Strategische nota over de rol en werking van de Koninklijke Belgische Voetbalbond Het zijn hoogdagen voor de Belgische nationale ploeg. Nog nooit waren de Rode Duivels zo populair en nooit eerder waren de nationale gevoelens rond het Belgische voetbal zo intens. Het lijkt alsof de huidige generatie Rode Duivels het Belgische voetbal een nieuw elan gegeven heeft: we zijn terug van weggeweest en spelen hopelijk weer mee op wereldniveau. Het staat dan ook buiten kijf dat íedereen het beste wil voor onze Duivels. We willen deze generatie beter laten spelen en alle generaties na hen. Als lid van het Uitvoerend Comité van de KBVB, lid van de Pro League en voorzitter van Club Brugge vind ik het belangrijk dat we ons niet laten meeslepen in de roes waarin iedereen momenteel lijkt te verkeren. We moeten kritisch durven blijven. Daarom wil ik graag een aantal kritische bemerkingen en suggesties formuleren, in het belang van het Belgische voetbal als geheel. Ik heb daarbij slechts één doel voor ogen: het Belgische voetbal op structurele en duurzame wijze op een hoger niveau te brengen. Alleen zo kunnen we van de Rode Duivels, op duurzame wijze, een topteam te maken dat met succes de concurrentie met de grootmachten in het wereldvoetbal kan aangaan en dat bijgevolg op elk groot internationaal tornooi onze nationale driekleur met glans kan vertegenwoordigen. De KBVB kan en móet een cruciale rol spelen in het bereiken van die doelstelling. Samen met jullie stel ik echter vast dat vandaag een aantal onduidelijkheden bestaan omtrent de rol en de werking van de KBVB. Deze onduidelijkheden leiden vaak tot frustraties, ergernis en verspilling van energie. Uit gesprekken met verschillende andere professionals die dagdagelijks met het Belgische voetbal bezig zijn, is gebleken dat mijn mening door velen gedeeld wordt. Met deze nota hoop ik dan ook de aanzet te geven tot een open, constructieve en rationele discussie, ontdaan van alle emotionaliteit, over de manier waarop de KBVB zich optimaal ten dienste kan stellen van het Belgische voetbal. Daarbij overloop ik achtereenvolgens het belang van (i) een goede corporate governance, (ii) een correcte invulling van de kerntaken van de KBVB en (iii) de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de KBVB.
1
A.
Corporate Governance
Het hoeft geen betoog dat de interne organisatie van de KBVB een complex gegeven is. Aan de basis van die complexiteit ligt niet alleen het historisch gegroeid onderscheid tussen de KBVB als feitelijke vereniging en de KBVB als VZW, maar ook de dubbele rol van het Uitvoerend Comité. De KBVB als feitelijke vereniging is samengesteld uit de voetbalclubs over heel het land. Het Uitvoerend Comité vervult de rol van raad van bestuur van de KBVB als feitelijke vereniging. Haar algemene vergadering bestaat uit afgevaardigden van de clubs en is hoofdzakelijk verantwoordelijk voor het interne reglement van de KBVB. Mede om redenen van aansprakelijkheid heeft de algemene vergadering van de KBVB als feitelijke vereniging het financiële en administratieve beheer van haar patrimonium toevertrouwd aan de VZW KBVB, waarvan zij ook de leden verkiest. In de VZW KBVB vervult het Uitvoerend Comité de rol van algemene vergadering. De VZW KBVB heeft een eigen raad van bestuur, die op zijn beurt een aantal bevoegdheden gedelegeerd heeft aan een directiecomité, onder leiding van de Secretaris-Generaal. Om het plaatje nog complexer te maken, bestaan er in de schoot van zowel de KBVB als feitelijke vereniging als de KBVB als VZW, talloze diensten, commissies en comités, die op hun beurt een eigen organisatie en werking hebben. U zult het ongetwijfeld met mij eens zijn dat de KBVB gebaat zou zijn bij een duidelijkere, transparantere en vooral efficiëntere structuur, zowel op juridisch als op operationeel gebied. De KBVB heeft deze problematiek zelf onderkend in zijn visienota voor 2012-2016. Daarin wordt duidelijk gesteld dat een hervorming van de interne beslissingsprocessen, waarbij de functies van de vele diensten, commissies en comités binnen de KBVB duidelijk omschreven en op elkaar afgestemd worden, noodzakelijk is om de ambities van de KBVB te kunnen waarmaken. Het is nu tijd om ook effectief tot een lenige beslissingsstructuur te komen, waarbij de rol en functie van elk orgaan niet alleen duidelijk gedefinieerd is, maar ook op een efficiënte manier wordt uitgevoerd, geheel volgens de principes van de corporate governance van professionele beroepsorganisaties. We moeten daarbij kritisch durven zijn, de toegevoegde waarde van ieder onderdeel van de beslissingsstructuur in vraag durven stellen en, indien nodig, ingrijpende veranderingen durven doorvoeren, zodat de KBVB zijn rol voor het Belgische voetbal op de meest efficiënte en doeltreffende wijze kan vervullen. Eenheid van beleid op alle niveaus moet daarbij het leidmotief zijn. Het spreekt voor zich dat de dagdagelijkse leiding en het management van de KBVB in handen kan en moet zijn van een professioneel directiecomité. Het directiecomité moet enerzijds over voldoende vrijheid beschikken om de dagdagelijkse operationele werking van de KBVB te kunnen verzekeren, maar moet anderzijds steeds opereren binnen de strategische en financiële krijtlijnen die door de raad van bestuur worden uitgezet. Het directiecomité moet dan ook op geregelde tijdstippen verantwoording afleggen aan de raad van bestuur, zowel wat 2
betreft het bereiken van de vooropgestelde doelstellingen als wat betreft het respecteren van de daarvoor uitgetrokken budgetten. Geheel in lijn met de werking van andere professionele beroepsorganisaties moet het zwaartepunt van de bevoegdheden van de VZW KBVB bij de raad van bestuur liggen. Die moet op zijn beurt rapporteren aan een Uitvoerend Comité waarvan de taken beperkt blijven tot die van een klassieke algemene vergadering, met name het goedkeuren van de jaarrekening en het benoemen van de leden van de raad van bestuur. Op die manier behoudt het Uitvoerend Comité, als vertegenwoordiger van de individuele clubs, steeds het laatste woord. In de uitwerking van een meer efficiënte structuur moet steeds goed voor ogen gehouden worden dat de KBVB een middel is en geen doel op zich. Zowel bij de structurering van zijn interne beslissingsprocessen als bij de uitoefening van zijn kerntaken, moet de KBVB beseffen dat hij als enige rol heeft de ganse Belgische voetbal familie te dienen. Niet meer en niet minder.
3
B.
Vervulling van de kerntaken van de KBVB
Bij de optimalisatie van zowel de structuur als de operationele werking van de KBVB, is het belangrijk dat de KBVB zich geen meer uitgebreide rol toe-eigent dan die welke de clubs hem hebben toebedeeld. De VZW KBVB beschikt immers slechts over welbepaalde toegewezen bevoegdheden en moet zich in zijn operaties steeds binnen de grenzen van die bevoegdheden bewegen. Het algemeen doel van de KBVB is de administratieve en sportieve organisatie van de voetbalsport en de verspreiding ervan onder al haar vormen in België. Binnen die algemene doelomschrijving kunnen de kerntaken van de KBVB als volgt worden samengevat: -
Het beheer van de organisatie en de ontwikkeling en promotie van de voetbalsport in al zijn facetten; Het beheer van de nationale ploegen, met inbegrip van de nationale jeugdploegen; De opleiding van spelers, trainers en scheidsrechters; De organisatie van de nationale kampioenschappen van het futsal en van dames.
In het beleidsplan 2012-2016 staat dat de KBVB tegelijk de “solide scheidsrechter”, de “dynamische coach” en de “enthousiaste fan” van het Belgische voetbal wil zijn. Daarbij wordt gepreciseerd dat de KBVB een scheidsrechter wil zijn “die met kennis van zaken en voldoende zelfvertrouwen beslist in het belang van het spel en de spelers, niet van zichzelf, die niet kan scoren maar liefst op een degelijke en onbesproken manier de wedstrijd leidt met respect en fairplay als kernwaarden”. Als nationale voetbalfederatie heeft de KBVB inderdaad als kerntaak het behartigen van de belangen van àlle voetbalclubs in België, met als ultieme doel, het verhogen van de kwaliteit van het vaderlandse voetbal. De KBVB moet daarbij steeds uitgaan van het principe dat de belangen van iedere Belgische voetbalclub op gelijke wijze door de KBVB beschermd moeten worden. Een aantal recente ontwikkelingen wekken echter de indruk dat de KBVB zich, in zijn drang naar groei en profilering, lijkt te vergalopperen door het nemen van initiatieven die simpelweg niet tot zijn kerntaken behoren. Daardoor dreigt de KBVB uit zijn rol als onpartijdige scheidsrechter te vallen en in sommige gevallen zelfs een (economische) tegenspeler van de clubs te worden. We moeten inderdaad vaststellen dat de KBVB steeds meer een de facto concurrent van de individuele voetbalclubs geworden is. Net zoals de clubs doen, organiseert ook de KBVB voetbalwedstrijden en sluit de KBVB sponsor- en reclameovereenkomsten af. De bijkomende publieke belangstelling en uitstraling die de goede resultaten van de Rode Duivels voor de KBVB genereren, leiden tot hogere inkomsten voor de KBVB, zowel uit sponsordeals, televisiegelden als on-site bestedingen door toeschouwers. Minstens onrechtstreeks zullen de verhoogde inkomsten van de KBVB ten koste gaan van de inkomsten van de individuele clubs en de Pro League.
4
Om dit te illustreren kan verwezen worden naar een aantal recent door de KBVB afgesloten sponsorovereenkomsten. Hierdoor zullen verschillende individuele clubs mogelijk sponsors verliezen. Bovendien staan de bedragen die door de betreffende sponsors op tafel gelegd worden, lang niet altijd in verhouding met de return die daar tegenover staat. Daardoor dreigen de individuele clubs het nog lastiger te krijgen om hun sponsorpakketten in de markt te zetten. Er is dus sprake van zowel een rechtstreekse als onrechtstreekse verstoring van de concurrentie met en tussen de individuele voetbalclubs. Dergelijke verstoring van de concurrentie vereist reflectie en actie, te meer daar de KBVB – naast de overheidssubsidies en de bijdragen op verkochte tickets die reeds door alle clubs betaald worden – grotendeels gefinancierd wordt door de Pro League en dus door diezelfde individuele clubs waarmee zij in concurrentie treedt. Daarenboven maakt de KBVB voor de realisatie van haar eigen doelstellingen gebruik van spelers die quasi exclusief betaald worden door de clubs, die aldus het volledige economisch risico dragen. Spelers moeten door hun club ter beschikking gesteld worden van de nationale ploeg zonder noemenswaardige compensatie. Wanneer echter een speler in het kader van zijn verplichtingen voor de nationale ploeg gekwetst raakt, is het zijn eigen club die de gevolgen draagt van zijn tijdelijke onbeschikbaarheid en die moet instaan voor de revalidatie. De KBVB kan dus haar eigen agenda realiseren zonder zelf enig risico te lopen of enige economische bijdrage te leveren. In die omstandigheden mag op zijn minst verwacht worden dat de KBVB zich op een doordachte manier van de hem toevertrouwde kerntaken kwijt en als een goede huisvader op spaarzame en efficiënte manier met de door de clubs ter beschikking gestelde middelen omspringt. De plannen voor het nieuw nationaal stadion en de rol die de KBVB daarin meent te moeten spelen illustreren op treffende wijze hoe de KBVB zijn kerntaken en doel voorbijschiet en daardoor in concurrentie treedt met de individuele clubs. 1.
Plannen voor een nieuw nationaal stadion
Zoals u weet hebben de federale overheid, het Vlaamse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Stad Brussel een principeakkoord gesloten over de bouw van een nieuw nationaal stadion op parking C van de Heizelsite te Brussel. Het nationaal stadion zou plaats bieden aan 50.000 toeschouwers, met de mogelijkheid om uit te breiden naar 60.000 toeschouwers voor grote evenementen. Het nationaal stadion zou niet enkel het kader vormen voor de thuiswedstrijden van de Rode Duivels, maar zou meteen ook de nieuwe thuishaven worden van RSC Anderlecht. Volgens een door consultant Deloitte uitgevoerde financiële haalbaarheidsstudie, zou aan het project – onder het goedkoopste scenario (zonder atletiekpiste en zonder
5
uitschuifbaar dak) – een prijskaartje verbonden zijn van 314,3 miljoen euro. 1 Dit bedrag zou deels gefinancierd worden door RSC Anderlecht (35 miljoen euro) en voor het overige door privé-investeerders, zonder enige inbreng van de betrokken overheden. De KBVB heeft zich nadrukkelijk opgeworpen als initiatiefnemer, aandrijfkracht en pleitbezorger voor de verwezenlijking van het nationaal voetbalstadion. Het spreekt voor zich dat ieder initiatief dat de kwaliteit van het Belgische voetbal in het algemeen en van onze sportieve infrastructuur in het bijzonder op duurzame en structurele wijze naar een hoger niveau kan tillen, steun verdient. De KBVB lijkt echter niet te beseffen dat de bouw van een nieuw nationaal voetbalstadion de kwaliteit van het nationale voetbal geenszins ten goede zal komen. Sportief zijn onze Duivels niet geholpen met één super stadion: het is niet daardoor dat zij, of de volgende generaties beter zullen spelen. Economisch gezien gaat het geld van de KBVB, de overheid en privé-investeerders naar één initiatief en is de pot daarna leeg. Op juridisch vlak stelt zich de vraag of het Belgische voetbal gebaat is met een project dat tot competitievervalsing dreigt te leiden? 2.
Sportieve wenselijkheid: de kweekvijver van ons talent ligt over heel België verspreid
De algemene toestand van de Belgische stadioninfrastructuur is op zijn minst erbarmelijk te noemen. In vergelijking met de ons omringende landen scoort België zeer slecht op het gebied van stadioninfrastructuur. Op AA Gent na heeft geen enkele Belgische club de voorbije twintig jaar een nieuw stadion verwezenlijkt. Op Europees niveau glijden we steeds verder af. Sinds het EK van 2012 zijn ook Polen en Oekraïne ons voorbijgesneld wat stadioninfrastructuur betreft. Nochtans heeft ook ons land een gelijkaardig momentum gekend met Euro 2000. In Nederland was dat EK het startschot voor een bijna complete metamorfose van de stadioninfrastructuur van de eredivisieploegen. In België kregen enkele stadions een opknapbeurt. België lijkt daarmee het enige land te zijn dat geen gebruik heeft gemaakt van de hefboom die een groot toernooi kan bieden. Dat wordt bevestigd in de studie European Stadium Insight 2011 van KPMG: in Portugal, Nederland, Zwitserland, Oostenrijk en Duitsland – in de voorbije twaalf jaar gastlanden van een groot toernooi – ligt de gemiddelde ouderdom van de stadions een pak onder het Belgische gemiddelde. Infrastructuur is nochtans een cruciale factor en is belangrijker dan ooit, voor zowel het economische als het sportieve succes van voetbalclubs. Naast merchandising, sponsoring, televisierechten en transfers is de stadioninfrastructuur immers dé belangrijkste bron van inkomsten voor professionele voetbalclubs. Door de kleine 1
Daarbij moet opgemerkt worden dat pas in april 2014 definitief duidelijk zal worden of een voetbalstadion op parking C zowel ruimtelijk, mobiliteitsmatig als financieel mogelijk is. Het is in ieders belang dat de haalbaarheidsstudie op onafhankelijke, transparante en objectieve wijze gevoerd wordt zodat zij een professioneel gedragen werk wordt.
6
Belgische markt en de beperkte internationale uitstraling van onze clubs zijn de inkomsten uit merchandising, sponsoring en televisierechten, in vergelijking met de meeste andere Europese competities, relatief beperkt. Resten nog de transfers en de stadioninfrastructuur. De transfergelden zijn vooral een resultante van sportief succes. Vermits er in het professionele voetbal een vrij lineair verband is tussen werkingsmiddelen en sportief succes, moeten dus eerst de inkomsten omhoog. Wat ons terugbrengt bij het belang van de stadioninfrastructuur. Uit onderzoek van professor Trudo Dejonghe blijkt dat de vernieuwing van reeds bestaande stadioninfrastructuur of de bouw van een nieuwe voetbaltempel een boost kan geven aan de toeschouwersaantallen. Onder meer in Nederland en Duitsland is vastgesteld dat een structurele verbetering van het algemeen comfort in de voetbalstadions een onmiddellijke en duurzame toename van het aantal toeschouwers en commerciële partners tot gevolg heeft. Supporters, maar ook en vooral bedrijven en sponsors, zijn veeleisender geworden. Sponsors willen zich kunnen identificeren met een club die een zeker imago heeft en het stadion speelt daarbij een belangrijke rol. Het is het visitekaartje van de club. De toename van het aantal toeschouwers en commerciële partners en de daaraan verbonden hogere inkomsten leiden op hun beurt tot een substantiële budgetverhoging bij de clubs. Met dat budget kan er vooreerst meer en beter geïnvesteerd worden in de opleiding van de eigen jeugd (en dus in betere spelers). Bovendien kunnen beloftevolle jeugdspelers langer opgeleid en bijgehouden worden. Door talentvolle jongeren langer in de eigen vaderlandse competitie te kunnen houden, zullen zowel het algemene niveau als de kwaliteit van de competitie automatisch en op structurele wijze verbeteren. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat zowel de Nederlandse als Duitse jeugd- én A-ploegen het voorbije decennium bijzonder goed gescoord hebben en dit in zowel de internationale clubcompetities als op de Europese en wereldkampioenschappen. Wij juichen ieder initiatief om de Belgische stadioninfrastructuur te verbeteren dan ook principieel toe. Het heeft echter geen enkele zin om slechts één of twee clubs in een state-of-the-art stadion te laten spelen, terwijl de rest van het Belgische voetbal blijft aanmodderen in verouderde infrastructuur. Dergelijke aanpak zorgt niet alleen voor een scheefgetrokken competitie met twee snelheden, maar staat ook de structurele groei van de Belgische clubs als kweekvijver voor nieuw talent in de weg. Het is in de verschillende clubs over heel België en op verschillende niveaus dat talent opgepikt wordt. Door één tempel te bouwen in Brussel zal het algemeen niveau van het Belgische voetbal er niet op vooruitgaan. In plaats van alle beschikbare middelen in te zetten voor de bouw van één enkel topstadion in Brussel, moet worden ingezet op een structurele upgrade van àlle Belgische stadions. Het is bij de clubs dat kwalitatieve infrastructuur nodig is, niet in een stadion dat amper vijf keer op een jaar gebruikt wordt door onze Rode Duivels. 7
3.
Economische haalbaarheid: elke euro kan maar één keer uitgegeven worden
Ook op economisch vlak komt de bouw van een nieuw nationaal voetbalstadion de kwaliteit van het nationale voetbal geenszins ten goede. Wel integendeel, middelen kunnen immers maar één keer aangewend worden. Wat is uitgegeven aan dat ene grote nationale stadion, kan niet meer aangewend worden voor de clubstadions. Door de KBVB, een club en/of privé-investeerders in een nieuw nationaal stadion te laten investeren, verkleint de pot voor de andere Belgische voetbalclubs. Het is een pure illusie om te denken dat een investering in een nationaal voetbalstadion een hefboom kan zijn voor de bouw van andere nieuwe stadions. Iedereen weet dat de overheidsbudgetten vandaag meer dan ooit onder druk staan. Overheden op alle niveaus zijn ertoe genoodzaakt de buikriem aan te halen. Er is momenteel weinig of geen budgettaire ruimte voor grootschalige investeringen in sportinfrastructuur. Al sinds lang wordt uitgebreid gesproken over de nood aan nieuwe infrastructuur, maar de concrete resultaten zijn bijzonder schaars. Verschillende stadiondossiers worden geconfronteerd met allerhande vertragingsmanoeuvres. Het argument dat het nationale voetbalstadion met geld van privé-investeerders zou gebouwd worden, kan evenmin overtuigen. Het aantrekken van fondsen van multinationals en andere grote bedrijven voor de bouw van één enkel stadion zal immers als direct gevolg hebben dat de bedragen die diezelfde bedrijven momenteel reserveren voor de sponsoring van individuele clubs, zullen afnemen. De budgetten die bedrijven ter beschikking stellen voor voetbalsponsoring staan nu reeds onder druk. We kunnen niet verwachten dat het totale beschikbare bedrag zal toenemen, het zal in het beste geval ongewijzigd blijven. Elke euro kan maar één keer uitgegeven worden. Investeren in een nationaal stadion is dus een kortzichtige politiek die het Belgische voetbal helemaal niet dient. Precies daarom kan de KBVB onder geen beding de initiatiefnemer, voortrekker en pleitbezorger zijn van een nieuw nationaal stadion: in plaats van het nationale voetbal te dienen en de belangen van alle clubs te behartigen, ondermijnt de KBVB – onbewust? – de structurele verbetering van het Belgische voetbal door de concurrentie aan te gaan met de clubs en door hun budgetten op te souperen aan een nationaal stadion waar de clubs zelf zo goed als niets aan hebben. Bovendien kan een investering in een nationaal stadion dat hooguit vijf keer per jaar het decor zal zijn van een thuiswedstrijd van onze nationale ploeg, bezwaarlijk een efficiënte en structurele investering in het hele Belgische voetbal genoemd worden.
8
4.
Juridische legitimiteit: dreigende competitievervalsing
Ook vanuit mededingingsrechtelijke hoek is de rol van de KBVB in het project potentieel problematisch. De mededingingsregels zijn er op gericht het marktgedrag van ondernemingen te reguleren en hebben tot doel concurrentiebeperkingen door ondernemingen tegen te gaan. Zo zijn bepaalde mededingingsbeperkende afspraken tussen ondernemingen (kartels) verboden, mogen ondernemingen geen misbruik maken van hun machtspositie en zijn er strikte regels met betrekking tot het verlenen van staatssteun. Aangezien voetbalclubs ontegensprekelijk bepaalde diensten aanbieden op de markt en aldus een economische activiteit ontwikkelen, worden zij op Europeesrechtelijk vlak beschouwd als ondernemingen. Ook verenigingen van voetbalclubs zoals de KBVB moeten beschouwd worden als ondernemingen, aangezien zij rechtstreeks economische activiteiten nastreven, zoals het onderhandelen over de collectieve verkoop van uitzendrechten, het afsluiten van reclameovereenkomsten of het tegen betaling organiseren van sportcompetities. Daardoor zijn de mededingingsregels onverkort op zowel de individuele voetbalclubs als op de KBVB van toepassing. Hoewel alle betrokken politieke overheden reeds hebben aangegeven niet bereid te zijn zelf mee te investeren in het nieuw nationaal stadion, is nu al duidelijk dat dit project zonder significante staatssteun – in welke vorm dan ook – waarschijnlijk niet haalbaar of financierbaar zal zijn. Indien effectief overwogen zou worden het project van enige vorm van staatssteun te voorzien, moet worden nagegaan of die staatssteun niet zou leiden tot een verstoring van de markt en een vervalsing van de concurrentie. Daarnaast moet ook de vraag gesteld worden of de KBVB niet in concurrentie dreigt te komen met (haar eigen) clubs door gebruik te maken van de nieuwe infrastructuur of de financiering ervan te faciliteren. a)
Staatssteun
De controle op overheidssteun aan ondernemingen valt onder het mededingingsbeleid van de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft haar toezicht op de rol van de overheden in de financiering van sportinfrastructuur de voorbije jaren gevoelig opgevoerd. In een gezamenlijke mededeling van 21 maart 2012 hebben vicevoorzitter van de Europese Commissie Joaquin Almunia en UEFA-voorzitter Michel Platini benadrukt dat de door de UEFA opgelegde regels voor Financial Fair Play hetzelfde doel dienen als de Europese regels inzake staatssteun, met name de creatie van een level playing field voor alle Europese voetbalclubs, waarbij geen enkele club door enige overheidsinstantie voordelen krijgt toegekend waarover concurrerende clubs niet kunnen beschikken.
9
Voorgenomen steunmaatregelen moeten daarom steeds door de betrokken lidstaten worden aangemeld bij de Europese Commissie, die zal nagaan of er effectief sprake is van staatssteun en, als dat het geval is, of die staatssteun geoorloofd is. Pas na goedkeuring door de Commissie zal de staatssteun ook effectief verleend mogen worden. Ingeval een bepaald dossier van staatssteun niet of laattijdig wordt aangemeld, kan de Commissie na een klacht op eigen initiatief een onderzoek starten. Dit onderzoek kan leiden tot de tijdelijke opschorting en uiteindelijk zelfs de verplichte terugvordering van de ongeoorloofde steun. Indien men er, zoals verwacht, niet in zou slagen voldoende privé-investeerders achter het project te scharen en derhalve de Vlaamse, Brusselse of enige andere overheid zou bijspringen om de financiering van het nieuw nationaal stadion rond te krijgen, dan zou de cruciale vraag in de beoordeling of er sprake is van staatssteun bevestigend beantwoord moeten worden: de club die het nieuw stadion als thuishaven gebruikt verkrijgt alsdan zonder enige twijfel een voordeel dat onder normale marktomstandigheden niet zou kunnen verkregen worden. Het is daarbij irrelevant of de staatssteun plaatsvindt in het kader van de bouw, de exploitatie of het gebruik van het stadion. Zodra een onderneming een financieel (gunst)regime bekomt, dat zij niet onder normale marktomstandigheden kan verkrijgen, is er sprake van een voordeel. Dat zou ontegensprekelijk het geval zijn als er voor het nationaal stadion geen of niet voldoende investeerders gevonden kunnen worden op de markt en een overheid zou bijspringen. Het hoeft weinig betoog dat het selectief voordeel dat één club zou verkrijgen – een gebruikrecht over het stadion dat in wanverhouding staat tot de bijdrage van de club in de totale investering – en vooral de daaruit volgende (kans op) economische en sportieve ontplooiing van die club, de concurrentie met andere voetbalclubs zowel in België als in Europa kan verstoren. Andere voetbalclubs zijn trouwens niet de enige economische actoren die zich benadeeld kunnen voelen en een klacht kunnen instellen; ook de concurrentie ten aanzien van de exploitanten van andere stadions en evenementenhallen zou immers verstoord worden. Zelfs exploitanten van shoppingcentra, kantoren of hotels kunnen zich benadeeld voelen indien dergelijke functies in het stadion geïntegreerd zouden worden. Niet zelden wordt een zaak van staatssteun onder de radar van de Europese Commissie gebracht door middel van een eenvoudige klachtenbrief. Of een bepaalde vorm van staatssteun al dan niet ongeoorloofd is, hangt uiteraard af van de soevereine beoordeling van de Europese Commissie. Indien het project volledig door privé-investeerders gefinancierd zou worden, wordt de ganse discussie omtrent staatssteun uiteraard irrelevant. Gelet echter op het feit dat het nieuw nationaal stadion zou worden gebouwd op gronden die 10
eigendom zijn van de overheid (en met name de Stad Brussel), lijkt deze problematiek onontkoombaar. b)
Competitievervalsing
Naast een beoordeling in het licht van de staatssteunregels, moet ook worden nagegaan of de afspraken die tussen de verschillende actoren (en met name tussen de KBVB en RSC Anderlecht) gemaakt worden omtrent de bouw en de exploitatie van het nieuw nationaal stadion niet van die aard zijn dat de mededinging op onevenredige wijze verstoord wordt. Zowel het Belgische als het Europese recht bevatten een algemeen verbod op mededingingsbeperkende overeenkomsten tussen ondernemingen, voor zover deze afspraken leiden tot een merkbare verstoring van de mededinging op de Belgische of de Europese interne markt. Zodra de KBVB méér zou doen dan wat verwacht mag worden van een loutere huurder van het nieuw nationaal stadion – wat de KBVB claimt te zullen zijn – zou de KBVB zich bezondigen aan het actief faciliteren van concurrentievervalsing. Indien de KBVB er door haar tussenkomst – onder welke vorm dan ook – mee helpt voor zorgen dat het nationaal stadion gerealiseerd kan worden, om daarna gebruikt te worden als thuishaven van één van haar leden, verschaft zij het betreffende lid immers een voordeel dat niet aan de andere leden wordt verleend. Daardoor gedraagt de KBVB zich niet alleen niet correct ten aanzien van haar leden; ze maakt zich ook schuldig aan competitievervalsing indien geen gelijke inspanningen geleverd worden opdat andere clubs in dezelfde verhouding gelijkaardige projecten kunnen rondkrijgen. 5.
Vergelijking met de ons omringende landen
Uit recent onderzoek blijkt dat van onze buurlanden enkel Frankrijk en Engeland over een nationaal stadion beschikken. Het Stade de France en Wembley waren over de afgelopen vier jaar het decor voor respectievelijk gemiddeld 3.5 en 6 wedstrijden van de nationale voetbalploeg per jaar. Daarbij moeten twee zaken opgemerkt worden: (a)
(b)
Zowel het Stade de France als Wembley zijn multifunctionele accommodaties zijn die naast het voetbal ook tal van andere evenementen ontvangen. Dergelijke multifunctionele invulling werd voor het Belgisch nationaal stadion echter al vlug van tafel geveegd om budgettaire redenen. In geen van beide landen is het nationale stadion tegelijk de thuishaven van een individuele club, precies om competitievervalsing tegen te gaan. Geen enkele club zou immers het risico willen lopen dat de ter beschikking gestelde overheidsgelden verplicht teruggevorderd zouden moeten worden waardoor de betreffende club uiteindelijk toch zelf de volledige investeringskost zou moeten
11
dragen. De recente problematiek rond het beoogde gebruik van het Olympisch Stadion in Londen door West Ham United is op eenzelfde leest geschoeid. 2 In Nederland, Duitsland, Spanje en Italië wordt een (mijns inziens veel efficiënter) model gehanteerd waarbij de nationale ploeg roteert over verschillende clubstadions die aan de opgelegde normen voldoen. Stemt het niet tot nadenken wanneer blijkt dat geen van de Europese voetbalmogendheden voor de wedstrijden van zijn nationale ploeg geopteerd heeft voor een stadion met een exploitatiemodel dat lijkt op wat momenteel in België voorgesteld wordt, met name een nationaal stadion voor de nationale ploeg dat tegelijk als thuishaven dient voor één enkele club? 6.
Het alternatief: modernisering van alle voetbalstadions en Ro(teren)de Duivels
Wij roepen de bondsvoorzitter en het uitvoerend comité van de KBVB op zich dringend opnieuw te richten op de vervulling van de kerntaken van de federatie, zijnde de behartiging van de belangen van alle clubs in België en van het gehele Belgische voetbal, door op structurele en duurzame wijze te streven naar een betere infrastructuur voor alle clubs, een beter jeugdbeleid waarin betere trainingsmethodes en betere trainers centraal staan, een betere juridische omkadering van jeugdcontracten die ons niet langer een competitief nadeel bezorgt ten opzichte van onze buurlanden en ten slotte de professionalisering van de scheidsrechters. In het belang van het nationale voetbalteam, het professionele maar ook het nietprofessionele voetbal in België, zijn wij dan ook van oordeel dat de substantiële middelen die thans door de overheid en/of door privé-investeerders aangewend zouden worden voor de bouw van een nieuw nationaal voetbalstadion in Brussel, beter en efficiënter geïnvesteerd kunnen worden, door deze som ter beschikking te stellen voor de modernisering van de voetbalstadions van de individuele clubs. De vernieuwing van de bestaande stadioninfrastructuur, gecombineerd met de bouw van een aantal nieuwe, state-of-the-art voetbaltempels, is de enige echte hefboom om op structurele wijze groeiperspectieven te bieden aan het professionele voetbal. Een dergelijk initiatief zal automatisch ook het volledige nationale voetbal ten goede komen. 2
Reeds vóór de Olympische spelen werd getracht om samen met West Ham United een constructie uit te werken waarbij West Ham United het Olympisch Stadion voor een fractie van de kostprijs zou kunnen overnemen. Hiervoor zou West Ham United een lening van 40 miljoen pond krijgen van het district Newham. Na een klacht bij de Europese Commissie wegens verdoken staatssteun en gerechtelijke procedures gevoerd door Tottenham en Leyton Orient, werd afgezien van deze constructie. Recent werd dan toch beslist om het Olympisch Stadion voor 99 jaar te verhuren aan West Ham United voor een jaarlijkse huurprijs van 2 miljoen pond. Dit terwijl het stadion +500 miljoen pond heeft gekost en de voorziene aanpassingswerken bijkomend 150-160 miljoen pond zouden kosten waarvan slechts 15-18 miljoen zou gedragen worden door West Ham United en allerlei overheden opnieuw +80 miljoen pond zouden investeren. Concurrerende Londense clubs hebben in november 2013 reeds aangekondigd opnieuw de zaak aanhangig te zullen maken bij de Europese Commissie.
12
Uit de ervaring van de ons omringende landen is heel duidelijk gebleken dat het succes niet werd bewerkstelligd door het planten van één enkele palmboom in een dorre woestijn. Net zoals de twee meest recente wereldkampioenen, Spanje en Italië, en vaste klant in de eindronde, Portugal, beschikken ook Nederland en Duitsland niet over één enkel nationaal voetbalstadion, voorbehouden voor de wedstrijden van de nationale ploeg. Hun nationale ploegen roteren over verschillende moderne clubstadions die telkens in functie van de tegenstander worden gekozen. Naast een optimale allocatie van de middelen, zorgt deze werkwijze ervoor dat het voetbal dichter naar de mensen komt en de betrokkenheid, beleving en veiligheid van de supporters verhoogt. Meer dan ooit hebben de Rode Duivels in de afgelopen campagne ons nationale gevoel aangesproken. Hun fans zitten over het hele land. Is het dan niet logisch dat al deze supporters de kans krijgen om hun helden dicht bij huis aan het werk te kunnen zien? Daarom stel ik voor dat de nationale ploeg ook in België zou spelen in àlle stadions die FIFA-conform zijn en dat daar een marktconforme huur voor betaald wordt. Ik wil dan ook een oproep doen aan alle clubs om vol vertrouwen aan de weg te (blijven) timmeren en voluit in te zetten op (ver)nieuw(d)e stadioninfrastructuur. Als grootste club van het land met de grootste mogelijkheden en het grootste budget kan RSC Anderlecht daarin een voorbeeldfunctie vervullen door zelf en op eigen kracht een nieuw stadion te realiseren, zodat Anderlecht niet als “gastploeg” in een nationaal stadion hoeft te spelen, maar de nationale ploeg op geregelde tijdstippen te gast kan zijn in het Anderlechtstadion. 7.
Voorstellen voor een faire competitie
Om een solidaire en faire competitie te garanderen waarin alle clubs met gelijke wapens strijden, stellen wij dat elk stadiondossier in België waarvoor op welke manier dan ook overheidsmiddelen gebruikt of ter beschikking gesteld worden, voor aanvang via de procedure van spontane aanmelding wordt voorgelegd aan het Directoraatgeneraal Concurrentie van de Europese Commissie met het oog op het verkrijgen van een “nihil obstat”. Daarnaast wil ik ook voorstellen om voor elk stadiondossier aan de voorzitter van de Belgische Mededingingsautoriteit te vragen een comfort letter af te leveren die bevestigt dat op basis van de feiten en de gemelde elementen er geen reden is om aan te nemen dat de voorgestelde investeringsstructuur in strijd zou zijn met de mededingingsregels. Deze procedures vormen geen bijkomende obstakels voor de clubs vermits ze kunnen gebeuren in parallel met het aanvragen van bouw- en andere vergunningen. Het voordeel voor de betrokken clubs ligt in de rechtszekerheid: de clubs krijgen immers de garantie dat de tussenkomst van de overheid in hun stadiondossier – al dan niet tijdens de ontwikkeling – niet als ongeoorloofde staatssteun of als strijdig met de 13
mededingingsregels beschouwd wordt en ze dus niet geconfronteerd kunnen worden met een verplichte terugvordering van de door de overheid geïnvesteerde bedragen. Het zou ons verbazen indien iemand zich zou verzetten tegen een faire competitie waarin de clubs elkaar met gelijke wapens bevechten en waarin clubs meer rechtszekerheid krijgen omtrent de ontwikkeling van nieuwe en verbeterde stadioninfrastructuur.
14
C.
Onafhankelijkheid en onpartijdigheid
Tot slot moet de KBVB er zowel in haar interne organisatie als in haar externe werking steeds over waken dat geen situaties gecreëerd worden waarin individuele persoonlijke en/of clubbelangen in conflict dreigen te komen met of zelfs de bovenhand krijgen op het algemene belang dat de federatie moet nastreven. De geest van samenwerking tussen de KBVB en haar clubs kan kortweg omschreven worden als de bedoeling om op voet van gelijkheid samen een competitie te organiseren en te betwisten. Als regulerende en organiserende instelling dient de KBVB de objectiviteit, gelijkheid en onpartijdigheid steeds te waarborgen. Zoniet dreigt de KBVB zijn geloofwaardigheid als correcte en betrouwbare contractspartij van de clubs te verliezen. Dat lijkt evident, maar is het allerminst in de praktijk. Het volstaat te verwijzen naar de structuur van de KBVB en de verschillende commissies waarin steeds rechtstreekse afgevaardigden van de clubs de dienst uitmaken. Belangenconflicten zijn als het ware inherent aan het organigram van de KBVB. Het louter vervangen van hemd en das voor het binnengaan van een vergadering, volstaat niet om het tegendeel te bewijzen. Om iedere schijn van partijdigheid of bevoordeling te vermijden, verdient het aanbeveling het algemeen, sportief en commercieel beleid van de KBVB voortaan strikt gescheiden te houden van de clubafgevaardigden en hun inmenging. Het lijkt me dan ook vanzelfsprekend dat iemand niet tegelijk een beleidsfunctie kan vervullen binnen zowel een club als binnen de KBVB. Zoals hierboven reeds aangehaald, moet de KBVB als nationale voetbalfederatie de belangen van àlle voetbalclubs in België behartigen, en moet daarbij steeds worden uitgegaan van het principe dat de belangen van iedere Belgische voetbalclub op gelijke wijze beschermd moeten worden. Het minste wat men dan van de KBVB als overkoepelende organisatie mag verwachten, is dat zij zich niet zou bezondigen aan het actief faciliteren van concurrentievervalsing. Ter illustratie kan hier opnieuw verwezen worden naar het dossier van het nationaal stadion. Gelet op de bijzondere positie die de KBVB inneemt in de competitie (in alle betekenissen van het woord), kan de KBVB haar medewerking niet verlenen aan een project waarvan zij weet of op zijn minst behoort te weten dat dit de mededinging tussen haar leden kan verstoren. Dat daardoor de “opportuniteit” gemist zou worden om de openingswedstrijd van het Europees Kampioenschap in 2020 te organiseren kan bezwaarlijk als een geldig tegenargument aanvaard worden. Als de onderlinge competitie tussen clubs niet meer gevrijwaard kan worden en de competitie voor de KBVB niet langer het “hoogste goed” is, schiet de KBVB haar doel voorbij. We moeten ons overigens de vraag stellen of de beleidsmensen bij de KBVB, in hun drang om een nieuw nationaal voetbalstadion te bouwen, wel de juiste doelstellingen voor ogen hebben. Wij krijgen de indruk dat het kunnen laten doorgaan van de openingswedstrijd van een groot kampioenschap stilaan de bovenhand krijgt op de duurzame en structurele investering in de kwaliteit van het Belgische voetbal. Het argument van de KBVB dat dergelijke investering in een stadion waar de Rode Duivels hooguit vijf maal per jaar kunnen 15
spelen, verantwoord is omdat er in zo’n stadion zogezegd tevens andere evenementen kunnen georganiseerd worden, is vanuit een organisatie die enkel het Belgische voetbal moet behartigen, niet overtuigend. De missie van de KBVB is om alle clubs in België te vertegenwoordigen én beter te maken. De KBVB is dus, per definitie, een middel om het belang van alle clubs te vertegenwoordigen, om alle clubs te faciliteren. En dat is ook wat de KBVB moet zijn en blijven: een middel, en geen doel op zich.
16
D.
Slotwoord
Deze kritische bemerkingen en suggesties hebben als enige doel om het niveau van het Belgische voetbal structureel en duurzaam op een hoger niveau te brengen, om zo van de Rode Duivels, op duurzame wijze, een topteam te maken dat met succes de concurrentie met de grootmachten in het wereldvoetbal kan aangaan en voortaan op elk groot internationaal tornooi onze nationale driekleur met glans kan vertegenwoordigen. Wij hopen dan ook van ganser harte dat de Rode Duivels op hun huidige elan zullen doorgaan, zodat we in 2014 een fantastische Braziliaanse voetbalzomer kunnen beleven en dit ook kunnen herhalen op alle EKs en WKs die daarna nog zullen volgen! Wij wensen te benadrukken dat wij het alle clubs van harte toewensen om hun doelstellingen op de voor hen meest efficiënte wijze te kunnen realiseren. De federatie moet er echter over waken dat zij haar rol op een correcte wijze vervult ten aanzien van alle clubs door haar prioriteiten op de juiste plaats te leggen en het Belgische voetbal in zijn geheel naar een hoger niveau te tillen. Bart Verhaeghe, 17 december 2013
17