SECUNDAIR ONDERWIJS
Onderwijsvorm:
TSO
Graad:
derde graad
Jaar:
eerste en tweede leerjaar
Studiegebied:
Personenzorg
Studierichting:
SOCIALE EN TECHNISCHE WETENSCHAPPEN SPECIFIEK GEDEELTE
Vak(ken):
TV Opvoedkunde/huishoudkunde
Leerplannummer:
2006/110 (vervangt 96058)
Nummer inspectie:
2006 / 51 // 1 / E / SG / 1 / III / / D/
2/2 lt/w
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
1
INHOUD 1. Visie ......................................................................................................................................................2 2. Beginsituatie .........................................................................................................................................2 3. Algemene doelstellingen ......................................................................................................................3 4. Leerplandoelstellingen en leerinhouden...............................................................................................5 5. Pedagogisch-didactische wenken en timing ..................................................................................... 15 6. Minimale materiële vereisten............................................................................................................. 19 7. Evaluatie ............................................................................................................................................ 21 8. Bibliografie......................................................................................................................................... 21
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
2
1. VISIE De studierichting ‘Sociale en technische wetenschappen’ (STW) legt de nadruk op drie centrale componenten: o
de sociale component beoogt de ontwikkeling van de persoonlijkheid van de leerling in zijn sociale dimensie, m.a.w. de mens die zich bij al zijn activiteiten bekommert om het welzijn van zijn medemens en die zijn sociale verantwoordelijkheid opneemt;
o
de technische component beoogt de ontwikkeling van vaardigheden die nodig zijn om producten tot stand te brengen en op een kritisch verantwoorde manier te consumeren. Het gaat hierbij om het geheel van bewerkingen en activiteiten m.a.w. om de mens die handelt;
o
de wetenschappelijke component beoogt het nadenken over ‘wat, hoe en waarom’ iets moet gebeuren of gebeurd is. Om in deze tijd verantwoord keuzen te kunnen maken, om al zijn activiteiten oordeelkundig te laten verlopen, om steeds te verbeteren en aan te passen aan de noden van de tijd heeft de mens nood aan wetenschappelijke kennis. Het gaat hier m.a.w. om de mens die denkt.
In de studierichting STW staat bijgevolg de sociaal, de technisch en de wetenschappelijk ingestelde mens centraal. In concrete situaties worden de leerinhouden gericht op het voldoen van diverse behoeften van mens en milieu, alle activiteiten zijn bewust gericht op de ontwikkeling van de sociale ingesteldheid en de verantwoordelijkheidszin van het individu. Een aantal thema’s worden als een geïntegreerd project uitgewerkt. Deze thema’s worden samen met TV Huishoudkunde en PV Huishoudkunde (zie het betreffende leerplan) in realiteitsgebonden activiteiten omgezet. Het is de bedoeling dat de leerlingen zich de kennis, vaardigheden en attitudes binnen dit themagebied vanuit een concrete context als een competentie eigen maken. De leerlingen uit deze studierichting krijgen een vorming met het oog op verder studeren in de domeinen van het sociaal-agogisch werk, onderwijs en de gezondheidszorg. Om, steunend op een goede zelfkennis, een gefundeerde keuze te maken in het gedifferentieerde studieaanbod, is het noodzakelijk dat zij een behoorlijk inzicht verwerven in zichzelf als een jongvolwassen persoonlijkheid. Het leerplan sluit aan bij competenties in het omgaan met anderen, het hebben van belangstelling voor het omgaan met kinderen, leeftijdsgenoten en volwassenen.
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
3
2. BEGINSITUATIE Een aantal leerlingen hebben vooraf de tweede graad Sociale en technische wetenschappen gevolgd. Anderen komen uit andere studierichtingen van het TSO of ASO. In de meeste gevallen betreft het leerlingen die, met het oog op verdere studies, belangstelling hebben voor het professioneel omgaan met kinderen of volwassenen. De leraar zal rekening moeten houden met de ontwikkelingsgebonden leerlingenkenmerken. De adolescente leerlingen worden in de lessen TV Opvoedkunde geconfronteerd met reflecteren over eigen (sociaal) gedrag en zelfbeeld. Dit vraagt omzichtigheid, respect en tact voor de individuele vaardigheden om hiermee om te gaan. Zo zal de leraar heel wat aandacht moeten besteden aan het klasklimaat en de reacties van de klasgroep.
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
4
3. ALGEMENE DOELSTELLINGEN -
Inzicht hebben in de factoren die de interactie tussen mensen bepalen.
-
Inzicht hebben in het communicatieproces en daardoor streven naar een beter communiceren met individuen en doelgroepen.
-
Kennis hebben van de essentiële kenmerken van de psychische ontwikkeling waardoor de leerlingen inzicht verwerven aangaande pedagogisch verantwoorde omgangsvormen met kinderen en jongeren.
-
Inzicht hebben in de leeftijdsgebonden psychosociale kenmerken en er op een verantwoorde manier mee kunnen omgaan.
-
Aspecten als partnerkeuze, samenlevingsvormen, studie- en beroepskeuze als ontwikkelingstaak onderkennen.
-
Door het hanteren van de sociale kaart van de regio weten welke ondersteunings- en adviesbureaus kunnen geraadpleegd worden bij specifieke opvoedings- en ontwikkelingsproblemen.
-
Belangstelling hebben voor de opvoeding van en zorg voor kinderen en jongeren.
-
Belangstelling hebben voor het gedrag van mensen binnen de context waarin de persoon zich bevindt.
-
Open staan voor de relatie tussen concrete opvoedingssituaties en actuele en diverse samenlevingsproblemen.
-
Bereidheid hebben tot zelfreflectie.
-
Empathische vaardigheden hebben.
-
Bereid zijn informatie op te zoeken en te verwerken.
-
Begeleid zelfgestuurd kunnen werken.
-
Op een assertieve manier kunnen reageren in verschillende situaties.
-
Zicht hebben op de eigen ontwikkeling.
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
5
4. LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
Decr. nr.
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen 1 1
Het begrip ‘menselijke interactie’ omschrijven en illustreren met voor- 1.1 beelden.
Omgaan met mensen Menselijke interactie
1.2
Factoren die de interactie beïnvloeden
•
Zelfbeeld (lichaamsbeeld, sociale zelf, ideale zelf) (uitdieping 2e graad)
Reflecteren over eigen mogelijkheden en beperkingen als antwoord op de vraag ‘Wie ben ik?’
•
Sociale perceptie (hoe kijk ik naar anderen? Hoe denk ik dat anderen over mij denken?)
Eigen reacties op eigen succes en falen en dat van anderen duiden vanuit de attributietheorie.
•
Sociale attributie (interne en externe attributie, fundamentele attributiefout)
Met eigen uitleggen dat attributie een proces is waarbij men een gedrag tracht te verklaren.
•
Rolpatronen en rolconflicten
•
Contextuele factoren (de fysische omgeving, de sociale omgeving)
2
Omgaan met mensen in deze tijd
De functies van netwerken in een globaliserende samenleving illustreren. In concrete situaties factoren herkennen die de sociale stratificatie in onze tijd bepalen.
2.1
Situering van globalisering en de gevolgen ervan
2.2
Herkenbaarheid van sociale ongelijkheid in deze tijd
Breuklijnen in de samenleving herkennen en benoemen. De relatie tussen een toenemende globalisering en de kenniseconomie enerzijds en breuklijnen tussen samenlevingen anderzijds be-
2.3
Maatschappelijke breuklijnen (arm/rijk, geschoold/ongeschoold)
De algemene factoren die de menselijke interactie beïnvloeden onderscheiden en dit in voorbeelden aantonen. Aspecten waaruit het zelfbeeld is opgebouwd, onderscheiden.
Het verschil omschrijven tussen interne en externe attributie en de gevolgen hiervan voor de interactie herkennen in concrete situaties. Verklaren waarom sociale perceptie en de contextuele gegevens het zelfbeeld en de interactie beïnvloeden. 2
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
6
LEERPLANDOELSTELLINGEN
Decr. nr.
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen spreken. 3 Het communicatieproces schematisch weergeven en de begrippen erbij met eigen woorden omschrijven.
3
Communicatie
3.1
Het communicatieproces
•
Schematische voorstelling van het communicatieproces (herhaling 2de graad)
Het begrip assertiviteit omschrijven en het onderscheiden van subas- 3.2 sertiviteit en agressie. • In opgegeven situaties het verschil aantonen tussen assertief, sub• assertief en agressief. Kritisch de eigen communicatie beschrijven a.d.h.v. de begrippen assertiviteit, subassertiviteit en agressiviteit.
Assertiviteit Begrippen: assertiviteit, subassertiviteit, agressiviteit Assertieve vaardigheden in concrete situaties (je eigen mening zeggen, complimenten geven en ontvangen, kritiek geven en ontvangen)
De assertieve vaardigheden toepassen in concrete situaties. Een compliment geven en ontvangen. Kritiek opbouwend formuleren als een vraag om verandering. In concrete koop-/verkoopsituaties weerbaar zijn tegenover verkooptechnieken. Het verschil aangeven tussen actief luisteren en gewoon luisteren.
Kenmerken van de soorten groepen in concrete situaties aantonen. Een omschrijving geven van een conflict. In conflicten de oorzaken, fasen en de gevolgen onderscheiden. In conflicten een onderscheid maken naar de inhoud van het conflict. Verschillende soorten conflicten onderscheiden. Basisregels aangeven die kunnen gevolgd worden bij het omgaan met een conflict. De vijf conflictstijlen herkennen in concrete situaties.
•
Weerbaar zijn in verkoopsituaties
3.3
Actief luisteren
3.4
Groepsdynamica
•
Soorten groepen en hun kenmerken vanuit sociologisch perspectief (groep, collectiviteit, sociale categorie)
•
Conflict: begripsomschrijving
•
Oorzaken, fasen en gevolgen van conflicten
•
Soorten conflicten naar inhoud: (belangen-, waarde- en machtsconflicten)
•
Soorten conflicten naar de personen of groepen die betrokken zijn bij het conflict (interpersoonlijke conflicten, intra- en intergroepsconflicten)
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
7
LEERPLANDOELSTELLINGEN
Decr. nr.
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen •
Omgaan met conflicten (conflicthanteringstijlen)
4
Omgaan met leeftijdsgebonden doelgroepen
Het belang van aanleg, milieu en gevoelige periodes voor de ontwikkeling van het kind formuleren en illustreren met voorbeelden.
4.1
Ontwikkelingspsychologische uitgangspunten
•
Interactie aanleg/milieu
De verschillende ontwikkelingsgebieden onderscheiden en het onderling verband aantonen.
•
Ontwikkelingsgebieden (cognitief, psychomotorisch, sociaal, emotioneel, moraal)
Ontwikkelen verwoorden als een proces dat het hele leven door duurt. Ontwikkelingstaken formuleren bij elke levensfase waarbij kan aangetoond worden dat de verwachtingen van een maatschappij in tijd en plaats de ontwikkeling van individuen anders oriënteren.
•
Ontwikkelingsfasen (van geboorte tot ouderdom)
•
Het begrip ontwikkelingstaak
Opvoedingsstijlen met eigen woorden bespreken wat de gevolgen betreft voor de latere ontwikkeling.
4.2
Mogelijkheden en beperkingen van de opvoeding
Eigen conflicthanteringstijl evalueren. 4
• Verschillende gezinsvormen onderscheiden en de invloed hiervan op de ontwikkeling bespreken. • De invloed van de media en schoolcultuur aangeven. 5 Ontwikkelingskenmerken omschrijven: afhankelijkheid, basisvertrouwen, scheidingsangst, angst voor vreemden, streven naar autonomie.
Het belang van aandacht en geborgenheid voor de ontwikkeling van het kind verklaren. De gevolgen van een gebrekkige stimulering voor de ontwikkeling van het kind illustreren.
Visies op opvoeding (o.m. democratische, laisser-faire, autoritaire) Opvoedingsmilieus (o.m. gezinsvormen, school, media)
5
Omgaan met kinderen van 0 tot 3 jaar
5.1
Ontwikkelingskenmerken
•
Afhankelijkheid – basisvertrouwen
•
Scheidingsangst/hechting – angst voor vreemden
•
Streven naar autonomie: koppigheidsfase
5.2
Opvoedingsondersteuning
•
Aandacht en geborgenheid
•
Stimuleren van de ontwikkeling o.m. via spel
5.3
Problematische opvoedingssituaties
•
Gebrek aan stimulering
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
8
LEERPLANDOELSTELLINGEN
Decr. nr.
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen Rekening houdend met de ontwikkelingskenmerken, de eigenheid van de communicatie met de doelgroep verwoorden.
5.4
Communicatie met kinderen van 0 tot 3 jaar
5.5
Externe begeleidingsmogelijkheden
•
Kind en Gezin
•
Huisarts, kinderarts
•
Kinderopvangmogelijkheden
6
Omgaan met kinderen van 3 tot 6 jaar
6.1
Ontwikkelingskenmerken
Het belang van identificatie voor de ontwikkeling aanduiden.
•
Identificatie
Het begrip schoolrijpheid omschrijven.
•
Taalontwikkeling, spelontwikkeling, sociale ontwikkeling
•
Groeien naar schoolrijpheid
6.2
Opvoedingsondersteuning
•
Belonen en straffen (cf. Leertheorieën)
•
De ouders als model
•
Stimuleren van initiatief (o.m. spel, taal, ruimtebeleving)
6.3
Problematische situaties
•
Verwaarlozing en overbescherming
•
Straffen versus mishandeling
•
Belonen versus verwennen
•
Ontwikkelingsachterstand (o.m. cognitief, psychomotorisch)
6.4
Communicatie met kinderen van 3 tot 6 jaar
De rol van externe begeleidingsmogelijkheden, specifiek voor deze leeftijdscategorie aanduiden. In eigen streek de besproken begeleidingsinstanties opzoeken en rubriceren. 6
Belonen en straffen onderscheiden vanuit een leertheorie en via voorbeelden toelichten. Aantonen waarom de aanwezigheid van de ouders als model belangrijk is voor de socialisatie van het kind. Aantonen in welke mate spel en speelgoed bijdragen tot schoolrijpheid.
Verschillende vormen van verwaarlozing en overbescherming in opgegeven situaties herkennen en hun kenmerken verwoorden. Aantonen dat er een nauwe grens is tussen straffen en mishandelen enerzijds en tussen belonen en verwennen anderzijds. Rekening houdend met de ontwikkelingskenmerken, de eigenheid van de communicatie met de doelgroep verwoorden.
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
9
LEERPLANDOELSTELLINGEN
Decr. nr.
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen
De rol van externe begeleidingsmogelijkheden, specifiek voor deze leeftijdscategorie aanduiden. In eigen streek de besproken begeleidingsinstanties opzoeken en rubriceren.
7
De belangrijke kenmerken van het schoolkind op het vlak van de lichamelijke, de verstandelijke en de psychosociale ontwikkeling weergeven.
6.5
Externe begeleidingsmogelijkheden o.m.
•
Kind in Nood
•
Centra voor vroegtijdige opsporing van een handicap
•
Revalidatiecentra (o.m. taak logopedist, ergotherapeut, kinesist)
•
Kleutertuin
•
Centra voor Leerlingenbegeleiding
•
Vertrouwensartsencentra
7
Omgaan met kinderen tussen 6 en 12 jaar
7.1
Ontwikkelingskenmerken
•
Groeiende vaardigheden op het vlak van • Het fysieke • Gebruik van verstandelijke mogelijkheden om problemen op te lossen • Opbouwen van sociale vaardigheden bij een eerste groepsvorming
• Factoren die bijdragen tot stimulering van de ontwikkeling, het bevor- 7.2 deren van een positief zelfbeeld en het ondersteunen van de sociale • ontwikkeling bespreken. •
Vertrouwen in eigen kunnen, zelfrespect/ kans op onzekerheid, faalangst Opvoedingsondersteuning Stimuleren van de ontwikkeling door • Vertrouwen te hebben in de mogelijkheden van het kind Bevorderen van een positief zelfbeeld door • Te geloven in het kind • Duidelijke regels, consequent optreden • Te luisteren naar het kind en het naar waarde te schatten
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
10
LEERPLANDOELSTELLINGEN
Decr. nr.
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen •
Omgang met leeftijdsgenoten stimuleren om • Zich te meten met anderen • Sociale vaardigheden op te doen
Enkele belangrijke problemen die de opvoeding tijdens deze periode bemoeilijken, duiden. Onderzoeksgegevens bespreken i.v.m. problematische situaties in de opvoeding.
7.3
Problematische situaties
•
Kinderen met concentratieproblemen, lees-, schrijf – en rekenmoeilijkheden
•
Moeilijkheden in de opvoedingssituatie, o.m. • Tekort aan ouderlijke vaardigheden • Opvoedingsarme milieus • Kindbedreigende milieus • Seksueel geweld op kinderen • Problemen in de sociale relaties (o.m. pesten op school)
Rekening houdend met de ontwikkelingskenmerken, de eigenheid van de communicatie met de doelgroep verwoorden.
7.4
Communicatie met kinderen tussen 6 en 12 jaar
De rol van externe begeleidingsmogelijkheden, specifiek voor deze leeftijdscategorie aanduiden.
7.5
Externe begeleidingsmogelijkheden
•
CLB
In eigen streek de besproken begeleidingsinstanties opzoeken en rubriceren.
•
Vertrouwensartsencentrum
•
Kind in Nood
•
Psychotherapie
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
11
LEERPLANDOELSTELLINGEN
Decr. nr.
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen 8
8
Het beeld dat de samenleving heeft over adolescenten bespreken. Verklaren hoe de vaardigheid van het abstract denken de jongere in staat stelt de werkelijkheid kritisch te beschouwen. De soms conflictueuze veranderingen in de omgang met de ouders vergelijken met de aan belang winnende omgang met leeftijdsgenoten. De gevolgen van de lichamelijke veranderingen voor de sociale, de cognitieve en de morele ontwikkeling bespreken bij vroegrijpe meisjes en laatrijpe jongens.
Een opvoedingsmilieu schetsen dat adolescenten enerzijds steun biedt en anderzijds zelfstandigheid stimuleert.
Omgaan met adolescenten
8.1
Ontwikkelingskenmerken
•
Stereotype opvattingen over adolescentie
•
Op zoek naar een identiteit; identiteitscrisis • Psychische implicaties van een veranderend lichaam • Het belang van het uiterlijk
•
Gevolgen van lichamelijke veranderingen
•
Gevolgen voor de cognitieve ontwikkeling
•
Gevolgen voor de morele ontwikkeling
•
Gevolgen voor de sociale ontwikkeling (t.o.v. ouders, peers)
8.2
Opvoedingsondersteuning
•
Zich erkend en herkend voelen • Steun bieden versus zelfstandigheid vragen
Gedragingen formuleren waarbij jongeren zich zullen erkend en herkend zien.
• Ondersteunende/stimulerende identificatiefiguren (binnen het losmakingsproces) • Vertrouwensrelatie verstevigen/opbouwen
Het experimenteren met rolpatronen omschrijven als een functie van de omgang met leeftijdsgenoten.
•
Rol van de peergroep • Experimenteren met rolpatronen • De peergroep als referentiegroep
De wisselwerking tussen overdreven aandacht voor het eigen lichaam en ideaalbeelden in de media analyseren.
8.3
Problematische situaties
•
Extreme preoccupatie voor het eigen lichaam • Vroege/late lichamelijke rijpheid
In concrete situaties aangeven dat de beleving van de seksualiteit in nauw verband staat met relationele vaardigheden en gekaderd wordt binnen een relatie.
• Omgaan met seksualiteit (o.m. behoud van de eigenheid) •
Onderscheid tussen adolescente problematiek en psychia-
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
12
LEERPLANDOELSTELLINGEN
Decr. nr.
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen Gedragsproblemen in verband brengen met opgroeien in een normarme omgeving.
trische problematiek •
Normarme omgeving • Gebrek aan positieve identificatiefiguren • Negatieve gevolgen van groepsdruk • Experimenteren met illegale middelen
Rekening houdend met de ontwikkelingskenmerken, de eigenheid van de communicatie met de doelgroep verwoorden.
8.4
De rol van externe begeleidingsmogelijkheden, specifiek voor deze leeftijdscategorie aanduiden.
8.5
Externe begeleidingsmogelijkheden
•
Centra voor algemeen welzijn (o.m. Jongerenadviescentrum, Jongerentelefoon)
•
Hulpverlening binnen de Bijzondere Jeugdzorg
•
Psychotherapie
9
Omgaan met volwassenen
9.1
Fasen in de volwassenheid
9.2
Partnerkeuze
•
Elementen die een rol kunnen spelen bij de partnerkeuze, o.m.: opvoeding, opleiding, belangstellingssfeer, etnie, buurt, SES …
•
Sociale vaardigheden in de relatie, o.m.: communicatievaardigheid, affectie kunnen tonen en ontvangen, geborgenheid kunnen bieden en ontvangen, vertrouwen kunnen geven
•
Diversiteit in de gezinsvormen
In eigen streek de besproken begeleidingsinstanties opzoeken en rubriceren.
9 Met eigen woorden verklaren waarom het moeilijk is precies te omschrijven wanneer iemand volwassen is.
Communicatie met adolescenten
De fasen in de volwassenheid beschrijven. De factoren van de maatschappelijke context bij de partnerkeuze omschrijven en motiveren. Elementen verantwoorden op basis waarvan men een partner kiest. Vanuit voorbeelden uit het dagelijks leven/teksten/video afleiden dat de samenlevingsvorm ondergeschikt is aan de kwaliteit van de relatie.
Oorzaken verwoorden die een verklaring kunnen geven voor de diversiteit van gezinsvormen zoals we die in onze tijd kennen.
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
13
LEERPLANDOELSTELLINGEN
Decr. nr.
LEERINHOUDEN
De leerlingen kunnen • Oorzaken
Cijfergegevens interpreteren.
• Cijfergegevens
Een gedocumenteerd standpunt innemen op basis van literatuurgegevens m.b.t. opvoeden in verschillende gezinsvormen. De rol van externe begeleidingsmogelijkheden, specifiek voor deze leeftijdscategorie aanduiden.
• Gevolgen voor de opvoeding •
Externe begeleidingsmogelijkheden • Centrum voor Gezins- en Levensvragen
In eigen streek de besproken begeleidingsinstanties opzoeken en rubriceren.
• Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg • Tele-Onthaal • Relatietherapie
De betekenis die arbeid in onze samenleving kan hebben, uitleggen en vergelijken met de eigen motivatie.
9.3
Beroepskeuze
•
Betekenis van arbeid, o.m.: voor het gevoel van eigenwaarde, zin geven aan het bestaan, sociale contacten, inkomen, macht en status …
Motiveren waarom men later al dan niet een beroep wil uitoefenen en • dit kritisch vergelijken met anderen. Zelf analyseren welke elementen een doorslaggevende rol spelen bij de keuze van een beroep.
De verschillen tussen de diverse opleidingsmogelijkheden uitleggen.
Kennis van jezelf o.m. wat betreft: interesse, mogelijkheden (intelligentie, persoonlijke vaardigheden, competenties), waarden, aspiratieniveau …
•
Opleidingen (BaMa-structuur, Volwassenenonderwijs, Levenslang leren)
•
Risicogroepen
Zelf een plan opstellen hoe men zich beter kan wapenen tegen werkloosheid en haar eventuele gevolgen.
• Maatschappelijke kwetsbaarheid • Discriminatiegevoelige groepen (o.m. allochtonen, alleenstaande moeders zonder opleiding)
Aangeven welke factoren een rol spelen bij maatschappelijk kwetsbaren om aan werk te geraken. De mechanismen verwoorden die er voor zorgen dat sommige groepen eerder uitgesloten worden uit het arbeidscircuit dan andere.
De hefbomen die de overheid heeft om de werkgelegenheid te be-
9.4
Maatregelen die overheden kunnen nemen ter bevordering van de werkgelegenheid
•
Technische maatregelen (bijv. het Rosetta-plan)
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
14
LEERPLANDOELSTELLINGEN
Decr. nr.
De leerlingen kunnen vorderen aantonen in bestaande werkgelegenheidsvoorstellen. De functies van beroepsorganisaties aangeven.
LEERINHOUDEN •
Begeleidingsdiensten (VDAB)
•
Beroepsorganisaties • Vakverenigingen • Beroepsgroepen
10
10
Omgaan met ouderen
Een standpunt innemen tegenover de beeldvorming over ouderdom.
10.1
De demografische ontwikkeling van de verschillende leeftijdsgroepen.
Kenmerken van de oudere bevolkingsgroep in deze tijd o.m.:
•
Beeldvorming omtrent ouderdom
De gevolgen verwoorden voor de beleving van de ouderdom als gevolg van de beperkingen als ontwikkelingsgegeven.
•
De beperkingen die met het oud worden kunnen samengaan
De gevolgen van de stijgende levensverwachting en de vergrijzing van de bevolking voor de zorgsector aantonen.
•
Stijgende levensverwachting, vergrijzing van de bevolking en de gevolgen hiervan voor de zorgsector
10.2
De organisatie van de zorg voor ouderen in Vlaanderen
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
5. PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN TIMING Algemeen Nr. 1
Pedagogisch-didactische wenken
Timing
Omgaan met mensen Bij dit eerste deel is het de bedoeling dat de leerlingen inzicht krijgen in de factoren die de menselijke interactie beïnvloeden. Het is hierbij belangrijk dat er wordt vertrokken vanuit de persoonlijke ervaringen van de leerlingen. In een eerste les over dit thema kan er een soort van brainstormsessie worden gehouden waarbij de leerlingen de kans krijgen om na te denken over deze beïnvloedende factoren. Van hieruit kan men dan de verschillende onderdelen bespreken. Bij het onderdeel zelfbeeld en sociale perceptie kan er gewerkt worden met een oefening waarbij de leerlingen zichzelf dienen te tekenen vanuit hun eigen standpunt en vanuit het standpunt van anderen. Op die manier heb je als leerkracht een vertrekpunt om de theorie te situeren.
8
Aan de hand van een concreet voorbeeld kan de leerkracht de begrippen interne en externe attributie uitleggen. Het is ook aangeraden om nadien de leerlingen zelf voorbeelden te laten zoeken . Bij de fundamentele attributiefout kan er gewezen worden op de gevolgen van deze fout (bijvoorbeeld het feit dat slachtoffers van negatieve situaties zelf de schuld krijgen).
2
Omgaan met mensen in deze tijd Een visie op de toenemende globalisering vindt men in het boek van BARREZ, Ik wil niet sterven aan de XXe eeuw. Het is beschikbaar als e-boek en kan gratis gedownload worden op www.ikwilniet.org, waar men ook allerlei bijkomende informatie en nuttige links kan vinden. Overigens zijn op het internet heel wat interessante sites over dit onderwerp te vinden. Het onderwerp kan als een zelfstandig uit te werken opdracht worden voorbereid door de leerlingen. Na een algemene bespreking van deze factoren die sociale ongelijkheid bepalen, kan men verdiepen door met de leerlingen op zoek te gaan naar actuele maatschappelijke veranderingen die invloed hebben op sociale stratificatie. Doorgaans worden er 3 elementen onderscheiden in het klassenbegrip: het inkomen (het vermogen), het beroep (beroepsstatuut, beroepsprestige, uitgeoefende functie) en de opleiding. Tezamen worden zij de SES-factor genoemd, wat verwijst naar de sociaaleconomische status die bepaald wordt door een mix van de factoren opleiding, beroep(sprestige) en inkomen. Er lijkt tegenwoordig een consensus te groeien dat scholing in sterke mate de andere (beroep en inkomen) bepaalt. Maar “genoten scholing” staat op zijn beurt natuurlijk niet los van milieu, opvoeding, kansen en stimulansen.
10
3
Communicatie Het is hier niet de bedoeling om erg uitgebreid in te gaan op het communicatieproces. Dit thema kwam reeds uitgebreid aan bod in de tweede graad. Het basisprincipe van communicatie wordt kort opgefrist.
12
Bij dit onderdeel kan er kort nog even ingegaan worden op het aspect van actief luisteren. Via een rollenspel kunnen de leerlingen aangeven wat het verschil is tussen slecht luisteren, gewoon luisteren en actief luisteren. Het aspect erkenning geven kan hierbij ook worden behandeld. Het is de bedoeling dat de assertieve vaardigheden concreet worden geoefend. Dit betekent dat er tijdens de les momenten moeten voorzien zijn waarbij de leerlingen kritiek leren formuleren en de mogelijkheid krijgen om over hun gevoelens te praten. Dit laatste kan men bijvoorbeeld realiseren door een kringgesprek te voeren over een bepaald thema. Indien leerlingen het moeilijk hebben om hier onmiddellijk mondeling mee te starten, kan dit ook eerst schriftelijk gebeuren waarbij de leerlingen bijvoorbeeld de opdracht krijgen om een compliment neer te schrijven over iemand.
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week) Nr.
Pedagogisch-didactische wenken
Timing
Bij het onderdeel conflicthantering kan men vertrekken vanuit de reële klassituatie, misschien is er wel een conflict aanwezig dat via de geziene theorie besproken kan worden. Het kan hier ook aangewezen zijn de leerlingen hun eigen conflictstijlen te leren analyseren. Dit kan men doen aan de hand van concrete situaties die de leerlingen zelf aangeven. 4
Omgaan met leeftijdsgebonden doelgroepen Bij het aspect ontwikkelingsfasen is het belangrijk dat de leerlingen weten dat de ontwikkeling niet stopt bij de volwassenheid.
8
Bij ontwikkelingstaken kan er gewezen worden op het feit dat de verwachtingen van de maatschappij een grote rol spelen bij de ontwikkeling van het individu. De ontwikkeling van een individu kan daarom verschillende naargelang tijd en plaats. Aan de hand van videofragmenten kunnen de verschillende ontwikkelingsgebieden worden geïllustreerd (Millenniumbaby’s). 5
Bij de bespreking van de verschillende ontwikkelingsfasen is het belangrijk dat de leerlingen per fase een aantal belangrijke kenmerken kunnen uitleggen en hierbij kunnen aangeven hoe de omgeving hier het best op inspeelt. Het kan aangewezen zijn om de leerlingen een eigen levensboek te laten maken, waarbij de geziene theorie over elke fase persoonlijk wordt benaderd. Het is interessant om de lesinhouden zo concreet mogelijk te maken, hierbij kan er een bezoek worden gepland aan een kleuterklas, kinderdagverblijf, lagere school … Het begeleid zelfstandig leren kan hier gestimuleerd worden door de leerlingen (via groepswerk) een ontwikkelingsfase te laten uitwerken (documentatie opzoeken, informatie integreren tot één geheel en het geheel presenteren). Bij elke levensfase staat het omgaan met en de specifieke vaardigheden in het omgaan met de leeftijdsgroepen centraal. Om inzicht te hebben in de externe begeleidingsmogelijkheden bij elke doelgroep, kan men gebruik maken van de sociale kaart (al aangebracht in de tweede graad). Bezoeken kunnen in dit kader ook georganiseerd worden waardoor de leerlingen een concreet beeld krijgen van de verschillende begeleidingsmogelijkheden. Voor het thema ouderdom kunnen leerlingen aangespoord worden om een interview af te nemen waarbij wordt gepeild naar de mogelijkheden, verwachtingen en eisen die de samenleving stelt ten aanzien van deze bevolkingsgroep. Ook interculturele verschillen kunnen hier aan bod komen.
12
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
ICT Wat? Onder ICT verstaan we het geheel van computers, netwerken, internetverbindingen, software, simulatoren, enz. Telefoon, video, televisie en overhead worden in deze context niet expliciet meegenomen. Waarom? De recente toevloed van informatie maakt levenslang leren een noodzaak voor iedereen die bij wil blijven. Maatschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen wijzen op het belang van het verwerven van ICT. Enerzijds speelt het in op de vertrouwdheid met de beeldcultuur en de leefwereld van jongeren. Anderzijds moeten jongeren niet alleen in staat zijn om nieuwe media efficiënt te gebruiken, maar is ICT ook een hulpmiddel bij uitstek om de nieuwe onderwijsdoelen te realiseren. Het nastreven van die competentie veronderstelt onderwijsvernieuwing en aangepaste onderwijsleersituaties. Er wordt immers meer en meer belang gehecht aan probleemoplossend denken, het zelfstandig of in groep leren werken, het kunnen omgaan met enorme hoeveelheden aan informatie ... In bepaalde gevallen maakt ICT deel uit van de vakinhoud en is ze gericht op actieve beheersing van bijvoorbeeld een softwarepakket binnen de lessen informatica. In de meeste andere vakken of bij het nastreven van vakoverschrijdende eindtermen vervult ICT een ondersteunende rol. Door de integratie van ICT kunnen leerlingen immers: −
het leerproces in eigen handen nemen;
−
zelfstandig en actief leren omgaan met les- en informatiemateriaal;
−
op eigen tempo werken en een eigen parcours kiezen (differentiatie en individualisatie).
Hoe te realiseren? In de eerste graad van het SO kunnen leerlingen onder begeleiding elektronische informatiebronnen raadplegen. In de tweede en nog meer in de derde graad kunnen de leerlingen “spontaan” gegevens opzoeken, ordenen, selecteren en raadplegen uit diverse informatiebronnen en –kanalen met het oog op de te bereiken doelen. Er bestaan verschillende mogelijkheden om ICT te integreren in het leerproces. Bepaalde programma’s kunnen het inzicht verhogen d.m.v. visualisatie, grafische voorstellingen, simulatie, het opbouwen van schema’s, stilstaande en bewegende beelden, demo ... Sommige cd-roms bieden allerlei informatie interactief aan, echter niet op een lineaire manier. De leerling komt via bepaalde zoekopdrachten en verwerkingstaken zo tot zijn eigen “gestructureerde leerstof”. Databanken en het internet kunnen gebruikt worden om informatie op te zoeken. Wegens het grote aanbod aan informatie is het belangrijk dat de leerlingen op een efficiënte en een kritische wijze leren omgaan met deze informatie. Extra begeleiding in de vorm van studiewijzers of instructiekaarten is een must. Om tot een kwaliteitsvol eindresultaat te komen, kunnen leerlingen de auteur (persoon, organisatie ...) toevoegen alsook de context, andere bronnen die de inhoud bevestigen en de onderzoeksmethode. Dit zal het voor de leraar gemakkelijker maken om het resultaat en het leerproces te beoordelen. De resultaten van individuele of groepsopdrachten kunnen gekoppeld worden aan een mondelinge presentatie. Een presentatieprogramma kan hier ondersteunend werken. Men kan resultaten en/of informatie uitwisselen via e-mail, blackboard, chatten, nieuwsgroepen, discussiefora ... ICT maakt immers allerlei nieuwe vormen van directe en indirecte communicatie mogelijk. Dit is zeker een meerwaarde omdat ICT op die manier niet alleen de mogelijkheid biedt om interscolaire projecten op te zetten, maar ook om de communicatie tussen leraar en leerling (uitwisselen van cursusmateriaal, planningsdocumenten, toets- en examenvragen ...) en leraren onderling (uitwisseling lesmateriaal …) te bevorderen. Sommige programma’s laten toe op graduele niveaus te werken. Ze geven de leerling de nodige feedback en remediëring gedurende het leerproces (= zelfreflectie en -evaluatie).
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
Begeleid zelfgestuurd leren Wat? Met begeleid zelfgestuurd leren bedoelen we het geleidelijk opbouwen van een competentie naar het einde van het secundair onderwijs, waarbij leerlingen meer en meer het leerproces zelf in handen gaan nemen. Zij zullen meer en meer zelfstandig beslissingen leren nemen in verband met leerdoelen, leeractiviteiten en zelfbeoordeling. Dit houdt onder meer in dat: −
de opdrachten meer open worden;
−
er meerdere antwoorden of oplossingen mogelijk zijn;
−
de leerlingen zelf keuzes leren maken en verantwoorden;
−
de leerlingen zelf leren plannen;
−
er feedback wordt voorzien op proces en product;
−
er gereflecteerd wordt op leerproces en leerproduct.
De leraar is ook coach, begeleider. De impact van de leerlingen op de inhoud, de volgorde, de tijd en de aanpak wordt groter.
Waarom? Begeleid zelfgestuurd leren sluit aan bij enkele pijlers van ons PPGO, o.m.: −
leerlingen zelfstandig leren denken over hun handelen en hierbij verantwoorde keuzes leren maken;
−
leerlingen voorbereiden op levenslang leren;
−
het aanleren van onderzoeksmethodes en van technieken om de verworven kennis adequaat te kunnen toepassen.
Vanaf het kleuteronderwijs worden werkvormen gebruikt die de zelfstandigheid van kinderen stimuleren, zoals het gedifferentieerd werken in groepen en het contractwerk. Ook in het voortgezet onderwijs wordt meer en meer de nadruk gelegd op de zelfsturing van het leerproces in welke vorm dan ook. Binnen de vakoverschrijdende eindtermen, meer bepaald “Leren leren”, vinden we aanknopingspunten als: −
keuzebekwaamheid;
−
regulering van het leerproces;
−
attitudes, leerhoudingen, opvattingen over leren.
In onze huidige (informatie)maatschappij wint vaardigheid in het opzoeken en beheren van kennis voortdurend aan belang.
Hoe te realiseren? Het is belangrijk dat bij het werken aan de competentie de verschillende actoren hun rol opnemen: −
de leerling wordt aangesproken op zijn motivatie en “leer”kracht;
−
de leraar krijgt de rol van coach, begeleider;
−
de school dient te ageren als stimulator van uitdagende en creatieve onderwijsleersituaties.
De eerste stappen in begeleid zelfgestuurd leren zullen afhangen van de doelgroep en van het moment in de leerlijn “Leren leren”, maar eerder dan begeleid zelfgestuurd leren op schoolniveau op te starten is “klein beginnen” aan te raden. Vanaf het ogenblik dat de leraar zijn leerlingen op min of meer zelfstandige manier laat
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week) −
doelen voorop stellen;
−
strategieën kiezen en ontwikkelen;
−
oplossingen voorstellen en uitwerken;
−
stappenplannen of tijdsplannen uitzetten;
−
resultaten bespreken en beoordelen;
−
reflecteren over contexten, over proces en product, over houdingen en handelingen;
−
verantwoorde conclusies trekken;
−
keuzes maken en verantwoorden;
is hij al met een of ander aspect van begeleid zelfgestuurd leren bezig.
VOET Wat? Vakoverschrijdende eindtermen (VOET) zijn minimumdoelstellingen, die – in tegenstelling tot de vakgebonden eindtermen – niet gekoppeld zijn aan een specifiek vak, maar door meerdere vakken of onderwijsprojecten worden nagestreefd. De VOET worden volgens een aantal vakoverschrijdende thema's geordend: leren leren, sociale vaardigheden, opvoeden tot burgerzin, gezondheidseducatie, milieueducatie en muzisch-creatieve vorming. De school heeft de maatschappelijke opdracht om de VOET volgens een eigen visie en stappenplan bij de leerlingen na te streven (inspanningsverplichting). Waarom? Het nastreven van VOET vertrekt vanuit een bredere opvatting van leren op school en beoogt een accentverschuiving van een eerder vakgerichte ordening naar meer totaliteitsonderwijs. Door het aanbieden van realistische, levensnabije en concreet toepasbare aanknopingspunten, worden leerlingen sterker gemotiveerd en wordt een betere basis voor permanent leren gelegd. VOET vervullen een belangrijke rol bij het bereiken van een voldoende brede en harmonische vorming en behandelen waardevolle leerinhouden, die niet of onvoldoende in de vakken aan bod komen. Een belangrijk aspect is het realiseren van meer samenhang en evenwicht in het onderwijsaanbod. In dit opzicht stimuleren VOET scholen om als een organisatie samen te werken. De VOET verstevigen de band tussen onderwijs en samenleving, omdat ze tegemoetkomen aan belangrijk geachte maatschappelijke verwachtingen en een antwoord proberen te formuleren op actuele maatschappelijke vragen. Hoe te realiseren? Het nastreven van VOET is een opdracht voor de hele school, maar individuele leraren kunnen op verschillende wijzen een bijdrage leveren om de VOET te realiseren. Enerzijds door binnen hun eigen vakken verbanden te leggen tussen de vakgebonden doelstellingen en de VOET, anderzijds door thematisch onderwijs (teamgericht benaderen van vakoverschrijdende thema's), door projectmatig werken (klas- of schoolprojecten, intra- en extra-muros), door bijdragen van externen (voordrachten, uitstappen). Het is een opdracht van de school om via een planmatige en gediversifieerde aanpak de VOET na te streven. Ondersteuning kan gevonden worden in pedagogische studiedagen en nascholingsinitiatieven, in de vakgroepwerking, via voorbeelden van goede school- en klaspraktijk en binnen het aanbod van organisaties en educatieve instellingen.
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
6. MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN Een eigen vaklokaal Opvoedkunde strekt tot aanbeveling. De leraar moet met zijn klasgroep informatiebronnen kunnen raadplegen die in de school/klas aanwezig zijn. Om die reden is het aangewezen dat hij vlot kan beschikken over een overheadprojector en video/tv. Er bestaat heel wat software (o.m. sociale kaarten) en er is heel wat informatie ter beschikking via het internet. Om die reden is de vlotte toegankelijk (in de school/klas) tot het internet een lage drempel om dit ook te gebruiken. Om de doelstellingen te realiseren moeten de leerlingen toegang hebben tot informatie omtrent gezondheid en welzijn. Het is aan te bevelen een aantal algemene werken i.v.m. psychopedagogiek, een psychologisch en medisch woordenboek in de mediatheek of het vaklokaal te hebben. Zo kunnen de leerlingen, individueel of in groep zelfstandig werken. Indien mogelijk werkt men best met verschillende hoeken die elk hun eigen functie hebben en elk een specifieke sfeer uitstralen, zo o.m.: -
een hoek vakliteratuur en documentatie;
-
een hoek met een pc;
-
een hoek voor ‘les’;
-
een hoek om in kleine groepen te werken.
Een prikbord kan men gebruiken om projecten, uitstappen, bezoeken e.a. aan te kondigen, om resultaten van realisaties van leerlingen bekend te maken.
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
7. EVALUATIE Met dit vak worden zowel inzichten als vaardigheden en attitudes beoogd. Onderscheid moet gemaakt worden tussen de evaluatie van het leerproces en de evaluatie van het eindproduct (de realisering van de leerplandoelstellingen). Bij de procesevaluatie wordt doorlopend gepeild naar de verwerking van het leerproces, met de bedoeling dit proces zo nodig bij te sturen, zodat elke leerling op de meest effectieve manier kan leren. Het toetsen van de vaardigheden en attitudes is een procesmatig gebeuren, dat via observatie van het veranderingsproces van leerlingen kan beoordeeld worden, zowel tijdens de lessen als de stages en praktijk. Hierbij zal zowel aandacht gaan naar de individuele evaluatie (van bijv. Een logboek met zelfevaluatie, een spreekbeurt, een eindwerk) als naar het functioneren in groep (als deelnemer aan een vergadering). De klemtoon ligt hierbij duidelijk op het optimaal functioneren van de leerling. Het verloop van het proces wordt, vooraf, door de leraar uitgetekend. Zij/ hij bepaalt •
welke de verschillende stappen zijn;
•
welke fouten op elk moment ontoelaatbaar zijn;
•
welke fouten kunnen gemaakt worden.
Afhankelijk van het resultaat van feedback-momenten (kleine toetsen, gesprekken, volgsystemen …) wordt het proces verder gezet of zo nodig bijgestuurd. Om de leerling te motiveren gebeurt dit in een constructieve, positieve sfeer. Productevaluatie gebeurt op het einde van het leerproces (bijvoorbeeld na een hoofdstuk, een opdrachtenreeks, een project, een trimester ...). Hierbij wordt nagegaan in hoeverre de leerling de basisdoelstellingen bereikt heeft. Iedere evaluatie gebeurt in 3 stappen: •
registreren (veelvuldig afnemen van proeven, oefeningen, opdrachten, kleine toetsen …);
•
interpreteren (de gegevens toetsten aan de criteria of normen die de vakwerkgroep vooraf duidelijk heeft bepaald);
•
rapporteren (de leerling en de ouders krijgen op een duidelijke wijze een beeld van de vorderingen van de leerling door geregelde momenten van feedback voor de leerling en door een schriftelijke rapportering door middel van agenda, rapport ...).
TSO – 3de graad –Specifiek gedeelte Sociale en technische wetenschappen TV Opvoedkunde/huishoudkunde (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
8. BIBLIOGRAFIE DE MAN, L., JANSSENS, G., Psychologie deel 1, Uitgeverij De Boeck, Antwerpen, 2004 DE MAN, L., JANSSENS, G. Psychologie deel 2, Uitgeverij De Boeck, Antwerpen, 2004 FRIES, G., Effectief helpen, Wolters, Groningen, 1985. GOOVAERTS, L.,Omgangskunde-2, Acco, Leuven, 1996. GORDON, T., Luisteren naar elkaar, Nederlandse Boekhandel, Antwerpen, 1982. GROOTHUIS, R., Training van sociale vaardigheden, Lemma, Utrecht, 1993. HEYSTERS, H.; Tot een beter begrip. Communicatie en communicatieproblemen bij hulpverleners, De Tijdstroom, Lochem, 1990. KLUYTMANS, F., Ik en de ander. Leer- en oefenboek voor gespreksvoering, Van Loghum- Slaterus, 1982. NYSSEN, A., Lichaamstaal in zorg en hulpverlening. Vaardig in non-verbale communicatie,. Nelissen , Baarn, 1998. PEETERS, M.T., Opvoedkunde- omgangskunde. Deel I: Sociale vaardigheden. Partners in het zorgproces, Acco, Leuven, 1995. SPOLER- VAN DEN HEMBERGH, R.H.M., Sociaal agogische vaardigheden, Nijgh Versluys, Baarn, 1997. VAN CRAEN, W., Omgaan met anderen. Een communicatiekunst, Acco, Leuven, 1990. VERHOEF, A., VISSER, L., Omgangskunde 1 & 2, Nijgh & Ditmar, 1995. VERLIEFDE, SOCIAAL VAARDIG, Handleiding voor jongerenbegeleiding. Acco, Leuven. WERKGROEP HUMANE WETENSCHAPPEN, Gedragswetenschappen 1. Groeien en veranderen, Uitgeverij De Boeck, Antwerpen, 2003 WERKGROEP HUMANE WETENSCHAPPEN, Gedragswetenschappen 3. Kunnen kiezen, Uitgeverij De Boeck, Antwerpen, 2004