Dienst Regelingen
Stichting Hulpcentrum voor Wilde Dieren Mevrouw O.J.M. Ploem Rijksweg Zuid 204 6134 AG SITTARD
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
1 augustus 2005
-
toek.FF2003A.056.b.rc 8 februari 2006
datum
onderwerp
doorkiesnummer
bijlagen
Toekenning ontheffing tot en met 31 december 2007
078-6395395
1
Geachte mevrouw Ploem, Op 1 augustus 2005 heeft u namens de Stichting Hulpcentrum voor Wilde Dieren opnieuw een aanvraag ingediend voor een ontheffing ingevolge artikel 75, vijfde lid, onderdeel a, van de Flora- en faunawet voor kortstondige opvang van hulpbehoevende dieren. Deze aanvraag en ontheffing staat geregistreerd onder nummer FF75A/2003/056b. Hierbij ontvangt u de ontheffing die u heeft aangevraagd, van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 9, 10, 11 en 13 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het doden, verwonden, vangen, bemachtigen of met het oog daarop opsporen; opzettelijk verontrusten; van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen beschadigen, vernielen, uithalen wegnemen of verstoren; het onder zich hebben en vervoeren van alle beschermde inheemse diersoorten, met uitzondering van de haas, het konijn, de mol, alle soorten vleermuizen (Chiroptera); walvisachtigen (Cetaceae); alle soorten vogels (Aves), voorzover deze vogels langer dan 48 uur in het Hulpcentrum voor Wilde Dieren aanwezig zijn. Verder in deze brief staat vermeld wat daarvoor de redenen zijn. De aanvraag De aanvraag heeft betrekking op de kortstondige opvang van alle beschermde inheemse diersoorten. Ontheffing wordt gevraagd van de verboden van artikel 9, 10, 11 en 13 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het vangen, doden (euthanaseren) zo mogelijk na consultatie met een dierenarts, uitzetten, opsporen, vervoeren en onder zich hebben van alle beschermde inheemse diersoorten voor een periode tot zes weken. Wettelijk kader Op grond van de artikelen 9 tot en met 11 en 13 van de Flora- en Faunawet is het onder meer verboden om beschermde inheemse diersoorten te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen; opzettelijk te verontrusten; nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren; te vervoeren of onder zich te hebben.
Datum
Kenmerk
Paraaf:
8 februari 2006
toek.FF2003A.056.b.rc
Vervolgblad
2
Algemene voorwaarde voor verlenen ontheffing Op grond van artikel 75, derde lid, kan voorzover niet overeenkomstig artikel 68 van de Flora- en faunawet door gedeputeerde staten ontheffing is, of kan worden verleend, ontheffing worden verleend van het bepaalde bij, of krachtens, onder meer de artikelen 9 tot en met 13 van de Flora- en faunawet. Op grond van artikel 75, lid 4 van de Flora- en faunawet worden ontheffingen slechts verleend wanneer er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Op grond van artikel 75, lid 5, aanhef en onder c, wordt in het geval van soorten die zijn opgenomen op bijlage IV van de EU-Habitatrichtlijn en soorten die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen1 ontheffing slechts verleend wanneer er, naast de voorwaarde dat geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, geen andere bevredigende oplossing bestaat en met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen. Andere belang genoemd in art. 75, 5e lid van de Flora- en faunawet is belang bescherming van flora- en fauna Op grond van artikel 2, lid 3 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (28 november 2000, Stb. 525) worden als andere belangen als bedoeld in artikel 75, vijfde lid, onder c, van de Flora- en faunawet, onder andere aangewezen, onder: b. de bescherming van flora- en fauna; Overwegingen Aanvraag vervolg op twee voorafgaande ontheffingen verstrekt voor termijn van één jaar als proef-project. In de omgeving van de Stichting Hulpcentrum voor Wilde Dieren hebben zich in het verleden problemen voorgedaan met de opvang van met name zoogdiersoorten, die tot 1 april 2002 onder de Jachtwet vielen. Na het in werking treden van de Flora- en Faunawet op 1 april 2002 is ten aanzien van de Stichting Hulpcentrum voor Wilde Dieren in dit specifieke geval een uitzondering gemaakt op het beleid van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om geen ontheffingen te verstrekken voor opvang van bepaalde zoogdieren. Met name voor bepaalde soorten zoogdieren, zoals de vos en soorten marterachtigen, tenminste, voor zover de te bieden opvang van zulke dieren bij voorbaat niet onverantwoord kon worden geacht. De huidige aanvraag betreft de voortzetting van twee ontheffingen welke zijn verleend onder aanvraagnummer FF75/2003/056 voor een proefperiode van 1 jaar, waarna de verslaglegging is geëvalueerd en onder het aanvraagnummer FF75/2003/056a voor een tweede proefperiode van 1 jaar. De huidige nieuwe aanvraag heeft betrekking op een derde voortgezette proefperiode voor kortstondige opvang van beschermde inheemse diersoorten. 1
bijlage I bij het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (Stb. 2000, 525), laatstelijk gewijzigd 10 september 2004
Datum
Kenmerk
Paraaf:
8 februari 2006
toek.FF2003A.056.b.rc
Vervolgblad
3
De aan de Stichting Hulpcentrum voor Wilde Dieren verleende ontheffing wordt door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beschouwd als een proef-project met betrekking tot het opvangen van zoogdiersoorten. Als gevolg van de duur van opvang en het in contact komen met mensen kunnen deze zoogdiersoorten als gevolg van hun gedragsverandering niet meer geschikt zijn om zichzelf in de natuur weer te redden. In het proef-project van de Stichting Hulpcentrum Wilde Dieren wordt bekeken of opvang onder specifieke voorwaarden zoals door middel van deskundige opvang en afgezonderdheid van het publiek opvang van een aantal zoogdiersoorten mogelijk is, zonder dat deze dieren, dood gaan van de stress of zich vervreemden van de natuur en weer in een geschikte omgeving kunnen worden losgelaten. Nieuwe periode voor twee jaar In uw brief van 1 augustus 2005 heeft u mij verzocht opnieuw ontheffing te verlenen voor een periode van één tot vijf jaar. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft het voornemen om tot 31 december 2007 nieuw beleid ten aanzien van opvang van inheems beschermde diersoorten te ontwikkelen. Na afloop van die termijn tot en met 31 december 2007 is het verstrekken van een volgende ontheffing geen automatisme, maar is dan afhankelijk van het in de loop van die twee jaar ontwikkelde beleid van de Directie Natuur. Evaluatie rapportage: Op grond van specifieke voorwaarde 1 van ontheffing FF75/2004/056a zijn de resultaten van de opvang geëvalueerd die op basis van deze ontheffing zijn bereikt met het revalideren en in het wild terugbrengen of euthanaseren van de betreffende dieren. Op een aantal punten voldoet de rapportage van augustus 2004 tot augustus 2005 helaas niet geheel aan de in specifieke voorwaarde 1 gestelde voorwaarden. De naam van de behandelaar ontbreekt en door het ontbreken van de legenda ontbreekt een duidelijk inzicht in de reden hoe de opgevangen dieren dood of levend de inrichting van de Stichting Hulpcentrum voor Wilde Dieren hebben verlaten en waar ze naar toe zijn gegaan. Gegevens die in de rapportage over het jaar augustus 2003 tot augustus 2004 wel zijn vermeld. Alsmede ontbreekt een verslag van de mate waarin het verantwoord is geweest de zoogdieren, al dan niet na opvang, weer vrij te laten in de natuur. Verder verzoek ik u ten behoeve van een goede evaluatie van de te hanteren termijnen de oorzaken aan te geven waarom in een aantal gevallen de termijn van zes weken ruim is overschreden. Ik verzoek u vriendelijk deze gegevens alsnog te verstrekken. Nieuwe ontheffing: Na evaluatie van uw rapportage van augustus 2004 tot augustus 2005 en vooruitlopend op bovengenoemde aanvulling van de rapportage uwerzijds besluit ik hierbij op grond van het voorafgaande de Stichting hulpcentrum voor Wilde dieren ontheffing te verlenen voor een derde proefperiode van twee jaar tot uiterlijk 31 december 2007. Na deze ontheffing zal de proef-ontheffing over de gehele periode worden geëvalueerd op haar effectiviteit. Opvangadres van nationale betekenis voor opvang van zoogdieren voor korte duur Op grond van artikel 14, tweede lid van het besluit vrijstelling inheems beschermde dier en plantensoorten is een ieder voor de duur van 12 uur vrijgesteld van het verbod van artikel 13, eerste lid voor wat betreft het onder zich houden en vervoeren van zieke en gewonde dieren ten einde deze te vervoeren naar personen en instellingen die gerechtigd zijn tot het onder zich hebben en vervoeren van inheems beschermde diersoorten.
Datum
Kenmerk
Paraaf:
8 februari 2006
toek.FF2003A.056.b.rc
Vervolgblad
4
Deze vrijstelling is met name bedoeld voor het vervoer van verkeersslachtoffers. Voor een ieder zonder ontheffing bestaat dus de verplichting een ziek en gewond dier binnen 12 uur door te geven een personen en instellingen met een ontheffing. De Stichting Hulpcentrum voor Wilde dieren is een belangrijk opvangadres van nationale betekenis voor de opvang van zoodieren die een revalidatieperiode behoeven na die periode van 12 uur tot een periode van zes weken. Zoogdieren, met uitzondering van de dieren die door de aanvrager in het geheel niet mogen worden opgevangen, die blijvend of voor langer dan zes weken verzorging nodig hebben dienen niet meer door de Stichting Hulpcentrum voor Wilde Dieren te worden opgevangen, maar dienen te worden ondergebracht bij dierentuinen met een ontheffing voor permanente opvang. Deze permanente opvang is met name bedoeld voor soorten die blijvend invalide zijn en die van belang zijn voor de gunstige instandhouding van de soort. Toelichting specifieke voorwaarde met betrekking tot doden Op grond van de ontheffing is het de ontheffinghouder toegestaan onherstelbaar zieke of gewonde dieren te doden. Het doden dient op een verantwoorde snelle en effectieve manier te geschieden. Veelal kan de ontheffinghouder daartoe besluiten na consultatie met een dierenarts. Indien in verband met het onherstelbaar ziek of gewond zijn, of ondraaglijk lijden van het dier, zo’n consultatie met een dierenarts niet kan worden afgewacht, is het de ontheffinghouder ook toegestaan op grond van deze ontheffing zelfstandig daartoe te besluiten. Ook beperkte opvangmogelijkheid voor vogels tot 48 uur Daar in Midden-Limburg voldoende asielen voor vogels beschikbaar zijn is de proefontheffing voor de opvang van tot zes weken beperkt tot zoogdieren. De Stichting Hulpcentrum voor Wilde Dieren mag ook vogels voor opvang in het centrum aannemen, maar dient de vogels, die langer dan 48 uur in het opvangadres van de Stichting Hulpcentrum voor Wilde Dieren aanwezig zijn, naar een nabij gelegen vogelasiel over te brengen. De Stichting Hulpcentrum voor Wilde Dieren beschikt immers niet over een ontheffing voor opvang van vogels voor een periode tot zes weken. Besluit Gelet op het bovenstaande verleen ik u hierbij bijgaande ontheffing. Aan deze ontheffing zijn voorwaarden verbonden. Indien u het met dit besluit niet eens bent kunt u hiertegen binnen 6 weken na verzending van deze brief bezwaar maken. Ook een andere belanghebbende kan tegen dit besluit in bezwaar komen. Het bezwaarschrift kan worden gezonden aan Dienst Regelingen, afdeling bezwaarschriften. Het adres vindt u in de kantlijn van deze brief. Geeft u daarbij aan wat uw bezwaren zijn en wat de redenen hiervan zijn. Vermeld in de linkerbovenhoek duidelijk het volgende: Ontheffing ex art. 75 Flora- en Faunawet en het aanvraagnummer. DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, voor deze, de teammanager uitvoering Drs. ing. S.N.J. Vreeburg
FF/75A/2003/056.b
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT Op verzoek van mevrouw O.J.M. Ploem van 1 augustus 2005 namens de Stichting Hulpcentrum voor Wilde Dieren gelet op artikel 75, lid 3, 4 en 5, onderdeel c van de Flora- en faunawet, jo. artikel 2, tweede lid, onder c van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Verleent hierbij aan Adres Postcode en woonplaats Voor het tijdvak van
: Stichting Hulpcentrum voor Wilde Dieren : Rijksweg Zuid 204 : 6134 AG SITTARD : 8 februari 2006 tot uiterlijk 31 december 2007
ONTHEFFING Nummer: FF75A/2003/056.b Van de verboden in de artikelen 9, 10, 11, en 13 en van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het doden, verwonden, vangen, bemachtigen of met het oog daarop opsporen; opzettelijk verontrusten; nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust en verblijfplaatsen beschadigen, vernielen, uithalen wegnemen of verstoren; het onder zich hebben en vervoeren van alle beschermde inheemse diersoorten ten behoeve van kortdurende revalidatie in combinatie met een verantwoorde terugkeer in de vrije natuur, met uitzondering van: de haas (Lepus europaeus), het konijn (Oryctolagus cuniculus), de mol (Talpa europea), alle soorten vleermuizen (Chiroptera); walvisachtigen (Cetaceae) en alle soorten vogels (Aves) voorzover deze vogels langer dan 48 uur in het opvangadres van de Stichting Hulpcentrum voor Wilde Dieren aanwezig zijn. Deze ontheffing is geldig voor het opvangadres: Rijksweg Zuid 204, 6134 AG te Sittard. Aan deze ontheffingen zijn de volgende voorschriften verbonden. Algemene voorwaarden 1. Voor het verrichten van de in deze ontheffing genoemde handelingen mogen vaste medewerkers van de Stichting Hulpcentrum voor Wilde Dieren middels een machtiging gebruik maken van deze ontheffing. In ieder geval is gemachtigd: mevrouw O.J.M. Ploem, Platz 7,6141 AT, LIMBRICHT; geboren 31-03-1961. 2. Indien de ontheffinghouder een ander machtigt, dan dient de ontheffinghouder een kopie van de verleende machtiging aan Dienst Regelingen vestiging Dordrecht, Postbus 1191, 3300 BD Dordrecht te zenden. 3. De machtiging vermeldt in ieder geval de volgende gegevens: - volledige naam, adres, woonplaats en geboortedatum van degene aan wie de machtiging is verleend; - de soort(en) en eventuele aantallen waarvoor de machtiging geldt; - de handelingen die mogen worden verricht; - de plaats(en) waar de handelingen mogen worden verricht; - de periode waarvoor de machtiging geldt. 4. De gemachtigden dragen bij het verrichten van de handelingen waarvoor deze ontheffing verleend is de machtiging bij zich. De machtiging dient te zijn gehecht aan een kopie van deze ontheffing. 5. Deze ontheffing kan bij het niet, of niet voldoende, naleven van de voorwaarden worden ingetrokken. 6. Deze ontheffing kan tussentijds worden ingetrokken, en de voorwaarden daarvan kunnen worden gewijzigd, indien de ontheffing in strijd blijkt te zijn met het tot 31 december 2007 door de Directie Natuur van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ontwikkelde beleid met betrekking tot opvang en dierenasielen. Paraaf:
1
FF/75A/2003/056.b
Specifieke voorwaarden Duur: 7. Deze ontheffing heeft een geldigheidstermijn tot uiterlijk 31 december 2007. Vangen: 8. Het vangen of pogen te vangen, het vervoeren en het afleveren van zieke, gewonde of anderszins niet-valide bovengenoemde dieren (met uitzondering van de dieren die door de aanvrager in het geheel niet mogen worden opgevangen), is slechts mogelijk voor zover naar het oordeel van de ontheffinghouder, of dierenarts deze zoogdieren na revalidatie weer een leven kunnen leiden in de vrije natuur. 9. Het vangen of pogen te vangen van zieke, gewonde of anderszins niet-valide exemplaren van andere soorten dan de in deze ontheffing genoemde soorten is op grond van deze ontheffing niet toegestaan. Vervoer: 10. Vervoer van zieke, gewonde of hulpbehoevende zoogdieren dient slechts plaats te vinden voor zover de revalidatie van die individuele zoogdieren dat rechtstreeks vereist, of indien dit noodzakelijk is voor het onderbrengen van zoogdieren bij een andere houder van een daartoe strekkende ontheffing. Onder zich hebben / opvang: 11. Bovengenoemde inheems beschermde diersoorten (met uitzondering van de diersoorten die door de aanvrager in het geheel niet mogen worden opgevangen), die blijvend, of voor langer dan 6 weken verzorging nodig hebben, mogen niet meer door de aanvrager worden opgevangen. 12. Bovengenoemde inheems beschermde diersoorten (met uitzondering van de diersoorten die door de aanvrager in het geheel niet mogen worden opgevangen), waarvan bij binnenkomst, of gedurende de opvang, komt vast te staan dat deze langer moeten worden verzorgd dan 6 weken, dient de ontheffinghouder te laten inslapen, of onder te brengen bij opvangadressen die ontheffing en faciliteiten hebben voor permanente opvang te weten dierentuinen. Vogels 13. De soorten vogels die aan de ontheffinghouder worden aangeboden en worden opgevangen, dienen binnen een periode van 48 uur van verzorging en revalidatie door de Stichting Hulpcentrum voor Wilde Dieren te worden ondergebracht bij opvangadressen die ontheffing en faciliteiten hebben voor opvang van vogels of bij dierentuinen voor permanente opvang. Inrichting: 14. De verzorging en accommodatie dienen te voldoen aan de eisen die de betreffende beschermde inheemse zoogdiersoorten stellen met het oog op het behoud van hun soort eigen gedrag. Dit mede in verband met het vergroten van de kansen van de dieren om zich na opvang zonder ongewenste neveneffecten in de vrije natuur te redden. 15. De opvang van al dan niet verwilderde gedomesticeerde dieren dient in voorkomende gevallen fysiek strikt gescheiden plaats te vinden van de opvang van beschermde inheemse zoogdiersoorten. Verzorgers van de al dan niet verwilderde gedomesticeerde dieren mogen geen toegang hebben tot de opvang voor de beschermde inheemse diersoorten en omgekeerd. 16. Het publiek mag geen toegang hebben tot de opvang van beschermde inheemse zoogdiersoorten. Aanneem- en doorgeefverplichting: 17. Op grond van deze ontheffing is de ontheffinghouder verplicht de zieke of gewonde bovengenoemde inheems beschermde diersoorten (met uitzondering van de diersoorten die door de aanvrager in het geheel niet mogen worden opgevangen) aan te nemen van personen of instellingen die daartoe Paraaf:
2
FF/75A/2003/056.b
op grond van de wet worden verplicht. Indien in de inrichting op korte of lange termijn geen kwalitatief toereikende opvangmogelijkheden meer kunnen worden geboden, dient de ontheffinghouder te beoordelen of het zieke of gewonde dier kan worden losgelaten, of onmiddellijk moet worden ge-euthenaseerd. 18. Ontheffinghouders die beschikken over capaciteit, dienen opvang over te nemen van ontheffinghouders niet over de vereiste ontheffing beschikken, of die niet meer beschikken over voldoende kwalitatief toereikende capaciteit. Doden: 19. Bovengenoemde inheems beschermde diersoorten (met uitzondering van de diersoorten die door de aanvrager in het geheel niet mogen worden opgevangen), waarvan bij binnenkomst, of gedurende de opvang, komt vast te staan dat verdere opvang een verantwoorde terugkeer in het wild in de weg staat, dient de ontheffinghouder te laten inslapen. Onder niet-verantwoorde terugkeer in het wild wordt in ieder geval begrepen het vrijlaten van dieren, waarbij het risico bestaat dat deze dieren, onder meer als gevolg van hun opvang en/of het daarmee gepaard gaande contact met mensen, na hun vrijlating een gevaar vormen voor zichzelf, voor soortgenoten, voor andere dieren, of voor mensen, dan wel overlast en/of schade veroorzaken. Het doden dient snel en effectief te gebeuren. 20. Bovengenoemde inheems beschermde diersoorten (met uitzondering van de diersoorten die door de aanvrager in het geheel niet mogen worden opgevangen) waarvan de doodsoorzaak onbekend is, en waarvan de bepaling van belang kan zijn voor het opsporen van vergiftigingen, of andere onnatuurlijke doodsoorzaken, dienen uitsluitend te worden aangeboden aan opsporingsambtenaren van politie, de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit of andere bevoegde opsporingsinstantie. 21. Bovengenoemde inheems beschermde diersoorten (met uitzondering van de diersoorten die door de aanvrager in het geheel niet mogen worden opgevangen) die In het asiel gestorven of geeuthenaseerd zijn dienen te worden vernietigd, of ter beschikking te worden gesteld: a) aan een door of namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan te wijzen wetenschappelijk instituut; b) aan een museum, educatieve instelling, bezoekerscentrum of schoolbiologische dienst die over een daartoe strekkende ontheffing beschikt. Loslaten: 22. Bovengenoemde inheems beschermde diersoorten (met uitzondering van de diersoorten die door de aanvrager in het geheel niet mogen worden opgevangen) dienen na revalidatie op een voor hen geschikte tijd en plaats weer te worden losgelaten op locaties waar de soort al van nature voorkomt. Het loslaten van de hiervoor genoemde dieren mag niet neerkomen op introductie of herintroductie van een soort die op die plaats niet eerder voorkwam. Hiertoe is een speciale ontheffing op grond van artikel 14, tweede lid van de Flora- en faunawet vereist. Ook het fokken met het oogmerk ze te introduceren of herintroduceren is niet toegestaan. Aflevering: 23. Aflevering van de hierboven genoemde inheems beschermde diersoorten dient slechts plaats te vinden aan andere ontheffinghouders met eenzelfde soort ontheffing of indien de hierboven genoemde specifieke voorwaarde 12 van toepassing is aan een dierentuin voor permanente opvang. 24. Dode inheems beschermde diersoorten (met uitzondering van de diersoorten die door de aanvrager in het geheel niet mogen worden opgevangen) mogen niet binnen of buiten Nederland worden gebracht. 25. Dode inheems beschermde diersoorten mogen door de houder van deze ontheffing niet aan commerciële preparateurs worden afgeleverd.
Paraaf:
3
FF/75A/2003/056.b
Administratie: 26. De ontheffinghouder dient een administratie bij te houden waarin alle bovengenoemde inheems beschermde diersoorten (met uitzondering van de diersoorten die door de aanvrager in het geheel niet mogen worden opgevangen) zijn opgenomen en de administratie naar waarheid overeenkomt met de feitelijk situatie. 27. Gedurende deze periode dient nauwkeurig een administratie te worden bijgehouden van de opgevangen dieren. Alle dieren dienen individueel geregistreerd te worden met betrekking tot datum en tijdstip van ontvangst, gestelde diagnose, type verzorging en naam behandelaar, datum en tijdstip van uitzetten in het wild, c.q. van veterinaire behandeling en eventueel euthanaseren. De diagnose omvat onder meer een inschatting van de mate waarin het verantwoord zal zijn het dier, al dan niet na opvang, weer vrij te laten in de natuur. 28. De ontheffinghouder dient op eerste vordering van een bevoegd controleur of opsporingsambtenaar inzage te verlenen in de gevoerde administratie. Deze administratie omvat tenminste: a) de soort; b) de datum van ontvangst; c) de herkomst; d) de verwonding, ziekte of gebrek; e) de datum waarop bovengenoemde inheems beschermde diersoorten (met uitzondering van de diersoorten die door de aanvrager in het geheel niet mogen worden opgevangen) zijn losgelaten, afgeleverd of gestorven. Ingeval van aflevering moet ook worden vermeld aan wie de diersoorten zijn afgeleverd. Rapportage: 29. De ontheffinghouder is verplicht om eind januari van elk jaar te hebben voldaan aan de rapportageverplichting, waarbij gegevens dienen te worden vertrekt over de wijze waarop van deze ontheffing gebruik is gemaakt. De gegevens betreffen onder meer welke bovengenoemde inheems beschermde diersoorten (met uitzondering van de diersoorten die door de aanvrager in het geheel niet mogen worden opgevangen) in het afgelopen kalenderjaar zijn opgevangen, losgelaten, uitgezet, binnen of buiten Nederland zijn gebracht, geruild, gestorven en ge-euthenaseerd. 30. Op 31 december 2006 en na afloop van de geldigheid van deze ontheffing op 31 december 2007 dient de ontheffinghouder binnen 1 maand een rapportage aan te leveren aan Dienst Regelingen, in de vorm van een kopie van de administratie als bedoeld in de voorgaande voorwaarde. (Mede op basis van deze gegevens zal het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de effectiviteit van deze ontheffing blijven evalueren.) 31. De ontheffinghouder is verplicht de rapportage naar waarheid overeenkomstig de feitelijke situatie te verschaffen. Dordrecht, 8 februari 2006. DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, voor deze: de teammanager uitvoering
Drs. ing. S.N.J. Vreeburg
Paraaf:
4