Seattle’s Best Coffee Fred Händl
2
Colofon Titel Seattle’s Best Coffee Copyright © 2001, 2011, 2013 Fred Händl Omslagontwerp Fred Händl Portretfoto Jur Engelsman Vormgeving Fred Händl Contact
[email protected] http://haendl.jazzappa.com Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. 3
Dank u wel In de aanloop naar deze nieuwe uitgave zijn er op mijn pad een aantal mensen komen wandelen die ik hierbij graag wil bedanken voor het leveren van hun bijdrage aan dit boek. Sinds 2001 heb ik dit arme boek hopeloos herzien, herschreven en geredigeerd. Ik heb er stukken uitgehaald, ik heb pagina’s en verhalen toegevoegd, ik heb het hele boek zelfs een keer hernoemd en ik heb op een gegeven moment op het punt gestaan de hele zooi maar weg te mikken. Misschien was dat ook wel beter geweest, maar misschien ook niet. Dat laat ik aan u, de lezer, over. De mensen die mij zo fijn hebben geholpen door het nalezen van een gedeelte uit het boek heb ik beloofd in deze nieuwe uitgave te bedanken, en ik ben zo’n klootzak nog niet, of ik doe dat nog ook. In volgorde van passages. Kimberley Jongste Henk van den Broek Cornelis van Zutven Karien Wertz Anja Schenkels Sandra van Kuik-Sloos Marijke Homan
Verzaakt heeft: Bob Gelderblom
Fred Händl Mei 2013
4
voor mijn stomme broer
5
Proloog Het leven is een ei. Breekbaar. Maar gekookt met een gefruit uitje en een sneetje tomaat best te pruimen. Het is 12 februari van het godvergeten jaar 2011 en ik ben de laatste woorden aan het intikken van mijn boek Seattle’s Best Coffee. Honderd jaar geleden moest de eerste wereldoorlog nog beginnen, om over de tweede nog maar te zwijgen. Driehonderd jaar geleden leefde Johann Sebastian Bach nog met volle teugen en schreef hij cantates bij de vleet. Honderd jaar na vandaag, is het opnieuw 12 februari. Dan schrijven we 2111. Dan ben ik vergeten. En dit boek daarbij. Maar de kans bestaat, dat er over honderd jaar nog ergens een exemplaar van Seattle’s Best Coffee ligt te verstoffen op een zolder, in een verhuisdoos of in een bibliotheek van geringe omvang. Dat vind ik eng. Ik ben bang van woorden, moet u weten. Bang als voor de duivel en het eeuwige branden in de hel. Dat lijkt me namelijk erg onaangenaam. Dat eeuwige. Al is het maar één eeuw. Een eeuw branden in de hel. Vreselijk lijkt me dat. Doodgaan doen we allemaal. Met ceremonies, crematies en begrafenissen op de koop toe. Maar léven? Dat is een ander verhaal. Dat is zo eenvoudig nog niet. Leven en daarbij bang zijn om te sterven. Wacht. Ik ben de draad even kwijt, geloof ik. Ik was bezig met de proloog van dit boek. Excuus. Wat ik dus wilde zeggen is, ja. Nee. Dat ik het niet meer weet. Oh ja. Het leven is interessant en alles, maar doodgaan (en dood móeten gaan), dat vind ik dan allemaal wat minder leuk. Liever was ik niet ouder geworden dan 16. Dát waren nog eens tijden. Maar goed, die tijden heeft u ook gekend (of gaat ze nog kennen. In het laatste geval benijd ik u). §
6
Tien jaar geleden legde ik , wat ik dacht, de laatste hand aan het boek dat u nu in uw eigen handen en/of voor ogen heeft. De pest is, dat het zetten van een definitieve punt achter een verhaal, een hoofdstuk, een boek, een episode van belang of een genoten levensles, zonder die punt ook echt te zetten, volgens mij van angst getuigt. Bang zijn is een kunst die ik tot in finesse beheers en die door de jaren heen enkel in hevigheid, maar vooral steeds anders verborgen, toeslaat en mij op mijn benen laat wankelen als ik het huis uit moet. Gelukkig blijf ik over het algemeen gewoon thuis en kan ik deze angst beperken tot het galmen in mijn hoofd. Lege stemmen die door mijn kop achter elkaar aan jagen, op zoek naar de stem die zich als eerste aan mij zal openbaren. Wee de dag waarop ik die stem zal horen en voor het eerst officieel zal gaan twijfelen aan mijn normale verstand. De derde wereld in, zonder tas en zonder prettige dame aan mijn zijde, maar een avontuur zoals ik nog nooit heb gekend. Het zand tussen mijn tanden, de hitte in mijn hoofd en het geweldige bonzen van de hoofdpijn in de ochtend. Het sterke en het zwakke in mijzelf. Gedeeld door twee, in mijn eigen hoofd. Vliegen en een netje om onder te slapen. De dagen die niet voorbij gaan zonder te denken aan de nacht. De nacht die me verkoelt en samen met mij rilt in de oneindigheid van de zwarte woestijn. Het is een onderneming waar ik graag voor zou bedanken. Dank u wel. Bedankt. Maar het kan niet. Het lukt niet. Het knaagt aan mij en het vreet me langzaam op van binnen. Een muis doorgeslikt die het heeft overleefd en in mijn maag een gaatje knaagt. Zoekend naar de buitenlucht. De frisse buitenlucht waar iedereen van snoept. Ik vouw mezelf dubbel van de pijn, omdat het leven ondraaglijk is geworden. Af. Afgelopen. Einde en uit. Geef me nog even die eerste kus. Die kus. Op de lippen van het mooiste meisje. Mijn meisje. Mijn kus. Mijn eerste kus. Het waren de mooiste dagen van mijn leven. Stop me. Stop me onder, laat me verdwijnen. Weg met de herinnering en wég met vandaag. Het draait en draait maar door. De wereld en de zon. De planeten en het oneindige. Maar waar ben ik? Waar kan ik mijzelf nog aan vasthouden? Mijn huis. Mijn piano. Mijn ogen die ‘s nachts maar niet dicht willen blijven en kijken naar de scheuren in het plafond. Spreek me dan toch tegen! Praat me niet van mijn eigen ongeluk, maar sla die arm onder mijn oksel en houd 7
me overeind. Houd me overeind! Zodat ik de laatste stappen als mezelf kan zetten. Stappen die me leiden naar het beeld van de toekomst in mijn hoofd. Het verleden voor eens en voor altijd het verleden laten. Trek me aan mijn kale hoofd. Sleur me mee. Zeg het me. Zeg het me! Godverdomme! Neem me mee. De nacht is nog lang. Er is van alles te doen. We hoeven ons niet te schamen. Het leven is van ons. Trek open die fles! Schenk ons in, totdat we verzopen zijn. Bezopen zijn. Maar samen. Samen. En niet meer zo alleen! Waar ben je? Het knaagt dieper en harder en het doet me pijn. Het doet me pijn. Ga weg! Laat me dan alleen. Mijn nagels in mijn hand. De tranen in mijn oog. Ik weet het niet. Ik weet helemaal niets meer. Wat ik weet is dat ik weg moet hollen. Struikelend over mijn benen. Met wankelende knieën en pijn in mijn buik. Naar buiten! Ga! Rennen. Rennen. Weg van mijn dwaze leven. Er is nog zoveel meer. Niet meer omkijken. Vooruit! Voorwaarts! Dat zal ik doen. Als ik mijzelf het bed uitsleep. Dat zal ik doen. Ik zal de duinen in rennen, er overheen, snakkend naar adem en dan de zee in. Zonder te stoppen, en met grote stappen over de branding mezelf verder en verder verwijderen van de wereld waarin voor mij geen plaats meer lijkt. Verdrinken in de armen van de zee, waar ik uit heb gegeten. Waar ik in heb gezwommen en waarop ik heb gevaren. Neem me mee, en laat me je diepste geheimen zien, die niet over vissen, varen of zwemmen gaan, maar verstik me en hou me vast. Zoek voor mij een eeuwig graf, op de bodem van jouw ziel. §
8
Gelukkig is het zover nog niet, en ben ik nog altijd in staat om enkel stilte te horen in mijn hoofd en deze slechts te verstoren door luide uitroepen van mijzelf. Zoals ik Proost! schreeuw door de leegte van mijn kamer, kijkend in de spiegeling van mijn ramen. Gordijnen weerhouden voor mij het beeld van wat er buiten gebeurd. Dat vind ik verder prima, zo. En dat is maar goed ook, want ik heb wel wat beters te doen. Het schrijven van een proloog, voor een nieuwe versie van mijn boek: Seattle’s Best Coffee. Heeft u het al gelezen, dan zult u hierin weinig nieuwe zaken aantreffen (naast deze nieuwe proloog - en verwijdering van het origineel - zijn er tekstueel hier en daar aanpassingen doorgevoerd. Variërend van het verwijderen van een tikfout, tot het herschrijven van een paragraaf. Van het verwijderen van nog meer tikfouten tot het toevoegen van nieuwe paragrafen. En ja, hier en daar zelfs een hoofdstuk meer of minder. Maar! Geen nieuwe verhaallijn, geen alternatief einde, geen nieuwe affaires, hoofdpersonen of aandoeningen. Gewoon zoals het was en is: Seattle’s Best Coffee. Voor de mensen thuis. Ditmaal echter in een and’re jas gegoten en vrij verkrijgbaar. Voor iedereen die het maar wil lezen. Tevens is het verkrijgbaar voor iedereen die het juist níet wil lezen. Uniek!
9
Seattle’s Best Coffee, dus. Een boek van meer dan 100.000 woorden. Het is toch wat! Het is (af)geschreven in het jaar 2001 en herschreven in 2011, dus. Vandaag en een aantal weken zijn hieraan voorafgegaan. Dit is de plek in het boek waar ik mensen wil bedanken, en dat ga ik dan ook doen. Ik hou het kort, want u kent ze toch niet (mocht u ze wel kennen - of er zelfs een van zíjn - dan snapt u het wel). Gerrit Verhoeven, voor Zappa, Bonzo, dab, Robert Wyatt, Supersister en boven alles voor je prachtige persoon. Rust in vrede. Joep Jong, voor de puntkomma’s, zegtuus en vreselijke tikfouten. Mijn ouders, voor alles.
Fred
10
De olympische spelen van dit jaar Nu zijn ze in Sydney alweer voorbij. Ongelooflijk toch, waar sommige mensen toe in staat zijn. Ik heb zelf ook wel eens gesport, maar niet op hetzelfde niveau. Nergens voor nodig, vond ik zelf. Mijn grootste sportieve prestatie heb ik geleverd toen ik nog in Amerika op High School zat. Vier weken gestopt met roken. Het grote olympische circus is voorbij. Ik denk nog wel eens aan Olympia zelf, wat al duizenden jaren onder de zon van het warme Griekenland ligt te verstoffen. Ik ben er ooit een ruime week geweest. Zeg maar iets langer dan een week. Twee weken. Velen verklaarden me voor gek. Wat is daar nou te doen? Naast twee musea en een olympisch dorp waar weinig meer echt van overeind staat, dan? Ze hebben gelijk, meer is er niet. Toch heb ik er mensen leren kennen die ik niet gauw meer zal vergeten, al heb ik hun namen daar gelaten. Alles wel alweer zo’n zes jaar geleden, natuurlijk. Ancient Olympia, Griekenland. Een blauwe hemel met daarin een heerlijk gele zon, zoals we die kennen van die ene dag per jaar hier bij ons. De dag waarop de weerman ons aanraadt in bad te blijven. Dagen waarvan Olympia er meer dan genoeg heeft en welke ik duchtig mis. Soms denk ik dat ik beter in Olympia was gebleven. En niet soms denk ik weer aan heel andere dingen. Zo houd ik mijn hoofd een beetje in bedwang, al doet denken aan Olympia, en waarom ik daar niet gewoon ben gebleven, me geen goed. Plukjes gras naast het zandpaadje achter het oude station, met kijk! een kever in drie kleuren. De twee meisjes uit Denemarken die er wachtten op de trein. Ik probeerde hen nog over te halen om nog een dagje te blijven. Morgen is het feest, zei ik nog, maar ze lachten vriendelijk en hielden hun rugzakjes op hun rug. Ik heb nog een paar sigaretten met ze gerookt en een flesje wijn gedronken, uit weggooibekertjes. De trein naar Patras heb ik uitgezwaaid totdat ik zeker wist dat ze me niet meer zagen. Zulke dingen doe ik, zeker als er voor de rest niet veel te doen is. Ook was ik eenzaam. Maar bovenal ben ik altijd te porren voor een flesje wijn met twee Deense meisjes. De straten in Olympia zijn straatjes. Droog is het en er ligt veel zand. Het is er gemiddeld saai en er wonen niet veel mensen. Daarentegen 11
wonen er weinig. De kleine souvenirwinkeltjes verkopen, zoals het kleine souvenirwinkeltjes betaamt, allemaal hetzelfde. Aanzichtkaarten, koffiebekers, linialen, gommen, zakjes zand, koboloi, kristallen driehoeken, T-shirts, brillen, aanstekers, bierpullen en skikleding. Allemaal met fraaie afbeeldingen van de allereerste atleten ter wereld. Ook zijn deze, en vele artikelen meer, natuurlijk verkrijgbaar met de bekende schilderingen van copulerende mannen. Met vrouwen, of met elkaar. Want in Griekenland deden ze daar niet zo moeilijk over. Voor als je er plots honger krijgt, zijn er enkele kleine, maar aangename restaurants. Zoals overal, is ook in Ancient Olympia honger de beste saus. In Cali, Colombia, is honger echter niet de beste saus. Dat is de saus van hamburgerrestaurant El Corral. Er lopen stoffige honden en katten (poezen?) op straat. Zij zoeken schaduw voor tussen de middag. Dat is er overigens weinig, tussen de middag. Tussen de middag bestaat eigenlijk niet in Olympia. Ik verblijf in hotel Europa, met zwembad op het dak. Een meer dan aangename plek om te vertoeven en bijna de enige. Ik eet er, drink er meer dan smakelijke kruidenwijn en geil er op het kamermeisje dat maar geen onderbroek wil dragen. Hier blijft het bij. In het zwembad zwem ik. Soms. Het is er te warm voor. Wat ik in Griekenland doe en dan met name in Ancient Olympia, is het voor de tweede maal opzoeken van een vriendin. Een jaar daarvoor deed ik dat ook al, maar toen bleef ik in Halandri (Athene). Waar bemoei ik mijzelf trouwens mee? Nu nam ze me dan mee naar Olympia. Het hotel is van haar tante en ik mag er gratis gebruik van maken. Geluk? Ach, in Griekenland komt u nogal eens vlug nichtjes en neven tegen van de mensen die u er hebt leren kennen. De koffie was er goed en ik had van niemand last. En dat de hele dag. Zij heette Louisa en was, inderdaad, met me meegegaan en zou tijdens de vakantie in het hotel blijven om te studeren. Neuken zat er helaas niet in. Ik bracht mijn dagen langzaam door in Olympia. Genoot niet van de zon, zag mooie Griekse meisjes die ik graag eens in een (door mij en haar bezweet) bed wilde beffen, tegen de muur omhoog wilde neuken en gezellig een biertje wilde drinken daarna. Verliefd worden. En nooit meer alleen te hoeven zijn. Ik miste niets en wilde dat dit 12
het leven zelf was. Of niet, daar maakte ik me op dat moment niet zo heel erg druk over. Ik was immers op vakantie. Ik leerde er Spyros kennen, de welbekende eigenaar van een fijne T-shirtwinkel. Een bebaarde jongen (toen van mijn leeftijd nu) die redelijk tot helemaal geen Engels sprak en waarbij ik uren in zijn winkel zat, waar hij dan T-shirts verkocht en andere dingen zonder naam, of gewoon dat hij zat te wachten op klanten. Soms gingen we een hapje eten. Opeens, tijdens een heerlijke salade met echte feta (niet die rommel die naar sokken smaakt), trok ik er op uit en wandelde door Oud Olympia (want dat is haar echte naam). Op zoek naar de werkelijke reden waarom dit (de moeite niet waard) stukje van de wereld, nog bestond. De overblijfselen van de allereerste Olympische Spelen liggen helemaal onder de altijd hels brandende zon. Er is geen schaduw en ik vroeg mij af hoe warm ze het daar moeten hebben gehad. Ik besloot dat ze weinig keus hadden en het dus erg warm moeten hebben gehad. Het stadion staat er nog, althans wat er van over is. Evenals een voetafdruk (maat 46) van Hercules zelf. Badhuizen, erebogen, zand en kleedlokalen. Het is er oud en afgebrokkeld allemaal, en vreselijk interessant als u van oud en afgebrokkeld houdt. Je staat daar zomaar tussen duizenden jaren geschiedenis. Het was er echter te warm om de hele dag te blijven staan tussen duizenden jaren geschiedenis, dus was ik er snel weer weg. En een uurtje later merkte ik op dat ik aan de rand van het zwembad hing en keek naar twee vermeend getrouwde koppels; een man en een vrouw en nog een man en een vrouw. Eén man had een vreselijke tatoeage op zijn borst. Over zijn gehele borst, ik weet het nog; de Eiffeltoren! Dit is heus en echt geen grapje. De basis van de toren met de vier poten dwars over zijn buik en de punt tot onder zijn kin. Erg mislukt qua verhoudingen ook. In slechts een kleur: natuurgetrouw donkergroen. Ik kreeg haast medelijden met hem, maar omdat het een Duitser was, durfde ik best een beetje trots te zijn en kon ik mijn bewondering voor de prestaties van de Duisters niet langer onder stoelen en banken steken. Ik sprong op en schreeuwde: Sieg Heil! Wie schön ist es verliebt zu sein! en Ganz Paris am Gas! Of ik sprong helemaal niet op en schreeuwde niets. Dat lijkt er meer op, ja. Ik lag daar, naast mijn geleende handdoek, en was lekker aan het genieten van het alleen zijn en wilde niemand spreken 13
of tegen komen. Laat staan andere mensen. En zo ging het. En wat die Duitsers allemaal hebben uitgevroten, ach. Dat is zooo jaren `40. Een aantal dagen later, ik liep snel onder de zwembad- douche door, hoorde ik vanuit het niets in de verte: Je moet niet denken dat dat bossen zijn hoor, dat zijn gewoon bergen met bomen er op. Het is echt waar. Ik schaamde mij (ik schaam mij wat af !) om Nederlander te zijn en vertrok onmiddellijk met de lift naar beneden. De lift beleefde een korte stroomstoring. Ik weet dit nog omdat ik drie kleuren stront scheet, maar mezelf groot moest houden omdat het kamermeisje zonder onderbroek ook in de lift stond. Ze sprak uiteraard enkel Grieks. Ik stelde haar op mijn eigen handen en voeten gerust. Ik ben dan maar gaan eten en de rest van de vakantie, die nu nog een week zou duren, heb ik ‘s avonds in de enige bar die ‘s avonds maar niet dicht wilde gaan in Olympia gezeten en mezelf vol laten gieten met Grieks bier waarvan ik erg helaas de naam ben vergeten. De laatste dag in Olympia heb ik door gebracht in het winkeltje van Spyros en ik heb daar mijn geld opgemaakt aan een T-shirt met daarop Kurt Cobain, een opdruk op mijn bodywarmer - Take Me Drunk, I’m Home - en aan een originele handgevouwen Griekse blaaspijp met verdovingspijltjes. Ik geloof dat ik Spyros nog bedankte voor de dagen van gezelligheid in zijn winkel en ik zei dat ik snel terug zou komen, terwijl ik wist dat dat niet zo was. Dat dat nooit zo was. Spyros wist dat natuurlijk ook. Vorige week vond ik bij toeval, wat is toeval, zijn adres nog terug. Ik denk dat ik maar weer eens naar Olympia ga, misschien ook niet. Waarschijnlijk niet. Als ik wel ga, ga ik het liefst weer alleen. Mijn vriendin zal me onder die voorwaarden niet laten gaan. En om haar nou mee te nemen… Pas op! Ik zal haar nooit bedriegen. Ook niet met het kamermeisje (zou ze er nog werken?), maar alleen reizen kun je nu eenmaal beter alleen doen. Telkens als er nu dus weer een keer Olympische Spelen zijn, denk ik altijd even aan mijn duf Olympia dat ik met mijn ogen dicht nog in detail kan tekenen, maar dat nooit zal doen omdat ik helemaal niet kan tekenen. Nee, dan Sydney in het jaar 2000, dat is toch wel heel wat anders. U heeft toch ook gekeken? Wakker blijvend of vroeg opstaand keek u 14
naar wat u wilde zien, toch? U heeft ook veel gemist, hè? Zo kwam u er achter dat iets al voorbij was als u ervoor ging zitten, of erger nog; er de wekker voor had gezet. De term kut is dan op haar plaats. En zo snel ze opeens begonnen, waren ze ook weer afgelopen. Vond u ook niet? Vond ik wel. Ik vind wel meer. Zo ook nog gisteren. Een tientje! In de voering van mijn lievelingsjas. Meteen heb ik het opgemaakt aan vijfentwintig sigaretten en toen had ik nog geld over ook. Maar dat is niet hetzelfde. Sydney. Het was ineens weer voorbij, na een aantal dagen rennen en doen - en regen (erg hè? Wees maar blij dat u geen kaartje had) liep het weer af. Ook fijn. 199 landen, als ik mij niet vergis, deden er mee. Colombia behaalde slechts 1 medaille, wel meteen een gouden. Maar toch slechts één. Daar wonen godverdomme veertig miljoen mensen! Dat is een vier met zeven nullen. Zou er daarvan echt niet één harder kunnen zwemmen dan Inge of Pieter? Het is een groot wonder, en dat is het dan maar. Ook ik heb gekeken. Maar natuurlijk in bed! Per opgehangen televisie aan een steun in de muur. Met een gehuurde afstandsbediening. Wij eten vaak zo van die handworst. Spaanse boeren. Handgemaakt en om er de vingers bij af te likken. Zó vet en lekker is die worst. Dus ook in bed tijdens de Olympische Spelen. Mocht ik hem snijden, dan ging ie op, hoor. Reken maar. Ik heb met ontroering gehoord en gelezen over Eric Moussambani. Zulke dingen mis ik gewoonweg. Helaas, inderdaad. En nu u weer. Zoals ik daar lag, in bed te kijken naar de Olympische Spelen, friemelde ik een beetje met mijn handen, aan wat naast me lag en aan mezelf, natuurlijk. En wat denk ik? Een bultje op mijn been! Een heel klein misselijk bultje, maar het doet me geen zeer. Eenmaal ontdekt, meneer, blijft het erg interessant natuurlijk. Ik probeer nog tv te kijken maar ik sukkel langzaam in slaap. Mét mijn nieuwe bultje.
§
15
Mijn vriendin heeft al een tijdje een hoest die maar niet weg wil gaan. Ik heb haar al regelmatig vermanend aangekeken, maar dat helpt niet. Haar hoest blijft. Ik heb haar al drop leren eten; (zij komt ergens vandaan waar mensen voor het eten van drop nog negenenzeventig vuistslagen krijgen, niet omdat het niet zou mogen, maar omdat het eten van drop er getuigt van een smerigheid die zijn weerga niet kent) sabbelen, sabbelen en nog meer sabbelen. En dat allemaal tijdens de sport. Goed voor de keel. En dan doet het hoesten minder zeer. Bisolvon naar binnen, in pil of drank, dat doet er niet toe. Gaat ‘ie los van zitten. Dat luistert voor mij ook wat prettiger. Ik voel ons soms twee oudere mensen dan we zijn. Ik ben namelijk stiekem ook al een hele tijd ziek, eigenlijk. Laten we zeggen (dan lijkt het niet zo vreselijk) dat ik me niet zo lekker voel. Kleine klachtjes, maar wel die aan het blijven zijn en niet weg willen gaan. Zoals onder andere ook veel hoesten (doch ik doe dat discreter, met een hand voor mijn mond en met last in mijn buik). Daar begon het een heel tijdje geleden mee. Nu is het mijn vriendin, die veel hoest en pijn in haar rug heeft (maar dat is een kou die zij heeft gevat en dat gaat wel weer over, zeg ik, omdat ik weet wat kou is en zij niet omdat zij uit een land komt waar de zon de klok slaat). Zo liggen we dus al een tijdje in het bed te luisteren naar wat we hebben en ik word daar erg vervelend van. Ten eerste omdat ik daar niet tegen kan, als er iemand tegen mij aan zit te zeuren, en ten tweede omdat ik nooit iets heb. Echt waar hoor. Ik ben wel eens een dagje niet zo lekker, maar echt iets hebben, nimmer. Vandaar dat ik dat ook van anderen verwacht, dat ze gewoon nimmer iets hebben en áls ze dan iets hebben, dat ze dit dan voor zich houden. Ik bedoel, ik ben geen dokter en kan er derhalve niets aan doen. Ik heb medelijden noch begrip voor zieke mensen. Zeker als ze hoesten en daarna op de grond spugen en ernaar gaan wijzen van: Kijk dan, helemaal bruinig en zo raar van vorm ook. Dan ben ik ook nog eens bijna jarig. Word ik wéér een dagje ouder. Gisteren ook al, maar toen lette daar ineens nog niemand op. Ik wil dan ook graag voor mijn verjaardag een op afstand bedienbare helikopter zonder mensen erin. Of een doos met krijtjes om mee op de muur te tekenen. Of, en dat is echt het laatste, een opblaasbaar zilveruitje. Ik spaar namelijk alles van zilveruitjes. Maar 16
ik zal wel weer mooi verpakt en speciaal gebrouwen bier krijgen, zoals altijd. Koop ik die helikopter zelf wel. Ofwel geef ik mijn geld dit keer eens aan een mooie collectante. Ik hoor wel eens van mensen die buitenlandse muntjes in zo’n bus gooien. Jarenlang zorgvuldig bewaarde Franse centimes. Geen scheet meer waard, maar overal in huis terug te vinden. Erg handig. En dat ik dan moet raden hoeveel er al in zit. Druk, meneer. Druk. Nu dan weer die verdoemde Olympische Spelen. Ik krijg er zweetvoeten van. In het Spaans noemen ze dat pequeca. Okselgeur gaat voor chucha van de hand. Voordat ik elke avond met mijn vriendin in bed lag, had ik van beide gevallen nooit last. Ook mijn tanden geurden altijd fris. Fris genoeg. Nu niet meer. En hier liggen we dan. Ik ben vervelend en niet te meten zo geil, maar ik wil dit niet al te duidelijk laten blijken, want daar komt namelijk ruzie van en dat is ook iets waar ik liever van af blijf. Wij maken, sinds wij ziek zijn, veel ruzie. Zij wat minder dan ik, maar als ik ruzie maak, roep ik haar er altijd even bij. Zo, dat gaat meestal maar net goed, hoor! Ik heb ooit eens zó hard hou daar mee op verdorie, vervelende vriendin van mij! geroepen dat er negen glazen en twee borden zomaar kapot van gingen. Zij zelf heeft eens een deuk in het tapijt getrokken. Dus wij kijken televisie.
17
De verjaardag van mezelf Was de sport afgelopen, zat mijn bultje er nog! Ik was ook weer eens bijna jarig, daar doe ik niets aan. Cadeaus krijgen vindt iedereen wel fijn, maar een feest regelen niet. En ik al helemaal niet. Maar ja. Toch maar doen, voor vier man, dan. Mijn ouders willen ook komen. Mag wel hoor, nemen vaak wat mee. Erg attente mensen, mijn ouders. Het is bijna twee oktober. U weet toch hoe laat het is, daar heeft u zo’n horloge voor gekocht. Daar staat het op. De tijd. Makkelijk. Altijd bij de hand. Nee, dan een wekker. Zo’n opwindende; tik tik tik tik en dan, uren later: Trriiinnnggggg!! Wie daar niet van schrikt, mag bij mij de tuin eens komen doen. Best fijn werk hoor, alleen: ik heb er een pesthekel aan. Doe mij maar een stoep, met van die betonnen platen waarvan ze in België nog de wegen maken. Met van dat teer ertussen. Klaar tuin, kunt u (om uw vrouw niet ál te boos te maken) die platen misschien groen verven. Maar ja, dat zijn dromen; zolang een man een vrouw heeft zal hij in de tuin moeten werken, zin of geen zin. Weer of minder weer. En sterker nog: tuin of geen tuin. Dus ik ben ook niet zo lekker, weet ik nog wel. Wel bij de les blijven. Een beetje last van de maag, misselijk en inmiddels weinig zin meer in Spaanse worst. Nog wel veel in bier en dat komt mooi uit, weet u nog wel? Ik ben toch bijna jarig. Mijn vriendin (ik zal haar hier zo noemen) is naar een homeopaat geweest. Ik ben mee geweest om te kijken of ze het goed deed en om de homeopaat in het Nederlands te vertellen wat ze zei. Ze spreekt er na vier maanden in Nederland namelijk nog geen woord van. Had ze daar pillen gekregen, was ze ineens weer beter! Dat doe ik ook, denk ik nog als we er weer weggaan. Na mijn verjaardag. Dat trek ik nog wel. Hoewel ik inmiddels ook al aangekoekte Bisolvon op aan het hoesten ben. En ik zweet als ik slaap. Dat is overigens niet zo’n ramp, merk ik niets van. Als ik slaap. Word ik in een nat bed wakker. Het lijkt wel koorts! Na de verjaardag toch even tegen die homeopaat zeggen. Ben ook een beetje slapjes en moe, maar volgens mijn vriendin komt dat omdat ik bijna jarig ben. Is normaal, naar het schijnt. Ik ben jarig op een maandag. Dat kun je wel zien, dat ben ik. Het leven draait zich om. Ik word twintig. En dan nog iets. Tot morgen. 18
Dat is voor u nu korter dan voor mij. Maar straks niet meer, dit laatste mocht u eventueel overslaan, hoor. Dat heeft u ook gedaan? Fijn zo. Mijn vriendin kookt graag eten uit haar eigen cultuur en deelt dit dan met mensen die bij ons blijven eten omdat we die daarvoor uitnodigen. En dan om tevens mijn verjaardag te vieren. Ik koop bier. Dat doe ik graag, ondanks het feit dat sigaretten me niet meer smaken en ik weinig van mijn eetlust merk. De laatste weken eet ik weinig tot nog wat minder en als ik al eet, geniet ik daar niet van. Oh ja. Ook van die rare dingen zoals opeens braken, zo van over de nek gaan zonder daar zin in te hebben. Ja, dat doe ik ook de laatste tijd. In het land van mijn vriendin, laten we dat voor het gemak even Colombia noemen, is iedereen ziek een week of wat voor zijn of haar verjaardag. Daar heb ik dus inmiddels ook last van. Gelukkig maar. Een mens zou zich om minder zorgen maken. En toch, ik voel me niet helemaal op mijn gemak. Al meer dan een maand. Dat kan toch geen griepje meer zijn? Ach kom nou, de dokter. Daar ga ik nog niet dood naar toe. Ze geven nooit thuis tijdens openingsuren. Die van mij, tot overmaat van ramp een lelijke dikke vrouw, is altijd in verwachting als ik ziek ben. Vervangers vertrouw ik niet. Wat doet zo iemand als hij (of zij, dat ziet men ook maar steeds meer tegenwoordig) niet aan het vervangen is? Nee, dan maar Bisolvon en Aspirine (van Bayer, de echte) naar binnen en blijven proberen om zo dronken mogelijk in slaap te vallen. Dan merkt u daar het minste van. Ron Viejo de Caldas. Eén fles en de griep is weg. Echt waar. Echt. Een luidkeels Bravo!. En niks geen kater. Mijn theorie: ik had een griepje en stak daarmee mijn vriendin aan. Mijn griep is aan het verdwijnen als mijn vriendin mij weer aansteekt en daarom hoef ik niet naar de dokter. Het gaat namelijk vanzelf wel weer over. Toch heb ik vreemde klachten die ik graag zou zien verminderen. Maar alles op zijn tijd. Eerst nog feest. Ik ben namelijk jarig, weet ik mijzelf te vertellen. Twee kratten Jaeger pils uit de Wertha brouwerij te Breda ingeslagen (eveneens Euroshopper - bij ah verkrijgbaar én beter - doch dat terzijde). Twee kratten voor drie bierdrinkende mensen. Hoe het gaat, zo gaat het. Ik was doodziek toen mijn verjaardagsfeestje begon en nog steeds nuchter toen iedereen weer naar huis ging. Toen ik in bed ging liggen trouwens ook nog. Ik weet nu ook hoe mijn huig er uit ziet. Die kotste 19
ik er namelijk mee uit. Wat een vreemd ding. En stinken! Het leek wel een beetje op een clitoris, maar het bibberde niet zo toen ik er opgewonden overheen wreef. Het hing nog wat vast aan iets in mijn mond en ik heb hem (of haar, wat is de huig eigenlijk?) maar weer vlug terug gemoffeld. Ik moest weer braken en nekte alles wat ik die dag had gegeten regelrecht de riolen van Eindhoven in. Ik woon namelijk in Eindhoven. Mooie stad, als u van de paardensport houdt. Ik houd niet van paarden. Behalve als ik ze nog op moet eten. Mijn vriendin is daarentegen helemaal gek van paarden. Ze zit er graag op en rijdt dan in het rond. Zij kan het zich niet voorstellen: mensen die paarden opeten. Ze gruwt bij die gedachte. In Colombia is een paard, naast de worstelmier en de peerezel, een edel dier dat niet wordt gegeten. Ik mocht haar graag plagen over de heerlijke smaak van een rijp paard. Tijdens de paardendagen op de Olympische Spelen, waar zij de wekker voor zette, zei ik haar aldoor dat ik het allemaal wel leuk vond, maar dat ik van het kijken ernaar zo’n vreselijke honger kreeg. Eerst begreep ze me niet en vloog ze de trap af om voor mij een boterham met cashewkaas te smeren. Toen begreep ze wat ik eigenlijk bedoelde en kneep ze me in mijn oog. Ik zie nog steeds haar vingers. Haar handen lijken wel een beetje op die van mij. Toch doen ze geheel andere dingen. Wat zij kookt, kan ik op de piano niet spelen. Mezelf vingeren is me ook nog niet gelukt. Ik vind het leuk als een vrouw zich vingert. Nog leuker vind ik het als ik dat mag doen, maar het allerleukste blijft nog als ik meteen in slaap mag vallen na de betrekkingen. Meestal mag dat niet en moet er nog even vastgehouden worden. Mannen en vrouwen hebben ook andere ideeën over even. Maar er is weinig gefriemeld de laatste weken. De laatste keer werd ik zó misselijk dat ik meteen na het winkelen de badkamervloer onderkotste omdat ik over de kat struikelde op weg naar de wasbak. Ik zei nog: Dat komt niet door jou, hoor, maar u snapt wel dat dat nergens meer terecht kwam. Ik mocht dan wel jarig zijn, maar iedereen ging vroeg naar huis omdat ze de volgende dag weer gingen werken. Stelletje losers. Als ik moest gaan werken, dan deed ik niets anders meer. Ik vond het wel fijn dat mijn vader nog even bleef. Hij at om kwart over twee nog een hap zigeunerstok en dronk nog een fles bier. Toen moest ik hem toch echt 20
buiten zetten. Ik ben tenslotte maar één keer jarig. Mijn knuffel van ja heel mijn leven was er natuurlijk bij. Dat oranje mormel, inderdaad. Achteraf een leuke verjaardag gehad, hoor. Er zijn foto’s gemaakt van iedereen die heeft durven komen. Het was al een vreemde dag voordat het feest begon. Wij stonden op tijd op om de boodschappen te doen en ik was de hele dag al in een slecht humeur en ik had er helemaal geen zin in. Hierom werd mijn vriendin boos en heerste er een fijne sfeer terwijl wij alles probeerden te regelen. Een dag waarop ik mijn eigen cadeau kocht omdat mijn vriendin de Nederlandse taal nog niet gans onder haar kniekousen heeft. Dezelfde dag waarop ik (twee uur voordat de mensen kwamen) de ijskast stuk maakte en zo alle gekochte flessen drank in de tuin moest plaatsen in een grote bak vol met, om tien voor zes nog gehaalde, ijsblokjes (in Eindhoven sluiten de ijsblokjeswinkels namelijk tien minuten daarna). Een dag waarop ik last van mijn maag had en niet aan eten wilde denken. Dat er na het feest nog veertig flessen bier gewoon óver waren. Ik sliep tot de volgende dag en had geen kater. Het was de moeite niet waard geweest. Volgend jaar zorg ik ervoor dat ik niet ziek meer ben op mijn verjaardag. Een schrale troost is dat ik dit jaar wél ziek was. Elke mandarijn die ik tot nu in mijn leven heb gegeten smaakte anders dan elke andere. Misschien hadden ze dan ook beter andarijnen kunnen heten. Ik ga over twee dagen toch ook maar naar de homeopaat toe, vragen wat ik heb, want echt lekker ben ik niet meer. Braakneigingen en geen honger, veel zweten en ik ben ook al afgevallen. Met mijn gewicht ben ik nooit bezig geweest. Dat past niet bij mij. Ik weeg normaal vierentachtig kilo en meet bijna twee meter precies rond. Opeens woog ik nog maar achtenzestig kilo. Niet goed, niet goed, dacht ik soms hardop. Zo voel ik me ook. Ben toch blij in ieder geval nog een avondje te hebben gehad. Met mooie cadeaus. Veel verschillende soorten bier in fraaie verpakking gekregen, iets weer terug gekregen waarvan ik dacht dat ik het kwijt was (mijn High School-ring, hierover later meer - of niet - als ik er aan denk, is dat) een dikke kaars en twee chocoladeletters ook alvast . Mijn vriendin had gekookt voor iedereen, want dat kan ze goed en 21
vindt dat ook heerlijk om te doen. Ik laat haar maar haar gang gaan. Je moet mensen die in de keuken met messen bezig zijn niet te veel storen. Daar zijn de meeste keukens te klein voor. Zeker die van mij. Een kleine kutkeuken is het. Je kunt er zonder schade aan te richten geen erectie in krijgen. Het is me hoe dan ook een keer gebeurd. Ik zag dat mijn vriendin in de tuin lag te zonnen (het schaap, het was negen graden) en ik bleef even kijken. Ze droomde over mij want ze kronkelde heel seksueel. Toen ik mij, een ferme paal later, omdraaide ter koffie zetten, stootte ik de pilipili- filters om die meteen in duigen knapten en daarna in vier stukken op de trap lagen. Bukken ging nog nèt. Ze kookt dus graag. Twee vliegen in één klap. Ze heeft sinds haar bezoek aan de homeopaat nergens last meer van (zij was ook niet lekker meer, weet ik van een week eerder) en springt en huppelt wederom door het huis en dat doet mij deugd. Ik, daarentegen, ben steeds minder lekker en begin me nu toch echt serieus ziek te voelen. Ik ben zelfs in de afgelopen tijd al tweemaal ziek naar huis gegaan van mijn werk, omdat ik te duizelig voor woorden werd. Als er iets is wat ik niet graag doe, is duizelig van mijn werk naar huis gaan. Ik heb geeneens een kater, en dat omdat ik te weinig bier heb gedronken gisteren! Ik probeer oprecht te klinken als ik mijn vriendin bedank voor alles wat ze voor mij, mijn ouders en mijn vrienden heeft gedaan, maar het komt een beetje à la Pino mijn strot uit en ze geeft me er een miniem graag gedaan voor terug.
22
Het zijn haar ogen Het is dinsdag (ik was dus maandag jarig, merk ik opnieuw) en ik heb sterk de indruk dat ik vanaf morgen (mijn werkweek begint woensdag en houdt zaterdag op) eens een paar daagjes thuis blijf om beter te worden. Even voor mezelf zorgen, zeg maar gerust. Maar eerst morgenvroeg maar naar die homeopaat, dan. De rest van de dag proberen wij het huis een beetje op te ruimen en ons niet aan elkaar te ergeren, wat haar beter lukt dan mij. Ze kookt me toch weer een heerlijke maaltijd die ik met lange tanden opschrok om er zo snel mogelijk van af te zijn (ik heb geen eetlust meer, die heb ik een week of wat geleden denk ik ergens laten liggen) en ik wil graag iemand doodmaken. Ik merk dat ik gedeprimeerd ben door het lange ziek zijn. Ik voel me net mijn oma. Die had de medische encyclopedie. Helemaal. Over de doden niets dan goeds, behalve dan over mijn vader. Daar valt niets goeds over te zeggen en toch is hij hartstikke dood. Dat zei mijn leermeester. Hij liet me een foto zien van zijn vader. Een sympathiek glimlachende oude man op een sobere bidprent. Dat is mijn vader niet, hoor. Ze hebben per ongeluk een foto van iemand anders op dat prentje gezet. Dat vonden we prima. Ik kon niets anders doen dan een beetje beschaamd lachen. Een geweldige man. En een geweldig didact. Van hem heb ik zoveel geleerd dat ik meer dan de helft alweer ben vergeten. Toch jammer. Ik kon behoorlijk met hem lachen. En hij om mij. Hij heeft me leren roken. Eén van zijn belangrijkste lessen, het was niet eens een les en daarom misschien wel dat ik hem heb onthouden, was dat je de sigaretten die iemand bij jou thuis had laten liggen niet moest bewaren, maar gewoon moest oproken en wel zo snel mogelijk. Hij deed dat met mijn sigaretten. Door hem kan ik nu BWV 999 bijna foutloos spelen. Toen ik speciaal voor hem uit Colombia, Premium sigaretten meebracht (sigaretten met chocoladesmaak) en hij me vertelde dat hij acuut was gestopt met roken, stopte ik met pianoles. Dat zou hem leren! Was hij nou helemaal gek geworden? Nu snapte ik opeens die uitspraak over zijn vader ook wat beter. Van niets wat ik doe of eet of laat voel ik me iets beter. Mijn pa zegt dat hij het niet raar vindt dat ik me niet goed voel, al dat bier en 23
nog meer sigaretten, laat naar bed, niet genoeg eten, hard werken. Zorg toch eens een beetje voor jezelf, zei hij bezorgd, maar keek daar erg boos bij. Ik heb niet graag dat mijn vader boos op me is. Maar ondanks het feit dat ik weet dat hij heel erg vaak gelijk heeft (eng vaak, om eerlijk te zijn), voel ik dat er nu toch iets anders aan de hand is. Morgen kom ik daar misschien achter.
24