2013
Strafrechtelijke immuniteit van het Stadsdeel Amsterdam-Noord
Onderzoek naar de consequenties van de uitspraak Stichtse Vecht voor het beleid van het stadsdeel Amsterdam-Noord met betrekking tot de onderhoudsplanning van de openbare ruimte
Korting, Stephanie Stadsdeel Amsterdam-Noord 10-6-2013 1
Student Studentnummer en telefoonnummer
Stephanie Korting
E-mail
06-43113017
Titel Ondertitel
Trefwoorden
Studierichting Stagedocent
500547548
[email protected]
Strafrechtelijke immuniteit van het Stadsdeel Amsterdam-Noord
Onderzoek naar de consequenties van de uitspraak Stichtse Vecht voor het beleid van het Stadsdeel Amsterdam-Noord met betrekking tot de onderhoudsplanning van de openbare ruimte Gemeente, strafrecht, strafrechtelijke immuniteit, onderhoud, onderhoudsplanning, exclusieve overheidsstaak HBO-Rechten
Docentbeoordelaars
Dunja Monker
Praktijkbegeleider
Figen Yaka
Studiejaar/blok
Frank Godeschalk Ronald Helvrich
Onderzoek organisatie
2013, blok 3 en 4
Publicatiedatum
www.noord.amsterdam.nl
Stadsdeel Amsterdam-Noord 10 juni 2013
2
Voorwoord Dit onderzoeksrapport is geschreven in het kader van de afsluiting van de studie HBORechten aan de Hogeschool van Amsterdam. Uit dit onderzoeksrapport vloeien aanbevelingen voort voor het stadsdeel Amsterdam-Noord met betrekking tot de onderhoudsplanning van de openbare ruimte. In die aanbevelingen zijn recente ontwikkelingen op het gebied van strafrechtelijke aansprakelijkheid van publiekrechtelijke rechtspersonen verwerkt.
Gedurende mijn studie op de HvA had het bestuursrecht al mijn interesse. Vandaar dat het voor mij vanzelfsprekend was om mijn afstudeeropdracht bij een gemeente te doen. Dat het onderzoek meer strafrechtelijk geworden is, vind ik ontzettend leuk, omdat dat een ander rechtsgebied is waar mijn interesse ligt.
Het stadsdeel Amsterdam-Noord heeft mij de mogelijkheid gegeven om het onderzoek naar de strafrechtelijke aansprakelijkheid van publiekrechtelijke rechtspersonen uit te voeren. Ik wil daarom het stadsdeel Amsterdam-Noord bedanken en in het bijzonder de heer Ronald Helvrich, mijn praktijkbegeleider gedurende mijn stage.
Daarnaast wil ik Ellen Prins, coördinator van de onderhoudsinspecties van de wegen en Remco Hemkes, teamleider groot onderhoud, bedanken voor hun tijd en informatie over het onderhoud in het stadsdeel. Nancy Wismeier, coördinator verzekeringen, wil ik ook graag bedanken voor de informatie over aansprakelijkheidstellingen van het stadsdeel.
Ten slotte wil ik graag Dunja Monker, mijn docentbegeleider van de HvA bedanken voor haar kritische en opbouwende blik tijdens mijn afstudeeronderzoek.
Stephanie Korting Amsterdam-Noord, juni 2013
3
Inhoudsopgave Titelblad………………………………………………………………………………………….……….. p. 2 Voorwoord………………………………………………………………... ...………………....………...p. 3 Inhoudsopgave…………………………………………………………………………………………. p. 4 Verklarende woordenlijst en afkortingenlijst……………………………………………... p. 5
Samenvatting……………………………………………………………………………………………. p. 6
Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Aanleiding……………………………………………………………………………………………p. 8 1.2 Doelstelling…………………………………………………………………………………………. p. 9 1.3 Centrale vraag……………………………………………………………………………………...p. 9 1.4 Deelvragen……………………………………………………………………………….................p. 9 1.4 Methodologische verantwoording……………………………………………..................p. 9 1.5 Leeswijzer…………………………………………………………………………………………... p. 10 Hoofdstuk 2: Theoretisch kader
2.1 Inleiding……………………………………………………………………………………………… p. 11
2.2 Leerstuk van de strafrechtelijke aansprakelijkheid…………………….................p. 11
2.3 Gevolgen van de uitspraak Stichtse Vecht……………………………………………...p. 13
2.4 Eventuele gevolgen van het wetsvoorstel……………………………............…………p. 17 2.5 Conclusie; criteria waar het onderhoudsbeleid aan moet voldoen..………... p. 19
Hoofdstuk 3: Praktijk
3.1 Inleiding……………………………………………………………………………………………… p. 21
3.2 Huidig beleid………………………………………………………………………………………..p. 21 3.3 Conclusie: toetsing theoretisch kader aan huidig beleid……………… ………... p. 24
Hoofdstuk 4: Conclusie
4.1 Conclusies…………………………………………………………………………………………… p. 27 4.2 Aanbevelingen……………………………………………………….......................................... p. 28
Literatuuroverzicht………………………………………………………........................................ p. 29 Bijlagen…………………………………………………………………………………………................ p. 31 Bijlage I: Uitspraak Stichtse Vecht…………………………………………………… p. 32 Bijlage II: Noot van de VNG……………………………………………………………... p. 44 Bijlage III: Interview teamleider groot onderhoud…………………………… p. 45 Bijlage IV: Interview coördinator inspecties…………………………………….. p. 52 4
Verklarende woordenlijst en afkortingenlijst Bevoegd gezag: het bestuursorgaan dat bevoegd is om besluiten te nemen of beschikkingen af te geven.
Exclusieve overheidstaak: een taak die uitsluitend door de overheid kan worden uitgevoerd.
Gemeente Stichtse Vecht: de gemeente Stichtse Vecht is in 2011 ontstaan nadat de gemeenten Breukelen, Loenen en Maarssen zijn samengevoegd. ‘Gemeente Stichtse Vecht voert de gemeentelijke taken uit en kan zo als sterkere gemeente beter en efficiënter het werk voor de inwoners doen en kan als fusiegemeente het groeiend aantal taken beter aan.‘1
Maatschappelijk verkeer: de manier waarop burgers met elkaar omgaan in het dagelijks leven.
Publiekrechtelijke rechtspersonen: rechtspersonen zijn onder te verdelen in privaatrechtelijke- en publiekrechtelijke personen. Rechtspersonen zijn een fictief object maar dragen dezelfde rechten en plichten als een natuurlijk persoon. Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn organisaties die overheidstaken uitvoeren zoals de Staat, provincies en gemeenten. . Stadsdeel: ander woord voor stadsdeel is een deelgemeente. Een deelgemeente heeft een eigen deelraad en dagelijks bestuur. Amsterdam heeft de volgende stadsdelen (deelgemeenten): Centrum, Noord, West, Nieuw-West, Zuid, Oost en Zuidoost.
Strafrechtelijke immuniteit: indien je strafrechtelijk immuun bent kan je niet strafrechtelijk vervolgd worden door het Openbaar Ministerie.
Subjectcriterium: er is voldaan aan het subjectcriterium indien het strafbare orgaan een openbaar lichaam is in de zin van hoofdstuk 7 van de Grondwet. Taakcriterium: er is voldaan aan het taakcriterium indien het strafbare feit is gepleegd ter vervulling van een bij wet opgedragen overheidstaak. Wortelschade: schade die ontstaat doordat boomwortels omhoog de weg in groeien CDA: Christen-Democratisch Appèl
CROW: Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek. Bij CROW werken deskundigen die aanbevelingen en richtlijnen opstellen waar wegen bijvoorbeeld aan moeten voldoen. Deze CROW richtlijnen hebben geen wettelijke status, maar worden wel door veel organisatie gevolgd. Indien van deze normen wordt afgeweken moet de organisatie wel een goede motivatie aangeven. CU: Christen Unie
PvdA: Partij van de Arbeid
VNG: Vereniging Nederlandse Gemeenten 1
Gemeente Stichtse Vecht, ‘Historie en heden.’
5
Samenvatting De uitspraak van 10 december 2012 van de Rechtbank Utrecht staat beter bekend als de uitspraak Stichtse Vecht. Naar aanleiding van deze uitspraak is de discussie rondom de strafrechtelijke immuniteit van gemeenten weer opgelaaid. De uitspraak verandert wel het een en ander aan het leerstuk van strafrechtelijke immuniteit van het stadsdeel.
Tot op de dag van vandaag is er in de wet geen duidelijke bepaling over de strafrechtelijke immuniteit van gemeenten opgenomen. In de Pikmeerarresten is bepaald dat gemeenten van strafrechtelijke immuniteit genieten indien zij een exclusieve overheidstaak uitvoeren. Volgens de Pikmeerarresten is er sprake van een exclusieve overheidstaak indien de taak uitsluitend door de overheid kan worden uitgevoerd. De uitspraak Stichtse Vecht heeft hier een verandering in aangebracht. Volgens de Rechtbank Utrecht is er niet sprake van een exclusieve overheidstaak indien de taak door een derde verricht kan worden. Door deze uitspraak te doen vallen veel taken van de gemeenten niet meer onder de strafrechtelijke immuniteit. In de uitspraak Stichtse Vecht is naar voren gekomen dat het nemen van verkeersmaatregelen niet onder de exclusieve overheidstaak valt. Ook heeft de rechter voorzichtig aangegeven dat wegonderhoud ook uitbesteed kan worden, en dus ook niet onder de exclusieve overheidstaak zou vallen. Het gevolg voor het stadsdeel is dat zij voor de fouten die gemaakt worden met betrekking tot het nemen van verkeersmaatregelen en wegonderhoud strafrechtelijk vervolgd kunnen worden.
Op de uitspraak Stichtse Vecht is veel kritiek gekomen. Uit hoofdstuk 2.3 blijkt dat deskundigen denken dat de uitspraak in hoger beroep niet overeind was blijven staan. Omdat de gemeente Stichtse Vecht geen beroep tegen de uitspraak heeft ingesteld, zullen we pas te weten komen of de uitspraak blijft staan als een soortgelijk geval gaat plaatsvinden. Voor de beantwoording van de centrale vraagstelling ga ik er vanuit dat de uitspraak stand houd. Voorts is ook te zeggen dat de rechter met deze uitspraak al vooruit heeft willen lopen op het wetsvoorstel betreffende afschaffing van de strafrechtelijke immuniteit, besproken in hoofdstuk 2.4. Uit gegevens van het stadsdeel blijkt dat er jaarlijks ongeveer tussen de 40 en 60 ongevallen plaatsvinden, die te wijten zijn aan de staat van de openbare ruimte. Dit zijn burgers die het ongeval gemeld hebben bij het stadsdeel. Dit getal zal waarschijnlijk veel hoger liggen, aangezien er ook burgers zullen zijn die een ongeval niet melden. Van degene die zich wel melden hebben er 20 per jaar letselschade. Dit is een hoog aantal naar mijn mening, maar zou nog hoger kunnen zijn, als er wordt gekeken naar de staat van de wegen. Uit het gesprekken met medewerkers van het stadsdeel blijkt dat het achterstallig onderhoud op dit moment niet ingelopen wordt en dat zij jaarlijks niet meer budget krijgen, om dit in te kunnen lopen. Dit betekent dat de wegen steeds slechter zullen worden indien er niet wordt ingegrepen. Het gevolg van slechtere wegen zal zijn dat er ook meer ongevallen zullen plaatsvinden.
6
In principe is het stadsdeel verzekerd voor de schade die burgers claimen indien zij schade hebben geleden naar aanleiding van een ongeval die te wijten is aan nalatigheid van het stadsdeel. Het stadsdeel heeft namelijk meerdere verzekeringen lopen bij het VGA. Dit betekent dat het stadsdeel niet veel merkt van de bedragen die burgers claimen, alleen dat de premie omhoog gaat indien het gaat om veel uitkeringen. Het is met de staat van de wegen op dit moment, echter wachten op dodelijke ongevallen. Dan gaat een morele kwestie spelen, namelijk de vraag hoeveel een mensenleven kost. Daarnaast zal de media-aandacht die een dodelijk ongeval meebrengt ook geen positieve naamsbekendheid brengen voor de Gemeente Amsterdam. De medewerkers van het stadsdeel waren al op de hoogte van de uitspraak, maar niet omdat een leidinggevende ze hierop gewezen heeft. Het stadsdeel heeft niet gesignaleerd dat de uitspraak van belang is voor het beleid rondom de openbare ruimte. Uit mijn onderzoeksrapport vloeit voort dat de uitspraak wel gevolgen geeft voor het beleid van het stadsdeel met betrekking tot de onderhoudsplanning van de openbare ruimte. In de uitspraak Stichtse Vecht geeft de rechter aan dat een gemeente voor het nemen van verkeersmaatregelen en waarschijnlijk voor het nemen van wegonderhoud geen strafrechtelijke immuniteit meer heeft. Omdat dit bepaald is heb ik het beleid van het stadsdeel onder de loep genomen. Daar kwam uit naar voren dat er op dit moment veel wegen een slechte staat hebben en dat er heel veel achterstallig onderhoud is. Er worden bij wegbeheer pijnlijke keuzes gemaakt in prioriteit van wegen. Naar mijn mening moet dit gaan veranderen om strafrechtelijke aansprakelijkheid te gaan voorkomen. Uit hoofdstuk 3.1 blijkt al dat er op de Volendammerweg een ongeval heeft plaatsgevonden naar aanleiding van wortelschade. Pas na het ongeval is er actie ondernomen door middel van het plaatsen van borden en het opnieuw asfalteren. De fietser heeft na het ongeval blijvende hersenschade opgelopen, maar het had ook nog erger kunnen zijn. Ik sluit niet uit dat het stadsdeel Amsterdam-Noord hiervoor strafrechtelijk vervolgd had kunnen worden. Van deze voorbeelden zullen er ongetwijfeld nog meer zijn.
Daarnaast is het voor de ambtenaren van het stadsdeel ook van belang dat het beleid rondom het onderhoud voldoet aan de eisen die uit de jurisprudentie voortvloeien. Op dit moment is het zo dat indien het stadsdeel geen strafrechtelijke aansprakelijkheid geniet, de ambtenaar zich ook niet kan beroepen op strafrechtelijke immuniteit. Het kan zo zijn dat ambtenaren die werkzaam zijn bij het stadsdeel sneller strafrechtelijk aansprakelijk gesteld kunnen worden naar aanleiding van de uitspraak Stichtse Vecht. De uitspraak de Stichtse Vecht is geen reden om direct iets aan de onderhoudsplanning te veranderen. Op dit moment is het onderhoud van het stadsdeel gericht op het voorkomen van strafrechtelijke aansprakelijkheid. Het is van belang dat het stadsdeel het onderhoudsbeleid scherpt bewaakt en alert blijft reageren op de resultaten van de inspecties.
7
1. Inleiding 1.1 Aanleiding Op 10 december 2012 heeft de Rechtbank Utrecht de gemeenste Stichtse Vecht strafrechtelijk veroordeeld voor dood door schuld. 2 Een motorrijdster en haar passagier reden over een weg met wortelschade en kwamen ten val. De wortelschade is het gevolg van gebrekkig onderhoud door de gemeente. Wortelschade ontstaat doordat wortels van bomen de weg ingroeien en hobbels veroorzaken. Door de val kwamen de motorrijdster en haar passagier onder een tegemoetkomende auto terecht en verongelukten. De gemeente Stichtse Vecht was voordat het dodelijke ongeluk plaatsvond al gewaarschuwd door buurtbewoners over de hobbelige weg. De gemeente heeft nagelaten om dit gevaarlijke weggedeelte af te zetten, te waarschuwen, of een snelheidsbeperking te plaatsen. De gemeente Stichtse Vecht kreeg een boete opgelegd van € 22.500, waarvan € 7.500 voorwaardelijk. De gemeente Stichtse Vecht aanvaardt het vonnis en is niet in hoger beroep gegaan: “De afsluiting van deze lange juridische procedure doet op geen enkele manier recht aan het verlies van de levens van de slachtoffers en aan het leed van de nabestaanden. Mede gelet daarop aanvaarden wij de uitspraak en hebben wij besloten geen hoger beroep in te stellen tegen het vonnis.”, aldus B&W van de gemeente Stichtse Vecht. 3
Deze uitspraak van de Rechtbank Utrecht is van belang voor het leerstuk strafrechtelijke aansprakelijkheid van publiekrechtelijke personen omdat gemeenten in beginsel strafrechtelijke immuniteit genieten. Op dit moment wordt een wetsvoorstel betreffende het afschaffen van de strafrechtelijke immuniteit van publiekrechtelijke personen behandeld in de Tweede Kamer.
De uitspraak van de Rechtbank Utrecht is voor het Stadsdeel Amsterdam-Noord reden om een onderzoek te starten naar het onderhoudsbeleid en in hoeverre dit beleid voldoet aan de eisen die voortvloeien uit de uitspraak Stichtse Vecht. Doordat het stadsdeel efficiënt dient om te gaan met het toegekende budget voor het onderhoud van de openbare ruimte is het belangrijk om het beleid af te stemmen op de (strafrechtelijke)juridische grenzen. Van belang is om te onderzoeken welke maatregelen er minimaal moeten worden genomen zodat het onderhoud aan de gestelde eisen voldoet. Strafrechtelijke aansprakelijkheid kan voorkomen worden indien het beleid van het stadsdeel voldoet aan de voorwaarden die voortvloeien uit de uitspraak Stichtse Vecht. Naast de uitspraak Stichtse Vecht is er een politieke ontwikkeling rondom het leerstuk strafrechtelijke aansprakelijkheid. Op dit moment behandelt de Tweede Kamer het wetsvoorstel betreffende de afschaffing van de strafrechtelijke immuniteit van publiekrechtelijke rechtspersonen. Deze uitspraak staat in verband met mijn onderzoek omdat indien dit wetsvoorstel wordt aangenomen het leerstuk van de strafrechtelijke immuniteit veranderd. Daarnaast kan het zo zijn dat de Rechtbank Utrecht in zijn uitspraak van 10 december 2012 de politieke ontwikkeling rondom de strafrechtelijke immuniteit heeft meegenomen. 2 3
Bijlage I: Uitspraak Stichtse Vecht Verkeersnet, ‘Gemeente Stichtse Vecht aansprakelijk voor letselschade met dood tot gevolg.’
8
1.2 Doelstelling De doelstelling van het onderzoek is om het Stadsdeel Amsterdam-Noord een inzicht te geven in de veranderingen rondom de strafrechtelijke aansprakelijkheid van het stadsdeel en haar individuele ambtenaren. Van belang is om te weten waar de strafrechtelijke grenzen liggen om zo het beleid daaraan aan te kunnen passen. Uit het onderzoek vloeit een rapport voort met een conclusie waaruit voortvloeit in hoeverre het huidige beleid van het stadsdeel voldoet aan de voorwaarden om strafrechtelijke aansprakelijkheid zoveel mogelijk te voorkomen. Aan de hand van de resultaten van het onderzoek zal ik enkele aanbevelingen opstellen.
1.3 Centrale vraagstelling De centrale vraagstelling is: In hoeverre voldoet het onderhoudsbeleid van het Stadsdeel Amsterdam-Noord aan de voorwaarden die voortvloeien uit de uitspraak Stichtse Vecht, om zo strafrechtelijke aansprakelijkheid uit te sluiten?
1.4 Deelvragen - Wat zijn de gevolgen van de uitspraak Stichtse Vecht voor de strafrechtelijke aansprakelijkheid van gemeenten? - Wat zijn de gevolgen van het wetsvoorstel met betrekking tot het afschaffen van de strafrechtelijke immuniteit? - Wat is het huidige beleid van het Stadsdeel Amsterdam-Noord met betrekking tot het onderhoud van de openbare ruimten? - Voldoet het beleid van het stadsdeel met betrekking tot het onderhoud van de openbare ruimte aan de nieuwe criteria die voortvloeien uit de jurisprudentie?
1.5 Methodologische verantwoording Het onderzoek bestaat uit jurisprudentie- en literatuuronderzoek. Daarnaast heb ik ten behoeve van het onderzoek interviews afgenomen. Het jurisprudentie-onderzoek bestond uit het zoeken naar relevante jurisprudentie voor het beantwoorden van de centrale vraag. De belangrijkste jurisprudentie is de uitspraak Stichtse Vecht. Deze uitspraak is van belang omdat deze centraal staat in het onderzoek. Daarnaast waren de Pikmeer-arresten van belang omdat zij het leerstuk rondom de strafrechtelijke immuniteit vorm hebben gegeven. Voor het literatuuronderzoek heb ik handboeken over de strafrechtelijke immuniteit van publiekrechtelijke rechtspersonen bestudeerd. Het handboek waar ik het onderzoek op heb gebaseerd is het boek ‘Aansprakelijkheid voor leidinggevende’ van S.N. Valk, omdat in dit boek duidelijk de strafrechtelijke aansprakelijkheid van gemeenten en haar individuele ambtenaren wordt besproken. Daarnaast heb ik het Wetboek van Strafrecht als bron gebruikt omdat in dit wetboek staat dat zowel natuurlijke personen als rechtspersonen kunnen worden vervolgd. Het wetsvoorstel tot het afschaffen van de strafrechtelijke immuniteit heb ik verwerkt in mijn onderzoek. Dit wetsvoorstel was van belang voor het onderzoek omdat het wetsvoorstel een grote verandering in de strafrechtelijke immuniteit van publiekrechtelijke rechtspersonen beoogt . Om de gevolgen van de uitspraak Stichtse Vecht in kaart te brengen heb ik gezocht naar meningen van deskundigen. De meningen van deze deskundigen zijn dan ook gebruikt voor dit onderzoek. Om het beleid van het stadsdeel in kaart te brengen heb ik interviews afgenomen bij medewerkers van het stadsdeel. Ik heb de teamleider groot onderhoud geïnterviewd. De teamleider groot onderhoud maakt de onderhoudsplanningen en weet welke
9
afwegingen er gemaakt worden bij het maken van de onderhoudsplanningen. Van belang voor het onderzoek was om te weten welke keuzes er gemaakt worden in het onderhoudsbeleid en hoe de staat van de wegen op dit moment is. Daarnaast heb ik de coördinator wegeninspectie geïnterviewd. Voor het onderzoek was van belang om in kaart te brengen hoe de inspecties van de wegen in het stadsdeel plaatsvinden. Ten slotte heb ik een gesprek met de coördinator verzekeringen gehad. De insteek van dit gesprek was om erachter te komen hoeveel privaatrechtelijke aansprakelijkheidstellingen het stadsdeel binnenkrijgt en hoeveel schadeclaims zij uitkeren. Van belang was om te weten hoeveel privaatrechtelijke aansprakelijkheidsstellingen het stadsdeel binnenkrijgt omdat in de situaties waarin de letselschade was toe te rekenen aan de schuld van het stadsdeel, het stadsdeel strafrechtelijk vervolgt zou kunnen worden. De uitgeschreven interviews met de teamleider groot onderhoud en de coördinator wegeninspectie zijn opgenomen in de bijlagen. Met de coördinator verzekeringen heb ik een gesprek gehad waar geen aantekeningen van gemaakt zijn. De interviewvragen heb ik gebaseerd op de criteria en aandachtspunten zoals die uit mijn literatuuronderzoek zijn gebleken. Zo heb ik de praktijk getoetst aan de theorie. Vervolgens heb ik de verschillen en overeenkomsten tussen de theorie en praktijk geanalyseerd en daar mijn conclusie en aanbevelingen op gebaseerd.
1.6 Leeswijzer Het eerste hoofdstuk is de inleiding van het onderzoeksrapport. In de inleiding staat de aanleiding van het onderzoek en de hoofd- en deelvragen. Het tweede hoofdstuk is het theoretisch kader. In het theoretisch kader behandel ik het leerstuk van de strafrechtelijke immuniteit en de gevolgen van de uitspraak Stichtse Vecht. Daarna bespreek ik de gevolgen van het wetsvoorstel. Aan de hand van het theoretisch kader stel ik voorwaarden op waar het onderhoudsbeleid van het stadsdeel aan moet voldoen om strafrechtelijke aansprakelijkheid te voorkomen. In hoofdstuk 3 beschrijf ik het huidige onderhoudsbeleid. Vervolgens leg ik het huidige onderhoudsbeleid van het stadsdeel naast de voorwaarden die voortvloeien uit de uitspraak Stichtse Vecht. Hieruit volgt dan of het beleid voldoet aan de voorwaarden om strafrechtelijke aansprakelijkheid uit te sluiten. In hoofdstuk 4 beantwoord ik de centrale vraag. Daarnaast stel ik enkele aanbevelingen op waarmee het stadsdeel kan voorkomen dat zij in de toekomst strafrechtelijk aansprakelijk gesteld kan worden.
10
2. Theoretisch kader 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk bespreek ik het theoretisch kader. De deelvragen van dit hoofdstuk zijn: - Wat zijn de gevolgen van de uitspraak Stichtse Vecht voor de strafrechtelijke aansprakelijkheid van gemeenten?
- Wat zijn de gevolgen van het wetsvoorstel tot het afschaffen van de stafrechtelijke immuniteit?
In paragraaf 2.2 bespreek ik de theorie met betrekking tot strafrechtelijke immuniteit van publiekrechtelijke rechtspersonen aan de hand van het Wetboek van strafrecht en aan de hand van de Pikmeerarresten. In paragraaf 2.3 wordt de uitspraak Stichtse Vecht besproken en de gevolgen van de uitspraak voor het leerstuk van strafrechtelijke immuniteit van gemeenten en gevolgen voor de onderhoudsplanning voor Stadsdeel Amsterdam-Noord. In paragraaf 2.4 wordt het wetsvoorstel tot het afschaffen van strafrechtelijke immuniteit besproken. In paragraaf 2.5 stel ik voorwoorden op die voortvloeien uit de uitspraak Stichtse Vecht. Deze voorwaarden leg ik in hoofdstuk 3 naast het beleid van het stadsdeel om te bekijken of het beleid voldoet aan de eisen gesteld in de jurisprudentie om strafrechtelijke aansprakelijkheid te voorkomen. In paragraaf 2.6 beantwoord ik op basis van de voorgaande paragraven de deelvragen. 2.2 Leerstuk van de strafrechtelijke aansprakelijkheid
2.2.1 Strafrechtelijke vervolgbaarheid van publiekrechtelijke rechtspersoon
Tot op de dag van vandaag is er weinig in de wet geregeld over de vervolgbaarheid van publiekrechtelijke rechtspersonen. Artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat zowel natuurlijke personen als rechtspersonen kunnen worden vervolgd. Hieruit volgt dat zowel de rechtspersoon als de individuele ambtenaar die opdracht heeft gegeven en/of leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging kan worden vervolgd. In de Memorie van toelichting wordt de strafbaarheid van publiekrechtelijke rechtspersonen niet uitgesloten. 4 In jurisprudentie is bepaald dat publiekrechtelijke rechtspersonen strafrechtelijke immuun zijn indien zij een exclusieve publiekrechtelijke overheidstaak uitvoeren. Strafrechtelijke immuniteit houdt in dat zij niet strafrechtelijk vervolgd kunnen worden. Het eerste arrest waarmee de Hoge Raad vorm heeft gegeven aan de strafrechtelijke vervolgbaarheid van publiekrechtelijke rechtspersonen is het Tilburgse Verkeersdrempel-arrest uit 1981. 5 In het arrest werd de gemeente strafrechtelijk vervolgd door het openbaar ministerie omdat werd vastgesteld dat de aangelegde verkeersdrempels niet voldeden aan de verkeersveiligheidvoorschriften. 6 De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de gemeente Tilburg niet vervolgbaar was omdat het aanleggen van de verkeersdrempels was gebeurd in het kader van de aan haar wettelijk Kamerstukken II, 1975/76, 13655, nr. 3 (MvT), p. 20 e.v. HR 27 november 1981, NJ 1982/474 6 S.N. Valk, Aansprakelijkheid van leidinggevenden 2009, p. 345 4 5
11
opgedragen zorg voor de veiligheid van publieke wegen. Dit wordt het taakcriterium genoemd. Aan de hand van het taakcriterium kan worden getoetst of er sprake is van een specifieke overheidstaak. Dit houdt in dat het strafbare feit moet zijn gepleegd ter vervulling van een bij wet opgedragen overheidstaak. 7 Dit is één van de voorwaarden voor de strafrechtelijke immuniteit van publiekrechtelijke rechtspersonen.
De tweede voorwaarde is door de Hoge Raad geformuleerd in het arrest Rijksuniversiteit Groningen in 1987. 8 De tweede voorwaarde houdt in dat het strafbare orgaan een openbaar lichaam moet zijn in de zin van hoofdstuk 7 van de Grondwet. Dit zijn de provincies, gemeenten, waterschappen en andere openbare lichamen. Dit criterium wordt het subjectcriterium genoemd. In dit arrest werd bepaald dat de Rijksuniversiteit Groningen geen openbaar lichaam is.
Als er in de periode tussen 1987-1996 werd voldaan aan het zaak- en subjectcriterium werd het OM niet-ontvankelijk verklaard vanwege de strafrechtelijke immuniteit van de publiekrechtelijke rechtspersoon. Vanaf 1996 verandert het leerstuk van de strafrechtelijke immuniteit door de Pikmeerarresten. 2.2.2 Pikmeerarresten
In de Pikmeer-arresten heeft de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de openbare lichamen verder vorm gekregen. De Hogere Raad geeft in de Pikmeerarresten nadere criteria aan de opgedragen overheidstaak. De gemeente Boarnsterhim liet het vaarwater de Groundam in 1995 uitbaggeren. De verontreinigde baggerspecie die hierbij vrijkwam werd vervolgens in het Pikmeer gestort. Deze lozing was illegaal omdat er geen vergunning verleend was voor het storten van de baggerspecie. Het storten van verontreinigde baggerspecie is in strijd met artikel 1 lid 3 Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Uitgaand van het zaak- en subjectcriterium zou de gemeente van strafrechtelijke immuniteit genieten. 9 Het openbaar ministerie besloot daarop om de verantwoordelijke (gemeente)ambtenaar te vervolgen. De rechtbank veroordeelde de ambtenaar en de uitspraak werd door het hof bekrachtigd. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en terugverwezen naar het hof. De Hoge Raad vond dat de ambtenaar handelde in het algemeen belang en dat hij daarom ontzien moest worden en daardoor niet strafrechtelijk vervolgd kon worden. De Hoge Raad geeft aan dat de ambtenaar niet kan worden vervolgd nu blijkt dat de gemeente Boarnsterhim strafrechtelijke immuun is. De Hoge Raad stelt hiermee het criterium op dat een ambtenaar niet kan worden vervolgd indien het orgaan strafrechtelijk immuun is. Het hof onderzoekt opnieuw of de gemeente Boarnsterhim in haar publiekrechtelijke taak heeft gehandeld en dus strafrechtelijk immuun is. De Hoge Raad heeft in Pikmeer I aangenomen dat indien de gemeente strafrechtelijk immuun is, de individuele ambtenaar dat ook is. Als de gemeente Boarnsterhim geen strafrechtelijke immuniteit meer heeft, dan heeft de ambtenaar deze ook niet. Het Hof vindt dat de gemeente zich afzijdig heeft gehouden, waardoor de illegale lozing niet onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de gemeente valt. De ambtenaar heeft leiding gegeven aan het storten, hierdoor valt de illegale lozing onder zijn verantwoordelijkheid. Het Hof S.N. Valk, Aansprakelijkheid van leidinggevenden 2009, p. 346 HR 10 november 1987, NJ 1988/303 9 S.N. Valk, Aansprakelijkheid van leidinggevenden 2009, p. 348-349 7 8
12
veroordeelde de ambtenaar voor de tweede keer. De ambtenaar gaat in cassatie en de zaak komt weer bij de Hoge Raad.
De volgende uitspraak van de Hoge Raad is beter bekend als Pikmeer II. 10 De Hoge Raad geeft aan dat het gehanteerde criterium voor strafrechtelijke immuniteit te ruim is (openbaar lichaam dat een overheidstaak uitvoert). Sinds Pikmeer II moet er sprake zijn van een exclusieve overheidstaak, die niet door derde kan worden uitgevoerd. 11 Als de taak ook door anderen verricht zou kunnen worden, moet het openbaar lichaam en de ambtenaar in feite niet anders dan als een reguliere organisatie of medewerker worden behandeld. Je spreekt van een exclusieve overheidstaak indien de taak uitsluitend door de overheid kan worden uitgevoerd, derden kunnen niet op gelijke voet aan het maatschappelijk verkeer deelnemen. 12 De Hoge Raad heeft in het Pikmeer II arrest bepaald dat de baggerwerkzaamheden ertoe strekten het publieke vaarwater tot de vereiste diepte te brengen en dat dit daarom een exclusieve overheidstaak is. De baggerwerkzaamheden kunnen niet los worden gezien van het verdiepen van het publieke vaarwater. Dit betekent dat de gemeente voor deze werkzaamheden strafrechtelijk immuun is. Hierdoor geniet de ambtenaar ook van strafrechtelijke immuniteit. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de gemeente en de ambtenaar. Enkele voorbeelden van een exclusieve overheidstaak zijn 13: • • • •
het afgeven van een paspoort; verlenen van een vergunning; handhaving; toezicht.
Overheidstaken die niet exclusief zijn 14: • • • •
het verlenen van subsidies; gewone ondernemingsactiviteiten; opleiding van een brandweer; het zuiveren van rioolwater.
2.3 Gevolgen van de uitspraak Stichtse Vecht voor de aansprakelijkheid 2.3.1 De casus
Op 31 maart 2009 vindt aan de Nieuweweg in Tienhoven een dodelijk ongeval plaats. Een motorrijdster en haar passagier komen ten val terwijl zij over een weg rijden en onder een tegemoetkomende auto terecht komen. 15 De weg had hobbels, ontstaan door wortelschade van bomen. De gemeente had het gevaarlijke weggedeelte niet afgezet, geen waarschuwing geplaatst en geen toereikende snelheidsbeperking ingesteld. HR 6 januari 1998, NJ 1998. 367 (Pikmeer II) S.N. Valk, Aansprakelijkheid van leidinggevenden 2009, p. 351 12 HR 6 januari 1998, NJ 1998. 367 (Pikmeer II) 13 G. van Elsen, ‘Verdachte in het strafrecht: de gemeente?!’ 14 G. van Elsen, ‘Verdachte in het strafrecht: de gemeente?!’ 15 Rb Utrecht 10 januari 2012, LJN BY5595 (Stichtse Vecht) 10 11
13
Voordat het ongeval op 31 maart 2009 plaatsvond hadden buurtbewoners al gewaarschuwd over de weg, en was er op 1 maart 2009 al een andere motorrijder gevallen. Waarschuwingen van bewoners en de valpartij van de motorrijder hadden geleid tot metingen aan de weg, maar die metingen werden verkeerd uitgevoerd. De Rechtbank Utrecht had de gemeente, gelet op de situatie zoals die haar na 3 maart 2009 bekend was en/of had moeten zijn, verkeersmaatregelen kunnen en moeten nemen om aan de verkeersonveilige situatie een einde te maken of het gevaar te beperken.
‘De ten laste gelegde gedragingen houden het verwijt in dat de gemeente in het kader van haar taak als wegbeheerder niet heeft besloten feitelijk onderhoud aan de Nieuweweg te (doen) plegen en/of passende verkeersmaatregelen te (doen) nemen.’ 16 De gemeente Stichtse Vecht stelde zich op het standpunt dat de tenlaste gelegde gedragingen alleen door de gemeente verricht konden worden, zodat er sprake was van een exclusieve overheidstaak, ten gevolge waarvan de gemeente strafrechtelijke immuniteit toekomt. De rechtbank is van oordeel dat van de gemeente verwacht mag worden dat zij volgens de regels (CROW richtlijnen), die de gemeente zelf ook hanteert, metingen verricht en dat zij op grond van die metingen en op grond van alle relevante omstandigheden de verkeers(on)veiligheid beoordeelt. Indien blijkt van een verkeersonveilige situatie dient zij maatregelen te nemen om die situatie op te heffen. Nu de gemeente dit niet gedaan heeft, heeft zij aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld. De rechtbank vindt dat er geen sprake van strafrechtelijke immuniteit is. Volgens de rechtbank kunnen voor inspecties/metingen, beoordelingen van verkeersrisico’s en tijdelijke noodoplossingen ook derden worden ingeschakeld, zodat er geen sprake is van een exclusieve overheidstaak. De rechtbank komt tot dit oordeel omdat de deskundige Groenendijk aangeeft dat hij regelmatig wordt ingeschakeld door gemeenten op het gebied van verkeersveiligheid. Over het eerste gedeelte van de tenlastelegging, namelijk het wegonderhoud is ter zitting niet onderzocht in hoeverre deze taak aan derden opgedragen kan worden en in hoeverre die derden zelfstandig kunnen besluiten tot onderhoudsmaatregelen zoals het egaliseren van het wegdek. De rechtbank vindt het wel aannemelijk dat van een dergelijke uitbesteding sprake kan zijn, aangezien veel werkzaamheden van gemeenten worden uitbesteed, dit is echter niet voldoende om aan te nemen als wettig bewijs. Op grond van dit punt kan de rechter de gemeente niet strafrechtelijk veroordelen. Voor de uitspraak heeft dit geen gevolgen, nu is aangenomen dat de gemeente onvoldoende verkeersmaatregelen heeft genomen. Het nemen van verkeersmaatregelen is volgens de rechter geen exclusieve overheidstaak.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de gemeente Stichtse Vecht onvoldoende verkeersmaatregelen heeft genomen met betrekking tot het wegdek van de Nieuweweg. Dat op 31 maart 2009 twee motorrijdsters ten val zijn geraakt en zijn overleden is aan haar schuld te wijten. De gemeente Stichtse Vecht is veroordeeld tot het 16
Rb Utrecht 10 januari 2012, LJN BY5595 (Stichtse Vecht)
14
betalen van een geldboete van € 22.500,-, waarvan € 7.500,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Na het ongeval heeft de Stichtse Vecht maatregelen genomen om herhaling van een ongeval op de betreffende weg te voorkomen. Zij heeft een snelheidsbeperking van 30 km p/u ingesteld waar voorheen 60 km p/u gereden mocht worden. Tevens is er een wegversmalling met dranghekken aangebracht. Na het ongeval heeft de gemeente de wortelschade met een freesapparaat weggehaald en is het wegdek opnieuw geasfalteerd, ook zijn alle bomen langs het wegdek weggehaald.
Het is mij opgevallen dat de rechter in de uitspraak laat doorschemeren dat het wegonderhoud geen exclusieve overheidstaak is. Dit zou kunnen betekenen dat indien er fouten worden gemaakt door een gemeente met betrekking tot zowel verkeersmaatregelen als wegonderhoud er rekening moet worden gehouden dat de gemeente niet strafrechtelijk immuun is. 2.3.2 Gevolgen van de uitspraak: deskundigen aan het woord over de uitspraak
Naar aanleiding van bovenstaande uitspraak is de discussie rondom strafrechtelijke immuniteit weer opgelaaid, omdat het voor het eerst is dat een gemeente strafrechtelijk veroordeeld is voor dood door schuld als gevolg van het onvoldoende nemen van verkeersmaatregelen.
Aan de hand van meningen van deskundigen zal ik de gevolgen van de uitspraak Stichtse Vecht bespreken. De meeste meningen van deskundigen komen uit het artikel ‘Einde aan gemeentelijke immuniteit’ van mevrouw K. de Boer. Mr. I Nijenhuis (Hekkelman advocaten) geeft aan dat voornamelijk de invulling van het criterium exclusieve overheidstaak door de rechter is ingevuld. 17 Volgens de rechtbank Utrecht is er geen sprake van een exclusieve overheidstaak bij het nemen van verkeersmaatregelen, omdat hierbij derden kunnen worden ingeschakeld. Hij betwijfelt dan ook of er door de benadering van de rechter nog wel wat overblijft van de term exclusieve overheidstaak. Uiteindelijk kan in de praktijk namelijk voor elke feitelijke overheidshandeling een derde worden ingeschakeld en gebeurt dit ook op grote schaal. Op grond van de criteria die worden gegeven in de Stichtse Vecht is het mogelijk om alle gemeenten strafrechtelijk te vervolgen, omdat het criterium van exclusieve overheidstaak is verkleind. Mr. I. Nijenhuis geeft aan dat wegonderhoud geen exclusieve overheidstaak is: “Bij openbare wegen is onderhoud niet zonder meer een overheidsaangelegenheid. In beginsel is de eigenaar van een openbare weg onderhoudsplichtig, ook wanneer dit een particulier is.” 18
De Vereniging van Nederlandse(VNG) zet vraagtekens bij het feit dat gemeenten kunnen worden vervolgd. In de noot die de VNG heeft geschreven staan enkele juridische kanttekeningen. Zij geven aan dat het besluit om verkeersborden die een maximum 17 18
Mr. I. Nijenhuis, ‘Strafrechtelijke immuniteit gemeente als wegbeheerder.’ Mr. I. Nijenhuis, ‘Strafrechtelijke immuniteit gemeente als wegbeheerder.’
15
snelheid aanduiden neer te zetten en verkeersmaatregelen tot afsluiten van een weg of een gedeelte van een weg te nemen alleen door het bevoegd gezag genomen mogen worden. Met bevoegd gezag wordt in dit geval bedoeld burgemeester en wethouders. Dit volgt uit de artikelen 15, 16 en 18 WvW 1994. VNG wijst op art. 1a BABW op grond waarvan het verboden is voor derden om verkeerstekens langs of boven de weg te plaatsen. In de noot wordt ook aangegeven dat er geen andere strafrechtelijke uitspraken zijn over slecht wegonderhoud en het niet nemen van verkeersmaatregelen. 19 In het vakblad ‘Verkeerskunde: het multimediale platform voor verkeerskundigen’ reageert de VNG ook op de uitspraak. VNG bevestigt het standpunt dat wegbeheer een exclusieve overheidstaak is, dat geldt ook voor het nemen van verkeersmaatregelen. Mevrouw L. ter Maat, woordvoerster van de VNG, zegt daarover: “Het is niet zo dat jij of ik kunnen besluiten om een 30 km/u-bord te plaatsen. Dat hoort echt tot de bevoegdheden van de overheid.” zij denkt dat in eventuele nieuwe zaken, de lijn van de uitspraak Stichtse Vecht geen stand gaat houden. 20 Mr. R. Ensink (Holla advocaten) vindt het jammer dat de gemeente Stichtse Vecht geen hoger beroep heeft ingesteld. Een oordeel van een hogere rechter over deze kwestie had meer duidelijkheid gegeven over de vraag of deze veroordeling juridisch houdbaar is. Van belang is om te weten of het treffen van tijdelijke verkeersmaatregelen los gezien kan worden de publieke taak van het wegbeheer, die bij de gemeente berust. 21 Mr. S. Valk (Rijksuniversiteit Groningen) noemt de immuniteit van gemeenten niet meer van deze tijd. 22 Ze vindt dat het niet meer van deze tijd is dat er op voorhand van wordt uitgegaan dat de overheid gerechtvaardigd handelt. Zij vindt dat als er sprake is van strafrechtelijk verwijtbaar handelen een gemeente niet vrijuit mag gaan. Nu er geen hoger beroep is ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht blijft het onduidelijk hoe hogere rechters naar deze zaak kijken. Uit bovenstaande meningen blijkt al dat er twijfel is bij de houdbaarheid van de uitspraak. Nu er geen hoger beroep is ingesteld is de uitspraak relevante jurisprudentie in het leerstuk van de strafrechtelijke immuniteit. Dit betekent dat gemeenten, dus ook stadsdeel AmsterdamNoord, niet strafrechtelijk immuun zijn bij fouten die gemaakt worden met betrekking tot het nemen van verkeersmaatregelen en waarschijnlijk ook het wegonderhoud.
Als de uitspraak Stichtse Vecht stand blijft houden, dan kan dit gevolgen hebben voor de onderhoudsplanningen van gemeenten. In deze paragraaf laat ik aan de hand van meningen van deskundigen zien of er daadwerkelijk gevolgen zijn voor de onderhoudsplanningen van gemeenten.
De jurist van de Anwb-Rechtshulp mw. Y. Matthijssen, denkt dat de uitspraak goed nieuws is voor weggebruikers. Zij denkt dat door de uitspraak wegbeheerders op scherp gezet worden, omdat strafrechtelijk vervolgd- en veroordeeld worden, ongetwijfeld een andere impact heeft op de wegbeheerder en de betrokken ambtenaren dan een
Bijlage II : Noot van de VNG K. de Boer, ‘Einde aan gemeentelijke immuniteit?’ 21 Mr. R. Ensink, ‘Holla helpt: Strafrechtelijk vervolgen van gemeentes, Reinier Ensink.’ 22 K. de Boer, ‘Einde aan gemeentelijke immuniteit?’ 19 20
16
privaatrechtelijke aansprakelijkheidstelling bij de gemeenten. Mw. Y. Matthijssen pleit ervoor dat wegbeheerders ondanks de bezuinigingen toch op tijd maatregelen moeten nemen om zo te voorkomen dat er onveilige situaties ontstaan. Woordvoerder van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW) geeft in het blad Verkeerskunde aan dat het voor wegbeheerders belangrijk blijft om het onderhoud en inspecties volgens de richtlijnen uit te voeren. 23
Het College van B&W van de gemeente Stichtse Vecht heeft laten weten in het blad Verkeerskunde zeer geraakt te zijn door deze uitspraak. De woordvoerster van de gemeente heeft aangegeven dat er naar aanleiding van het ongeval veranderingen zijn doorgevoerd in het beleid. Zo zijn de interne procedures nader bekeken, deze geactualiseerd en verder geoptimaliseerd, is de situatie van de wegen en het onderhoud in beeld gebracht en waar nodig zijn reparaties uitgevoerd. Bij andere gemeente heeft de uitspraak tot de nodige onrust geleid en wordt onderzocht wat de gevolgen zijn. 24 Naar aanleiding van het bovenstaande wordt duidelijk dat de uitspraak ook gevolgen heeft voor het beleid van het onderhoud van de openbare ruimte. Het is van belang om het wegbeheer op orde te hebben. In de onderhoudsplanning moet dan ook rekening worden gehouden met de gevolgen van deze uitspraak.
2.4 Het wetsvoorstel betreffende het afschaffen van de strafrechtelijke immuniteit
2.4.1 Wetsvoorstel
Op 27 april 2006 stuurde het Tweede Kamerlid Wolfsen een voorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht aan de voorzitter van de Tweede Kamer der StatenGeneraal. De voorgestelde wetswijziging houdt het afschaffen van de strafrechtelijke immuniteit van publiekrechtelijke rechtspersonen in.
Redenen voor de wetswijziging zijn volgens de indieners dat de overheid ook op hun verantwoordelijkheid gewezen moet worden aangezien zij dat ook bij de burgers doet. Naast de politieke en bestuurlijke verantwoordelijkheid zou er ook sprake kunnen zijn van strafrechtelijke verantwoordelijkheid. Volgens de indiener vloeit uit het gelijkheidsbeginsel voort dat het verschil tussen natuurlijke- en privaatrechtelijke rechtspersonen niet meer mag bestaan. Het doel van het voorstel is dan ook om de rechtsongelijkheid te laten verdwijnen 25. Op dit moment wordt het wetsvoorstel behandeld in de Tweede Kamer. Op 17 januari 2013 is het voorstel voor het laatst behandeld. 26 De algemene beraadslaging is
K. de Boer, ‘Einde aan gemeentelijke immuniteit?’ K. de Boer, ‘Einde aan gemeentelijke immuniteit?’ 25 Eerste Kamer, ‘Initiatiefvoorstel-Recourt, Oskam en Segers Opheffing strafrechtelijke immuniteiten publiekrechtelijke rechtspersonen en hun leidinggevers.’ 26 Parlementaire monitor, ‘Wat zullen de eventuele gevolgen zijn van het wetsvoorstel tot het afschaffen van de stafrechtelijke immuniteit?’ 23 24
17
geschorst tot een nader moment. Het is op dit moment nog onduidelijk of het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht door de Tweede Kamer heen komt.
Het wetsvoorstel wil artikel 42 van het Wetboek van Strafrecht wijzigen. In het huidige artikel 42 Sr staat een strafuitsluitingsgrond genoemd: “Niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een wettelijk voorschrift.” Het wetsvoorstel wil een lid toevoegen waarin komt te staan: “Niet strafbaar is de ambtenaar of de publiekrechtelijke rechtspersonen die een feit begaat dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van een publieke taak bij wettelijk voorschrift opgedragen.” 27 Voorts willen zij artikel 51 Sr wijzigen. In dat artikel staat dat strafbare feiten gepleegd kunnen worden door natuurlijke personen en rechtspersonen. Zij willen aan dit artikel een lid toevoegen waarin komt te staan: “Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn op gelijke voet met andere rechtspersonen vervolgbaar.” 2.4.2 Maatschappelijke reacties en politieke discussie
De Adviescommissie Strafrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten is een voorstander van de wetswijziging. Zij zijn ingenomen met het voorstel en verheugd dat het onderwerp niet meer controversieel is. 28
De Christen Unie staat achter het wetsvoorstel tot het afschaffen van de strafrechtelijke immuniteit. Zij merken op “Deze leden zijn met de indieners van mening dat het opheffen van de strafrechtelijke immuniteit en daaraan gekoppeld de introductie van een strafuitsluitingsgrond kan bijdragen aan het vertrouwen van burgers in de overheid en in de rechtsstaat.”. 29 Naast de CU kan worden aangenomen dat de PvdA en het CDA ook achter het wetsvoorstel staan, nu het wetsvoorstel afkomstig is van de drie partijen. De VNG heeft met een brief naar de leden op 25 september 2009 laten weten welk standpunt zij innemen met betrekking tot de wetswijziging. Zij vinden de wetswijziging geen goede oplossing voor het probleem. Zij vinden dat de strafrechtelijke aansprakelijkheid de procedures van politieke en bestuurlijke verantwoording doorkruist. Voorts geeft de VNG aan dat aan overheden strafrechtelijk gezien slechts boetes opgelegd kunnen worden, die uiteindelijk door de burger betaald wordt, omdat dit van belastinggeld betaald wordt. Ten slotte geeft de VNG nog aan dat vervolging van de overheid moet worden gezien als een ultimumremedium. 30
Parlementaire Monitor, ‘Voorstel van wet.’ Mr. M. Bakker , ‘Preadvies van de orde.’ 29 A. Slob, ‘Inbreng over strafrechtelijke immuniteiten.’ 30 VNG, ‘Brief betreffende: initiatiefwetsvoorstel opheffing strafrechtelijke immuniteit.’ 27 28
18
2.4.3 Gevolgen van het wetsvoorstel voor publiekrechtelijke rechtspersonen
Indien het wetsvoorstel wordt aangenomen betekend dit dat het stadsdeel voor de fouten die zij maakt bij het onderhouden van de wegen en het nemen van verkeersmaatregelen strafrechtelijk vervolgd kan worden. Om dit te voorkomen zou het stadsdeel het beleid rondom het onderhoud moeten aanpakken om ervoor te zorgen dat er geen ongelukken gebeuren die te wijten zijn aan de schuld van het stadsdeel. Het voorkomen van ongelukken moet een prioriteit zijn. Dit kan mede gedaan worden door sneller onveilige situaties aan te pakken en in ieder geval met borden te waarschuwen voor onveilige situaties. 2.5 Conclusie: criteria waar het onderhoudsbeleid aan moet voldoen In de conclusie geef ik de antwoorden op de deelvragen van dit hoofdstuk en geef ik de voorwaarden waaraan het beleid rondom het onderhoud van het stadsdeel moet voldoen. Deze voorwaarden komen uit paragraaf 2.2 waarin de uitspraak Stichtse Vecht wordt besproken. In hoofdstuk 3 zal ik de voorwaarden aan het beleid koppelen om te kunnen bepalen of het beleid veranderd dient te worden om strafrechtelijke aansprakelijkheid te voorkomen. In het voorgaande hoofdstuk is de literatuur en jurisprudentie rondom het leerstuk strafrechtelijke aansprakelijk uitgebreid aan bod gekomen. Uit deze informatie heb ik voorwaarden gehaald waar het beleid van de gemeente aan moet voldoen. Het beantwoorden van de deelvragen:
Wat zijn de gevolgen van de uitspraak de Stichtse Vecht voor de strafrechtelijke aansprakelijkheid van gemeenten? Het gevolg van de uitspraak is dat gemeenten nu sneller strafrechtelijk aansprakelijk gesteld kunnen worden, aangezien de exclusieve overheidstaak is verscherpt, waardoor de gemeenten nu minder snel strafrechtelijk immuun zijn.
Wat zijn de gevolgen van het wetsvoorstel tot het afschaffen van de stafrechtelijke immuniteit? Door het wetsvoorstel zal de strafrechtelijke immuniteit van gemeenten verdwijnen. Dit betekent dat de gemeenten voor alle handelingen en taken strafrechtelijk aansprakelijk zijn. Zij genieten dan niet meer van immuniteit voor exclusieve overheidstaken. De ambtenaren krijgen wel een strafuitsluitingsgrond. Het gevolg van het wetsvoorstel is dat meer gemeenten strafrechtelijk aansprakelijk gesteld kunnen worden indien zij strafbaar handelen en dat de gemeenten zich niet meer kunnen beroepen op strafrechtelijke immuniteit. Aan de volgende voorwaarden moet het beleid met betrekking tot de openbare ruimte voldoen: • •
Adequaat beleid voeren met betrekking tot meldingen van onveilige situaties. Dit door middel van handelen, reageren, inspecteren en rapporteren. Onveilige situaties moeten zo snel mogelijk weer veilig worden. De wegen inspecteren volgens de CROW-richtlijnen en controleren of deze inspecties juist worden uitgevoerd. 19
•
Indien er een gevaarlijke situaties wordt geconstateerd is het van belang om zo snel mogelijk de gevaarlijke situatie aan te pakken door: - De weg te renoveren; - Indien de weg niet meteen gerenoveerd kan worden moet de weggebruiker gewaarschuwd worden met borden, zoals een beperkende maximum snelheid of waarschuwingsborden; - En indien mogelijk een gedeeltelijke wegafzetting te plaatsen of als het echt niet anders kan een gehele wegafzetting.
Aan de hand van deze voorwaarden zal er in hoofdstuk 3.2 een toetsing plaatsvinden.
20
3. Praktijk 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk bespreek ik het huidige beleid van het stadsdeel. De deelvragen die ik in het hoofdstuk beantwoord zijn: - Wat is het huidige beleid van het stadsdeel Amsterdam-Noord met betrekking tot het onderhoud van de openbare ruimten? - Voldoet het beleid van het stadsdeel met betrekking tot het onderhoud van openbare ruimte aan de nieuwe criteria die voortvloeit uit de jurisprudentie?
In paragraaf 3.2 bespreek ik het huidige beleid van het stadsdeel met betrekking tot de openbare ruimte. Het huidige beleid heb ik in kader gebracht door interviews met medewerkers van het stadsdeel. In paragraaf 3.3 toets ik het huidige beleid aan de conclusie van hoofdstuk 2. Met behulp van die toetsing zal ik in hoofdstuk 4 een eindconclusie kunnen trekken. In paragraaf 3.4 zal ik de bovenstaande deelvragen beantwoorden. Dit hoofdstuk heb ik geschreven aan de hand van interviews met medewerkers van het stadsdeel, de interviews zijn toegevoegd in Bijlage III en IV. 3.2 Huidig beleid
3.2.1 Stadsdeel Amsterdam-Noord
Amsterdam-Noord is verdeeld in oost en west. Het kanaal is de grens van oost en west. West heeft de meeste gebouwen en het oosten is meer een landelijk gebied. In oost en west zitten de beheerders. De beheerders van de wijken verzorgen het dagelijks onderhoud, dat is klein onderhoud zoals speeltoestellen, schoffelen, papier opruimen en vegen. Het groot onderhoud van wegen, straten, bomen, water en pleinen valt onder groot onderhoud. Het groot onderhoud wordt voor heel Amsterdam-Noord gepland en valt niet uiteen in oost en west. 3.2.2 Onderhoud
Op dit moment is er ongeveer € 25 tot 30 miljoen achterstallig onderhoud alleen al op de wegen. Het budget voor groot onderhoud is jaarlijks ongeveer € 2,4 miljoen bruto. Dit betekent dat het achterstallig onderhoud niet wordt ingelopen, maar alleen maar groter wordt. 3.2.3 Prioriteiten
Het dagelijks bestuur heeft voor het stadsdeel richtlijnen uitgezet met prioriteiten. De wegen die prioriteit krijgen zijn fietspaden, autowegen en openbaar vervoer wegen. Er wordt ook rekening gehouden met plaatsen waar kwetsbare groepen gebruik van maken, bijvoorbeeld wegen die rondom een bejaardentehuis of school liggen. Tevens wordt een fietspad dat midden in een weiland ligt en waar maar 50 mensen per dag overheen fietsen minder snel opgeknapt dan een fietspad dat vanaf de pont loopt waar dagelijks 5.000 mensen fietsen. 21
Daarnaast heeft asfalt een hogere prioriteit dan klinkers. Als het asfalt niet goed onderhouden wordt kan er kapitaalvernietiging plaatsvinden. Als er scheuren ontstaan in het asfalt dan gaat dit steeds verder en zal uiteindelijk de onderlaag aangetast worden en zo gaat de fundering kapot. Als het zo ver komt moet het asfalt een gehele reconstructie ondergaan en dat is vele malen duurder dan alleen een nieuwe laag asfalt leggen. 3.2.4 Inspecties
Wettelijk gezien moeten de wegen één keer in de drie jaar geïnspecteerd worden. In het stadsdeel worden de wegen jaarlijks geïnspecteerd aan de hand van de CROWrichtlijnen. Elk jaar wordt het hoofdnet geïnspecteerd, en dan het ene jaar wijkbeheer Oost en het andere jaar wijkbeheer West. Het inspecteren van de wegen gebeurt elk jaar door hetzelfde bedrijf. Het bedrijf heeft ook het systeem aangeleverd waar het stadsdeel mee werkt. Het voordeel hiervan is dat alle resultaten van de inspecties automatisch ingelezen kunnen worden. Bij de inspecties worden de schadebeelden opgemeten en de uitslagen van die metingen komen bij het stadsdeel in het systeem te staan. Aan de hand van de schadebeelden en wanneer een weg voor het laatste onderhouden is wordt de planning gemaakt. 3.2.5 Verkeersmaatregelen
Het plaatsen van borden gebeurt in het stadsdeel altijd in verkeersonveilige situaties. Het plaatsen van borden is niet zo duur, dus wordt dit vaak gebruikt als er geen geld beschikbaar is voor het opknappen van de weg. Indien een weg technisch gezien echt heel slecht is kan de weg afgekeurd worden. Als een weg wordt afgesloten krijgt deze wel vaak prioriteit om onderhouden te worden. Om over te gaan tot het sluiten van een weg moet de weg wel heel erg slecht zijn, dit is bijvoorbeeld een keer gebeurd bij een weg waar een ongeval had plaatsgevonden. 3.2.6 Verschil met andere stadsdelen
Er zijn grote verschillen tussen de kwaliteit van de wegen in Noord in vergelijking met de andere stadsdelen van Amsterdam. Stadsdeel Zuid blijkt wel al zijn wegen in orde te hebben, blijkt uit het interview met de coördinator inspecties. Stadsdeel West heeft maar 12% aan achterstallig onderhoud en zij verwachten dit in twee jaar weg te werken. Naar aanleiding van dit onderzoek heb ik bij collega’s van andere stadsdelen navraag gedaan of zij naar aanleiding van de uitspraak hun beleid rondom het onderhoud hebben aangepast. De reacties hierop waren van allen dat zij niets aangepast hebben naar aanleiding van de uitspraak. 3.2.7 Privaatrechtelijke aansprakelijkheidsstellingen
Om te bepalen in hoeverre strafrechtelijke aansprakelijkheid van het stadsdeel aan de orde kan zijn, heb ik gekeken naar de privaatrechtelijke aansprakelijkheidstellingen die het stadsdeel binnenkrijgt. Als het stadsdeel bij de situaties waarbij een burger een privaatrechtelijke aansprakelijkheidsstelling binnenkrijgt niet handelt binnen zijn 22
exclusieve overheidstaak en indien er fouten zijn gemaakt kan het stadsdeel immers in de toekomst ook strafrechtelijke aansprakelijk gesteld worden.
VGA is het verzekeringsbedrijf van en voor de Gemeente Amsterdam. 31 VGA bekijkt of de aansprakelijkheidsstelling terecht is en beslist dan om tot uitkering van de schadeclaim over te gaan. Het stadsdeel is verzekerd voor de schade die burgers lijden bij ongevallen. Het stadsdeel heeft een van de laagste premies ten opzichte van de andere stadsdelen. In onderstaand tabel is te zien hoeveel ongevallen met betrekking tot de openbare ruimte er hebben plaatsgevonden in de jaren 2008-2012.
Jaartal
Aantal ongevallen
Aantal personen met letselschade
2008
49
17
2011
58
25
2009 2010 2012
61
20
58
21
44
19
In onderstaand tabel is te zien hoeveel het stadsdeel uitgekeerd heeft in de jaren 20082012 met betrekking tot schade die is geleden door burgers door een ongeval in de openbare ruimte. Jaartal
Bedrag
2008
€81.620,3
2011
€97.656,74
2009 2010 2012
€52.715,42
€2.087.082,28 €206.269,98
Enkele voorbeelden van ongevallen die hebben plaatsgevonden in Amsterdam-Noord de afgelopen jaren in de openbare ruimte waarbij het stadsdeel aansprakelijk is gesteld en het VGA is overgegaan tot het uitkeren van de schadeclaim worden nu besproken. Deze voorbeelden bespreek ik omdat dit de situaties zijn waarbij ernstige letselschade is ontstaan en de grootste claims zijn uitgekeerd. • Een fietser is ten val gekomen met zijn fiets op het fietspad Volendammerweg ten gevolge van boomwortels. De fietser heeft door zijn val blijvende hersenletsel opgelopen. In dit dossier is nog geen medische eindtoestand. De actuele reserve van het dossier is op dit moment gezet op €300.000 euro. Tot nu toe is aan de
31
VGA, ‘De organisatie.’ 23
fietser €16.688,75 euro uitgekeerd. Naar aanleiding van het ongeval zijn er borden met “let op boomwortels” geplaatst en is het asfalt opnieuw geasfalteerd.
• Doordat er een gat in het wegdek van de Termietengouw zat is er een fietser gevallen. Het letsel van de fietser is op het eerste gezicht gebroken ribben en een klaplong. Er is nog geen medische eindtoestand. De actuele reserve van dit dossier is €40.300. Aan de fietser is al €13.240,04 uitgekeerd. • Een kunstobject in bezit van de gemeente is op de Ms. Van Riemsdijkweg omgevallen en terecht gekomen op een persoon. Aan het ongeval heeft de persoon ernstig letsel opgelopen, namelijk blijvende invaliditeit. In dit dossier is er nog geen medische eindtoestand. De actuele reserve in dit dossier is op dit moment €1.283.500. Aan de persoon is op dit moment €452.894,80 uitgekeerd.
• Door een opstaande stoeptegel bij een krantenbak bij het Hildsven is een voetganger ten val gekomen. Door de val heeft de voetganger letsel opgelopen, de gehele rechterkant van het lichaam is aangedaan. Ook in dit dossier is er nog geen medische eindtoestand. De actuele reserve van dit dossier is €45.000 en tot nog toe is er €2.000 euro uitgekeerd aan de voetganger.
2.3.8 Kenbaarheid bij medewerkers van de uitspraak Stichtse Vecht
De medewerkers die ik gesproken heb in het kader van het beleid, waren op de hoogte van de uitspraak Stichtse Vecht. Zij waren niet op de hoogte van de uitspraak omdat hierop gewezen is door leidinggevende, maar door eigen interesse. Het onderhoudsbeleid is niet veranderd naar aanleiding van de uitspraak. De coördinator verzekeringen had het op moment dat ik haar sprak ook nog geen geluiden gehoord over strafrechtelijke aansprakelijkheidsstellingen van het stadsdeel. 32 3.3 Conclusie: Toetsing theoretisch kader aan huidig beleid
In de conclusie van dit hoofdstuk zullen de twee deelvragen beantwoord worden. Daarnaast toets ik het beleid dat ik in hoofdstuk 3.2 heb uiteengezet aan de voorwaarden die voortvloeien uit de uitspraak Stichtse Vecht. De voorwaarden zijn besproken in hoofdstuk 2.5. Door de toetsing zal naar voren komen in hoeverre het beleid dat op dit moment gevoerd wordt voldoet aan de eisen die de rechter gesteld heeft in de uitspraak Stichtse Vecht. Het beantwoorden van de deelvragen:
Wat is het huidige beleid van het stadsdeel Amsterdam-Noord met betrekking tot het onderhoud van de openbare ruimten? Binnen het stadsdeel wordt er beleid gevoerd met betrekking tot het onderhoud van de openbare ruimten. Jaarlijks heeft de afdeling groot onderhoud € 2,4 miljoen bruto om te besteden aan de wegen. Het bedrag aan achterstallig onderhoud is op dit moment tussen de € 25-30 miljoen op de wegen. Op dit moment wordt het achterstallig onderhoud niet ingelopen, maar wordt dit alleen maar groter. De prioriteit van het onderhoud van de wegen ligt bij fietspaden, autowegen en openbaar vervoer wegen. Het plaatsen van 32
Datum van het gesprek is 3 april 2013
24
borden gebeurt in het stadsdeel relatief vaak, aangezien dat goedkoper is dan onderhoud aan de weg. Het inspecteren van de wegen in het stadsdeel vindt jaarlijks plaats door hetzelfde bedrijf. Naar aanleiding van de bevindingen worden de planningen gemaakt. Na elke melding van een burger over een onveilige weg wordt er gekeken naar de situatie.
Voldoet het beleid van het stadsdeel met betrekking tot het onderhoud van openbare ruimte aan de nieuwe criteria die voortvloeit uit de jurisprudentie? Het beleid van het stadsdeel voldoet voor het grootste gedeelte aan de nieuwe criteria die voortvloeit uit de jurisprudentie. Er is echter wel ruimte voor verbetering. Het stadsdeel voert de inspecties uit door een extern erkend bedrijf, die de inspecties volgens de CROW-richtlijnen uitvoert. Het stadsdeel gaat serieus om met de meldingen die binnenkomen van burgers over onveilige situaties. Na een melding vindt er altijd een visuele inspectie plaats. Deze meldingen worden geregistreerd in het systeem. Het verbeterpunt is dat het stadsdeel erop moet letten dat indien zij op de hoogte zijn van onveilige situaties door middel van inspecties, dat zij ervoor moeten zorgen dat de weg gerenoveerd wordt of dat er gewaarschuwd wordt met borden en/of een snelheidsbeperking wordt ingesteld en/of het weggedeelte wordt afgezet of de hele weg wordt afgesloten. Toetsing aan de voorwaarden: •
Adequaat beleid voeren met betrekking tot meldingen van onveilige situaties. Dit door middel van handelen, reageren, inspecteren en rapporteren. Onveilige situaties moeten zo snel mogelijk weer veilig worden.
De meldingen over onveilige situaties komen binnen bij Wijkbeheer Oost en West. Na een melding wordt er gekeken naar de situatie door middel van een visuele inspectie. Dit betekent dat een medewerker van wijkbeheer met het oog kijkt of er sprake van een onveilige situatie is. Naar aanleiding van deze visuele inspectie wordt besloten om over te gaan tot onderhoud of om niets te doen met de melding. Met de burger wordt contact gehouden over het afhandelen van de melding. Naar aanleiding van het voorgaande kan gesteld worden dat aan deze voorwaarde is voldaan. Het stadsdeel gaat serieus om met de meldingen door middel van inspecties. Kanttekening erbij is dat het gaat om informatie die verteld is door medewerkers van het stadsdeel en dat er geen onderzoek is gedaan naar de waarheid hiervan door middel van praktijkvoorbeelden. •
De wegen inspecteren volgens de CROW-richtlijnen en controleren of deze inspecties juist worden uitgevoerd.
De wegen worden jaarlijks geïnspecteerd door een erkend bedrijf. Dit bedrijf heeft ook de software van het stadsdeel gemaakt. Naar aanleiding van het gesprek met Ellen Prins en Remco Hemkes is gebleken dat het bedrijf de inspecties volgens de CROW-richtlijnen uitvoert. Naar aanleiding van het voorgaande kan gesteld worden dat aan deze voorwaarde is voldaan. Doordat de inspecties gedaan worden door een extern bedrijf dat gespecialiseerd is in het inspecteren van wegen, kan er vanuit gegaan worden dat deze inspecties juist
25
worden uitgevoerd volgens de CROW-richtlijnen en indien van de richtlijnen wordt afgeweken dit goed gemotiveerd wordt. •
Indien er een gevaarlijke situaties wordt geconstateerd is het van belang om zo snel mogelijk de gevaarlijke situatie aan te pakken door: - De weg te renoveren; - Indien de weg niet meteen gerenoveerd kan worden moet de weggebruiker gewaarschuwd worden met borden, zoals een beperkende maximum snelheid of waarschuwingsborden; - En indien mogelijk een gedeeltelijke wegafzetting te plaatsen of als het echt niet anders kan een gehele wegafzetting.
Aan de hand van het beleid dat is besproken in hoofdstuk 3.1 is duidelijk dat het stadsdeel niet alle wegen kan renoveren die niet meer voldoen aan de eisen. Dit betekent dat het stadsdeel niet altijd in gevaarlijke situaties de weg kan renoveren. Wel gaat het stadsdeel snel over tot het plaatsen van borden om te waarschuwen voor de gevaarlijke situatie. Uit hoofdstuk 3.1 blijkt dat naar aanleiding van een ongeval op het fietspad Volendammerweg wortelschade is verwijderd en opnieuw is geasfalteerd. Uit het dossier blijkt dat er pas actie is genomen na het ongeval. Wortelschade kan niet ineens uit het niets ontstaan. Uit het dossier kwam niet naar voren dat het stadsdeel al op de hoogte was gebracht van de situatie door meldingen van burgers, maar zij hadden al op de hoogte moeten zijn van de situatie door middel van de inspecties. Aan deze voorwaarden is waarschijnlijk niet altijd voldaan. Medewerkers vertellen dat er snel borden geplaatst worden in gevaarlijke situaties, maar uit een van de dossiers die ik bestudeerd heb blijkt dat dit niet altijd het geval is. Omdat het onduidelijk is of het stadsdeel al op de hoogte was van de gevaarlijke situatie door burgers is het moeilijk om in te schatten of het stadsdeel nalatig is geweest. Maar daarentegen had het stadsdeel op basis van de inspecties al moeten weten dat de weg niet meer aan de eisen voldoet.
26
4. Conclusie 4.1 Conclusie In de conclusie zal de centrale vraagstelling van het onderzoeksrapport beantwoord worden aan de hand van de informatie die uiteen is gezet in de hoofdstukken 2 en 3. De centrale vraagstelling is: In hoeverre voldoet het onderhoudsbeleid van het Stadsdeel Amsterdam-Noord aan de voorwaarden die voortvloeien uit de uitspraak Stichtse Vecht, om zo strafrechtelijke aansprakelijkheid uit te sluiten?
Het stadsdeel hoeft haar onderhoudsbeleid niet te veranderen naar aanleiding van de uitspraak Stichtse Vecht. De voorwaarden die uit de uitspraak Stichtse Vecht voortvloeien heb ik naast het beleid van het stadsdeel gelegd en zo heb ik kunnen concluderen dat dit met elkaar overeenstemt. Ik zal de voorwaarden en de toepassing op het beleid kort herhalen om zo aan te geven dat het beleid van het stadsdeel gericht is op het voorkomen van strafrechtelijke aansprakelijkheid. •
Adequaat beleid voeren met betrekking tot meldingen van onveilige situaties. Dit door middel van handelen, reageren, inspecteren en rapporteren. Onveilige situaties moeten zo snel mogelijk weer veilig worden. Het stadsdeel voldoet aan deze voorwaarde. Na elke melding van een burger wordt een visuele inspectie gehouden en de resultaten worden gerapporteerd aan de betreffende burger. Er wordt actief omgegaan met meldingen. •
De wegen inspecteren volgens de CROW-richtlijnen en controleren of deze inspecties juist worden uitgevoerd. Het stadsdeel voldoet ook aan deze voorwaarde. De inspecties worden door een extern bedrijf gedaan. Het stadsdeel stelt de voorwaarde dat dit bedrijf de inspecties volgens de verplichte CROW-richtlijnen uitvoert.
•
Indien er een gevaarlijke situaties wordt geconstateerd is het van belang om zo snel mogelijk de gevaarlijke situatie aan te pakken door: - De weg te renoveren; - Indien de weg niet meteen gerenoveerd kan worden de weggebruiker te waarschuwen met borden, zoals een beperking van maximum snelheid of waarschuwingsborden; - Zo nodig een gedeeltelijke wegafzetting te plaatsen een gehele wegafzetting. Het stadsdeel streeft er naar om aan deze voorwaarde te voldoen in de praktijf heeft jet stadsdeel niet altijd de middelen om de weg meteen te renoveren, in die gevallen zal het stadsdeel sneller over gaan tot het plaatsen van borden of tot een gedeeltelijke wegafzetting te plaatsen of een gehele wegafzetting. Of het stadsdeel in elke onveilige situatie direct een bord plaatst is niet te zeggen. Uit de interviews met medewerkers blijkt wel dat het plaatsen van borden snel plaatsvindt. Aan de toetsing van de voorwaarden aan het huidige beleid blijkt dat het stadsdeel voldoet aan de voorwaarden die voortvloeien uit de uitspraak Stichtse Vecht. Dit betekent dat het stadsdeel haar beleid niet hoeft aan te passen.
27
Omdat het wetsvoorstel is besproken in de hoofdstukken wil ik ingaan op de gevolgen voor het onderhoudsbeleid van het stadsdeel indien het wetsvoorstel wordt aangenomen. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen betekent dit dat de strafrechtelijke immuniteit wordt afgeschaft. Dit betekent dat het stadsdeel voor geen van haar taken strafrechtelijk immuun is. Voor strafrechtelijke aansprakelijkheid is echter vereist dat de gedraging aan de schuld van het stadsdeel te wijten is. Als het stadsdeel haar huidige beleid blijft bewaken is de kans klein dat een ongeval aan de schuld van het stadsdeel te wijten is. Ik vind het dan ook niet aannemelijk dat het stadsdeel haar beleid rondom het onderhoud van de openbare ruimte moet aanpassen als het wetsvoorstel wordt aangenomen. 4.2 Aanbevelingen
Naar aanleiding van het onderzoek zal ik enkele aanbevelingen doen aan het bestuur van Stadsdeel Amsterdam-Noord met betrekking tot het verbeteren van het beleid rondom het onderhoud van de openbare ruimte. o Het huidige onderhoudsbeleid scherp bewaken
Op dit moment gaat het goed met het onderhoudsbeleid als ik kijk naar de middelen die het stadsdeel ter beschikking heeft. Op de juiste punten wordt aandacht besteed om strafrechtelijke aansprakelijkheid uit te sluiten, namelijk de verkeersveiligheid. Om het achterstallig onderhoud in te lopen, is het nodig om meer budget beschikbaar te stellen voor het groot onderhoud. Op dit moment worden de woonstraten in het stadsdeel helemaal niet gerenoveerd, omdat zij de laagste urgentie hebben, terwijl daar ook ongevallen kunnen gebeuren. Het is van belang dat het stadsdeel de voorwaarden die voortvloeien uit de uitspraak Stichtse Vecht blijft naleven. Indien de voorwaarden niet nageleefd worden is de kans groot dat het stadsdeel aansprakelijk gesteld kan worden. De meldingen van onveilige situaties moeten geregistreerd blijven worden en daar moet adequaat op gereageerd worden. o Alert blijven reageren op de resultaten van inspecties Het is van belang dat het stadsdeel scherp blijft toezien op de correcte procedures bij inspecties. Ook met de resultaten van de inspecties moet proactief worden omgegaan. Snel reageren nadat is geconstateerd dat er sprake is van een onveilige situatie kan ongevallen voorkomen, zoals op de Volendammerweg (besproken in hoofdstuk 3.2). o Onderzoek doen naar het fuseren van de stadsdelen op het gebied van groot onderhoud. Uit het gesprek met de medewerkers kwam naar voren dat het een voordeel kan zijn als de stadsdelen fuseren op het gebied van groot onderhoud. Dit zou betekenen dat het Stadsdeel Amsterdam-Noord haar bevoegdheid om de wegen te onderhouden kwijtraakt. Het zou beter zijn als de centrale stad het groot onderhoud vanuit een centraal punt gaat leiden. Al het geld dat dan beschikbaar is voor het wegonderhoud voor de stadsdelen kan dan beter verdeeld worden, zodat het meeste geld naar het stadsdeel gaat, waar de wegen het slechtst zijn. In ieder geval lijkt het mij een goed idee als er een onderzoek gedaan wordt naar de verschillen in het onderhoudsbeleid van de verschillende stadsdelen.
28
Literatuuroverzicht Ensink 2013
R. Ensink, ‘Holla helpt: Strafrechtelijk vervolgen van gemeentes, Reinier Ensink’, 2013, < http://www.dichtbij.nl/tilburg/ondernemersnieuws/artikel/2580398/holla-helptstrafrechtelijk-vervolgen-van-gemeentes.aspx> Laatst geraadpleegd op 29 mei 2013. Parlementaire monitor 2013
Parlementaire monitor, ‘Dossier: 30538 - Opheffen van de strafrechtelijke immuniteiten van publiekrechtelijke rechtspersonen en hun leidinggevers’, 2013,
.
Slob 2013
A. Slob, ‘Inbreng over strafrechtelijke immuniteiten’, 2013, Laatst geraadpleegd op 29 mei 2013.
Van Zinderen 2013
J. van Zinderen, ‘Gemeente aansprakelijk voor ongeluk als gevolg van wortelopdruk’, 2013, < http://www.bomenrecht.nl/wordpress/wpcontent/uploads/2013/02/Wortelopdruk.pdf > Laatst geraadpleegd op 29 mei 2013.
De Boer 2012
K. de Boer, ‘Einde aan gemeentelijke immuniteit?’, 2012,
< http://www.verkeerskunde.nl/internetartikelen/internetartikelen/einde-aangemeentelijke-immuniteit.30560.lynkx> Laatst geraadpleegd op 29 mei 2013.
Van Elsen 2012
G.J. van Elsen, ‘Verdachte in het strafrecht: de gemeente?!’, 2013, Laatst geraadpleegd op 29 mei 2013.
Hoogewerf en Huisjes 2012
C.L. Hoogewerf en S.C.Huisjes, Juridische Onderzoeksvaardigheden, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2012.
Nijenhuis 2012
I. Nijenhuis, ‘Strafrechtelijke immuniteit gemeente als wegbeheerder’, 2012,
Laatst geraadpleegd op 29 mei 2013.
Valk 2009
S.N. Valk, Aansprakelijkheid van leidinggevenden: naar privaatrechtelijke, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke maatstaven, Deventer: Kluwer 2009.
Verkeerskunde 2012
Verkeersnet, Gemeente Stichtse Vecht aansprakelijk voor letselschade met dood tot gevolg, 2012, < http://www.letselschade.nl/aansprakelijkheid/gemeente-stichtse-vechtaansprakelijk-voor-letselschade-met-dood-tot-gevolg/> Laatst geraadpleegd op 29 mei 2013. 29
VNG 2009 VNG, ‘Brief betreffend: initiatiefwetsvoorstel opheffing strafrechtelijke immuniteit’, 2009, Laatst geraadpleegd op 29 mei 2013. Parlementaire Monitor 2007 Bakker
Parlementaire Monitor, ‘Voorstel van wet’, 2007, Laatst geraadpleegd op 29 mei 2013.
Mr. M. Bakker , ‘Preadvies van de orde’, Laatst geraadpleegd op 29 mei 2013.
Eerste Kamer
Eerste Kamer, ‘Initiatiefvoorstel-Recourt, Oskam en Segers Opheffing strafrechtelijke immuniteiten publiekrechtelijke rechtspersonen en hun leidinggevers’, Laatst geraadpleegd op 29 mei 2013.
Gemeente Stichtse Vecht VGA
Gemeente Stichtse Vecht, ‘Historie en heden’, Laatst geraadpleegd op 8 mei 2013. VGA, ‘De organisatie’, Laatst geraadpleegd op 29 mei 2013.
Wetboek van Strafrecht (Artikel 51) Grondwet
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens Wetsvoorstel: Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het wetboek van strafvordering in verband met opheffen van de strafrechtelijke immuniteiten van publiekrechtelijke rechtspersonen en hun leidinggevers (Kamerstukken II 2006/05, 30 538 nr. 2). Rb Utrecht 10 januari 2012, LJN BY5595 (Stichtse Vecht).
EHRM 30 november 2004, zaak 48939/99 (Öneryildiz/Turkije). HR 21 oktober 2003, LJN AF7938.
HR 6 januari 1998, NJ 1998, 367 (Pikmeer II). HR 23-04-1996, NJ 1996, 513 (Pikmeer I).
HR 25 januari 1994, NJ 1994, 598 (Vliegbasis Volkel).
30
Bijlagen Bijlage I: Bijlage II: Bijlage III: Bijlage IV:
Uitspraak Stichtse Vecht Noot van de VNG Interview Remco Hemkes (teamleider groot onderhoud) Interview Ellen Prins (coördinator inspecties)
31
Bijlage I : Uitspraak Stichtse Vecht RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht parketnummer: 16/710620-11 [P] vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 december 2012 in de strafzaak tegen Gemeente Stichtse Vecht, Zetelend te (3601 GR) Maarssen, Endelhovenlaan 1. Raadsman mr. G.J.K. Elsen, advocaat te ’s-Gravenhage. 1 De verdachte Ten tijde van het ten laste gelegde ongeval d.d. 31 maart 2009 viel de pleegplaats, zijnde de Nieuweweg, onder de gemeente Maarssen. Inmiddels is deze gemeente opgegaan in de nieuw gevormde gemeente Stichtse Vecht (verder ook te noemen: de Gemeente). De maatschappelijke realiteit - die er op neer komt dat de gemeente Stichtse Vecht de volledige rechtsopvolger is van de gemeente Maarssen - heeft tot gevolg dat de gemeente Stichtse Vecht vervolgd kan worden voor feiten begaan ten tijde van het nog bestaan van de gemeente Maarssen. In dit strafgeding is dit feit onbetwist. 2 Onderzoek van de zaak Op 12 juli 2012 is door de Gemeente een bezwaarschrift op grond van artikel 262 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ingediend. Dit bezwaarschrift richtte zich tegen de op 11 juli 2012 aan de Gemeente betekende dagvaarding onder bovenvermeld parketnummer. De vraag die toen voorlag was of de Gemeente strafrechtelijk vervolgd kan worden voor de in de tenlastelegging omschreven gedragingen of dat haar ten aanzien van die gedragingen immuniteit toekomt. De rechtbank heeft bij beschikking van 10 oktober 2012 beslist dat de gemeente ter zake de tenlastegelegde gedragingen geen immuniteit toekomt en heeft het bezwaarschrift tegen de dagvaarding ongegrond verklaard. De zaak is vervolgens inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 26 november 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De Gemeente is tijdens de terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Goris, als jurist werkzaam bij de gemeente Stichtse Vecht. 3 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de Gemeente: schuld heeft aan het ongeval dat op 31 maart 2009 op de Nieuweweg heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn overleden 4 De voorvragen 4.1 Geldigheid van de dagvaardig. De rechtbank is van oordeel dat dagvaarding geldig is. 4.2 Bevoegdheid van de rechtbank De rechtbank is bevoegd kennis te nemen van het ten laste gelegde feit. 4.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie 4.3.1 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde gedragingen het verwijt inhouden dat de Gemeente in het kader van haar taak als wegbeheerder niet heeft besloten feitelijke onderhoud aan de Nieuweweg te (doen) plegen en/of passende verkeersmaatregelen te (doen) nemen. Deze gedragingen kunnen volgens de verdediging niet anders dan door een gemeente, als overheidslichaam, worden verricht, zodat de Gemeente ter zake strafrechtelijke immuniteit toekomt. De officier van justitie dient volgens de verdediging derhalve niet ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging. Deze conclusie wordt volgens de verdediging onder meer ondersteund door de (nadere) invulling die de Hoge Raad in zijn arrest van 6 januari 1998 aan de strafrechtelijke immuniteit van publiekrechtelijke rechtspersonen heeft gegeven, ook wel aangeduid als het “Pikmeer II-criterium ”. 32
4.3.2 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het “nalaten” dat in de tenlastelegging is omschreven ziet op het feitelijk gedrag van de Gemeente, te weten het niet uitvoeren van voldoende onderhoud aan de Nieuweweg en/of het niet nemen van voldoende verkeersmaatregelen. Om dat nalaten respectievelijk die feitelijke gedraging gaat het volgens de officier van justitie in de onderhavige strafzaak. In het licht hiervan en gegeven het feit dat het feitelijke onderhoud aan de weg (of het nalaten daarvan) en/of het nemen van verkeersmaatregelen (of het nalaten daarvan) ook door derden (niet openbare lichamen) kan/kunnen worden verricht, is de gemeente - met in achtneming van het door de Hoge Raad geformuleerde Pikmeer II-criterium volgens de officier van justitie vervolgbaar. Het verweer strekkende tot het niet ontvankelijk verklaren van de officier van justitie dient volgens de officier van justitie dan ook te worden verworpen. 4.3.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank stelt voorop dat de vraag of de Gemeente immuniteit toekomt weliswaar in de bezwaarschriftprocedure aan de orde is geweest, maar dat toen sprake is geweest van een marginale toetsing. In het licht hiervan en gegeven het feit dat in het kader van deze strafzaak het verweer is herhaald dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in de vervolging, dient de vraag over de immuniteit thans in volle omvang te worden getoetst. De rechtbank is echter van oordeel dat deze vraag pas beantwoord kan worden op het moment dat duidelijk is wat heeft plaatsgevonden, wat de daadwerkelijke rol van de Gemeente daarin is geweest en hoe het verwijt dat de officier van justitie aan de Gemeente maakt moet worden begrepen. De rechtbank zal hierop in het navolgende ingaan. 4.4 Schorsing van de vervolging De rechtbank is van oordeel dat er geen redenen zijn voor schorsing der vervolging. 5 De beoordeling van het bewijs 5.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen aan de Gemeente ten laste is gelegd, in die zin dat sprake is geweest van aanmerkelijke onvoorzichtigheid als gevolg waarvan twee mensen zijn overleden. De officier van justitie heeft ter onderbouwing van deze stelling erop gewezen dat er een causaal verband bestaat tussen het overlijden van de slachtoffers en het verkeersongeval en dat zo’n verband ook bestaat tussen het verkeersongeval en de slechte staat van het wegdek van de Nieuweweg. Het ongeval valt volgens de officier van justitie toe te rekenen aan de Gemeente, omdat de slechte staat van het wegdek voortvloeit uit het het niet plegen van onderhoud danwel omdat, gegeven het slechte wegdek, is afgezien van het nemen van voldoende maatregelen om te voorkomen dat - met gevaarlijke snelheid - over het slechte wegdek gereden werd. 5.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft ervoor gekozen om met betrekking tot de bewijsvraag geen specifieke verweren - met daaraan verbonden conclusies - te voeren. De verdediging is wel ingegaan op de door de politie en door de Gemeente verrichte metingen van de (hoogte van de) vijf hobbels op het wegdek van de Nieuweweg, respectievelijk de uitgevoerde inspecties en op hetgeen deskundige Groenendijk daarover heeft verklaard. Ook is besproken welke acties de Gemeente in het kader van het wegbeheer met betrekking tot de Nieuweweg heeft genomen. Vervolgens is ingegaan op hetgeen door de politie en door deskundige Fitters is geconcludeerd ter zake het ongeval en de (mogelijke) oorzaken daarvan. 5.3 Het oordeel van de rechtbank 5.3.1 Vaststaande en niet betwiste feiten en omstandigheden 5.3.1.1 Het ongeval Op dinsdag 31 maart 2009, omstreeks 15.55 uur, vond bij daglicht en droog weer een ongeval plaats op de Nieuweweg te Maarssen, waarbij een motorfiets ten val is gekomen. Deze kwam hierdoor frontaal in botsing met een tegemoetkomende bedrijfsauto met oplegger. Bij dit ongeval kwamen de twee op de motorfiets zittende jonge vrouwen om het leven. De bestuurster, [slachtoffer 1], overleed ter plaatse (ten gevolge van een hoog energetisch trauma ) en [slachtoffer 2], als bijrijder gezeten op de motorfiets, overleed enkele uren later (ten gevolge van uitgebreid bloedverlies, breuken van bekken, ribben en gelaat ) in het ziekenhuis aan haar bij het ongeval opgelopen verwondingen. Uit onderzoek naar de verongelukte motorfiets bleek dat deze voor zover men kon nagaan in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud verkeerde en geen gebreken vertoonde. Datzelfde gold voor de bedrijfsauto met oplegger. [slachtoffer 1] was een ervaren motorrijdster. [slachtoffer 2] zat bij haar achterop en die bewuste middag maakten ze samen met [getuige 1] (verder: [getuige 1]), die eveneens een motorfiets bestuurde een toertocht. Kort voor het verkeersongeval reed hij net voor de slachtoffers. De tegemoetkomende bedrijfsauto met oplegger
33
werd bestuurd door [getuige 2] (verder: [getuige 2]). Beide bestuurders van de motorfietsen hadden kort voor het verkeersongeval een vrachtauto ingehaald die werd bestuurd door [getuige 3] (verder: [getuige 3]). 5.3.1.2 Beschrijving van de weg De Nieuweweg betrof een weg gelegen buiten de bebouwde kom van Tienhoven in de voormalige gemeente Maarssen, lopend van Tienhoven naar de provinciale weg N402 en vice versa. Ter plaatse van het ongeval bestond de Nieuweweg uit één rijbaan van ongeveer 5 meter breed. De weg was aldaar bestemd en opengesteld voor verkeer in beide richtingen en was niet verdeeld in rijstroken. Op de weg was geen belijning aangebracht. Vanuit de richting van de motorfiets, komende vanuit Tienhoven en rijdende richting de provinciale weg N402, lag rechts naast de weg een grasberm van ongeveer 2 meter breed en daarnaast lag een sloot. In deze grasberm stonden bomen in de lengterichting van de Nieuweweg. Aan de linkerzijde van de Nieuweweg bevond zich een grasberm van ongeveer 3,5 meter breed, die schuin naar beneden afliep, met daarnaast een fietspad. De maximaal toegestane snelheid bedroeg ingevolge artikel 62 van het RVV1990, in verband met een bord A1 uit bijlage 1 van het RVV1990, 60 kilometer per uur. Aan het begin en het einde van het weggedeelte waarop het ongeval heeft plaatsgevonden werd door middel van een bord J2 uit de bijlage I RVV1990 aangegeven dat het wegdek slecht was. Dit bord was voorzien van een onderbord “1 km”. Voornoemde borden waren voor alle bestuurders zichtbaar geplaatst in de voor de bestuurders rechter grasberm. Ter hoogte van een aantal van de in de rechterberm staande bomen - gezien vanuit de richting van de motorfiets bevonden zich over een lengte van 42,4 meter in het wegdek een vijftal hobbels, welke hobbels door de wortels van deze bomen waren veroorzaakt. 5.3.1.3 Situatie na het ongeval Na het ongeluk op 31 maart 2009 is op het betreffende deel van de Nieuweweg tijdelijk een maximumsnelheid van 30 km/h ingesteld en is een wegversmalling met dranghekken aangebracht. Na afronding van het politieonderzoek zijn op 4-5 juni 2009 de hobbels met een freesapparaat weggehaald en is het wegdek opnieuw geasfalteerd. In oktober 2009 zijn alle bomen langs de Nieuweweg gerooid. 5.3.2 Causaal verband tussen het verkeersongeval en het overlijden De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of er een causaal verband bestaat tussen het verkeersongeval en het overlijden van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er op grond van het vorenstaande geen twijfel over dat het verkeersongeval heeft geleid tot het overlijden van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Dat is ook niet door de verdediging betwist. 5.3.3 Causaal verband tussen het verkeersongeval en de staat van het wegdek De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of slachtoffer [slachtoffer 1] de controle over haar motorfiets heeft verloren ten gevolge van de slechte staat van het wegdek. De rechtbank is op grond van de hieronder te noemen bewijsmiddelen van oordeel dat zonder de hobbels in het wegdek het verkeersongeval niet zou hebben plaatsgevonden. Uit de verklaringen van de ooggetuigen [getuige 1], [getuige 3] en [getuige 2] komt immers overduidelijk naar voren dat [slachtoffer 1] over de hobbels heeft gereden en dat zij vervolgens de controle over haar motorfiets verloor. Waar precies over de hobbels gereden is, is gelet op deze verklaringen niet relevant. Zo heeft [getuige 1], die de bewuste dag samen met de slachtoffers aan het toeren was op de motorfiets, tegenover de politie verklaard: “[slachtoffer 1] reed niet ver achter mij. De daadwerkelijke afstand kan ik niet zeggen. Opeens werd ik verrast door een grote hobbel in het wegdek. Ik heb dit nooit gezien en merkte dat er een schok door mijn motor ging. Ik schrok hiervan maar kon mijn motor onder controle houden. Omdat de twee vrouwen achter mij reden, keek ik gelijk in de spiegel om te zien hoe zij over de hobbel zouden rijden. Het enige wat ik heb gezien is dat ik [slachtoffer 1] nog zag lachen. Opeens vertrok haar gezicht en zag ik haar en [slachtoffer 2] onderuit gaan”. Tegenover de rechter-commissaris heeft [getuige 1] onder meer over het ongeval verklaard: “Voor mij staat wel als een paal boven water dat er een verband is tussen het slechte wegdek en het feit dat zij onderuit zijn gegleden.” Net voor het ongeval hadden met een korte tussenpoos zowel [getuige 1] als [slachtoffer 1] een vrachtauto ingehaald. Deze vrachtauto werd bestuurd door [getuige 3] en hij heeft tegenover de politie verklaard: “Kort nadat beide motorrijders aansluiting hadden gevonden kwam al vrij snel een vrachtwagentje hen tegemoet uit tegengestelde richting. Vervolgens zie ik de achterste motorfiets, plotseling gaan stuiteren over het wegdek.
34
Ik zag dat het stuiteren heviger werd. Ik zag daarbij dat de achterste passagier loskwam van de motor. (…) Kort daarna draaide de motorfiets naar links en was de bestuurder de controle over de door haar bestuurde motorfiets kwijt.” De bestuurder, [getuige 2], van de bedrijfsauto met oplegger waar de door [slachtoffer 1] bestuurde motorfiets mee in botsing is gekomen heeft verklaard: “Ik zag dat hij (de rechtbank begrijpt dat getuige doelt op de hem naderende [getuige 1]) begon te springen en stuiteren over het wegdek. (…) Ik zag dat die jongen tijdens dat stuiteren wel zijn motorfiets onder controle kon houden. Vervolgens zag ik dat de andere motorfiets, dus de (2e) tweede motorfiets die achter de 1e motorfiets reed eveneens begon te stuiteren (…). Ik zag dat de bestuurder van de (2e) tweede motorfiets kennelijk ten gevolge van de hobbels in het wegdek de controle over de motorfiets verloor. Ik zag vervolgens dat deze motorfiets ten val kwam op de rijbaan (…).” 5.3.4 Mogelijke andere factoren die hebben bijgedragen aan het ongeval De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] over de hobbels in het wegdek van de Nieuweweg is gereden en dat deze hobbels een zodanig effect gaven dat zij daardoor de controle over haar motorfiets heeft verloren. Zonder deze hobbels was het ongeval niet gebeurd. De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of er mogelijk andere oorzaken zijn aan te wijzen die hebben geleid tot het ontstaan van het ongeval en die meebrengen dat het ongeval en het gevolg (de dood) niet aan de hobbels in het wegdek toe te rekenen zijn. In het geval ook andere oorzaken aan een bepaalde gebeurtenis hebben bijgedragen, mag niet te snel worden aangenomen dat dit toerekening van die gebeurtenis aan de vastgestelde oorzaak in de weg staat. Dit alles wordt alleen anders als de bijkomende (mogelijke) oorzaken in een zodanige mate aan het ingetreden gevolg hebben bijgedragen, of zelfs moeten worden aangemerkt als de rechtstreekse oorzaak van het gevolg, dat het niet meer redelijk is dit gevolg aan de vastgestelde oorzaak, hier de slechte staat van het wegdek, toe te rekenen. Beoordeeld moet derhalve worden of zodanige oorzaken zijn aan te wijzen. De verdediging heeft in dit kader gewezen op het rapport van de deskundige Ing. J.J.A. Fitters (verder: Fitters) van 5 november 2012, waarin wordt gewezen op de navolgende - deels samenhangende - alternatieve oorzaken van het noodlottige ongeval: - overmatige remming, paniekremming die deels voor rekening komt van de bestuurster; - te hoge snelheid van de motor; - de rol van de passagier; - het gebruik van alcoholhoudende drank. De rechtbank zal deze door de verdediging aangehaalde alternatieve oorzaken hieronder bespreken. 5.3.4.1 (Paniek)remming Het sporenbeeld (remblokkeerspoor, vermoedelijk gevormd door de voorband, gevolgd door krassporen) past volgens de deskundigen van het Landelijk Verkeers Bijstands Team (LVBT), K.M. Hagedoorn van het NFI en Fitters bij de beweging van een motorfiets die ten gevolge van een remming onderuitgaat, vervolgens over zijn kant schuift en uiteindelijk botst tegen een tegenligger. De directe oorzaak van het onderuitgaan is - volgens politie en Fitters - vermoedelijk het blokkeren van de rem. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat er een zogenaamde paniekremming heeft plaatsgevonden. Uit de door de politie uitgevoerde rijproeven met een soortgelijke motorfiets als de verongelukte motor met duopassagier blijkt dat bij het overrijden van de hobbels de motorfiets vanaf 30 km/h in onbalans raakt en dat met een snelheid van rond de 60 kilometer per uur het voorwiel van de motorfiets vrij komt van het wegdek. Op het moment dat een wiel vrij komt van het wegdek is er geen hechting en spoorkracht meer en kan een éénsporig voertuig zich onvoorspelbaar gaan gedragen. Volgens de verbalisanten die betrokken waren bij de rijproeven is door de staat van het wegdek en het vrijkomen van de wielen het bijna onmogelijk om gedoseerd te remmen. Bij het loskomen van het voorwiel is het zelfs mogelijk dat, bij gebruik van de voorrem, deze bij het neerkomen op het wegdek ongewild gaat blokkeren . Met andere woorden: de blokkade van de voorrem hoeft niet door een paniekremming te zijn veroorzaakt. Mocht de bestuurster van de motorfiets wel in paniek hebben geremd (met een blokkade van de voorrem als gevolg), dan mag in de omstandigheden zoals deze hiervoor zijn weergeven van een bestuurder, die plotseling wordt geconfronteerd met dergelijke hobbels, niet worden verwacht dat deze een rationele beslissing neemt over de wijze van remmen in relatie tot het onder controle houden van een motorfiets. Daarbij komt dat het verlies van de controle over de motorfiets een gevolg is van het overrijden van de hobbels. De eventueel daarop
35
volgende paniekremming vindt dus ook haar oorzaak in de slechte staat van het wegdek. Ook indien sprake was van een paniekremming is (en blijft) het daarom redelijk om het plaatsgevonden ongeval aan de hobbels in het wegdek toe te rekenen. 5.3.4.2 Snelheid De rechtbank heeft met betrekking tot de door het slachtoffer [slachtoffer 1] gereden snelheid ten tijde van het ongeval allereerst gelet op (1) de verklaringen van voornoemde [getuige 1] en [getuige 3], (2) de verklaring van [getuige 5] (verder: [getuige 5]), te weten een motorrijder die eerder die maand (op 1 maart 2009) een eenzijdig verkeersongeval had op de Nieuweweg te Tienhoven en (3) de berekeningen van de snelheid zoals deze zijn gemaakt in de Verkeersongevallen analyse (VOA) van het LVBT en Fitters. [getuige 1], die samen met de slachtoffers een toertocht maakte, heeft omtrent de gereden snelheid tegenover de politie verklaard: “Ik reed voorop. Voor ons reed een cementauto. Die haalde ik in. Ik zag in de spiegels dat ook [slachtoffer 1] de cementauto inhaalde. (…) Ik schat dat ik maximaal 70 km/h reed.” Op de vraag van de rechter-commissaris of de snelheid na het inhalen meer dan 70 km/h was heeft [getuige 1] verklaard: “nee” en “ik reed maximaal 70 kilometer per uur. Ik weet zeker dat ik niet harder heb gereden. De snelheid van mw. [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) was lager. Ik weet dat, omdat ik ruim voor hen reed.” [getuige 3] die kort voor het ongeval door beide motorfietsen werd ingehaald heeft tegenover de politie omtrent de gereden snelheid verklaard: “Terwijl ik op de Nieuweweg reed, komende uit de richting van Tienhoven en gaande in de richting van Breukelen, werd ik op een gegeven moment links ingehaald door een bestuurder van een motorfiets. Op dat moment reed ik 40 km/h. De inhaalmanoeuvre van de motorrijder ging met een gepaste en geringe snelheid. (……). Vervolgens zag ik dat motorrijder 2 mij links passeerde. (…) Nadat motorrijder 1 en 2 aansluiting hadden gekregen vervolgden zij hun weg over de Nieuweweg in de richting van Breukelen. Ik reed op dat moment 40 km/h. Ik zag dat de motorrijders uitliepen. Maar dat ging met een normale snelheid (…). Ik vermoedde dat de gereden snelheid door de motorrijders circa 50 kilometer per uur was.” Eerder die maand had op 1 maart 2009 een eenzijdig verkeersongeval plaatsgevonden op de Nieuweweg te Tienhoven. Bij dat ongeval was [getuige 5] als bestuurder van een motorfiets betrokken. Hij heeft hierover tegenover de politie verklaard: “Ik reed op dat moment niet harder dan de toegestane snelheid van 60 km/h. Vervolgens voelde ik een harde klap. Ik zag dat ik over een grote hobbel in de weg reed. Door deze harde klap, klapte ik zelf door mijn armen heen. Ik kon mij nog net corrigeren, maar gelijk volgde er meerdere harde klappen. Vervolgens zag ik dat mijn stuur heen en weer ging door deze klappen. Op een gegeven moment hield ik mijn motor niet meer. Ik viel van mijn motor en ik kwam op mijn rug terecht op het asfalt”. Twee door de politie gehoorde buurtbewoners verklaren dat de maximaal toegestane snelheid van 60 km per uur te hard is, dat je echt zachter moet rijden ([getuige 6] ) en dat je zelfs met een grote personenauto niet met 60 km per uur over de hobbels kunt rijden ([getuige 7] ). Over de snelheid van de op 31 maart 2009 verongelukte motorfiets heeft het LVBT in zijn proces-verbaal van bevindingen weergegeven dat met zekerheid vast te stellen is dat de motorfiets op het moment van de botsing nog snelheid had. Gelet op de hoeveelheid onzekere factoren (rem- en sleepvertragingen) is de botssnelheid door het LVBT niet vast te stellen en de verbalisanten hebben zodoende het snelheidsverlies in de botsing niet meegenomen in de snelheidsberekening. Op basis van aan databases ontleende gegevens over mogelijke vertraging passend bij de sporen wordt een snelheid van de motorfiets berekend van tenminste 50 km per uur en ten hoogste 76 km per uur. Omdat het snelheidsverlies bij de botsing niet is meegenomen zijn dit de minimale waarden. Fitters heeft in opdracht van de verdediging ook een berekening gemaakt van de door [slachtoffer 1] gereden snelheid. Fitters heeft anders dan het LVBT in zijn berekening rekening gehouden met het snelheidsverlies door de botsing en de zogenaamde zwelperiode, waarin de blokkeervertraging is opgebouwd. Fitters komt bij zijn berekening tot de slotsom dat de gereden snelheid vrijwel zeker meer heeft bedragen dan de ter plaatse toegestane snelheid van 60 km/h, in ieder geval tussen 56 en 98 km/h en zeer waarschijnlijk om en nabij 77
36
km/h. De rechtbank is van oordeel dat rekening houdend met de berekeningen van Fitters en de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 3] de gereden snelheid tussen minimaal 56 km/h en maximaal 70 kilometer per uur heeft gelegen. Dit betekent dat het goed mogelijk is dat het slachtoffer net voor het verliezen van de controle over haar motorfiets gereden heeft met een hogere dan de ter plaatse geldende maximale snelheid. De rechtbank is echter van oordeel dat ook wanneer er uitgegaan wordt van de maximaal gereden snelheid van 70 km/h het verschil tussen deze snelheid en de maximaal toegestane snelheid van 60 km/h niet een zodanige invloed heeft gehad dat dit meebrengt dat het ongeval niet redelijkerwijs aan het rijden over de hobbels kan worden toegerekend. De rechtbank slaat hierbij acht op de hierboven aangehaalde verklaringen van de buurtbewoners en die van [getuige 5]. Deze getuigen verklaren allen dat ook bij het rijden met de maximaal ter plaatse geldende snelheid van 60 km/h gevaar voor verkeersdeelnemers kan optreden. [getuige 5] zegt zelfs dat hij bij een snelheid van minder dan 60 km/uur ten val is gekomen. Ook slaat de rechtbank acht op het feit dat blijkens de rijproeven het effect van de hobbels bij rijden met een duopassagier anders en heviger is dan bij rijden solo en dat [getuige 1] (solo) bij een snelheid van ten hoogste 70 km/uur de motor maar net onder controle heeft kunnen houden. 5.3.4.3 In onbalans raken van de duopassagier De verdediging heeft verder verwezen naar het rapport van Fitters waarin hij stelt dat de bestuurster mogelijk op een bepaald moment in paniek is geraakt door het loskomen van de passagier. Fitters heeft ook gewezen op de door verbalisanten verreden rijproeven waaruit zijns inziens kan worden afgeleid dat een duopassagier die netjes achterop zit en zich (naar hij aanneemt) ook normaal vasthoudt, bij een snelheid van 60 km/h niet loskomt van de motorfiets, zelfs niet als de hobbels daarbij op een punt worden overreden, waar mogelijk een grotere oneffenheid was dan op het daadwerkelijk bereden gedeelte. Het is volgens Fitters dan ook goed mogelijk dat de duopassagier niet netjes achterop zat en/of zich niet goed heeft vastgehouden. In dat geval kan het loskomen niet alleen de bestuurder maar ook de duopassagier verweten worden, aldus Fitters. De rechtbank stelt vast dat over de wijze waarop de passagier achterop de motorfiets zat op grond van het dossier niets bekend is. In het dossier is ook geen enkele aanwijzing te vinden waaruit volgt dat de passagier zich niet goed zou hebben vastgehouden of niet goed op de motorfiets zou hebben gezeten. Niet vast staat dan ook dat de passagier zich anders heeft gedragen dan van een gemiddelde passagier mag worden verwacht. De door Fitters gemaakte vergelijking met de passagier die te zien is bij de rijproeven van de politie gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. Bij die rijproeven was sprake van geoefende en professionele politieagenten, die bovendien wisten dat zij over de aanwezige hobbels moesten rijden en dat deze hobbels van invloed zouden zijn op het gedrag van de motorfiets. 5.3.4.4 Invloed van alcoholhoudende drank In een aan de motorfiets van [slachtoffer 1] bevestigde tas is door de politie een nagenoeg lege literfles rosé en een aantal plastic bekertjes met restanten van rosé aangetroffen. [getuige 1] heeft hierover verklaard dat [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en hij voor het ongeval een stop hadden gemaakt en dat zij toen rosé hadden gedronken. [getuige 1] wist echter zeker dat zij niet meer dan één glas per persoon hadden gedronken. Bij de rechter-commissaris heeft hij over het nuttigen van de rosé verklaard: “Ja, uiteindelijk hebben we één glas rosé gedronken. Het plastic bekertje was niet vol.(…) Volgens mij was het een doorzichtige plastic beker. Daarin zit een randje. Volgens mij was het glas gevuld tot dat randje. (…) Ja, zij (doelend op [slachtoffer 1]) heeft zo’n zelfde glaasje gedronken.(…) Toen ze de fles uit haar tas haalde was de fles niet vol meer. Ze had de fles ergens van over.” De rechtbank is van oordeel dat gelet op de bevindingen van de politie met betrekking tot de gevonden fles rosé en de bekertjes en gelet op de verklaring van [getuige 1] hierover vast staat dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kort voor het ongeval alcoholhoudende drank hebben genuttigd. De rechtbank neemt echter aan dat de gebruikte hoeveelheid alcoholhoudende drank zo gering is geweest dat geen sprake was van beslissende invloed op rijgedrag en of het vasthouden van de passagier. Met andere woorden: de omstandigheid dat beperkt alcoholische drank is genuttigd laat onverlet dat het ongeval aan de slechte staat van het wegdek is toe te rekenen. 5.3.5 Causaal verband tussen het verkeersongeval en het ten laste gelegde nalaten Nu op grond van het vorenstaande de conclusie is dat de genoemde bijkomende (mogelijke) oorzaken de toerekening van het ongeval aan het slechte wegdek niet wegnemen, is de volgende vraag die beantwoord dient te worden of een causaal verband bestaat tussen enerzijds het dodelijke ongeval en anderzijds het nalaten van kort gezegd - het plegen van voldoende (deugdelijk) onderhoud en/of het nalaten van het nemen van passende
37
verkeersmaatregelen. De rechtbank stelt vast dat er (voor de Gemeente) meerdere mogelijkheden waren om de verkeersonveiligheid ter plaatse van het ongeval op de Nieuweweg te beperken of weg te nemen. De Gemeente had de hobbels/oneffenheden weg kunnen (laten) frezen of een snelheidsbeperking tot 30 km/uur kunnen instellen, zoals de deskundige dr. ir. J. Groenendijk (verder: Groenendijk) heeft verklaard. De Gemeente had ook voor enige afzetting kunnen zorgen, zoals na het ongeval van 31 maart 2009 is gebeurd, of voor enige waarschuwing in de directe nabijheid van het weggedeelte met de hobbels. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat er een direct causaal verband bestaat tussen het ongeval en het niet nemen van (een van) deze maatregelen. 5.3.6 Kan de Gemeente het nalaten verweten worden De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de Gemeente een verwijt gemaakt kan worden met betrekking tot dat nalaten. De rechtbank gaat hierbij uit van de volgende feiten en omstandigheden. 1. Bij de toenmalige gemeente Maarsen is in oktober 2006 een telefonische klacht van dhr. [getuige 4] (verder: [getuige 4]) binnengekomen, inhoudende dat wortels van de bomen het wegdek van de Nieuweweg omhoog zouden drukken. Hierna is de Nieuweweg visueel geïnspecteerd en werden er door de gemeente Maarssen (vermoedelijk in april 2007) op de Nieuweweg waarschuwingsborden “slecht wegdek” geplaatst. Voor wat betreft het plaatsen van deze borden is door de gemeente Maarssen geen verkeersbesluit genomen. Het wegdek is hierna nog verschillende malen geïnspecteerd. Deze inspecties gaven telkens geen aanleiding om andere of aanvullende maatregelen te treffen. De laatste externe inspectie voor het ongeval heeft op 13 mei 2008 plaatsgevonden. Bij deze inspectie zijn een lichte rafeling in geringe omvang en lichte oneffenheden in geringe omvang geconstateerd. Dit gaf echter ook geen aanleiding om in aanvulling op de al geplaatste waarschuwingsborden “slecht wegdek” maatregelen te treffen. 2. In de tweede helft van 2008 bleek dat de bomen aan de Nieuweweg in slechte staat waren. De Gemeente heeft toen een extern bureau de opdracht gegeven het rooien van de bomen voor te bereiden. Het rooien stond vervolgens gepland voor eind 2008. Na het rooien zou de Nieuweweg van nieuw asfalt worden voorzien. 3. Op 20 oktober 2008 werd er opnieuw telefonisch melding gedaan bij de gemeente Maarssen over het slechte wegdek van de Nieuweweg. Volgens de klager duwden de boomwortels het wegdek omhoog en ontstonden hierdoor hobbels in het wegdek. 4. De uitvoering van het hiervoor genoemde rooien van de bomen en het daarmee samenhangende asfalteren van de Nieuweweg liep vertraging op omdat - in een laat stadium - bleek dat er een keurvergunning van het waterschap nodig was, de behandelend ambtenaar ziek was en het broedseizoen inmiddels begonnen was. 5. De laatste (wijk) inspecties van de weg hebben plaatsgevonden in week 6 en 13 van 2009. Ook deze inspecties zijn geen aanleiding geweest tot het nemen van aanvullende maatregelen. 6. Nadat op 1 maart 2009 de hiervoor al genoemde [getuige 5] met zijn motorfiets ten val was gekomen op de Nieuweweg, heeft voornoemde [getuige 4] op dezelfde dag onder meer het volgende aan de Gemeente geschreven: “Hierbij meld ik u een eenzijdig ongeval met een motorfiets hedenmiddag (…) Al langer klaag ik over de slechte stand van de betreffende bomen en de weg zelf. Is dit een geval dat er eerst ernstige ongelukken moeten gebeuren alvorens de oplossing wordt aangedragen??” Op 2 maart 2009 heeft [getuige 5] een brief aan de Gemeente geschreven met onder meer de navolgende inhoud: “De toedracht: Ik ben met mijn motor onderuitgegaan op de Nieuweweg door grote hobbels in de weg als gevolg van opgroeiende boomwortels. De motor begon te stuiteren en ik ben van de motor afgeslingerd. (…)” Dat deze brieven door de gemeente zijn ontvangen en dat zij dus op de hoogte waren van dit ongeval, blijkt uit de door [getuige 4] en [getuige 5] ontvangen ontvangstbevestiging. 7. Naar aanleiding van het eenzijdige ongeluk op 1 maart 2009, is de Nieuweweg op 3 maart 2009 opnieuw geïnspecteerd. Bij die inspectie is in het wegdek over een afstand van 100 m een aantal oneffenheden gemeten, waarvan één als ‘ernstig’ werd aangemerkt en de rest als ‘matig’. Deze inspectie van de oneffenheden gaf de Gemeente evenals de eerdere inspecties geen aanleiding tot het nemen van aanvullende maatregelen. Dit niet nemen van aanvullende maatregelen was onder meer gebaseerd op de aanname van de Gemeente dat bij het egaliseren van de weg de boomwortels beschadigd zouden raken, met als gevolg dat de bomen zouden kunnen omwaaien. Waar deze aanname op gebaseerd was, is tijdens het strafproces niet duidelijk geworden. Met betrekking tot deze vaststaande feiten en omstandigheden overweegt de rechtbank het volgende. Nadat
38
voornoemde [getuige 5] op 1 maart 2009 met zijn motorfiets op de Nieuweweg ten val was gekomen en de Gemeente een brief hierover van [getuige 4] had ontvangen (zie 6.), heeft de Gemeente aldaar een inspectie uitgevoerd (zie 7.). Van deze inspectie is geen rapport opgemaakt, maar er bevinden zich wel foto’s in het dossier waaruit blijkt dat de Gemeente op die dag met een rei (waterpas van 1.20 m. lang) en een centimeter (meetlint) de oneffenheden op het wegdek heeft gemeten. Uit het deskundigenrapport van Groenendijk volgt dat deze meting niet juist heeft plaatsgevonden, namelijk niet volgens de door de Gemeente in het algemeen gevolgde CROW methode. Bij deze methode dient, bij het meten van oneffenheden veroorzaakt door boomwortelopgroei, de rei horizontaal bovenop de oneffenheid te worden geplaatst, waarna op een afstand van een halve rei (60 centimeter) van die oneffenheid het grootste hoogteverschil moet worden gemeten met het zich aldaar (rondom) bevindende wegdek. Aan de hand van een zodanige meting kan de ernst van iedere oneffenheid worden vastgesteld. Hoewel deze meting in de regel bedoeld is om het in de (nabije) toekomst uit te voeren onderhoud te agenderen, geeft die meting wel een indicatie van de ernst van de situatie en de gevolgen daarvan voor de verkeersveiligheid, aldus Groenendijk. De Gemeente heeft de rei bij de meting echter niet horizontaal op de hobbels geplaatst, maar één van de uiteinden van de rei op het wegdek laten steunen. Hierdoor werd een kleiner hoogteverschil gemeten dan wanneer volgens de voorgeschreven CROW methode zou zijn gemeten. De politie heeft na het ongeval ook de hoogte van de hobbels gemeten, maar evenmin de CROW methode gehanteerd. Zij heeft namelijk de hoogte van de hobbel zelf gemeten zonder dat het nulpunt van de meting duidelijk is. In de afbeelding hieronder zijn de verschillende meetmethoden afgebeeld :
Groenendijk schrijft in zijn rapport dat de door de Gemeente gehanteerde foutieve meetmethode ertoe heeft geleid dat de geconstateerde ernstklassen van de schade aan het wegdek vrijwel zeker onjuist zijn. Alle hobbels tussen 4 en 6 centimeter hoog- hadden als “Ernstig” moeten worden geklasseerd. Ter zitting heeft Groenendijk deze conclusie enigszins genuanceerd. Dit naar aanleiding van een meting van een replica van de vijfde hobbel, zoals die gereconstrueerd is aan de hand van gemaakte scans en die ter zitting aanwezig was. Daarbij bleef de deskundige echter van mening dat de ernst van de oneffenheden volgens de meting van de Gemeente beduidend lager is uitgevallen dan in het geval volgens de CROW richtlijnen zou zijn gemeten. De rechtbank neemt deze conclusie van de deskundige over en maakt deze tot de hare. Hoewel de rechtbank niet weet hoe de inspectie op 3 maart 2009 precies heeft plaatsgevonden (er is geen rapport), acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat de Gemeente haar oordeel over de verkeersveiligheid op die dag mede door de ondeskundige foutieve meting heeft laten leiden. Aldus is de ernst van de oneffenheden onderschat. Verder blijkt nergens uit dat de Gemeente ter plaatse ook daadwerkelijk de invloed van de hobbels op de verkeersveiligheid (rijgedrag) heeft onderzocht. De hoogte van de hobbels kan wel een indicatie zijn voor de verkeers(on)veiligheid ter plaatse - zo blijkt uit het rapport van Groenendijk en zijn verklaring ter zitting maar de beoordeling of de verkeersveiligheid daadwerkelijk in het gedrang komt dient niet alleen op basis van die meting plaats te vinden. In deze specifieke situatie was er reden temeer om aan die beoordeling (naast een meting) ruim aandacht te besteden. Twee dagen voor de inspectie was er immers door de hobbels een motorrijder op de Nieuweweg onderuit gegaan en in het verleden was er ook al geklaagd over de slechte staat van het wegdek. Uit de schriftelijke verklaring van de Gemeente van 11 maart 2010 blijkt dat zij bij de beslissing om naar aanleiding van de val van de motorrijder op 1 maart 2009 geen aanvullende maatregelen te (laten) uitvoeren ervan uit ging dat de motorrijder op 1 maart 2009 harder gereden heeft dan 60 km/uur. Zij baseerde zich op een verklaring van iemand die ten tijde van het ongeval in de buurt was en verklaard had dat aan het oplopend toerental te horen de motorrijder harder dan 60 km/uur gereden moest hebben. Naar het oordeel van de rechtbank is die enkele verklaring onvoldoende grondslag voor het uitgangspunt dat de motorrijder op 1 maart 2009 te hard reed en dat de weg voldoende veilig was. De rechtbank stelt vast dat de Gemeente evenmin een deugdelijk onderzoek heeft ingesteld naar de mogelijkheid om de hobbels weg te frezen. De Gemeente ging ervan uit dat dit geen optie was omdat haar was medegedeeld dat het risico bestond dat de bomen tengevolge van het wegfrezen van de wortels zouden omwaaien. De deskundige J. Hilbert, boomdeskundige en werkzaam bij de firma Copijn, heeft ter terechtzitting van 26 november 2012 aan de hand van getoonde foto’s verklaard dat destijds langs de Nieuweweg Canadese Populieren stonden. De wortels van dergelijke bomen bevinden zich op zo’n 10 tot 25 cm onder het asfalt. Wanneer met een frees de hobbels van het wegdek worden weggehaald, zal dit volgens de deskundige Hilbert de wortels niet aantasten en zal de kans op omwaaien niet vergroot worden. De aanname van de Gemeente dat er door het frezen van het wegdek gevaar voor omwaaien van de bomen zou ontstaan, blijkt dus ongegrond.
39
Met inachtneming van al het vorenstaande en meer specifiek met het oog op het feit dat de Gemeente de hoogte van de hobbels ondeskundig en onjuist heeft gemeten en nergens uit blijkt dat de Gemeente een zorgvuldig onderzoek heeft ingesteld naar de verkeersveiligheid ter plaatse (los van de meting), is de rechtbank van oordeel dat op 3 maart 2009 als gevolg hiervan de situatie ter plaatse verkeerd is beoordeeld. Deze conclusie wordt ondersteund door de verklaringen van de getuige [getuige 4], die de Gemeente al vanaf 2006 geattendeerd heeft op de verkeersonveilige situatie van de Nieuweweg. Ook het rapport van het LVBT ondersteunt deze conclusie. Hieruit volgt - kort gezegd - dat het passeren van de hobbels op 100-125 cm uit de rechterrand van de weg vanaf een snelheid van 30 km/h en met de toegestane snelheid van 60 km/h, zeker voor een motor met duo passagier, reeds onveilig is. Zouden de klachten van [getuige 4] en [getuige 5] serieus genomen zijn en de beoordeling van de veiligheid op 3 maart 2009 goed zijn uitgevoerd (naast en los van de foutieve meting), dan had de Gemeente onmiddellijk veiligheidmaatregelen dienen te nemen. Daarbij kan gedacht worden aan het wegfrezen van de hobbels in het wegdek, het nemen van snelheidsbeperkende maatregelen en/of het afzetten van de verkeersonveilige situatie. Naar het oordeel van de rechtbank mag van de Gemeente worden verwacht dat zij volgens de daartoe voorgeschreven regels (CROW richtlijnen), die zij naar eigen zeggen zelf ook hanteert, metingen verricht, dat zij, niet alleen op grond van metingen, maar op grond van alle relevante omstandigheden de verkeers(on)veiligheid beoordeelt en dat zij indien geïndiceerd ook maatregelen neemt om een verkeersonveilige situatie op te heffen. Nu dat alles niet is gebeurd, heeft de gemeente aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld.
5.3.7. Het strafrechtelijk verwijt en immuniteit Nu is vastgesteld dat de gemeente de hiervoor onder 5.3.6. genoemde gedragingen (inclusief nalaten) kan worden verweten, is de volgende vraag die voorligt of deze gedragingen het door de officier van justitie ten laste gelegde feit opleveren, en zo ja, of de Gemeente ter zake wel of niet immuniteit toekomt. 5.3.7.1 De tenlastelegging De rechtbank begrijpt de tenlastelegging aldus, zoals ook reeds in de beslissing op het bezwaarschrift is overwogen, dat de officier van justitie de Gemeente verwijt dat zij heeft nagelaten aan de Nieuweweg onderhoud te (laten) verrichten en/of heeft nagelaten voldoende verkeersmaatregelen te nemen, als gevolg waarvan twee personen zijn overleden. De officier van justitie verwijt de gemeente niet enige (bestuurlijke) besluitvorming, maar verwijt haar het (feitelijke) niet handelen, het niet uitvoeren van een aantal gevaaroplossende of gevaarbeperkende maatregelen, waarmee het ongeval voorkomen had kunnen worden, maatregelen zoals ook derden die hadden kunnen nemen. 5.3.7.2 Immuniteit De vraag of de Gemeente met betrekking tot deze tenlastegelegde gedraging (nalaten) immuniteit toekomt, beantwoordt de rechtbank ontkennend. Voor dat oordeel is het volgende redengevend. De Hoge Raad heeft in haar arrest van 6 januari 1998 (Pikmeer II arrest) de mogelijkheid om decentrale overheden te vervolgen verruimd. In dat arrest is - voor zover relevant - overwogen dat vervolging van decentrale overheden alleen is uitgesloten wanneer de gedragingen in kwestie naar hun aard en gelet op het wettelijk systeem rechtens niet anders dan door bestuursfunctionarissen kunnen worden verricht in het kader van de uitvoering van de aan het openbaar lichaam opgedragen bestuurstaak, zodat uitgesloten is dat derden in zoverre op gelijke voet als het openbaar lichaam aan het maatschappelijk verkeer deelnemen. Voor strafrechtelijke immuniteit van een publiekrechtelijke rechtspersoon is derhalve slechts ruimte als sprake is van wat algemeen wordt aangeduid als een exclusieve bestuurstaak (zie Hof Arnhem 24 september 2009, overweging 14, LJN AE7956). Is het tenlastegelegde nalaten van het nemen van verkeersmaatregelen zoals ook derden kunnen nalaten bewezen? Voor zover aan het nalaten van de Gemeente enige besluitvorming ten grondslag heeft gelegen, heeft die plaatsgevonden op het niveau van inspectie/meting, beoordeling van verkeersrisico's en (het niet uitvoeren van) tijdelijke noodoplossingen. Dit zijn alle terreinen waarop de gemeente derden kan inschakelen, terreinen waarop geen sprake is van aan de overheid voorbehouden besluitvorming of handelen. Dat blijkt uit de feiten dat de meting/inspectie van de Nieuweweg in mei 2008 is verricht door een extern bureau, dat de deskundige Groenendijk heeft verklaard dat hij op het gebied van verkeersveiligheid geregeld door
40
gemeenten wordt ingeschakeld en dat aan het plaatsen van het tijdelijk verkeersbord in april 2007 geen verkeersbesluit van de gemeente ten grondslag ligt. De rechtbank is van oordeel dat ook een ingeschakelde derde die op 3 maart 2009 het gevaar juist had ingeschat, dit gevaar aanstonds zou hebben ingeperkt, bijvoorbeeld door het plaatsen van borden die de maximumsnelheid zouden beperken tot 30 km/uur of door afzetting van het gevaarlijke weggedeelte, zoals onmiddellijk na het dodelijke ongeval is gebeurd. Die actie maar ook het nalaten daarvan betreft derhalve geen exclusieve bestuurstaak. Van strafrechtelijke immuniteit van de Gemeente kan daarom in dit geval geen sprake zijn. Dat het onvoorzichtige handelen op het gebied van risico-inschatting is toe te rekenen aan de Gemeente is overigens niet betwist.
Is het tenlastegelegde nalaten van wegonderhoud zoals ook derden kunnen nalaten bewezen? Ter zitting is niet uitputtend onderzocht of ook aan derden de zorg voor wegen of weggedeelten wordt opgedragen, in die mate dat zij, zonodig, zelfstandig kunnen besluiten tot onderhoudsmaatregelen zoals egaliseren van het wegdek. Het komt de rechtbank wel aannemelijk voor dat van dergelijke uitbesteding sprake kan zijn, zeker waar het zoals in deze zaak - gaat om beperkt onderhoud en dus beperkte kosten (in deze zaak beperkt tot het asfalteren van een stuk van ongeveer 120 meter in 2 dagen), temeer nu overigens in ruime mate gemeentelijke werkzaamheden aan derden worden uitbesteed. Dit is echter onvoldoende komen vast te staan om te komen tot wettig en overtuigend bewijs. Nu de rechtbank de tenlastelegging zo begrijpt dat de officier uitsluitend handelen/nalaten verwijt, dat ook door derden kan worden verricht/nagelaten, moet de Gemeente van dit onderdeel worden vrijgesproken. De rechtbank acht het, gelet op de bewezenverklaring van het nalaten van verkeersmaatregelen niet noodzakelijk het onderzoek te heropenen om nader te onderzoeken of derden op gelijke voet als de Gemeente wegonderhoud, als zojuist besproken, uitvoeren. Bij dat oordeel speelt op de achtergrond mee dat de aanmerkelijke onvoorzichtigheid en het causaal verband hier moeilijker zijn vast te stellen dan ten aanzien van het nalaten van verkeersmaatregelen: ook als de Gemeente aanstonds na 1 of 3 maart 2009 het egaliseren van de hobbels zou hebben ingepland of opgedragen, is namelijk de vraag of dat binnen de vier weken voor 31 maart 2009 uitgevoerd had kunnen worden. 5.3.7.3 Conclusie Het wegdek van een deel van de Nieuweweg in Tienhoven vertoonde op 31 maart 2009 dusdanig hoge en gevaarlijke hobbels dat een motorrijdster en haar duopassagier, die over die hobbels reden, uit balans zijn geraakt en ten val zijn gekomen. Zij zijn door een tegemoetkomend voertuig overreden. Daardoor zijn beiden om het leven gekomen. De Gemeente heeft dit gevaarlijke weggedeelte niet afgezet, heeft niet direct bij de hobbels een waarschuwing geplaatst en heeft niet een toereikende snelheidsbeperking ingesteld. De rechtbank merkt dit nalaten aan als aanmerkelijk nalatig en als een aanmerkelijke verwaarlozing van de geboden zorgvuldigheid op grond van het volgende: Waarschuwingen van een buurtbewoner, ook vóór 2009, en de val van een motorrijder op 1 maart 2009 hebben wel geleid tot metingen aan de weg, maar die zijn onjuist uitgevoerd. Een inschatting van de verkeers(on)veiligheid met inachtneming van alle relevante feiten –bijvoorbeeld door het nemen van rijproeven- is kennelijk achterwege gebleven of het gevaar voor de verkeersveiligheid is verkeerd beoordeeld. Volgens de rechtbank had de Gemeente, gelet op de situatie zoals die haar na 3 maart 2009 bekend was en/of had moeten zijn, verkeersmaatregelen kunnen en moeten nemen om aan de verkeersonveilige situatie een einde te maken of het gevaar te beperken. De dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is naar het oordeel van de rechtbank een gevolg van dit aanmerkelijk onzorgvuldig nalaten van de Gemeente.
5.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op momenten in de periode gelegen tussen 1 maart 2009 en 31 maart 2009 te Tienhoven, gemeente Stichtse Vecht (voorheen gemeente Maarssen) (in haar hoedanigheid van wegbeheerder) aanmerkelijk nalatig, althans
41
met aanmerkelijke verwaarlozing van de in dezen geboden zorgvuldigheid, heeft gehandeld en/of nagelaten, immers heeft zij nagelaten zodanige (verkeers)maatregelen met betrekking tot het wegdek van de Nieuweweg en/of de veiligheidssituatie op die weg te nemen dat de veiligheid en gezondheid van weggebruikers aldaar was gewaarborgd (te weten door onvoldoende zorg te dragen voor een passende maximumsnelheid en/of een passende en/of deugdelijke (gedeeltelijke/plaatselijke) afzetting en/of passende en deugdelijk geplaatste waarschuwingsborden) met als gevolg dat op 31 maart 2009, aldaar, [slachtoffer 1], als bestuurder van een motor, en [slachtoffer 2], als passagier/bijrijder van die motor, - over de in de Nieuweweg gelegen hobbels en/of grote oneffenheden zijn gereden en - vervolgens daardoor de controle over de motor is kwijtgeraakt en - daarna ten val zijn gekomen/van de motor gevallen zijn en - hierdoor in frontale botsing gekomen zijn met een tegemoetkomende bedrijfsauto met oplegger, waardoor het aan haar, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 1] zodanig letsel, te weten complicaties ten gevolge van een hoog energetisch trauma, heeft bekomen dat die [slachtoffer 1] aan de gevolgen daarvan is overleden en waardoor het aan haar, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer 2] [slachtoffer 2] (die als bijrijder gezeten was op de motor) zodanig letsel, te weten uitgebreid bloedverlies na ongeval en breuken van bekken en ribben en in het gelaat, heeft bekomen dat die [slachtoffer 2] aan de gevolgen daarvan is overleden; De rechtbank heeft in de bewezenverklaring kennelijke schrijffouten verbeterd; de verdachte is hierdoor niet in haar verdediging geschaad. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 6 De strafbaarheid 6.1 De strafbaarheid van het feit Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op: aan haar schuld de dood van een ander te wijten zijn, meermalen gepleegd. 6.2 De strafbaarheid van verdachte Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit. 7 De strafoplegging 7.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie rekent het de verdachte zwaar aan dat zij na 1 maart 2009 geen maatregelen heeft genomen waardoor het ongeval op 31 maart 2009 voorkomen had kunnen worden. Gelet op de gevolgen van deze nalatigheid kan er volgens de officier van justitie niet volstaan worden met een geldboete van de vierde categorie, zoals gesteld in artikel 307 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht maar heeft hij -gelet op artikel 23 lid 7 van het Wetboek van Strafrecht- een geldboete van de vijfde categorie geëist. De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen: - een geldboete van € 22.500,-, waarvan € 7.500,-- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. 7.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de strafmaat. De Gemeente heeft meermalen aangegeven het verschrikkelijk te vinden dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. 7.3 Het oordeel van de rechtbank Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en het feit dat verdachte een rechtspersoon is. Op 31 maart 2009 vond er op de Nieuweweg in de toenmalige gemeente Maarssen een dodelijk ongeval plaats. Door het met de motorfiets overrijden van meerdere hobbels heeft [slachtoffer 1] immers de controle over de door haar bestuurde motorfiets verloren en is zij samen met de achterop de motorfiets zittende [slachtoffer 2] ten
42
val gekomen en frontaal op een tegenligger gebotst. Hoewel de gemeente uiteraard het ongeval nooit gewenst heeft, rekent de rechtbank het de gemeente zwaar aan - dat zij geen zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de meldingen van minstens een buurtbewoner en het feit dat kort voor 31 maart 2009 ook al een motorrijder ten val was gekomen op de Nieuweweg en de Gemeente aansprakelijk had gesteld voor zijn schade, en - dat de Gemeente geen maatregelen heeft genomen waardoor het ongeval van 31 maart 2009 voorkomen had kunnen worden. Het nalaten maatregelen te nemen heeft als gevolg gehad dat twee jonge vrouwen, in de bloei van hun leven, op uiterst tragische wijze zijn verongelukt. Hun familieleden zijn door dit verlies zeer diep getroffen. De slachtofferverklaring van de moeder van [slachtoffer 2] is ter terechtzitting door de voorzitter voorgelezen en de toenmalige partner van [slachtoffer 1] heeft zelf een slachtofferverklaring namens hem en de kinderen voorgedragen. Uit deze verklaringen blijkt dat zij nog dagelijks de gevolgen van het verlies en de leegte in hun leven ondervinden. Voorts is gebleken dat het ongeval niet alleen emotionele, maar ook praktische en financiële gevolgen heeft gehad voor de nabestaanden. Geen enkele straf doet recht aan het leed van de direct betrokkenen. Daarnaast zal binnen de gemeente de strafvervolging op zichzelf ongetwijfeld zijn werking hebben gehad en zijn ook individuele ambtenaren ongetwijfeld geconfronteerd met de gevolgen van hun handelen. De Gemeente is een rechtspersoon. Aan een rechtspersoon kan geen gevangenisstraf of een taakstraf worden opgelegd. Hoewel een geldboete in schril contrast staat met de gevolgen, is de rechtbank bij haar strafoplegging gebonden aan deze strafmodaliteit. De rechtbank zal gelet op de zeer ernstige gevolgen van de aanmerkelijke onvoorzichtigheid van de Gemeente, zoals de officier van justitie vordert en met inachtneming van het gestelde in artikel 23 lid 7 Wetboek van Strafrecht, een geldboete opleggen van de vijfde categorie. De rechtbank beoogt met deze straf ook een generaal preventief effect. 8 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 51, 57 en 307 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. 9 De beslissing De rechtbank: Voorvragen - verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte; Bewezenverklaring - verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5.4 is omschreven; - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; Strafbaarheid - verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert: aan haar schuld de dood van een ander te wijten zijn, meermalen gepleegd; - verklaart verdachte strafbaar; Strafoplegging - veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 22.500,-, waarvan € 7.500,-, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar; - bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze geldboete niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit; Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mr. M.J. Veldhuijzen en mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 november 2012.
43
Bijlage II : Noot van de VNG Noot: Inhoudelijk Het is duidelijk dat de gemeente in deze casus laakbaar heeft gehandeld. Een aantal weken voor het dodelijke ongeval is er op dezelfde plek ook een motorrijder gevallen als gevolg van de vele hobbels in / slecht onderhoud van de weg. De gemeente was hiervan op de hoogte, maar heeft toen nagelaten maatregelen te treffen, zoals bijv. het plaatsen van waarschuwingsborden, het terugbrengen van de max. snelheid of het (gedeeltelijk) afsluiten van de weg. Civielrechtelijk heeft de gemeente haar verantwoordelijkheid genomen en heeft (in samenspraak met haar verzekeraar, Centraal Beheer) een schadevergoeding betaald aan de nabestaanden van de twee dodelijke slachtoffers.
Procedureel In de uitspraak van de rechtbank gaat het om een strafrechtelijke veroordeling van de gemeente als wegbeheerder. De gemeente is niet veroordeeld voor nalatig wegonderhoud. Wat de veroordeling voor het nalaten van verkeersmaatregelen betreft: ook dergelijke verkeersmaatregelen, ook al vergen ze geen verkeerbesluit, zijn voorbehouden aan de wegbeheerder althans gebeuren in zijn opdracht of onder zijn verantwoordelijkheid. Alléén de wegbeheerder is bevoegd de afweging te maken of er onderhoud aan een weg moet gebeuren en of er eventueel een verkeersbesluit of een verkeersmaatregel moet worden genomen. De partij die voor de uitvoering van deze besluiten wordt ingeschakeld neemt hierbij naar onze mening geen zelfstandige besluit. De rechtbank is van oordeel dat ook een ingeschakelde derde verkeersborden hadden kunnen plaatsen of een weggedeelte had kunnen afzetten. De rechtbank miskent hiermee dat verkeersborden die een maximum snelheid aanduiden (bord A1 bijlage 1 RVV) en verkeersmaatregelen tot afsluiting van een (gedeelte van een) weg alléén door het bevoegd gezag, ic. burgemeester en wethouders hadden mogen worden genomen. Zie hiervoor art. 15, 16 en 18 WVW 1994. Daarnaast verbiedt art. 1a BABW uitdrukkelijk dat ook derden verkeerstekens langs of boven wegen plaatsen.
Wij zetten dan ook onze vraagtekens bij deze veroordeling door de rechtbank Utrecht. Er zijn geen andere strafrechtelijke uitspraken over slecht wegonderhoud of het niet nemen van verkeersmaatregelen bekend. De gemeente en het OM hebben beiden besloten geen hoger beroep in te stellen, dus we zullen helaas nooit weten of het gerechtshof en/of de Hoge Raad deze veroordeling door de rechtbank wel / niet in de lijn van het Pikmeer II – arrest vinden. Opmerking verdient voorts dat gemeenten al te maken hebben met een strenge civielrechtelijke aansprakelijkheid; zij zijn namelijk risico-aansprakelijk voor gebreken aan de weg (art. 6:174 BW). Gemeenten zijn hier doorgaans tegen verzekerd, maar de (financiële) risico’s zijn dan ook vele malen groter. Gevolgen voor de gemeentelijke praktijk De casus in Stichtse Vecht betreft een uitzonderlijk geval, zowel qua feitentoedracht als qua vonnis. We zullen de toekomstige ontwikkelingen dus moeten afwachten. Vanwege de zwaarwegende (risico-)aansprakelijkheid in het Burgerlijk Wetboek zijn de gemeentelijke procedures er al op gericht om gevaarlijke situaties meteen aan te pakken. Wellicht is het goed om de meldprocedures er nog eens op na te gaan binnen de gemeente. Ook bij winterse gladheid is het devies het strooiplan uit te voeren en adequaat te reageren op meldingen van gevaarlijke situaties. Mocht de gemeente te maken krijgen met een opsporingsonderzoek, verwijzen wij naar de Handreiking bij toezicht-en opsporingsonderzoeken.
44
Bijlage III: Interview Remco Hemkes Het doel van het gesprek was om te weten te komen waarop het stadsdeel zijn onderhoudsplanningen baseert, of zij last hebben van de bezuinigingen, of er op dit moment slechte wegen zijn en of zij rekening houden met klachten.
Amsterdam is verdeeld in oost en west, hoe zit dat? Amsterdam-Noord is verdeeld in oost en west. Het kanaal is de grens van oost en west. West heeft de meeste verbouwing en oost is meer het landelijke gebied. In oost en west zitten de beheerders, de wijken verzorgen het dagelijks onderhoud, dat is klein onderhoud zoals speeltoestellen, schoffelen, papier opruimen, vegen. Het groot onderhoud van wegen, straten, bomen, water en pleinen valt onder groot onderhoud. Het groot onderhoud wordt voor heel noord gedaan en valt niet uiteen in oost en west.
U zei via de e-mail dat u de uitspraak Stichtse Vecht al gelezen had, is dat iets dat hier besproken word? Het is niet zo dat wij daar op aangesproken worden, want het heeft weinig invloed op mijn werk. Ik ben ook een soort van opdrachtnemer. Ik krijg geld en een bepaalde opdracht en dat is dan gekoppeld aan het project, er kunnen nog zoveel gaten in de weg zitten, als wij geen geld krijgen kunnen we dat niet oplossen. Wat houdt u functie in? Ik ben teamleider, vroeger heette dat afdelingshoofd, van planmatig onderhoud in het stadsdeel noord. Planmatig onderhoud betekent eigenlijk al het onderhoud dat gepland is. Wat je van tevoren weet wat je gaat doen. Wij doen groot onderhoud aan bruggen, wegen. Maar het groot onderhoud is aan het begin van het jaar al bepaald, welk groot onderhoud het is. Wij bepalen technisch gezien wat voor onderhoud dat is, want bijvoorbeeld iemand die daar over heen loopt zegt dat het slecht is, even simpel gezegd, er zitten gaten in, hij is aan het eind van zijn levensduur, dan moet hij vervangen worden. Er zijn 100.000 gradaties om hem te vervangen. Daar komt geld voor beschikbaar, wij moeten bekijken of dat geld voldoende is. Wij maken de berekeningen en we kijken of het kan van dat geld.
Staat de planning al voor jaren vast? De jaarplanning maken wij niet alleen. Het is voornamelijk een systeem, een inspectie systeem. Eens in de twee jaar worden alle wegen in noord geïnspecteerd. Er komt een soort van rapportcijfer van 1 tot 5 uit van elke straat. Dat cijfer wordt ingevoerd in een beheersysteem. Een digitaal systeem, waar Ellen Prins over gaat. Eens in het jaar draait zij uit en dan komt daar een planning uit met de slechtste wegen als eerst. We hebben best wat achterstallig onderhoud in noord, het is niet zo dat wij dit kunnen bijhouden. Wij krijgen jaarlijks niet zoveel geld, dus wij lopen het achterstallig onderhoud nauwelijks in. Op het moment dat zij de conclusies uitdraait en er komen dertig slechte straten uit, die echt moeten worden aangepakt in 2013, dan laat het budget het bijvoorbeeld niet toe om alle dertig slechte straten aan te pakken, dan kunnen wij er maar tien in een jaar doen. De andere twintig schuiven dan weer op tot daar weer geld voor is.
Kan ik hieruit de conclusie trekken dat de wegen slecht zijn in Noord? Ja, de wegen zijn niet goed. Er is flink wat achterstallig onderhoud, zo‘n 25 tot 30 miljoen alleen op de wegen. Het budget van ons jaarlijks is 2,4 miljoen euro bruto, daar gaan nog wat kosten vanaf, dus je begrijpt dat we dat niet echt inlopen. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel noord heeft bepaalde hoofdlijnen voor ons uitgezet met prioriteiten. Dat zijn namelijk fietspaden, autowegen en openbaar vervoer wegen. Zij hebben voorrang. Zij moeten dus eerst gedaan zijn voor je bij de woonstraten bent. Het duurt dus wel even voordat daar geld voor vrij gemaakt is. Of ze moeten echt zo slecht zijn dat het echt moet.
45
Wat zijn de criteria van onderhoud? Wanneer is een weg zo slecht dat er echt wat moet gebeuren? Er is een soort meetsysteem. Dat heet een visuele inspectie, dat betekent eigenlijk dat iemand die er ervaring mee heeft over de wegen loopt en kijkt of er eventuele schade is, dat er gaten in de weg zijn of dat er een verzakking is. Die schadebeelden krijgen een cijfer en dit cijfer voeren zij in. Dan gaat de computer berekenen op grond van verschillende informatie, zoals wanneer is de weg aangelegd, wanneer is die voor het laatst onderhouden, hoelang zou die nog kunnen blijven bestaan. Dan geeft de computer zelf aan in welk jaar de weg vernieuwd zou moeten worden. Dat is de eerste stap, dan komt het bij Ellen, die draait dat uit, en dan gaat het naar de vakmensen, naar de wijkbeheerders, en naar ons. En dan gaan wij naar buiten om het te bekijken en om te zien wat er gedaan moet worden en wat het gaat kosten, dat moet zo min mogelijk zijn natuurlijk. We moeten het zien op te knappen dat weg weer begaanbaar is en veilig. We doen geen extraatjes en dergelijke, het moet zo min mogelijk kosten. Het uitgangspunt is dat de straat zo veilig mogelijk moet zijn voor iedereen. Merken jullie veel van de bezuinigingen? Nou op de wegen valt niet zoveel te bezuinigen. Wij hebben iets minder geld voor het onderhoud. Maar in principe kan er niet veel bezuinigd worden omdat er veel achterstallig onderhoud is. Wel zijn de salarissen van de mensen die hier werken niet omhoog gegaan. Maar de budgetten die wij hebben is voor onze afdeling niet veranderd door de jaren heen. Er zijn wel afdelingen waar wel aanzienlijk op gekort is, maar niet op die van ons. We komen ook niet echt geloofwaardig meer over als wij bijvoorbeeld nog maar 1 miljoen per jaar krijgen voor het onderhoud. Omdat dat veel te weinig zou zijn om wat aan te kunnen pakken. En dan zullen er meer ongelukken gaan gebeuren zoals in het arrest de Stichtse Vecht, omdat we dan veel wegen niet meer aan kunnen pakken. Als de gemeente aansprakelijk word gesteld voor grote schades, dan zit ook niemand er op te wachten dan de gemeente zijn naam in de krant staat, dat ligt heel gevoelig. Ten tweede zal dan Den Haag gaan zeggen van goh Amsterdam wat doe jij met je geld. En ten derde probeer je ook voor je eigen gevoel alles zo goed mogelijk en veilig mogelijk te maken. Dus daarom zullen ze niet gaan bezuinigen. Je zou dus eigenlijk meer geld moeten hebben, om het achterstallig onderhoud in te lopen? Ja aanzienlijk meer. Er zijn verschillende berekeningen gemaakt waaruit blijkt dat het achterstallig onderhoud tussen de 25 en 30 miljoen ligt. We krijgen ongeveer 2 miljoen euro netto per jaar. Dat betekent dat we 15 jaar zouden moeten doorlopen om het in te halen. Maar tegelijkertijd worden de (andere) wegen natuurlijk ook steeds slechter. Dus op deze manier lopen we het niet in. Dus er zijn wegenfactoren, bijvoorbeeld op die wegen loop je het meeste risico loopt, voetgangerspaden en fietspaden. Dus fietspaden en voetgangerspaden krijgen wel voorrang? Fietspaden wel. Voetgangerspaden niet automatisch.
Wordt er rekening gehouden met risicovolle gebieden? Zoals bij bejaardentehuizen en scholen? Ja, daar wordt rekening mee gehouden. Er wordt gekeken naar wat een kwetsbare groep is en of er veel gebruik word gemaakt van de wegen. Een fietspad wat ergens midden in een weiland loopt, waar gemiddeld 50 mensen per dag overheen fietsen, zal minder gauw opgeknapt worden dan een fietspad dat naar de pond loopt waar ongeveer 5.000 mensen per dag overheen fietsen. Daar is namelijk de klachten- en ongelukken kans veel groter.
Als er veel klachten binnenkomen over een bepaalde weg, kan deze dan vooruit geschoven worden in de planning? Ja, het moet dan wel aangegeven zijn. Wij doen dat niet alleen, het is een combinatie. De klachten komen vaak binnen bij wijkbeheer in oost en west. Die gaan dan kijken bij de wegen en dan komt de weg indien in slechte staat eerder in de planning. In het jaarprogramma wegen staat een planning voor 4 jaar voor het onderhoud van de wegen. Voor het komende jaar staat dus al vast wat er gaat gebeuren voor het onderhoud. Daarnaast heeft wijkbeheer, de politiek en wij
46
gezegd dat er wel wat geschoven moet kunnen worden voor het geval er plotseling ergens een geval zich voordoet, zoals nu in de winter met vorstschade, dat er wel wat opgeknapt kan worden.
Maar er is dus wel een potje op onvoorziene omstandigheden mee op te lossen? Nee, er is geen potje. We hebben een vast budget per jaar van ongeveer 2 miljoen netto. Van tevoren kiezen we dan acht projecten uit ongeveer. Maar als er iets tussenkomt, doordat bijvoorbeeld blijkt dat en weg slechter is, dan gaat dat ten koste van één van de andere projecten, er is geen geld om dat erbij te doen. Het is niet zo dat ze dan extra geld krijgen. Of er moet echt een ernstige calamiteit zich voordoen waar meerdere mensen last van hebben, en dat al het geld al is uitgegeven, dan is het niet anders.
Wordt in de planning wel rekening gehouden met het risico van onvoorziene omstandigheden? Door het dagelijks bestuur wordt een planning gemaakt van vier jaar. Daarin staan welke projecten er in die vier jaar gedaan worden. Maar het dagelijks bestuur wil wel jaarlijks bekijken of er nog tussentijds wat toegevoegd moet worden aan de planning.
Met zo een uitspraak als de Stichtse Vecht wordt daar nou wat mee gedaan in de praktijk? Nou er zijn wel meerdere gevallen waarin dit gebeurd is. Bij de Stichtse Vecht was er sprake van een dodelijk ongeval, waarbij het lag aan de weg, maar het kan natuurlijk ook aan de verkeerslichten liggen, of onoverzichtelijke kruispunten. In Amsterdam heb je Black Spots, dat zijn allemaal onveilige situaties, die centraal in Amsterdam worden geïnventariseerd. Er wordt gekeken of het aan de openbare ruimte ligt, of het aan de kwaliteit van de weg ligt, of aan de verkeersborden, bomen of bosjes die te hoog zijn. Dat zijn onderwerpen, daar is een centraal potje van in Amsterdam, waarbij ze deels per stadsdeel, geld kunnen geven. Het kan bijvoorbeeld ook zo zijn dat een oud vrouwtje struikelt, doordat er wortelschade is, en die breekt der heup, dan komt vaak een verzekeringsclaim binnen.
Komen die claims bij jullie binnen? Nee, deze komen binnen bij wijkbeheer, en die stuurt hem door naar het verzekeringsbedrijf, en het verzekeringsbedrijf beoordeelt dit. Er wordt dan gekeken of het pech is dat deze mevrouw is gevallen of dat het de schuld is van achterstallig onderhoud. Hebt u daar inzicht in, in hoeveel ongelukken er gebeuren? Nee, want dat gaat niet via ons. Wij merken alleen de ongevallen op die aan ons gemeld worden, maar wij sturen die claims door naar wijkbeheer. Wij kijken ook wel naar wat de oorzaak is, zodat we wel weten wat er speelt. Maar het verzekeringsbedrijf bepaalt hoe en wat. De wegbeheerder of wij bekijken wel de situatie op de weg en geven dan een advies aan het verzekeringsbedrijf. Maar er wordt natuurlijk anders naar een situatie gekeken als er iemand verongelukt is dan als iemand alleen maar valt en zijn broek scheurt. Bij een groot ongeval komt natuurlijk de politie kijken en de verkeerscommissie om uit te zoeken hoe het gebeurd is. En naar aanleiding daarvan wordt dan bepaald of er borden geplaatst worden of niet. Een hele weg opknappen is wel heel erg duur. Maar er zijn nu best veel slechte wegen in noord, meer dan jullie kunnen onderhouden met het budget? Ja, er is best veel achterstallig onderhoud.
Waarschuwen jullie wel met borden of iets dergelijks als zich een onveilige situatie voordoet? Ja, wij geven dit aan, als het wettelijk verplicht is. Sommige schade van wegen is voor de meeste mensen niet onveilig, als automobilist heb je daar niet veel last van. Als fietser bijvoorbeeld wel, daarom hebben fietspaden ook voorrang. 47
Word er nu ook rekening gehouden met, bijvoorbeeld in de Stichtse Vecht uitspraak, was de gemeente al vaak gewaarschuwd, en was er inderdaad ook wortelschade, in hoeverre dit in Amsterdam-Noord zou kunnen plaatsvinden? Ja, we geven dat door als wegbeheerder. Maar elke bewoner, ambtenaar heeft natuurlijk zijn eigen plicht om door te geven als zij een onveilige situatie zien. Het moeilijke in deze situaties is dat er vaak verschillende mensen over iets gaan en de één vind het belangrijk en de ander niet en dan stopt het vaak ergens, ook bijvoorbeeld omdat er geen geld voor is. Ergens ontstaat er dus een risico als je iets besluit om niet te doen.
Denk je dat er in Amsterdam ook een dodelijk ongeval als in de Stichtse Vecht zou kunnen plaatsvinden? Amsterdam is een grote stad, er gebeuren hier jaarlijks ongevallen, ook in noord, of dat echt te wijten is aan het onderhoud van wegen, is moeilijk. Bij ons in noord is bijvoorbeeld de wortelschade vaak in woonwijken, dan ontstaan er niet vaak gevaarlijke situaties.
Is de wortelschade nou moeilijk weg te halen? Nou het probleem is dat de wortels van de problemen omhoog gaan en de bestrating zakt. Als asfalt of klinker er bovenop liggen, dan gaat dat omhoog. Als dat nou in een plantsoen gebeurt dan is dat niet zo erg, als het onder de weg gebeurt dan ligt dit anders. Met doorgaande wegen kunnen ze het goed aanpakken, want daar zijn allemaal technische hulpmiddelen voor om die wortels dieper te laten groeien. Vroeger werd dat niet gedaan, dus met oude bomen hebben we wel last van wortelschade. En wat je dan krijgt is een soort van belangenverstrengeling, want liefhebbers van die bomen willen graag dat ze blijven staan, en een andere partij vind de verkeersveiligheid belangrijker. Bij een boom kan je niet zomaar de wortels verwijderen, omdat de boom anders kan gaan omwaaien. Soms kan je dat technisch aanpakken. Bij drukke wegen, en waarbij de bomen dicht bij de weg staan, is het niet zo makkelijk om dit aan te pakken, zoals bij de situatie de Stichtse Vecht. Het enige wat je kunt doen is dan de hele weg aanpakken, en dat zal de gemeente Stichtse Vecht ook niet hebben kunnen doen omdat er geen geld voor was.
Nee, maar ze hadden wel kunnen waarschuwen, zoals bijvoorbeeld het plaatsen van borden. Is daar wel genoeg budget voor in Amsterdam-Noord? Ja, borden zijn niet zo duur. Het plaatsen van borden kost maar een paar honderd euro. Deze borden worden gezet door wegbeheerder. Je kunt niet overal een bord plaatsvinden.
U zei dat er een cijfer wordt gegeven aan de wegen na inspectie, hoe zit dit? Er worden cijfers gegeven van 1 tot en met 5 en je hebt drie verschillende schadebeelden. Je hebt licht, matig en ernstig. De meeste gemeentes gebruiken dit systeem. Elke straat verdeel je in vakken en nummers. Het vak wordt dan verdeeld in a en b. En per vak wordt de kwaliteit bekeken. Hebben wegen ook een afschrijvingsjaar? Ja, dat ligt aan de weg, het is natuurlijk verschillend of je nou een klinker of asfalt weg hebt. Een weg gaat ongeveer 25 jaar mee. Worden alle wegen om de twee jaar geïnspecteerd? Ook de nieuwe wegen? Ja alle wegen worden geïnspecteerd. Dat is een globale visuele inspectie. Globaal betekent dat iemand er over heen loopt en bekijkt wat hij ziet aan schades. Hij meet niks. Bij een precieze weginspectie, maar die is veel duurder, meten ze precies elk stukje weg. Er wordt dan een gat geboord, om te zien hoe t asfalt eraan toe is. Als een hele weg vervangen moet worden kost dit echt veel geld, de hele fundering moet namelijk dan ook vervangen worden.
Worden de wegen die met een 5 beoordeeld worden dan als eerst in de planning gezet? Ja, maar de lijst zal groter aan projecten dan waar geld voor is. Dus het is niet automatisch zo dat alle wegen die met een 5 beoordeelt worden op de planning worden gezet. De politieke
48
uitgangspunten worden ook meegenomen in de planning. De klachten worden ook automatisch meegenomen. Vaak is het ook een gevolg. Het is natuurlijk niet zo dat er klachten komen over een weg die wel in orde is. In Amsterdam-Noord komen er vooral veel klachten binnen over wortelschade, vooral in de woonwijken omdat er ook veel bomen staan. Als ik het zo hoor zijn er best veel slechte wegen. Ja er zijn best veel slechte wegen. Elk stadsdeel heeft zo zijn problemen. Noord heeft gewoon relatief best veel slechte wegen. Niet zo slecht met allemaal dodelijke ongevallen, maar wel een aantal wegen die technisch gezien wel heel slecht zijn.
Is het dan ook zo dat als een weg echt superslecht is dat deze afgekeurd kan worden? Ja, er is een bepaald moment waarop de wegbeheerder kan besluiten een weg af te keuren. Als een weg wordt afgesloten krijgt deze vaak de prioriteit om vervangen te worden, je kunt namelijk niet zomaar een weg afsluiten. Vaak zijn het verbindingswegen, als het bijvoorbeeld een doodlopend weggetje is, is het geen punt, meestal zijn het wegen in woonwijken. Om af te sluiten moet de weg wel heel erg slecht zijn, dit gebeurt vaak als er een ongeval heeft plaatsgevonden. De weg wordt dan in de planning erbij gezet, en die ruimte hebben ze dan ook wel, maar het moet wel met het budget wat wij hebben. Vaak word er dan iets anders uitgesteld. Als ik het zo begrijp is het achterstallig onderhoud groot en wordt dit met de jaren alleen maar groter? Ja, het wordt in ieder geval niet kleiner. Het is nu volgens berekeningen tussen de 25 en 30 miljoen, dit is natuurlijk een abstract bedrag omdat je niet in één keer alles kan vernieuwen. Het is nooit in te schatten wat het allemaal kost. Dat bedrag zouden we eigenlijk moeten hebben om in één keer al het achterstallig onderhoud weg te werken. Dit kan natuurlijk nooit in één keer gelijk, je kunt niet de hele stad opbreken. Er moet namelijk altijd een omleiding gemaakt worden. Binnen Amsterdam heb je stadregie en die coördineert als het gaat om grote wegen en opbrekingen. Wij zijn verplicht om te melden aan welke wegen we onderhoud gaan doen, zodra er geen verkeer meer overheen kan. Een omleiding is verplicht om aan te geven. Heeft u praktijkvoorbeelden waarin er een ongeval plaatsvond waarin de schuld te wijten was aan het stadsdeel? Nou niet waarvan ik weet met dodelijke ongevallen, maar er is wel eens een klacht binnengekomen waarvan een automobilist over een put gereden was die te laag in de grond zat, waardoor de auto schade had. Maar ik weet niet of dat toegekend is of niet, daar gaat het verzekeringsbureau over. Gaan jullie naar aanleiding van zo een klacht dan wel kijken naar de situatie? Wij kijken in principe zelf, want er werken hier mensen die allemaal een opleiding hebben in de wegenbouw. Wij moeten in dergelijke situatie ook een advies schrijven aan het verzekeringsbedrijf. Het verzekeringsbedrijf bepaalt of iemand terecht of onterecht geclaimd heeft.
Word er nu wel rekening gehouden met eventuele wortelschade als de bomen te dicht bij de wegen geplaatst worden? Als je een boom plant, dan plan je ook meteen hoelang zo een boom kan blijven staan. In de laatste tien jaar wordt veel gedaan om wortelschade te voorkomen, het probleem wordt nu ook onderkend. Je kunt tegenwoordig kistjes, schermen en bepaalde bakjes om een boom heen plaatsen, om ervoor te zorgen dat de wortels van bomen niet omhoog groeien maar naar beneden, of dat de wortels op een gegeven moment stoppen met groeien. Deze manieren zorgen er wel voor dat de boom niet kan omvallen. Vroeger werden deze manieren niet toegepast. En dan vindt de wortel van de boom voedsel onder de weg en dan begint hij door te gaan met groeien. Op een gegeven moment gaan de wortels dan omhoog groeien en krijg je wortelschade. 49
Is de uitspraak Stichtse Vecht een reden om meer budget te vragen voor het onderhoud van de openbare ruimte? Wij vragen altijd meer geld, want er is natuurlijk achterstallig onderhoud en dat willen wij graag oplossen. Maar iemand anders maakt de afweging om minder geld te geven, althans niet voldoende geld om het aan te pakken. De uitspraak is daar niet een reden van, want deze uitspraak springt natuurlijk in het oog omdat het gaat over een dodelijk ongeval in een gemeente. Maar dat de ongevallen en schade geclaimd word bij Rijkswaterstaat en gemeente is al iets dat tientallen jaren bestaat.
Maar in de uitspraak Stichtse Vecht gaat het om de strafrechtelijke aansprakelijk niet om de privaatrechtelijke aansprakelijkheid. De gemeente de Stichtse Vecht is veroordeeld voor dood door schuld doordat zij nalatig waren en heeft van de rechter een boete opgelegd gekregen. Ja, een boete ja, maar de ambtenaren zelf zijn niet aansprakelijk gesteld. In de zaak Stichtse Vecht ging het natuurlijk om een dodelijk ongeval waarbij twee jonge meiden zijn verongelukt en de nabestaanden zijn maar gaan procederen. Je hoort natuurlijk dat er veel geklaagd is, dan is het natuurlijk een hard gelach als zoiets plaatsvindt. Je weet dat er mensen met die weg bezig zijn, maar dat iemand er niet op tijd wat aan gedaan heeft. Je weet dat die iemand ook een melding gedaan kan hebben, maar dat daar niks mee gedaan is, omdat zijn baas of de politiek het niet belangrijk vinden. Dan vinden ze het bijvoorbeeld wel gevaarlijk, maar niet gevaarlijk genoeg om er meteen wat aan te doen. Vaak word achteraf dan bekeken als het misgaat, dan gaan ze serieus kijken.
Aan de gemeente de Stichtse Vecht werd vooral verweten dat zij geen waarschuwingsborden hadden geplaatst of een tijdelijke snelheidsbeperking hadden ingesteld. Worden er in Noord wel snel borden geplaatst? Nouja snel. Op plekken waar een gevaarlijke situatie speelt, zetten wij wel borden neer. Maar bijvoorbeeld in een woonwijk zet je niet honderden borden neer met slecht wegdek. Op een gegeven moment moet je er ook wat aan doen. Je kunt niet tien jaar lang ergens een bord neerzetten met slecht wegdek. Noord is een van de grootste stadsdelen, er liggen behoorlijk wat wegen. We hebben ook best veel grote bredere wegen, die je bijvoorbeeld in de stad niet meer ziet. Die bredere wegen kosten veel geld in onderhoud, als je die wegen moet gaan onderhouden, kost een gedeelte ervan al snel 4/5 miljoen euro. Als niemand dat heeft, want wij (onze afdeling) hebben maar 2,4 miljoen bruto per jaar, dan begrijp je dat we in twee jaar tijd twee stukken van 1 weg kunnen doen en dat al het geld dan op is en er geen geld meer is voor ander onderhoud. Liggen er in Noord meer oudere dan nieuwe wegen? Ja, over het algemeen wel, er liggen natuurlijk ook nieuwe wegen, dat zal niet anders zijn in een ander stadsdeel. Noord is nog niet zo verschrikkelijk oud, het grootste gedeelte is na de oorlog gebouwd. Het grootste gedeelte van de mensen vind noord ook niet bij Amsterdam passen. Het is vooral veel groener dan andere gedeelte in van Amsterdam, het is veel groener er staan in noord alleen aal ongeveer 50.000 bomen. Maar het is niet zo dat noord veel slechtere wegen heeft dan de andere stadsdelen.
De stadsdelen gaan fuseren heeft dat nog invloed op de planning in Noord, gaat dat centraal gedaan worden voor de hele gemeente Amsterdam? Dat weten we nog niet, we weten niet in hoeverre ze gaan fuseren. Er is toen geroepen we maken van Amsterdam weer één grote gemeente. En dat de zeven stadsdelen gewoon weer worden omgevormd in één grote gemeente. Maar zoals nu de laatste ideeën zijn wordt er toch wel gesproken over dat de stadsdelen blijven bestaan maar dan wat minder politieke macht en wat minder financiële macht en dan zal er voor ons niet zo veel veranderen. Voor onze afdelingen, die noord moeten onderhouden zal er niet zoveel veranderen. Er zullen misschien wat dingen samengevoegd worden. We kopen nu bijvoorbeeld al veel spullen gezamenlijk in als gemeente Amsterdam zijne, omdat het dan wat goedkoper word. We kopen bijvoorbeeld voertuigen samen in. En bijvoorbeeld de schoonmaak besteden we samen uit. Als je een grote
50
opdracht uitbesteed is het goedkoper dan een aantal kleinere opdrachten. Dus er zal niet veel veranderd worden. Maar de bezuinigingen lopen ook nog mee, dat kan ook nog consequenties hebben. Het kan zijn dat er ontslagen gaan vallen en dat we met minder mensen gaan werken of dat we bepaalde taken uitstoten.
Merk je nu al dat het duurder word om bepaalde projecten uit te voeren dan een paar jaar geleden? Nee nu nog niet. Misschien heb je wel al in de krant gelezen dat in de bouw nu weinig werk is en dat de concurrentie heel hoog is. De aannemers schrijven dus heel goedkoop in, daar hebben wij op het moment nu een voordeel van. Op het moment dat het straks beter gaat en iedereen zijn prijs weer kan gaan opdrijven, zullen wij daar weer last van gaan krijgen. Dan gaan we voor hetzelfde meer betalen en als wij dan ook minder budget gaan krijgen omdat er toch bezuinigd gaat worden op onze afdeling dan kunnen we minder projecten gaan doen. Wij hebben op onze afdeling een aantal wettelijke verplichtingen, zoals het onderhoud van bomen en water dat ligt wettelijk anders vast dan wegen, en als wij het onderhoud niet doen, dan doet bijvoorbeeld de provincie of waterstaat en dan sturen ze naar ons de rekening. Bij bomen heb je een zorgplicht, als je hem niet eens in de zoveel tijd inspecteert en hij valt om en het is te wijten aan achterstallig onderhoud dan ben je ook aansprakelijk. Speeltoestellen zijn ook zoiets wat jaarlijks geïnspecteerd moet worden maar dat ligt bij wijkbeheer.
Er ligt nu een wetsvoorstel om de strafrechtelijke immuniteit van gemeente en haar ambtenaren af te schaffen, wat vind je daar van? Feitelijk zou dat goed zijn. Want waarom zou een ambtenaar niet vervolgd kunnen worden. Anderzijds is dat natuurlijk wel lastig. Als ik mezelf als voorbeeld noemend mijn baas vraag van er is een slechte wegen we hebben geld tekort om het op te knappen. Dan gaat hij naar zijn baas, omdat hij het zelf natuurlijk ook niet heeft en hij besluit om het geld ook niet te geven. Wie in dat hele rijtje is dan aansprakelijk. Ik denk dat het best lastig is. Een ambtenaar doet natuurlijk iets in opdracht van.
51
Bijlage IV : Interview Ellen Prins Interview Ellen Prins
Het doel van het gesprek is om te weten te komen hoe het inspecteren van de wegen/onderhoud in het stadsdeel plaatsvindt en wat er met klachten gedaan wordt.
Wat houdt jouw functie in? Van alles en nog wat. Volgens mij was het van oorsprong functioneel wegbeheerder. De bedoeling was om orde te houden. Als er van buitenaf wat veranderd word dan word dat aan mij doorgegeven. Alle wegen staan in een systeem, welk soort materieel er gebruikt is en wanneer. Dit staat in een kaart en in een database. Eens in de zoveel tijd laten we de wegen inspecteren door een erkend bedrijf. Die meten alle schadebeelden op. De uitslagen van de metingen komen dan weer bij ons terug in het systeem. Aan de hand van de beelden, en wanneer het voor het laatst is onderhouden, wanneer er voor het laatst nieuw wegdek is gelegd maken we de planningen. Uit de metingen komt in principe wat er gedaan moet worden buiten. Voer jij zelf de conclusies van de metingen in de computer? Nee, dat gaat redelijk automatisch.
Heb je zelf dan wel inzicht in de resultaten van de inspecties? Ja, ik kan ze benaderen. Ze staan gewoon in de database en ik kan ze opzoeken. In de database staan de schadebeelden en waar wat is geconstateerd, de informatie die daarin staan gaan tot in elk detail.
Draai jij dan de informatie van de inspecties uit of maak je zelf de planning? Remco is in principe teamleider van planmatig onderhoud. Dus zij voeren in principe de grotere projecten uit. Ik beheer het systeem en dan hebben we nog iemand anders zitten die het meerjarenprogramma maakt. Die vraagt input bij mij. Dan kijk ik in het systeem, wat blijkt uit de inspecties wat onderhouden moet worden de komende jaren. De bulk aan wat er gedaan moet worden is vele malen groter dan het geld wat er beschikbaar voor is. Dus er moeten altijd hele moeilijke keuzes gemaakt worden van wat gaan we aanpakken. Dan worden er lijstjes gemaakt aan hand van criteria die zijn opgenomen. En dan gaan we met de wijkbeheerders die dagelijks onderhoud doen en weten wat er in de wijk speelt en met de afdeling planmatig onderhoud kijken wat de hoogste prioriteit heeft.
Aan de hand van welke criteria beslissen jullie welke wegen prioriteit hebben? Er is ooit besloten dat woonstraten minder urgent zijn dan doorgaande wegen. Eigenlijk staan woonstraten onderaan de lijst. Dat zie je nu ook als we de themakaarten uitdraaien van waar het, het slechtste is aan achterstallig onderhoud dan komen de woonwijken en de binnenstraatjes er het slechtste uit. Je hebt de criteria van de belangrijkheid van de wegen. De doorgaande wegen staan bovenaan en dan heb je ook nog het materiaalverschil. Tenminste rijbanen zijn in beginsel ook weer belangrijker dan onverharde wegen zoals fiets- en voetpaden. Fietspaden dan ook weer niet als het een hoofdfietspad is. Die discussie is eigenlijk best lastig, want als je een rijbaan doet, moet je ook voor het volledige beeld en op hoogte leggen van de wegen en de riolering enzovoort ook de rest meenemen. Anders heb je zometeen dat de rijbaan hoger komt te liggen dan de fiets- en voetpaden. Dat kan natuurlijk ook weer niet. Het criterium dat rijbanen boven voet-en fietspaden gaan is daarom erg lastig omdat het vaak één geheel is. Je hebt element verhardingen en gesloten verhardingen voornamelijk asfalt. En dan is vooral asfalt veel belangrijker omdat je het bij asfalt op een gegeven moment gaat beginnen over kapitaalvernietiging. Bij asfalt is de fundering heel belangrijk. Als er scheuren gaan ontstaan in het asfalt dan gaat het steeds verder in de onderlaag. Op een gegeven moment moet je dan een
52
gehele reconstructie gaan uitvoeren en dat is vele malen duurder dan alleen het asfalt onderhouden of dat je alleen nieuwe asfalt laag gaat leggen.
Dus asfalt heeft een hogere prioriteit dan bijvoorbeeld klinkers? Ja, asfalt heeft de hoogste prioriteit. Dat kan je ook zien in de database. Schade aan elementen (klinkers) blijven over het algemeen achter. Het schade beeld op de elementen is hoger dan op het asfalt, omdat geasfalteerde wegen sneller op de planning komen te staan.
Remco vertelde dat er voor ongeveer 30 miljoen euro aan achterstallig onderhoud is, betekent dit dat de wegen in de woonstraten nooit aan de beurt zullen komen? Het exacte getal aan achterstallig onderhoud dat heb ik nooit zo in mijn hoofd zitten. Ik heb het idee dat het ooit 30.000 gulden was. Dat moet ik voor je terug gaan zoeken. Maar het is zo dat er aan bepaalde wegen achterstallig onderhoud zit en die wegen ga je niet alleen doen als er ook fietspaden omheen lopen. Daarom zal het totale achterstallig onderhoud veel meer zijn dan uit de database blijkt. Wie maken de afwegingen om de ene weg wel te doen en de andere weg niet, als deze beide even slecht zijn? Dat is mijn vraag wel vaker geweest. We hebben binnen het stadsdeel geloof ik geen wegenbeleid. Schijnbaar heeft de politiek weleens geroepen dat hoofdwegen hogere prioriteit hebben en fietspaden een hogere prioriteit hebben. Maar ook als ik die er alleen al uithaal dan nog moet ik keuzes maken van wat de belangrijkste is. Dan gaat er een grote lijst naar de wijkbeheerders. En dan wordt er ook gekeken naar het straatbeeld van de burgers en naar de meldingen die binnenkomen.
Heb je ook zicht in de meldingen/klachten die binnenkomen? Ik beheer ook het meldingenbeheer. En dat is best lastig. Want het is niet zo dat als er veel klachten binnenkomen dat de weg waarover het gaat ook erg slecht is. Er zijn mensen die één wortelopdrukje zien en daar meteen over gaan klagen. En ergens anders kan het wegdek wel erg slecht zijn maar dat daar dan niemand over klaagt. Het is erg afhankelijk van de bevolkingsgroep. Er zit wel een link tussen de inspecties en de meldingen die binnen komen. Komen er ook echt klachten binnen dat mensen gevallen zijn, dat er ongevallen hebben plaatsgevonden? Heel af en toe. Ik beheer het systeem meer functioneel dan inhoudelijk. Het systeem gaat volledig geautomatiseerd. Als er in wijkbeheer oost een melding komt over een fietspad dan weet het systeem naar welke ambtenaar de melding moet worden gestuurd. Maar als er bijvoorbeeld een melding komt over een boom dan weet het systeem dat hij hem naar boombeheer moet sturen.
De klachten komen dus niet zozeer bij jou terecht, maar meer in het systeem? Dat klopt, op een gegeven moment kwam ik erachter dat burgers in het systeem een herhaalmelding konden sturen, omdat ze bijvoorbeeld vonden dat zij niet genoeg gehoor kregen van hun eerste melding en toen heb ik op een gegeven moment gezegd van we moeten een soort van ingang geven aan burgers dat als zij niet tevreden zijn of als het toch niet is afgehandeld dat ze ergens terecht kunnen. Als wij een melding van burgers hebben afgehandeld dan krijgen de burgers automatisch een e-mail waarin staat dat de melding is afgehandeld. De mensen die een melding hebben gemaakt, krijgen dus wel een reactie daarop? In principe krijgen altijd een reactie, tenminste als zij hun e-mailadres hebben achtergelaten. Bellen is vaak lastiger, officieel hebben we wel vastgelegd dat elke burger moet worden teruggebeld. Maar dat is te intensief, daar gaat te veel tijd in zitten. Hoe worden de meldingen afgehandeld? Wordt er pas na meerdere meldingen gekeken?
53
Nee, in principe moet er na elke melding gekeken worden naar de situatie. Wat dat betreft heb ik daar geen inzicht in of dat echt gedaan wordt. Maar als ik met degene praat die daarover gaan, mag je ervan uitgaan dat ze op elke melding afgaan. Je zei net, dat de inspecties door een extern bureau worden gedaan, is dit elk jaar door hetzelfde bureau? Ja dat is elk jaar hetzelfde bedrijf. Het bedrijf heeft ook het systeem aangeleverd waar wij mee werken. Het voordeel is dat zij ook de apparatuur hebben waarmee de conclusies van de inspecties automatisch ingelezen kunnen worden. We hebben voorheen ook wel met andere bedrijven gewerkt maar het nadeel daarvan was dat we alle conclusies handmatig in de computer moesten invoeren en dat was heel tijdrovend. We hebben nu gezegd dat we het voorlopig even bij hetzelfde bedrijf laten, die weten ook precies wat ze moeten doen, zij kennen ons. Het is een erkend bedrijf dat gewoon goed zijn werk doet. Volgens mij moeten we dit soort opdrachten zelfs aanbesteden, maar van die regels ben ik niet op de hoogte.
Hoeveel keer per jaar worden de inspecties gedaan? En wordt dan heel Amsterdam-Noord geïnspecteerd? Nee, we gaan er vanuit dat één keer in de drie jaar inspecteren voldoende zal moeten zijn. Wij inspecteren elk jaar. Maar we hebben gezegd van elk jaar doen we het hoofdnet, de belangrijkste wegen, die we ook het belangrijkst vinden in het meerjarenprogramma. En dan doen we het ene jaar wijkbeheer Oost en het andere jaar wijkbeheer West. Zodat we daar ook een beetje een financiële spreiding van kunnen maken. Had je al van de uitspraak Stichtse Vecht gehoord? Is de uitspraak besproken op de afdeling? Ja, ik had er wel al van gehoord. Het is iets dat ik zelf graag bijhoud. En wat onder collega’s onderling wordt besproken, ook van de andere stadsdelen. Het heeft mijn interesse, maar het is niet dat het aan iedere collega wordt gestuurd van kijk hier eens naar en bekijk of je er wat mee kan doen.
Wat vind je van de uitspraak? Ik vind de uitspraak lastig. Niet lastig in de zin van moeilijk om te lezen. Maar meer van lastig van ja leuk dat deze uitspraak gedaan is maar als ik de uitspraak vertaal en ik zal het heel simpel gezegd zeggen hoe ene stadsdeel werkt, naar mijn beleving, het wordt hier niet intern besproken. Maar als ik kijk naar hoeveel het achterstallig onderhoud is en als ik kijk naar de boete die gegeven is van 22.500 euro dan is die boete peanuts. Daar kijkt een stadsdeel niet eens naar. Ten tweede staat er in de uitspraak dat ze geen borden hebben geplaatst. Ik denk dat als je als stadsdeel, die toch al te weinig geld hebben, achterstallig onderhoud hebben van ongeveer 30 miljoen euro en jaarlijks een budget hebben van 2 miljoen euro, je alleen maar achter de feiten aan het hollen bent. Dan ken je beter overal een bordje neerzetten met slecht wegdek. Ik vind de uitspraak heel lastig, ik weet ook niet zo goed wat wij ermee moeten. Eigenlijk zeg je nu van dat die boete van 22.500 veel minder is dan het geld dat het stadsdeel nodig heeft om de weg op te knappen? Ze hebben uiteindelijk na de veroordeling de situatie wel aangepast, omdat ze er zelf ook van geschrokken waren. Het grootste probleem is gewoon dat het geld er niet is. Dus er kunnen wel tien ongelukken tegelijkertijd plaatsvinden maar het geld moet wel beschikbaar zijn om de wegen aan te passen zodat ze weer veilig zijn. Het houdt een keertje op, dat is het grootste pijnpunt. We staan eigenlijk met onze rug tegen de muur. Ik werk hier nu ruim tien jaar en het is eigenlijk altijd zo geweest dat we een keuze moesten maken uit een grote lijst met achterstallig onderhoud. En die keuze blijft altijd pijnlijk omdat je weet dat als we dat gaan aanpakken dat er geen geld over blijft voor een andere weg, terwijl die ook slecht is. En in extreme gevallen voor wegen waar geen geld voor beschikbaar is, moeten borden geplaatst worden. Zoals bijvoorbeeld ‘betreden op eigen risico’.
54
Er worden dus wel snel borden geplaatst? Ja dat lijkt mij wel ja.
Houden jullie met het maken van de planning wel rekening met de strafrechtelijke aansprakelijkheid? Daar kunnen we geen rekening mee houden omdat het geld er niet voor is. Het enige dat we kunnen doen is borden plaatsen, maar dan staat zometeen heel Amsterdam-Noord vol met borden.
Is er verschil met andere stadsdelen qua onderhoud van de wegen? Noord werkt gewoon op een hele andere manier. Andere stadsdelen kunnen bijvoorbeeld het parkeergeld gebruiken voor het onderhoud van de wegen. Het parkeergeld dat hier binnenkomt wordt gebruikt voor andere doeleinden. Er zijn stadsdelen die niet weten wat ze met hun geld moeten doen. In stadsdeel Zuid schijnt dat zo te zijn, die zijn ook volledig in orde met hun systeem en de wegen liggen er daar goed bij.
De stadsdelen gaan fuseren, weten jullie al wat voor gevolgen dat gaat hebben voor het onderhoud in Amsterdam-Noord? Ja, ik zie het wel al gebeuren, het geld van Zuid gaat zometeen naar Noord. Wat de gevolgen voor ons gaan zijn, dat weten wij nog niet. Ik verwacht dat het beheer en onderhoud wel lokaal blijft. Dat wil niet zeggen dat het zeven stadsdelen blijven. Voor het dagelijks onderhoud zou het goed zijn als dat heel lokaal blijft. Voor het onderhoud van grote wegen en de projecten zou het beter zijn als dat centraal geregeld word. De voordelen daarvan zullen zijn dat je beter kan aanbesteden en dat je de gelden beter kan verdelen. Nu is het zo dat elk stadsdeel zijn eigen budget heeft voor zijn wegen. En zelf dus ook beslist hoe ze hun budget verdelen. En als je dat centraal doet en één grote pot maakt dan kunnen ze het geld gebruiken voor de wegen waar het het hardst nodig is. Dat zal consequentie hebben voor de stadsdelen die nu op orde zijn. De winterschade wordt bij de andere stadsdelen ook vaak betaald uit een ander potje, bij ons moeten die ook uit het budget van de wegen. Het is ook wel eens zo dat de politiek iets wil bijvoorbeeld een parkeerterrein bij Only Friends. En dat de politiek dan wil dat het parkeerterrein word aangepakt omdat het een belangrijk iets is, en dan moet iets anders in de planning verschoven worden. Jammer genoeg gebeurt dat in mijn beleving iets te vaak. De inspectie kost ongeveer 25.000 euro per jaar plus de winterinspectie.
55