Beleidsagenda SBB 2015-2020 IJkpunten voor de komende periode
Zoetermeer, juni 2015
Totaal aantal pagina's: 18
Inhoudsopgave: 1. Inleiding ................................................................................................................ 4 2. Drie hoofdtaken van SBB op middellange termijn ...................................................... 8 2.1. Thema 1 - Kwalificeren en examineren ..................................................................... 8 2.2. Thema 2 - Macrodoelmatigheid................................................................................ 9 2.3. Thema 3 - Beroepspraktijkvorming ......................................................................... 11 3. Aanverwante thema’s ............................................................................................ 13 3.1. Aanverwant thema 1 - De toekomst van de beroepsbegeleidende leerweg (bbl)......... 13 3.2. Aanverwant thema 2 - De professionalisering van praktijkopleiders ........................... 13 3.3. Aanverwant thema 3 - De ontwikkeling van een leven lang leren .............................. 14 3.4. Aanverwant thema 4 - Samenwerking in de beroepskolom ....................................... 15 3.5. Aanverwant thema 5 - Het benutten van de infrastructuur van SBB voor maatschappelijke projecten........................................................................................................................... 16 4. Ten slotte ............................................................................................................. 18
juni 2015
Pagina 2 van 18
Samenvatting In het voorjaar van 2015 ontwikkelde het bestuur van SBB de 'Beleidsagenda SBB 20152020'. Hierin staat welke onderwerpen belangrijk zijn om te zorgen dat studenten de beste praktijkopleiding krijgen met uitzicht op een baan, en bedrijven nu en in de toekomst beschikken over de vakmensen die ze nodig hebben. De beleidsagenda kent drie hoofdthema’s, waarbinnen ook de wettelijke taken van SBB vallen en daarnaast vijf aanverwante thema’s. Deze thema’s zijn gebaseerd op de centrale doelstelling dat SBB bijdraagt aan een goede aansluiting tussen het beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt, door te adviseren over gedragen resultaatgerichte oplossingen voor concrete knelpunten. De 'Beleidsagenda 2015-2020' bouwt voort op de adviezen die SBB de afgelopen drie jaar rond de drie hoofdthema’s aan de minister van OCW heeft uitgebracht. Hierop ligt in 2016 de focus en biedt de ijkpunten voor de komende jaren om de benodigde werkzaamheden goed uit te voeren. Het gaat om de volgende drie hoofthema’s : 1.
Beroepspraktijkvorming SBB focust zich als uitvoeringsorganisatie op het erkennen en ondersteunen van leerbedrijven en de vormgeving van een goede begeleidingsstructuur. Voor 2016 ligt de focus op de verbetering van de informatie-uitwisseling tussen leerbedrijven, scholen, studenten, DUO en SBB over de beschikbaarheid en bezetting van stages en leerbanen in leerbedrijven. Dat doet SBB door de erkenning van leerbedrijven te uniformeren en de dienstverlening te intensiveren.
2.
Kwalificeren en examineren SBB heeft als uitvoeringstaak het ontwikkelen en onderhouden van kwalificatiedossiers waarin bedrijfsleven en beroepsonderwijs gezamenlijk de opleidings- en exameneisen definiëren in het licht van de ontwikkelingen van beroepen en functies. Voor 2016 ligt de focus op het doorontwikkelen en actualiseren van de kwalificatiedossiers en keuzedelen. SBB verkent hoe de samenwerking met het vmbo kan worden versterkt, onder andere met keuzedelen.
3.
Doelmatigheid van het opleidingenaanbod SBB ontwikkelt op basis van een eenduidige systematiek arbeidsmarkt-, beroepspraktijkvorming- en doelmatigheidsinformatie door middel van o.a. rapportages en websites. In 2016 gaan beroepsonderwijs en bedrijfsleven verder met het maken van regionale en sectorale afspraken over de aansluiting van de vraag van de arbeidsmarkt en het aanbod van opleidingen. SBB ondersteunt de samenwerkende partijen met eenduidige en gelegitimeerde feiten en cijfers.
Voor de komende periode zijn de volgende aanverwante thema's benoemd: • de toekomst van de bbl • de positie van praktijkopleiders • de ontwikkeling van een leven lang leren • de samenwerking in de beroepskolom • het gebruik van de infrastructuur van SBB voor maatschappelijke projecten De momenten waarop SBB de aanverwante thema's agendeert hangen af van de actualiteit en urgentie.
juni 2015
Pagina 3 van 18
1. Inleiding Het middelbaar beroepsonderwijs in Nederland staat in het centrum van de belangstelling. In algemene zin zijn er grote verwachtingen van de bijdrage van het onderwijs aan de toekomst van ons land. Het beroepsonderwijs neemt in deze discussie een belangrijke positie in, omdat uit internationaal vergelijkend onderzoek blijkt dat een goede verbinding tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven niet alleen goede arbeidsmarktkansen geeft aan jongeren, maar ook de innovatieve kracht van de economie versterkt. Tegelijkertijd zijn er ingrijpende ontwikkelingen die vragen om interpretatie en verstandige beleidsbeantwoording. Zo kan niemand eromheen dat technologische vernieuwingen de ontwikkelingen van beroepen en functies sterk beïnvloeden. Niet alleen verdwijnen er banen, er komen ook banen bij. Ook bestaande beroepen en functies veranderen omdat bedrijven en instellingen steeds meer in soms internationale waardenketens functioneren. De verhoudingen op de sectorale arbeidsmarkten veranderen daardoor. Dat raakt de positie van grotere, maar ook die van het middelgrote en kleine ondernemingen. Al deze bedrijven staan voor de vraag hoe ze in de toekomst in hun personeel moeten voorzien, zeker gezien de vergrijzing van de beroepsbevolking en de ontwikkeling van nieuwe technologieën die het werk veranderen. Er zijn in de open economie van de 21e eeuw nieuwe kennis en vaardigheden nodig. Daar moet het beroepsonderwijs op inspelen. Dat kan alleen als bedrijven de vraag naar bepaalde kennis en vaardigheden goed en tijdig articuleren. Dit vraagstuk is van groot gewicht, vooral omdat deze vraagarticulatie verschilt tussen sectoren en regio’s. De betekenis van technologische ontwikkelingen voor beroepen en functies en de herschikking van verhoudingen tussen bedrijven en instellingen is in de diverse marktsectoren ook anders dan in de publieke sector. Grote internationaal opererende bedrijven, maar ook ziekenhuizen en zorginstellingen, hebben nog een interne arbeidsmarkt waar werkenden een loopbaan kunnen vormgeven. In kleinere bedrijven is de ontwikkeling van de taak- en functieverantwoordelijkheid niet zelden afhankelijk van de orderportefeuille en de leeftijdsopbouw van de aanwezige medewerkers. Dit vraagstuk luistert nauw aangezien in het actieplan ‘Focus op vakmanschap’ (2011) is besloten de kwalificatiestructuur ingrijpend te herzien en de vertegenwoordigende structuur van kenniscentra per 2015 te centraliseren in de nieuwe Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). Hierbij presenteert SBB zijn beleidsagenda voor de middellange termijn. SBB heeft verantwoordelijkheid voor drie wettelijke uitvoeringsthema’s en een beleidstaak. Het uitgangspunt van het middelbaar beroepsonderwijs en de sociale partners verenigd in SBB is, dat de nieuwe samenwerkingsorganisatie zich de komende periode eerst een goede positie moet verwerven om de drie wettelijke uitvoeringstaken op het terrein van kwalificeren en examineren, de beroepspraktijkvorming en arbeidsmarkt-, bpv- en doelmatigheidsinformatie, alsmede de beleidsadviestaak goed uit te voeren. Dit beleid moet aansluiten bij de gemeenschappelijke strategische keuzes van het middelbaar beroepsonderwijs en het georganiseerde bedrijfsleven. Deze beleidsagenda bouwt daarom voort op een tiental beleidsadviezen die SBB de afgelopen drie jaar aan de minister van OCW heeft uitgebracht. In het verlengde van de drie door de wetgever aangewezen beleidsterreinen worden vijf aanverwante thema’s gedefinieerd, waarop SBB ook activiteiten kan ontplooien om gezamenlijke doelen van onderwijs en bedrijfsleven zo goed mogelijk te realiseren. Deze thema’s zijn: de toekomst van de beroepsbegeleidende leerweg (bbl), de professionalisering van praktijkopleiders, de ontwikkeling van een leven lang leren, samenwerking in de beroepskolom en het benutten van de infrastructuur van SBB voor maatschappelijke projecten. De afgelopen tweeënhalf jaar heeft SBB een tiental door onderwijs en bedrijfsleven gedragen adviezen aan de minister van OCW aangeboden. Tevens zijn in het herontwerp van SBB enkele uitgangspunten juni 2015
Pagina 4 van 18
benoemd voor de uitvoering van de wettelijke beleids- en uitvoeringstaken van SBB. Deze adviezen en uitgangspunten vormen de basis voor de samenwerking van onderwijs en bedrijfsleven op landelijk, sectoraal en regionaal niveau en daarmee voor de ontwikkeling van de middellange termijn agenda van SBB. Waar moet SBB in 2018 staan? Wat wordt er ingezet om dat te bereiken? Hoe ontwikkelen we van daaruit de organisatie door naar 2020? De missie van SBB luidt als volgt: SBB bevordert als samenwerkingsorganisatie van beroepsonderwijs en bedrijfsleven de onderlinge afstemming op landelijk, sectoraal, regionaal en bedrijfsniveau. Daarmee optimaliseert SBB de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt, met als doel het opleiden van voldoende en deskundige vakmensen. Kortweg: de ambitie is om op alle niveaus de ‘verbindende leerarchitectuur’ te organiseren ten behoeve van de maximale talentontwikkeling van iedere student. De uitwerking van deze missie in de maatschappelijke taak van SBB laat zich op een aantal manieren vertalen. Een belangrijke notie daarbij is dat SBB als samenwerkingsorganisatie van beroepsonderwijs en georganiseerd bedrijfsleven bijdraagt aan het bevorderen van vakmanschap op de arbeidsmarkt. SBB moet een maximale kwaliteit bereiken met een beperkte inzet van middelen. Daartoe moet een optimale samenhang bereikt worden tussen landelijke uitgangspunten (organisatorische efficiëntie), sectorale differentiatie (die wordt besproken in de sectorkamers) en de regionale uitwerking (in de verbinding tussen school en bedrijven op lokaal niveau). In dit verband zijn de volgende invalshoeken van belang: • De structuren van het beroepsonderwijs en het georganiseerde bedrijfsleven bepalen mede hoe de samenwerking vorm kan krijgen. • De cultuur en wederzijdse erkenning daarvan door het onderwijs en bedrijfsleven zijn van belang en dragen bij aan de verdere ontwikkelingen en versterking van de samenwerking. De bereidheid om gezamenlijk resultaten te bereiken moet de komende periode leiden tot het bestendigen van de gemaakte afspraken en het vormgeven aan innovatie tijdens de opbouw van SBB. Deze wederzijdse afhankelijkheid vraagt van het beroepsonderwijs en van het bedrijfsleven de bereidheid om samen te werken. SBB is hiervan het resultaat. Onderwijs en bedrijfsleven hebben SBB opgericht als landelijke en sectorale ontmoetingsplaats en platform om de wederzijdse belangen van het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven te dienen. Daarbij is het kader van de Wet educatie en beroepsonderwijs leidend. Het middelbaar beroepsonderwijs heeft een drievoudige opdracht: naast het aanleren van een vak gaat het om het voorbereiden van studenten op verdere scholing en het vervullen van een volwaardige rol in de samenleving. We kunnen uit de publieke discussie over het onderwijsbestel afleiden dat het maatschappelijk discours over het beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt steeds verandert, ook in het licht van de verschillende visies van actoren op de gewenste maatschappelijke ordening in nationaal en Europees verband. De positionering van SBB is dan ook te beoordelen in het licht van zijn prestaties, de daarvoor noodzakelijke investeringen en de samenhang in het bestel. Naar de mening van het bestuur dient SBB de komende periode in essentie vormgeven aan twee taken: 1. SBB moet de sectorale en regionale leerinfrastructuur van het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven stabiliseren en versterken. 2. SBB moet de publieke taken van de kenniscentra integreren in de nieuwe samenwerkingsorganisatie en deze gereed maken voor de toekomst. Tegelijkertijd doen zich in het werkveld van de samenwerking van onderwijs en bedrijfsleven enkele steeds terugkerende, voor een deel tegenstrijdige oriëntaties voor. Te denken valt aan het opleiden voor de arbeidsmarkt van vandaag én die van morgen. Ook is er enige spanning tussen actoren die een juni 2015
Pagina 5 van 18
sectorale aanpak van de ontwikkeling van vakmanschap voorstaan en degenen die voornamelijk een eenduidige, bovensectorale aanpak bepleiten, waarbij uitwerkingen mogelijk zijn in de regio. Er zijn nog meer dimensies in het geding. Bij een verdere versobering van de financiën strijden kwantitatieve en kwalitatieve dimensies van de afstemming met elkaar. Tevens gaan stemmen op voor meer gedetailleerde afspraken, terwijl tegelijkertijd andere actoren meer ruimte voor de regio bepleiten. Een volgende vraag is of een modulaire maatwerkaanpak de beste oplossingen biedt in een veranderende arbeidsmarkt of dat het civiel effect van diploma's in Nederland boven alles moet worden beschermd. Tot slot, en niet onbelangrijk, is er een uiteenlopende perceptie bij actoren van de noodzaak tot verdere verandering, vooral bij de keuze van een richting. Zo kan niemand met enig gezag voorspellen hoe beroepen er in 2025 uit zullen zien. Deze tegengestelde oriëntaties worden in de volgende figuur samenvattend geïllustreerd.
Op de werkvloer van scholen worden de vrijwel permanente veranderingen die voortkomen uit ‘Focus op vakmanschap’ momenteel vooral als behoorlijk ingrijpend ervaren. De visiebrief van de minister van OCW ‘Ruim baan voor vakmanschap- een toekomstgericht mbo’ van 2 juni 2014 versterkt dit mogelijk nog. Daarmee is de discussie relevant over het aanpassingsvermogen en de snelheid waarin dit zich voltrekt van beleidswijzigingen (‘speed of change’): niet alles kan tegelijkertijd worden veranderd, en SBB moet nieuwe vormen van beleidsstapeling voorkomen. Ook moeten de werkvloer van de scholen en de leerbedrijven met de voorgenomen beleidswijzigingen en ingezette beleidsaanpak uit de voeten kunnen. In het licht van deze bespiegelingen stelt het bestuur vast dat SBB als nieuwe organisatie eerst enige stabiliteit nodig heeft om optimale prestaties te realiseren. SBB moet de komende jaren eerst prestaties leveren. Het jaar 2018 fungeert daartoe als ijkpunt. De ontwikkelingen kunnen vervolgens worden bijgesteld naar 2020. SBB zet daarbij in op verbinding tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven op zowel landelijk, sectoraal als op regionaal niveau. In een omgeving van de eerder genoemde juni 2015
Pagina 6 van 18
tegengestelde oriëntaties zijn, ondanks die ingebouwde spanning, onderwijs en bedrijfsleven er in SBBverband geslaagd om tot gezamenlijke adviezen te komen. In lijn met de recente literatuur die samenwerking tussen onderwijs en arbeidsmarkt bepleit, moet SBB niet als een probleem, maar als oplossing worden gezien. Die gezamenlijke oplossingsgerichtheid is tevens een beproefd recept in enkele landen, zoals Australië, Duitsland, Ierland en Zwitserland. Hierna bespreken we eerst de drie wettelijke hoofdtaken van SBB (paragraaf 2), daarna gaan we in op de aanverwante taken (paragraaf 3).
juni 2015
Pagina 7 van 18
2. Drie hoofdtaken van SBB op middellange termijn Deze verkenning van de middellange termijn is geordend naar de drie hoofdtaken van SBB: 1. Het ontwikkelen en actualiseren van kwalificatiedossiers waarin bedrijfsleven en beroepsonderwijs gezamenlijk de opleidingseisen en exameneisen definiëren in het licht van de ontwikkelingen van beroepen en functies. 2. De verantwoordelijkheid om valide gegevens te verzamelen over ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, de beroepspraktijkvorming en de macrodoelmatigheid. Deze taak wordt vormgegeven door het ontwikkelen van arbeidsmarkt-, beroepspraktijkvorming- en doelmatigheidsinformatie. Naast het gebruik van deze informatie, kunnen onderwijs en bedrijfsleven binnen SBB afspraken maken om te komen tot een betere aansluiting tussen vraag en aanbod en efficiency van het opleidingsaanbod. 3. De beroepspraktijkvorming bij bedrijven en scholen, met daarbij een focus op de erkenning van leerbedrijven en de vormgeving van een goede begeleidingsstructuur door SBB. 2.1.
Thema 1 - Kwalificeren en examineren
Het terrein van kwalificeren en examineren heeft betrekking op de hele cyclus van het vormgeven van beroepscompetenties tot aan de kwalificatiestructuur. Onder invloed van ‘Focus op vakmanschap’ is de kwalificatiestructuur vrij onlangs doorgelicht. Om verschillende redenen was er behoefte om aldus de ontwikkeling van een doelmatiger opleidingsaanbod en onderwijsinrichting te ondersteunen. Tegelijkertijd speelde vooral op de werkvloer van scholen en leerbedrijven de vraag om meer houvast bij de uitvoering van het onderwijs en de examinering. En ten derde is er een breed gedeelde wens om het middelbaar beroepsonderwijs sneller te laten inspelen op arbeidsmarktontwikkelingen. In de herziening is een nieuw evenwicht gevonden tussen landelijke uitgangspunten, sectorale verschillen en regionale ruimte en toepassingsmogelijkheden. Voor de volledigheid wordt in herinnering gebracht, dat 80% van de studenten is ingeschreven in 50 dossiers. Meer gespecialiseerde opleidingen, die betrekking hebben op een geringer aantal studenten kampen mogelijk met specifieke vragen die opgelost moeten worden. De nieuwe kwalificatiedossiers maken doelmatig onderwijs mogelijk. Door clustering van activiteiten en het beschrijven van verwantschap in het basisdeel van een dossier, kan een school nu sneller zien op grond van welke kwalificatie-eisen groepen studenten samen te voegen zijn. Dankzij het ingezette beleid zijn de dossiers bovendien dunner in omvang geworden en overzichtelijker in hun toepassing. Via examenprofielen laten sectorale partners van onderwijs en bedrijfsleven bovendien zien op welke manier zij samen werken aan examenkwaliteit: zo wordt transparant wat de waarde is van het mbo-diploma. Ten slotte bieden de nieuwe keuzedelen mogelijkheden voor verdere flexibiliteit, crossovers, profilering en innovaties in de regio. SBB heeft met deze herziening beantwoord aan enkele vraagstukken die in het veld leven. De uitwerking van deze kwalificatiestructuur is een uitdaging die vóór ons ligt. De kwalificatiestructuur biedt de mogelijkheid voor (regionaal) overleg tussen onderwijs en arbeidsmarkt over de vraag wát relevant is voor mbo-opleidingen. Het is ook een functioneel instrument om in een regio de doorstroom vmbombo(-hbo) te versterken, zeker omdat het vmbo nu ook keuzevakken kent die vanuit een regio ontwikkeld kunnen worden. Daarbij is van belang dat de huidige invulling van de vrije ruimte een civiel effect heeft via de keuzedelen. Dat is een formele erkenning van de inspanningen die scholen verrichten om hun leerplannen te verbeteren.
juni 2015
Pagina 8 van 18
In de toekomst kan de snelheid van aanpassing mogelijk nog worden vergroot. Straks kunnen innovaties en ontwikkelingen naar verwachting in maximaal drie maanden opgenomen zijn in het mbo. Voor de komende jaren stellen we de volgende ijkpunten voor:
2015-2016: • De 176 kwalificatiedossiers zijn voor langere tijd vastgesteld. • Er zijn meer dan 400 keuzedelen beschikbaar, waarmee voor elke opleiding een keuze gemaakt kan worden uit een aanbod van verschillende keuzedelen. Bovendien zijn op initiatief en verzoek van regio’s nieuwe en op maatwerk gerichte keuzedelen ontwikkeld, waaronder een keuzedeel voor de entreeopleiding. • Voor elke set van kwalificatiedossiers zijn sectorale examenafspraken gemaakt middels examenprofielen, die de eenduidigheid en transparantie van examinering helpen vergroten. • Er is sprake van een helder proeftraject met betrekking tot de (regionale en landelijke) samenwerking vmbo-mbo aan de hand van keuzedelen. 2016-2017 • De herziene kwalificatiedossiers en keuzedelen zijn door de scholen ingevoerd in het mbo. • De keuzedelen zijn een vast onderdeel van het regionaal overleg tussen het beroepsonderwijs en lokale arbeidsmarktvertegenwoordigers. • Innovaties en regionale kenmerken van de arbeidsmarkt komen tot uitdrukking in initiatieven voor nieuwe keuzedelen. Op verzoek van de regio zijn flexibele, op maatwerk gerichte keuzedelen ontwikkeld. • De kwaliteit van examinering is gestegen door samenwerking van onderwijs en bedrijfsleven bij ontwikkeling en onafhankelijke validering van exameninstrumenten. 2017-2018 • Op jaarbasis wordt gemiddeld 20% van de kwalificatiedossiers onderhouden op basis van veranderingen op de arbeidsmarkt, gewijzigde wettelijke vereisten danwel vanwege signalen uit de onderwijspraktijk. • Op verzoek van onderwijsinstellingen en bedrijfsleven worden nieuwe keuzedelen ontwikkeld en gekoppeld aan kwalificaties. • Sectorale examenafspraken zijn vast onderdeel van de examensystematiek in het mbo. 2018-2020 • Nog nader in te vullen. 2.2.
Thema 2 - Macrodoelmatigheid
Macrodoelmatigheid is een relatief nieuw thema op de agenda: het gaat hier om het afstemmen van het aanbod van onderwijs op de vraag van het bedrijfsleven en het effectief inzetten van private en publieke middelen. Onderwijs en bedrijfsleven spreken niet langer over elkaar, maar met elkaar over het opleidingsaanbod. De ambitie van SBB is te bevorderen dat onderwijs en bedrijfsleven door middel van dialoog in de regio en sector een doelmatig opleidingsaanbod realiseren. SBB ondersteunt onderwijs en bedrijfsleven met eenduidige en gelegitimeerde feiten en cijfers. In de regio is er vervolgens ruimte voor aanvullende afspraken en specifieke wensen (maatwerk). Zo ontstaat er een (boven)regionaal evenwicht tussen de vraag van het bedrijfsleven en het aanbod van het onderwijs. De feiten en cijfers worden door SBB verder doorontwikkeld, om zowel onderwijs als bedrijfsleven te ondersteunen bij het verbeteren en inzichtelijk maken van de vraagarticulatie uit het bedrijfsleven. Ook biedt de sectorkamer juni 2015
Pagina 9 van 18
Specialistisch vakmanschap ondersteuning om te faciliteren voor kleine, unieke opleidingen. Mochten partijen er onderling niet uitkomen dan kunnen ze met hun geschil terecht bij de adviescommissie doelmatigheid van OCW, ingesteld in overleg met SBB. Uiteindelijk dienen studenten baat te hebben bij de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. Door het aanbieden van opleidingen met arbeidsmarktperspectief hebben studenten meer mogelijkheden voor het verwerven van een goede positie op de arbeidsmarkt. Aan de hand van voorlichtingsinformatie, zoals ‘Studie in Cijfers’ (de studiebijsluiter) ondersteunen onderwijs en bedrijfsleven de beroeps- en studiekeuze van studenten. Het gaat daarbij niet alleen om het opleiden maar ook om het ‘omleiden’ en ‘doorleiden’ van studenten. Dat kan ertoe leiden dat studenten die nog niet op een adequate opleiding zitten worden herplaatst. Dit terrein is momenteel volop in ontwikkeling, vooral de informatievoorziening wordt beter. Momenteel worden gegevens verzameld over ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en rond de beroepspraktijkvorming. Dat geeft de mogelijkheid om op structurele basis nieuwe trends en ontwikkelingen te signaleren, die vertaald kunnen worden in beleidsadviezen. Ook kan de leerbedrijven door middel van een kleine enquête gevraagd worden naar hun opinie over ontwikkelingen op het terrein van de beroepspraktijkvorming. Dergelijke surveygegevens kunnen worden uitgesplitst naar regionale en sectorale ontwikkelingen. Ook kunnen via de 450 opleidingsadviseurs kwalitatieve gegevens worden verzameld van relevante ontwikkelingen in de leerbedrijven. Tegelijkertijd is dit vraagstuk van de (macro)doelmatigheid voor onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven lang niet altijd eenvoudig. Er liggen voldoende uitdagingen voor: zijn partijen in de regio in staat zich regionaal te organiseren en elkaar te vinden? Waarop moet een College van Bestuur precies sturen bij de vormgeving van het opleidingsaanbod van een mbo-instelling? Is het bedrijfsleven in staat de (toekomstige) vraag te formuleren? In dit dossier staat kortom de verhouding tussen sectorale borging en regionale uitwerking centraal. SBB blijft daarom monitoren of de afspraken ook daadwerkelijk het gewenste effect hebben, en ondersteunt vervolgens onderwijs en bedrijfsleven bij de vraag of en welke beleidsadviezen daaraan verbonden moeten worden. 2015-2018: • SBB ondersteunt onderwijs en bedrijfsleven met eenduidige, betrouwbare en onafhankelijke feiten en cijfers voor de dialoog in regio’s en sectoren over een doelmatig opleidingsaanbod (website doelmatigheid). • SBB ondersteunt het onderwijs en bedrijfsleven met actuele informatie over de stage- en leerbanenmarkt (o.a. Basiscijfers en Barometer). • SBB ondersteunt studenten en hun ouders met informatie over de arbeidsmarkt, beroep & opleiding (Kans op werk, Kans op stage, Studie in Cijfers en beroepeninbeeld.nl). • SBB ontwikkelt een centrale onderzoeksmethodiek die alle ruimte geeft voor regionale en sectorale inkleuring. • SBB ondersteunt het bedrijfsleven en onderwijs bij het formuleren van de vraag (vraagarticulatie). • SBB heeft extra aandacht voor de kleine, unieke opleidingen door het instellen van de sectorkamer Specialistisch vakmanschap.
juni 2015
Pagina 10 van 18
2018-2020: • Op basis van een aangekondigde evaluatie heeft SBB onderzocht of het beleid heeft geleid tot een doelmatiger opleidingsaanbod of dat aanvullende maatregelen nodig zijn. Daarbij zijn de volgende vragen beantwoord: o Hebben zelfregulering, ‘het recht op overleg’ en het instellen van de commissie Macrodoelmatigheid geleid tot een doelmatig opleidingsaanbod? o Zijn bedrijfsleven en onderwijs in staat geweest om de dialoog aan te gaan in de regio? Of is daarnaast ook een meer landelijke/sectorale bespreking gewenst? o Is de vraagarticulatie vanuit het bedrijfsleven helder geworden? 2.3.
Thema 3 - Beroepspraktijkvorming
In de Wet educatie en beroepsonderwijs is het belang van de beroepspraktijkvorming wettelijk verankerd. In Nederland is sinds de Tweede Wereldoorlog een opleidingsmodel ontwikkeld met erkende leerbedrijven en praktijkopleiders, dat effectief bijdraagt aan de personeelsvoorziening en aan het onderhoud van vakmanschap. Veel branches stimuleren deze vorm van praktijkleren actief, waardoor het leren in de beroepspraktijk sterk is verankerd. Om de sectorale differentiatie te ondervangen is ook sprake van een onafhankelijk kwaliteitskader met een duidelijke landelijke verantwoordelijkheidsverdeling (zie ook OESO-rapport van november 2014). Relatief zwak in dit geheel is de benutting van deze infrastructuur voor doelgroepen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Daar is immers sprake van een sterke begrenzing van de leermogelijkheden, de drievoudige kwalificering is lang niet altijd haalbaar. Ook is de overdracht van verantwoordelijkheid tussen school en bedrijf in de praktijk niet overal goed geregeld. Sinds de economische crisis is de bbl ook in relatief gewicht afgenomen ten opzichte van de bol. Aandachtpunt is dat de overdracht van verantwoordelijkheid tussen school en bedrijf in de praktijk niet overal goed geregeld is. In de bpv-keten kan de informatie-uitwisseling tussen leerbedrijven, scholen, studenten, SBB en DUO over de beschikbaarheid en bezetting van stages en leerbanen in leerbedrijven nog verbeterd worden. Met de kwaliteitsafspraken voor het mbo heeft de minister van OCW ingezet op een verbetering van de kwaliteit van de bpv. In SBB-verband hebben onderwijs en bedrijfsleven 'eenduidige, bovensectorale kwaliteitscriteria voor de erkenning van leerbedrijven' opgesteld. Naast deze uitgangspunten wordt de kwaliteit van de individuele beroepspraktijkvorming straks vastgesteld via de bpv-monitor die wordt ontwikkeld. Deze monitor is gebaseerd op de afspraken uit het bpv-protocol over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen school, leerbedrijf en student in de beroepspraktijkvorming. De komende jaren moeten verdere verbindingen worden gerealiseerd om onderwijsprofessionals met regelmaat kennis te laten nemen van actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk, en vice versa. Daarbij kan het bedrijfsleven ook geïnformeerd worden over ontwikkelingen in het beroepsonderwijs. De medewerkers in de uitvoeringsorganisatie van SBB hebben mede de verantwoordelijkheid de behoefte aan deze kennisuitwisseling te signaleren en te faciliteren (‘oren en ogen, handen en voeten’). Het bedrijfsleven kan worden betrokken bij de in het onderwijs reeds beschikbare kennis op het terrein van toetsing en assessment. Deze kennis kan door het bedrijfsleven worden benut om de beoordeling van kwaliteit van praktijkproeven en opdrachten in de praktijk te verbeteren. Een verdere versterking van het vakmanschap kan worden gerealiseerd door in opleidingen betere vervlechting van theorie en praktijk te realiseren. Door te zwaluwstaarten en uitwisseling van kennis en ervaring kan de relatie tussen het verantwoordelijke schoolteam en de praktijkopleider van het leerbedrijf op een hoger niveau worden gebracht.
juni 2015
Pagina 11 van 18
Met de overgang van de wettelijke taken van de kenniscentra naar SBB wordt ook de dienstverlening richting leerbedrijven, scholen en studenten opnieuw ingericht en geoptimaliseerd. De focus ligt daarbij op het erkennen van leerbedrijven, de beschikbaarheid van voldoende kwalitatief goede leerplaatsen, het faciliteren van praktijkopleiders en scholen en het vormgeven van een goede begeleidingsstructuur in de leerbedrijven. Naast de dienstverlening door de opleidingsadviseurs van SBB zal met behulp van online dienstverlening het contact met leerbedrijven en scholen geïntensiveerd worden. De komende jaren werkt SBB aan het verder verbeteren van de kwaliteit van de bpv met de volgende ijkpunten: 2015-2016: • Erkenning van leerbedrijven volgens een eenduidige erkenningsregeling SBB. • Intensivering van de dienstverlening aan leerbedrijven, scholen en studenten met onlinefaciliteiten. • Gerichte interventie bij geïnventariseerde tekorten en overschotten aan stages en leerbanen. • Opbouwfase van de bpv-monitor, met als streven dat iedere stageplaats of leerbaan wordt geëvalueerd door de praktijkopleider van het leerbedrijf, de bpv-begeleider van de school, en de student. • De informatie-uitwisseling rond de bpv is geoptimaliseerd voor leerbedrijven, scholen, studenten, SBB en de Dienst uitvoeringsorganisatie onderwijs (DUO). 2016-2017: • Vraag en aanbod van leerplaatsen is een vast onderdeel van het regionaal overleg tussen het beroepsonderwijs en lokale arbeidsmarktvertegenwoordigers. Het proactief aanpakken van tekorten en overschotten aan stageplaatsen en leerbanen. • De bpv-monitor wordt gebruikt door opleidingen, leerbedrijven en SBB voor de kwaliteitsverbetering van de beroepspraktijkvorming. Iedere stage of leerbaan wordt geëvalueerd door de praktijkopleider van het leerbedrijf, de bpv-begeleider van de school, en de student. • In navolging van de optimalisatie van de informatie-uitwisseling bpv is er sprake van een digitale uitwisseling en ondertekening van bpv-overeenkomsten. 2018-2020: • De werking van de bpv-monitor als kwaliteitsmonitorsysteem in het mbo wordt geëvalueerd. Iedere stageplaats of leerbaan geeft aldus input aan een verbeterplan van het leerbedrijf, de school en de student. SBB ontwikkelt op basis daarvan zijn activiteitenplan. • Er is sprake van optimale informatie-uitwisseling in de bpv-keten tussen betrokkenen.
juni 2015
Pagina 12 van 18
3. Aanverwante thema’s Op welke bijkomende ontwikkelingen, die afgeleid worden uit de kernopdracht, moeten het beroepsonderwijs en de sociale partners verenigd in SBB daarnaast de komende jaren inspelen? In de komende jaren worden in volgorde van prioriteit de volgende beleidspunten naar het zich nu laat aanzien van belang: • de toekomst van de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) • de professionalisering van praktijkopleiders • de ontwikkeling van een leven lang leren • samenwerking in de beroepskolom • het benutten van de infrastructuur van SBB voor maatschappelijke projecten 3.1.
Aanverwant thema 1 - De toekomst van de beroepsbegeleidende leerweg (bbl)
Een van de meest significante ontwikkelingen op het terrein van de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven is de neergang van de bbl. Daarover is in de SBB Barometer in oktober 2014 een portret gepubliceerd: ‘de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) staat onder druk’. De vraag is hoe dat komt? Heeft dat te maken met de neerwaartse conjunctuur, die met name de sectoren bouw en zorg en welzijn raakt, maar minder de kleinmetaal? Of is er iets meer structureels aan de hand? Deze vragen laten zich zonder zorgvuldige analyse niet beantwoorden. Een eerste analyse laat zien dat de daling vooral plaatsvindt op niveau 2, wat vervolgvragen oproept over de mogelijkheden en doorgeleiding van studenten en de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Het beleidsantwoord moet ook op een dergelijke analyse worden geënt: is restauratie, redding of fundamentele hervorming van de bbl noodzakelijk? Conjunctureel of structureel? Hierbij komen ook enkele andere thema’s om de hoek kijken, zoals de verhouding tussen korte cursussen waaraan een certificaat wordt toegekend, de VSV-problematiek en de scholingsmogelijkheden voor volwassenen. Het is aan onderwijs en bedrijfsleven gezamenlijk, in afstemming met de overheid, om deze leerroute op de best mogelijke wijze te continueren. 2015-2016: • Nadere analyse van ontwikkelingen in de bbl. • Analyse van de deelname van jongeren en volwassenen aan de bol, bbl, de gecombineerde leerweg van bol en bbl dan wel werkzaam zijnde op de arbeidsmarkt of werkloos. • Nadere weging van de diverse beleidseffecten en vaststellen van de behoefte aan en advies over toekomstbestendige leerwegen voor de beroepskolom uitwerken mogelijk beleidsadviezen. 2018-2010: • Evaluatie van een experiment met de gecombineerde leerweg bol-bbl, en daaraan gekoppeld het vaststellen van de behoefte aan en advies over toekomstbestendige leerwegen voor de beroepskolom. 3.2.
Aanverwant thema 2 - De professionalisering van praktijkopleiders
De positie van de praktijkopleiders kan worden versterkt naast de reguliere begeleidingsfunctie in de bpv. Dit is een dimensie die gerelateerd is aan het functioneren van de bpv. Deze dimensie is ook af te leiden uit de lerarenagenda of strategische personeelsagenda in het beroepsonderwijs. Zo heeft de minister van OCW eind 2014 toegezegd een Instructeursbeurs te introduceren. Deze biedt wellicht mogelijkheden voor praktijkopleiders.
juni 2015
Pagina 13 van 18
Het idee om de positie van praktijkopleiders te versterken wordt ingegeven door de innovaties die aldus kunnen worden gerealiseerd. Als medewerkers uit het bedrijfsleven en docenten uit de scholen op systematische wijze kennis kunnen uitwisselen over de ontwikkeling van het vakmanschap op middelbaar niveau, profiteren zowel de opleidingen als de bedrijven daarvan. Praktijkopleiders kunnen hieraan een belangrijke bijdrage leveren, bijvoorbeeld als gast- of praktijkdocent. Dit kan verder worden georganiseerd door belemmeringen weg te nemen tussen school en bedrijf (denk aan specifieke caoafspraken). Ook kan worden gedacht aan het ontwikkelen van loopbaanpaden van praktijkopleider tot assessor en vervolgens tot praktijkdocent. Dit bevordert mogelijk ook de automatische kruisbestuiving en kennisdeling tussen onderwijs en bedrijfsleven. In Zwitserland zijn met betrekking tot de professionalisering van praktijkopleiders al belangrijke ervaringen opgedaan. 2015-2016: • De deskundigheid van de praktijkopleider voor specifieke doelgroepen, als praktijkbeoordelaar of als praktijkinstructeur, is in beeld gebracht. Daarbij is er ook aandacht voor sectorale variatie en brancheverschillen. • Via een pilot met onderwijs en bedrijfsleven uit een of meer sectorkamers kan verkend worden welke knelpunten er zijn om een doorlopende leerroute voor praktijkopleiders te ontwikkelen. 2017-2018: • Er is sprake van een gezamenlijk profiel praktijkopleider/assessor/deeltijddocent. • De vaardigheden en rollen van praktijkopleiders worden ontsloten via het register van praktijkopleiders. Er is een koppeling gelegd met het lerarenregister. Er is een doorlopende leerlijn om van praktijkopleider door te ontwikkelen tot assessor, deeltijddocent en vakbekwame docent. • Gefaciliteerd wordt dat iedere vakdocent zijn vakkennis kan bijhouden met o.a. docentstages en training. • Praktijkopleiders uit het bedrijfsleven en vakdocenten uit het onderwijs worden uitgewisseld tussen scholen en leerbedrijven. 2018-2020: • Nog nader in te vullen, afhankelijk van de actuele situatie. 3.3.
Aanverwant thema 3 - De ontwikkeling van een leven lang leren
Een cruciale vraag voor de toekomst is in welke mate het vakmanschap op de arbeidsmarkt en de innovatie van de economie elkaar het beste kunnen aanvullen en versterken. Dit vraagstuk vloeit onder andere voort uit de agenda van de WRR (2013) naar het verdienvermogen van Nederland, en de human capital-agenda’s die sindsdien zijn opgesteld in verschillende sectoren. Dit zijn ook prominente thema’s op de agenda van de organen van de Nederlandse overlegeconomie. SBB zal de komende periode kunnen verkennen welke gezamenlijke resultaten op dit punt te bereiken zijn bij verdere samenwerking van onderwijs en bedrijfsleven. Centraal aandachtspunt is het gebruik van de keuzedelen en het aanwijzen van logisch samenhangende delen binnen kwalificaties. Door daar, via de minister van OCW, formeel erkende certificaten aan te koppelen, wordt modulair onderwijs mogelijk. De gekozen opbouw van de nieuwe kwalificatiestructuur in kerntaken en werkprocessen faciliteert zodoende een ontwikkeling van onderwijsprogramma’s gericht op een leven lang leren en de ambities van het kabinet in dezen.
juni 2015
Pagina 14 van 18
Alle beroepen en functies hebben te maken met vergaande technologische ontwikkelingen en nieuwe vormen van werkorganisatie. Het leren in de beroepspraktijk kan daarbij worden gezien als een belangrijk instrument om vakmanschap te ontwikkelen en bij te dragen tot het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar. Het is tevens ondubbelzinnig dat het opleiden tot beginnend beroepsbeoefenaar ook de basis moet aanreiken voor een leven lang leren. Leerbedrijven leren zelf ook van het opleiden, men wordt gedwongen zich te verdiepen in nieuwe ontwikkelingen. Zo herhaalt de brief van het Kabinet over ‘Leven lang leren’ het belang van een goede leercultuur in bedrijven en instellingen. Dit impliceert verder ook dat SBB in antwoord op de aanbevelingen van de Commissie-Rinnooy Kan over deelkwalificaties, vooral op een systeemtechnisch niveau kan bijdragen aan de discussie. Zo kan gewerkt worden met DigiK, het geautomatiseerd systeem waarin kwalificaties en keuzedelen worden opgeslagen, om onderdelen van kwalificaties te onderscheiden. Ook kan de erkenning van meer branchediploma’s met civiel effect worden ondersteund. Ten slotte is het terrein van internationale diplomawaardering en (h)erkennen van eerder verworven competenties en kwalificaties, voor migranten en internationale studenten en werknemers van belang. Ook zijn verschillende instrumenten ontwikkeld als EQF, NLQF, ECVET en Europass. 2015-2017: • Benutten en uitdragen van het systeem van de kwalificatiestructuur, dat bestaat uit een veelheid van modules, keuzedelen en branchekwalificaties. • Het aanwijzen van te certificeren eenheden in de kwalificatiestructuur die herkenbaar zijn voor het bedrijfsleven en uitvoerbaar voor het onderwijs. • Bijdragen aan verdere vervolmaking van het Europese systeem van studiepunten van beroepsonderwijs (ECVET). • Bijdragen aan de transparantie en (inter)nationale uitwisselbaarheid van delen van beroeps- en kwalificatiebeschrijvingen ten behoeve van studie- en arbeidsmobiliteit binnen de Europese Unie. 3.4.
Aanverwant thema 4 - Samenwerking in de beroepskolom
De problematiek van de kwalificatiedossiers is bij uitstek een kenmerk van het middelbaar beroepsonderwijs. Tegelijkertijd wordt aan de basis van de beroepskolom ook het curriculum van het vmbo herzien, met de introductie van kernprofielen en beroepsgerichte profiel- en keuzevakken. Daartoe zijn vijf kerngebieden gedefinieerd in vmbo-techniek, en nog eens drie in de domeinen economie, horeca en dienstverlening, één voor zorg en welzijn en één voor de groene sector. Dit roept de vraag op of de stelsels van vmbo en mbo nu voldoende aan elkaar scharnieren en er een logische doorlopende leerlijn tot stand gaat komen. Aan de bovenkant van de beroepskolom in de verbinding tussen mbo en hbo wordt momenteel de 'associate degree' geïntroduceerd als een korte, duale variant van een voortgezette gespecialiseerde opleiding. Als doorlopende leerlijnen meer van belang worden (en dat is een centrale opgave in de ontwikkeling van het bestel), zal de samenwerking tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven in SBB-verband ook betrekking gaan hebben op de hele beroepskolom en op het niet-bekostigde onderwijs. Het is een eerste stap in deze ontwikkeling, om het bestuur van SBB met vertegenwoordigers van het vmbo te laten samenwerken aan gezamenlijke vraagstukken. Het bestuur heeft daarvoor ook een werkgroep vmbo ingesteld. Deze vraagstukken zullen op regionaal niveau moeten worden uitgewerkt. SBB ontwikkelt momenteel een visie over de verhouding tussen de landelijke kaders, sectorale differentiatie en regionale uitwerking. juni 2015
Pagina 15 van 18
2015-2018: • Waar gewenst, worden de activiteiten vanuit het mbo verbonden aan de infrastructuur van SBB. • Inhoudelijke afstemming van de beroepsgerichte vmbo-examenprogramma's en de mbokwalificaties. • Benutting van de arbeidsmarktinformatie van SBB ten behoeve van ontwikkelingen in het vmbo in het algemeen en specifieke doorlopende opleidingstrajecten (zoals VM2) in het bijzonder. • Ondersteunen van het regionale overleg over programmatische aansluiting, bijvoorbeeld (of eventueel?) via keuzevakken vmbo en keuzedelen mbo. • Benutting van de private infrastructuur ten behoeve van het vmbo.. 2018-2020: • Nog nader in te vullen. 3.5.
Aanverwant thema 5 - Het benutten van de infrastructuur van SBB voor maatschappelijke projecten
SBB beschikt dankzij de verbinding met de ongeveer 230.000 leerbedrijven over een uitstekende leerinfrastructuur, die zich leent voor verdere toepassingen. Dit netwerk kan slim en kostenefficiënt worden ingezet om de problematiek van andere doelgroepen en systemen te verkennen, zonder dat het wiel opnieuw hoeft te worden uitgevonden. Zo kan deze infrastructuur worden gebruikt voor thema's als re-integratie en inburgering, de diplomawaardering, de begeleiding van kwetsbare jongeren (pro- en vso-scholen) en opstappers uit het onderwijs. Op deze wijze kunnen hoge kosten van inactiviteit en sociale zekerheid worden voorkomen. Het ‘Boris’-programma is een voorbeeld van een initiatief dat op deze wijze is gepositioneerd (zie hieronder). Meer in algemene zin kan de infrastructuur van SBB worden benut voor de versterking van regionale arbeidsmarktprojecten. Uit verschillende regio's kunnen goede voorbeelden worden afgeleid. Denk aan Brainport-Eindhoven, Helmond, Enschede, Amsterdam, West-Brabant en de Drechtsteden. Het regionaal adviesteam SBB kan hierbij optreden als eerste bovensectorale verbindende schakel tussen de regio, de opleidingsadviseurs en de overige wettelijke taken van SBB. Ten slotte heeft de SBB-infrastructuur ook een belangrijke kennisdimensie in zich. De 430 430 opleidings- adviseurs die dagelijks de leerbedrijven bezoeken en nauw samenwerken met de onderwijsinstellingen kunnen een essentiële rol gaan vervullen bij het tijdig signaleren van relevante ontwikkelingen. In een organisatie waar nieuw beleid wordt voorbereid ter advisering van de minister van OCW en waar beleid wordt uitgevoerd (in de werkorganisatie), moeten de komen de jaren nieuwe ontwikkelingen snel worden gesignaleerd en geïnterpreteerd. Als SBB als kennisplatform wil functioneren dat gedragen adviezen ontwikkelt, dan moet het ook ruimte bieden aan hoogstaande interpretatie van arbeidsmarktgegevens en optimaal gebruik maken van de beschikbare arbeidsmarktinformatie. Ook het vertalen van de herziene kwalificatiestructuur in leerroutes en leerplannen (servicedocumenten) en reflectie op de ontwikkelingsgang van de bpv biedt kansen voor zowel onderwijs als bedrijfsleven. Daarover kunnen korte, gezaghebbende beleidsnotities (policy briefs) worden gepubliceerd, gebaseerd op empirische ontwikkelingen die de basis vormen voor verdere besprekingen in de sectorkamers. Bij wijze van voorbeeld: het tijdspad van het ‘Boris’-project. juni 2015
Pagina 16 van 18
2015-2016: • Boris-methodiek beschikbaar voor pro- en vso-scholen. Verkend wordt of een dergelijke werkwijze relevant is voor mbo’ers en vsv’ers zonder diplomaperspectief. 2016-2018: • Via keuzedelen en via (sets van) kerntaken zijn in de beroepspraktijk afzonderlijke werkzaamheden aan te wijzen (en eventueel te beoordelen en te voorzien van een formeel deelcertificaat), waarmee mogelijk modulair onderwijs (voor doelgroepen) mogelijk wordt. 2018-2020: • Integrale ondersteuning van kwetsbare jongeren richting de arbeidsmarkt met behulp van infrastructuur van het mbo.
juni 2015
Pagina 17 van 18
4. Ten slotte SBB heeft een belangrijke uitvoerings- en beleidstaak. Deze nieuwe samenwerkingsorganisatie moet de komende jaren een evenwicht vinden tussen de belangen van het beroepsonderwijs en georganiseerd bedrijfsleven, en van het bekostigd en niet-bekostigd onderwijs. De opdracht is bij te dragen aan een landelijk dekkende leerinfrastructuur met kwalitatief hoogstaande leerbedrijven en goed gefaciliteerde opleidingsplaatsen en een goed onderhouden adequate kwalificatiestructuur. Daarbij hoort een dienstverleningsmodel van hoogwaardige kwaliteit, dat wordt ondersteund met valide onderzoeksgegevens. In het najaar 2015 wordt, mede op basis van deze eerste beleidsagenda met voortschrijdende inzichten, een nader meerjarig beleids- en uitvoeringsplan opgesteld. Hierin is dan ook de dienstverlening en de uitvoering van de wettelijke taken concreet uitgewerkt. Dit beleids- en uitvoeringsplan wordt dan ook actief extern verspreid bij verschillende doelgroepen. Tot slot, de eerder overeengekomen kernwaarden zijn voor SBB richtinggevend. Als SBB een onafhankelijke en transparante koers vaart, en professioneel en toekomstgericht opereert kan het de komende jaren zijn maatschappelijke opdracht uitstekend aan.
juni 2015
Pagina 18 van 18