Secvest IP
02032012
Draadloze alarmcentrale Installatie- en bedieningshandleiding (NL)
FUAA10011
1 Inhoudsopgave
1. Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
Inhoudsopgave Voorwoord Conformiteit Betekenis van de symbolen Belangrijke veiligheidsaanwijzingen Leveringsomvang Compatibiliteit met ABUS-producten Montage Inbouw van de accu voor noodstroomvoorziening Weergave- en instelelementen Etikettering van de Secvest IP Ingebruikneming Bijgeleverde software Configuratie van de webserver Inleren van de draadloze componenten Alarmtypes en berichten Resetten van een alarm Maximale systeemconfiguratie Firmwareweergave van de draadloze printplaat Aanwijzingen over andere ABUS-producten Aanwijzingen over het onderhoud Technische gegevens Klantendienst en support Verklaring van de begrippen
1
1 2 2 3 3 7 8 9 10 11 16 16 17 18 65 73 74 75 76 76 76 77 78 79
2 Voorwoord
2. Voorwoord Geachte klant, We bedanken u voor de aankoop van de Secvest IP draadloze alarmcentrale. Dit product is met de allernieuwste techniek gebouwd. Het voldoet aan de eisen van de geldende Europese en nationale richtlijnen. De conformiteit is aangetoond en de overeenkomstige verklaringen en documenten zijn bij de fabrikant (www.abussc.com) gedeponeerd. Om een gebruik zonder gevaren te garanderen, moet u als gebruiker deze handleiding in acht nemen! Als u vragen heeft, neem dan a.u.b. contact op met uw speciaalzaak. Het gehele product mag niet gewijzigd of omgebouwd worden. Deze handleiding bevat belangrijke opmerkingen over het in gebruik nemen en de bediening. Bewaar daarom de gebruiksaanwijzing om deze na te kunnen lezen! Deze handleiding hoort bij dit product. Let hierop als u dit product aan derden doorgeeft. Uitsluiting van aansprakelijkheid: Deze bedieningshandleiding is met grote zorgvuldigheid opgesteld. Mocht u toch weglatingen of onnauwkeurigheden ontdekken, informeer ons dan daarover via het opgegeven adres. ABUS Security-Center GmbH stelt zich niet aansprakelijk voor technische en typografische fouten en behoudt zich het recht voor te allen tijden, zonder aankondiging vooraf, wijzigingen aan het product en in de bedieningshandleiding aan te brengen. De inhoud van deze handleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Wij staan niet in voor de inhoud van dit document. © ABUS Security-Center GmbH & Co. KG, 03 / 2012
3. Conformiteit Deze conformiteitsverklaring is verkrijgbaar onder: ABUS Security-Center GmbH & Co. KG Linker Kreuthweg 5 86444 Affing GERMANY www.abus-sc.com
[email protected]
2
4 Betekenis van de symbolen
4. Betekenis van de symbolen Afvoer, volgens richtlijn WEEE 2002/96 EG Voer het product aan het einde van zijn levensduur conform de geldende wettelijke bepalingen af. Het product samen met de accessoires moet binnen de EU verzameld en afzonderlijk afgevoerd worden. Apparaten die zo gemarkeerd zijn, mogen niet met het gewone huisvuil meegegeven worden. Neem contact op met uw handelaar of breng de producten naar het gemeentelijke verzamelpunt voor elektrisch afval.
Dit symbool wijst op belangrijke aanwijzingen in deze bedieningshandleiding die absoluut in acht genomen moeten worden.
Dit symbool is te vinden als u bijzondere tips en aanwijzingen i.v.m. de bediening krijgt.
5. Belangrijke veiligheidsaanwijzingen 5.1
Reglementair gebruik
Gebruik het apparaat uitsluitend voor het doel waarvoor het werd gebouwd en geconcipieerd! Elk ander gebruik geldt als niet reglementair! Dit apparaat mag alleen voor de volgende doeleinden worden gebruikt: •
Deze IP draadloze alarmcentrale met 3 zones dient in combinatie met de verbonden draadloze detectoren, draadloze signaalgevers, draadloze schakelactoren en draadloze bedieningseenheden voor de bewaking van objecten.
5.2 Algemeen Gelieve voor het eerste gebruik van het apparaat de volgende aanwijzingen nauwkeurig door te nemen en alle waarschuwingen in acht te nemen, zelfs als u vertrouwd bent met het gebruik van elektronische apparaten.
3
5 Belangrijke veiligheidsaanwijzingen
Waarschuwing Bij schade die door het niet in acht nemen van deze handleiding wordt veroorzaakt, vervalt het recht op garantie. Wij stellen ons niet aansprakelijk voor gevolgschade! Waarschuwing Wij stellen ons niet aansprakelijk voor materiële of letselschade, die door onjuist gebruik of het niet in acht nemen van de veiligheidsaanwijzingen wordt veroorzaakt. In zulke gevallen vervalt ieder recht op garantie! Bewaar deze handleiding zorgvuldig als toekomstige referentie. Als u het apparaat verkoopt of doorgeeft, geef dan absoluut ook deze handleiding mee. Dit apparaat werd conform internationale veiligheidsstandaards vervaardigd. Controle van het apparaat voor ingebruikneming. Als het apparaat schade vertoont, gelieve het apparaat dan niet in gebruik te nemen!
5.3
Stroomvoorziening
•
Gebruik dit apparaat alleen aan een stroombron die de op het typeplaatje van de netadapter vermelde netspanning levert.
•
Indien u niet zeker weet welke stroomvoorziening bij u beschikbaar is, neem dan contact op met uw energieleverancier.
•
Gebruik dit apparaat alleen met de toestelspecifieke netadapter.
•
Dit apparaat werkt met Safety Extra Low Voltage (SELV). In dit spanningsbereik werken ook de stroomkringen van de schakeluitgangen en de 13,8 V spanningsvoeding. SELV (vroeger „veiligheidslaagspanning”) is een elektrische spanning die door zijn geringe hoogte en de isolatie in vergelijking met stroomkringen van hogere spanning een bijzondere bescherming tegen een elektrische schok biedt. Waarschuwing Ingebouwde onderdelen of wijzigingen aan het apparaat leiden tot het verlies van garantie als deze niet door vakpersoneel gebeuren. Bij ondeskundig ingebouwde onderdelen of wijzigingen vervalt de garantie!
5.4 Overbelasting/overspanning •
Vermijd de overbelasting van stopcontacten, verlengsnoeren en adapters. Overbelasting kan leiden tot brand of een elektrische schok.
•
Om beschadigingen door overspanning (bijv. onweer) te vermijden, dient u een overspanningbescherming te gebruiken.
4
5 Belangrijke veiligheidsaanwijzingen
5.5
Kabel
•
Neem alle kabels altijd aan de stekker vast en trek niet aan de kabel zelf.
•
Neem de netkabel nooit met natte handen vast, omdat dit een kortsluiting of elektrische schok kan veroorzaken.
•
Plaats geen meubelstukken of andere zware voorwerpen en ook het apparaat niet op de kabels en let erop dat deze niet geknikt worden, vooral aan de stekker en aan de aansluitbussen.
•
Maak nooit een knoop in een kabel en bind de kabel niet met andere kabels samen.
•
Alle kabels moeten zo geplaatst worden dat er niemand op kan staan of erdoor gehinderd wordt.
•
Een beschadigde netkabel of netadapter kan een brand of elektrische schok veroorzaken. Controleer de netkabel regelmatig.
•
Wijzig of manipuleer netkabels en stekkers niet.
•
Gebruik geen adapterstekkers of verlengkabels die niet aan de geldende veiligheidsnormen voldoen en voer ook geen ingrepen aan de stroom- en netkabels uit!
5.6
Opstellingsplaats/gebruiksomgeving
•
Monteer het apparaat aan de muur, plaats geen voorwerpen voor het apparaat.
•
Het apparaat is niet geschikt voor het gebruik in ruimtes met hoge temperatuur of luchtvochtigheid (bijv. badkamer) of overmatige stofontwikkeling.
•
Gebruikstemperatuur en gebruiksluchtvochtigheid: -10 °C tot +55 °C, maximaal 75 % relatieve vochtigheid. Het apparaat mag alleen in een gematigd klimaat gebruikt worden.
Zorg ervoor dat: •
er altijd voldoende ventilatie is – laat minstens 10 cm afstand aan alle zijden.
•
er geen directe warmtebronnen (bijv. verwarmingen) op het apparaat inwerken.
•
er geen direct zonlicht of sterk kunstlicht op het apparaat schijnt.
•
het apparaat niet direct in de buurt van magneetvelden (bijv. luidsprekers) staat.
•
er geen open vuurbronnen (bijv. brandende kaarsen) op of naast het apparaat staan.
•
het contact met opspattend/druppelend water en agressieve vloeistoffen vermeden wordt.
•
het apparaat niet in de buurt van water gebruikt wordt, het apparaat mag vooral nooit ondergedompeld worden (zet geen met water gevulde voorwerpen, bijv. vazen of dranken op of naast het apparaat).
•
er geen vreemde voorwerpen binnendringen.
5
5 Belangrijke veiligheidsaanwijzingen •
het apparaat niet blootgesteld wordt aan sterke temperatuurschommelingen, omdat anders de luchtvochtigheid kan condenseren en tot elektrische kortsluitingen kan leiden.
•
het apparaat niet blootgesteld wordt aan overmatige schokken en trillingen.
5.7
Onderhoud
Onderhoudswerkzaamheden zijn vereist als het apparaat beschadigd werd. (bijv. als netstekker, netkabel of behuizing beschadigd zijn, vloeistof of voorwerpen in het toestel gedrongen zijn, het apparaat aan regen of vocht blootgesteld werd, het apparaat niet perfect functioneert of als het gevallen is). •
Koppel het apparaat voor onderhoudswerkzaamheden (bijv. reiniging) los van het net!
•
Als u rookontwikkeling, ongewone geluiden of geuren vaststelt, trek dan onmiddellijk de stekker uit het stopcontact en verwijder de back-upbatterij. In deze gevallen mag het apparaat niet meer gebruikt worden, tot een deskundige een controle heeft uitgevoerd.
•
De behuizing van het apparaat met een vochtige doek reinigen.
•
Geen oplosmiddelen, spiritus, verdunmiddelen enz. gebruiken, deze kunnen het oppervlak van het apparaat beschadigen.
•
Geen van de volgende substanties gebruiken: Zout water, insecticiden, chloor- of zuurhoudende oplosmiddelen (salmiak), schuurpoeder.
•
Met de katoenen doek zacht over het oppervlak wrijven tot deze helemaal droog is.
5.8 Accessoires •
5.9
Sluit alleen uitdrukkelijk daarvoor bestemde apparaten aan. Anders kan het tot gevaarlijke situaties of schade aan het toestel komen.
Ingebruikneming
•
Voor de eerste ingebruikneming dienen alle veiligheids- en bedieningsaanwijzingen in acht te worden genomen!
•
Open de behuizing alleen voor de installatie en het leren kennen van de draadloze componenten.
6
6 Leveringsomvang Waarschuwing In geval van twijfel dient u de montage, installatie en aansluiting op het kabelnet niet zelf uit te voeren, maar aan een deskundige over te laten. Ondeskundige en amateuristische werkzaamheden aan het stroomnet zijn niet alleen gevaarlijk voor uzelf, maar ook voor andere personen.
5.10 Kinderen •
Elektrische apparaten niet in de handen van kinderen terecht laten komen! Laat kinderen nooit zonder toezicht elektrische apparaten gebruiken. Kinderen kunnen mogelijke gevaren niet altijd juist inschatten. Kleine delen kunnen bij inslikken levensgevaarlijk zijn.
•
Bewaar de batterijen en accu’s voor kleine kinderen onbereikbaar op. Werd een batterij of accu ingeslikt, dan moet onmiddellijk medische hulp gezocht worden.
•
Houd de verpakkingsfolie uit de buurt van kinderen. Er bestaat verstikkingsgevaar!
•
Dit apparaat hoort niet thuis in kinderhanden.
6. Leveringsomvang Centrale: 1 x Secvest IP draadloze alarmcentrale 1 x netadapter 1 x noodstroomaccu 1 x 1m netwerkkabel 1 x Quick-Guide 1 x CD-ROM (handleiding voor de installatie en bediening, Secvest IP Finder, etiketteringselementen) 1 x montagemateriaal (4 pluggen, 4 schroeven) 1 x batterijkabel 2 x kabelbinder
7
7 Compatibiliteit met ABUS-producten
7. Compatibiliteit met ABUS-producten Compatibel CASA10010 FU59xx FU8100
FU8370 FU8380 FU8390 FU841xW/B FU842x FU8430W/B/S FU8435W/B/S TVIP41550
IP-alarmmodule Secvest Key 2Way draadloze cilinder Secvest 2Way draadloze afstandsbediening (geïntegreerde paniekfunctie niet bruikbaar) Secvest 2Way draadloos extra deurslot 7010E Secvest 2Way draadloos extra deurslot 7025E Secvest draadloze afstandsbediening (geïntegreerde paniekfunctie niet bruikbaar) Secvest 2Way draadloze infomodule (geen weergave van de: klaar voor de status / intern geactiveerd / ingang- en uitgang-vertragingstijd) Secvest 2Way draadloze universele module (alleen als een repeater functie) Secvest 2Way draadloze buitensirene (Kwitering met beep pas vanaf FU8222) Secvest 2Way draadloze binnensirene Secvest draadloos stopcontact Secvest 2Way draadloze overvalknop Secvest 2Way draadloze overvalzender Secvest 2Way draadloze vuurknop Secvest 2Way draadloze openingsmelder Secvest 2Way draadloze openingsmelder Secvest 2Way draadloze mini-magneetcontacten Secvest 2Way draadloze watermelder Secvest 2Way draadloze rookmelder Secvest 2Way draadloze bewegingsmelder Secvest 2Way voor dieren immune draadloze bewegingsmelder Secvest 2Way draadloze glasbreukmelder Secvest 2Way draadloze trillingsmelder Secvest 2Way draadloze noodoproepzender Draadloze raambeveiliging FTS 96 E Secvest 2Way draadloos vensterstangslot FOS550E Secvest 2Way draadloze venstergreep FG350E Secvest 2Way draadloze venstergreep plus PIR netwerkcamera
Niet compatibel FU8110 FU8165
Secvest 2Way draadloos bedieningsdeel Secvest 2Way draadloze sleutelschakelaar
FU8130 FU8140 FU8150 FU8200
FU8210 / FU8211 FU8220 / FU8222 FU8230 FU8240 FU8300 FU8305 FU8310 FU8320W/B FU8321W/B FU8325W/B/S FU8330 FU8340 / FU8341 FU8350 FU8360
8
8 Montage
8. Montage
IP-
C
D
E
A
C
B Beschrijving afbeelding: A) B) C) D) E)
Wandsabotageschakelaar Behuizingsschroef Bevestigingsgaten bodemplaat Kabeldoorvoer Trekontlasting (plaatje om kabel met kabelbinder te bevestigen)
Werkwijze bij de montage: 1. Los de behuizingsschroef aan de onderste smalle kant en open de behuizing. 2. Gebruik de achterkant van de behuizing als sjabloon en markeer de boorgaten (C). Boor dan de houdergaten. 3. Leid de aansluitkabels door de daarvoor bestemde opening (D). 4. Sluit de stroomvoorziening met de polen in de juiste richting op de klemlijst aan (grijs gestippelde ader is plus). 5. Sluit de LAN-kabel aan. (zie volgende afbeelding) Stroomvoorziening voor optionele accu BT2020
13,8 V DC (stekkernetadapter)
6. Bevestig de 13,8 V kabel en de LAN-kabel aan de daarvoor bestemde trekontlasting met behulp van de bijgeleverde kabelbinder. 9
9 Inbouw van de accu voor noodstroomvoorziening 7. Bevestig de behuizing aan de muur. 8. Zorg ervoor dat de veer voor de wandsabotageschakelaar (A) correct is bevestigd. 9. Voer de nodige instellingen aan de webserver uit. 10. Leer daarna de draadloze componenten in. 11. Na het inleren plaatst u nu het behuizingsdeksel terug en draait u de dekselschroef vast.
9. Inbouw van de accu voor noodstroomvoorziening 1. Scheid de alarmcentrale van de stroomvoorziening. 2. Sluit de bijgeleverde kabel voor de aansluiting van de accu aan de IP-module aan. Rood is hierbij de pluspool en zwart de minpool. Zie hiervoor het hoofdstuk „Montage”. 3. Sluit daarna de accu met de polen in de juiste richting aan. 4. Plaats de accu in de daarvoor bestemde houder en sluit de behuizing, zie hiervoor het hoofdstuk „Montage”. Ingeleerde draadloze componenten en programmeringen gaan bij spanningsverlies niet verloren.
10
BT2020 Accu
10 Weergave- en instelelementen
10. Weergave- en instelelementen 10.1 Weergave-LED’s De weergave bestaat uit 10 LED’s Groene LED („Power”-LED) voor de controle van de stroomvoorziening • Brandt permanent: stroomvoorziening is OK • Knippert met 1 Hz: netstroomvoorziening is uitgevallen, wordt alleen weergegeven als er een noodstroomaccu geplaatst is. Rode LED („Trouble”-LED) voor de weergave van storingen • Uit: er is geen storing • Knippert met 1 Hz: supervisiefout (melder of device wordt door de met 1 Hz knipperende kanaal-LED weergegeven, knippert alleen deze LED, dan is er sprake van sabotage aan de centrale zelf.) • Brandt permanent: er is sprake van jamming. Blauwe LED’s („kanaal”-LED’s) voor melderstatusweergave • Uit: melder OK (gesloten) • Brandt permanent: melder is open of geactiveerd (open), de bedieningseenheden branden kort en signaleren dat een draadloos signaal ontvangen werd. • Knippert met 5 Hz: lege batterij van een draadloze component • Knippert met 1 Hz: sabotage aan een draadloos component Onderste blauwe LED brandt: geeft aan dat het tweede niveau van de etikettering bedoeld is. (dus kanaal 8-14)
10.2 Leestabel:
Zone 1
Bedienings eenheden (afstandsbediening Secvest Key)
Layer 1
Layer 2
Brandt/ knippert Brandt/ knippert Brandt/ knippert Brandt/ knippert Brandt/ knippert Brandt/ knippert Brandt/ knippert
Brandt/ knippert Brandt/ knippert Brandt/ knippert Brandt/ knippert Brandt/ knippert Brandt/ knippert Brandt/ knippert
Channel 7 Channel 6 Channel 5 Channel 4 Channel 3 Channel 2 Channel 1
Brandt niet
Brandt
11
Channel 14 Channel 13 Zone 3 Channel 12 Channel 11 Channel 10 Channel 9 Channel 8
Zone 2
10 Weergave- en instelelementen
10.3 Akoestische signalering De centrale signaleert de verschillende toestanden en foutmeldingen ook akoestisch: 1x beep 2x beep 8x beep
Centrale werd gedeactiveerd Centrale werd geactiveerd Systeemfout (sabotage, jamming, supervisie), zone open bij het activeren
10.4 Instelelementen van de draadloze printplaat
E
F
A D B
C
10.4.1 Programmeertoetsen (A) Rechts bevinden zich drie toetsen (SELECT, SET, ESC/DEL) voor het inleren en programmeren van de draadloze componenten.
10.4.2 Sabotageschakelaar De alarmcentrale wordt door een dekselsabotageschakelaar (B) en een wandsabotageschakelaar tegen onbevoegd openen en lostrekken van de wand beschermd. 12
10 Weergave- en instelelementen 10.4.3 CON1: CON1 (C) geleiderbrugaansluiting „FIT DISABLE TAMP” Als u de geleiderbrug op beide contacten instelt, deactiveert u het wandlostrekcontact. (Dit kan bij het programmeren nuttig zijn) 10.4.4 CON2: CON2 (D) geleiderbrug moet absoluut in de „-” positie staan (fabrieksinstelling)
10.4.5 DIP-schakelaar SW6: DIP-schakelaar „SW6” (E) staat af fabriek op de volgende instellingen. Met de verschillende schakelaars van deze 8-voudige DIP kunt u de volgende opties kiezen. De schakelaarstanden 4/5/7/8 moeten absoluut zo blijven als ze door de fabriek zijn ingesteld om de werking te garanderen. Schakelaar 1 2
Opties Supervisie Supervisietijd
Fabrieksinstelling ON ON
3
Herkenning jamming
ON
4 5 6 7 8
LED-modus
Akoestische signalering
OFF ON OFF OFF ON
Stand „OFF” Uit Lang 3h Uit
Stand „ON” Aan Kort 20 min Aan
Weergave aan
Weergave uit
Uit
Aan
10.4.6 CON3: CON3 (F): met deze geleiderbrug wordt het programmeermenu van de buitensirenes FU8220 ingeschakeld. (in de fabrieksinstelling is de programmeermodus gedeactiveerd) Deze modus is nuttig voor de batterijwissel, u kunt de behuizing openen zonder dat de sirene inschakelt. Bovendien moet ook de Secvest IP zich in de „leermodus” bevinden om e-mailberichten te onderdrukken. (“Systeem ÆOnderhoud”)
13
10 Weergave- en instelelementen
10.5 Instelelementen en aansluitingen van de IP-printplaat
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Systeem-resetknop Herstarttoets NO Relaisuitgang NC COM Inbraak Brand Transistoruitgang Paniek DSL-bewaking 0V + pool netadapter – pool netadapter + pool batterijaansluiting – pool batterijaansluiting LAN-netwerkaansluiting
Herstarttoets (2): hiermee start u de IP-module opnieuw en hierdoor ook de netwerkverbinding. Gelieve hiervoor de toets ca. 10 seconden ingedrukt te houden. Via webserver: onder „Systeem Æ Onderhoud Æ Systeem heerstarten” kan het systeem tevens opnieuw worden opgestart.
10.6 Terugzetten op fabrieksinstellingen Om de centrale volledig op de fabrieksinstellingen terug te zetten, moet u enerzijds de IP-zijde en anderzijds de draadloze zijde terugzetten. Zet u daarentegen slechts één van beide zijden terug, dan blijven de instellingen van de andere zijde behouden, d.w.z. als u bijv. slechts de IP-pagina terugzet, dan hoeft u de draadloze componenten niet opnieuw in te leren. IP-printplaat: • Systeem-resetknop (1): hiermee kunt u aan hardwarezijde de fabrieksinstellingen van de IP-module herstellen. D.w.z. alle instellingen die u met de webserver uitgevoerd hebt, gaan hierbij verloren. Gelieve hiervoor de toets ca. 10 seconden ingedrukt te houden. (dan gaat de LED uit en de fabrieksinstellingen worden hersteld) • Via webserver: Op de webserver, onder “Systeem Æ Onderhoud Æ Fabrieksinstellingen herstellen” kunt u ook de ingevoerde instellingen op de webserver terugzetten. Gelieve er rekening mee te houden dat de netwerkinstellingen ook gewist worden, de centrale is dan evt. niet meer via het gebruikelijke IP-adres beschikbaar. 14
10 Weergave- en instelelementen Draadloze printplaat: 1.
Druk op de toets SELECT op de draadloze printplaat tot de 8e LED van onderaan brandt.
2.
Druk een keer op de toets SET om naar het menu 8 te gaan. Alle blauwe LED’s beginnen te knipperen. Deze weergave signaleert dat de draadloze module klaar is om zich weer op de fabrieksinstelling in te stellen.
3.
Druk op de toets ESC/DEL en houd de toets ca. 4 seconden ingedrukt tot het knipperen stopt en de centrale 2 x piept.
De fabrieksinstellingen zijn nu opnieuw geladen. U bevindt zich nu opnieuw in het hoofdmenu. De instellingen van de webserver blijven behouden. Alleen de ingeleerde draadloze componenten en de hiermee gepaard gaande instellingen worden verwijderd. Wilt u de programmeermodus verlaten, druk dan zo vaak op ESC/DEL tot de draadloze centrale begint te piepen, ongeveer een keer per seconde. Sluit de behuizing of druk op het dekselsabotagecontact (SW4, onder ESC/DEL) en houd dit ongeveer 4 seconden lang ingedrukt tot er een dubbel piepsignaal te horen is. De gegevens worden in een EEPROM opgeslagen.
10.7 Relais- en transistoruitgangen De relaisuitgang maakt het schakelen van vast bedrade componenten mogelijk. Max. schakelvermogen: 1,25 A ; 60 V DC De transistoruitgangen dienen voor de aansluiting van een optionele GSM-kiezer. Deze beschikken over een schakelvermogen van 200 mA. Bij de aansturing van een GSM/PSTN-kiezer moet een positieve aansturingspolariteit gekozen worden. Gelieve ook de 0 V met de 0 V van uw kiezer te verbinden om de potentiaalvereffening tot stand te brengen. In geactiveerde toestand is de uitgang op 12 V geregeld. Gelieve voor de nummering het hoofdstuk „Instelelementen en aansluitingen van de IP-printplaat” na te lezen.
Een stroomvoorziening van de GSM/PSTN-kiezer via de in de leveringsomvang voorhanden netadapter van de Secvest IP is niet mogelijk.
15
11 Etikettering van de Secvest IP
11. Etikettering van de Secvest IP Voor de etikettering van de Secvest IP raden we aan om de bewerkbare pdf uit de bijgeleverde cd te gebruiken of deze op onze homepage bij dit product te downloaden. De etikettering is erg eenvoudig. Voer in de pdf uw individuele componentbezetting in en druk deze af. Schuif de strook in de daarvoor bestemde spleet aan de binnenkant van het deksel. We raden u aan om algemeen bekende en makkelijk te begrijpen afkortingen voor het meldertype te gebruiken. (dit zijn bijv. OM=openingsmelder, BW=bewegingsmelder, RM=rookmelder, TM=trillingsmelder, GB=glasbreukmelder, WM=watermelder). Beschrijf daarna de plaats waar de melder zich bevindt. Dit helpt u bij storingen, zoals bijv. lege batterij, om de melder snel en makkelijk te identificeren. Houd er rekening mee dat de benaming met de werkelijke programmering overeen moet komen.
4 melders / zone 1
11 melders / zone 3
3 melders / zone 1
10 melders / zone 3
2 melders / zone 1
9 melders / zone 3
1 melders / zone 1
8 melders / zone 3
Bedieningseenheid 3
7 melders / zone 2
Bedieningseenheid 2
6 melders / zone 2
Bedieningseenheid 1
5 melders / zone 2
12. Ingebruikneming Verbind de centrale met LAN (cross-over) kabel direct met uw computer of via een LAN-kabel met uw netwerk. Het IP-adres van de centrale af fabriek is: 192.168.0.50
16
13 Bijgeleverde software
13. Bijgeleverde software De Secvest IP-Finder dient om de Secvest IP in het netwerk te identificeren. Het wordt mogelijk gemaakt om het bijbehorende IP-adres van de in het netwerk voorhanden componenten te bepalen. Installeer en start de IP Finder. Deze bevindt zich op de bijgevoegde software-cd. Klik op Zoeken, het programma zoekt in het netwerk naar aangesloten netwerkapparaten. Als het zoeken is beëindigd, krijgt u een lijst van de apparaten die in het netwerk zijn gevonden. Nu ziet u het netwerkadres van de Secvest IP. Voer het IP-adres in uw webbrowser in om bij de centrale te komen
17
14 Configuratie van de webserver
14. Configuratie van de webserver Bij de toegang tot de Secvest IP via uw webbrowser kunt u via de in de centrale geïntegreerde webserver de Secvest IP configureren.
14.1 Login Om via de webserver instellingen aan de Secvest IP uit te kunnen voeren, moet u zich op de webserver inloggen door de volgende stappen uit te voeren: 1.
Taal kiezen
2.
Gebruikersnaam invoeren (voorinstelling: „admin”)
3.
Paswoord invoeren
4.
Op de „Inloggen”-knop klikken
(voorinstelling: „12345678”)
Als gebruikersnaam en paswoord correct ingevoerd werden, wordt u naar het overzichtsbeeldscherm verder geleid.
18
14 Configuratie van de webserver
14.2 Overzicht Het „Overzicht” toont de actuele toestand van de Secvest-IP alarmcentrale en is in drie bereiken onderverdeeld: 1. Ingangen:
In het gedeelte Ingangen krijgt u een overzicht van de toestand van de drie draadloze zones (1) en drie virtuele IP-zones (2). De kleur van de LED signaleert de actuele status van de zone: Groen betekent dat alle melders van de betreffende zone niet geactiveerd of gesloten zijn. Rood betekent dat één of meerdere melders van de betreffende zone geactiveerd of geopend zijn. Grijs signaleert een gedeactiveerde/verborgen zone of een zone waarop geen melder aangesloten is. • Geel geeft een verbindingsfout bij de betreffende virtuele IP-zone (vZone) aan – bijv. een verbindingsverlies met een aangesloten PIR IP-camera/een aangesloten IP-alarmmodule.
19
14 Configuratie van de webserver Maken / weergeven / download van PIR-netwerkcamera Live-Snapshots In het bereik „Ingangen” kunnen bovendien Live-Snapshots van ingeleerde PIR-netwerkcamera's worden weergegeven en indien nodig worden gedownload. Met deze functie kan de werkelijke toestand van een door een PIR-netwerkcamera bewaakt bereik worden gecontroleerd.
Door een klik op de zonenaam van de gewenst PIR-netwerkcamera worden 9 Live Snapshots met telkens ca. één seconde vertraging gemaakt en in een overzichtsmenu weergeven.
Door klikken op een van de beelden in het Overview-menu wordt de Snapshot-weergave geopend en het desbetreffende beeld wordt vergroot weergegeven. Met het pijlicoon (links en rechts naast de weergave) kan door de 9 Snapshots worden „gebladerd”. 20
14 Configuratie van de webserver De 9 Snapshots kunnen met een klik op „Download” worden gedownload en opgeslagen. De Snapshots worden als TAR-archief als Download aangeboden. Zorg ervoor dat een TAR-compatibel datacompressieprogramma voor het uitpakken van het archief wordt gebruikt (bijv. „WinRAR” of „7Zip”). Verbergen van een zone in het overzichtsmenu In de zone „Ingangen” van het overzichtsmenu kunnen bovendien met een paar kliks individuele zones verborgen worden. (deze functie maakt het bijv. mogelijk om een zone en de daarin aanwezige melders voor de volgende inschakeling uit de bewaking te laten verdwijnen).
Klik hiervoor op de status-LED van de zone die verborgen moet worden. (zie screenshot – rode cirkel) Zet de verbergen-knop in het nu verschijnende „Overbruggen-venster” van „Off” naar „On” en bevestig met „Opslaan”. De status-LED van de betreffende zone wordt nu grijs weergegeven (de zone is verborgen). Om de zone opnieuw weer te geven, herhaalt u de bewerking en zet u de schakelaar in het overbruggen-venster opnieuw op „Off”. Het verbergen van een zone blijft alleen voor de volgende inschakeling actief, daarna wordt de zone automatisch opnieuw in de bewakingszone opgenomen.
21
14 Configuratie van de webserver 2. Uitgangen:
Het gedeelte Uitgangen biedt de mogelijkheid om de beide draadloze schakeluitgangen (1 en 2) en de relaisuitgang (3) te schakelen. Tegelijkertijd is de actuele status te zien. Brandt de LED op de knop en hebben de letters een blauwe achtergrond, dan is de uitgang actueel geschakeld. (zie: (1)). De uitgangen zijn alleen handmatig schakelbaar, als onder „Uitgangen” als gebeurtenis „Handmatig” werd geselecteerd. Hierbij moet worden opgelet dat bij de selectie „Handmatig” alle andere gebeurtenissen zijn gedeactiveerd.
22
14 Configuratie van de webserver 3. Alarmen:
In het gedeelte Alarmen wordt weergegegeven of – en indien ja – welk(e) alarm(en) momenteel voorhanden is (zijn). Mogelijke alarmindicaties: ¾ ¾ ¾ ¾ ¾
Inbraak Brand Paniek Techniek Systeemfout − Jamming − Supervisie − Tamper (sabotage) − Batterij laag − Spanningsstoring
Systeemfouten kunnen alleen door verhelpen van de oorzaak worden opgelost.
Als in de onscherpe toestand een paniek-, brand- of techniekalarm optreedt, kan deze in de webserver door klikken op de alarmmelding op de overzichtspagina worden teruggezet.
23
14 Configuratie van de webserver 4. Akoestische signalering van de webserver Bij in-/uitschakelen van de de alarmcentrale, alsook bij de activering van een alarm geeft de webserver akoestische terugmelding aan uw webbrowser. (Als een alarm wordt geactiveerd klinkt aanvullend ene sirene tot het alarm wordt gereset/de centrale wordt uitgeschakeld)
De akoestische signalering in een webbrowser is alleen bij HTML5 compatibele browsers mogelijk: Internet Explorer 9 (of hoger), Firefox 4 (of hoger), Safari 5 (of hoger). De audioweergave op iPhone, iPod of iPad Safari-browsers is wegens compatibiliteit niet mogelijk.
14.3 Ingangen Benoem de ingangen overeenkomstig de door u in te leren melders. Kies vervolgens de eigenschappen en het bijbehorende alarmtype. Om van de submenu’s opnieuw naar de hogere menu’s te gaan, drukt u op de betreffende knoppen op de keuzelijst aan de rechterkant.
24
14 Configuratie van de webserver
14.3.1 Draadloze ingangen
1.
Naam: benoemen van de zone/vastleggen onder welke naam de zone in het overviewmenu weergegeven wordt.
2.
Overbruggen On / Off: De gekozen zone wordt „verborgen” – d.w.z. dat zones inactief geschakeld kunnen worden. Deze functie biedt de mogelijkheid om zones en de daarop aanwezige melders te verbergen mocht dit nodig zijn (bijv. als een melder een lege batterij heeft of als een melder van de zone niet aangesloten kan worden). Het verbergen is slechts voor één inschakeling actief en wordt dan automatisch teruggezet.
3.
Intern scherp: Via de Intern Scherp – Instelling, kan worden bepaald of de desbetreffende zone bij interne activering van de alarmcentrale wordt bewaakt. Om de interene activereing van de zone mogelijk te maken moet de regelaar op „On” worden gezet. Na interne activering worden op de overzichtspagina alleen nog de bewaakte zones weergegeven. Alle resterende zones worden in deze modus gedeactiveerd en in grijs weergegeven.
25
14 Configuratie van de webserver 4.
Gebeurtenis (eigenschap van de zone): Zones kunnen verschillende eigenschappen hebben. De indeling gebeurt volgens het soort ingeleerde melders op de zone. De melder stuurt een alarmmelding naar de alarmcentrale, de centrale zorgt afhankelijk van de ingestelde gebeurteniseigenschap en het alarm voor een reactie. De volgende alarmgebeurtenissen kunnen vastgelegd worden: •
Normaal alarm: Deze zone activeert in geactiveerde toestand van de centrale een inbraakalarm als één van de melders geactiveerd is. Zinvol voor deze zone-eigenschap is bijv. het inleren van bewegingsmelders, openingsmelders of PIR-netwerkcamera.
•
Techniek: Een zone met deze eigenschap zorgt in gedeactiveerde en geactiveerde toestand van de centrale voor een techniekalarm. Gebruik dit zonetype bijv. voor watermelders.
•
Brand: Deze zone activeert altijd een alarm. Onafhankelijk van het feit of de alarminstallatie geactiveerd of gedeactiveerd is. Gebruik deze zone-eigenschap als u daar rookmelders ingeleerd hebt.
•
Vertraagd: Deze zone activeert met een geactiveerde inbraakalarminstallatie pas na een ingestelde vertragingstijd (ingangsvertraging) een alarm. Gebruik deze zone-eigenschap bijv. voor de openingsmelder op uw voordeur.
•
Geactiveerd: Met deze zone-eigenschap kunt u een zone voor het activeren en deactiveren gebruiken.
•
Paniek: Deze zone activeert altijd een alarm. Onafhankelijk van het feit of de inbraakalarminstallatie geactiveerd of gedeactiveerd is. Leer op deze zone bijv. overval-, paniekknoppen in.
5. Alarm (alarmreactie van de zone): Definitie welke reactie door een inkomende gebeurtenis geactiveerd wordt. • Uitgeschakeld: Alarm gedeactiveerd – gebeurtenis activeert geen alarm. •
Inbraak: Inbraakalarm – een inbraakalarm kan via optische/ akoestische signaalgevers gesignaleerd worden. Bijkomend wordt (afhankelijk van de instelling) de betreffende alarmmelding via e-mail verstuurd.
•
Brand: Brandalarm – de alarmering gebeurt via sirene of pulserend brandalarmsignaal. Bijkomend wordt (afhankelijk van de instelling) de betreffende alarmmelding via e-mail verstuurd.
•
Stil: Stil alarm – bij een stil alarm gebeurt geen activering van de aangesloten akoestische en optische signaalgevers. Er vindt uitsluitend (afhankelijk van de instelling) een alarmmelding via e-mail plaats.
•
Techniek: Technisch alarm – de alarmering gebeurt via sirene. Bijkomend wordt (afhankelijk van de instelling) de betreffende alarmmelding via e-mail verstuurd.
Om de configuratie af te sluiten, klikt u op Opslaan. 26
14 Configuratie van de webserver
14.3.2 Virtuele ingangen (vZones) In het gedeelte virtuele ingangen kunnen de instellingen voor de aansluiting van IPcomponenten uitgevoerd worden. (bijv. PIR-IP-camera, IP-alarmmudule). Zoals ook in het gedeelte draadloze ingangen kunnen ook de virtuele ingangen verborgen worden, de interne inschakeling geconfigureerd en de betreffende gebeurtenis aan het alarm gekoppeld worden.
1. Type: Selecteer welke IP-componenten in de virtuele zone dient te worden ingeleerd. PIR IP-camera = IP-zone 1 = IP alarmmodule IP-zone 2 = IP-alarmmodule – ingangszone 2
–
TVIP41550 ingangszone 1
Per alarmcentrale kan altijd slechts een IP-alarmmodule worden ingeleerd.
2. Adres: voer hier het IP-adres van de aangesloten component in. 3. Gebruikersnaam: Gebruikersnaam waaronder men toegang kan hebben tot de aangesloten component (hier: standaard gebruikersnaam van de PIR-IR-camera = „root”/standaard gebruikersnaam van de IP-alarmmodule = „admin”). Meer hierover vindt u in de gebruikershandleiding van de aangesloten component.
27
14 Configuratie van de webserver
4. Sensor: Instelling intern: de netwerkcamera alarmeert via de interne PIR-sensor en bezit uitsluitend melderfunctie. Instelling extern: de netwerkcamera is in de registratiemodus en reageert de centrale in het geval van een alarm.
5. Poort: voer de netwerkpoort van de aangesloten component in. Bij gebruik van de IP-alarmmodule is de HTTP-poort altijd 8081 en kan niet worden gewijzigd.
6. Wachtwoord: wachtwoord voor toegang tot de aangesloten component. (standaardinstelling van de PIR-IP-camera = geen paswoord gegeven/standaard instelling IP-alarmmodule = 12345). De instellingen met „Opslaan” overnemen.
14.4 Uitgangen
Benoem de uitgangen overeenkomstig hun gewenste draadloze programmering en koppel deze aan gebeurtenissen.
28
14 Configuratie van de webserver
Voorbeeld:
Draadloze uitgang 1, waarop via een draadloos stopcontact een lamp aangesloten is om bij een alarm het licht in te schakelen.
Door het plaatsen van de vinkjes in het gedeelte gebeurtenis(sen) heeft de gebruiker de mogelijkheid om individueel vast te leggen bij welke gebeurtenis de uitgangen geschakeld moeten worden (en dus bijv. het licht ingeschakeld moet worden). Er kan tussen de volgende gebeurtenissen gekozen worden. • • • • • • • • •
Inbraak Brand Batterij laag Handmatige gebeurtenis (activeren om een handmatige bediening via het overzichtsbeeldscherm mogelijk te maken.) Paniek Spanningsstoring Inschakelen (draadloze uitgang geschakeld als centrale geactiveerd is) Storing Uitschakelen (draadloze uitgang geschakeld als centrale gedeactiveerd is)
De uitgangen zijn alleen handmatig schakelbaar, als onder „Uitgangen” als gebeurtenis „Handmatig” werd geselecteerd.
29
14 Configuratie van de webserver • •
Duur: Via de knop Duur kan de gebruiker bovendien selecteren of de gebeurtenis altijd (tot de volgende statuswijziging) effectief is of alleen voor de ingestelde tijd actief is. Tijdschema: Via de knop Tijdschema kan de gebruiker een tijdschema aan de betreffende uitgang toewijzen. Het tijdschema is parallel aan de ingestelde gebeurtenissen actief. Indien er een overlapping ontstaat van de schakelcommando's tussen tijdschema en gebeurtenis, dan is het telkens als laatst verstuurde commando geldig.
Aanvullende informatie over het tijdschema vindt u in het hoofdstuk Tijdschema. Om de configuratie af te sluiten, klikt u op Opslaan.
14.5 Tijdschema In het hoofdmenu-onderdeel Tijdschema kunnen geautomatiseerde schakelprocessen voor het activeren en deactiveren en voor het tijdgestuurd activeren van uitgangen aan de centrale worden geprogrammeerd.
De tijdschema's zijn als volgt ingedeeld: Tijdschema 1-2: Tijdschema's voor het activeren en deactiveren van de centrale. Tijdschema 3-6: Tijdschema's voor de besturing van de uitgangen. De tijdschema's 1-2 en 3-6 hebben geen vaste indeling. Deze is pas actief na toewijzing van het tijdschema aan een uitgang of gebruiker. 30
14 Configuratie van de webserver Tijdschema 1-2 configureren:
In de configuratie van een tijdschema kunnen maximaal 5 schakeltijden worden vastgelegd. De kolom Geactiveerd definieert het tijdstip waarop de centrale wordt geactiveerd, de kolom Gedeactiveerd definieert het tijdstip waarop deze wordt gedeactiveerd. U kunt ieder tijdschema via het veld "Naam" een individuele naam geven. Hierdoor wordt de latere indeling van de tijdschema's vereenvoudigd. De schakeltijden kunnen in een nieuw venster worden ingesteld door op de gewenste cel te klikken. Indien er geen tijdstip voor Geactiveerd of Gedeactiveerd is ingesteld (--:--) wordt er geen schakeling uitgevoerd. Hierdoor is een gerichte schakeling mogelijk voor het uitsluitend deactiveren of activeren van de centrale. Selecteer bovendien minimaal één weekdag om de schakeltijd te activeren. Door op het vuilnisbak-symbool te klikken, kunt u de geprogrammeerde schakeltijd wissen. 31
14 Configuratie van de webserver Wanneer de centrale via tijdschema wordt geactiveerd, worden open draadloze zones voor het schakelproces automatisch verborgen.
Toepassingsvoorbeelden:
Geactiveerd: Gedeactiveerd: Weekdagen: Effect:
19:00 07:30 Ma, di, woe, do, vr De centrale deactiveert 's morgens vroeg om 7:30 uur de centrale. 's Avonds om 19:30 uur vindt een activering plaats. Het tijdschema is van maandag t/m vrijdag actief.
Geactiveerd: Gedeactiveerd: Weekdagen: Effect:
16:30 9:00 Za, zo De centrale deactiveert 's morgens vroeg om 9:00 uur de centrale. 's Middags om 16:30 uur vindt een activering plaats. Het tijdschema is alleen zaterdag en zondag actief.
Geactiveerd: Gedeactiveerd: Weekdagen: Effect:
19:30 --:-Ma, di, woe, do, vr Van maandag t/m vrijdag vindt dagelijks een activering om 19:30 uur 's avonds plaats.
Tijdschema 1-2 indelen:
32
14 Configuratie van de webserver In het gebruikersmenu onder Systeem Æ Gebruikers kan in het hoofdgebruikersaccount naar wens tijdschema 1 of tijdschema 2 voor het automatisch activeren en deactiveren van de centrale worden geselecteerd. In het keuzemenu wordt de individuele naam van het tijdschema weergegeven. Om de configuratie te voltooien, drukt u op Toepassen om het tijdschema te activeren. Tijdschema 3-6 configureren:
In de configuratie van een tijdschema kunnen maximaal 5 schakeltijden worden vastgelegd. De kolom Aan definieert het activeringstijdstip van de uitgang, de kolom Uit definieert het deactiveringstijdstip van de uitgang. U kunt ieder tijdschema via het veld "Naam" een individuele naam geven. Hierdoor wordt de latere indeling van de tijdschema's vereenvoudigd.
33
14 Configuratie van de webserver
De schakeltijden kunnen in een nieuw venster worden ingesteld door op de gewenste cel te klikken. De volgende speciale functies kunnen worden ingesteld: Uren
Minuten
08
15
08
--
--
15
Beschrijving Schakelt om 08:15 uur. Schakelt vanaf 8:00 uur op ieder heel uur tot het einde van de dag. Schakelt elk uur altijd op de 15e minuut.
Selecteer bovendien minimaal één weekdag om de schakeltijd te activeren. Door op het vuilnisbak-symbool te klikken, kunt u de geprogrammeerde schakeltijd wissen. Toepassingsvoorbeelden: Aan: Uit: Weekdagen: Effect:
19:00 23:59 Ma, di, woe, do, vr De uitgang wordt om 19:00 uur permanent geactiveerd en om 23:59 uur gedeactiveerd. De instelling is van maandag t/m vrijdag actief.
Aan: Uit: Weekdagen: Effect:
14:00 --:-Ma, di, woe, do, vr De uitgang wordt dagelijks van maandag t/m vrijdag om 14:00 uur geactiveerd.
Aan: Uit: Weekdagen: Effect:
--:25 --:50 Za, zo Van zaterdag t/m zondag wordt elk uur de uitgang telkens op de 25e minuut geactiveerd en telkens op de 50e minuut gedeactiveerd.
34
14 Configuratie van de webserver Tijdschema 3-6 indelen:
In het menu Uitgangen kunnen de tijdschema's via de knop "Tijdschema" worden ingedeeld. U kunt een tijdschema voor alle 3 de uitgangen van de Secvest IP centrale tegelijkertijd indelen.
35
14 Configuratie van de webserver
14.6 Bericht Leg in dit punt de instellingen en regels voor de e-mailberichten vast.
Het berichtmenu is in vier gedeelten onderverdeeld die u erbij helpen om de berichtfunctie individueel volgens uw wensen aan te passen: 1.
E-Mail Account:
serverinstelling voor e-mail versturen
2.
Berichten:
bepalen van de e-mailinhoud
3.
Ontvanger:
contactgegevens (e-mailadres en SIP-nummers)
4.
E-mailregels:
koppeling van alarmgebeurtenis en emailontvanger
5.
SIP-account:
serverinstelling vor SIP-notificatie
6.
SIP-account:
koppeling van alarmgebeurtenis en SIPOntvanger
36
14 Configuratie van de webserver Informatie over de configuratie van de Push-notificatie vindt u in het hoofdstuk „SystemÆ Push Notification.“
37
14 Configuratie van de webserver 1.
E-Mail Account
In het gedeelte E-Mail Account kunt u de gegevens van een e-mailaccount aangeven van waaruit de berichten bij een alarm verstuurd moeten worden. Naast de gebruikersnaam en het e-mailadres moeten de contactinformatie van de outboxserver, de gebruikersnaam en het bijbehorende paswoord van de emailaccount opgeslagen worden. Details over adres van de mailserver en het poortnummer vindt u op de homepage van uw e-mailprovider. Klik om de ingevoerde instelling werking/juistheid te controleren op de knop „Mail Test”. Met een klik op Opslaan worden de instellingen opgeslagen.
38
14 Configuratie van de webserver 2.
Bericht
In het menupunt „Bericht” kunnen tekstberichten voor het betreffende type gebeurtenis opgeslagen worden die dan bij een alarm automatisch naar het (de) daarvoor bestemde e-mailadres(sen) verstuurd worden. Om een bericht op te slaan, klikt u op „Toevoegen”. U hebt nu de mogelijkheid om een onderwerp (bijv. „Inbraak!”) en een tekst (zoals bijv. „Er werd ingebroken!”) in te voeren. Met een klik op de „papiermand” kan een bericht gewist worden. Nadat alle instellingen uitgevoerd zijn en voor elke gebeurtenis een gewenst bericht opgeslagen werd, bevestigt u uw instellingen met de knop Opslaan.
39
14 Configuratie van de webserver 3.
Ontvangers
In dit menupunt hebt u de mogelijkheid om één of meerdere e-mailadressen op te slaan waarnaar bij een alarm een bericht gestuurd wordt. Om een nieuw e-mailadres op te slaan, klikt u op „Toevoegen” en voert u naam en e-mailadres van de ontvanger in. De bewerking herhalen tot alle gewenste ontvangers geregistreerd zijn. De uitgevoerde instellingen bevestigt u met de knop Opslaan.
Insstellen van een SIP-account Verder kan voor elke ontvanger een SIP- of PSTN- (vaste telefonie) – nummer worden opgeslagen, die in geval van een alarm kan worden opgeroepen. Om een SIP-nummer te verkrijgen moet u zich bij een SIP-provider of (door ABUS getest en vrijgegeven: http://www.sipgate.de http://www.localphone.com) registreren waar u uw eigen/personlijke SIPnummer krijgt. Deze moet afhankelijk van de toepassing in een bepaald formaat in het bereik „Telefoon” worden ingevoerd:
40
14 Configuratie van de webserver
1. Mogelijkheid: SIP naar SIP - Telefonie (gratis) Formaat:
SIP-nummer @ provider.URL
Voorbeeld:
7897184 @ localphone.com
De SIP naar SIP – telefonie is gratis. Als provider moet hier de provider van de „opgebelde” deelnemer worden ingevoerd (=ontvanger – provider). In het geval van deze toepassing belt de centrale een SIPdeelnemer. Dit kan bijvoorbeeld een IP-telefoon, smartphone met SIP-applicatie of PC met geïnstalleerde SIP-telefoon zijn. Het gaat hierbij, van de centrale tot het eindapparaat, om een volledige netwerkgebasseerde communicatie. Het kiezen van SIP naar SIP duurt ca. 20-30 seconden
41
14 Configuratie van de webserver
2. Mogelijkheid: PSTN naar SIP – Telefonie
(kostenplichtig)
Formaat:
[email protected]
Voorbeeld:
+49 (0)8207 959900 @ sipgate.de
Bij de SIP naar PSTN – telefonie moet de provider worden ingevoerd, waarbij de SIP-account van de centrale is geregistreerd (=afzender – SIP-Provider). Omdat SIP naar PSTN – telefonie kostenplichtig is, (ca. 2 ct/min) moet uw SIP – account voor dergelijke notificatie met een minimumbedrag (afhankelijk van de provider) worden opgeladen.
In dit geval belt de centrale eerst uw SIP-provider, die het gesprek naar een PSTN-gesprek verandert. Hierdoor kunt u elk bereikbare vaste nummer bellen. / het kiezen van SIP naar PSTN duurt ongeveer 45 seconden.
Meer informatie over SIP vindt u onder punt 5 & 6 (SIP-account en SIP-regels). De uitgevoerde instellingen bevestigt u met de knop Opslaan.
42
14 Configuratie van de webserver
4. E-mail regels In het menupunt „E-mailregels” worden regels vastgelegd die aan elke gebeurtenis (alarm) ondubbelzinnig een bericht en een (of meerdere) ontvangers toewijzen.
Klik voor het instellen van de e-mailnotificatie op een gebeurtenis waarvoor u een regel wilt opstellen (bijv. „Inbraak”). Met de knop "Toevoegen" stelt u een nieuwe regel op.
Klik in het lege “berichten” veld.
43
14 Configuratie van de webserver
In het nu verschijnende venster („Bericht selecteren”) kunt u nu één van de voordien opgeslagen berichten kiezen die aan de gebeurtenis „Inbraak” toegewezen moet worden. Bevestig uw keuze met een klik op de „OK”-knop. Aan het gedefinieerde bericht voor de gebeurtenis „Inbraak” moet u nu nog ontvangers toewijzen door in de nog lege regel „Ontvangers” te klikken.
44
14 Configuratie van de webserver
De gewenste ontvangers kunnen in het nu verschijnende venster „Ontvanger kiezen” met een vinkje gemarkeerd en met „OK” bevestigd worden. Wijzigingen moeten met „Opslaan” bevestigd worden, anders gaan de instellingen verloren. In het veld „E-mailonderwerp” heeft u aanvullend de mogelijkheid een onderwerp voor de e-mailnotificatie van de desbetreffende centrale te kiezen. Het is aan te bevelenen hier een onderwerp te kiezen, wat de toewijzing van de alarmmelding vereenvoudigt. De standaardinstelling voor de onderwerpregel is „Centralenaam – Gebeurtenisnaam” (SecvestIP – Inbraak). U kunt de tekst door invoer in het tekstveld wijzigen. Door klik op het prullenbaksymbool wordt het individuele onderwerp teruggezet op de standaardwaarde.
45
14 Configuratie van de webserver 5. SIP-account In het bereik „SIP-account” kan de SIP – telefonie worden geactiveerd/gedeactiveerd, alsook geconfigureerd. Bij actieve optie kan de centrale een Voice-over-IP-oproep in geval van alarm doorgeven. Hiervoor moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: • • • •
geregistreerd SIP-account voor uw centrale bij een SIP-provider SIP-functie „Aan” geldig „nummer” (voor SIP-naar-SIP of SIP-naar-PSTN) in het bereik ontvanger configuratie SIP-oproep bij alarm (SIP-regels)
Schuif de regelaar naar „Aan” om de SIP-telefonie te activeren. Domain, gebruiker-ID en wachtwoord ontvangt u bij het maken van uw SIP-account van uw provider. Door ABUS geteste provider: 9
http://www.localphone.com
9
http://www.sipgate.de)
Æ zie ook „3. Ontvanger” Æ “Instellen van een SIP-account”
De naam voor uw SIP-account kan individueel worden verstrekt. 46
14 Configuratie van de webserver 6. SIP-regels Vergelijkbaar met menupunt„E-mailregels” kunnen in menupunt „SIP-regels” alarmgebeurtenissen aan ontvangers worden gekoppeld, die in geval van alarm via SIP – telefonie dienen te worden gebeld/notificatie dienen te ontvangen.
Klik voor het instellen van de SIP-notificatie op een gebeurtenis waarvoor u een regel wilt opstellen (bijv. „Inbraak”). Met de knop "Toevoegen" stelt u een nieuwe regel op. Klik in het lege „Ontvanger”-veld.
47
14 Configuratie van de webserver
In het nu verschijnende venster („Ontvanger selecteren”) kunt u nu één van de voordien opgeslagen ontvangers kiezen die aan de gebeurtenis „Inbraak” toegewezen moeten worden. Bevestig uw keuze met een klik op de „OK”-knop. Als volgende kan het aantal maal opnieuw kiezen per ontvanger worden gedefinieerd, die bij niet antwoorden van een oproep worden uitgevoerd. Wijzigingen moeten met „Toepassen” bevestigd worden, anders gaan de instellingen verloren. Als de eerste gedefinieerde ontvanger de oproep niet aan, wordt de volgende gedefinieerde ontvanger gekozen. Neemt deze de oproep ook niet aan, wordt opnieuw gepoogd de ontvangerlijst telefonisch te bereiken (telkens zo vaak – zoals gedefinieerd in „Opnieuw kiezen”). Neemt een van de ontvangers de oproep aan, wordt het desbetreffende alarmbericht van de gebeurtenis afgespeeld.
Voorbeeld volledige telefoonlijst (opnieuw kiezen): Ontvanger A (1) Æ Ontvanger B (1)Æ Ontvanger C (1) Ontvanger A (2) Æ Ontvanger B (2)Æ Ontvanger C (2) Ontvanger A (3) Æ Ontvanger B (3)Æ Ontvanger C (3)
48
14 Configuratie van de webserver
Voorbeeld ontvanger A neemt gesprekl bij tweede keer op en schakelt centrale uit: Ontvanger A (1) Æ Ontvanger B (1)Æ Ontvanger C (1) Ontvanger A (2) Altijd worden alle ontvangers gebeld tot de centrale wordt uitgeschakeld. Het uitschakelen van de centrale onderbrekt het oproepproces.
14.7 Activeren / deactiveren van de alarmcentrale / Interne activering Met behulp van de knop kunt u de centrale activeren (bewakingsmodus „aan”) of deactiveren (bewakingsmodus „uit”).
Aanvullend vervoegd de installatie over de mogelijkheid voor interne activering. Deze soort activering wordt in de regel gebruikt om bij eigen aanwezigheid de buitenhuid van het object af te zekeren. Daarbij worden gedefinieerde melders in het binnenbereik (bijv. bewegingsmelder) uit de bewaking genomen.
49
14 Configuratie van de webserver
14.8 GSM
Hier kunt u instellingen invoeren als u een optionele GSM-kiezer (AZ6302) wilt gebruiken om een redundante communicatieweg te realiseren. Als u een GSM-kiezer wilt gebruiken, dan schakel GSM dan op „On”, nu worden ook de transistoruitgangen mee aangestuurd. Als u uitsluitend berichten via GSM wenst, plaats dan een vinkje bij „Alleen GSM”. Bevestig uw instellingen met de knop Opslaan.
50
14 Configuratie van de webserver
14.9 Systeem In dit menupunt kunnen de netwerkinstellingen geconfigureerd, datum en tijd ingesteld, gebruikers beheerd, de taal veranderd en het beheer van de centrale zelf uitgevoerd worden.
Bovendien kunnen instellingen vor Push Notification en SD-kaart worden uitgevoerd.
51
14 Configuratie van de webserver
1. Netwerk
Instelling via het keuzevenster „Modus” of het IP-adres automatisch bij de DHCP-server verkregen of handmatig via Static IP van de gebruiker toegekend moet worden. Deze instelling moet afhankelijk van de netwerkeigenschappen gekozen worden.
52
14 Configuratie van de webserver
2. Datum en tijd
Stel hier de datum en de tijd in. Mogelijke keuzemogelijkheden: •
Modus NTP Tijd en datum worden door een NTP-Server via internet verkregen. Hierbij zijn verschillende NTP-servers beschikbaar.
•
Modus PC Tijd en datum worden met de systeemtijd van de PC gesynchroniseerd.
•
Modus handmatig Tijd ingesteld.
en
datum
kunnen
handmatig
worden
Bovendien kan de tijdzone worden geselecteerd. De wijzigingen zoals altijd met „Toepassen” overnemen.
53
14 Configuratie van de webserver
3. Gebruikersbeheer
Hier kunt u twee gebruikersniveaus realiseren. Voor de eerste gebruiker staan alle instellingsmogelijkheden van de centrale ter beschikking. Op het tweede gebruikersniveau kunt u alleen nog de centrale activeren/deactiveren alsook alarms resetten en het logboek bekijken. Hiermee wordt mogelijk gemaakt dat de programmering niet door elke gebruiker veranderd kan worden. Let bij de keuze van het wachtwoord en gebruikersnaam op dat er geen spaties of speciale tekens gebruikt mogen worden. Verder kan bij beide gebruikers het „Auto-afmelden” worden geactiveerd/gedeactiveerd en de „Audio berichten” kunnen in- of uitgeschakeld worden. •
Auto afmelden De gebruiker wordt automatisch na enige tijd bij de webserver afgemeld om te verhinderen dat hij onbedoeld aangemeld blijft.
•
Audio bericht De audio-berichten worden afhankelijk van de gekozen systeemtaal aangepast. Bij in-/uitschakelen van de centrale alsook bij het activeren van een alarm ontvangt de gebruiker een akoestische terugmelding.
De wijzigingen zoals altijd met „Toepassen” overnemen.
54
14 Configuratie van de webserver 4. Taal
Hier kunt u de systeemtaal instellen. Wijzigt u de systeemtaal, worden tevens automatisch de audiosignaliseringen aan de nieuwe taal aangepast.
55
14 Configuratie van de webserver 5. Onderhoud (Leer modus / Firmware-update)
Het menupunt „Beheer” biedt u de mogelijkheid om de systeemnaam te wijzigen, een firmware-update te installeren, het systeem te herstarten, in de leermodus te zetten of op de fabrieksinstellingen terug te zetten. Firmware-update Om een firmware-update uit te voeren, klikt u op „Zoeken” om dan het updatebestand op uw computer te kiezen. Om de update te starten, drukt u dan op „Installeren”. De updatebewerking kan enkele minuten duren. Onderbreek hierbij nooit de verbinding tussen uw computer en uw Secvest IP. Na een succesvolle update wordt het systeem opnieuw gestart. Fabrieksinstellingen De fabrieksinstellingen van de IP-module worden weer hersteld. Alle instellingen die via de webserver werden gemaakt gaan daarbij verloren. Systeemherstart hiermee start u de IP-module opnieuw en hierdoor ook de netwerkverbinding. Instellingen en ingeleerde melders gaan hierbij niet verloren en moeten daarom ook niet opnieuw worden ingeleerd.
56
14 Configuratie van de webserver Leermodus Het systeem kan in de „Leer modus” gebracht worden om de alarmreactie van de centrale buiten werking te stellen.
In deze modus kunnen melders worden geactiveerd en getest, activeren daarbij echter geen alarmreactie. Deze modus is bijzonder geschikt om de draadloze componenten in te leren of te onderhouden. Gelieve er rekening mee te houden dat deze modus voor het inleren van draadloze stopcontacten op OFF gezet moet worden.
57
14 Configuratie van de webserver 6. Push Notification
Hier worden de in de alarmcentrale geregistreerde en voor push-notificatie ingestelde eindapparaten weergegeven.
Klik op „Push Notification” om de detailweergave van de geregistreerde eindapparaten aan de centrale weer te geven.
58
14 Configuratie van de webserver
Wanneer er nog geen eindapparaat (iPhone, iPod of iPad) is ingesteld, dan is deze lijst leeg. Door middel van de Secvest IP App versie 2.0 of hoger en centrale-firmwareversie 2.0.5 of hoger, kan de registratie (pairing) van een eindapparaat aan de centrale worden uitgevoerd. De Secvest IP App leest hiervoor de interne apparaatnaam (bijvoorbeeld: ABUS iPhone) uit en geeft deze direct door aan de centrale. Wanneer de apparaatnaam gewijzigd wordt, dan wordt door herhaald „pairen” ook de weergegeven naam in de centrale geactualiseerd. Er kunnen tot zelfs 6 apparaten aan de centrale voor de verzending van Pushberichten geregistreerd worden. Bij een alarm (inbraak, brand, paniek, techniek) verstuurt de centrale aan alle geregistreerde apparaten een Push-bericht dat met een akoestisch waarschuwingssignaal gepaard gaat.
De Apple Push Notification Service (APNs) wordt direct door Apple Inc. geleverd. Bij gebruik van de Push-service hoeft de eigenlijke applicatie aan het mobiele eindapparaat niet te worden gestart om een alarmmelding te ontvangen. De service wordt gebruikt op basis van een netwerkverbinding tussen de APPLE Push-server en het eindapparaat (met geactiveerde Push-service). De Push-service is geen gegarandeerd medium dat door ABUS Security-Center kan worden geleverd. Push-berichten kunnen vertraagd binnenkomen, afgewezen worden of niet door Apple worden bezorgd.
59
14 Configuratie van de webserver
De ontvangst van Push-berichten vindt meestal plaats binnen 10 seconden nadat een gebeurtenis aan de centrale is geactiveerd. Een directe bezorging is door Apple echter niet gegarandeerd. Wanneer het doelapparaat op het moment van de bezorging offline is, dan wordt het Push-bericht bij de APNS-server voor een latere verzending tussentijds opgeslagen.
Push-pairing-proces tussen App en centrale instellen Nieuwe centrale aanmaken: 1.
Laad SecvestIP 2.0 of hoger uit de iTunes App Store op uw eindapparaat.
2.
Bevestig bij de eerste start van de App de ontvangst van „Pushnotificaties”.
3.
Maak uw Secvest IP-centrale aan via de instelwizard.
4.
Druk op de toets „push-pairing” in de laatste instelstap (gereed-pagina) en wacht op een bevestiging van de centrale (tipvenster).
5.
Uw centrale, App en eindapparaat zijn nu voor Push-notificatie geconfigureerd.
60
14 Configuratie van de webserver
De centrale is al in de App aangemaakt: (update van 1.5.2 naar 2.0 of hoger) 1.
Laad Secvest IP 2.0 of hoger uit de iTunes App Store op uw eindapparaat.
2.
Bevestig bij de eerste start van de App de ontvangst van „Pushnotificaties”.
3.
Navigeer naar het menuonderdeel „Instellingen” en selecteer uw centrale.
4.
Druk op de toets „push-pairing” in de centrale-instelling van de App en wacht op een bevestiging van de centrale (tipvenster).
5.
Uw centrale, App en eindapparaat zijn nu voor Push-notificatie geconfigureerd.
Belangrijke aanwijzingen voor de ontvangst van Push-notificaties: 9
Vliegtuigmodus is uitgeschakeld.
9
SecvestIP App moet gesloten zijn.
9
Internetverbinding op het eindapparaat (3G / WiFi) actief.
9
Internetverbinding op de centrale gegarandeerd.
9
De taalinstelling van het Push-bericht is afhankelijk van de systeemtaal op het eindapparaat op het moment van pairing.
61
14 Configuratie van de webserver 7. SD-kaart
In het menupunt „SD-kaart” kunnen SD-kaartenspecifieke instellingen worden uitgevoerd: Geheugen: Weergave van het op de SD-kaart gebruikte geheugen/ten opzichte van de totale grootte van de SD-kaart. De standaardgrootte van de ingebouwde SD-kaart bedraagt 2GB - er kunnen maximaal 500 gebeurtenissen worden opgeslagen. Na formatering van de SD-kaart wordt nooit het volledige geheugen van de SD-kaart als „vrij” aangegeven, omdat op de SD-kaart de audio-files voor de akoestische terugmelding van de centrale zijn opgeslagen. SD-kaart formatteren: Alle beelden op de SD-kaart worden gewist – Let op! Alle op de SD-kaart opgeslagen informatie gaat daarbij verloren! Beelden exporteren: Met deze functie kunnen alle op de SD-kaart opgeslagen alarmgebeurtenissen worden geëxporteerd. Zoals bij het downloaden van de Live-Snapshots in het overzichtsmenu worden de gegevens naar een TAR-archief geëxporteerd. Zorg ervoor dat een TAR-compatibel datacompressieprogramma voor het uitpakken van het archief wordt gebruikt (bijv. „WinRAR” of „7Zip”).
62
14 Configuratie van de webserver
14.10 Logboek Deze functie biedt de gebruiker de mogelijkheid het gebeurtenisgeheugen te bekijken.
In dit geheugen zijn de gebeurtenissen met datum & tijd en soort gebeurtenis opgeslagen. De sortering kan met behulp van de pijl links boven van stijgend naar dalend omgesteld worden. In de standaardinstelling worden alle alarmgebeurtenissen weergegeven. Moet slechts een speciaal gebeurtenistype weergegeven worden, dan kan men deze in het selectiemenu rechts boven selecteren. Verder kan het gebeurtenisgeheugen gewist („Wissen”), geactualiseerd („Actualiseren”) of in een extern bestand geëxporteerd worden („Opslaan”). In de kolom rechts naast de gebeurtenis wordt de alarmactiverende zone weergegeven. Hierdoor verkrijgt u een overzicht welke zone het alarm heeft herkend: C1, C2, C3 vC1, vC2, vC3
= =
draadloze virtuele
zone zone
1-3 1-3
De kolom helemaal rechts in de Event-Log toont de „activerende gebeurtenis”. Als een alarm door een PIR-netwerkcamera werd geactiveerd, dan wordt het PIRcamerasymbool weergegeven. Met een klik daarop kunnen de alarm-beelden worden opgeroepen en indien nodig via „Download” naar een TAR-archief worden geëxporteerd. Bovendien wordt via alarm-beelden-overzicht datum, tijd en activerende zone weergegeven.
63
14 Configuratie van de webserver
14.11 Uitloggen
Als u uw gewenste configuratie ingesteld of uw bediening beëindigd hebt, klik dan op de „Uitloggen”-knop rechts boven in het venster om u aan de webserver van de Secvest IP af te melden. Dit zorgt ervoor dat onbevoegden die deze gebruiker kunnen gebruiken, geen wijzigingen aan de centrale kunnen uitvoeren.
64
15 Inleren van de draadloze componenten
15. Inleren van de draadloze componenten Inschakelen: Sluit de voedingspanning aan. De alarmcentrale geeft een dubbel piepsignaal en de bovenste LED (groen) begint te branden. Zorg ervoor dat de sabotageschakelaars van de centrale open zijn. Bij een geopend deksel knippert de trouble-LED rood met 1 Hz. Om de sabotageschakelaar tegen afrukken van de wand te activeren, gelieve de volgende aanwijzing te lezen. Programmering: Druk een keer op de toets SELECT om naar de programmeermodus te gaan. U bevindt zich daarna in het hoofdmenu. De onderste LED brandt voor menu 1. Voor het inleren van de draadloze componenten raden we u aan om de leermodus te activeren om bij het inleren geen alarm te veroorzaken. Dit kan via de webserver geactiveerd worden: Systeem Æ Beheer Æ Leer modus Æ ON. (Gebruikersnaam: admin / paswoord: 12345678) Daarnaast raden we aan om het sabotagecontact tegen het afrukken van de wand te deactiveren. Zie hiervoor CON1 (C) deactiveren. Gelieve na de programmering na te gaan of de jumper volgens uw wensen ingesteld is. Druk een keer op de toets SET om naar het menu te gaan en de LED gaat uit of knippert afhankelijk van de menu’s. Verlaat altijd de programmeermodus op de hierna beschreven manier om zeker te zijn dat de nieuwe instellingen opgeslagen worden. Gelieve de spanningsvoeding niet te verwijderen. Druk zo vaak op ESC/DEL tot de draadloze alarmcentrale begint te piepen (ongeveer een keer per seconde). Sluit de behuizing of druk op het dekselsabotagecontact SW4 (B) houd dit ongeveer 4 seconden lang ingedrukt tot er een dubbel piepsignaal te horen is. De rode trouble-LED gaat uit.
Gelieve er rekening mee te houden dat als de centrale nog niet aan de wand gemonteerd is, dat ook de wandsabotageschakelaar ingedrukt moet zijn of door de geleiderbrug „FIT DISABLE TAMP” (CON1 (C)) gedeactiveerd is. Alle geprogrammeerde instellingen en de gegevens van de ingeleerde componenten worden in een EEPROM opgeslagen. Deze gegevens gaan bij een stroomuitval niet verloren.
65
15 Inleren van de draadloze componenten
15.1 Menu 1 – inleren van de componenten Ga vooraf na op welk kanaal u welke melders wilt inleren. Leer de melders een voor een in en let erop dat alleen telkens de in te leren melder een signaal uitzendt. Onthoud, of beter nog, noteer op welke plaats of in welk kanaal u welke melder(s) ingeleerd hebt, dit vergemakkelijkt de latere etikettering van de Secvest IP. Gelieve er bovendien ook rekening mee te houden dat op de eerste 3 kanalen alleen afstandsbedieningen en Secvest Keys ingeleerd kunnen worden. Terwijl u zich in het menu 1 bevindt, kan het gebeuren dat de centrale pieptonen geeft. Dit geeft aan dat 868 radiosignalen ontvangen worden. Als u een buitensirene wilt gebruiken, dan moet op kanaal 4 i.p.v. een melder de buitensirene ingeleerd worden. De buitensirene moet via het activeren van de sabotageschakelaar ingeleerd worden. Het maximale aantal melders in het systeem vermindert hierdoor tot 10 melders. Gelieve er rekening mee te houden dat voor het gebruik van een buitensirene de draadloze printplaat over de firmwarestand 2.2 moet beschikken, hoe u kunt vinden, is in het hoofdstuk „Firmwareweergave van de draadloze printplaat” beschreven. Druk een keer op SELECT (boven rechts) om naar de programmeermodus te gaan. De onderste LED (blauw) brandt. U bevindt zich in het hoofdmenu. Druk een keer op de toets SET om naar het menu 1 te gaan. De 2e LED van onder (voor kanaal 1) brandt of knippert. Brandt deze, dan is op dit kanaal al een component ingeleerd. Druk op SELECT om naar het volgende kanaal te gaan. Knippert de kanaal-LED, dan is dit kanaal vrij en een draadloos component kan ingeleerd worden. Zorg hiervoor voor het draadloos uitzenden van de in te leren componenten. Activeer hiervoor het betreffende sabotagecontact van de in te leren draadloze component of activeer het uitzenden. Om een DRAADLOZE afstandsbediening 2WAY in te leren, drukt u op een willekeurige toets, bij Secvest Key plaatst u de batterij. Als de eerste component ingeleerd is, piept de alarmcentrale 2 x en de LED van het betreffende kanaal brandt. Herhaal deze bewerking voor andere componenten. Daardoor worden bijkomende kanalen bezet. Houd rekening met de toewijzing van de kanalen aan de groepen en met het maximale aantal per groep. Groep 1 Bedieningseenheden 1/2/3 Kanaal 1-3
Zone 1 Melders 1/2/3/4 Kanaal 4-7 Kanaal 4 optioneel voor buitensirene
Zone 2 Melders 5/6/7 Kanaal 810
Zone 3 Melders 8/9/10/11 Kanaal 11-14
Gelieve erop te letten dat u bedieningselementen op de eerste 3 kanalen inleert en de melders vanaf kanaal 4 inleert. Optioneel kan in kanaal 4 de buitensirene ingeleerd worden, dit heeft echter geen gevolgen voor de zoneeigenschappen van zone 1. Leer de melders van hetzelfde type in een groep in (bijv. de groep van de bewegingsmelders, rookmelders). 66
15 Inleren van de draadloze componenten
Als u klaar bent, drukt u een keer op ESC/DEL. Hier aanvaardt de centrale geen andere instelling. De onderste LED brandt opnieuw permanent. U bevindt zich opnieuw in het hoofdmenu.
15.2 Menu 2 – wissen van de componenten Druk op SELECT tot de tweede LED van onderen brandt. Druk een keer op de toets SET om naar het
menu
2
te
gaan.
De LED van een kanaal met een ingeleerde component brandt. Druk meermaals op SELECT tot het gewenste kanaal knippert. Lege kanalen worden door knipperen gesignaleerd. Brandt de LED van het gewenste kanaal, druk dan op (piept 1x) ESC/DEL en houd deze knop ingedrukt (ca. 4 seconden) tot de alarmcentrale 2 x piept en de LED van het kanaal knippert. De component werd gewist. Herhaal dit eventueel om alle gewenste componenten te verwijderen. Als u klaar bent, drukt u een keer op ESC/DEL. Hier aanvaardt de centrale geen andere instelling. De onderste LED brandt opnieuw permanent. U bevindt zich opnieuw in het hoofdmenu en LED 2 brandt opnieuw.
15.3 Menu 3 – keuze van de kanaalinstelling (kanaalmodus) Toelichting: Een melder (bijv. venster wordt geopend) wordt geactiveerd en stuurt een melding over zijn toestand naar de centrale. Wordt het venster opnieuw gesloten, dan stuurt deze melder opnieuw een melding naar de centrale over zijn nieuwe toestand (gesloten). Is dus het betreffende kanaal geactiveerd (melder geactiveerd), dan is ook de zone geopend. Is het betreffende kanaal gedeactiveerd (melder is in rusttoestand), dan wordt de zone gesloten (op voorwaarde dat alle andere melders van deze zone ook gesloten zijn). Sommige melders, bijv. draadloze overvalknoppen, zenden bij het innemen van de rusttoestand geen nieuwe melding naar de centrale. Voor deze melders moet het terugzetten van het kanaal automatisch in de centrale gebeuren. Opdat dit automatisch kan gebeuren, moet de kanaaleigenschap voor deze melders op impuls gezet worden. Druk op SELECT tot de 3e LED van onderen brandt. Druk een keer op de toets SET om naar het menu 3 te gaan. De centrale piept twee keer en de LED geeft het eerste bezette kanaal weer. Druk op SELECT tot de tweede LED van het in te stellen kanaal brandt. Druk nu op SET, de centrale piept opnieuw twee keer. De LED toont nu de gekozen instelling voor het kanaal: • „Impuls” is gekozen als de LED knippert. • „Duur” is gekozen als de LED permanent brandt. Druk op SELECT om de instelling te wijzigen. De LED toont nu de gekozen instelling. Druk opnieuw op SET om de wijziging te bevestigen. De centrale piept opnieuw twee keer en de LED toont het gekozen kanaal. Herhaal dit om de instellingen voor alle componenten uit te voeren. 67
15 Inleren van de draadloze componenten
Aanwijzing: de volgende tabel geeft een overzicht van voor welk component het betreffende kanaal op impuls of op duur gezet moet zijn: Duur FU59xx, FU8100, FU8130, FU8150, FU832x, FU8330, FU841x, FU842x, FU8430
Impuls FU8140, FU8300, FU8305, FU8370, FU8340, FU8350, FU8380, FU8390
FU8310, FU8360,
Deze instellingen hebben voor het kanaal van de buitensirene, indien gebruikt, geen gevolgen. Als u klaar bent, drukt u een keer op ESC/DEL. Hier aanvaardt de centrale geen andere instelling. De onderste LED brandt opnieuw permanent. U bevindt zich opnieuw in het hoofdmenu en LED 3 brandt opnieuw.
15.4 Menu 4 – weergave van de signaalsterkte Druk op SELECT tot de 4e LED van onderen brandt. Druk een keer op de toets SET om naar het menu 4 te gaan. De LED’s geven dan de laatst ontvangen signaalsterkte voor elk kanaal weer. Dit gebeurt als volgt: eerst knippert een kanaal-LED zes keer en dan volgt de weergave van de signaalsterkte als balkweergave tussen 0 en 8. Een overeenkomstig aantal LED’s (van onderen beginnend) knippert. De alarmcentrale loopt automatisch door alle bezette kanalen. Als er geen draadloze componenten ingeleerd zijn, is het niet mogelijk om dit submenu te selecteren. De LED’s geven de sterkte van het ontvangen signaal weer. Hoe meer LED’s branden (van onderen naar boven), hoe sterker het signaal is. Als slechts twee LED’s of minder branden, dan is het signaal niet sterk genoeg voor een betrouwbaar gebruik. Activeer voordien alle melders en bedieningseenheden met het sabotagecontact of de knop. U kunt tijdens de test componenten activeren, hierdoor wordt de weergave van de laatst ontvangen signaalsterkte geactualiseerd. De weergave van de laatst ontvangen signaalsterkte van de kanalen kan handmatig teruggezet worden door op SW4 (B) te drukken. Nu worden alleen nieuw ontvangen signalen weergegeven. Als u klaar bent, drukt u een keer op ESC/DEL om opnieuw naar het hoofdmenu te gaan. Als u klaar bent, drukt u een keer op ESC/DEL. Hier aanvaardt de centrale geen andere instelling. De onderste LED brandt opnieuw permanent. U bevindt zich opnieuw in het hoofdmenu en LED 4 brandt opnieuw.
68
15 Inleren van de draadloze componenten
15.5 Menu 5 – aansturing van de draadloze binnensirene, de draadloze infomodule en het draadloze stopcontact 15.5.1 Draadloze binnensirene en draadloze infomodule: Wilt u een draadloze infomodule of een draadloze binnensirene gebruiken, dan moet u eerst in het menu 5 de instelling op „Inschakelen” (de LED knippert) zetten. Af fabriek is deze instelling op „Uitschakelen” (LED uit) gezet om onnodige radiosignalen te vermijden als er geen draadloos stopcontact, draadloze infomodule of binnensirene gebruikt wordt. De LED-toestand (permanent AAN) kan niet gebruikt worden als u een binnensirene of een infomodule wilt gebruiken. Om instellingen uit te voeren, drukt u op SELECT tot de 5e LED van onderen brandt. Druk een keer op de toets SET om naar het menu 5 te gaan. Druk opnieuw op SET om tussen de LED-toestanden te schakelen. Verlaat de programmeermodus door zo vaak op ESC/DEL te drukken tot de draadloze centrale begint te piepen, ongeveer een keer per seconde. Sluit de behuizing of druk op het dekselsabotagecontact (SW4 (B), onder ESC/DEL) en houd dit ongeveer 4 seconden lang ingedrukt tot er een dubbel piepsignaal te horen is. Breng uw binnensirene of uw infomodule in de leermodus. Zie hiervoor de bedieningshandleiding van beide componenten. Open de centrale of het dekselsabotagecontact en druk op SET (neem hier ook de aanwijzingen voor de programmering in acht). Het succesvol inleren wordt bij de beide componenten gesignaleerd. Plaats de geleiderbrug aan de binnensirene en aan de infomodule voor de keuze van het deelbereik op partitie 1, die moet absoluut geselecteerd zijn. 15.5.2 Secvest draadloos stopcontact Wilt u een draadloos stopcontact gebruiken, dan moet u eerst in het menu 5 de instelling op „Inschakelen” (de LED knippert) zetten. Wordt er geen draadloze infomodule of draadloze binnensirene gebruikt, dan kan ook de LED-toestand (LED permanent aan) gekozen worden, dit reduceert het aantal draadloze signalen. Af fabriek is deze instelling op „Uitschakelen” (LED uit) gezet om onnodige radiosignalen te vermijden als er geen draadloos stopcontact, draadloze infomodule of binnensirene gebruikt wordt. Om instellingen uit te voeren, drukt u op SELECT tot de 5e LED van onderen brandt. Druk een keer op de toets SET om naar het menu 5 te gaan. Druk opnieuw op SET om tussen de LED-toestanden te schakelen. Breng het stopcontact in de inleermodus. (gele modus)
69
15 Inleren van de draadloze componenten
Inleermodus van het stopcontact: ¾ Voorzie het stopcontact van spanning ¾ Druk ca. 7 seconden op de knop aan het stopcontact tot het draadloze stopcontact piept ¾ Druk meermaals kort op de knop tot de LED „geel” brandt ¾ Druk opnieuw ca. 4 sec. op de toets, het toestel piept en de gele LED knippert. ¾ Laat de toets los. Het draadloze stopcontact piept opnieuw twee keer. Voor het inleren van de draadloze stopcontacten moet de leermodus op de webinterface gedeactiveerd worden om bij het inleren de uitgang te schakelen. Deze kan via de webserver gedeactiveerd worden: “Systeem Æ Beheer Æ Leer modus Æ OFF.” (Gebruikersnaam: admin / paswoord: 12345678) Configuratie van de uitgang via webserver: Gelieve vooraf te controleren of voor de draadloze uitgang in de webserver ook „Handmatig” als uitgangseigenschap aangevinkt is, omdat alleen dan het handmatig schakelen mogelijk is. De instellingen kunt u uitvoeren onder Uitgang / draadloze uitgang 1/2 (Gebruikersnaam: admin / paswoord: 12345678)
70
15 Inleren van de draadloze componenten Als u het draadloze stopcontact in de leermodus gebracht hebt en de nodige configuraties aan de webserver uitgevoerd hebt, schakel dan via de webserver de uitgang waarin u het stopcontact of de stopcontacten wilt inleren. Druk hiervoor op de knop van de draadloze uitgang op het overzichtscherm.
Het stopcontact geeft een akoestisch signaal over het succes van het inleren. Er kunnen meerdere stopcontacten op één uitgang ingeleerd worden. Als u klaar bent, drukt u een keer op ESC/DEL. Hier aanvaardt de centrale geen andere instelling. De 5e LED brandt opnieuw permanent. U bevindt zich opnieuw in het hoofdmenu. Wilt u de programmeermodus verlaten, druk dan zo vaak op ESC/DEL tot de draadloze centrale begint te piepen, ongeveer een keer per seconde. Sluit de behuizing of druk op het dekselsabotagecontact (SW4 (B), onder ESC/DEL) en houd dit ongeveer 4 seconden lang ingedrukt tot er een dubbel piepsignaal te horen is. De gegevens worden in een EEPROM opgeslagen.
71
15 Inleren van de draadloze componenten
15.6 Menu 6 – niet gebruikt Optie: omschakelen van de indicatie (supervisiemelding wordt aan LED’s weergegeven ja/nee)
15.7 Menu 7 – gedrag van de buitensirene In dit menu kan het soort signalering van de buitensirenes bepaald worden. e Druk op SELECT tot de 7 LED van onderen brandt. Druk een keer op de toets SET om naar het menu 7 te gaan. De centrale piept kort en de LED 7 kan de volgende toestanden weergeven:
UIT
AAN
permanent
Knipperend
1 Hz
Knipperend
5 Hz
De buitensirene heeft geen signaleringsen alarmeringsfunctie Aanwijzing: CON 3 is hierbij ook zonder functie. Functie van de buitensirenes is geactiveerd, zonder bevestigingsflits en bevestigingssignaal Functie van de buitensirene is geactiveerd, met bevestigingsflits en zonder bevestigingssignaal Functie van de buitensirene is geactiveerd, met bevestigingsflits en met bevestigingssignaal
Wilt u de toestand wijzigen, druk dan meermaals op SET tot u de gewenste modus bereikt hebt. Druk zo vaak op ESC/DEL tot de draadloze centrale begint te piepen, ongeveer een keer per seconde. Sluit de behuizing of druk op het dekselsabotagecontact (SW4 (B), onder ESC/DEL) en houd dit ongeveer 4 seconden lang ingedrukt tot er een dubbel piepsignaal te horen is. De gegevens worden in een EEPROM opgeslagen.
15.8 Menu 8 – set defaults fabrieksinstelling Druk op de toets SELECT tot de 8e LED van onderaan brandt. Druk een keer op de toets SET om naar het menu 8 te gaan. Alle blauwe LED’s beginnen te knipperen. Deze weergave signaleert dat de draadloze module klaar is om zich weer op de fabrieksinstelling in te stellen. Druk op de toets ESC/DEL en houd de toets ca. 4 seconden ingedrukt tot het knipperen stopt en de centrale 2 x piept. De fabrieksinstellingen zijn nu opnieuw geladen. U bevindt zich nu opnieuw in het hoofdmenu. Wilt u de programmeermodus verlaten, druk dan zo vaak op ESC/DEL tot de draadloze centrale begint te piepen, ongeveer een keer per seconde. Sluit de behuizing of druk op het dekselsabotagecontact (SW4, onder ESC/DEL) en houd dit ongeveer 4 seconden lang ingedrukt tot er een dubbel piepsignaal te horen is. De gegevens worden in een EEPROM opgeslagen.
72
16 Alarmtypes en berichten
16. Alarmtypes en berichten Alarm
Bericht
Inbraak
E-mail gebruikersgedefinieerd / kiezeraansturing optioneel / logboekentry / alarmweergave via webinterface / APP
Toelichting
Vertraagd
E-mail globaal / kiezeraansturing optioneel (inbraak) / logboekentry / alarmweergave via webinterface / APP (inbraak)
Paniek
E-mail gebruikersgedefinieerd / kiezeraansturing optioneel / logboekentry / alarmweergave via webinterface / APP
Brand
E-mail gebruikersgedefinieerd / kiezeraansturing optioneel / logboekentry / alarmweergave via webinterface / APP
Techniek
E-mail gebruikersgedefinieerd / kiezeraansturing optioneel / logboekentry / alarmweergave via webinterface / APP
Batterij laag
E-mail globaal / logboekentry weergave via webinterface / APP
Spanningsstoring
E-mail globaal / logboekentry alarmweergave via webinterface / APP
Systeemfout
E-mail globaal / logboekentry weergave via webinterface / APP
DSLbewaking
Kiezeraansturing optioneel / logboekentry
/
/
alarm- Een of meerdere melders hebben een lege batterij
/
alarm-
Als de batterijspanning onder 10,5 V daalt, wordt dit alarm geactiveerd Jamming / supervisie / sabotage activeren dit alarm Wordt de netwerkverbinding onderbroken, wordt dit alarm geactiveerd
Voor de kiezeraansturing, zie het hoofdstuk „Relais- en transistoruitgangen” Globaal:
Betekent dat een e-mail naar alle ingevoerde emailadressen verstuurd wordt.
Gebruikersspecifiek:
Betekent dat een e-mail volgens de regels en toegevoegde ontvangers alarmspecifiek verzonden wordt. Bovendien kan de tekst door de gebruiker vastgelegd worden.
73
17 Resetten van een alarm
17. Resetten van een alarm De centrale is ingeschakeld en er is een alarm geactiveerd: •
Via de webserver: Druk op de knop „uitschakelen”.
•
Via de draadloze afstandsbediening: Druk op de knop „uitschakelen” op uw afstandsbediening om een alarm te resetten.
De centrale is niet ingeschakeld en er is een alarm geactiveerd: •
Via de webserver: Bevestig de alarmknop om het alarm te resetten.
•
Via de draadloze afstandsbediening: Om via de draadloze afstandsbediening een alarm te resetten, moet er in- en weer uitgeschakeld worden: (1) Toets „inschakelen”: o Wanneer de melder nog geactiveerd is, piept de alarmcentrale 8 keer om te signaleren dat er niet kan worden ingeschakeld. o Wanneer de melder niet meer geactiveerd is, piept de centrale 2 keer en wordt ingeschakeld. (2) Toets „uitschakelen”: Het alarm wordt gereset en de centrale is inactief. (3) Alle alarmen zijn gereset.
(1)
(2)
Wij adviseren na een alarm de status van de centrale via de webserver of de Secvest IP App te controleren.
74
18 Maximale systeemconfiguratie
18. Maximale systeemconfiguratie
75
19 Firmwareweergave van de draadloze printplaat
Systeem 3 x virtuele zones 3 x draadloze zones
2 x draadloze uitgangen 1 x relaisuitgang 4 x transistoruitgangen Bedieningseenheden Binnensirenes
Maximaal aantal Variant 1
Variant 2
3 x PIR IP netwerkcamera’s 3 zones met in het totaal 11 melders (4/3/4 melders per zone)
1 x IP-alarmmodule + 1 x PIR IP netwerkcamera 3 zones met in het totaal 10 melders (3/3/4 melders per zone) + 1 x buitensirenes Voor onbeperkt aantal draadloze stopcontacten per uitgang Voor de aansturing van bedrade componenten Voor de aansturing van kiezers Max. 32 stuks, draadloze afstandsbediening, Secvest Key of extra deurslot (naar wens combineerbaar) Onbeperkt aantal
19. Firmwareweergave van de draadloze printplaat Als u de centrale van stroom voorziet, doorloopt de centrale een startroutine, hierbij lichten eerst alle LED’s kort op en dan wordt de firmwarestatus van de draadloze printplaat met dualcodering weergegeven. Firmware van de draadloze printplaat Eerste weergave Tweede weergave LED op 1e positie van LED op 4e positie van onderen licht kort op onderen licht kort op LED op 2e positie van LED op 2e positie van onderen licht kort op onderen licht kort op
Firmwarestatus 1.8 2.2
De softwarestand van de IP-printplaat kunt u makkelijk via de webserver inkijken. “Systeem Æ Onderhoud Æ Firmwareversie”
20. Aanwijzingen over andere ABUS-producten Bij problemen met de draadloze reikwijdte kunt u de repeaterfunctie van de Secvest 2WAY draadloze universele module (FU8210) gebruiken. Gelieve de gebruiksaanwijzing van de universele module te lezen.
21. Aanwijzingen over het onderhoud Bij onderhoudswerkzaamheden brengt u de centrale in de leermodus. Daarna kunt u zonder probleem de centrale of ingeleerde draadloze componenten (bijv. Batterijwissel) openen zonder een sabotagealarm te activeren. Dit gebeurt via de webserver: “Systeem Æ Beheer Æ Leer modus Æ ON.”
76
22 Technische gegevens
22. Technische gegevens Afmetingen (b x h x d) Communicatie/alarmering Aantal bedieningselementen Aantal gebruikers Aantal afstandsbedieningen Aantal draadloze zones Aantal virtuele IP-zones Weergave Uitgangen Draadloos alarmbandbreedte Batterijtype Bediening Brutogewicht DSL-bewaking Gebeurtenisgeheugen Uitbreidbaar (draadloos) Onderhoud op afstand Radiofrequentie Radiovermogen Materiaal van de behuizing Geïntegreerde sirene Opgenomen vermogen Bedrijfstemperatuur Max. luchtvochtigheid Max. reikwijdte zenden Max. reikwijdte ontvangen Max. noodstroom looptijd Modulatie Montageplaats Nettogewicht Netwerk-protocollen Netwerkaansluiting Noodstroomvoorziening Programmering Sabotagebewaking Schakeluitgangen
193x233x45 mm E-Mail, VOIP (vaste telefonie, mobiele telefonie, VOIP-client) en Push Notification 3 2 3 3 3 Status-LED's 1 x relais, 4 x transistor Smalle band 12 V, 1,2 Ah Via Secvest Key, draadloze afstandsbediening, draadloos extra deurslot 2.560 g Ja 500 Ja (met 8 melders met IP-alarmmodule) Ja 868,66 MHz 10 mW ABS Nee 13,8 W 0° - 55° C 75 % (niet condenserend) 100 m (open terrein)/30 m (gebouw) 100 m (open terrein)/30 m (gebouw) 5 uur FM Aan optimaal draadloos vermogen aangepaste omgevingsvoorwaarden 760 g TCP/IP, DHCP, SMTP, DNS, NTP, HTTP RJ-45 Ethernet 10/100 Base-T Ja Via geïntegreerde webserver Ja 5 77
0 Beschermingsklasse Backup Spanningsvoorziening DC Spanningsbewaking Taal OSD Taal handleiding Stroomverbruik Milieuklasse Ondersteunde browsers Codering Toegangsbeveiliging
IP 34 Tegen verpoling beveiligd 13,8 V Ja DE, UK, FR, NL, DK DE, UK, FR, NL, DK, IT 1.200 mA II Safari 5, Mozilla Firefox 5, Google Chrome, Internet Explorer 9 Ja Gebruikersnaam, wachtwoord
23. Klantendienst en support Eindverbruikers:
Als u vragen heeft, neem dan a.u.b. contact op met uw speciaalzaak of installateur.
Speciaalzaak/installateur:
informatie over de productsupport vindt u op onze website: www.abus-sc.com
ABUS Security-Center GmbH & Co. KG Linker Kreuthweg 5 86444 Affing GERMANY www.abus-sc.com
[email protected] 78
24. Verklaring van de begrippen 9 Jamming:
Storing van de radiofrequentie.
9 Supervisie:
De melders worden op hun beschikbaarheid gecontroleerd (d.w.z. bestaat een radioverbinding ja/nee).
9 Tamper:
Als Tamper wordt het sabotagecontact genoemd, die de behuizing van de alarmcentrale tegen lostrekken, en de deksel tegen sabotage beveiligt.
9 SIP:
De Session Initiation Protocol (SIP) is een netwerkprotocol voor de opbouw, voor de besturing en voor de afbouw van een communicatiezitting tussen twee en meer deelnemers. In de IP-telefonie is de SIP een vaak gebruikte protocol.
9 Push Notification … zijn berichten die men ontvangt, zelfs als het verantwoordelijke programma op de smartphone niet werkt. Programma's/apps kunnen zich zo be de gebruiker melden, de berichten verschijnen als nieuwe SMS op het display. Om Push Notifications te ontvangen is een internetverbinding vereist (WLAN, UMTS, … ). 9 LAN:
Afkorting voor „Local Area Network” Directe aansluiting van de Secvest IP alarmcentrale op een pc Æ Crossoverkabels (bepaalde leidingen verwisseld). Aansluiting van de Secvest IP alarmcentrale via een switch Æ patchkabel nodig (alle draden 1:1 doorgelust).
9 APP:
Application (= omgangstaal toepassing) Æ Meestal klein programma op moderne mobiele telefoons (bijv. iPhone).
9 NO:
Normally Open (het contact van de melder is in rusttoestand geopend en wordt geactiveerd zodra het schakelcircuit gesloten wordt).
9 NC:
Normally Closed (het contact is in rusttoestand gesloten en in geactiveerde toestand geopend).
79