RESULTATEN ENQUÊTE OVER OVERLEG APOTHEKERS-HUISARTSEN Om na te gaan in welke mate de huisartsen en apothekers uit dezelfde wijk contact hebben en met elkaar overleggen, verstuurden de Apothekers van Brussel en het Huis voor Gezondheid, met de steun van de FAMGB, een enquête naar de Brusselse huisartsen (leden van de Nederlandstalige en Franstalige kring) en apothekers (leden van de Apothekers van Brussel).
De meerderheid van de apothekers geeft bovendien aan dat tussen 50 en 80% van de voorschriften die ze ontvangen afkomstig is van huisartsen uit hun wijk en dat 20 tot 50% afkomstig is van huisartsen buiten de wijk.
HOE VERLOPEN DE CONTACTEN?
Gevraagd naar de frequentie van de contacten, echter, is de algemene tendens bij zowel de huisartsen als de apothekers dat er De enquête liep in maart en april 2012 en was online of op papier zelden contact is met elkaar. beschikbaar. In totaal hebben 43 huisartsen (28 Nederlandstalige en 15 Franstalige) en 127 apothekers (111 Franstalige en 16 Nederlandstalige) de enquête ingevuld. De enquête werd opgedeeld in twee delen: het eerste deel peilde naar de huidige samenwerking en het tweede deel legde de nadruk op hoe de samenwerking in de toekomst zou moeten verlopen. De enquête spitste zich toe op de samenwerking tussen huisartsen en apothekers die in dezelfde wijk actief zijn. Er werd gevraagd naar de frequentie en aard van de contacten, de initiatiefnemer, het onderwerp van deze contacten, of er formele afspraken gemaakt zijn, welke drempels voor overleg er zijn en welke voordelen volgens de apothekers en huisartsen kunnen voortvloeien uit lokaal overleg. Bij het bespreken van de resultaten wordt een onderscheid gemaakt tussen de resultaten van de apothekers en de artsen. Een aantal keer wordt een onderscheid gemaakt tussen De meerderheid van de huisartsen en de apothekers geeft aan dat de resultaten van Nederlandstalige en Franstalige respondenten, het initiatief voor het contact door de apotheker wordt genomen. wanneer er een opmerkelijk verschil is.
OPZET
RESULTATEN
KENNEN DE HUISARTSEN EN APOTHEKERS ELKAAR? Bij deze eerste, verkennende vraag geeft de meerderheid van zowel de apothekers als huisartsen aan enkele huisartsen/ apothekers uit de wijk te kennen.
Algemeen, voor zowel apothekers als huisartsen, blijkt dat de contacten met elkaar voornamelijk per telefoon, fax, email of post verlopen, in mindere mate persoonlijk en slechts uitzonderlijk bij een samenkomst in groep of bijscholing. Sommige huisartsen en apothekers gaven ook aan contacten te leggen wanneer de huisarts in de apotheek komt voor eigen gebruik of voor de urgentietrousse.
De aard van deze contacten omschrijven zowel de apothekers als de huisartsen voornamelijk als vluchtig, namelijk bij een specifiek probleem. Slechts een kleine minderheid spreekt van overleg (individueel, in groep, medisch farmaceutisch overleg, rond Slechts 33% van de huisartsen en 37% van de apothekers geeft bepaalde thema’s en problemen). aan elkaar te contacteren om medische of farmaceutische redenen (therapietrouw, opvolging, interacties, contra-indicatie, misbruik, …). Dit tegenover 87% van de apothekers en 70% van de huisartsen die aangeven elkaar te contacteren bij problemen m.b.t. het voorschrift. Er kan besloten worden dat zowel huisartsen als apothekers elkaar eerder contacteren omwille van praktische en administratieve problemen dan omwille van medische of farmaceutische problemen.
FORMELE AFSPRAKEN 74% van de apothekers en 91% van de huisartsen hebben geen formele afspraken met de huisartsen/apothekers uit hun wijk. Indien er wel reeds afspraken zijn gemaakt, zijn het voornamelijk de apothekers (18%) die dit aangeven. Reeds bestaande afspraken zijn er met name rond aflevering van methadon, REDENEN VAN CONTACT magistrale bereidingen, substitutie en afleveren van De voornaamste redenen die huisartsen en apothekers aangeven voorschriftplichtige geneesmiddelen zonder voorschrift, en om contact met elkaar op te nemen zijn problemen met het griepvaccinatie. voorschrift en vragen rond beschikbaarheid en substitutie.
Een aantal respondenten vraagt zich af wat er onder formele afspraken wordt verstaan of zien geen redenen om formele afspraken te maken. Uit deze resultaten kan worden opgemaakt
dat er nood is aan sensibilisering rond het belang en nut van Slechts een minderheid van de huisartsen formele afspraken tussen beide beroepsgroepen. (19%) overlegt al voldoende en geen helemaal geen nood te hebben aan overleg DREMPELS VOOR OVERLEG apothekers. Huisartsen zijn m.a.w. meer 65 % van de huisartsen en 72% van de apothekers geven overleg dan apothekers.
(16%) en apothekers enkele huisarts zegt tegenover 6% van de vragende partij voor
tijdsgebrek aan als een drempel voor overleg. Dit is meteen ook de VOORDELEN VAN OVERLEG belangrijkste drempel voor overleg. 22% van de apothekers vindt dat de huisarts niet bereid is voor overleg. 81% van de huisartsen geeft aan dat overleg met de apothekers kan resulteren in een betere medische/farmaceutische opvolging Slechts 9% van de apothekers en 7% van de huisartsen ziet geen van hun patiënten. Iets meer dan de helft van de huisartsen meerwaarde in overleg. 15% van de apothekers en 19% van de (51%) gelooft dat overleg kan leiden tot minder problemen m.b.t. huisartsen geven aan dat er een tekort is aan ondersteuning het voorschrift. vanuit de beroepsvereniging en de Lokale Multidisciplinaire Netwerken. Andere drempels die worden gegeven zijn een te groot Apothekers zijn in mindere mate overtuigd dat overleg kan leiden aantal betrokken apothekers in de buurt, wat een specifiek tot een betere medisch/farmaceutische opvolging (65%), maar grootstedelijk probleem is, het uitblijven van initiatief van de geloven meer dan de huisartsen dat overleg kan leiden tot minder andere zorgverlener en het taalprobleem, wat dan weer een problemen met betrekking tot het voorschrift (59%). typisch Brussels probleem is.
GEWENST OVERLEG
HOE MOET HET OVERLEG VERLOPEN?
Op de vraag of de huisartsen graag meer overleg willen hebben Gevraagd naar de manier waarop het overleg met de apothekers met de apothekers uit de wijk, antwoordt 72% positief. Iets meer moet verlopen, manifesteert zich een opmerkelijk verschil tussen Nederlandstalige en Franstalige huisartsen. Meer dan een derde dan de helft (54%) van de apothekers wenst meer overleg. van de Nederlandstalige huisartsen (36%) wil graag overleg in groepsverband, terwijl geen enkele Franstalige huisarts dit wenst. Omgekeerd wenst meer dan de helft van de Franstalige huisartsen overleg via telefoon, fax of e-mail (53%), tegenover 35% van de Nederlandstalige huisartsen. Een derde van zowel de Nederlandstalige (32%) als Franstalige huisartsen (33%) wil persoonlijk overleggen met de apotheker. Ook de Franstalige apothekers willen meer overleg via telefoon, fax en e-mail (54%) dan de Nederlandstalige apothekers (25%), die op hun beurt eerder in groep wensen samen te komen (31%). Huisartsen zijn algemeen gezien meer gewonnen voor persoonlijk contact dan apothekers.
hierin hoogstwaarschijnlijk een rol. Daarnaast is het opvallend dat de apothekers eerder praktische thema’s willen benaderen terwijl artsen eerder geneigd zijn te overleggen rond medisch/ farmaceutische thema’s.
Zowel de huisartsen (37%) als de apothekers (34%) zien in de eerste plaats zichzelf als initiatiefnemer van het overleg. Opvallend is dat de Nederlandstalige huisartsen (29%) en apothekers (25%) hierin een rol weggelegd zien voor het Lokaal Multidisciplinair Netwerk, in tegenstelling tot hun Franstalige collega’s (huisartsen: 0%, apothekers: 10%). Dezelfde tendens herhaalt zich bij de huisartsen voor wat de beroepsverenigingen betreft: 25% van de Nederlandstalige huisartsen geeft aan dat het initiatief best genomen wordt door een beroepsvereniging tegenover slechts 7% van de Franstalige huisartsen.
THEMA’S VOOR OVERLEG De meest gevraagde thema’s voor overleg van de huisartsen zijn: vermoeden van verslaving of misbruik (67%), magistrale bereidingen (63%) en het uitwisselen van ‘weetjes’ rond bepaalde of nieuwe medicatie (63%). Bij de apothekers zijn dit: bereikbaarheid en communicatie (72%), vermoeden van verslaving en misbruik (61%) en voorschrift op stofnaam en substitutie DISCUSSIE (60%). Het thema ‘vermoeden van verslaving en misbruik’ vinden zowel huisartsen als apothekers belangrijk en ze willen er samen Er moet worden opgemerkt dat het bevragen via een enquête rond overleggen. De Brusselse grootstedelijke problematiek speelt enige bias inhoudt en dat het feit dat niet alle huisartsen en
apothekers hebben deelgenomen op een zekere onvolledigheid duidt. Het is waarschijnlijk dat voornamelijk die huisartsen en apothekers die reeds positief staan tegenover dergelijk overleg, een enquête rond het onderwerp zullen invullen. We stellen vast dat de responsgraad van de Franstalige huisartsen erg laag ligt. Slechts 15 franstalige artsen hebben de enquête beantwoord, dit op een geschatte totale groep van 1000 franstalige huisartsen die via de nieuwsbrief van FAMGB werden uitgenodigd om deel te nemen. Het aantal huisartsen en apothekers dat de enquête heeft ingevuld ligt echter voldoende hoog voor wat betreft de Nederlandstalige huisartsen (25% respons), Franstalige apothekers (32% respons) en Nederlandstalige apothekers (30% respons), waardoor de representativiteit en de validiteit van de resultaten niet onderschat mag worden. Omwille van de lage responsgraad bij de Franstalige huisartsen, werden de resultaten voornamelijk globaal beoordeeld (Franstalige en Nederlandstalige zorgverleners samen) en werden de resultaten van de Nederlandstalige en Franstalige zorgverleners enkel afzonderlijk geïnterpreteerd wanneer er een opmerkelijk verschil bleek tussen beide.
CONCLUSIE Ondanks het feit dat de huisartsen en apothekers uit dezelfde wijk elkaar kennen, is er zelden contact. De contacten verlopen meestal vluchtig en per telefoon, e-mail, fax of post en dit voornamelijk om administratieve redenen, en in mindere mate om medisch-farmaceutische redenen. Beide partijen zijn zich bewust van de meerwaarde van overleg, met dat verschil dat de huisartsen de medisch-farmaceutische meerwaarde hoger inschatten dan de apothekers, die op hun beurt eerder belang hechten aan de administratieve meerwaarde.
Uit de resultaten blijkt eveneens dat zo goed als geen enkele huisarts of apotheker reeds formele afspraken heeft met elkaar. Beide partijen zijn onvoldoende vertrouwd met het feit dat formele afspraken de samenwerking tussen zorgverleners en dus de kwaliteit van zorg ten goede kunnen komen. Uit de resultaten van de enquête kan worden besloten dat er een duidelijke nood is aan meer overleg tussen apothekers en huisartsen uit dezelfde wijk en dat er een uitgesproken vraag is naar de organisatie van dit overleg. Opvallend is dat de vraag naar overleg groter is bij de huisartsen dan bij de apothekers. Tijdsgebrek is de belangrijkste hindernis voor overleg tussen beide zorgverleners. Andere drempels voor overleg zijn dan weer gelinkt aan de Brusselse grootstedelijke context, met name een te groot aantal betrokken zorgverleners en een mogelijke taalbarrière tussen de zorgverleners. Het taalverschil kan bovendien de organisatie van overleg bemoeilijken, mede omdat de Franstalige zorgverleners eerder via telefoon, fax of e-mail willen overleggen, daar waar de Nederlandstalige zorgverleners eerder persoonlijk overleg of overleg in groep wenselijk achten. Een aparte organisatie of ondersteuning van overleg voor Nederlandstalige en Franstalige apothekers en huisartsen kan een oplossing bieden, maar dit kan problematisch zijn wanneer gekozen wordt voor een wijkgebonden aanpak. De rol van de beroepsverenigingen en/of het Lokaal Multidisciplinair Netwerk als initiatiefnemer of ondersteuner van overleg wordt nog onvoldoende erkend door zorgverleners. UPBAVB en Huis voor Gezondheid slaan de handen in elkaar om de zorgverleners te sensibiliseren rond het belang van overleg en zullen in de toekomst het overleg actiever ondersteunen en faciliteren.
Contact: Apr. Laure Geslin (
[email protected]), Apothekersvereniging van Brussel Ulrike Dragon (
[email protected]) en Evelyn van Cleynenbreugel (
[email protected]), Huis voor Gezondheid