Statement van BirdLife International over Vogelgriep BirdLife wenst de snelle en volledige verwijdering te bereiken van het H5N1-virus uit het ecosysteem. BirdLife maakt zich grote zorgen en is somber gestemd over het aanzienlijke economisch verlies dat geleden wordt door die gemeenschappen die getroffen zijn door het virus en afhankelijk zijn van pluimvee. We onderkennen en delen tevens de echte zorgen over een potentiële menselijke pandemie, evenals natuurlijk het aantal menselijke sterfgevallen door de huidige infectie. Er zijn verschillende manieren waarop H5N1 zich kan verspreiden binnen en tussen landen. Drie belangrijke potentiële routes zijn de verplaatsingen van geïnfecteerd pluimvee (en pluimveeproducten), verplaatsingen van gekooide wilde vogels voor handel, en verplaatsingen van wilde trekvogels. Effectieve reacties dienen zich te richten op al deze mogelijke verspreidingsmogelijkheden. Recente uitbraken van H5N1 onder wilde vogels in Europa en het Midden Oosten tonen aan dat wilde vogels in staat zijn het virus over lange afstanden te dragen. Een uitbraak van H5N1 in een gesloten kalkoenboerderij in Ain, Frankrijk, waar vlakbij 10 dagen eerder een met H5N1 geïnfecteerde tafeleend (Aythya Ferina) gevonden was, toont de behoefte aan verhoogde bioveiligheid aan, zelfs bij overdekte pluimveeactiviteiten. Veel vragen blijven bestaan met betrekking tot de effecten van het virus op wilde vogels en hoe ze het effectief kunnen verspreiden naar andere wilde vogels of naar gedomesticeerd pluimvee. Ter vergelijking, recente uitbraken in India, Nigeria and Egypte begonnen binnen de pluimvee-industrie. Daar, net zoals bij de meeste andere uitbraken van H5N1, bestaat er sterk indirect bewijs dat verplaatsingen van pluimvee en pluimveeproducten verantwoordelijk zijn. As H5N1 zich blijft verspreiden bestaat er de behoefte aan reacties die kalm, evenwichtig, prompt en effectief zijn.
In het bijzonder dringt BirdLife aan op: • Verhoogde observatie van wilde trekvogels, alsmede het verzamelen van zoveel mogelijk ecologische informatie in het geval van bevestigde uitbraken • Verbeterde bioveiligheid op alle niveaus binnen de pluimvee-industrie • Strenge controles, ondersteund door betere handhaving, van de verplaatsingen van pluimveeproducten, inclusief mest en voer gemaakt van pluimveeafval • Een voortdurend verbod of uitstel op handel in wilde vogels die afkomstig zijn van getroffen regio’s • Volledige medewerking en het delen van informatie door diegenen met relevante veterinaire, medische, landbouw- en milieuexpertise. Naast H5N1 zijn er vele andere redenen dat sterfgevallen van wilde trekvogels plaatsvinden. Dergelijke sterfgevallen dienen onmiddellijk onderzocht te worden maar dienen geen reden te zijn tot paniek. Eliminatie van wilde vogels en de vernietiging van hun habitat zijn geen geschikte bestrijdingsmaatregelen. Ze zijn
op z’n best ineffectief, werken waarschijnlijk averechts en leiden af van geschiktere interventies. Ze zullen tevens een grote negatieve impact op het milieu veroorzaken. Het risico van mensen die H5N1 oplopen blijft erg laag, behalve wanneer nauw contact met geïnfecteerde vogels plaatsvindt. BirdLife is van mening dat meer samenwerking tussen dierenartsen, de pluimvee-industrie en voedings-, landbouw-, gezondheids- en milieu-instanties nodig is om de dreiging van vogelgriep effectief aan te pakken. BirdLife neemt actief deel in een werkgroep over vogelgriep die bestaat uit wetenschappers en natuurbeschermers uit negen verschillende internationale organisaties, inclusief vier VN-organen, bijeengeroepen door de UNEP Conventie ter bescherming van trekkende wilde dieren (CMS). BirdLife verheugt zich over de aankondiging dat een wetenschappelijke beoordeling van de impact van vogelgriep op dieren in het wild en de biodiversiteit uitgevoerd zal worden tijdens de achtste bijeenkomst van de Conferentie van de Partijen voor de Conventie inzake Biologische Diversiteit, die in maart 2006 gehouden zal worden in Brazilië.
Recente uitbraken van H5N1 Het hoogst pathogene vogelgriepvirus (HPAI) H5N1, ontstaan in pluimvee, heeft sterftegevallen onder wilde watervogels veroorzaakt in verschillende locaties in Azië en meest recentelijk in het Midden Oosten en Europa. Recente uitbraken in pluimvee vonden tevens plaats in Afrika, India en Europa. Gedurende de tweede helft van 2005 werd alom voorspeld dat wilde watervogels—waarvan gedacht werd dat ze de meest waarschijnlijke soorten waren om het virus te dragen— H5N1 zouden verspreiden naar hun verblijfplaatsen in Zuidoost-Azië en ZuidAzië, Europa, het Midden Oosten, Afrika en Austraal-Azië. In februari 2006 was er slechts een handvol dode wilde vogels gevonden in Zuidoost-Azië die besmet waren met H5N1. Dit betroffen residerende soorten in Hong Kong (waar tevens ziek, illegaal geïmporteerd pluimvee gevonden werd). Geen gevallen van H5N1 werden gevonden onder trekvogels in hun verblijfplaatsen in de Filippijnen, Japan, Zuid-Korea, Australië, Nieuw-Zeeland of Afrika. In Afrika hadden er echter twee uitbraken in pluimvee plaatsgevonden. Er bestaat sterk indirect bewijs dat de eerste daarvan, in Nigeria, plaatsvond door de illegale import van pluimvee (mogelijk uit China of Turkije). De tweede, in Egypte, begon bij en is momenteel beperkt tot de pluimveesector. In India werden half februari de uitbraken bij pluimvee dat gehouden werd in achtertuinen blijkbaar veroorzaakt door de aanvoer van geïnfecteerde vogels van een broederij. Op dit moment is het onbekend hoe de ziekte voor het eerst opdook in de commerciële locatie. Ter vergelijking, in Europa en het Midden Oosten zijn er in vele landen talrijke berichten over dode wilde vogels verschenen, voornamelijk knobbelzwanen (Cygnus Olor) en andere wilde watervogels. Dit betreft duizenden vogels in Azerbeidjaan, plus kleinere aantallen in Bosnië Herzegovina, Bulgarije, Kroatië, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Iran, Roemenië, Slovenië en Turkije. De bijna gelijktijdige verschijning in deze landen is waarschijnlijk een reactie op het koude weer in regio’s verder naar het oosten, waardoor vogels naar warmere klimaten trekken. De geïnfecteerde vogels zouden in contact gekomen kunnen zijn met het virus in de Zwarte Zee regio, waarvan bekend is
dat het daar al enkele maanden aanwezig was in groepen pluimvee. Autopsies op zwanen uit de Evros delta, Griekenland, toonden aan dat verhongering (gecombineerd met endoparasietinfectie) waarschijnlijk de doodsoorzaak was. Ongeveer 20 zwanen en één roodhalsgans in Griekenland werden tevens positief op H5N1 getest, maar er wordt aangenomen dat het virus mogelijk niet de onmiddellijke doodsoorzaak was. Het is niet bekend of de geïnfecteerde vogels het virus droegen zonder symptomen, of het virus incubeerden en later ziek zouden zijn geworden en gestorven (of hersteld). Er vond tevens een zeer hevige uitbraak plaats bij watervogels in NoordDuitsland, met meer dan 100 dode vogels (voornamelijk zwanen) die op 24 februari positief getest werden op H5N1, met enige indicatie dat de ziekte zich aan het verspreiden was naar naburige gebieden. Deze uitbraak lijkt los te staan van die in Zuid-Europa en zich te hebben voorgedaan bij vogels die daar in de winter resideren. Haar oorsprong is nog niet duidelijk en BirdLife is blij met de vastbeslotenheid van de Duitse regering om de omstandigheden van de uitbraak volledig te onderzoeken. De eerste pluimvee-uitbraak in West-Europa vond plaats in een gesloten kalkoenboerderij in Ain, Frankrijk— waar vlakbij 10 dagen eerder een met H5N1 geïnfecteerde tafeleend (Aythya Ferina) gevonden was. De uitbraak toont aan dat het ophokken van pluimvee op zichzelf misschien niet effectief is in het stoppen van de verspreiding van de ziekte. Het is nog niet duidelijk hoe, of wanneer, het virus de afgesloten boerderij binnenkwam en het zal belangrijk zijn alle onderzoeksaanwijzingen te volgen teneinde de waarschijnlijke bron van de uitbraak te bepalen.
De rol van wilde vogels De Europese incidenten tonen duidelijk aan dat wilde vogels na besmetting het virus kunnen dragen naar nieuwe locaties—tenminste tijdens de incubatieperiode van de ziekte, wat verscheidene dagen kan zijn. Desondanks blijft het begrip van de epidemiologie van H5N1 in wilde vogels en het gedrag van het virus in de bredere omgeving zeer ontoereikend. Eén belangrijke, onbeantwoorde vraag is hoe gemakkelijk geïnfecteerde wilde vogels de ziekte kunnen overdragen op andere wilde watervogels of pluimvee. Gegevens uit Kroatië tonen aan dat watervogels die dezelfde vijvers deelden als geïnfecteerde zwanen niet ziek werden, maar een zieke zwaan die bij kippen verbleef in een Oostenrijks reddingscentrum voor dieren droeg de infectie wel over. Eerdere uitbraken tonen een zeer verschillend patroon in vergelijking met de recente incidenten in Europa. Dit versterkt de mening van BirdLife dat als wilde vogels de ziekte zouden verspreiden over continenten, er sporen met dode vogels zouden zijn geweest die de migratieroutes volgen. Dit is duidelijk niet het geval—er werden bijvoorbeeld niet veel dode wilde zwanen in Azië gevonden. Verder biedt de 'wilde vogels' theorie voor de verspreiding van H5N1 geen uitleg waarom bepaalde landen op vluchtroutes van vogels uit Azië griepvrij blijven, terwijl hun buurlanden herhaaldelijk met infecties te kampen hebben, noch waarom er geen correlatie bestaat tussen het patroon en de timing van de verspreiding onder gedomesticeerde vogels met migraties van wilde vogels. Deze conclusie wordt verder ondersteund door de (tot nu toe beperkte) informatie over prevalentie van het HPAI H5N1 virus in levende wilde vogels. Slechts zes uit meer dan 13.000 wilde vogels die getest werden in China waren
positief op het virus, terwijl 3% van dit totaal antilichamen tegen H5N1 had. Elders werd er geen gezonde trekvogel gevonden die de ziekte had, uit meer dan 100.000 testen die wereldwijd uitgevoerd werden. Dit omvat 16.000 testen gedurende het laatste decennium in Hong Kong, een locatie die zich zo dicht bij de wijdverbreide infectie in pluimvee in het vasteland van China bevindt dat het opmerkelijk is dat er geen enkele geïnfecteerde levende vogel gevonden werd. In gebieden die momenteel niet-geïnfecteerd zijn werden onlangs enkele duizenden watertrekvogels getest in Nieuw-Zeeland, Australië en Canada die allemaal negatief waren op HPAI H5N1. We kunnen aannemen dat vele andere soortgelijke testen over de hele wereld uitgevoerd werden maar dat de resultaten niet openbaar gemaakt werden. In het belang van al diegenen die de verspreiding van HPAI H5N1 proberen te beheersen, is BirdLife van mening dat al dergelijke resultaten, positief of negatief, gepubliceerd zouden moeten worden en vrij beschikbaar zouden moeten zijn voor onderzoekers. De Europese incidenten tonen aan dat wilde vogels het virus over lange afstanden kunnen verplaatsen, en potentieel verspreiden. De eerdere verspreiding van H5N1 toont aan dat het noodzakelijk is eveneens andere overdrachtsroutes in ogenschouw te nemen. Dit omvat de verplaatsingen van onbehandeld pluimvee en pluimveeproducten, het hergebruik van niet goed schoongemaakte transportkratten, het gebruik van geïnfecteerde pluimveemest als landbouwmest en als voer in visboerderijen en varkensboerderijen, en de handel in wilde vogels.
Verplaatsingen van pluimvee en pluimveeproducten De meeste uitbraken in Zuidoost-Azië kunnen gerelateerd worden aan verplaatsingen van pluimvee en pluimveeproducten (of geïnfecteerde materiaal van pluimveeboerderijen, zoals water, modder of grond, op voertuigen of kleding en schoenen van mensen). Wereldwijd blijft de belangrijkste verspreidingsroute pluimveeverplaatsingen zonder beperkingen. Een verhandeling gepubliceerd op 21 februari 2006 (Chen e.a., “Establishment of multiple sublineages of H5N1 influenza virus in Asia: Implications for pandemic control”, Proceedings of the National Academy of Sciences, 21 februari 2006) analyseerde de virale afkomst en concludeerde dat pluimveeverplaatsingen verantwoordelijk waren voor meerdere nieuwe uitbraken in Zuidoost-Azië, zowel binnen als tussen landen. Markten met levende dieren of ‘wet’ markten kunnen een grote rol gespeeld hebben in de verspreiding van het virus in Zuidoost-Azië, volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO), de Wereldorganisatie voor de Gezondheid van Dieren (OIE) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO): “In 1992 werden markten met levend pluimvee in de USA beschouwd als de ‘ontbrekende schakel in de epidemiologie van influenza’. Ze werden geïdentificeerd als de bron van de H5N1-infectie in kippenboerderijen in Hong Kong in 1997 toen bleek dat ongeveer 20% van de kippen geïnfecteerd was op markten met levend pluimvee. Dezelfde situatie was te zien in Vietnam, waar de verspreiding van H5N1 bij ganzen op markten met levende vogels in Hanoi gedocumenteerd werd, 3 jaar vóór de uitbraken in 2004 in kippenboerderijen.” (FAO/OIE/WHO Overleg over vogelgriep en volksgezondheid: Maatregelen voor de risicovermindering in de productie, de markthandel, en het leven met dieren in Azië, Kuala Lumpur, Maleisië, juli 2005). Er bestaat tevens een grote internationale handel in pluimvee—zowel legaal als illegaal. De legale handel heeft letterlijk betrekking op miljoenen broedeieren en
pluimvee dat verzonden wordt naar wereldwijde bestemmingen. Alvorens de uitbraken in Egypte werd bijvoorbeeld bericht dat dit land 180 miljoen 1 dag oude kuikens plus 500.000 volwassen kippen per jaar exporteert. Bijna 12 miljoen levende kippen werden officieel geïmporteerd in de Oekraïne in 2004 en meer dan 16 miljoen in Roemenië. In Turkije heeft één bedrijf de capaciteit meer dan 100 miljoen broedeieren per jaar te produceren, waarvan velen geëxporteerd worden naar Oost-Europa en het Midden Oosten. Recente uitbraken in India, Nigeria en Egypte vonden hun oorsprong in de pluimvee-industrie, en er bestaat sterk indirect bewijs dat verplaatsingen van pluimvee en pluimveeproducten verantwoordelijk zijn. Om redenen die duidelijk mogen zijn is er weinig informatie beschikbaar over de omvang van de illegale pluimveehandel, maar recentelijk werd bekend gemaakt dat pluimveevlees illegaal geïmporteerd wordt van Azië naar de Verenigde Staten; in oktober 2005 werden 3.000 kippen onderschept door de Italiaanse douane nadat ze het land binnengesmokkeld waren vanuit China; en in november 2005 maakten de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk bekend dat grote hoeveelheden kippenvlees, mogelijk honderden tonnen, illegaal geïmporteerd waren vanuit China, en frauduleus opnieuw gelabeld werden alvorens doorverkocht te worden aan voedselfabrikanten door het hele land. In februari 2006 werd 20 kg kippentongen uit China gevonden door de douane in Rio de Janeiro, Brazilië, en 21 ton (voornamelijk) pluimveevlees uit China werd in beslag genomen in Zuid-Spanje. Dit geeft voortdurende hiaten in grenscontroles aan, ondanks de breed gepubliceerde risico’s. Naar verluidt vinden illegale pluimveeverplaatsingen op grote schaal plaats in centraal Azië. In 2005 verklaarde het Staatsdepartement voor Diergeneeskunde van Oekraïne dat de illegale wederexport van aanzienlijke hoeveelheden vlees vanuit de Oekraïne naar Rusland plaatsgevonden had vanuit derde wereld landen.
Illegale handel in kooivogels De wijdverbreide illegale handel in kooivogels heeft vogels die met H5N1 geïnfecteerd waren over grote afstanden getransporteerd. De douane in Taiwan heeft bijvoorbeeld twee partijen met geïnfecteerde vogels onderschept die gesmokkeld werden vanuit het vasteland van China. Een uitbraak van H5N1 in een quarantainestation voor vogels in het Verenigd Koninkrijk zou tevens toe te schrijven zijn aan gesmokkelde vogels die ‘witgewassen’ werden in een legaal geïmporteerde partij. In 2004 werd bij enkele adelaars (Spizaetus Nipalensis) die gesmokkeld werden in handbagage vanuit Thailand naar België de ziekte vastgesteld. De meest waarschijnlijke infectiebron voor gevangen vogels bevindt zich op ‘wet’ markten met levende dieren, waar gedomesticeerde en in het wild gevangen vogels zich dicht bij elkaar bevinden, wat een hoog risico van kruisbesmetting vormt.
Feces als mest en veevoer Wat tevens alarmerend is, en nader onderzocht moet worden, is de wijdverbreide praktijk van het gebruik van pluimveemest (kip, eend en ander pluimveefeces) in de landbouw en aquacultuur als mest, en in onbehandelde vorm als voer voor varkens en vissen. Vogels geïnfecteerd met het H5N1-virus scheiden virusdeeltjes uit in hun feces: waardoor er onbehandelde feces van geïnfecteerde vogels in visvijvers en op velden terechtkomt en een potentiële nieuwe infectiebron vormt. Hoewel dit al in 1988 onderkend werd, zijn de risico’s van
deze praktijk voor de verspreiding van influenzavirussen nog weinig onderzocht. Eerste onderzoeken tonen aan dat Russische visboerderijen onlangs begonnen zijn met het gebruik van kippenfeces als mest, en deze praktijk wordt gevolgd in Oost-Europa waar pluimveefeces tevens verspreid wordt op landbouwgrond waardoor het onvermijdelijk terechtkomt in waterwegen. Waar onbehandelde pluimveemest verzameld, getransporteerd en verkocht wordt, kan dit een hoogst effectieve manier zijn om het virus te verspreiden. De FAO raadt aan "dat het gebruik van pluimveemest/pluimveestalmest verboden dient te worden in landen die getroffen zijn door of risico lopen op de vogelgriep, zelfs wanneer het correct gecomposteerd, ingekuild of gedroogd werd door hittebehandeling." Onlangs werd bekend gemaakt dat de uit feces afgeleide mest die in Servië in de winter van 2006 gebruikt werd afkomstig was uit China.
Preventie en controle Betere observatie van wilde vogels, en bestudering van de manier waarop het virus zich gedraagt in wilde vogelpopulaties, zijn erg belangrijk. Nog belangrijker is echter dat preventieve maatregelen voor H5N1 zich concentreren op betere bioveiligheid—toezicht houden op en testen van pluimvee, het controleren van de verplaatsingen en verkoop van pluimvee, pluimveeproducten en kooivogels, het reglementeren van het gebruik van pluimveemest dat gebruikt wordt in aquacultuur en landbouw, en het verhogen van nationale en internationale inspanningen teneinde de illegale handel in pluimvee, pluimveeproducten en gevangen wilde vogels te beheersen. Het beste dierenartsadvies met betrekking tot kwesties zoals het ophokken van groepen scharrelvogels en vaccinatie dient gezocht en opgevolgd te worden. Vaccinatie kan effectief zijn—mits er voldoende antigen in het vaccin zit. Vaccines van een slechte kwaliteit stoppen de symptomen van de ziekte maar stellen het virus in staat zich te blijven repliceren, verspreiden en ontwikkelen. Er is een voortdurend discussie onder virologen, dierenartsen en politici over de waarde van vaccinatie. De rol van wilde vogels dient gezien te worden in de veel grotere context van de wereldwijde pluimvee-industrie en de verplaatsingen van grote hoeveelheden pluimveeproducten over de wereld. Focussen op wilde vogels alleen is misplaatst en een potentieel gevaarlijke afleiding van energie, inspanningen en middelen. Pogingen om wilde trekvogels te elimineren of hun habitat te vernietigen zijn hoogst ondoordacht—ervaring leert dat deze benadering geheel ineffectief is, en de situatie naar alle waarschijnlijkheid slechter maakt.
Risico’s voor mensen Hoewel H5N1 bij mensen ernstige ziekte kan veroorzaken, is het moeilijk het virus op te lopen. Overdracht van pluimvee naar mensen blijft moeilijk, en betreft gewoonlijk een langdurig en intiem contact, en tot nu toe lijkt het virus zich niet van mens naar mens te verspreiden. Een grote zorg is dat het zich zal ontwikkelen in een vorm die gemakkelijk overgedragen wordt tussen mensen, en daarbij een pandemie veroorzaakt. Gedurende de afgelopen 100 jaar zijn er tenminste drie grote pandemieën van menselijke influenza A geweest die vele mensen over de hele wereld gedood heeft. Het wordt vermoed dat deze dodelijke virussoorten zich ontwikkelden toen vogelgriep en menselijke griepvirussen samenkwamen, mogelijk in varkens, en hun genetisch materiaal gewijzigd hebben.
Voortdurende uitbraken van H5N1 verhogen de kans dat dit opnieuw gebeurt, vooral aangezien de huidige H5N1-soort uitzonderlijk is in het feit dat het rechtstreeks van pluimvee naar mensen kan overgaan, zonder de interventie van een tussenliggende gastheer. Naast een geïsoleerd geval in Turkije (waar kinderen met handschoenen speelden die gebruikt waren voor de omgang met geïnfecteerde dode vogels), is er echter geen bewijs dat H5N1-infectie in mensen opgelopen werd via wilde vogels. Menselijke infecties werden opgelopen door mensen die nauw contact hadden met pluimvee. Gezien het aantal en de verdeling van uitbraken in gedomesticeerd pluimvee en watervogels is het aantal menselijke gevallen erg klein, wat aangeeft dat de overdracht van het virus van pluimvee naar de mens inefficiënt blijft. Activiteiten zoals vogelwachten en het voeren van tuinvogels zijn geheel veilig indien eenvoudige en verstandige voorzorgsmaatregelen opgevolgd worden. Dit omvat het vermijden van het aanraken van karkassen van wilde vogels, en het wassen van de handen met water en zeep na het vullen of schoonmaken van voerbakjes voor vogels. Beide maatregelen zijn aan te raden aangezien vogels andere potentieel gevaarlijke ziekteverwekkers kunnen dragen. Locaties waarvan het bekend is dat H5N1 er uitbrak dienen natuurlijk vermeden te worden. In landen waar de uitbraak van H5N1 heeft plaatsgevonden dienen mensen die werken met pluimvee of andere vogels in gevangenschap striktere voorzorgsmaatregelen te nemen en contact met wilde vogels zoveel mogelijk vermijden.
Beschermingsimplicaties voor wilde vogels Het virus is in het algemeen hoogst pathogeen (veroorzaakt een hoog sterfteniveau) voor wilde vogels. Pogingen om wilde vogels te elimineren in ondoordachte pogingen grip te krijgen op de ziekte kan de beschermingsstatus van sommige soorten nadelig beïnvloeden. De Wereldgezondheidsorganisatie, Voedsel- en Landbouworganisatie en de OIE (Wereldorganisatie voor de Gezondheid van Dieren) zijn het er over eens dat beheersing van vogelgriep bij wilde vogels door eliminatie niet haalbaar is en dat eliminatiepogingen het virus wijder zullen verspreiden aangezien overlevende vogels zich verspreiden naar nieuwe plaatsen en gezonde vogels gestrest worden en vatbaarder voor infectie. In de media zijn berichten verschenen van wilde vogels die gedemoniseerd worden. In sommige landen hebben politici jagers opgeroepen binnenkomende trekvogels uit te roeien. Sommige regeringen hebben naar verluidt plannen opnieuw ingevoerd om waterrijke gebieden droog te leggen, onder het voorwendsel watervogels land- en broedplaatsen te ontzeggen. Nesten van vogels, zoals de boerenzwaluw (Hirundo Rustica), die vlakbij de mens broeden werden vernietigd in de verkeerde overtuiging dat deze maatregel het risico zal verminderen om vogelgriep op te lopen. Geen enkele van deze maatregelen zal de verspreiding van vogelgriep beheersen en zal in plaats daarvan wilde vogels en andere biodiversiteit in gevaar brengen. Twee wereldwijd bedreigde vogelsoorten kunnen al getroffen zijn. Het virus werd recentelijk geïsoleerd uit een roodhalsgans (Branta Ruficollis) in Griekenland, en monsters uit een tweede vogel worden momenteel getest. Dit is reden tot ongerustheid aangezien 90% van de wereldpopulatie van 88.000 beperkt is tot slechts vijf slaapgebieden in Roemenië en Bulgarije, allebei getroffen landen. Verschillende dode kroeskoppelikanen (Pelecanus Crispus) worden momenteel
getest in Bulgarije. Deze soort is kwetsbaar aangezien ze broedt in koloniën in waterrijke zoetwatergebieden en kustlagunes. De wereldpopulatie van 15.000 is grotendeels beperkt tot de Baltische en Zwarte Zee regio’s. Veel van de landen waarin ze broedt zijn al aangetast door H5N1. Het wordt tevens geschat dat tussen 5% en 10% van de wereldpopulatie van de Indische gans (Anser Indicus) omgekomen is in de uitbraak in de lente van 2005 in Lake Qinghai, in China. BirdLife International is lid van een werkgroep over vogelgriep die bestaat uit wetenschappers en natuurbeschermers uit negen verschillende internationale organisaties inclusief vier VN-organen, bijeengeroepen door de UNEP Conventie ter bescherming van trekkende wilde dieren (CMS). De werkgroep tracht betere data en informatie te krijgen over de oorzaak van de verspreiding van de ziekte. Ze roept begin april een bijeenkomst bijeen teneinde enkele topwetenschappers samen te brengen om de laatste informatie over vogelgriep te onderzoeken. BirdLife is tevens blij met de aankondiging dat de eerste wetenschappelijke beoordeling ooit van de impact van vogelgriep op dieren in het wild en biodiversiteit uitgevoerd zal worden door internationale experts over de hele wereld in samenwerking met de achtste bijeenkomst van de Conferentie van de Partijen voor de Conventie inzake Biologische Diversiteit, die gehouden zal worden in Curitiba, Brazilië, in maart 2006.
De effecten van H5N1-infectie op wilde vogels Naast kooivogels zijn er tot nu toe drie typen wilde vogelsoorten betrokken geweest bij uitbraken: • Aasetende soorten (die vaak naar voedsel zoeken rond pluimveeboerderijen) zoals kraaien, eksters en recentelijk, in Europa, raptors • Soorten die vaak voedsel halen (en aas eten) in vervuilde waterwegen vlakbij steden en boerderijen, inclusief visboerderijen, zoals sommige reigers, zilverreigers en meeuwen • Kolonienesten van groepen watervogels die voedsel halen in waterlichamen of in nabijgelegen landbouwgrond.
Er is een aantal verschillende mogelijke scenario’s voor de effecten van H5N1 op wilde trekvogels: Ten eerste zijn trekvogels misschien geïnfecteerd door H5N1 maar tonen ze milde, of geen symptomen (zoals experimenteel aangetoond in gevangen wilde eenden met betrekking tot enkele specifieke virale genotypen). Indien dit het geval zou zijn, dan gaan geïnfecteerde vogels niet dood, maar zou het virus verspreid worden in hun broedplaatsen, tijdens de trek en in hun verblijfgebieden. Pluimvee-uitbraken zouden de vogels vergezellen in zowel broedplaatsen als verblijfgebieden en tijdens de trek. In de praktijk hebben we beperkte en gelokaliseerde sterfgevallen van wilde vogels gezien in broedplaatsen en overwinterplaatsen, maar geen bewijs van pluimvee-uitbraken die de voornaamste trekroutes volgen. Indien H5N1 dodelijk zou zijn voor de meeste wilde vogels, maar sommigen kunnen het dragen zonder symptomen, dan zouden we een iets ander patroon
verwachten. Wilde vogels zouden sterven in hun broedplaatsen en verblijfgebieden en langs de trekroutes van dragende soorten. Pluimvee zou tegelijkertijd en op dezelfde locaties als wilde vogels geïnfecteerd raken. Sommige wilde vogels zouden kunnen sterven op locaties waar geen pluimvee is; en waar wilde vogels niet doodgaan, zou pluimvee dat ook niet doen. Geen van deze patronen is te zien in de manier waarop het virus zich verspreid heeft. Er zijn sterfgevallen geweest van wilde vogels waar geen pluimvee was in Lake Erhel, Mongolië en in Europa. Infectie van pluimvee of andere bronnen kan in het eerstgenoemde geval niet uitgesloten worden, en het laatstgenoemde wijst naar een wijdverspreide bijna gelijktijdige infectie door een besmette bron, mogelijk landbouwgronden of waterlichamen die pluimveefeces hebben opgenomen. Indien wilde vogels het virus een korte tijd dragen en verspreiden alvorens dood te gaan, dan zou het patroon opnieuw anders zijn. Als opeenvolgende groepen trekvogels geïnfecteerd raakten en doodgingen, dan zouden we verwachten dat het virus zich voortdurend zou verspreiden langs trekroutes. Zowel de sterfgevallen van wilde vogels als pluimvee zouden deze routes volgen, zonder geïsoleerde concentraties van dode vogels. Dit patroon is te zien in de Europese uitbraken maar, veelbetekenend, heeft dit (tot nu toe) niet gereflecteerd in een uitbraak in pluimvee [behalve een geval van mogelijke lokale pluimveebesmetting in Noord-Duitsland dat momenteel onderzocht wordt], misschien vanwege de lage titer van de virus dat verspreid wordt door geïnfecteerde zwanen. Indien geïnfecteerde wilde vogels allemaal snel zouden sterven, zouden we gelokaliseerde concentraties van sterfgevallen verwachten die snel afgelopen zijn, met geen sporen van sterfgevallen van ofwel wilde of gedomesticeerde vogels langs trekroutes. Dit is het patroon dat de meeste uitbraken laten zien. 28 februari 2006 Vogelbescherming Nederland is Partner van BirdLife International. Ga voor meer informatie naar BirdLife International.