gea driemaandelijks tijdschrift van de Stichting Geologische Aktiviteiten voor belangstellenden in de geologie, mineralogie en paleontologie december 1998, vol. 31, nr. 4, pag. 1 0 9 - 1 4 1 ISSN 0167-4692
Slakkenmineralen in Toscane (Italië) door Hans Jansen en Wim van den Berg
Inleiding In het voorjaar van 1992 viel o n z e aandacht o p een artikel in het Italiaanse mineralentijdschrift Rivista Mineralogica Italians. Hierin werd een slakkenvindplaats in T o s c a n e beschreven waar mineralen v o o r k o m e n die vergelijkbaar zijn met d e b e k e n d e loodslakken van Lavrion uit Griekenland. Het betrof hier antieke slakken van Etruskische oorsprong: residuen van ertsverwerking vanaf d e 6 e e u w voor Chr. e
Dit artikel w a s voor o n s d e aanleiding o m o n s z o e k g e b i e d richting Italië uit te breiden en d e vindplaats Baratti aan d e T o s c a a n s e zeekust eens te b e z o e k e n . Inmiddels interessante vindplaatsen ontdekt. Afb. 1. Het gebied waar wij o n s in dit artikel o p richten is het o u d e c e n trum van d e koperverwerking rond d e oud-Etruskische stad P o p u -
lónia en d e steden C a m p i g l i a Marittima en M a s s a Marittima. In dit deel van Toscane zijn veel archeologische en minerale vondsten gedaan, die wijzen o p een omvangrijke ijzer-, koper- en zilververwerking in d e Etruskische en R o m e i n s e periode. Dicht aan d e kust ontwikkelde zich in die tijd een "metallurgisch centrum" d o o r d e grote minerale rijkdommen in het achterland en o p het eiland Elba. Vanuit d e Colline Metallifere, d e bergrug die zich uitstrekt vanaf d e M o n t e Calvi dicht aan d e kust tot diep in d e richting Siena, uit het C e c i n a - d a l en het Tolfagebergte werden sulfidische koperertsen gehaald. Belangrijke en toegankelijke ijzervoorraden lagen rond C a m p i g l i a en o p het eiland Elba. O o k d e eilanden C o r s i c a en S a r d i n i ë werden voor dit doel benut.
Ertsverwerking door de Etrusken De Etruskische cultuur ontwikkelde zich in d e voor-Romeinse tijd, globaal g e n o m e n in d e periode 1000 tot het begin van d e 3 e e u w voor Chr. Dit cultuurgebied bestreek het land tussen d e rivieren d e A r n o en d e Tiber, het huidige T o s c a n e en U m b r i ë . e
De Etrusken kenden een periode van grote bloei, totdat het volk geleidelijk w e r d o p g e n o m e n in het R o m e i n s e Rijk. In het eerste millennium voor Chr. groeiden d e Etrusken uit tot een belangrijke macht in dit deel van Europa, m e d e d o o r grote minerale rijkdommen en een g o e d e handelsgeest. De Grieken drukten in d e z e periode een belangrijk stempel o p d e politieke, artistieke en culturele ontwikkeling, maar o o k o p d e methoden van ertswinning en ertsverwerking. In d e voor-Etruskische tijd, d e Villanova-periode, w e r d alleen nog brons verwerkt (een legering van koper met 1 0 - 1 2 % tin), maar in d e 7 , 6 en 5 e e u w voor Chr. w e r d in M i d d e n E u r o p a d e t o e p a s s i n g van brons geleidelijk d o o r het ijzer verdrongen. B r o n s w a s voor d e Etrusken naast d e toepassing voor werktuigen en w a p e n s o o k d e basis voor gebruiksvoorwerpen en prachtige sieraden. De koperovens van d e Etrusken waren niet bijzonder groot en hadden een diameter van ongeveer 1.70 m . D e ovens e
Afb. 1. Kaartje van het gebied in Toscane waar de besproken slakkenvindplaatsen liggen. Schaal 1:200.000. Tekening:A.N.F. Grijpink.
e
e
werden g e b a k k e n van klei en vaak onder het maaiveld aangelegd o m warmteverlies te v o o r k o m e n . Het geheel b e s t o n d uit een bovenkamer en een onderkamer waar het vuur gestookt werd, afgescheiden d o o r een d o o r b o o r d e w a n d met gaten van ongeveer 10 c m . D e z e gaten werden weer afgedekt met brokken kalkachtig materiaal. E e n centrale zuil werd i n g e b o u w d o m het geheel te stutten. Afb. 2. Ertsbrokken en houtskool werden in d e bovenkamer gebracht en met behulp van blaasbalgen kon een temperatuur van ongeveer 1200 ° C bereikt w o r d e n . Het vloeibare koper drupte d o o r d e gaten naar b e n e d e n en werd afgevoerd. Waarschijnlijk moest s t e e d s een deel van d e oven stukgeslagen w o r d e n als nieuw erts ingebracht werd. In ijzerovens kon met d e z e technieken niet voldoende temperatuur
gea
d e c e m b e r 1998, nummer 4
109
bereikt w o r d e n o m het metaal te laten afvloeien. Dit werd d a n als een klompige m a s s a uit d e oven gehaald. Hiervoor moest d e voorw a n d van d e oven w o r d e n stukgeslagen. De restanten van d e ertsverwerking (slakken) werden o p afvalhopen gestort.
In d e antieke slakken zijn d e achtergebleven druppels koper of lood geleidelijk omgezet tot secundaire mineralen. Vooral in d e slakken die over een periode van meer d a n 2 0 0 0 jaar in contact h e b b e n gestaan met zeewater k o n d e n d o o r d e beschikbare chloorionen z e l d z a m e mineralen g e v o r m d w o r d e n . L a n g niet altijd zijn slakkend u m p s mineralogisch interessant. S o m s troffen w e omvangrijke h o p e n aan met vrij steriele slakken. In het algemeen geldt, dat hoe dichter je bij d e oorspronkelijke plaats van d e oven komt, hoe rijker en gevarieerder d e mineralisatie is. In d e afgelopen jaren h e b b e n Italiaanse verzamelaars, in s a m e n werking met d e universiteiten in P i s a en G e n u a , een aantal slakkenvindplaatsen o p mineraalvoorkomen grondig onderzocht en beschreven. Verder onderzoek is nog gaande. Hieronder hebben w e een aantal vindplaatsen beschreven die voor d e mineralenverzamelaar interessant kunnen zijn. Zie afb. 1. In d e Rivista Mineralogica Italiana is inmiddels over d e plaatsen Baratti, M a d o n n a della Fucinaia en Val Varenna (bij Genua) gepubliceerd.
1. Baratti
Afb. 2. Reconstructie van een koperoven uit de Etruskische tijd; vergelijk afb. 6, rechter exemplaar
Het ijzererts w e r d d o o r d e Etrusken en later d o o r d e R o m e i n e n voornamelijk gehaald van het eiland Elba, dat 10 k m uit d e kust ligt. Aanvankelijk w e r d daar het ijzer ter plekke verwerkt, vandaar dat d e Grieken het eiland Aithalia (zwarte rook) n o e m d e n , v a n w e g e d e vele smeltovens. Toen de houtvoorraden o p Elba opraakten, w e r d het koper- en ijzererts verscheept naar P o p u l o n i a o p het vasteland, waar het in de smelterijen en smederijen verwerkt werd. De Etruskische kuststad P o p u l o n i a kreeg e e n belangrijke metaalindustrie, waar z o w e l ijzer, brons, als zilver vervaardigd w e r d . In P o p u l o n i a w e r d aanvankelijk gelijktijdig koper en lood gesmolten, later ijzer en koper. M e n heeft dit aan d e o p b o u w van d e slakkenlagen kunnen vaststellen. In d e R o m e i n s e tijd k w a m het accent richting ijzer te liggen v a n w e g e d e grote behoefte aan wapentuig. De roem van d e Etruskische mijnen en d e kunst van het s m e d e n w a s tot in d e wijde omtrek b e k e n d en er ontstonden handelsnetwerken met o.a. d e Grieken en d e P h o e n i c i ë r s . Vele goederen werden vanuit grote delen van E u r o p a geruild tegen de verwerkte ertsen. P o p u l o n i a w a s het eerste Etruskische centrum dat eigen zilveren munten sloeg, in navolging van d e Grieken. Door d e gunstige strategische ligging o p een heuvel vlak aan een natuurlijke baai ontstond een veilige stad met een belangrijke haven. De smelterijen werden laag aan d e kust geplaatst. De slakkenlagen hoopten zich op, o p s o m m i g e plaatsen tot 15 meter. D o o r d e R o m e i n s e smeltactiviteiten werden zelfs d e Etruskische begraafplaatsen (necropolissen) onder d e slakken bedolven; d e z e zijn daardoor eeuwenlang verborgen gebleven. Toen aan het begin van d e z e e e u w d o o r de Eerste Wereldoorlog d e ijzervoorraad s c h a a r s werd, is m e n b e g o n n e n d e slakken opnieuw te verwerken. Bij het afgraven werden d e d o d e n s t e d e n herontdekt en zijn er bijzondere archeologische vondsten gedaan. De zware slakkenlaag had d e meeste d a k e n van d e graven ingedrukt, maar een groot deel van d e grafschaften w a s bewaard gebleven. O o k in het achterland rond Campiglia Marittima en M a s s a Marittima geven de vele mijnbouwresten en slakkenhopen een beeld van d e antieke ertswinning en ertsverwerking.
Vindplaatsen van slakkenmineralen In deze regio is een groot aantal slakkenhopen of restanten daarvan waar te nemen. Voor een deel zijn d e z e mineralogisch bijzonder interessant v a n w e g e de prachtige mineralen die erin v o o r k o m e n .
110
Baratti bereikt m e n d o o r vanaf d e V i a Aurelia (kustweg Livorno Rome) d e afslag S a n V i n c e n z o te n e m e n richting Piombino/EIba (de overtocht naar Elba gebeurt vanuit in d e havenstad Piombino). Vlak voor P i o m b i n o is er een afslag Populonia/Baratti, die voert naar d e schilderachtige baai van Baratti. Net voor het kleine plaatsje Baratti ligt aan u w linkerhand d e necropolis, die begin d e z e e e u w blootgelegd is. Afb. 3.
Afb. 3. Blik op de Etruskische necropolis bij Baratti.
Bijschriften bij d e kleurenfoto's A Gedegen koper, Cu, dendritisch. Hoogte beeldveld 2,5 mm. Herkomst: Baratti. Links boven. B Atacamiet, Cu CI(0H) , (donkergroen), grotendeels verborgen onder een lichtgroen mineraal. De toppen steken eruit. Lengte beeldveld 4 mm. Baratti. Rechts boven. 2
3
C "Barattiet", een geel lood-ijzerchloride dat nog niet als mineraal is erkend. Beeldveld 3 mm. Baratti. Links midden. D Connelliet, als blauwe naalden (vergelijk kleurenfoto I), Cu CI S0 (0H) .3H 0, beeldveld 1,5 mm, vindplaats Maria della Fucinaia. Rechts midden. 19
4
4
32
2
E Diaboleiet, diepblauwe tetragonale kristallen, Pb CuCI (0H) , in holte met fosgeniet (wit), beeldveld 3 mm, Baratti. Links onder. 2
2
4
F Cetineiet, oranjerode naalden, een oxysulfide: (K,Na) (Sb 0^Sb S^ 0H.5H O. Een slakkenmineraal uit de antimoongroeve Le Cetine. Beeldveld 4 mm. Rechts onder. 7
2
2
2
2
Mineralen: Hans Jansen (A, B, D, E) en Wim van den Berg (C, F). Kleurenfoto's: Piet Stemvers.
B o v e n o p d e heuvel steekt het prachtige stadje P o p u l o n i a b o v e n alles uit. Hier heb je aan d e ene kant een schitterend uitzicht o p d e baai van Baratti met d e achterliggende heuvels van C a m p i g l i a en aan d e andere kant o p Elba.
2. Omgeving Campiglia Marittima C a m p i g l i a Marittima ligt aan d e voet van d e Colline Metallifere o p z o ' n 15 k m vanaf d e kust. Het is te bereiken d o o r vanaf d e S S 1 ten zuiden van S a n V i n c e n z o d e eerste afslag richting C a m p i g l i a te n e m e n . Vanaf d e z e w e g is o p een heuvel links d e m i d d e l e e u w s e vesting R o c c a S a n Silvestro zichtbaar. R o n d d e z e vesting is in het 4 5 0 h a grote "Archeologische Mijnbouwpark S a n Silvestro" een prima indruk te krijgen van d e mijnbouwactiviteiten vanaf d e Etruskische tijd tot aan het begin van d e z e eeuw.
Afb. 4. De Golfo di Baratti, waar de koper- en loodslakken voorkomen op de vloedlijn en op het strand. In het profiel rechts vonden wij in verkitte banken uitsluitend ijzerslakken.
Afb. 6. Antieke kopersmeltovens in het Archeologisch Mijnbouwpark San Silvestro in de Val di Fucinaia. Van het rechter exemplaar (met middenzuil) geeft afb. 2 een reconstructie.
Bij d e Temperino-mijn is een mijnbouwmuseum te bezichtigen en daarnaast zijn er g o e d g e d o c u m e n t e e r d e leerpaden. En d a n zijn er d e vele slakkenhopen die als stille getuigen d e aandacht trekken. In Val di Fucinaia zijn in 1934 buitengewoon g o e d b e w a a r d e kopersmeltovens opgegraven. D e z e ovens m a k e n deel uit van het park en zijn vrij te bezichtigen. Afb. 6. Het park is g o e d toegankelijk en m e n heeft naar o n s idee o p een g o e d e wijze geprobeerd dit stuk mijnbouwgeschiedenis te bewaren.
a. Madonna della Fucinaia M a d o n n a della Fucinaia ligt aan d e w e g van S a n V i n c e n z o naar C a m p i g l i a Marittima. Dit kleine gehucht met enkele huizen ligt aan d e zuidwest-kant van d e M o n t e Calvi (646 m) in het Temperino-dal. O p d e z e plek w e r d e n
Afb. 5. Het strand bij Baratti met slakkenbank uit de oudheid.
In het hele g e b i e d verspreid k o m je slakken tegen, maar d e interessante liggen o p het strand in d e vloedlijn. Afb. 4 en 5. Afhankelijk van d e o m s t a n d i g h e d e n liggen er s o m s veel slakken, maar vaak zijn z e o o k d o o r z a n d overspoeld. Er k o m e n verschillend e soorten slakken voor. D e meest v o o r k o m e n d e zijn ijzerslakken, die vrijwel g e e n zichtbare mineralisatie laten zien. V a n w e g e d e glans, die o p die van galeniet lijkt, d e n k e n vele z o e k e r s vaak een loodslak te treffen. L o o d h o u d e n d e slakken zijn echter z e l d z a a m . Dit zijn d o o r g a a n s platte, grauwe slakken, die aan d e buitenkant zijn te herkennen aan grijze loodvlekjes. R o n d d e z e vlekken zitten in d e holtes d e interessante loodchlorides zoals laurioniet, diaboleiet, penfieldiet, fiedleriet, barstowiet. K o p e r h o u d e n d e slakken zijn aan d e buitenkant herkenbaar aan d e enigszins zwart-bruine kleur met s o m s kleine groene vlekjes. O o k in het water, met duikbril en snorkel, zijn d e z e g o e d o p te sporen. Vaak is d e structuur van d e koperslak wat losser en zijn d e slakken gemakkelijker o p e n te slaan. S o m s k o m e n l o o d - en kopermineralen in é é n slak voor.
112
Afb. 7. Een slakkenvindplaats tussen de bomen in de buurt van Marsiliano (omgeving Massa Marittima). Zie afb. 1.
gedurende vele e e u w e n d e ertsen van d e Temperino-mijn verwerkt. Bijzonder grote slakkenhopen uit verschillende perioden liggen o p verscheidene plaatsen over dit g e b i e d verspreid. In d e slakkenhopen die deel uitmaken van het archeologisch park m a g niet meer w o r d e n gegraven. In het Rivista-nummer 4 / 9 3 is d e locatie met d e er v o o r k o m e n d e mineralen beschreven. S i n d s d i e n zijn aan d e z e o p s o m m i n g d o o r intensief z o e k e n n o g verscheidene nieuwe mineralen t o e g e v o e g d . b. P o d e r e del C a n c e l l i n o Een minstens z o interessant vindplaatsgebied ligt aan d e noordoost-kant van d e M o n t e Calvi; dit is vanuit C a m p i g l i a echter niet te bereiken. Het ligt in d e Valle di R o z z e , een dal dat loopt tussen d e M o n t e C o r o n a t o en d e M o n t e Calvi. Het is het beste te bereiken d o o r ten noorden van S a n V i n c e n z o vanaf d e V i a Aurelia een afslag Donoratico te nemen. Vandaaruit d e richting n e m e n naar het stadje o p d e heuvel C a s t a g n e t o C a r d u c c i . D e d o o r g a a n d e w e g volgen naar het plaatsje S a s s e t a en vervolgens richting Suvereto n e m e n . Vlak achter S a s s e t a is een afslag naar rechts richting Val C a n i n a . D e verharde w e g leidt naar een aantal picknickplaatsen en gaat d a n over in een hobbelige, onverharde w e g die langs een aantal boerderijen en huizen voert. Het is een tamelijk verlaten gebied. A a n d e voet van d e M o n t e Calvi is e e n grote parkeerplaats met in het m i d d e n t w e e grote eiken. De omliggende heuvel wordt d e P o d e r e del Cancellino g e n o e m d . R o n d d e parkeerplaats heeft waarschijnlijk een oven gestaan. O p d e parkeerplaats en de grote w e g naar beneden zijn s p o r a d i s c h kleine slakken te vinden. In d e z e minislakjes k o m e n mooie en s o m s o o k z e l d z a m e mineralen voor, o.a. spangoliet en connelliet en l o o d mineralen. M e n vermoedt dat hier o o k materiaal van Baratti en C a s o n e naar toe gevoerd is. E e n klein voetpad vlak voor d e parkeerplaats in NW-richting leidt n a ongeveer 1 k m naar t w e e grote slakkenhopen van middeleeuwse herkomst. De plaats van d e oven is links en rechts van het p a d g o e d te traceren. D e o p tiet eerste o o g niet z o interessante slakken herbergen loodmineralen, zoals mooie anglesiet, gele fosgeniet en lood-ijzermineralen zoals plumbojarosiet. In d e Valle del R o z z e richting S a n C a r l o w o r d e n n o g meer slakkenlocaties aangegeven, maar d e z e h e b b e n w e tot dusver niet onderzocht.
3. Massa Marittima Dichtbij M a s s a Marittima ligt een slakkenvindplaats waarin veel kopermineralen v o o r k o m e n . D e z e is te bereiken d o o r vanaf d e S S 1 , d e V i a Aurelia, d e afslag te n e m e n richting M a s s a Marittima. N a ongeveer 6 k m afslaan naar het dorp Valpiana. De hoofdstraat volgen en aan het eind van het dorp, vlak voor d e oprit richting M a s s a , linksaf slaan. D e w e g loopt onder d e hoofdweg d o o r in d e richting van Castiglio di Marsiliana d o o r prachtige olijfgaarden. N a ongeveer 4 k m o p d e T-splitsing links aanhouden. N a een paar honderd meter liggen bij een onverharde w e g rechts d e slakken vlak aan d e w e g . D e slakken liggen in een laag verspreid tussen d e bosjes. Er is hier vrij veel gezocht, gezien d e achtergebleven gaten. Zie afb. 7 bij het sterretje. Cupriet, brochantiet, connelliet, s p a n g o liet zijn hier veel v o o r k o m e n d e mineralen. Iets verderop zijn aan d e rechterzijde v a n d e w e g d e restanten van een o u d e smeltoven te zien. De oven werd hier tegen een uitgeh o u w e n rotswand aan g e b o u w d . Direct hiertegenover ligt links in d e b o s s e n e e n t w e e d e slakkenvindplaats, waar o o k loodmineralen v o o r k o m e n . R o n d M a s s a Marittima zijn o p veel plaatsen sporen van mijnbouw waar te nemen, met n a m e uit d e middeleeuwse periode.
De slakkenmineralen De tot dusver d o o r o n s g e v o n d e n mineralen zijn beschreven en voor een groot deel o p het o o g gedetermineerd. E e n samenvatting geeft Tabel I. E e n klein deel van d e mineralen is d o o r E D X - a n a l y s e gedetermineerd. Determinatie van slakkenmineralen is niet altijd
gea
d e c e m b e r 1998, nummer 4
Tabel 1. De slakkenmineralen van enkele bekende vindplaatsen in T o s c a n e Baratti Elementen koper lood zilver Sulfiden covellien * galeniet Halogeniden atacamiet "barattiet" barstowiet connelliet cotunniet cumengeiet diaboleiet fiedleriet laurioniet matlockiet nantockiet paralaurioniet paratacamiet penfieldiet pseudoboleiet Oxiden/hydroxiden akaganeiet cupriet delafossiet lithargiet goethiet Carbonaten aragoniet aurichalciet azuriet calciet cerussiet fosgeniet hydrocerussiet leadhilliet malachiet sideriet smithsoniet rhodochrosiet Sulfaten anglesiet brochantiet caledoniet cheniet creediet elyiet gips jarosiet lanarkiet langiet lautenthaliet linariet plumbojarosiet spangoliet woodwardiet Arsenafen beudandiet chalcophylliet ludlockiet oliveniet parasymplesiet tooeliet Silicaten chrysocol hemimorfiet shattuckiet
Mad. d. Fucinaia
Massa Cancellino Marittima
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
* *
* * * *
* *
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
* *
* *
*
* *
* *
* * * * • *
* * * * *
* * * * * *
* * * *
* * * *
*
*
* *
* *
* *
*
*
*
* *
* *
* * *
*
*
*
* *
* *
* *
* *
* *
* * * *
*
113
Barstowiet. Wereldwijd een bijzonder z e l d z a a m mineraal, dat na d e beschrijving van Baratti inmiddels o p een aantal andere plaatsen (o.a. Laurion) ontdekt is. Dit wordt wel als mineraal erkend omdat het al in 1972 is beschreven d o o r Mel'nikova als een lood-oxichloride in een barietzone in K a z a c h s t a n . Vormt transparante of witte, naaldachtige groepen met een diamantglans. K o m t voor met l o o d mineralen als laurioniet en diaboleiet. Is formeel gesproken geen chloride maar een carbonaat.
eenvoudig en vraagt enige ervaring. Het gaat in d e meeste gevallen o m mineralen met een grootte van 2 m m of minder. S o m s kunnen slakkenmineralen o p een kleine locatie veelvuldig v o o r k o m e n , terwijl z e o p andere plaatsen ontbreken. Het meer of minder frequent v o o r k o m e n van een mineraal h e b b e n w e beschreven uit eigen ervaringen en is daardoor nogal subjectief.
Elementen Koper. Secundair koper komt o p d e meeste locaties voor. In Baratti zijn kristallen en koperdraden te vinden tot 2 m m groot. O o k o p g e b o u w d e dendrieten k o m e n regelmatig voor. In een opengeslagen slak kleurt het koper snel zwart. Verwisseling met zilver is dan mogelijk. Kleurenfoto A .
Connelliet. E e n prachtig, veel v o o r k o m e n d mineraal. Vormt radiaalstralige bosjes met een lichtblauwe tot diepblauwe kleur. K o m t o o k voor in kleine hexagonale kristallen met een diepe glans. S a m e n met koper, cupriet, brochantiet en spangoliet. Kleurenfoto's D en I.
L o o d . Vrij z e l d z a a m . A l s m a s s a ' s o p d e b o d e m van d e holtes met een grauwe metaalkleur.
Cotunniet. Heel z e l d z a a m en vrij moeilijk te onderscheiden mineraal van Baratti. Overeenkomst met fosgeniet is groot. Het zijn d o o r g a a n s vlakkenrijke, iets afgeronde, transparante kristallen met een diamantglans. S a m e n met o.a. penfieldiet en matlockiet.
Zilver. Heel z e l d z a a m . Tot dusver alleen in Baratti gevonden. P a r a g e n e s e met loodmineralen.
Cumengeiet. Dipiramidale kristallen met afgevlakte topjes. Diepblauwe kleur. Grote kristallen zijn z e l d z a a m want het komt vaak als holtevulling met heel kleine kristallen voor.
Sulfiden Covellien. Plaatachtige aggregaatjes met een zwart-blauwe
Diaboleiet. K o m t o p d e meeste locaties voor als blauwe, tetragonale prisma's met een glasglans. Vertoont zich o o k als meer onregelmatig g e v o r m d e kristallen, naaldvormig, puntig prismatisch en s o m s bolvormig. Kleurenfoto E.
metaalglans. Galeniet. Heel z e l d z a a m als heel kleine kristallen o p holtebodems. H o g e glans.
Fiedleriet. Z e l d z a a m mineraal dat w e tot dusver alleen in Baratti aantroffen. Vaak een smal, platig mineraal dat typisch uitloopt in een scheef topvlak. O o k prismatische kristallen k o m e n voor met eenzelfde eindvlak.
Halogeniden Atacamiet. K o m t o p alle locaties redelijk frequent voor in s o m s prachtige micromounts. A l s holtevulling met dunne korte naalden, maar ook als prismatische kristallen met een diepgroene kleur. De dikke, platige kristallen met mooie eindvlakken zijn s o m s weinig transparant, zodat z e bijna zwart o g e n . Kleurenfoto B .
Laurioniet. In d e loodparagenese een vrij algemeen v o o r k o m e n d mineraal. Vormt transparante, gestrekte, dunne kristallen, afgevlakt eindigend of in een punt. S o m s is een karakteristieke o m g e k e e r d e V-streping zichtbaar.
"Barattiet". E e n lood-ijzerchloride dat als mineraal nog niet is erkend, omdat het tot dusver alleen als slakkenmineraal (van Baratti) is geanalyseerd en beschreven. "Barattiet" komt voor in diepgele plaatjes met een harsglans, vaak s a m e n met cerussiet. Het is in Baratti zeer z e l d z a a m . Kleurenfoto C .
Matlockiet. K o m t verrassenderwijs o p vrijwel alle locaties voor. Het vormt dunne, vierkante, rechopstaande, transparante of witte plaatjes met afgeronde hoeken. Vaak met elkaar vergroeid. K o m t o.a. voor met laurioniet, fosgeniet, penfieldiet.
Bijschriften bij d e kleurenfoto's G Caledoniet, lichtblauw, Cu/b^SO^COjfOH)^ herkomst: Podere del Cancellino. Links boven.
Nantockiet. Nantockiet is een koperchloride dat je in verschillend e fasen kunt vinden. D e z e verlopen van doorzichtig tot groen tot donkerbruin. Het mineraal wordt omgezet in d e richting van atacamiet. De vorm is piramidaal.
beeldveld 1,7mm,
H Elyiet, violette naalden, Pb Cu(S0j)(0H) ; beeldveld 2 mm; herkomst: Madonna della Fucinaia. Rechts boven. 4
Paralaurioniet. Lijkt o p laurioniet; s o m s grote, platige kristallen, s o m s prismatisch.
8
I Spangoliet en connelliet. Blauwgroene spangoliet (Cu^\IS0 (0H) CI.3H 0) met schijfvormige topvlakken; van één kristal is de piramidale vorm te zien. Connelliet als donkerblauwe, radiaalstralige bolletjes. Dit is de meestvoorkomende vorm, vgl. foto D. Beeldveld 4,5 mm. Links midden. 4
12
2
J Spangoliet, hier als lichtblauwgroene prisma's; beeldveld 1,5 mm, van Baratti. Rechts midden. K Shattuckiet, blauwgroene rozet van waaiervormige "blaadjes", een silicaat: Cu (Si0J (0H) . Verweringsproduct van secundaire kopermineralen. Beeldveld 2 mm, Madonna della Fucinaia. Links onder. 5
4
2
Paratacamiet. Vormt als holtevulling heel kleine kubusvormige of piramidale kristallen. K o m t veel minder voor d a n atacamiet. Penfieldiet. E e n fraai loodchloride, dat ook in vrij grote kristallen kan v o o r k o m e n . Hexagonale kristallen, transparant of wit met een typische dwarsstreping. A a n d e streping is het mineraal snel te onderkennen. Z e l d z a a m . Pseudoboleiet. E e n s p e c i m e n dat w e h e b b e n laten analyseren. Het vormt blauwgroene plaatjes die s o m s onregelmatig vergroeid zijn. In twee gevallen troffen w e o o k rechtopstaande, kruislings vergroeide plaatjes aan.
L Coquandiet, witte bolletjes, Sb^fSO^H^. Een secundair antimoonmineraal uit zilvergrijze antimoniet (Sb^J. Sommige antimonietnaalden zijn omgezet in een bruinachtige substantie. Gele kristallen: zwavel. Links van de holte zitten kwartskristallen. Beeldveld: 4,5 mm. Herkomst: Pereta. N.B.: géén slak. Rechts onder
A k a g a n e ï e t . Rood-bruine glanzende plaatjes of pseudomorfe kristallen naar anglesiet.
Mineralen: Hans Jansen. Kleurenfoto's: Piet Stemvers.
Cupriet. K o m t vrij veel voor in fraaie rode kubussen, o k t a ë d e r s , of als kruislings o p g e b o u w d e naalden.
gea
december 1998, nummer 4
Oxiden/hydroxiden
115
Delafossiet. Moeilijk te determineren. K o m t bij Baratti voor als donkere, piramidale, met elkaar vergroeide kristallen.
Lautenthaliet. Slechts é é n vondst. Kleine karakteristieke groene plaatjes, gegroeid o p langiet.
Lithargiet.
Linariet. Helder donkerblauwe, naaldachtige of prismatische kristallen. Vaak in groepjes.
Niet fraai kristallijn. R o d e m a s s a rondom loodconcreties.
Goethiet. Veel v o o r k o m e n d als roodbruine korsten. Lanarkiet.
Carbonaten Aragoniet. K o m t o p alle plaatsen voor, s o m s met anglesiet; bij Baratti in slakken uit zee: prachtige gevulde holtes met dikke,
Groepjes puntige witte kristallen. Z e l d z a a m .
Plumbojarosiet. Relatief veel v o o r k o m e n d in Fucinaia en Cancellino. H o o g g l a n z e n d e , zwarte, r h o m b o ë d r i s c h e kristallen. Vaak met elkaar vergroeid. S a m e n met anglesiet, gips.
transparante kristallen. Aurichalciet. In dit gebied k o m e n weinig mineralen voor die zink bevatten. Aurichalciet is bij Fucinaia vrij algemeen. Het vormt lichtblauwe, vaak wat onregelmatig g e v o r m d e rozetten.
Spangoliet. E e n heel fraai mineraal, dat o p alle vindplaatsen vrij frequent voorkomt. Van hemelsblauwe tot smaragdgroene, p s e u d o hexagonale kristallen, die uitlopen in een punt. De basis vormt een fraaie driehoek, daardoor zeer karakteristiek. Paragenese met connelliet, azuriet, malachiet, brochantiet. Kleurenfoto's I en J .
Azuriet. Vrij algemeen v o o r k o m e n d met malachiet en cupriet. Calciet.
A l g e m e e n in aggregaten of kleine kristallen.
Cerussiet. Veel v o o r k o m e n d en heel gevarieerd.
Woodwardiet. Z e e r z e l d z a a m , in opaalglanzende, lichtblauwe bolletjes. S a m e n met connelliet.
Arsenaten
Fosgeniet. Prachtig mineraal in veel verschijningsvarianten. Langprismatisch of kortprismatisch en doorgaans vlakkenrijk. Kleurloos transparant, s o m s o o k heldergeel. Vrij frequent aanwezig in d e loodparagenese. Zie d e voorplaat.
Ludlockiet. Zeldzaam.
M o o i e naaldachtige bolletjs in een oranje-bruine kleur.
Hydro-cerussiet. Meestal als dunne, transparante, hexagonale plaatjes. Z e l d z a a m .
Chalcophylliet. O o k z e l d z a a m , maar wel als heel fraaie micromount te vinden. Vergroeide hexagonale plaatjes in een blauwgroene kleur. E e n mineraal in d e koper-paragenese.
Beudandiet. Vrij z e l d z a a m .
Leadhilliet. Witachtige pseudo-hexagonale, plaatachtige kristallen. Malachiet. Bij Baratti heel frequent. Smithsoniet. A l s korstige lagen of kleine, korrelige kristallen. Rhodochrosiet. Bij Fucinaia in kleine, roze aggregaatjes.
Sulfaten Anglesiet. Heel fraai mineraal, v o o r k o m e n d in verschillende
Oliveniet. B e s c h r e v e n van Fucinaia als bolachtige gele aggregaatjes. Door ons tot dusver nog niet g e v o n d e n . T o ö e l i e t . A l s grote verrassing troffen w e dit mineraal aan in twee ijzerrijke slakken in Baratti. EDX-analyse bevestigde o n s vermoeden, daar w e dit mineraal eerder in d e Harz h a d d e n g e v o n d e n . Het komt voor als gele bolletjes met nauwelijks enige glans. Over d e frequentie valt weinig te z e g g e n , omdat er weinig in ijzerrijke slakken wordt gezocht. Italiaanse verzamelaars h e b b e n het nog niet eerder aangetroffen.
verschijningsvormen. O o k o p plekken waar d e variatie in mineralen dikke prismatische kristallen.
Parasymplesiet. O o k hier betreft het é é n vondst, in Cancellino. Het zijn grijsgroene symplesietnaalden in radiaalstralige bosjes.
Brochantiet. In d e koperparagenese veel v o o r k o m e n d , s m a r a g d groen.
Silicaten
beperkt is komt anglesiet steeds voor. Van naaldvormig tot vrij
Caledoniet. Tot dusver o p alle plaatsen aangetroffen, in Baratti echter é é n vondst. Lichtblauw mineraal, gegroepeerd in naalden of alleenstaande korte kristallen. Vaak vertweelingd met een karakteristiek dakje als eindvlak. Kleurenfoto G . Cheniet. E e n z e l d z a a m hemelsblauw mineraal, dat w e inmiddels o p d e vier vindplaatsen h e b b e n kunnen vaststellen. Aangetroffen in paragenese met elyiet en linariet. Creediet. Slechts o p é é n plaats aangetroffen in Fucinaia. D e z e plek is inmiddels niet meer toegankelijk. Creediet vormt waaierachtige, transparante kristalgroepjes. Elyiet. Karakteristieke fraaie paarse naaldjes of smalle plaatjes. Kleurenfoto H . Gips. Veel v o o r k o m e n d . Jarosiet. Met name in Baratti g o e d te vinden. G e l e kristallijne holtevullingen met een glasglans. Langiet. Langiet is een zeldzaam mineraal in de Toscaanse slakken. G r o e n b l a u w e kleur, met elkaar vergroeide, plaatachtige kristallen.
116
C h r y s o c o l . Glasachtige, blauwgroene holtevullingen, s a m e n met hemimorfiet. Hemimorfiet. Vrij grote bolvormige, witte, naaldachtige kristalgroepen. Shattuckiet. Slechts o p een kleine plek aangetroffen in Fucinaia. Het betreft wat onregelmatig gegroepeerde naalden en plaatachtige kristalgroepjes, met een groenblauwe kleur. Kleurenfoto K .
Andere vindplaatsen H o e w e l o n z e activiteiten in T o s c a n e hoofdzakelijk gericht zijn geweest o p het z o e k e n en determineren van slakkenmineralen, willen w e u enkele andere zoekmogelijkheden niet onthouden. M o d e r n e mijnbouw in dit gebied heeft een bijna o n b e g r e n s d aantal storthopen opgeleverd bij ijzer-, koper-, lood- en antimoonvindplaatsen. Bovenal een aantal antimoonmijnen zijn d o o r hun interessante mineraalvoorkomens regelmatig in tijdschriften beschreven. Z o kunt u uitvoerige artikelen t e g e n k o m e n over d e Pereta- en Cetine-mijn. D e laatste w a s in het recente verleden o o k b e k e n d als slakkenvindplaats. De antimoonmijn van L e Cetine ligt ten Z W van Siena, ongeveer N N O van Frosini. Hier k o m e n talrijke soorten mineralen voor en o o k
een tiental slakkenmineralen. Het mooie, oranjerode cetineiet, dat behoort tot d e oxysulfiden, is hier voor het eerst gevonden, maar is ook elders in dit antimoongebied aangetroffen. Zie kleurenfoto F van dit opmerkelijke slakkenmineraal. O m toegang tot d e z e vindplaats te krijgen dient men beslist toestemming te vragen. De Pereta-mijn ligt ten Z O van S c a n s a n o (ZO van Grosseto) en is vrij toegankelijk. Uit d e z e antimoonmijn is het handstuk van kleurenfoto L afkomstig. Het handstuk ( g é é n slak!) bevat antimoniet en o.a. secundair coquandiet in witte bolletjes. In d e literatuurlijst kunt u een verwijzing naar d e z e vindplaatsen terugvinden (D. Preite).
Serra Bottini Tot slot willen wij kort ingaan o p een boeiende, maar minder b e k e n d e mijn of, nauwkeuriger, groep van mijnen, namelijk die van Serra Bottini. Serra Bottini ligt ten zuiden van M a s s a Marittima. U volgt d e w e g naar L a g o di A c e s a . Precies bij het meertje slaat een w e g af naar het oosten (links). Dit weggetje gaat naar C a p a n n e Vecchie, waar een grote mijn ligt. N a d e afslag bij het meertje ziet u na ongeveer 2 k m gelijktijdig links en rechts een klein p a d . N e e m het p a d naar rechts, waar u naast een grote, niet van belang zijnde storthoop d e auto kunt parkeren. U neemt het p a d aan d e andere kant van d e w e g en volgt dit tot aan d e top van d e berg, wat 2 0 - 3 0 minuten in beslag zal nemen. Dicht onder d e top zult u tussen de b o m e n kleinere storthopen en s c h a c h t e n w a a r n e m e n , maar juist o p d e top en net erover zult u langs het p a d stortmateriaal kunnen zien, waarin kleur voorkomt. H o e w e l wij uitsluitend rond d e top gezocht hebben, lijkt een speurtocht in een wijdere o m g e v i n g aan te bevelen. Serra Bottini, in het Etruskisch letterlijk: bergen met schachten, is een verzameling van kleine en grotere mijnen. Mijnbouwactiviteit heeft plaatsgevonden in de Etruskische tijd, in d e vroege M i d d e l eeuwen, rond d e eeuwwisseling en o p kleinere schaal tot in d e jaren '80 van d e z e eeuw. De mineralisaties in het gebied van C a p a n n e en Serra Bottini bevatten zink-, lood- en kopersulfiden. In het zuidelijke gedeelte van d e z e streek zijn d e voor ons interessante secundaire mineralen aanwezig. Ongeveer 5 0 mineralen zijn vanhier b e k e n d . De meest opvallende en verzamelbare w o r d e n hier g e n o e m d : Adamien. Zinkarsenaat, z e l d z a a m als lichtgroene, g e ï s o l e e r d e kristallen tot ongeveer 5 m m . Alumo-hydrocalciet. A l s witte, radiaalstralige bolletjes met parelmoerglans. K o m t s a m e n voor met calciet en chalcoalumiet. Antieriet. G r o e n tot licht turkoois van kleur. Microkristallijn of in grotere kristallen die prismatisch danwel bipiramidaal zijn. K a n mooie handstukjes vormen. Aurichalciet. Veel aan te treffen. Zeer lichtblauw, in d e b e k e n d e halfdoorschijnende plaatjes, die tot bolletjes gegroepeerd zijn. Lijkt enigszins o p chalcoalumiet. Tezamen met azuriet, smithsoniet en chalcofaniet. Azuriet.
In mooie diepblauwe microkristallen bij malachiet.
Chalcoalumiet. Lijkt in kleur o p aurichalciet, maar d e bolletjes zijn compacter. Ca-cyanotrichiet. Prachtige stukjes zijn af en toe te vinden. De plaatjes zijn tot bolvormige aggregaten vergroeid en h e b b e n een fel lichtblauwe kleur. Vaak s a m e n met antleriet(l). Tevens zijn o m . gevonden: dundasiet, linariet, mimetiet, oliveniet, osarizawaiet, proustiet, rosasiet, woodwardiet.
Literatuur C e c o n n i V. - Populonia, 1994. Uit d e serie Profile d e citta etrusche.
gea
d e c e m b e r 1998, n u m m e r 4
Cerutti G . , Preite D. - Mineralien der etruskischen S c h l a c k e n v o n Baratti, Toskana; Lapis 4 - 1 9 9 5 . Franzini M . , Perchiazzi N . , Bartoli M . L . , C h i a p p i n o L - Baratti (LI): una nuova localita mineralogica italiana analoga a Laurion; Rivista Mineralogica Italiana 1 en 2 / 1 9 9 2 . Franzini M . , Perchiazzi N . , Bartoli M . L . , C h i a p p i n o L . -1 minerali delle scorie di M a d o n n a della Fucinaia (LI); Riv.Min.Italiana 4-1993, G e l a u d e , van Kalmthout, Rewitzer - Laurion, d e mineralen in d e antieke loodslakken. P a l e n z o n a A . , Bulgarelli G . , M a r c h e s e G . B . , Selmi P. -1 minerali delle scorie della Val Varenna (GE); Riv.Min.Italiana 2 - 1 9 9 6 . Preite D. - L e Cetine, Pereta und P o g g i o P e l o s o : B e r ü h m t e Antimonertzminen der Toskana; Lapis Juni 1993. Sabelli C , Ormi F., Brizzi G . , Meli R. - Serrabottini: recenti ritrovamenti nelle antiche discariche (GR); Riv.Min.Italiana 1-1996.
Koolballen van 300 miljoen jaar oud bevatten galnoten Ongeveer 125 miljoen jaar geleden ontstonden d e eerste bloeiende planten. Biologen h e b b e n steeds a a n g e n o m e n dat p a s o p dat moment d e g e c o m p l i c e e r d e interactie tot stand k w a m tussen bloemen en insecten: d e bloemen trekken insecten aan o m d o o r via hen meegebrachte stuifmeelkorrels bevrucht te worden, en d e insecten verzamelen honing die d e bloemen juist met dat o o g m e r k bevatten, en leggen eieren o p d e bladeren. D e z e relatie b e s t o n d waarschijnlijk echter al in het L a a t - C a r b o o n : uit een kolenmijn in Illinois zijn verkalkte ballen van veenresten (z.g. koolballen) van 3 0 2 miljoen jaar o u d verzameld, waarin A m e r i k a a n s e onderzoekers waarschijnlijk galnoten h e b b e n g e v o n d e n . Dergelijke koolballen zijn een eldorado voor paleontologen, want z e bevatten vaak uitzonderlijk g o e d gefossiliseerde plantenresten. O o k hier w a s dat het geval, en bij veel van d e aangetroffen fossielen zijn d e cellulaire structuren tot in detail bewaard gebleven. Veel van d e aangetroffen planten waren reeds onderzocht d o o r paleobotanici, toen o o k een e n t o m o l o o g de monsters (in dunne doorsneden) m i c r o s c o p i s c h onder o g e n kreeg. Daarbij z a g hij in bepaalde, inmiddels uitgestorven, typen boomvarens structuren die precies overeenkomen met die van recente galnoten. D e z e bestaan uit lagen van sneldelende, opgezwollen cellen, die d e plant waarschijnlijk vormt in reactie o p c h e m i s c h e stoffen die het binnendring e n d e insect inbrengt. D e z e reactie z o u zijn b e d o e l d o m meer vitale weefsels te b e s c h e r m e n tegen d e vraatzucht van d e zich in d e galnoten ontwikkelende larven. Dat het in d e koolballen werkelijk o m galnoten met insecteneieren en larven gaat, is nog niet definitief b e w e z e n , omdat n o c h d e eieren, n o c h d e larven zelf tot nu toe zijn aangetroffen. Er zijn echter wel belangrijke aanwijzingen, waaronder een soort bolletjes die in d e ruimten in d e galnoten werden aangetroffen en die zeer sterk overeenkomen met d e uitwerpselen zoals larven die momenteel in galnoten achterlaten. O o k zijn diverse galnoten aangetroffen die openingen vertonen, net zoals die waardoorheen d e dieren nu, wanneer z e het daarvoor geschikte stadium h e b b e n bereikt, uit d e galnoten naar buiten k o m e n . De boomvarens w a a r o p d e galnoten werden g e v o r m d , groeiden destijds in een kustmoeras. Dat is bij uitstek een milieu waarin dergelijke o p plantenleven parasiterende insecten zich thuis voelen. O o k van andere vindplaatsen is overigens b e k e n d dat er in het L a a t - C a r b o o n uitgebreide kustmoerassen met een rijk insectenleven v o o r k w a m e n (ook d e steenkool in Limburg ontstond uit een dergelijke vegetatie). In d e z e m o e r a s s e n vertoonde het leven 3 0 0 miljoen jaar geleden kennelijk al net z o ' n complexiteit als nu, waarbij dezelfde e c o l o g i s c h e regels golden. Vogel, G . , 1996. Early start for plant-insect d a n c e . S c i e n c e 2 7 3 , p. 8 7 2 . A . J . van L o o n
117