000 EUR. Zij zullen daarop elk 8.250 EUR erfbelasting betalen, hetzij samen 16.500 EUR. Algemeen totaal van de betaalde erfbelasting op de beide nalatenschappen samen : (13.500 + 16.500 =) 30.000 EUR. Algemeen totaal van de betaalde schenk- en erfbelasting in deze tweede hypothese : (30.000 + 30.000 =) 60.000 EUR. Besparing van hypothese 2° t.o.v. hypothese 1° : (164.400 – 60.000 EUR =) 104.400 EUR, zijnde een besparing van 63,5 % ! XIV. NOG ENKELE VRIJSTELLINGEN & VERMINDERINGEN
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 39
34. Tot slot van deze bijdrage sommen wij nog enkele vrijstellingen & verminderingen op, altijd aardig om weten. De vroegere federale regeling is, voor het Vlaams Gewest, gedeeltelijk vervangen door een vrijstellingsregime dat er niet bepaald gemakkelijker op geworden is, tenminste als het op de berekening van de vrijstellingen aankomt. Volgens de federale regelgeving (op dat vlak nog enkel van toepassing in het Waalse Gewest) was er een vrijstelling voor een eerste schijf van 12.500 EUR voor wat door een erfgenaam in rechte lijn of tussen echtgenoten verkregen werd. Deze regel is voor Vlaanderen vervangen door een degressief belastingskrediet. In de praktijk komt dit belastingskrediet erop neer dat de eerste schijf van 12.500 EUR nog steeds is vrijgesteld in rechte lijn en tussen echtgenoten, en dat er bovendien een vermindering is als het netto-erfdeel van deze erfgenamen kleiner is dan 50.000 EUR, met bijkomende vermindering voor de kinderen-erfgenamen die de leeftijd van 21 jaar niet bereikt hebben op het moment dat ze erven. Ook voor de andere categorieën (broers en zusters & anderen) zijn er kleine verminderingen voor nalatenschappen tot 75.000 EUR. 35. Sedert 1 januari 2003 genieten gehandicapten (gedefinieerd in art. 135 W.I.B. 1992) in Vlaanderen van een vrijstelling van erfbelasting. Het bedrag van deze vrijstelling verschilt naargelang de graad van verwantschap en naargelang de leeftijd van de gehandicapte. Bij een verkrijging in rechte lijn en tussen partners wordt de vrijstelling begroot door een bedrag van 3.000 euro te vermenigvuldigen met het met zijn leeftijd overeenstemmend cijfer vermeld in artikel 2.7.3.3.2 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Betreft het een verkrijging tussen andere personen dan in rechte lijn en tussen partners, dan wordt de vrijstelling bepaald door een bedrag van 1.000 euro te vermenigvuldigen met het met zijn leeftijd overeenstemmend cijfer vermeld in artikel 2.7.3.3.2 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Het bewijs van de handicap wordt geleverd door een attest of verklaring van een instelling of dienst bevoegd voor het vaststellen van de hoedanigheid van gehandicapte. 36. Tevens is er in Vlaanderen een verlaagd tarief van 8,5 % voorzien voor de legaten aan :
1° het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap; 2° de Vlaamse, de Franse en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie; 3° de Franse en de Duitstalige Gemeenschap en aan het Waalse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest; 4° een staat in de Europese Economische Ruimte; 5° de provincies en gemeenten in het Vlaamse Gewest; 6° de openbare instellingen van de publiekrechtelijke rechtspersonen, vermeld in punt 1° tot en met 5°; 7° erkende sociale huisvestingsmaatschappijen als vermeld in artikel 40 van de Vlaamse Wooncode van 15 juli 1997; 8° de coöperatieve vennootschap Vlaams Woningfonds van de grote gezinnen; 9° dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen als vermeld in artikel 12, §2, 2° en 3°, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;
MICHIELS, STROEYKENS & PELGRIMS
-
SUCCESSIEPLANNING
-
pagina 40
10° verenigingen zonder winstoogmerk, ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen, beroepsverenigingen, internationale verenigingen zonder winstoogmerk, private stichtingen en stichtingen van openbaar nut; 11° openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Het verlaagde tarief, vermeld in het eerste lid, is ook van toepassing op gelijksoortige rechtspersonen die opgericht zijn volgens en onderworpen zijn aan de wetgeving van een andere staat van de Europese Economische Ruimte, en die bovendien hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte hebben. 37. Ter ondersteuning van het natuurbeheer in Vlaanderen werden bij decreet van 9 mei 2003, gewijzigd bij decreet van 9 juli 2010, vrijstellingen ingevoerd ten behoeve van erfgenamen van bossen en van gronden gelegen in het VEN (Vlaams Ecologisch Netwerk). Vrijstelling voor bossen 1. de term bos wordt gedefinieerd in artikel 3 van het Bosdecreet. 2. voorwaarden: a. voor het bos werd een door het bosbeheer goedgekeurd beheersplan opgemaakt.of verbinden de erfgenamen zich ertoe dit binnen de 4 jaar na de dag van overlijden op te maken; b. in de aangifte moet uitdrukkelijk om de vrijstelling verzocht worden; c. bij de aangifte moet een attest uitgereikt door het Vlaamse Gewest gevoegd worden waaruit blijkt dat aan alle voorwaarden voldaan is. Vrijstelling voor gronden in het VEN 1. definitie staat verwoord in artikel 17 van het Decreet van 21 oktober 1997. 2. voorwaarden: d. in de aangifte moet uitdrukkelijk om de vrijstelling verzocht worden. e. bij de aangifte moet een attest uitgereikt door het Vlaamse Gewest gevoegd worden waaruit blijkt dat aan alle voorwaarden voldaan is. 38. Er is in Vlaanderen ook vrijstelling van erfbelasting op aandelen in vennootschappen, goedgekeurd door de Vlaamse Gemeenschap in het kader van de financiering en verwezenlijking van serviceflats. Op deze effecten moet minstens vijf jaar vóór het overlijden door de overledene of zijn echtgenoot zijn ingeschreven. De aandelen moeten ook minstens drie jaar vóór het overlijden zijn volstort. De vrijstelling vervalt als er terugbetaling geschiedt aan de inbrenger, of als deze laatste de effecten vóór zijn overlijden vervreemdt. 39. Indien de goederen die belast werden met erfbelasting binnen het jaar het voorwerp uitmaken van een tweede overgang ingevolge overlijden worden de daarop betrekking hebbende rechten verminderd met de helft. De erfbelasting die in het buitenland is betaald op de aldaar gelegen onroerende goederen mag worden afgetrokken van in België verschuldigde erfbelasting op vertoon van het betalingsbewijs. Bedraagt deze meer dan de Vlaamse erfbelasting, dan moet er hier dus niets meer betaald worden. Wel moeten de in het buitenland gelegen goederen worden opgegeven in de aangifte van nalatenschap. Aarschot, 1 juli 2015.