Sluis
Verblijfsrecreatieterreinen Resultaten overleg ex artikel 3.1.1. Bro Zienswijzenrapport
1
Inhoud 1.
Inleiding 1.1
Inleiding
1.2
Leeswijzer
2.
Resultaten overleg ex artikel 3.1.1. Bro
3.
Zienswijzen
4.
3 3
3
3.1.
Ontvankelijkheid
8
3.2
Zienswijzen
9
Ambtshalve aanpassingen
23
2
1.
Inleiding
1.1
Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro alsook om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken. In het kader van dit overleg is het ontwerpbestemmingsplan aan diverse instanties toegestuurd met het verzoek op dit plan te reageren. Het ontwerp van het bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen Sluis heeft van 11 april 2013 gedurende zes weken, dus tot en met 22 mei 2013 ter inzage gelegen in het kader van de vaststellingsprocedure ex artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro). Binnen deze termijn kon een ieder schriftelijk zijn of haar zienswijze indienen. Bij de gemeente zijn gedurende deze periode 12 schriftelijke zienswijzen ingediend. 1.2
Leeswijzer
Deze notitie bevat een voorstel voor de beantwoording van de overlegreacties en de zienswijzen en de ambtshalve aanpassingen. In hoofdstuk 2 wordt een overzicht gegeven van de ontvangen overlegreacties. In hoofdstuk 3 wordt een overzicht gegeven van de ingediende zienswijzen en wordt ingegaan op de ontvankelijkheid. Tevens worden de zienswijzen samengevat en beantwoord. Daarbij is, indien van toepassing, aangegeven op welke wijze het bestemmingsplan zal worden aangepast. Enkele onderdelen van het bestemmingsplan (inclusief de toelichting) behoeven ambtshalve aanpassing (actualisering). In hoofdstuk 4 zijn deze aanpassingen vermeld. 2.
Overlegreacties
Overlegreacties zijn ontvangen van: Veiligheidsregio Zeeland (mail van 25 april 2013 en 8 mei 2013) Waterschap Scheldestromen (brief 23 mei 2013) Provincie Zeeland (brief 28 mei 2013) Gebiedscommissie West Zeeuwsch-Vlaanderen (brief 6 juni 2013) Overlegreactie Veiligheidsregio Zeeland Overlegreactie 1. De hoogte van het groepsrisico veroorzaakt door de 18 m³ propaantank bij Roompot vakanties Breskens wordt niet beschreven. Aangegeven wordt dat het groepsrisico niet veranderd. Gevraagd wordt of het groepsrisico in het verleden berekend/bepaald is. Op basis van enerzijds de hoogte van het groepsrisico en anderzijds de eventuele toename kunnen maatregelen (fysieke en organisatorische) nodig zijn om het groepsrisico te verlagen, de zelfredzaamheid van de personen in het invloedsgebied te vergroten en de voorbereiding op de beheersbaarheid van een incident te verbeteren. Door het ontbreken van gegevens over het groepsrisico van de Veiligheidsregio op dit punt vooralsnog niet adviseren en dient de gemeente de informatie op dit punt aan te passen. 2. De Westerschelde als risicobron is niet beschouwd in het bestemmingsplan. Eind 2011 is een actualisatiestudie uitgevoerd door DNV, waarin het invloedsgebied
3
3.
4.
5. 6. 7.
8.
opnieuw inzichtelijk is gemaakt. Een groot deel van de kuststreek valt hier binnen. Het bestemmingsplan dient op dit punt te worden aangepast en het groepsrisico dient te worden beschouwd. Pas dan kan de VRZ advies op dit punt uitbrengen. Gecontroleerd dient te worden dat zich geen kampeerterreinen binnen het invloedsgebied van de aangewezen route gevaarlijke stoffen over de weg (N61 en N253). Geadviseerd wordt aandacht te besteden aan de inrichtingseisen die voortvloeien vanuit Bouwbesluit, Beleidsregels brandveiligheid kampeerterreinen in de gemeente Sluis. Geadviseerd wordt te controleren of de afstandsnormen zoals opgenomen in de bouwregels niet in strijd zijn met de bepalingen en genoemde beleidsregels. Nergens wordt gesproken over de bereikbaarheid en ontsluiting van de kampeerterreinen. Gevraagd wordt of het mogelijk is in het bestemmingsplan op te nemen dat een luswatervoorziening aanwezig moet zijn op de kampeerterreinen. Geadviseerd wordt een passage op te nemen over het voorkomen van brandoverslag door het inrichten van een terrein met veel coniferen of andere brandondersteunende beplanting. Bepalingen ten aanzien van waterkwantiteit geven kansen op het gebied van de realisatie van bluswatervoorzieningen mits er wordt gezorgd voor een goede bereikbaarheid. Geadviseerd wordt daar tekstueel aan te refereren.
Gemeentelijk commentaar 1. Op de professionele risicokaart is de hoogte van het groepsrisico niet weergegeven. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Ten opzichte van de huidige planologische situatie worden er geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het groepsrisico zal dan ook niet toenemen. 2. De Westerschelde is toegevoegd als risicobron in de toelichting. Hieruit volgen geen consequenties/knelpunten. De Pr10-6 risicocontour reikt niet tot op het land en het groepsrisico blijft ook in de toekomstige situatie beneden de oriëntatiewaarde. 3. De kampeerterreinen liggen niet binnen het invloedsgebied van de aangewezen route gevaarlijke stoffen over de weg (N61 en N253). Deze conclusie zal in paragraaf 4.10 van de toelichting worden opgenomen. 4. De beleidsregels ten aanzien van brandveiligheid hoeven niet in het bestemmingsplan te worden vertaald omdat deze beleidsregels een eigen uitvoerings- en handhavingstraject krijgen. 5. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. In hoofdstuk 5 worden de recreatieterreinen toegelicht. 6. Zie de beantwoording onder 4. 7. In paragraaf 4.10 zal hier aandacht aan worden besteed. 8. In paragraaf 4.10 zal hier aandacht aan worden besteed. Conclusie De zienswijze van reclamant wordt gedeeltelijk gegrond verklaard. De zienswijze leidt tot de volgende aanpassingen: 1. Paragraaf 4.10 van de toelichting wordt aangevuld met: a. de passage dat het plangebied niet ligt binnen de route gevaarlijke stoffen over de weg (N61 en N253). b. een passage dat brandoverslag voorkomen kan worden door het inrichten van de terreinen met coniferen. c. Een passage dat waterkwantiteit kansen geeft op het gebied van realisatie van bluswatervoorzieningen.
4
Overlegreactie Waterschap Scheldestromen Overlegreactie 1. Het waterstaatswerk en de beschermingszone van regionale waterkeringen moeten worden voorzien van een bestemming. Geadviseerd wordt de beschermingszone A van regionale waterkeringen van een (dubbel)bestemming of vrijwaringszone te voorzien. 2. In artikel 50.2 lid c (Waterstaat-Waterkering) en artikel 54.1.3lid c (Vrijwaringszone Dijk) is bepaald dat voor andere bestemmingen enkel mag worden gebouwd voor vervanging, vernieuwing en/of verandering van bestaande bebouwing, mits de oppervlakte niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. Deze bepaling is beperkter dan het vergunningenbeleid van het waterschap. Het bouwen in een waterstaatswerk is een civieltechnische overweging van hoogwaterveiligheid van een stabiele waterkering. In het vergunningenbeleid is voor uitbreiding van bestaande bebouwing de regel opgenomen van maximale uitbreiding van 10% grondoppervlak en 20% volume. De laatste zinsdelen van de bepalingen 50.2 lid c en 54.1.3 lid c kunnen hiermee vervallen, tenzij de gemeente op deze locatie bouwbeperkingen nodig acht. 3. In de regels van de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 1 en 2 is bepaald dat alleen met een omgevingsvergunning waterpeilverlaging of -verhoging kan plaatsvinden. In de situatie dat het waterpeil wordt verhoogd of verlaagd, wordt een peilbesluit genomen. Voor het nemen van een peilbesluit wordt gekeken naar de effecten op archeologische waarden. Geadviseerd wordt de regels voor een omgevingsvergunningplichtige activiteit in artikel 48.3.1 lid d en artikel 49.3.1 lid e aan met 'tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder'. Dit voorkomt onnodige procedures. 4. Opgemerkt wordt dat een zwembad met enige omvang bij het verversen van zwemwater een grote afvoercapaciteit vraagt. Een lozing van een groot aantal zwembaden kan problemen geven bij het zuiveren van afvalwater. Om wateroverlast van het rioolstelsel en problemen bij de zuivering van afvalwater te voorkomen is afstemming gewenst in de planvorming voor nieuwe zwembaden bij recreatieterreinen. Geadviseerd wordt de regels van de bevoegdheid voor aanleg van een zwembad aan te vullen met een bepaling dat de waterbeheerders in de afvalwaterketen om advies wordt gevraagd. Overweging 1. Abusievelijk is dit niet goed verwerkt. De verbeelding zal zodanig worden aangepast dat de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone - Dijk wordt opgenomen voor beschermingszone A. Artikel 50 en lid 54 zullen naar aanleiding hiervan worden aangepast. 2. Zie onder 1. 3. Bij het voornemen van een verandering van het peilbesluit staat in de regels aangegeven dat wordt gekeken naar de effecten op de archeologische waarden. Hierbij wordt de peilverandering afgewogen tegen mogelijke effecten voor de archeologische waarden. Beide aspecten zijn in de regels gelijkwaardig aan elkaar. Door een uitzonderingspositie te maken voor de waterbeheerder om zonder toestemming het waterpeil te kunnen aanpassen kunnen wij ons dan ook niet vinden. Hierdoor vindt er geen afweging plaats. 4. In het ontwerpbestemmingsplan zijn overdekte zwembaden direct toegestaan en realisatie van onoverdekte zwembaden is mogelijk bij afwijken door middel van een omgevingsvergunning. Een toename van het aantal zwembaden zal leiden tot een
5
toename van het aantal lozingen. Echter wij zijn van mening dat hier ook een taak van het waterschap ligt om te zorgen dat de afvoercapaciteit voldoende is hiervoor en eventueel hierover afspraken maakt met de ondernemers. Aangezien het geen planologisch relevant punt is maar wij wel het belang ervan onderschrijven zal bij het afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een onoverdekt zwembad het volgende sublid worden opgenomen: ‘het bevoegd gezag wint schriftelijk advies in bij de waterbeheerder van de afvalwaterketen over de afvoercapaciteit van het riool’. Conclusie De zienswijze van reclamant wordt gedeeltelijk gegrond verklaard. De zienswijze leidt tot de volgende aanpassingen: 1. De verbeelding zal zodanig worden aangepast dat de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone - Dijk wordt opgenomen voor beschermingszone A. 2. Bij afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een onoverdekt zwembad wordt het volgende sublid toegevoegd: ‘het bevoegd gezag wint schriftelijk advies in bij de waterbeheerder van de afvalwaterketen over de afvoercapaciteit van het riool’. Overlegreactie Provincie Zeeland Overlegreactie 1. Binnen de diverse plangebieden komen landschappelijke- en cultuurhistorische elementen voor, die van provinciaal belang zijn verklaard. Hieraan is in de toelichting geen aandacht besteed. Op grond van artikel 2.17, lid 1 van de Verordening Ruimte Provincie Zeeland, dient in de plantoelichting inzicht te worden gegeven in de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden of elementen. Daarnaast dienen deze waarden te worden behouden en beschermd door het opnemen van specifieke planregels. 2. In de planregels, de regels en de verbeelding ontbreekt de molenbiotoop van de molen te Nieuwvliet. Camping International ligt binnen de 100 meter en de 400 meter zonde. Recreatiepark Vogelenzang ligt deels binnen de 400 meter zone. Op grond van artikel 2.17 leden 3, 4 en 5 van de VRPZ) moet de bescherming van de molen in dit bestemmingsplan worden geregeld. In de plantoelichting moet een beschrijving (van de cultuurhistorische waarde) van de molen worden gegeven. 3. Geadviseerd wordt onder paragraaf 3.3. "Provinciaal beleid" ook aandacht te besteden aan het verblijfsrecreatieve beleid, zoals omschreven in paragraaf 3.1.6 van het Omgevingsplan 2012-2018. Met nadruk wordt gewezen op het gestelde dat het aantal kampeerplaatsen per saldo ongeveer gelijk moet blijven. 4. Met betrekking tot het aspect permanente bewoning recreatiewoningen wordt het volgende opgemerkt. In de plantoelichting wordt opgemerkt dat een aantal recreatiewoningen en oude beheerderswoningen al tijden permanent bewoond worden en dat er geen (financiële) middelen zijn om handhavend op te treden. De keuze om oude beheerderswoningen te bestemmen tot woningen is wellicht voorstelbaar. Dit geldt echter niet zondermeer voor de betreffende recreatiewoningen. Wellicht is het mogelijk dat voor bepaalde woningen persoonlijk overgangsrecht van toepassing is verklaard, maar dit blijkt niet uit de plantoelichting. Gewezen wordt op het feit dat het omzetten van recreatiewoningen/beheerderswoningen een toename betekend van de woningvoorraad en consequenties heeft voor de nog te maken woningbouwafspraken in regionaal verband. Geadviseerd wordt de betreffende woningen te inventariseren, de locaties aan te geven en voor zover sprake is van persoonlijk overgangsrecht dit aan te geven. Aan de hand van deze inventarisatie dient een inzichtelijke afweging in de te maken keuzen te worden gemaakt.
6
Overweging 1. Abusievelijk zijn niet alle kaarten van de verordening goed verwerkt op de plankaart : a. Natuur: er zijn een aantal kleine onderdelen van het plangebied die volgens de verordening aangewezen zijn voor natuur. Dit betreft gedeeltelijk natuur op de bestaande recreatieterreinen. Voor deze onderdelen geldt dat realisering van de natuurdoelstelling in de toekomst niet wordt nagestreefd en dat de functie dit ook niet mogelijk maakt en dus geen toekomstwaarde heeft. De actuele natuurwaarden zijn, gelet op het intensieve gebruik gering. Er zal dan ook geen regeling worden opgenomen binnen dit bestemmingsplan. Daarnaast zijn er een aantal ‘snippers’/reststroken natuur die door onzuiverheid van de verordening abusievelijk binnen de Groen bestemming vallen. In het merendeel van de gevallen gevallen grenzen deze stroken aan beschermde dijken. Wij zijn van mening dat het al aanwezige aanlegvergunningenstelsel deze gronden voldoende beschermd Hierdoor zijn werkzaamheden alleen onder voorwaarden mogelijk. Het is niet logisch dat voor deze ‘snippers’/reststroken door onzuiverheid van de verordening moeten worden aangewezen voor natuur binnen dit bestemmingsplan. b. en ‘snippers’ binnen de bestemming Groen. Daar waar sprake is van natuur binnen bestaand groen zal op de verbeelding de aanduiding ‘natuur’ worden opgenomen. In de regels zal aanlegverbod worden opgenomen waarin werkzaamheden alleen onder voorwaarden zijn toegestaan. c. Op een aantal locaties is sprake van een natuurbestemming op ingebruik zijnde percelen/standplaatsen. In deze situaties is geen sprake van natuur gezien de intensivering van het gebied. In paragraaf 4.5 zal nader gemotiveerd worden waarom voor deze plandelen geen sprake kan zijn van natuur. Er is voor deze plandelen dan ook geen natuurbestemming of een aanduiding natuur opgenomen. d.
Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. De bestaande structuren worden vastgelegd in de daarop toegespitste bestemmingen. Er zijn geen cultuurhistorische waardevolle elementen binnen het plangebied aanwezig die om een extra aanduiding of een specifieke bestemming vragen voor het behoud en waarborgen van de aanwezige cultuurhistorie. Door het opnemen van een dubbelbestemming voor archeologische waarden wordt een adequate bescherming geboden aan de archeologische waarden die in het plangebied voorkomen. Voor een aantal wegen binnen het plangebied geldt dat deze karakteristiek zijn voor het landschap. Hiervoor is de bestemming Verkeer – Beschermde Dijk opgenomen waarbij een omgevingsvergunning is vereist voor het uitvoeren van werkzaamheden. 2. Abusievelijk is de molenbiotoop bij Nieuwvliet voor Camping International niet opgenomen. Camping International zal geen deel meer uitmaken van het bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen. De molenbiotoop hoeft dan ook niet opgenomen te worden. 3. Hoofdstuk 3 van de toelichting wordt aangevuld met het verblijfsrecreatieve beleid uit het omgevingsplan.
7
4. In het bestemmingsplan worden uitsluitend twee oude beheerderswoningen en een woning die al heel lang permanent wordt bewoond gelegaliseerd voor permanente bewoning. Het betreft: Sincfal 1 in Cadzand-Bad en Zeekraalstraat 41A en 42 in Nieuwvliet-Bad (beide beheerderswoningen). De beheerderswoningen maken geen deel meer uit van een recreatieonderneming. Alle drie de woningen worden al jarenlang permanent bewoond. Het betreft dan ook legalisering van een al zeer lang bestaande situatie. Conclusie De zienswijze van reclamant wordt gedeeltelijk gegrond verklaard. De zienswijze leidt tot de volgende aanpassingen. 1. Een aantal locaties binnen het plangebied zijn aangewezen voor natuur. In paragraaf 4.5 zal nader gemotiveerd worden waarom voor deze plandelen specifieke aanduiding is opgenomen en dus ook niet zodanig geregeld zal worden in dit bestemmingsplan. 2. Hoofdstuk 3 van de toelichting wordt aangevuld met het verblijfsrecreatieve beleid uit het omgevingsplan. Overlegreactie Gebiedscommissie West Zeeuwsch-Vlaanderen Overlegreactie 1. Het ontwerp bestemmingsplan is positief ontvangen bij de gebiedscommissie. Het plan zorgt voor een actuele, eenduidige en samenhangende bestemmingsregeling voor de verblijfsrecreatieterreinen en een vereenvoudiging van de regelgeving. De ondernemer krijgt meer ruimte en verantwoordelijkheid. 2. De gebiedscommissie spreekt wel haar zorg uit met betrekking tot de kwaliteit van bouwwerken. Immers, bouwwerken tot 70 m² zijn vergunningsvrij, terwijl deze bouwwerken een relatief groot oppervlakte van een verblijfsrecreatieterrein kunnen beslaan. Geadviseerd wordt om samen met de Recron te bekijken wat de mogelijkheden zijn om er toch de gewenste kwaliteit te kunnen garanderen. Gemeentelijk commentaar 1. Wij nemen deze opmerking ter kennisgeving aan. 2. Een belangrijke doelstelling van dit bestemmingsplan is het bieden van flexibiliteit aan ondernemers. Het is wenselijk dat ondernemers snel kunnen inspelen op nieuwe trends. De ondernemer kan in principe worden aangemerkt als deskundige op het gebied van vraag en aanbod: hij kent als geen ander de wensen van de huidige recreant. Deze gedachtengang ligt ten grondslag aan de keuze van de onderliggende bestemmingsregeling waarin we niet meer willen regelen dan nodig is. Echter we onderschrijven het belang van beeldkwaliteit. Om excessen te voorkomen is de rapportage ‘ruimtelijke kwaliteit recreatieterreinen’ opgesteld. Hier wordt aangegeven dat bij het: a. omzetten van standplaatsen kampeermiddel naar bouwwerken voor recreatiefnachtverblijf binnen 30 meter vanaf de grens van het terrain en voor; b. Vernieuwen/verplaatsen van bouwwerken voor recreatief nachtverblijf binnen 30 meter vanaf de grens van het recreatieterrein Extra voorwaarden worden gesteld. Hierbij wordt vrijheid aan de ondernemer beoogd maar kan de gemeente excessen voorkomen. De rapportage zal deel uitmaken van de regels. Hiervoor zal in de regels een regeling worden opgenomen waaraan getoetst kan worden.
8
Conclusie De zienswijze van reclamant wordt gegrond verklaard. De zienswijze leidt tot de volgende aanpassingen: 1. Opstellen van rapportage van richtlijnen om excessen door vergunningsvrij bouwen te voorkomen; 2. De rapportage juridisch verankeren in de regels. 3. De toelichting daar waar nodig aanvullen.
3.
Zienswijzen
3.1
Ontvankelijkheid
Naar aanleiding van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen Sluis zijn de navolgende schriftelijke zienswijzen ingediend.
Nummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Ingekomen bij de gemeente 25 april 2013 7 mei 2013 8 mei 2013 13 mei 2013 13 mei 2013 14 mei 2013 21 mei 2013 21 mei 2013 21 mei 2013 21 mei 2013 22 mei 2013 22 mei 2013
Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft van 11 april 2013 gedurende zes weken, dus tot en met 22 mei 2013 ter inzage gelegen. De zienswijzen zijn op tijd ingediend. Op grond van dit criterium zijn deze zienswijzen dan ook ontvankelijk.
3.2
Zienswijzen
Reclamant 1 Samenvatting 1. De reclamanten vragen waarom er voor Droompark Schoneveld een uitbreidingsmogelijkheid is opgenomen van het aantal eenheden. 2. Tevens verzoeken zij op de hoogte te worden gehouden van eventuele uitbreiding van de oppervlakte van het recreatieterrein aan de noord- en de westkant. 3. Tenslotte wijzen zij op de brandveiligheidseisen. Meer bepaald gaat het om het niet voldoen aan de NEN norm voor gasleidingen en het elektriciteitsnet.
9
Overweging 1. De vraag waarom er een uitbreidingsmogelijkheid is opgenomen voor Droompark Schoneveld berust waarschijnlijk op een misvatting. Er is geen uitbreidingsmogelijkheid opgenomen voor het aantal eenheden. Uitgangspunt voor alle terreinen in onderliggend bestemmingsplan is dat het aantal standplaatsen is opgenomen zoals dat in de voormalige Wor-vergunning is opgenomen. 2. Reclamanten willen op de hoogte te worden gehouden van een eventuele uitbreiding van het recreatieterrein aan de noord- of zuidkant. Deze vraag valt buiten het bereik van onderliggend bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat ten aanzien van elke planologische procedure de wettelijke inspraak- danwel zienswijzenprocedure wordt doorlopen. Hiervan wordt melding gedaan in de Zeeuwsch Vlaams Advertentieblad, in de meeste gevallen in de Staatscourant (niet bij inspraak) en op de website www.gemeentesluis.nl. 3. Tenslotte vragen reclamanten aandacht voor de brandveiligheidseisen. Dit onderdeel valt onder uitvoering en niet onder het planologische kader. In het bestemmingsplan is opgenomen dat moet worden voldaan aan de geldende brandveiligheidseisen. De daadwerkelijke controle of dit ook zo gebeurd, valt buiten de ruimtelijke kaders van dit bestemmingsplan. Conclusie De zienswijze van reclamant wordt ongegrond verklaard. De zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.
Reclamant 2 Samenvatting De reclamant verzoekt om de bestaande schuur die voor agrarische activiteiten is bestemd, tevens te bestemmen voor recreatief mede gebruik. Overweging De schuur is "tevens" bestemd voor agrarische activiteiten. Recreatief mede gebruik is zonder meer toegestaan. Conclusie De zienswijze van reclamant wordt ongegrond verklaard. De zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.
Reclamant 3 Samenvatting De reclamanten zijn eigenaar van een recreatiewoning gelegen aan de Kaapvaartstraat 1 te Retranchement. Het perceel heeft een oppervlakte van 1000 m². Zij zijn van mening dat het ontwerpbestemmingsplan niet tegemoetkomt aan de uitgangspunten zoals neergelegd in de Kadernota Recreatief Verblijf gemeente Sluis. Meer bepaald menen zij dat zonder duidelijke reden wordt afgezien van het uitbreiden van het bebouwbaar oppervlak tot 25% van de perceelsgrootte c.q. 130 m² en een beperking wordt voorzien tot 125 m². Dit terwijl voor wat grotere huizen er een bestendiging plaatsvindt van de oude situatie.
10
Overweging In het bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen zullen wij de toegestane oppervlakte van een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding -2" vergroten van 125 m² naar 130 m². Het vergroten van het bouwvlak achten wij gelet op de ligging en de grootte van de percelen, ruimtelijk aanvaardbaar. Conclusie De zienswijze wordt gegrond verklaard. Het bestemmingsplan wordt als volgt aangepast. In artikel 42, lid 2 onder 2 wordt de maximale oppervlakte van een bouwwerk voor een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-2" gewijzigd van 125 m² naar 130 m².
Reclamant 4 Samenvatting De reclamanten zijn eigenaar van het pand Pèse Schorre 8 te Cadzand. De recreatiewoning is gelegen op een perceel met een oppervlakte van ruim 1100 m². Zij willen de bestaande woning slopen en een nieuwe recreatiewoning realiseren. De reclamanten menen dat het ontwerpbestemmingsplan nauwelijks uitbreidingsmogelijkheden worden geboden. De wijzigingsbevoegdheid om uit te kunnen breiden naar 130 m² vinden zij niet passen in verhouding tot de bestaande mogelijkheden. Zij verwijzen naar de differentiatie die aangebracht is in bouwmogelijkheden bij recreatieterrein Zomerdorp Het Zwin in relatie tot perceelsgrootte. Verzocht wordt om voor Pèse Schorre een gelijkaardige differentiatie aan te brengen, zodat zij een grotere woning kunnen realiseren. Overweging In het bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen zullen wij het oudere gedeelte van Pèse Schorre aan de grotere percelen met een oppervlakte vanaf 520 m² een aanduiding "specifieke bouwaanduiding -2" toekennen waarbij de toegestane oppervlakte van de recreatiewoningen 130 m² zal bedragen. Het vergroten van de betreffende bouwvlakken achten wij uit stedenbouwkundig opzicht, gelet op de ligging en de grootte van de percelen, ruimtelijk aanvaardbaar. Conclusie De zienswijze wordt gegrond verklaard. Het bestemmingsplan wordt als volgt aangepast. In artikel 32 zal voor een aantal percelen, waaronder het onderhavige perceel een aanduiding "specifieke aanduiding -2" worden opgenomen waarbij de maximale oppervlakte van een recreatiewoning van 130 m² is toegestaan. Reclamant 5 Samenvatting
11
Op het zuidelijk gedeelte van Zomerdorp het Zwin zijn een tweetal driehoekige stroken restgroen gelegen. De reclamant vraagt naar de mogelijkheid de grond aan te kopen, te ontwikkelen en hier 5 recreatiewoningen op te realiseren Overweging Onderliggend bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. Het uitgangspunt is dat er geen nieuwe ontwikkelingen worden meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden afzonderlijk beoordeeld en hiervoor dient - indien van toepassing - een afzonderlijke planologische procedure te worden doorlopen. Conclusie De zienswijze van reclamant wordt ongegrond verklaard. De zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen. De ontwikkeling wordt niet meegenomen in bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen.
Reclamant 6 Samenvatting De reclamant maakt bezwaar tegen het feit dat de een wijzigingsprocedure dient te worden doorlopen om de recreatiewoning gelegen aan de Kaapvaartstraat 21 te Retranchement uit te breiden tot maximaal 130 m², terwijl een oppervlakte van 125 m² rechtstreeks wordt toegestaan. Een dergelijke langdurige procedure staat niet in verhouding tot de minimale mogelijkheden (5 m² extra) die hiermee geboden wordt. Overweging In het bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen zullen wij de toegestane oppervlakte van een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding -2" vergroten van 125 m² naar 130 m². Het vergroten van het bouwvlak achten wij gelet op de ligging en de grootte van de percelen, ruimtelijk aanvaardbaar. Conclusie De zienswijze wordt gegrond verklaard. Het bestemmingsplan wordt als volgt aangepast. In artikel 42, lid 2 onder 2 wordt de maximale oppervlakte van een bouwwerk voor een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-2" gewijzigd van 125 m² naar 130 m². Reclamant 7 Samenvatting De reclamant wenst de huidige bestemming (horeca, detailhandel, vaste bewoning) van het pand Zeedijk 11 te Nieuwvliet te behouden. Overweging Op grond van het vigerende bestemmingsplan Nieuwvliet-Bad Oost rust op het betreffende perceel de bestemming 'detailhandel'. Vestiging van een detailhandelsbedrijf al of niet in samenhang met een horecabedrijf is toegestaan. Permanente bewoning is
12
niet toegestaan. Uit onderzoek blijkt dat op dit adres geen personen staan ingeschreven in de GBA-administratie en dit in het verleden ook niet het geval is geweest. Een bestemming wonen zal dan ook niet worden opgenomen. Conclusie De zienswijze van de reclamant wordt gedeeltelijk gegrond verklaard. De bestemming van het pand Zeedijk 11 te Nieuwvliet zal in het bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen worden aangepast conform de bestaande planologische mogelijkheden. Permanente bewoning is niet toegestaan.
Reclamant 8 Samenvatting In het ontwerpbestemmingsplan is het aantal standplaatsen voor Den Molinshoeve vastgesteld op 90. Binnen de provinciale en gemeentelijke kwaliteitseisen is naar de mening van de reclamant ruimte voor uitbreiding van het aantal standplaatsen tot 120. Verwezen wordt naar de mogelijkheid voor het uitbreiden van het aantal standplaatsen op andere terreinen, omdat de opgenomen aantallen gebaseerd zijn op het aantal vergunde standplaatsen op basis van de Wor-vergunning. Overweging In dit bestemmingsplan is er voor gekozen gebruik te maken van de meest recente beschikbare vastgestelde gegevens voor wat betreft het aantal toegestane standplaatsen. Omdat er in de meeste gevallen sprake is van verouderde bestemmingsplannen, is teruggevallen op de aantallen zoals opgenomen in de vroegere Wor-vergunning. Voor camping Den Molinshoeve is er naar aanleiding van een kwaliteitsverbetering en een daar bijbehorende ruimtelijke uitbreiding in 2007 een bestemmingsplan vastgesteld. Daarbij is voldaan aan de rood-voor-groen bepalingen van het Gebiedsplan West Zeeuwsch-Vlaanderen. Als onderdeel van deze procedure is een privaatrechtelijke overeenkomst afgesloten. Omdat er sprake is van een actueel bestemmingsplan dat bovendien gebaseerd dat is op een maatwerkcontract, is het ongewenst om uitbreiding van aantal standplaatsen in onderliggend bestemmingsplan toe te staan. Conclusie De zienswijze van reclamant wordt ongegrond verklaard. De zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.
Reclamant 9 Samenvatting De reclamant maakt bezwaar tegen het feit dat aan een uitbreiding van een recreatiewoning tot 130 m² een planologische wijzigingsprocedure is verbonden is. Verwezen wordt naar mondelinge toezeggingen. Overweging Voor alle terreinen is een uitbreiding van recreatiewoningen met 20% zonder meer toegestaan. Er is voor gekozen om op een aantal terreinen ruimere bouwmogelijkheden toe te staan. Het betreft die (gedeelten van) terreinen die ruim van opzet zijn met grotere
13
percelen. Het park Nieuwvliet-Bad-Oost behoort tot een van de oudere parken uit de streek. Het is gebouwd in een tijd dat de eisen aan vakantieverblijven anders waren dan tegenwoordig het geval is. De stedenbouwkundige opzet is een afspiegeling daarvan. De percelen zijn in basis klein. Een aantal eigenaren van recreatiewoningen hebben de mogelijkheid gekregen hun perceel uit te breiden. Het ligt echter niet voor de hand voor deze percelen uitbreiding tot 130 m² rechtstreeks toe te staan, mede gezien de mogelijke ruimtelijke impact hiervan. Het is gewenst enige sturing te kunnen blijven geven aan mogelijk grotere uitbreidingen. Conclusie De zienswijze van reclamant wordt ongegrond verklaard. De zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.
Reclamant 10 Samenvatting De reclamant stelt de volgende vragen: 1. Waaruit bestond de opdracht aan RBOI en wanneer werd deze gegund? 2. Hoe werd RBOI geselecteerd en hoe werd onafhankelijkheid gegarandeerd? 3. Hoe werd niet enkel de aspecten van ondernemers van verblijfrecreatieterreinen onderzocht, maar ook deze van bewoners en milieu? 4. Wat zijn de definities van kleinschalige kampeerterreinen en landschapscampings dit in relatie tot de verblijfsrecreatieterreinen? 5. Wat zijn de afwijkingen tussen de vigerende bestemmingsplannen en het ontwerpbestemmingsplan? Het plan is onnauwkeurig en onvolledig om dit te kunnen vaststellen. 6. Voor welke verblijfsrecreatieterreinen is er een apart bestemmingsplan opgesteld en wat is de procedure hiervan? 7. Het voorliggende bestemmingsplan vervangt een 13-tal andere bestemmingsplannen. In welke orde wordt elk van deze plannen geheel dan wel gedeeltelijk vervangen 8. Graag een nadere toelichting waarom er voor gekozen is "de huidige situatie per terrein volledig onder te brengen in hoofdstuk 5". 9. Waarom is camping De Wachtsluis niet opgenomen en camping De Woordhoeve wel? 10. Waarom is Roompot Cadzand niet opgenomen en Roompot Breskens wel? 11. Camping International wordt opgesomd, maar niet aangeduid op het plan? Is Pierewiet niet opgenomen in voorliggend bestemmingsplan? Wat is de status van de bestemmingsplanprocedure die in 2012 werd gevolgd voor Camping International? 12. Graag de vermelding op p. 15, 15, 17, 18 en 19 "overige planonderdelen" nader en exhaustief beschrijven. 13. Inzake wetgeving wordt gesteld dat "voor zover ruimtelijk relevant" de Wor voorwaarden na 1 januari 2008 in het bestemmingsplan dienden te worden geregeld. Hoe werden deze voorwaarden tot op heden geregeld? Hoe worden de niet ruimtelijk relevante Wor voorwaarden geregeld? 14. Wat zijn de wijzigingen in verband met de Wabo en Bor? Wat is hun mogelijke impact op de omgeving? Hoe wordt hieraan invulling gegeven in onderliggend bestemmingsplan? Welke welstandseisen worden in het bestemmingsplan opgenomen en hoe verhouden die zich tot de Wabo en Bor?
14
15. De voorziene breedte van de groenstrook bedraagt 5 meter in plaats van de doorgaans voorziene strook van 10 of 15 meter. Is er ook sprake van een verplichte minimale hoogte van de beplanting in verband met zicht en lawaai? Welk langzaam verkeer is toegestaan in de groenstroken en verhoudt zich dit tot voorgaande wet- en regelgeving en vigerende bestemmingsplannen? 16. Waaraan is de definitie van permanente bewoning ontleend? 17. Welke woningen worden in het onderliggende plan gelegaliseerd ten behoeve van zowel permanent en recreatief gebruik? 18. Betreffende provinciaal en gemeentelijk beleid ontbreken referenties naar de betreffende wet- en regelgeving alsook de verbinding met onderliggend bestemmingsplan. 19. Regelen de genoemde wet- en regelgeving inzake archeologie en cultuurhistorie ook de vrijwaring van de blik op zee, polders, molens e.d.? Indien dat niet het geval is, hoe worden deze dan precies geregeld en/of gevrijwaard in het onderliggende bestemmingsplan? 20. Hoe werd gekomen tot de positieve conclusies ten aanzien van waterbeheer, ecologie, bodem, wegverkeer, luchtkwaliteit en milieuhinder? 21. Hoe staan de aspecten genoemd onder 19 in verhouding tot uitbreidingsmogelijkheden van 20% van het bebouwd oppervlak van de recreatiewoningen of bouwwerken voor recreatief nachtverblijf? Zal de gemeente instaan voor mogelijke verslechtering van het woonmilieu en mogelijke verslechtering van de economische waarde? 22. Waarom is het noodzakelijk dat uitbreidingsmogelijkheden worden geboden, mede gezien het feit dat het aantal toeristische kampeermiddelen afneemt en de terreinen al lange tijd niet meer voor hun gehele bestaande capaciteit worden benut? 23. Uitgangspunt is dat de raad geen exploitatieplan hoeft vast te stellen omdat de kosten anderszins zijn verzekerd. Wat wordt hiermee bedoeld en hoe wordt verzekerd dat buurtbewoners geen planschade zullen lijden? 24. Reclamant is van mening dat het bestemmingsplan nader moet worden uitgewerkt, per casus. Hiervoor dient voorts de gebruikelijke procedure voor inspraak en overleg te worden doorlopen. Overweging 1. Dit aspect is planologisch en ruimtelijk niet relevant. 2. Dit aspect is planologisch en ruimtelijk niet relevant. 3. In hoofdstuk 4 wordt het bestemmingsplan getoetst aan de aspecten archeologie, cultuurhistorie, water, ecologie, bodemkwaliteit, wegverkeerslawaai, luchtkwaliteit, milieuhinder en externe veiligheid. Bij het toetsen wordt met alle planologische en milieuaspecten rekening gehouden voor zowel de bedrijven als omwonenden en omliggende bedrijven. De algehele conclusie van de toetsingen is dat de aspecten met de vaststelling van het bestemmingsplan geen belemmeringen vormen voor de ondernemers en/of de omliggende bedrijven en/of omwonenden. 4. In het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Sluis staat in artikel 3.5.5. onder kleinschalig kamperen aangegeven dat dit ten hoogste 15 kampeereenheden zijn op of in aansluiting van een agrarisch bouwvlak. Voor een landschapscamping staat aangegeven in artikel 21.4 dat dit een camping betreft met ten hoogste 60 seizoensgebonden standplaatsen, per standplaats wordt ten minste 833 m2 aan natuur- en landschapswaarden gerealiseerd. 5. In paragraaf 5.1 staat aangegeven dat naar aanleiding van de Wet ruimtelijke ordening bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. De opbouw van de artikelen en de vormgeving van
15
de regels is hier dan ook op aangepast. Vervolgens wordt in paragraaf 5.5 de algemene uitgangspunten toegelicht van het plan en vervolgens per artikel/paragraaf onder het kopje ‘Wat zijn de belangrijkste verschillen met de voorheen geldende bestemmingsregeling?’ specifiek voor het recreatieterrein. Wij zijn van mening dat er dan ook voldoende is ingegaan op de verschillen ten opzichte van de vorige bestemmingsplannen. Voor de volledigheid zullen wij in paragraaf 5.5 nog verwijzen naar paragraaf 3.4.2 waar de Kadernota recreatief verblijf wordt toegelicht. 6. De recreatieterreinen waarbij voor de gronden een bestemmingsplan geldt die jonger is dan 2008 zijn niet meegenomen in dit bestemmingsplan. De reden hiervan is dat deze voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening die in 2008 inwerking is getreden. Voor een nadere toelichting zie ook paragraaf 5.1 van de toelichting 7. In dit bestemmingsplan zijn alleen de gronden van de genoemde recreatieterreinen opgenomen en de planonderdelen zoals genoemd in paragraaf 2.3 opgenomen. Het klopt dat een aantal ondergeschikte planonderdelen uit de oude bestemmingsplan niet is meegenomen binnen dit bestemmingsplan. Hiervoor is besloten om deze op te nemen in de herziening van het bestemmingsplan Buitengebied om dat de bestemmingen van deze gronden hier beter op aansluiten. 8. Vanaf 2008 is het verplicht bestemmingsplannen te publiceren op www.ruimtelijkeplannen.nl. Het digitale plan is dan ook leidend. Het digitaal lezen van een plan gaat anders dan bij een analoge versie. Om op internet het doorklikken zoveel mogelijk te voorkomen is voor deze opzet gekozen. Voor de volledigheid voor de analoge duidelijkheid van het plan zullen wij in paragraaf 2.2 per opgenomen recreatieterreinen de zinsnede ‘zie ook paragraaf….’ opnemen. 9. Zie de beantwoording onder 6. 10. Zie de beantwoording onder 6. 11. Tijdens het opstellen van het bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen was onduidelijk wanneer het bestemmingsplan van Camping International vastgesteld zou worden. Sinds de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan Camping International heeft de initiatiefnemer een analyse laten opstellen voor eventuele planschade als gevolg van de ontwikkeling. Daarnaast heeft de initiatiefnemer meermaals geprobeerd overleg te voeren met de buurt over de ontwikkeling. De initiatiefnemer heeft intussen de anterieure overeenkomst met de gemeente gesloten en de gemeente gaat het bestemmingsplan Camping International aanbieden bij de gemeenteraad ter vaststelling. De camping zal dan ook als ambtshalve wijziging uit het bestemmingsplan verblijfsrecreatieterreinen worden gehaald. 12. Zie hiervoor de beantwoording onder 5 en 8. 13. In de wet openluchtrecreatie waren onder andere regels opgenomen inzake hygiëne, de gezondheid en veiligheid. Met intrekking van de wet is de wetgever ervan uit gegaan dat de ondernemer zich houdt aan de milieuwetgeving De wetgever schrijft dus niet voor hoeveel toiletten of bijvoorbeeld douches een recreatieterrein moet hebben. 14. In hoofdstuk 3.1 wordt nader ingegaan op de Wet algemene regels omgevingsrecht (Wabo, 2010) en het Besluit omgevingsrecht (Bor). De belangrijkste wijziging is dat het Bor geen onderscheid meer maakt tussen stacaravans en andere gebouwen voor recreatief nachtverblijf zoals een chalet of recreatiewoning. Daarnaast is het toegestaan bouwwerken voor recreatief nachtverblijf te plaatsen zonder omgevingsvergunning als deze kleiner is dan 70 m2, niet hoger dan 5 m en dit ook mag binnen het bestemmingsplan. In voorliggend bestemmingsplan is hiermee geen rekening gehouden. In het bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen is uitgegaan van de oppervlakte zoals geregeld in de nu geldende bestemmingsplannen met
16
boven op deze oppervlakte een directe uitbreidingsmogelijkheid van 20% zoals omschreven in de Kadernota recreatief verblijf. De oppervlakte verschilt per terrein en kan dan ook meer of minder dan 70 m2 bedragen. 15. In de Kadernota Recreatief Verblijf is aangegeven dat voor bestaande recreatieterreinen voor het aspect landschappelijke inpassing het geldende bestemmingsplan bepalend is voor de breedte van de randbeplanting. Stelt het bestemmingsplan geen nadere eisen aan de randbeplanting dan geldt een minimale randbeplanting van 5 meter breed. Er geldt geen minimale hoogte voor de randbeplanting. Wel is in de regels een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Dit betekent dat de beplanting niet zonder vergunning verwijderd, gekapt of gerooid mag worden. In de groenstroken is alleen langzaamverkeer toegestaan op plaatsen waar nu een langzaamverkeersverbinding is. Wellicht komt dit niet altijd overeen met het geldende plan maar wel met de huidige situatie. 16. In da Kadernota Recreatief Verblijf is voor permanente bewoning de volgende definitie opgenomen: bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- en verblijfplaats. Deze regeling is conform andere bestemmingsplannen in de gemeente Sluis opgenomen. 17. In het bestemmingsplan worden uitsluitend twee oude beheerderswoningen en een woning die al heel lang permanent wordt bewoond gelegaliseerd voor permanente bewoning. Het betreft: Sincfal 1 in Cadzand-Bad en Zeekraalstraat 41A en 42 in Nieuwvliet-Bad (beide beheerderswoningen). De beheerderswoningen maken geen deel meer uit van een recreatieonderneming. Alle drie de woningen worden al jarenlang permanent bewoond. Het betreft dan ook legalisering van een al zeer lang bestaande situatie. 18. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op wet- en regelgeving. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 per sectoraal aspect het beleid toegelicht, is het bestemmingsplan hieraan getoetst en worden de conclusies genoemd. 19. In 1992 heeft Nederland het Verdrag van Valetta getekend. Dit verdrag bepaalt dat er op een verantwoorde wijze omgegaan moet worden het archeologisch erfgoed. Binnen het plangebied bevinden zich drie terreinen met een hoge archeologische waarde namelijk bij de kern Breskens (Roompot), bij de kern Sluis (Camping de Meidoorn) en bij Hof het Zuiden. Bij bodemingrepen groter dan 50 m2 geldt een onderzoeksverplichting. Voor de gronden geldt de in artikel 48 opgenomen bestemming Waarde – Archeologie. Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is alleen onder bepaalde voorwaarden mogelijk. Daarnaast geldt voor een aantal delen van het plangebied een middelhoge verwachtingswaarde. Voor deze gronden geldt de in artikel 49 ‘Waarde – Archeologie – 2’ opgenomen. bestemming, waarbij vanaf 250 m2 een onderzoeksverplichting geldt. Voor het aspect cultuurhistorie geldt de per 1 juli 2011 in werking getreden Modernisering Monumentenzorg. Dit betekent dat gemeente verantwoordelijk zijn om cultuurhistorische waarden te betrekken bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan. In bestemmingsplannen wordt indien van toepassing voor bestaande molens een molenbiotoop opgenomen. In voorliggend bestemmingsplan is dit met het niet meer opnemen van Camping International niet meer aan de orde. Het uitzicht over polders wordt indien gewenst geborgd in bijvoorbeeld een bestemmingsplan Buitengebied. Uitzicht over de zee is uitsluitend mogelijk vanaf de dijken in Zeeuws-Vlaanderen. In het bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen zijn voorliggende aspecten niet aan de orde.
17
20. In voorliggend bestemmingsplan wordt de huidige situatie op de verblijfsrecreatieterreinen vastgelegd en wordt direct een uitbreiding van 20% van het bebouwd oppervlak van recreatiewoningen en/of bouwwerken voor recreatief nachtverblijf mogelijk gemaakt. a. Water (paragraaf 4.2): Voor het aspect water is het verplicht dat de waterbeheerder, in dit geval waterschap Scheldestromen, een positief advies geeft over het bestemmingsplan. Het waterschap Scheldestromen heeft gereageerd op het bestemmingsplan. In de beantwoording op de overlegreactie is aangegeven hoe om te gaan met de opmerkingen van het waterschap. Daar waar nodig wordt dit aangepast in het bestemmingsplan. b. Ecologie (paragraaf 4.5): voor het aspect ecologie is getoetst of de beschermde natuurwaarden en soorten worden aangetast. Verschillende recreatieterreinen liggen op korte afstand van gebieden die zijn aangewezen als Natura-2000 gebied. Het gaat daarbij om natuurgebied Westerschelde & Saefthinge en Zwin & Kievitpolder. Verblijfsrecreatieterreinen worden zeer intensief gebruikt. In voorliggend bestemmingsplan is geen sprake van een toename van het aantal eenheden waardoor de intensiteit van de verblijfsrecreatie niet toeneemt. Wel wordt binnen dit bestemmingsplan direct 20% uitbreiding van de oppervlakte van de bouwwerken toegestaan. Deze extra bouwmogelijkheden worden toegestaan gezien de hedendaagse wensen van recreanten. Bij de recreatieterreinen is sprake van landschappelijke inpassing van de terreinen. Deze beperkte uitbreiding heeft dan ook geen (ruimtelijke) invloed op de omgeving. Daarnaast zijn de percelen/standplaatsen groot genoeg om de uitbreiding direct mogelijk te maken. c. De bodemkwaliteit ter plaatse van een gebied wordt uitsluitend getoetst bij nieuwe ontwikkelingen. Op moment dat de bodemkwaliteit ter plaatse van een gebied wordt getoetst gebeurd dit op basis van de Wet milieubeheer. d. Ook voor Wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit wordt uitsluitend getoetst bij nieuwe ontwikkelingen. Bij het opstellen van een nieuw ruimtelijk plan wordt de afweging gemaakt of de eventuele gevolgen voor wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit aanvaardbaar zijn. e. Aangezien geen sprake is van een toename van het aantal eenheden heeft 21. De mogelijkheid voor 20% extra bebouwing voor de betreffende recreatiewoningen en bouwwerken voor recreatief nachtverblijf levert geen milieukundige effecten op voor omwonenden. De extra bouwmogelijkheden zijn louter afgestemd op hedendaagse wensen van recreanten. Daarnaast is sprake van geconcentreerde locaties is het buitengebied. 22. Juist vanwege het feit dat de vraag naar standplaatsen voor tenten en caravans afneemt wordt met het voorliggende bestemmingsplan aan de ondernemers flexibiliteit geboden in het soort eenheden dat wordt geplaatst. Dit moet ervoor zorgen dat het recreatieve product van de gemeente Sluis verder wordt versterkt. Voor het overige zie de beantwoording onder 20 en 21. 23. Het bestemmingsplan verblijfsrecreatieterreinen levert geen kosten voor de gemeente op anders dan plankosten (kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan en de ambtelijke begeleiding). Eventuele planschade als gevolg van dit bestemmingsplan wordt niet verwacht. Mochten verzoeken tot planschade toch worden gehonoreerd dan wordt dit betaald vanuit de algemene middelen.
18
24. De inspraakprocedure, in welk kader het voorontwerpbestemmingsplan in het verleden ter inzage werd gelegd, is enkele jaren geleden geschrapt uit de Wet ruimtelijke ordening. Een verplichting hiertoe bestaat dan ook niet. De gevolgde procedure biedt voldoende rechtswaarborgen voor belanghebbenden. Conclusie De zienswijze van reclamant wordt gedeeltelijk gegrond verklaard. De zienswijze leidt tot de volgende aanpassingen: 1. In paragraaf 5.5 zal voor de volledigheid verwezen worden naar paragraaf 3.4.2 waar de Kadernota recreatief verblijf wordt toegelicht. 2. Voor de analoge duidelijkheid van het plan wordt in paragraaf 2.2 per recreatieterrein de volgende zinsnede opgenomen ‘zie ook paragraaf….’ Reclamant 11 Samenvatting De reclamanten reageren met name op de regeling die wordt opgenomen voor de terreinen Roompot Breskens en Schoneveld. 1. Een toelichting wordt gevraagd op het aspect "productdifferentiatie", meer bepaald de driedeling toeristische plaatsen, jaarplaatsen en standplaatsen, welke is losgelaten. Reclamanten zijn voorts van mening dat het creëren van flexibiliteit voor de ondernemer, een verslechtering betekent voor de concurrentiepositie van die ondernemer, evenals verlies aan inkomsten en waardevermindering van zijn panden. Zij menen dat er te ruime mogelijkheden worden geboden om het aantal recreatieve verblijven uit te breiden. Hierdoor verslechtert de positie van de "kleine spelers op de markt". Zij vragen of de gemeente zich er van bewust is dat een grote groep huurders een beroep zullen doen op planschade. Reclamanten vragen zich dan ook af hoe de gemeente hiermee zal omgaan en hoe zij deze claims in financiële zal opvangen. 2. Met betrekking tot de "interne groenstructuur" adviseren de reclamanten aan de passage dat de gemeente ondernemers adviseert om een intern hoogwaardige groenstructuur aan te leggen, toe te voegen dat de groenstroken ook als zodanig dienen te worden onderhouden. Zij benadrukken dat deze laatste toevoeging ook van toepassing op de gemeente in haar rol als eigenaar en beheerder van diverse groenstroken binnen haar grondgebied. Zij geven de gemeente in overweging de betreffende gronden over te dragen aan betreffende eigenaren van recreatiewoningen of een Vereniging van Eigenaren. 3. De reclamanten wijzen er op dat de benamingen "Beachparc Schoneveld", "Roompot Breskens", "Strandpark Scheldeveste", "Fort Soleil" en "Camping Zeebad" onjuist zijn. De correcte verwijzingen zijn "Camping Schoneveld" en "Vakantiepark Zeebad". 4. De beschrijving van de huidige situatie van "Roompot Breskens" paragraaf 5.34, is volgens reclamanten taalkundig niet juist waardoor onduidelijk is welke gedeelten het betreffen. Tevens dient het plan zorgvuldig gescreend te worden op de taalkundige toepassing van de term "terrein" in relatie tot de opbouw van het gebied in deelgebieden. 5. De reclamanten menen dat het realiseren van een bedrijfswoning op de deelparken "Fort Soleil" en "Strandpark Scheldeveste" niet aan de orde is. 6. Het gebruik van het begrip "bouwwerk voor recreatief gebruik" op p. 73 dient et worden gewijzigd "standplaatsen".
19
7. De reclamanten wijzen er op dat het raadzaam is om - ook voor andere samengestelde parken - per deelgebied het toegestane aantal eenheden te vermelden. 8. De reclamanten geven aan dat binnen de muren van de sporthal gelegen op "Strandpark Scheldeveste" restauratieve voorzieningen zijn welke niet vermeld worden in het ontwerpbestemmingsplan. Dit dient te worden vermeld. 9. Naast "Strandpark Scheldeveste kennen ook "Fort Soleil" en "Camping Zeebad" aparte extra parkeerterreinen. Dit dient te worden vermeld. 10. Er zijn feitelijk twee recepties van de Roompot-verhuurorganisatie. Dit dient te worden vermeld. 11. De sanitaire voorzieningen welke op "Camping Zeebad" gesitueerd zijn ontbreken in de opsomming. Dit dient te worden vermeld. 12. De reclamanten geven aan dat zij de verbeeldingen niet hebben kunnen raadplegen via het op internet beschikbare ontwerpplan. Om die reden wordt een voorbehoud gemaakt qua zienswijze. 13. Voor wat betreft "Recreatiepark Schoneveld" dient recht te worden gedaan aan de benaming van de deelparken "Bungalowpark Schoneveld" en "Droompark Schoneveld" danwel "Camping Schoneveld". 14. De reclamanten geven de suggestie om de tekst van de alinea "Wat is de huidige situatie" op p. 75 aan te vullen en te wijzigen. 15. De reclamanten menen dat het realiseren van een bedrijfswoning op deelpark "Bungalowpark Schoneveld" niet aan de orde is. 16. De reclamanten zijn van mening dat chalets in het licht van de jurisprudentie aangemerkt moeten worden als (recreatie)bungalows. 17. Horeca mag slechts ingeschaald worden tot ten hoogste categorie 1b en niet tot categorie 1c in verband met de gepaard gaande verkeersoverlast van daaronder toegestane bezorg- en afhaalservices. Eventuele meeneemservices zijn enkel toegestaan voor bezoekers van het eigen recreatiepark. 18. Verzocht wordt de aantallen genoemd op p. 180 en p. 72 te controleren en eventueel te corrigeren. 19. Gewezen wordt op een strook grond aan de oostzijde van het "Recreatiepark Schoneveld". Deze behoort in ruimtelijk opzicht bij "Bungalowpark Schoneveld", maar is in onderliggend plan toebedeeld aan "Camping Schoneveld". Deze verschuiving is volgens de reclamanten slecht voor de uitstraling van "Bungalowpark Schoneveld". Voorts is dit uit het oogpunt van veiligheid ongewenst. 20. De reclamanten wijzen er op dat de doorgang van "Droompark Schoneveld" naar "Bungalowpark Schoneveld" ontbreekt. Deze weg is in 2006 volgens reclamanten onrechtmatig aangelegd en door de gemeente in zoverre gelegaliseerd dat deze afgesloten diende te zijn voor gemotoriseerd verkeer. Zij stellen voor de bestemming sv-vv op te nemen. Zij wijzen er op dat er op "Camping Schoneveld" overigens sprake is drie zeer gevaarlijke uitgangen met neerklapbare paaltjes zonder enige sluisfunctie. Hierdoor kunnen kleine kinderen ongehinderd de weg op lopen. (Brom)fietsers kunnen met aanzienlijke snelheid de weg oprijden. Dit kan zeer gevaarlijke situaties tot gevolg hebben. De reclamanten wijzen op de handhavende taak in dat opzicht van de gemeente. Aanvullende zienswijze d.d. 11 juni 2013 In aanvulling op punt 18. hiervoor, verwijzen reclamanten naar het ontwerpbestemmingsplan Kustwerk Nieuwvliet, waarin de maximale inschaling van horeca is vastgesteld op horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horecaactiviteiten. Zij doen daarbij een beroep op het gelijkheidsbeginsel. .
20
Overweging 1. Ons inziens biedt de extra flexibiliteit juist extra mogelijkheden voor de ondernemer om zich te onderscheiden van de anderen en worden de mogelijkheden gelijkgetrokken. Verblijfsrecreatiebedrijven moeten flexibel op maatschappelijke ontwikkelingen kunnen inspelen. Terughoudendheid in regelgeving is dan ook nodig. Het uitgangspunt is regel niet meer dan nodig maar regel het wel goed. Dit is mogelijk met het type recreatie eenheid, de (soort en hoeveelheid) voorzieningen of de type recreatiegebied. De gemeente is dan ook niet van mening dat de vaststelling van het bestemmingsplan zorgt voor planschade. De uitvoerbaarheid van het plan staat dan ook niet ter discussie. 2. Wij onderschrijven het belang van een goed onderhouden groenstructuur. Het bestemmingsplan is hier echter niet het middel voor om dit voor elkaar te krijgen. Mocht u vragen hebben over het groen dat in eigendom is van de gemeente dan wordt geadviseerd contact op te nemen met de buitendienst van de gemeente. 3. Het is bij ons bekend dat voor de terreinen diverse andere benamingen worden gehanteerd. De namen zoals ze zijn gehanteerd in het bestemmingsplan is zoals deze bekend zijn bij de gemeente. De naamgeving heeft echter geen invloed op de regels die van toepassing zijn op een gebied. 4. Zie de beantwoording onder 3. 5. In het gebied dat in het bestemmingsplan deel uit maakt van Roompot Breskens (waaronder: Fort Soleil en Strandpark Scheldeveste) is per gebied één bedrijfswoning toegestaan. Deze bedrijfswoningen zijn al toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan. In de regels van het bestemmingsplan zijn de bedrijfswoningen abusievelijk niet opgenomen. De regeling zal hierop aangevuld worden. 6. Conform het nieuwe beleid mag op een standplaats een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf worden gerealiseerd. Dit betreft bijvoorbeeld een chalet een stacaravan of een trekkershut. 7. Voor de duidelijkheid zullen de toegestane aantallen op de verbeelding voor Roompot Breskens gesplitst worden per terrein. 8. In de toelichting op het bestemmingsplan zal opgenomen worden dat ter plaatse van de sporthal horeca-activiteiten plaatsvinden. 9. In de toelichting zal worden opgenomen dat ter plaatse van de recreatiegebieden ook "Fort Soleil" en "Camping Zeebad" ook afzonderlijke parkeergelegenheden zijn. 10. De recepties en de sanitairgebouwen maken onderdeel uit van de beheers- en dienstgebouwen die op de terreinen zijn toegestaan. 11. Zie de beantwoording onder 10. 12. Het bestemmingsplan heeft via ruimtelijkeplannen.nl gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Daarnaast is het gepubliceerd op de gemeentelijk website. De website van de gemeente is op dit moment in ontwikkeling maar wel steeds bereikbaar. Wij hebben geen andere berichten ontvangen dat belanghebbenden hierdoor hun zienswijzen niet tijdig hebben kunnen indienen. 13. Zie de beantwoording onder 3. 14. Vanaf 2008 is het verplicht bestemmingsplannen te publiceren op www.ruimtelijkeplannen.nl. Het digitale plan is dan ook leidend. Het digitaal lezen van een plan gaat anders dan bij een analoge versie. Om op internet het doorklikken zoveel mogelijk te voorkomen is voor deze opzet gekozen. Voor de volledigheid voor de analoge duidelijkheid van het plan zullen wij in paragraaf 2.2 per opgenomen recreatieterreinen de zinsnede ‘zie ook paragraaf….’ opnemen.
21
15. In het gebied dat in het bestemmingsplan deel uit maakt van Schoneveld is per gebied één bedrijfswoning toegestaan. Deze bedrijfswoning is al toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan. 16. In paragraaf 3.1 wordt nader ingegaan wat wordt verstaan onder een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf namelijk: stacaravans, chalets en kleinere recreatiewoningen vallen hier onder. 17. De horeca-categorisering tot categorie 1c kan inderdaad tot gevolg hebben dat horeca gelegenheden gebruikt worden door omwonenden van buiten het recreatieterrein. Dit doel heeft het bestemmingsplan niet nagestreefd en wordt dan ook aangepast in categorie 1b. 18. De aantallen zoals genoemd kloppen. Voor het overige zie de beantwoording onder 7. 19. Het betreft een interne situatie die niet planologisch relevant is. 20. De gemeente onderschrijft het belang van de verkeersveiligheid. Echter het is aan de parkeigenaar om hier invulling aan te geven. Aanvullende zienswijze d.d. 11 juni 2013 Zie de beantwoording onder 17. Conclusie De zienswijze van reclamant wordt gedeeltelijk gegrond verklaard. De zienswijze leidt tot de volgende aanpassingen: 1. Abusievelijk is voor de terreinen van Fort Soleil en Strandpark Scheldeveste in de regeling geen aantal genoemd voor het toegestane aantal bedrijfswoningen. Voor beide terreinen zal conform het geldende bestemmingsplan 1 bedrijfswoning worden opgenomen, de regeling wordt hier op aangevuld. 2. Voor de duidelijkheid zullen de toegestane aantallen op de verbeelding voor Roompot Breskens gesplitst worden per terrein. 3. In de toelichting op het bestemmingsplan zal opgenomen worden dat ter plaatse van de sporthal horeca-activiteiten plaatsvinden. 4. In de toelichting zal worden opgenomen dat ter plaatse van de recreatiegebieden "Fort Soleil" en "Camping Zeebad" ook afzonderlijke parkeergelegenheden zijn. 5. De begrippen ‘bouwwerk voor recreatief nachtverblijf’ en ‘recreatiewoning’ zullen zo omschreven worden dat duidelijk is dat op een standplaats op een kampeerterrein onder een bouwwerk geen recreatiewoning valt. 6. De horeca-categorisering op de recreatieterreinen wordt veranderd van 1c naar 1b.
Reclamant 12 Samenvatting 1. De reclamant geeft aan dat in het ontwerpbestemmingsplan twee bouwvlakken zijn opgenomen, maar dat de aangemerkte bestemmingen rw en kt niet corresponderen met het vigerende bestemmingsplan. Deze dienen wellicht te worden omgewisseld. 2. Voorts wordt opgemerkt dat er momenteel drie wooneenheden aanwezig zijn. Deze kunnen echter niet worden aangemerkt als bedrijfswoning. Een bedrijfswoning zal moeten worden gerealiseerd rekening houdend met de aangrenzende uitbreiding van het Zwin en de daarmee samenhangende waterhuishouding als ook de veiligheidsaspecten met betrekking tot de verkeersontsluiting van het recreatieterrein. Reclamant stelt voor de bestemming wonen op te nemen voor het
22
pand Kanaalweg 2 en voor het pand aan de voorzijde, bestaande uit twee eenheden, de dubbelbestemming rw + w. 3. Voorgesteld wordt de maatvoering voor de recreatiewoningen aan te passen zodat een oppervlakte van 80 m² rechtstreeks toegestaan is en de goothoogte aan te passen van 3 naar 3,5 m. Hiervoor verwijst de reclamant naar het vigerende bestemmingsplan. Zo ook wordt ten aanzien het toegestane bebouwingsoppervlak ten behoeve van bouwwerken voor recreatief nachtverblijf een oppervlakte van 60 m² toe te staan en een goothoogte van 3.5 m. 4. Ten aanzien van de groenstrook acht de reclamant het wenselijk de groenstrook gelegen tegen de voormalige camping De Sandtplaet als facultatief op te nemen, aangezien daar een zeedijk zal worden aangelegd in het kader van de uitbreiding van het Zwin. Tenslotte verzoekt u de groenstrook parallel met de Belgische grens te reduceren tot 5 meter.
Overweging 1. Voor het terrein wordt in het bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen één bouwvlak opgenomen. 2. Er is geen ruimtelijke samenhang tussen de uitbreiding van het Zwin en het al dan niet realiseren van een bedrijfswoning op het aan te leggen recreatieterrein. Er is altijd van uit gegaan dat de bestaande woning als bedrijfswoning zou fungeren. In ruimtelijk opzicht ligt dit voor de hand gezien de centrale ligging van de woning op het terrein. Het pand Kanaalweg 3 wordt volgens de gegevens in de GBAadministratie, niet permament bewoond en wordt gebruikt als recreatiewoning. 3. De maatvoering van de recreatiewoningen en de stacaravans worden conform de bestaande planologische rechten vastgelegd. Aan de wensen van de reclamant wordt tegemoet gekomen. 4. Voor alle terreinen is het geldende bestemmingsplan bepalend voor de breedte van de vereiste randbeplanting. Het uitgangspunt is dat de landschappelijke inpassing adequaat moet zijn. Randbeplanting met een breedte van 10 meter biedt daartoe de meeste zekerheid. In het vigerende bestemmingsplan is de groenstrook parallel aan de Belgische grens van 10 meter breed voorzien. Er zijn geen redenen om hiervan af te wijken in het onderliggende bestemmingsplan. Om dezelfde redenen ligt het ook niet voor de hand om de groenstrook gelegen tegen de voormalige camping De Sandtplaet als facultatief op te nemen in het bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen. Conclusie De zienswijze van reclamant wordt gedeeltelijk gegrond verklaard. De zienswijze leidt tot de volgende aanpassingen: 1. De aanvankelijk opgenomen terreinindeling met onderscheid tussen kampeerterrein en recreatiewoningenterrein zal in het bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen worden losgelaten. Om de ondernemer flexibiliteit te bieden zal er één bouwvlak worden opgenomen. 2. De maatvoering zal worden aangepast conform de bestaande planologische regeling. De goothoogte en de totale hoogte van de recreatiewoningen worden respectievelijk vastgesteld op 3,5 meter en 9 meter. De oppervlakte van de recreatiewoningen wordt vastgesteld op 80 m². 4.
Ambtshalve aanpassingen
23
Ambtshalve is na (en/of naar aanleiding van) de zienswijzen- en overlegprocedure geconstateerd dat het gewenst is het bestemmingsplan op de volgende onderdelen te wijzigen. Deze wijzigingen zijn als volgt.
Ambtshalve aanpassing 1 Op diverse plaatsen in de toelichting en in regels van het bestemmingsplan wordt gesproken over camping De Waag. Dit terrein wordt momenteel heringericht en heeft inmiddels een nieuwe naam gekregen, namelijk Privaatdomein Mettenije. De naam zal in bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen worden aangepast. Ambtshalve aanpassing 2 Recreatieterrein 't Halve Maentje is momenteel opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. In het in 2011 vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied is aan het betreffende perceel de bestemming Recreatie toegekend, waarbij de vaste bouwwerken positief bestemd zijn, maar voor twee standplaatsen geen bestemming is opgenomen. Dit wordt hersteld in onderliggend bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen. Ambtshalve aanpassing 3 In het ontwerp-bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen is het beleid ten aanzien van bijgebouwen zoals opgenomen in de Kadernota overgenomen. Dit betekent dat bij een recreatief nachtverblijf een bijgebouw tot 10 m² wordt toegestaan. Uit nadere inventarisatie is echter gebleken dat het realiseren van meer bergruimte gewenst is. Het is niet onredelijk om een beperkte verruiming toe te passen. Het toestaan van een bijgebouw met een oppervlakte van 15 m² komt aan de meeste verzoeken tegemoet. Ambtshalve aanpassing 4 Opnemen van gedeelte van een weg nabij Camping de Vlier. Ambtshalve aanpassing 5 Het begrip bouwwerk voor recreatief nachtverblijf is verduidelijkt. Ambtshalve aanpassing 6 Per 1 juli 2013 is de SVBP 2012 inwerking getreden. Daar waar nodig zijn de regels en/of de verbeelding hierop aangepast. Ambtshalve aanpassing 7 Een tweetal bouwvlakken op het terrein van Nieuwvliet-Bad Oost zijn uit praktisch oogpunt iets ruimer gemaakt. Op die manier hebben de aanpalende percelen meer flexibiliteit ten aanzien van het plaatsen van een bijgebouw. Ambtshalve aanpassing 8 In artikel 3.3 is het aanlegvergunningenstelsel afgestemd op een aantal punten verduidelijkt. Ambtshalve aanpassing 9 Op 20 juni 2013 is de nota Archeologiebeleid gemeente Sluis & Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie Sluis vastgesteld. Dit beleid is in de toelichting, de regels en op de verbeelding aangepast. Het interim beleid is hiermee komen te vervallen.
24
Ambtshalve aanpassing 10 Het oostelijke deel van de parkonthaal in Nieuwvliet-Bad is opgenomen op de verbeelding. Ambtshalve aanpassing 11 Voor de recreatiewoningenterreinen waar de recreatiewoningen hoofdzakelijk in particulier bezit zijn is 1 onoverdekt zwembad voor eigengebruik toegestaan. Dit is in de desbetreffende artikelen in de gebruiksregels geregeld. Ambtshalve aanpassing 12 Ondergeschikte en/of redactionele aanpassingen in de toelichting en de regels. Onvolkomenheden in de aanduidingen tussen regels en verbeelding. Ambtshalve aanpassing 13 De bestemming van het pand Zouterik 1-12 te Nieuwvliet wordt aangepast conform de bestaande planologische regeling. Het pand is bestemd ten behoeve van detailhandel en de bovengelegen woningen zijn bestemd als recreatiewoningen.
25