Strategische beleidsagenda SROF 2010-2013 Datum APRILi 2010 Versie 3.0 © SROF, 2009
1
1. Aanleiding De bacheloropleidingen Fysiotherapie zijn landelijk verenigd in het StudieRichtingsOverleg Fysiotherapie (SROF). Na een opstartfase (1998‐2003) waarin het SROF de wat basalere belangen van de bacheloropleidingen behartigde, volgde van 2003 tot heden een periode waarin vanuit een visie en een activiteitenschema systematischer werd gewerkt aan de kwaliteit van het fysiotherapeutisch onderwijs. Nu, eind 2009, in een periode waarin de ontwikkelingen in het vakgebied onder invloed van met name de nieuwe zorgbekostigingssystematiek en de veranderende zorgvraag razendsnel gaan en vragen om een adequate anticipatie vanuit het hoger beroepsonderwijs, is de tijd rijp om het S‐ROF nog herkenbaarder en sterker te positioneren. Vanuit een helder en gedragen toekomstbeeld van het beroep van fysiotherapeut gaat het SROF dit beroepsbeeld via het (bachelor) onderwijs realiseren. Dit toekomstbeeld van de fysiotherapeut beslaat een periode tot 2020. Het KNGF is hierbij verantwoordelijk voor de inhoudelijke visie op het beroep. De vertaling van deze visie naar het onderwijs is vervolgens de verantwoordelijkheid van de opleidingen. Daarbij vindt er eveneens visieontwikkeling binnen de opleidingen plaats. Het SROF wil als overkoepelend orgaan van de opleidingen bij de visieontwikkeling een initiërende, faciliterende en coördinerende rol vervullen. Hierin trekt zij intensief op met het DEMP, dat namens de masteropleidingen een vergelijkbare rol gaat vervullen. Door het bundelen van expertise en ervaring kan het SROF op een krachtige wijze bepalen hoe het (hoger beroeps) onderwijs adequaat de nieuwe visie op het beroep van fysiotherapeut kan uitwerken. Het SROF wil hierbij niet alleen als vertegenwoordiger van het fysiotherapeutisch bacheloronderwijs een gesprekspartner en beleidsadviseur op niveau blijven, maar zich ook meer gaan ontwikkelen als initiator van gezamenlijke onderwijsinnovaties en implementaties. Tot slot wil zij zich ook gaan omvormen tot een platform waarin kennis en ervaring op het gebied van fysiotherapeutisch onderwijs kan worden geïnitieerd, gedeeld en uiteindelijk gecirculeerd. Het SROF wil hierbij missiegedreven te werk gaan. In deze strategische beleidsagenda wordt geconcretiseerd hoe zij vanuit haar missie een en ander wil realiseren. De beleidsagenda betreft een periode van 2010 tot 2013. Concrete projectplannen die volgen uit deze agenda, waarin resultaten SMART zijn geformuleerd en die zijn voorzien van capaciteits‐ en tijdsplanningen (aansluitend bij het beleidsritme van KNGF en Sectoraal Advies College (SAC)) alsmede sluitende begrotingen, zullen periodiek als bijlage aan deze strategische beleidsagenda worden toegevoegd. 2. Opbouw missiedocument Dit document kent de volgende opbouw. Gestart wordt in hoofdstuk 3 met de missie van het SROF: Het SROF wil fysiotherapieopleidingen ondersteunen bij hun doel actueel en toekomstbestendig fysiotherapieonderwijs aan te bieden. Het KNGF‐beroepsbeeld en de ontwikkelingen binnen het Hoger Onderwijsstelsel zijn hierbij belangrijke uitgangspunten. Deze missie wil het SROF bereiken door het uitvoeren van 3 rollen: beleidsadviseur, implementator/ innovator en kennisdeler. In hoofdstuk 4 worden deze missie en rollen nader uitgewerkt. Ingegaan wordt op de vraag wat het SROF verstaat onder actueel en toekomstgericht onderwijs. Aan de hand van 5 ontwikkelingen in de 2
zorg wordt uiteengezet wat daarvan de consequenties voor het fysiotherapieonderwijs zouden kunnen zijn. In dit hoofdstuk worden ook de contouren geschetst van het toekomstbestendige opleidingscontinuüm. Het is een continuüm dat tegemoet komt aan verschillende niveaus (van MBO tot doctor) en verschillende fysiotherapeutische specialisaties. In het onderwijs van de toekomst wordt onderwijs aangeboden volgens de laatste onderwijskundige ontwikkelingen. In dit onderwijs is o.a. een sterke rol voor lectoraten weggelegd en zal gewerkt worden met een stevige kennisbasis. In hoofdstuk 4 worden de missie (ondersteunen bij actueel en toekomstbestendig onderwijs) en de rollen (beleidsadviseur, innovator en kennisdeler) vertaald naar een activiteitenplan voor de komende 4 jaar. Dit activiteitenplan zal jaarlijks de basis vormen voor de SROF‐jaarplannen. In hoofdstuk 5 is het jaarplan 2010 opgenomen. Het jaarplan zal vervolgens in concrete SMART‐ geformuleerde projectplannen worden uitgewerkt. Hierbij wordt de PDCA cyclus gevolgd. 3. Missie Het SROF1 heeft haar missie als volgt geformuleerd: Het SROF is als vertegenwoordiger van de landelijke fysiotherapieopleidingen hét netwerk dat initiatieven onderneemt en innovaties doorvoert om nieuw onderwijskundig (vanuit SAC) en nieuw beroepsinhoudelijk (vanuit KNGF) beleid op een efficiënte wijze in het fysiotherapieonderwijs te implementeren. Tegelijkertijd is het SROF dé samenwerkingspartner voor het SAC en het KNGF bij het ontwikkelen van dit nieuwe onderwijskundige respectievelijk beroepsinhoudelijke beleid. In het SROF worden de krachten van individuele fysiotherapieopleidingen gebundeld, de kennis en ervaring gedeeld en de autonomie en eigenheid van de individuele opleidingen gerespecteerd. Opleidingen zoeken hierbij in SROF verband zoveel mogelijk naar gezamenlijkheid maar kunnen ten alle tijden op onderwerpen hiervan afwijken. De individuele leden van het SROF (i.c. individuele fysiotherapieopleidingen) hebben tot doel studenten en opgeleide fysiotherapeuten optimaal voor te bereiden op het toekomstige beroep. Dit doen zij door beroepsinhoudelijk en onderwijskundig goed en actueel onderwijs aan te bieden. Door het bundelen van krachten, het nemen van initiatieven en het in gang zetten van innovaties, helpt het SROF waar mogelijk haar individuele leden bij het bereiken van dit doel. De basis van al het onderwijskundig en beroepsinhoudelijk beleid wordt gevormd door: het, door het KNGF nog vast te stellen stabiel, actueel, van draagvlak voorzien en betrouwbaar, beroepsbeeld van de fysiotherapeut. In hoofdstuk 3 en in de bijlage staan de hoofdlijnen van dit beroepsbeeld geschetst. Het opstellen van een opleidingscontinuum door de opleidingen , gebaseerd op het beroepsbeeld van het KNGF en de BaMa structuur ( richtlijnen ministerie) 1
Omdat onze missie veel verder gaat dan de naam SROF suggereert, staat ook onze naamgeving de komende periode ter discussie.
3
De opleidingen bieden een passend opleidingsaanbod aan dat past bij een persoonlijk carrièreperspectief en tegemoet komt aan de nieuwste eisen van het beroep. Dit opleidingscontinuüm is zodanig vormgegeven, dat op ieder niveau in het continuüm kan worden ingestapt , eventueel gebruik makend van EVC procedures. Het SROF heeft een missiegedreven, proactieve, innovatieve, ondernemende, op outside‐in‐denken gebaseerde houding, waarbij ze inhoudelijk en onderwijskundig van elkaar, van haar partners en van thematische experts wil blijven leren. Samengevat: Het SROF wil, daar waar haar leden gezamenlijk optrekken, fysiotherapieopleidingen ondersteunen bij hun doel actueel en toekomstbestendig onderwijs aan te bieden. Het KNGF‐beroepsbeeld ,de richtlijnen van het Hoger Onderwijs en de internationale context zijn hierbij belangrijke uitgangspunten. Het SROF wil deze ondersteuning aan de opleidingen via 3 verschillende rollen bieden: als beleidsadviseur, als implementator/ innovator en als kennisdeler. 3. Uitwerking van onze missie Het SROF wil fysiotherapieopleidingen ondersteunen bij hun doel actueel en toekomstbestendig onderwijs aan te bieden. Het KNGF‐beroepsbeeld en het opleidingscontinuum zijn hierbij twee belangrijke uitgangspunten. a. Relevante zorgontwikkelingen en hun consequenties voor de onderwijsinhoud De belangrijkste ontwikkelingen waarmee de toekomstige fysiotherapeut volgens het KNGF te maken krijgt zijn als bijlage toegevoegd. uitgewerkt. Hieronder een korte samenvatting. De hieronder geschetste ontwikkelingen zullen worden meegenomen in de ontwikkeling van een geactualiseerd beroepsprofiel. In dit profiel moet de beroepsinhoudelijke kern van de fysiotherapeut opnieuw bepaald worden. Het zijn onderstaande ontwikkelingen waarop het bacheloronderwijs op een adequate wijze moet anticiperen om actueel en toekomstbestendig te blijven. Het SROF wil de opleidingen daar waar mogelijk bij ondersteunen. Ontwikkeling 1. Ondernemerschap en bekostiging Mensen met chronische klachten (te beginnen met diabetes , hartfalen, chronische bronchitis, longemfyseem en een verhoogd risico op hart‐ en vaatziekten) worden niet langer vanuit losse verrichtingen gefinancierd maar vanuit het effect en de kwaliteit van integrale zorgprogramma’s. Hierdoor wordt het voor de fysiotherapeut van de toekomst, die een onderdeel van de integrale zorgketen en het zorgprogramma vormt, steeds belangrijker dat hij zich goed kan positioneren in de keten (met de andere specialisten en disciplines zoals huisartsen) en de markt, goed kan samenwerken in de zorgketen, het voortouw in deze samenwerking kan nemen, zich proactief op kan stellen, goed kan onderhandelen, zich van anderen kan onderscheiden op grond van kwaliteit en prijs en kan aantonen dat het door hem en zijn collega’s ontwikkelde programma werkt. Cliënten zullen, 4
naarmate het zorgaanbod differentieert, meer gericht gaan kiezen (shoppen) en van de fysiotherapeut ook een goede service verwachten. Daarbij rekent de zorgconsument op goede voorlichting die de onderscheidende kwaliteiten van de betreffende professional verhelderen (profileren). Gevolg voor het onderwijs is dat de opleidingen in de toekomst meer aandacht moeten besteden aan de positionering van de fysiotherapeut in de keten t.o.v. andere specialisten (inclusief hiervoor benodigde competenties als samenwerken, proactieve houding, onderhandelen, profileren, serviceverlening en patiëntenvoorlichting), aan de wijze waarop hij kan interacteren met zorgverzekeraars en aan de toename van concurrentie in de zorg (internationale concurrentie, concurrentie met commerciële aanbieders). Ontwikkeling 2. De vervaging van de grenzen tussen beroepen, domeinen en eerste en tweede lijnszorg Onder toenemende druk van de voorziene zorgkosten, zullen activiteiten, waar mogelijk steeds meer worden uitgevoerd door de goedkoopste zorgverlener in de keten en daarmee door het laagste opleidingniveau. Zo kan de fysiotherapeut een aantal functies van de huisarts en de fysiowetenschapper overnemen zonder verlies van kwaliteit, kan de MBO‐afgestudeerde delen van de fysiotherapeut overnemen en zo kan de 1e lijns keten mogelijk steeds meer taken overnemen van de 2e lijn. De taken die de fysiotherapeut van anderen kan overnemen zullen in het onderwijs aan het curriculum moeten worden toegevoegd; de taken die door anderen worden overgenomen, zullen uit het curriculum verdwijnen. Ontwikkeling 3. De invloed van de technologie op het beroep Door technieken als klinimetrie, telemetrie, virtuele poli’s, e‐consult, digitale registratie van patiëntgegevens, bioprinting, sensortechnologie en het op afstand monitoren van patiënten verschuift het accent van de fysiotherapeut van de curatieve naar de preventieve zorgvraag. In het onderwijs zal de omgang met en het leren beheersen van o.a. deze technieken nadrukkelijk aan de orde moeten komen.
5
Ontwikkeling 4. De veranderende zorgvraag Mensen worden ouder, het aantal geboortes daalt, het aantal 50‐plussers met een zorgvraag stijgt, het aantal chronisch zieken neemt toe en één op de drie chronisch zieken heeft meerdere aandoeningen. Consequentie voor de fysiotherapie is dat de fysiotherapeut een ander type patiënt op zich af ziet komen. Het onderwijs gaat in op de wijze waarop de fysiotherapeut kan omgaan met deze veranderende zorgvraag(preventief en curatief) en de toename van aandacht voor de zorgcontext (leef en werkomgeving, wellness). Ontwikkeling 5. De kwaliteitsverhoging van het beroep Zorgverleners willen het liefste pakketten of interventies bekostigen die hun effectiviteit bewezen hebben en af van bekostiging op basis van handelingen of diploma. Elke fysiotherapeut moet tegenwoordig prestatieindicatoren bijhouden. Voorbeelden van indicatoren zijn bereikbaarheid, certificering, klantenervaring, doelmatigheid en effectiviteit van de behandeling. Het ligt voor de hand dat op korte termijn deze kwaliteitmeting wordt omgezet naar kwaliteitsverbetering. Voor het onderwijs betekent dit o.a. dat evidenced based practice, prestatieindicatoren, kwaliteitsmetingen, kwaliteitsverbeteringstrajecten en nut en noodzaak van beroepsrichtlijnen extra aandacht zullen krijgen. b. Niveaudifferentiatie en specialisering Alle hierboven genoemde ontwikkelingen hebben ook tot gevolg dat er een gedifferentieerder pallet aan professionals in het bewegend functioneren zal gaan ontstaan. Het betreft hier zowel een sterkere differentiatie naar niveau (MBO, associatede degree, bachelor, master doctor) als naar specialisatie. De opleidingen gaan hierop inspelen. De opleidingskolom anticipeert op deze actuele ontwikkelingen rekening houdend met de internationale c ontext.. Vanuit de maatschappelijke verantwoordelijkheid moet het gehele palet aan opleidingsmogelijkheden aangeboden worden, zodat tekorten op de arbeidsmarkt kunnen worden opgelost en er voor studenten voldoende carrièreperspectieven open blijven(AD, HBO, Master, PhD). Hoewel hierboven wordt ingezoomd op differentiatie naar niveau, is het uitdrukkelijk ook de bedoeling dat er in de toekomst meer naar specialisaties zal worden gedifferentieerd. Zo is het bijvoorbeeld voorstelbaar dat opleidingen zo worden ingericht dat studenten hun eigen opleidingsprofiel kunnen samenstellen op basis van het KNGF‐specialistenmodel en een specifieke rollenmix (bijvoorbeeld wetenschapper, ontwikkelaar) die zij het beste bij zichzelf en hun marktkansen vinden passen. Op deze wijze kan een match ontstaan tussen de eigen voorkeur en aanleg enerzijds en het onderwijsaanbod en de arbeidsmarkt anderzijds. Een curriculum met veel keuzemogelijkheden (via bijvoorbeeld minoren, keuzevakken en afstudeerspecialisaties) en mogelijkheden tot tempodifferentiatie (zoals verkorte trajecten, verzwaarde trajecten of 6
honourtrajecten voor excellente studenten) komt aan deze individuele en maatschappelijke behoefte het beste tegemoet. Via het diplomasupplement wordt het gevolgde specialisme zichtbaar. Het ligt hierbij voor de hand dat de opbouw van de kolom van breed naar smal gaat. Na een bredere generalistische laag, waarbij de zorgverlener leert zorg te verlenen afgestemd op de hulpvraag van de patiënt, zal de fysiotherapeut hoger in de opleidingskolom zich steeds verder specialiseren. Ook de HBO raad gaat in haar Greenpaper in op het belang van differentiatie: “Ook het mogen stapelen van onderwijssoorten zal ertoe bijdragen dat elke leerling en student zijn talent maximaal kan ontwikkelen”. c. Onderwijskundige ontwikkelingen Onderwijskundig zien we een toekomstbeeld waarin Eerder Verworven Competenties(EVC), e‐learning, leerlijnen, studieloopbaanbegeleiding, internationalisering, de circulatie van kennis tussen de opleidingen, de lectoraten en het beroepenveld en het toepassen van praktijkgericht onderzoek belangrijker worden. Omdat de opleidingen verantwoordelijk zijn om te voldoen aan de Dublin Descriptoren en het Europese Kwalificatie Kader2 zal de blik van het SROF bij de onderwijskundige ontwikkelingen strak op het buitenland zijn gericht. Internationale uitwisseling / kennis zal meer van buiten naar binnen gebracht moeten worden.
Lectoraten en kenniskringen De ontwikkeling van het lectoraat in het Nederlandse Hoger Beroeps Onderwijs (HBO) is vanaf 2001 langzaam gestart. Niet alle hogescholen hebben in 2001 lectoren aangesteld. Dit had enerzijds te maken met de tijdelijke financiering, zoals die in het convenant van het Ministerie van OCW en HBO‐ Raad was geregeld. Maar daarnaast had men ook geen duidelijk beeld van wat de lectoren zouden moeten doen en wat hun competenties zouden (moeten) zijn. Vraag was ook of er voldoende animo zou zijn bij geschikte kandidaten om op tijdelijke basis in een beperkte setting aan de slag te gaan. Vervolgens was niet voor iedere instelling duidelijk hoe lectoren in de organisatie ingepast zouden moeten worden. In 2009 zijn er meer dan 350 lectoren en kenniskringen aan de slag, is de tijdelijke financiering eerst omgezet in een structurele financiering en inmiddels vaak onderdeel van de normale bekostiging van de instellingen. De speciale selectiecommissie voor het lectoraat, het bestuur van de Stichting Kennisontwikkeling HBO heeft een nieuwe taak gekregen, namelijk het beoordelen van onderzoeksvragen vanuit het HBO voor RAAK‐PRO, een soort tweede geldstroom voor praktijkgericht onderzoek. Een evaluatiecommissies olv. C.M. Karssen heeft in het rapport “Lectoraten, kweekvijvers van innovatie” (2008) (Evaluatiecommissie Lectoraten: (2008). Lectoraten; kweekvijvers van innovatie. Den Haag: Stichting Kennis Ontwikkeling HBO.) Geconc ludeerd ”dat lectoraten systematische kennisontwikkeling door middel van eigen langjarige onderzoekprogramma’s tot hun centrale doelstelling zouden moeten maken”. Het bestuur van de SKO‐HBO onderschrijft die stelling in het rapport “Lectoraten in het hoger beroepsonderwijs 2001‐ 2
Het europese kwalifficatiekader voor een leven lang leren, europese gemeenschappen 2008.
7
2008: Eindevaluatie van de Stichting Kennisontwikkeling HBO” (Stichting Kennisontwikkeling HBO (2008). Lectoraten in het Hoger Beroepsonderwijs: Eindevaluatie van de Stichting Kennisontwikkeling HBO. Den Haag: Stichting Kennisontwikkeling HBO. Maar zij benadrukt gelijktijdig dat het van belang is dat er blijvend scherp op wordt toegezien dat de impact op het onderwijs en de professionalisering van docenten gewaarborgd blijven. Onderzoek van de lectoren moet in haar optiek geen op zichzelf staand doel worden. Het gaat om de functie van het wetenschappelijk (praktijkgericht) onderzoek: is kennisontwikkeling een doel in zich of heeft de onderzoeker (en zijn werkgever) ook tot taak te zorgen dat die nieuwe kennis leidt tot verbetering van het onderwijs, van het curriculum, van het eindniveau van de afgestudeerden, van het niveau van de docenten aan die opleiding en van de beroepsbeoefenaren en hun praktijk. Onderzoek vanuit lectoraten en kenniskringen heeft dan ook het doel om kennis te genereren ten behoeve van het onderwijs en beroep. Kennis wordt gegenereerd in onderzoek waarbij docenten en studenten zijn betrokken. Het lectoraat en de kenniskring dienen ook de docenten fysiotherapie te scholen in evidence based practice en practice based evidence. Daarnaast zijn de lectoraten op de hoogte van de state of the art Fysiotherapie en kunnen zij dit vertalen naar het onderwijs. Vragen uit het onderwijs en het werkveld moeten door het lectoraat worden beantwoord.. Ook zal de parallelliteit tussen opleidingen en beroepsbeoefening verder toenemen. Net als in de beroepspraktijk zal ook in het onderwijs de rol van kwaliteit, van peer assessment, van intervisie en intercollegiale toetsing toenemen. Daarnaast zal het fysiotherapieonderwijs een eigen kennisdomein gaan ontwikkelen en invoeren. Het medisch kennisdomein kent namelijk nog een hiaat qua kennis over mensen die problemen hebben met bewegen in een functionele context. Dat domein moet goed ingevuld worden. Het gaat hierbij om de onderliggende theoretische fundamenten uit bijvoorbeeld de inspanningsfysiologie of bewegingswetenschappen. Op dit moment zijn er al initiatieven bij hogescholen om de kennisontwikkeling van studenten via een landelijke voortgangstoets nauwkeurig te monitoren. Het SROF wil ondersteuning aan de opleidingen via 3 verschillende rollen bieden: als beleidsadviseur, als implementator/ innovator en als kennisdeler. Hierboven zijn de belangrijkste beroepsinhoudelijke en onderwijskundige ontwikkelingen geschetst. Opleidingen staan voor de opgave op deze ontwikkelingen te anticiperen via het (beroeps)onderwijs. Het SROF wil de bacheloropleidingen hierbij ondersteunen. Dit wil zij doen door het vervullen van drie rollen. Voor haar rol als beleidsadviseur wil het SROF voor haar samenwerkingspartners, mn KNGF, DEMP en SAC, zowel een volwaardige inhoudelijke en strategische gesprekspartner als een comaker zijn. Hierbij zijn de verschillende partners wederzijds van elkaar afhankelijk. Binnen de samenwerking zijn de verantwoordelijkheden helder: Het KNGF is verantwoordelijk voor de beschrijving van het beroepsbeeld, het SAC is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de onderwijskaders, de opleidingen zijn verantwoordelijk voor de implementatie van zowel het beroepsbeeld als de onderwijskaders in het hoger beroepsonderwijs,. SROF (voor bachelors) en DEMP (voor masters) zijn verantwoordelijk voor het nemen van initiatieven, 8
het faciliteren en coördineren van de implementatie door de opleidingen en adviseren SAC en KNGF. Gezien de vergelijkbare verantwoordelijkheid van SROF en DEMP ligt het voor de hand dat deze partijen in de toekomst hierbij zeer intensief met elkaar gaan optrekken. Voor haar rol als beleidsimplementator/ innovator richt zij zich op activiteiten en initiatieven die het onderwijs actueel en toekomstbestendig kunnen maken. Zowel inhoudelijke als onderwijskundige onderwerpen zullen een plaats op de innovatie‐agenda innemen. In haar rol als kennisdeler willen de opleidingen regelmatig bij elkaar op bezoek gaan, experts op bepaalde onderwijskundige en inhoudelijke gebieden uitnodigen als gastsprekers, docenten, studenten en experts bij elkaar brengen, thema’s uitwerken en good practices delen. Hierbij wordt uitdrukkelijk ook de internationale component meegenomen. Het SROF wil voor vraagstukken over onderwijs, onderzoek maar ook voor niveaubepaling (Dublin descriptoren; bepaling van niveau van de fysiotherapeut profiteren van de kennis en de inzichten zoals die in het buitenland zijn opgedaan. 4. Van missie naar activiteitenplan De komende vier jaar wil het SROF vanuit haar missie de volgende activiteitenclusters ontplooien: A. Beleidsadvisering In haar rol als beleidsadviseur wil zij een inhoudelijk en strategische gesprekspartner en comaker zijn bij:
Het ontwikkelen van een nieuw beroepscompetentieprofiel. In 2010 is de looptijd van het huidige competentieprofiel verlopen. Binnen het nieuwe profiel moet rekening gehouden worden met het opleidingscontinuum en met de inhoudelijke wijzigingen van het beroep. Bij de advisering rond dit competentieprofiel houdt het SROF ook rekening met de veranderende context van het beroep; met name de internationale context en de internationale vergelijkbaarheid van het beroep en het diploma is hierbij van belang. Daarnaast is het van belang de rol van de professional in het veranderende zorgveld goed en toekomstvast te beschrijven.
Voor bovenstaande is het van belang dat het SROF aansluiting vindt bij de relevante landelijke overleggen (mn van KNGF en SAC) en zoveel mogelijk afstemt en samen optrekt met DEMP. B. Beleidsimplementatie en innovatie In haar rol als beleidsimplementator en innovator willen het SROF de initiatieven nemen en coördineren die actueel en toekomstbestendig hoger beroepsonderwijs dichter bij brengen. Hierbij richt het SROF zich in eerste instantie op:
het opdracht geven aan alle hogescholen om samen onderwijsmateriaal te ontwikkelen voor de actuele thema’s. 9
het actief bijdragen aan nationale en internationale beroepscongressen op het thema onderwijs Het stimuleren dat de actuele thema’s snel hun plek in de curricula kunnen innemen; bijvoorbeeld door het inbouwen van voldoende vrije ruimte. Het creëren van losse netwerkgroepen. Docenten, experts en/of fysiotherapeuten die zich landelijk op een thema weten te onderscheiden zullen onder regie van het SROF bij elkaar gebracht worden om projecten uit te voeren. Projecten hebben een ad hoc karakter. Ze hebben een begin en een eind en leiden tot een concreet, vooraf benoemd en breed inzetbaar resultaat. Dit resultaat kan op inhoudelijk of onderwijskundig gebied liggen. Na afloop van het project worden deze netwerkgroepen weer ontbonden. Er worden met andere woorden netwerken om het SROF heen gebouwd. Hierbij geldt de nuancering dat dit soort ad hoc netwerken niet bij kenniskringen gecreëerd kunnen worden. Zij hebben namelijk een eigen onderzoeks‐ en onderwijsgebied dat niet zomaar gedeeld kan worden. Het creëren van excellente SROF‐klassen. Zoals in de bijlage aangegeven, zijn zorgverzekeraars op zoek naar excellente fysiotherapeuten en zijn zij bereid aan hen hogere tarieven te betalen. Het SROF wil ter voorbereiding hierop landelijke topstudenten bij elkaar brengen om samen aan innovaties te werken. Gedachte hierachter is dat het intellectuele kapitaal van deze studenten beter wordt benut ten behoeve van het fysiotherapieonderwijs en dat tegelijkertijd de studenten zelf in een vroeg stadium beter leren samenwerken en beseffen wat de waarde van excellent functioneren voor henzelf en het vak kan zijn.
C. Kennisdelen In haar rol als kennisdeler gaat het SROF zich richten op:
Het benutten van kennis en ervaring uit het buitenland op het gebied van fysiotherapeutisch onderwijs, onderzoek en niveaubepaling. Het stimuleren van multidisciplinaire samenwerking tussen hogescholen. Te denken valt hierbij aan het delen van kennis, van expertise, van casuïstiek en best practices. Het stimuleren van professionele relaties in het onderwijs. Het naar binnenhalen van de buitenwereld en het naar buiten brengen van de binnenwereld. Te denken valt hierbij aan het organiseren van lezingen en het gezamenlijk schrijven van artikelen. Het opzetten van intervisie op opleidingsniveau Het afstemmen van opleidingsminoren. Er is momenteel een gigantisch aanbod aan minoren maar tussen opleidingen zijn deze niet afgestemd. Gevolg is dat er mogelijk veel overlap bestaat en het gevaar aanwezig is dat op landelijk niveau hiaten bestaan. Het SROF zal het landelijke minoren aanbod nogmaals in kaart brengen en op basis daarvan afspraken met hogescholen proberen te maken. Het organiseren van de landelijke docentendag. Het rouleren van vergaderlocaties zodat iedereen ook bij iedereen eens op bezoek kan komen. 10
Het reserveren van ruimte op de SROF‐agenda om expertise te delen. D. Beroepsinhoudelijke en onderwijskundige speerpunten Het versterken van ondernemerschap in de zorgmarkt. Het gaat hierbij niet alleen om het verankeren van dit onderwerp in het onderwijs (adviesrol), maar ook om het breed voor het voetlicht brengen (kennisdeling) en het in de praktijk brengen van dit onderwerp, bijvoorbeeld via stages, minoren, opdrachten (beleidsimplementatie). De domeinverschuiving tussen vakken, beroepen en de eerste en tweede lijn. Grenzen tussen beroepen vervagen en het SROF wil analyseren hoe zich dit verder gaat ontwikkelen en welke bruikbare onderdelen van andere beroepen overgenomen moeten of kunnen worden. Tegelijkertijd moet uit deze analyse blijken wat als eigenheid van het beroep behouden moet blijven. Het snijvlak tussen fysiotherapie en technologie. Nieuwe technieken moeten door de fysiotherapeut beheerst kunnen worden. Tegelijkertijd verandert het beroep onder invloed van de nieuwe technieken. Vanuit de verschillende rollen wordt dit thema de komende jaren uitgediept, geanalyseerd en in het nieuwe beroepsbeeld ondergebracht. Via projecten en kennisdeling kunnen de opleidingen vervolgens beter op deze ontwikkelingen gaan inspelen. De kenniscirculatie tussen wetenschap, onderwijs en de beroepspraktijk waarin ook de rol van lectoren cruciaal is. Het gaat hierbij om vragen als hoe kunnen wetenschappelijke inzichten geschikt gemaakt worden om in de praktijk te gebruiken? Hoe kunnen opleidingen werken aan praktijkgericht onderzoek? Hoe kan het niveau van docenten en studenten worden verhoogd door te participeren in kenniskringen? Hoe kunnen deze docenten hun kennis weer overbrengen aan andere docenten? Hoe kunnen opleiding en beroepspraktijk gezamenlijk aan kenniscreatie of kennisdisseminatie werken? E. Werken aan zichtbaarheid en profilering Tot slot wil het SROF haar profiel krachtiger neerzetten. Om deze reden besteedt ze de komende jaren veel aandacht aan het zichtbaar maken van haar kwaliteit. Via gerichte PR en Communicatie gaat ze haar successen en resultaten op een pro‐actieve wijze verspreiden. Hiertoe wordt een plan ontwikkeld waarin wordt aangegeven op welke wijze zij dat gaat doen. Hierbij wordt gedacht aan het houden van voordrachten, het schrijven van SROF‐artikelen, het participeren van SROF‐leden in andere netwerken en het onder de aandacht brengen van SROF activiteiten in andere netwerken.
11
Bijlage 1: Omgevingsfactoren die het beroepsbeeld van de fysiotherapeut beïnvloeden3. Ontwikkeling 1. Ondernemerschap en functionele ketenbekostiging Sinds enkele jaren is sprake van meer marktwerking in de zorg. Tot voor kort was het gebruikelijk dat een beginnend fysiotherapeut een praktijk kocht en vervolgens werd bekostigd op basis van het aantal consultaties, verrichtingen of specialistische deelhandelingen (met daarbinnen gedifferentieerde tarieven). Onder invloed van de nieuwe zorgverzekeringswet is deze situatie drastisch aan het wijzigen. De trend is dat zorgverzekeraars over gaan op functionele bekostiging. Hierbij worden mensen met chronische klachten (te beginnen met diabetes , hartfalen, chronische bronchitis, longemfyseem en een verhoogd risico op hart‐ en vaatziekten) niet langer vanuit losse verrichtingen gefinancierd maar vanuit het effect en de kwaliteit van integrale zorgprogramma’s. Hierdoor wordt het voor de fysiotherapeut van de toekomst, die een onderdeel van de integrale zorgketen en het zorgprogramma vormt, steeds belangrijker dat hij zich goed kan positioneren in de keten (met de andere specialisten en disciplines zoals huisartsen) en de markt, goed kan samenwerken in de zorgketen (casemanager), het voortouw in deze samenwerking kan nemen, zich proactief op kan stellen, goed kan onderhandelen en zich van anderen kan onderscheiden op grond van kwaliteit en prijs en kan aantonen dat het door hem en zijn collega’s ontwikkelde programma werkt. Als gevolg hiervan zullen diverse combinaties als: “snelle standaardzorg”, “kortdurende standaardzorg”, “langdurige standaardzorg”, “hoogcomplexe zorg enzovoort gaan ontstaan. Bij dergelijke product‐marktcombinaties past vaak ook een eigen organisatie‐ en distributieconcept en een eigen prijskaartje. Gevolg hiervan is ook dat cliënten, naarmate het zorgaanbod differentieert, meer gericht gaan kiezen (shoppen) en van de fysiotherapeut ook een goede service verwachten. Daarbij rekent de 3 Bronnen: KNGF 2009 Scenario analyse Opleidingskolom Fysiotherapie , De patiënt centraal door omslag naar functionele bekostiging, van Ad Klink aan voorzitter tweede kamer, 22 december 2008 Presentatie “Relatie ambities KNGF en Opleidingskolom Fysiotherapie” Henri Kiers (KNGF) op strategische beleidsdag SROF van 19 juni 2009 Green paper HBO raad, januari 2009 12
zorgconsument op goede voorlichting die de onderscheidende kwaliteiten van de betreffende professional verhelderen (profileren). Naast het aanleren van deze competenties is het van belang dat in de opleiding ook aandacht wordt besteed aan de nieuwe zorgbekostiging, de financiële prikkels die hierin wel (fysiotherapeuten kunnen bijvoorbeeld variëren in prijs) en niet (fysiotherapeuten worden in de toekomst niet langer op diploma maar op resultaat bekostigd) zijn ingebouwd, de overeenkomsten en verschillen tussen de regels van de zorgverzekering en die van alle andere verzekeringen en de kansen die dit voor de fysiotherapeut biedt. Zo is het bijvoorbeeld in tegenstelling tot alle andere vormen van verzekering in bepaalde gevallen financieel interessant om veel oude en zieke patiënten in je bestand te hebben. Deze patiënten worden namelijk door de overheid gecompenseerd. De aandacht voor de bekostiging beperkt zich niet alleen tot de financiering van de zorgverzekeraar. Ook aanvullende verzekeringen en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning bieden kansen mits de fysiotherapeut kan aantonen dat goed bewegen een ziekte kan voorkomen, danwel noodzakelijk is als nazorg van een ziekte. Een goede coördinatie van deze financieringsbronnen is een noodzakelijke voorwaarde voor ondernemen in de zorg. Ook is het van belang de interactie tussen de zorgverzekeraars en de individuele fysiotherapeut goed in de opleiding te verankeren. Wat is de positie van dit individu tegenover de kapitaalkrachtige en daarmee ook machtige zorgverzekeraar? Hoe kan hij die positie verstevigen (samenwerken in de keten, zichtbaar maken en aantonen van kwaliteit, effectiviteit en meerwaarde)? Hoe verhouden zich de kosten in de paramedische zorg t.o.v. die van de ziekenhuizen en wat betekent dat voor de aandacht van de zorgverzekeraar voor dit deel van de zorg? Welke alternatieven heeft de fysiotherapeut voor het blind tekenen van het opgestuurde contract op het eind van het jaar? Andere gevolgen van de toenemende marktwerking zijn dat meer cliënten maatwerk gaan eisen en mogelijk over de grens gaan inkopen (buitenlandse concurrentie). Tegelijkertijd zullen commerciële bedrijven zich meer en meer op de Nederlandse zorgmarkt gaan bewegen (zorgwinkels, zelfhulpmiddelen). Bovenstaande ontwikkeling sluit ook aan bij het Green Paper van de HBO raad. Hierin wordt gesteld dat “…de nadruk veel sterker moet komen te liggen op het aangaan van nieuwe verbindingen, op samenwerking over de grenzen van disciplines en op de toepassing van bestaande kennis in nieuwe contexten. Het aangaan van goede regionale en (inter‐)nationale netwerken en het zoeken van nieuwe selecties uit bestaand (kennis‐)repertoires. Zonder ondernemingszin, intuïtie en kennis van markten en de durf om (verantwoorde) risico’s te nemen, is Nederland een laboratorium waarin onder vooraf vastgestelde condities handelingen worden verricht. Zonder ondernemingszin is er geen innovatieve beroepspraktijk. Ontwikkeling 2. Vervaging van grenzen van beroepen De directe toegankelijkheid van de fysiotherapeut, zoals we die sinds enkele jaren kennen, past binnen de opvattingen over taakherschikking en het efficiënter en effectiever organiseren van de toegang tot de eerstelijnszorg. Onder toenemende druk van de voorziene zorgkosten, zullen activiteiten, waar mogelijk steeds meer worden uitgevoerd door de goedkoopste zorgverlener in de 13
keten en daarmee door het laagste opleidingniveau. Zo kan de fysiotherapeut een aantal functies van de huisarts en de fysiowetenschapper overnemen zonder verlies van kwaliteit, kan de MBO‐ afgestudeerde delen van de fysiotherapeut overnemen en zo kan de 1e lijns keten mogelijk steeds meer taken overnemen van de 2e lijn. Een ontwikkeling waarin de zorgverzekeraars, gezien het kostenbesparende effect, willen investeren. Ontwikkeling 3. Technologie Ook door technische ontwikkelingen verandert het beroep van fysiotherapeut in de toekomst razendsnel. Het gaat hierbij om technologie, zoals klinimetrie, telemetrie, virtuele poli’s, e‐consult, digitale registratie van patiëntgegevens, bioprinting en sensortechnologie. Ook het op afstand monitoren van patiënten wordt steeds eenvoudiger. Door deze technologieën verschuift het accent van de curatieve naar de preventieve zorgvraag. Zo zal het in de toekomst steeds vaker voorkomen dat iemand voor een Total Body Check naar de fysiotherapeut zal gaan. Naast het leren beheersen van deze technologieën betekent het voor de toekomstige beroepsbeoefenaar ook dat niet alleen expertise, maar ook service een concurrentiefactor van belang wordt. Ontwikkeling 4 Veranderende zorgvraag Mensen worden ouder, het aantal geboortes daalt, het aantal 50‐plussers met een zorgvraag stijgt, het aantal chronisch zieken neemt toe en één op de drie chronisch zieken heeft meerdere aandoeningen. Consequentie voor de fysiotherapie is dat de fysiotherapeut een ander type patiënt op hem af ziet komen. Voor een deel zal de fysiotherapeut specialistische kennis moeten hebben om in te spelen op deze problematiek. Dit vraagt op zijn beurt om aanpassingen in de opleiding. Een andere verandering in de zorgvraag ligt meer in de context van de zorgverlening. De aandacht voor die context, inclusief de leef‐ en werkomgeving van de zorgconsument, zal één van de beslissende succesfactoren worden. Een voorbeeld daarvan is zorg die bij de mensen thuis of op het werk verleend gaat worden, maar ook de wellness‐markt, waar met name het commerciële bedrijfsleven massaal op inzet, zal, al of niet ondersteund met elektronische hulpmiddelen, explosief gaan toenemen. Met dit soort bedrijven zouden (para)medische professionals kunnen samenwerken in het kader van preventie. Ontwikkeling 5. Kwaliteitsverhoging Zoals eerder aangegeven wordt de kwaliteit van de zorgverlening een steeds belangrijkere factor. Het uiteiindelijk doel van de fysiotherapeut is om kwalitaitief hoogwaardige zorg te verlenen vanuit een volwaardige positie in de gezondheidszorg. In een interview gaf professor de Bie aan dat we, door de vraag naar transparantie en de eisen aan deze kwaliteit, rekening moeten houden dat we om kwaliteitsredenen afscheid moeten nemen van 20% van onze collega’s. Zorgverleners willen het liefste pakketten of interventies bekostigen die hun effectiviteit bewezen hebben en af van bekostiging op basis van handelingen of diploma. Een aantal zorgverzekeraars probeert al de 10% 14
beste fysiotherapeuten in beeld te krijgen om als preferred supplier te dienen. Deze fysiotherapeuten zouden vervolgens meer betaald krijgen dan hun collega’s. Probleem hierbij is echter dat kwaliteitsverschillen tussen fysiotherapeuten nog niet inzichtelijk zijn. In het kader van de richtlijn verslaglegging is hiermee inmiddels wel een start gemaakt. Elke fysiotherapeut moet tegenwoordig prestatieindicatoren bijhouden. Voorbeelden van indicatoren zijn bereikbaarheid, certificering, klantenervaring, doelmatigheid en effectiviteit van de behandeling. Het ligt voor de hand dat op korte termijn deze kwaliteitmeting wordt omgezet naar kwaliteitsverbetering. De indicatoren zullen dan gebruikt worden als hulpmiddelen om het dienstverleningsniveau te verhogen. Ook vanuit KNGF wordt kwaliteitsverhoging sterk gestimuleerd. Zo initieert KNGF kwaliteitsimplementatieprogramma’s, zoals casuïstiekbijeenkomsten over bijvoorbeeld het nut van het volgen van de eigen beroepsrichtlijnen (volgens schattingen houdt slechts 50‐60% zich aan richtlijnen op het gebied van bijvoorbeeld verslaglegging, dossiervorming enz) en cursussen klinimetrie met hogescholen. Ook ondersteunt KNGF hoogleraren, wetenschappelijk onderzoek en het lectorenplatform en stimuleert zij het ingeschreven staan in het Centraal Kwaliteitsregister Fysiotherapie. De recente ontwikkeling om te gaan werken met Trunks en binnen die trunks de aansluiting tussen wetenschap, onderwijs en praktijk te stimuleren is ook voortgekomen uit de behoefte aan kwaliteitsverhoging. Voor het onderwijs betekent kwaliteitsverhoging o.a. dat aandacht besteed moet worden aan kwaliteitszorg, aan evidenced based practice, aan kenniscirculatie (waarbij studenten nog veel meer dan nu het geval is, betrokken moeten worden bij het onderzoek en de interactie tussen onderzoek en beroepspraktijk).
15
Bijlage nr 2: jaarplan 2010‐2013 Zoals eerder gezegd zullen bovenstaande activiteiten worden uitgewerkt in concrete SMART‐ geformuleerde projectplannen met een begroting (de participerende docenten/opleidingen zullen hun uren vergoed krijgen), tijdsplanning en benoemd eindresultaat. Bij de uitvoering wordt de PDCA‐ cyclus gehanteerd. Veel van de plannen zullen in opdracht van SROF, maar niet noodzakelijkerwijs door SROF‐leden zelf, worden uitgevoerd. De plannen zullen qua timing worden afgestemd op de voor de projecten relevante beleidscycli van KNGF en SAC. Voor 2010 wil het SROF de volgende plannen uitwerken. A. Beleidsadvisering Het adviseren van en strategisch en inhoudelijk van gedachten wisselen met het KNGF en DEMP over de ontwikkeling van het nieuwe beroepscompetentieprofiel. Dit profiel zal rond 2011‐2012 zijn herschreven op basis van de visie van het KNGF (najaar 2009). Als onderdeel hiervan zullen opleidingen evalueren hoe het huidige profiel is geïmplementeerd. Het SROF verzamelt deze commentaren op het oude profiel, analyseert ze en neemt ze in haar advisering mbt het nieuwe profiel mee. Ook de andere stakeholders worden bij de advisering betrokken. Zo zal hierover contact gelegd worden met studenten, ROC’s en met het wetenschappelijk onderwijs. Expliciet zal hier ook aandacht besteed worden aan het niveau Eigenaar van dit adviesvoorbereidingstraject is het bestuur van het SROF. B. Beleidsimplementatie en innovatie Het gezamenlijk ontwikkelen van initiatieven binnen honoursprogramma’s. Dit programma is alleen toegankelijk voor getalenteerde studenten. De studenten van verschillende honourtrajecten worden daarbij bij elkaar gezet en krijgen van het SROF een zinvolle opdracht. De studenten moeten solliciteren om in aanmerking te komen deze opdracht uit te voeren. De opdrachten zijn omvangrijk en gekoppeld aan de visie op het (fysiotherapeutisch) onderwijs. Er moet daarbij veel worden samengewerkt. Voorbeelden van onderwerpen zijn een onderzoek naar het huidige niveau van het onderwijs of een tevredenheidsonderzoek naar het huidige competentieprofiel (als voorbereiding op de adviserende rol die SROF wil spelen richting nieuw profiel). Dit soort initiatieven kunnen eventueel ook ontplooid worden als onderdeel van minoren of afstudeertrajecten. Het formeren van de eerste netwerkgroepen rond innovatieve thema’s uit onze visie door het bestuur van SROF C. Kennisdelen Het afstemmen van minoren in het voorjaar van 2010. Hierbij wordt in een verzameldocument in kaart gebracht welke opleiding wat aanbiedt. Het faciliteren van het uitwisselen van onderwijskundige best practices op sleutelthema’s. Hiertoe worden sleutelfunctionarissen bij elkaar gebracht.. Onderwerpen die de tijd minder prioriteit krijgen zijn: 16
Het ontwikkelen en/of uitwisselen van een minor ondernemerschap, waarbij zoveel mogelijk gebruik gemaakt gaat worden van bestaand materiaal en bestaande expertise. Het SROF als eigenaar treedt hierbij als opdrachtgever op. Het gezamenlijk ontwikkelen van hoorcolleges rond actuele thema’s. Gedacht wordt hierbij aan het ontwikkelen van de colleges in de periode januari‐juli 2010, waarna in het collegejaar 2010‐2011 deze colleges gegeven kunnen worden. Deels kunnen deze colleges ingepast worden in het bestaande curriculum. Deels zullen opleidingen ook vrije ruimte moeten reserveren om actualiteiten gemakkelijker te kunnen inbouwen. Van deze activiteit zijn alle SROF‐leden eigenaar Het organiseren van workshops “functionele bekostiging”. Het opzetten van een expertgroep ondernemen. Docenten en studenten kunnen hierin hun expertise delen over ondernemerschap en samen producten gaan ontwikkelen. Op dit gebied hebben ook studenten namelijk veel ervaring. Uitwerkingen van het onderwerp liggen op gebieden als intrapreneurship, de fysiotherapeut als zelfstandig ondernemer, de ondernemende docent en hoe draagt de docent dit ondernemerschap vervolgens weer over aan de student? Het opzetten van een website waarin alle relevante, practische, actuele informatie uit het voor het onderwijs relevante externe veld is verzameld op het gebied van taakverschuiving, taakherschikking, taaksubstitutie en de consequenties hiervan voor het onderwijs. De informatie is afkomstig van bijvoorbeeld de HBO Raad, VWS en KNGF. De informatie wordt ook in SROF verband besproken en gekeken wordt waar actie met welke prioriteit vereist is. De site zal worden opgezet in de periode 2009‐ voorjaar 2010 maar zal daarna continu moeten worden bijgehouden.
17
18