Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD – nVWA
Samenwerkingsprotocol Q-koorts nVWA - GGD Versie 1.0, 2 september 2010 Samenstelling werkgroep Jelle Doosje (voorzitter), GGD Nederland Joost Timmermans, GGD Nederland Olaf Stenvers, nVWA Arco van der Spek, nVWA Ton Oomen, RIVM/CIb/LCI Sandra van Dam, GGD Hart voor Brabant Ans van Lier, GGD Midden-Nederland Ronald ter Schegget, GGD Brabant-Zuidoost
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 2 van 26
INHOUDSOPGAVE 0
VERSIEBEHEER ............................................................................................................................ 4
1
INLEIDING ..................................................................................................................................... 5
2
TAKEN EN BEVOEGDHEDEN .................................................................................................... 6 2.4 2.5 2.6
3
GGD .................................................................................................................................................... 6 NVWA .................................................................................................................................................. 6 TAKEN CIB .......................................................................................................................................... 7
WERKWIJZE ................................................................................................................................... 8 3.1 BRONOPSPORING BIJ HUMANE GEVALLEN VAN Q-KOORTS .............................................................. 8 3.1.1 Meldingen potentiële bronnen aan nVWA ................................................................... 8 3.1.2 Clusteranalyse door nVWA ............................................................................................... 8 3.1.3 3.1.3 Clusteranalyse onderzoek door CIb .................................................................. 9 3.1.4 Benodigde gegevens voor een clusteranalyse onderzoek .................................... 9 3.1.5 Terugkoppeling van de gegevens .................................................................................. 9 3.2 Q-KOORTS BESMET BEDRIJF ............................................................................................................ 10 3.2.1 Besmet bedrijf gevonden bij tankmelkmonitoring ................................................ 10 3.2.2 Besmet bedrijf gevonden door melding verhoogd aantal abortussen ........... 11 3.2.3 Contact met gemeente .................................................................................................... 11 3.3 SIGNALEN .......................................................................................................................................... 12 3.4 DIERHOUDERIJEN MET EEN PUBLIEKSFUNCTIE ............................................................................... 12 3.5 REGIONAAL OVERLEG ........................................................................................................................ 12
4
BIJLAGEN ...................................................................................................................................... 13 BIJLAGE 1. BIJLAGE 2. BIJLAGE 3. BIJLAGE 4. BIJLAGE 5. BIJLAGE 6. BIJLAGE 7. BIJLAGE 8. BIJLAGE 9.
FLOWCHART BRONOPSPORINGSONDERZOEK NVWA ........................................................... 14 FLOWCHART CLUSTERANALYSE ONDERZOEK ......................................................................... 15 FLOWCHART Q-KOORTS BESMETTING BEDRIJF (VETERINAIRE MELDING) .......................... 16 MELDGEGEVENS ....................................................................................................................... 17 CONTACTGEGEVENS ................................................................................................................ 19 CONTACTPERSONENLIJST GGD ............................................................................................. 21 BEGRIPPEN- EN AFKORTINGENLIJST ...................................................................................... 23 TAKEN EN BEVOEGDHEDEN NVWA ........................................................................................ 24 STANDAARD MELDINGSFORMULIER VOOR GGD AAN NVWA .............................................. 26
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 3 van 26
0
Versiebeheer
Versie 0.1 0.2 0.3
Datum 29 april 2010 14 juli 2010 10 augustus 2010
Status Concept Concept Concept
0.4
26 augustus 2010
Concept
1.0
2 september
Definitief
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Wijzigingen Nieuwe maatregelen per 15 juli 2010 Opmerkingen werkgroepleden; Wijziging naam VWA naar nVWA Geen rol GGD Nederland in meldingsprocedure; Toegevoegd GGD contactpersonenlijst Opmerkingen werkgroepleden; Aanpassen flowcharts
Pagina 4 van 26
1
Inleiding
Sinds 2007 is er een toename van humane Q-koorts infecties. Met name in de zuidelijke provincies van Nederland zijn veel mensen ziek geworden door een besmetting met Coxiella burnetii. Zowel de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) als de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) zijn betrokken bij de opsporing van bronnen, voorkomen van transmissie en onderzoek. Het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM heeft een belangrijke taak bij het verzamelen en analyseren van gegevens en het doen van onderzoek. Voor de bestrijding van de Q-koorts is samenwerking tussen deze organisaties van groot belang. De directies van GGD Nederland en nVWA hebben de opdracht gegeven om te komen tot een samenwerkingsprotocol Q-koorts tussen GGD en nVWA. Opzet is om te komen tot samenwerkingsafspraken rond Q-koorts die eenvoudig te verbreden zijn naar samenwerkingsafspraken rond zoönosen in het algemeen. Na een jaar zal dit samenwerkingsprotocol worden geactualiseerd door de werkgroep. Doel is 1. 2. 3. 4. 5.
de samenwerking tussen GGD en nVWA bij de aanpak van Q-koorts te verbeteren door: Kennis nemen van elkaars taken en bevoegdheden Beschrijven en uniformeren van de werkwijze Afspraken te maken over werkwijze bij een humane besmetting Afspraken te maken over werkwijze bij een veterinaire besmetting Afspraken te maken over (cluster)onderzoek
In het protocol wordt beschreven welke stappen worden ondernomen door GGD, nVWA en CIb. Belangrijk voor goede samenwerking is onderling contact en het uitwisselen van gegevens en overwegingen. In het gebruik van het protocol en de dagelijkse samenwerking is het daarom van belang om regelmatig contact te leggen en elkaars overwegingen en activiteiten te bespreken. Door het samenwerkingsprotocol zal de werkwijze rond Q-koorts besmette bedrijven en humane gevallen eenduidiger en meer uniform plaatsvinden door zowel nVWA als de GGD’en. Samenwerking is daarbij van groot belang. Dit document dient als hulpmiddel om bruggen te slaan tussen de veterinaire benadering van gezondheidsbescherming en die van de publieke gezondheidszorg.
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 5 van 26
2
Taken en bevoegdheden
Om duidelijkheid te hebben over elkaars rol worden hieronder de verschillende taken en bevoegdheden van GGD, nVWA en CIb/RIVM ten aanzien van Q-koorts kort beschreven. 2.4
GGD
De grondslag voor de GGD taken en bevoegdheden wordt bepaald door de Wet Publieke Gezondheid (WPG). De verantwoordelijkheid voor uitvoering van de algemene infectieziektebestrijding is in deze wet neergelegd bij het college van Burgemeesters en Wethouders van de gemeente (artikel 6). De burgemeester geeft leiding aan de bestrijding van een epidemie en de voorbereiding daarop. Het college draagt zorg voor instelling en instandhouding van een GGD (artikel 14). De GGD is belast met de uitvoering van de infectieziektebestrijding. De GGD opereert feitelijk als het verlengde van de gemeente bij de uitvoering van de infectieziektebestrijding. De GGD adviseert de burgemeester bij de uitvoering van zijn taken en de te nemen maatregelen. Kort samengevat bestaan de taken van de GGD ten aanzien van Q-koorts uit de volgende onderdelen: 1. Surveillance. Het verzamelen, analyseren en interpreteren van infectieziektegegevens. 2. Afhandeling van meldingen. 3. Beleidsadvisering. Gevraagd en ongevraagd advies geven aan het gemeentebestuur over besluitvorming die gevolgen heeft voor de volksgezondheid. 4. Advisering van de burgemeester over het nemen van maatregelen gericht op gebouwen, goederen en vervoermiddelen (art. 47). 5. Voorlichting aan bestuurders, professionals en burgers. 6. Bron- en contactopsporing. 7. Netwerk- en regiefunctie. 8. Vangnetfunctie en 24-uurs bereikbaarheid. 9. Outbreakmanagement. 10. Bevorderen van technische hygiënezorg. 11. Bevorderen van psychosociale hulp. 12. Het uitvoeren van epidemiologisch en toegepast wetenschappelijk onderzoek. 2.5
nVWA
Bronopsporing van zoönotische agentia bij dieren en in voedingsmiddelen naar aanleiding van een melding van een humaan ziektegeval is een taak die valt onder de verantwoordelijkheid van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid. Het Staatstoezicht vloeit voort uit art. 36 van de Gezondheidswet. Hierin is opgenomen dat het Staatstoezicht tot taak heeft onderzoek te verrichten naar de staat van de volksgezondheid en de determinanten daarvan. Het uitvoeren van een bronopsporingsonderzoek op verzoek van de GGD wordt onder deze taak begrepen. De nVWA is middels de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) de aangewezen organisatie die de wettelijk voorgeschreven taken uitvoert in het kader van de bestrijding van dierziekten. Samengevat bestaan de taken en bevoegdheden van de nVWA ten aanzien van de besmettelijke dierziekten en zoönosen uit de volgende onderdelen: 1. Preventie, monitoring en bestrijding van aangifteplichtige en bestrijdingsplichtige dierziekten. 2. Afhandelen van meldingen van meldingsplichtige besmettelijke dierziekte.
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 6 van 26
3.
Bronopsporing van zoönotische agentia bij dieren en in voedingsmiddelen naar aanleiding van een melding van een humaan ziektegeval (op verzoek van de GGD, of, ingeval van voedselgerelateerde klachten, door particulieren). 4. Het betreden van plaatsen, het vorderen van inlichtingen, het vorderen van inzage in zakelijke documenten en het nemen van monsters. 5. Onderzoek naar de risico’s van zoönosen voor de volksgezondheid 6. Passieve en actieve surveillance van zoönotische agentia die onder dieren en levensmiddelen in Nederland circuleren. 7. Het ontwikkelen en uitvoeren van monitorings- en surveillanceprogramma’s voor dierziekten. 8. het geven van beleidsadviezen op het gebied van preventie, monitoring en bestrijding van dierziekten. 9. Preventieve acties naar aanleiding van dierziekte-uitbraken in het buitenland worden tevens vanuit de nVWA ingezet en aangestuurd. 10. Het ontwikkelen en uitvoeren van het risk-assessment systeem voor dierziekten. 2.6
Taken CIb
Het CIb, een onderdeel van het RIVM, coördineert de bestrijding van infectieziekten. Het gaat hierbij om effectieve preventie, hoge waakzaamheid en snelle reactie bij een uitbraak. Hiermee levert het CIb een bijdrage aan de vermindering van gezondheidsproblemen als gevolg van infectieziekten. Het CIb ondersteunt en coördineert de infectieziektebestrijding vanuit een nationale en internationale optiek. Als het gaat om een grote (landelijke) infectieziekteuitbraak of een bijzondere ziekte is dat een taak van het CIb. Dit in aansluiting op lokale en regionale infectieziektebestrijding. Samengevat bestaan de taken van het CIb ten aanzien van de bestrijding van Q-koorts uit de volgende onderdelen: 1. Landelijke surveillance in Osiris. 2. Ondersteuning van GGD'en bij clusteranalyse onderzoek. 3. Vraagbaakfunctie voor professionals in de bestrijding, voornamelijk GGD infectieziektebestrijders (24 uur). 4. Richtlijn ontwikkeling en het opstellen van humaan bestrijdingsbeleid. 5. Afstemming met nationale partners in de bestrijding, zoals nVWA, GD, CVI, VWS, LNV, GGD-NL, Sanquin en beroepsgroepen van huisartsen, verloskundigen en gynaecologen 6. Als focal point afstemming en informatieuitwisseling met internationale partners, zoals WHO, ECDC en EWRS. 7. Landelijke coördinatie van de bestrijding, met zonodig opschaling en Outbreak Management Team (OMT) of deskundigenberaad. 8. Wetenschappelijk onderzoek. 9. Informatievoorziening voor professionals in de bestrijding door middel van Inf@ctberichten, actuele Q&A's, inhoudelijke scholing, centrale themasite Q-koorts voor professionals en de toolkit Q-koorts. 10. Adviseren over de te nemen maatregelen aan de ministers van VWS en LNV.
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 7 van 26
3
Werkwijze
Meldingen van de GGD aan de nVWA over Q-koorts kunnen betrekking hebben op één of meerdere humane gevallen. Daarnaast heeft de nVWA contact met de GGD als er een besmet bedrijf geconstateerd is. In beide gevallen hebben de GGD en nVWA onderling contact of kan er de noodzaak zijn om gegevens uit te wisselen. 3.1
Bronopsporing bij humane gevallen van Q-koorts 3.1.1
Meldingen potentiële bronnen aan nVWA
GGD’en ontvangen meldingen van humane Q-koorts ziektegevallen van het laboratorium en/of de behandelend arts . Eén enkel humaan ziektegeval of een cluster, kan aanleiding zijn voor de GGD om bronopsporing en -onderzoek te (willen) doen. Per GGD kunnen de criteria voor melden aan de nVWA verschillen. De arts infectieziekten bepaalt of een enkel geval of cluster gemeld moet worden aan de nVWA. De GGD kan een verzoek neerleggen bij nVWA om een brononderzoek uit te voeren. Op verzoek van de GGD verstrekt nVWA adresgegevens van relevante bedrijven in het kader van bronoposporingsonderzoek door de GGD. Bronopsporing en -onderzoek is van belang om de bronnen van de humane infectie weg te nemen of preventieve maatregelen op te leggen c.q. te adviseren en zo te voorkomen dat er meer humane besmettingen kunnen plaatsvinden. Om een bronopsporingsonderzoek te laten uitvoeren stuurt de GGD een meldformulier aan de nVWA. In sommige gevallen kan daarbij reeds een bepaald bedrijf (of bedrijven) in beeld zijn en verzoekt de GGD in ieder geval onderzoek te doen bij die bepaalde bedrijven. Op basis van een risico-inschatting en de mogelijkheid tot monstername bij de verdachte dieren besluit de nVWA, in overleg met de GGD, of het zinvol is een brononderzoek bij die bedrijven uit te voeren. In het onderling contact kunnen overwegingen worden uitgewisseld die een bronopsporingsonderzoek wel of niet legitimeren. Stappen 1. De GGD meldt een enkel humaan ziektegeval of cluster van Q-koorts patiënten bij de meldkamer van de nVWA via het meldformulier (bijlage 9). 2. De meldkamer stuurt de melding door naar het VIC (het nVWA Incident- en Crisiscentrum). 3. Het VIC neemt telefonisch contact op met de GGD over de melding en geeft het klachtnummer door aan de GGD. 4. Het VIC maakt een eerste clusteranalyse op basis van de aangeleverde gegevens van de GGD en de UBN database. 5. Afhankelijk van de melding stelt VIC een instructie op die de procedure beschrijft die in de betreffende regio uitgevoerd moet worden. 6. Het VIC geeft de melding telefonisch en de instructie per e-mail door aan de regionale dierziektedeskundige van nVWA. 3.1.2
Clusteranalyse door nVWA
Een clusteranalyse is een epidemiologische analyse van de gegevens voorafgaande aan een brononderzoek. Middels een clusteranalyse wordt bekeken of een cluster humane gevallen gerelateerd kan worden aan een locatie of bedrijf als vermoedelijke bron van (humane) besmettingen. De analyse van de gegevens van de nVWA betreft een grofmazige analyse op basis van de aangeleverde gegevens van de GGD en UBN Database van de Dienst Regelingen (DR) (LNV). Uit deze clusteranalyse kunnen bedrijven naar voren komen die als mogelijke bron van het cluster humane ziektegevallen kan worden gezien.
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 8 van 26
3.1.3
3.1.3 Clusteranalyse onderzoek door CIb
De afdeling EPI van het CIb heeft een analysetool ontwikkeld waarmee met meer precisie een clusteranalyse kan worden uitgevoerd. Via deze analysetool kan EPI: 1. Clusters van humane Q-koorts in tijd en plaats detecteren. 2. Kaarten maken van de incidentie van Q-koorts in een bepaalde regio over een bepaalde tijd om Q-koorts 'hot-spots' op te sporen. 3. In de omgeving van humane clusters nagaan welke geiten- en schapenlocaties een epidemiologisch verband vertonen met de humane ziektegevallen. Als alle benodigde gegevens zijn aangeleverd, kan de analyse binnen enkele dagen worden uitgevoerd. Voor het uitvoeren van een clusteranalyse door het CIb zijn er twee mogelijkheden: 1. Op verzoek van de GGD Er kan bij een GGD behoefte bestaan om bij een cluster humane gevallen een analyse te doen om te bepalen of er bedrijven aangewezen kunnen worden als mogelijke bron. Een GGD kan een verzoek doen bij de afdeling EPI om een clusteranalyse uit te voeren. Indien een GGD een verzoek doet bij EPI voor een clusteranalyse is het van belang de nVWA daarvan op de hoogte te stellen. De nVWA kan desgewenst zelf ook een analyse willen uitvoeren of aanvullende informatie verschaffen. Mogelijk heeft de nVWA al meer informatie die aanleiding geeft de analyse op een bepaalde manier uit te voeren. 2. Op eigen initiatief van het CIb Meldingen in Osiris worden niet met volledige postcode ingevoerd zodat de surveillance door het CIb minder fijnmazig is dan van de GGD. Daarom kan een GGD zelf eerder of beter een cluster herkennen. In de surveillance van Osirismeldingen van Q-koorts kijkt de afdeling EPI van het CIb wekelijks naar opvallende patronen van humane ziektegevallen in tijd en plaats. Als daar aanleiding toe is neemt de afdeling EPI contact op met de betreffende GGD om te verkennen of nadere analyse noodzakelijk is. 3.1.4
Benodigde gegevens voor een clusteranalyse onderzoek
Om een clusteranalyse uit te voeren zijn meer gegevens nodig dan de GGD in Osiris heeft ingevuld. De GGD dient daarvoor dus uitgebreidere patiëntgegevens te verstrekken, namelijk de volledige postcode (zes posities) en de eerste ziektedag in een apart bestand. Voor de analyse beschikt het CIb over de volledige database van alle LNV-UBN bedrijfsnummers. 3.1.5
Terugkoppeling van de gegevens
Resultaten van het clusteronderzoek door het CIb worden teruggekoppeld aan de betreffende GGD in de vorm van incidentiekaartjes en epidemiologische analyses. Dit kan aanleiding zijn voor de GGD om gericht de nVWA te verzoeken bronopsporing te verrichten naar bepaalde bedrijven. Ook kan de nVWA de GGD inzicht geven in relevante historische bedrijfsgegevens, zoals het hanteren van hygiëneregels en abortusgegevens. Contactpersonen voor de clusteranalyse van EPI zijn: Wim van der Hoek:
[email protected]; Frederika Dijkstra:
[email protected]
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 9 van 26
Stappen vanuit GGD Stap 1. GGD definieert een cluster en meldt dit aan de nVWA. Stap 2. nVWA maakt eigen afweging of een clusteranalyse en/of brononderzoek onder dieren noodzakelijk is. Stap 3. GGD verzoekt EPI een clusteranalyse uit te voeren en geeft volledige postcode (zes posities) en 1e ziektedag door van alle ziektegevallen in het cluster. Stap 4. GGD informeert nVWA over het verzoek aan EPI. Stap 5. EPI voert clusteranalyse uit. Stap 6. EPI koppelt resultaten van de clusteranalyse terug aan GGD. Stap 7. GGD neemt contact op met nVWA over resultaten en overlegt over de bronopsporing. Signaal vanuit EPI Stap 1. EPI signaleert een opvallend patroon in de Osiris meldingen van Q-koorts. Stap 2. EPI meldt dit bij de GGD en verzoekt aanvullende gegevens van humane ziektegevallen aan te leveren voor clusteranalyse. Stap 3. GGD levert benodigde gegevens aan EPI en coördineert verder het contactonderzoek. Overige werkwijze conform bovenstaand vanaf stap 4 3.2
Q-koorts besmet bedrijf 3.2.1
Besmet bedrijf gevonden bij tankmelkmonitoring
In de tankmelkmonitoring worden melkmonsters van alle melkleverende geiten- en schapen bedrijven in Nederland onderzocht. Daarbij vindt een eerste monsteronderzoek door de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) plaats. Indien dit monster PCR positief is, wordt hetzelfde monster door het CVI (Centraal Veterinair Instituut) onderzocht. Indien eveneens positief, wordt het bedrijf in kwestie verdacht verklaard. Op dat moment gaan de beperkende maatregelen in. De nVWA stelt de burgemeester van de gemeente waar het bedrijf zich bevindt middels een brief hiervan in kennis. De betreffende GGD ontvangt hiervan een afschrift. De nVWA neemt vervolgens op het bedrijf zelf een ‘ambtelijk’ tankmelkmonster dat door het CVI wordt onderzocht. Indien ook dit monster positief wordt getest, volgt de besmetverklaring van het bedrijf. De besmetverklaring heeft tot gevolg dat er beperkende maatregelen worden opgelegd. Het ruimen van drachtige dieren en het instellen van een levenslang fokverbod op nieuw besmette bedrijven is niet nodig omdat alle dieren op deze bedrijven volledig zijn gevaccineerd. 1 Maatregelen per 15 juli 2010: - Besmetverklaring middels een bord in de tuin en het adres en locatie van het besmette bedrijf komen op de website van de nVWA staan. - Een verbod om bezoekers te ontvangen in de stal. - Mest- en hygiënemaatregelen. Dieren van besmette bedrijven mogen worden afgevoerd naar het slachthuis. Dieren jonger dan vier maanden mogen ook naar opfokbedrijven worden afgevoerd en dieren jonger dan vier weken mogen worden afgevoerd naar een afmestbedrijf. Besmette bedrijven worden intensief gemonitord. Daarom wordt de tankmelk één keer in de twee weken onderzocht op de aanwezigheid van de Qkoortsbacterie. De maatregelen blijven van kracht totdat het bedrijf is vrijgegeven. Besmette bedrijven kunnen de vrijstatus terug krijgen als zij één jaar lang negatief blijven in het tankmelkonderzoek. Bedrijven kunnen de vrijstatus ook terugkrijgen door alle dieren op het bedrijf af te voeren en de stal uit te mesten en te reinigen en ontsmetten.
1 De ruiming van drachtige dieren was een eenmalige noodmaatregel. Volgens deskundigen wordt door tijdige en volledige vaccinatie van dieren het risico op Q-koorts aanzienlijk kleiner. De ministers van LNV en VWS hebben daarop besloten dat het verantwoord is het maatregelen pakket per 15 juli 2010 aan te passen.
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 10 van 26
Op het moment dat een bedrijf besmet wordt verklaard neemt de nVWA contact op met de betreffende veehouder om deze te informeren over de besmetverklaring en met de ondernemer afspraken te maken over de vervolgstappen op het bedrijf. Ook informeert de nVWA Directie Regionale Zaken (DRZ) van LNV en de GGD telefonisch zodra de besmetverklaring bekend is (zie GGD contactpersonenlijst, bijlage 6). De Directie Regionale Zaken (DRZ) van LNV neemt, nadat de ondernemer is geïnformeerd, telefonisch contact op met de burgemeester om deze te informeren over de besmetting. De GGD neemt contact op met de gemeente over te ondernemen acties en publieksvoorlichting. Ook informeert de GGD de aangrenzende GGD indien de vijf kilometerzone rond het besmette bedrijf ook in het werkgebied van het een aangrenzende GGD ligt. De nVWA informeert de burgemeester en GGD over de besmetverklaring eveneens middels een brief. De GGD voert conform bijlage II van de LCI richtlijn Q-koorts een aantal taken uit naar aanleiding van een tankmelkpositief bevonden bedrijf. Stappen Stap 1. Stap 2. Stap 3. Stap 4. Stap 5. Stap 6. Stap 7. Stap 8. Stap Stap Stap Stap
9. 10. 11. 12.
Stap 13. 3.2.2
Maandelijks tankmelkmonstername en onderzoek door GD. Bij positief monster vindt onderzoek van het monster door CVI plaats. Als bij controle door CVI monster ook positief is, krijgt bedrijf in kwestie de status ‘verdacht’. Beperkende maatregelen gaan in voor bedrijf in kwestie. nVWA informeert burgemeester over verdachtstatus bedrijf middels een brief. De GGD ontvangt hiervan een afschrift. nVWA neemt ambtelijk tankmelkmonster. CVI onderzoek ambtelijk tankmelkmonster. Indien tankmelkmonster wederom positief is, wordt bedrijf in kwestie ‘besmet’ verklaard. De nVWA neemt telefonisch contact op met houder, DRZ LNV en de GGD. DRZ informeert de burgemeester. GGD neemt contact op met de gemeente. nVWA informeert de houder en burgemeester per brief over besmet status. De GGD ontvangt hiervan een afschrift. GGD informeert zonodig de aangrenzende GGD. Besmet bedrijf gevonden door melding verhoogd aantal abortussen
Veehouders en dierenartsen zijn verplicht een verhoogd percentage abortussen bij dieren, dat op een Q-koorts besmetting kan duiden, aan de nVWA te melden. Het bedrijf in kwestie wordt vervolgens verdacht verklaard. GGD en burgemeester worden hiervan en van de reden van verdachtverklaring (verhoogd aantal abortussen) op de hoogte gesteld. De nVWA stelt naar aanleiding van de melding een onderzoek in. Er wordt dan getracht abortusmateriaal voor onderzoek naar het CVI op te sturen. Indien dat niet beschikbaar is, wordt bij melkleverende bedrijven een tankmelkmonster genomen of anders een representatieve steekproef van vaginale swabs bij de vrouwelijke dieren. Indien Coxiella burnetii in abortusmateriaal of in het tankmelkmonster wordt aangetoond volgt bij bedrijven met meer dan 50 dieren een besmetverklaring. De GGD en de burgemeester worden hiervan wederom op de hoogte gesteld. De GGD voert conform bijlage I van de LCI richtlijn Q-koorts (http://www.rivm.nl/cib/infectieziektenA-Z/infectieziekten/Q_koorts/index.jsp) een aantal taken uit naar aanleiding van een tankmelkpositief bevonden bedrijf. 3.2.3
Contact met gemeente
Indien de GGD van de nVWA een brief ontvangt over een besmet bedrijf is het raadzaam om afstemming te zoeken met de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente of de burgemeester. Dit om overlappende activiteiten te voorkomen, de werkwijze (regie- en adviesrol,
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 11 van 26
contactonderzoek) van de GGD toe te lichten en een lijn van woordvoering af te spreken. Advies aan de GGD is om afspraken te maken met de gemeente om elkaar zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen als er een bericht binnenkomt. 3.3
Signalen
Wanneer de nVWA bij de uitvoering van haar taken bij bedrijven zaken constateert die rechtstreeks gevolg kunnen hebben voor de volksgezondheid (b.v. het niet houden aan de ingestelde maatregelen) stelt zij de betreffende GGD hiervan schriftelijk in kennis. 3.4
Dierhouderijen met een publieksfunctie
Vanaf 26 januari 2010 heeft de overheid aan alle houders van niet-melkleverende schapen en geiten met een publieksfunctie de verplichting opgelegd om hun drachtige dieren afgezonderd van het publiek te laten aflammeren en om hygiënerichtlijnen te hanteren. De nVWA (voorheen Algemene Inspectiedienst (AID)) houdt toezicht op deze verplichting. Wanneer een GGD vermoedens heeft dat op een locatie met een publieksfunctie waar kleine herkauwers verblijven de wettelijke verplichtingen niet worden nageleefd kan daarover een melding worden gedaan bij het meldpunt van de nVWA. 3.5
Regionaal overleg
De situatie rond de problematiek met Q-koorts maakt dat tijdig en regulier regionaal contact en overleg noodzakelijk is. Het verdient daarom aanbeveling om minimaal eenmaal per jaar fysiek met elkaar te overleggen. Tijdens een regionaal overleg kunnen partijen (uitvoerende GGD en nVWA medewerkers) elkaar beter leren kennen, kan kennis worden uitgewisseld, kunnen samenwerkingsafspraken worden gemaakt en casuïstiek worden besproken. Regionaal moeten hier afspraken over worden gemaakt. De Regionaal Arts Consulent (RAC) kan vanuit zijn/haar regionale rol eventueel hierin het initiatief nemen.
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 12 van 26
4
Bijlagen
BIJLAGE 1. BIJLAGE 2. BIJLAGE 3. BIJLAGE 4. BIJLAGE 5. BIJLAGE 6. BIJLAGE 7. BIJLAGE 8. BIJLAGE 9.
FLOWCHART BRONOPSPORINGSONDERZOEK NVWA ........................................................... 14 FLOWCHART CLUSTERANALYSE ONDERZOEK ......................................................................... 15 FLOWCHART Q-KOORTS BESMETTING BEDRIJF (VETERINAIRE MELDING) .......................... 16 MELDGEGEVENS ....................................................................................................................... 17 CONTACTGEGEVENS ................................................................................................................ 19 CONTACTPERSONENLIJST GGD ............................................................................................. 21 BEGRIPPEN- EN AFKORTINGENLIJST ...................................................................................... 23 TAKEN EN BEVOEGDHEDEN NVWA ........................................................................................ 24 STANDAARD MELDINGSFORMULIER VOOR GGD AAN NVWA .............................................. 26
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 13 van 26
Bijlage 1.
Flowchart Bronopsporingsonderzoek nVWA
GGD
VWA
Schema “Clusteranalyse Q-koorts”
1. Melding opvallend cluster via meldformulier aan VWA meldkamer en informeren afdeling EPI
2. Doorzetten melding door VWA meldkamer aan VIC. VIC neemt contact op met GGD
3. Uitvoeren gezamenlijke verkenning van noodzaak bronopsporingsonderzoek
Bronopsporingsonderzoek noodzakelijk?
Nee
Ja Einde
4. Zonodig aanleveren aanvullende gegevens
5. Evt. uitvoeren clusteranalyse op basis van gegevens GGD en UBN database
6. Monstername op bedrijven die mogelijk bron zijn en afhankelijk van uitslag ondernemen actie
7. Opstellen rapport van resultaten clusteranalyse en monsteronderzoek
8. Resultaten opsturen naar GGD
Einde
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 14 van 26
Bijlage 2.
Flowchart Clusteranalyse onderzoek
GGD
EPI (RIVM/CIb)
1a. Constatering opvallende patronen van humane ziektegevallen
1b. Surveillance van Osiris meldingen en constatering opvallende patronen van humane ziektegevallen
2a. Contact opnemen met afdeling EPI en informeren VWA
2b. Contact opnemen met GGD en informeren VWA
VWA
3. Uitvoeren gezamenlijke verkenning van noodzaak tot nadere analyse
Nadere analyse noodzakelijk? Nee Ja
Einde
4. Aanleveren gegevens ziektegevallen, zespositie postcode(s) en 1e ziektedagen 5. Uitvoeren clusteranalyse en terugkoppelen resultaten (incidentkaartjes en epidemiologische analyses) 6. Overwegen bronopsporing door VWA
Bronopsporing noodzakelijk?
Nee
Einde
Ja
7. Verzoek aan VWA om bronopsporing uit te voeren
Zie verder schema “Bronopsporingsonderzoek VWA”
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 15 van 26
Bijlage 3.
Flowchart Q-koorts besmetting bedrijf (veterinaire melding)
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 16 van 26
Bijlage 4.
Meldgegevens
Indien de GGD melding maakt van een Q-koorts cluster is het van belang dat ook de zes positie postcodes van de patiënten aan de nVWA worden gemeld. De GGD gebruikt bij een elektronische melding het meldformulier (zie bijlage). Melding GGD – nVWA Het standaard meldformulier van GGD aan nVWA kan gebruikt worden bij meldingen. De volgende gegevens worden daarin vermeld: Soort melding: Nieuw / lopend Contactgegevens GGD Beschrijving probleem (mogelijke) verwekker Aantal zieken Datum eerste ziektedag(en) Datum blootstelling aan bron Plaats Actie ondernomen door GGD Naam gemeente, Indien van toepassing: advies aan B&W Gegevens van verdacht bedrijf Verzoek aan nVWA o Telefonisch contact o Opstarten onderzoek nVWA o Verzoek terugrapportage Terugmelding nVWA – GGD Inhoud verslag onderzoeksresultaten nVWA naar aanleiding van clusteronderzoek Bezochte bedrijven Type bedrijf (hobby of professioneel) Aantal dieren getest en uitslagen Of en zo ja welke hygiënemaatregelen zijn geadviseerd Vervolgstappen Clusteranalyse onderzoek CIb Ten behoeve van het clusteranalyse onderzoek door de afdeling EPI van het CIb zijn aanvullend op de melding in Osiris de volgende gegevens noodzakelijk: Zes positie postcode Eerste ziektedag Databasegegevens GGD Ten behoeve van de vastlegging van de gegevens en rapportage kan de GGD alle meldingen aan de nVWA registreren in een database. Onderstaand de gegevens die daarin opgenomen kunnen worden. Casusnummer Omschrijving melding Postcode + huisnummer Datum melding Meldingsnummer nVWA Meldingsformulier Datum brief ontvangstbevestiging Datum brief vertraging Datum brief conclusie
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 17 van 26
Status melding na telefonisch contact Uitslag brononderzoek (definitief nVWA) Diersoort Aantal dieren getest Aantal positief Aantal negatief
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 18 van 26
Bijlage 5.
Contactgegevens
Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit Bezoekadres CentreCourt Prinses Beatrixlaan 2 2595 AL Den Haag Postadres Postbus 19506 2500 CM Den Haag Telefoon : 070-4484848 Fax: 070-4484801 E-mail:
[email protected] Website: www.nVWA.nl Meldkamer: 0800-0488 Meldpunt dierziekten Telefoon: 045-5466230 (24 uur/dag) Bereikbaarheid nVWA De meldkamer van de nVWA en het meldpunt dierziekten zijn 24 uur per dag gedurende 7 dagen van de week bereikbaar. Buiten kantooruren Meldingen die buiten kantooruren binnenkomen worden aan de piketdienst van het VIC doorgegeven. Afhankelijk van het spoedeisende karakter van de melding zet de dienstdoende medewerker de melding direct of de volgende werkdag door naar regionale contactpersoon. GGD Nederland Bezoekadres Adriaen van Ostadelaan 140 3583 AM Utrecht Postadres Postbus 85300 3508 AH Utrecht Telefoon: 030-2523004 Fax: 030-2511869 E-mail:
[email protected] Website: www.ggd.nl GGD’en Uitgebreide informatie over de GGD’ en met adressen en telefoonnummers is te vinden op www.ggd.nl. RIVM Bezoekadres Antonie van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 19 van 26
Postadres Postbus 1 3720 BA Bilthoven Telefoon: (030) 274 91 11 Fax: (030) 274 29 71 E-mail:
[email protected] Website: www.rivm.nl
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 20 van 26
Bijlage 6.
Contactpersonenlijst GGD
GGD GGD Amsterdam
GGD GGD GGD GGD
Naam Anneke van den Hoek
Functie Telefoonnummer(s) Email Functie hoofd afdeling 020-5555341
[email protected] Infectieziekten Gerard Sonder Arts Infectieziekten 020-5555003/105
[email protected] Buiten kantoortijden: 020-5555911, vragen naar de dienstdoende arts infectieziekten
Brabant-Zuidoost Den Haag Drenthe Flevoland
GGD Fryslan GGD Gelre-IJssel GGD Gooi & Vechtstreek GGD Hart voor Brabant GGD Hollands Midden vestiging Gouda GGD Hollands Midden vestiging Leiden GGD Hollands Noorden
GGD IJsselland GGD Kennemerland GGD Limburg-Noord
Madjid Hosseinnia/ Arts 06-12404601 Joyce Elshoff/ infectieziektebestrijding Ruud van Essen 24-uursbereikbaarheidsdienst Infectieziektebestrijding: 0320276998
[email protected] [email protected] [email protected]
Afdeling IZB 088 – 443 33 55 Buiten kantoortijd: Meldkamer Apeldoorn via de wachtdienstarts, 055–3600189.
[email protected]
Dienstdoende arts infectieziekten 073-6404074
[email protected] Bereikbaarheid dienstdoende arts infectieziekten buiten kantooruren: 0900-3676767
Fred Slijkerman Megelink
Arts M&G 0229-253301 / Infectieziektebestrijding 06-51700562 24-uursbereikbaarheidsdienst Infectieziektebestrijding: 06-20598775
[email protected]
P.Jacobs, Artsen C. Niesen en Infectieziektebestrijding L. Levels. 24-uursbereikbaarheidsdienst IZB: 077-8504924
[email protected]
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
077-8504848/816
Pagina 21 van 26
GGD Midden-Nederland
Voorwacht Infectieziektebestrijding 030 – 608686
[email protected] 24-uurs bereikbaarheid is provinciaal geregeld via de meldkamer Ambulance: 030 – 2199409, vragen naar de dienstdoende arts infectieziektebestrijding van de provincie Utrecht / van de GGD
GGD Regio Nijmegen GGD GGD GGD GGD
Regio Twente Rivierenland Rotterdam-Rijnmond West-Brabant
GGD GGD GGD GGD
Zaanstreek-Waterland Zeeland Zuid-Holland West Zuid-Holland Zuid
GGD Zuid Limburg GG&GD Utrecht
Hulpverlening Gelderland Midden (HGM)
Geert van Dijk Arts infectieziekten 076-5282352
[email protected] 24-uursbereikbaarheidsdienst Infectieziektebestrijding: buiten kantooruren 0900-3676767
Linda Heijboer
Sociaal verpleegkundige IZB
078-7708508; 078-7708500, (alg. tel. nr. GGD) Telefoonnummer 24-uursbereikbaarheidsdienst via CPA: 078-6141115 Rick Boesten Sociaal verpleegkundige 045-8506273 24-uurs bereikbaarheidsdienst: 06-55598086 Koen Hulshof Arts IZB 030-2863527 24-uurs bereikbaarheid is provinciaal geregeld via de meldkamer Ambulance: 030 dienstdoende arts infectieziektebestrijding van de provincie Utrecht / van de GGD Meldpunt infectieziekten Verpleegkundige 026-3773344
[email protected]
[email protected] [email protected] – 2199409, vragen naar de
[email protected]
Telefoonnummer 24-uursbereikbaarheidsdienst IZB: Regionaal arts achterwacht infectieziektebestrijding van de regio Oost is te bereiken via de Meldkamer Ambulance Arnhem: 026-4434445. Hulpverleningsdienst Groningen
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 22 van 26
Bijlage 7.
Begrippen- en afkortingenlijst
Bedrijven met een publieksfunctie: Dierhouderijen die bedrijf openstellen voor publieksactiviteiten Besmet bedrijf: Verdacht bedrijf waarbij bij een volgend tankmelkonderzoek het ‘ambtelijk’ tankmelkmonster positief wordt getest. CIb: Centrum Infectieziektebestrijding Clusteranalyse: Epidemiogische analyse van humane ziektegevallen Q-koorts Coxiella burnetii: Veroorzaker van Q-koorts DR: Dienst Regelingen DRZ: Directie Regionale Zaken van het ministerie van LNV EPI: Afdeling Epidemiologie en Surveillance van het CIb GD: Gezondheiddienst voor Dieren van het ministerie van LNV Geografisch cluster: Aantal meldingen die op basis van tijd en plaats opvallend is GGD: Gemeentelijke Gezondheidsdienst Hobbyboeren: Dierhouderij met minder dan 50 dieren Humaan geval: Persoon met besmetting met Coxiella burnetii UBN database: Database van LNV met alle dierhouderijen in Nederland LNV: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit nVWA: nieuwe Voedsel- en Waren Autoriteit, inspectiedienst van LNV, ontstaan uit fusie VWA, Algemene Inspectiedienst en Plantenziektekundige Dienst OMT: Outbreak Management Team Q-koorts: Ziekte veroorzaakt door de bacterie Coxiella burnetii RIVM: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Verdacht bedrijf: Bedrijf waarbij het eerste monsteronderzoek door de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) PCR positief is en hetzelfde monster bij confirmatieonderzoek positief is bevonden door het CVI
Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 23 van 26
Bijlage 8.
Taken en bevoegdheden nVWA
Bevoegdheden nVWA bronopsporing zoönosen Bronopsporing van zoönotische agentia bij dieren en in voedingsmiddelen naar aanleiding van een melding van een humaan ziektegeval is een taak die valt onder de verantwoordelijkheid van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid. Het Staatstoezicht vloeit voort uit art. 36 van de Gezondheidswet. Hierin is opgenomen dat het Staatstoezicht tot taak heeft onderzoek te verrichten naar de staat van de volksgezondheid en de determinanten daarvan. Het uitvoeren van een bronopsporingsonderzoek op verzoek van de GGD wordt onder deze taak begrepen. In het Besluit Staatstoezicht op de volksgezondheid worden de NVWA en de Inspectie voor de Gezondheidszorg aangewezen als onderdelen van het Staatstoezicht. In de Gezondheidswet zijn, onder verwijzing naar de Algemene wet bestuursrecht, tevens opgenomen de bevoegdheden van het Staatstoezicht. De belangrijkste bevoegdheden van het Staatstoezicht zijn het mogen betreden van plaatsen, het mogen vorderen van inlichtingen, het mogen vorderen van inzage in zakelijke documenten en het mogen nemen van monsters. Het opleggen van maatregelen als zodanig is vanuit de staatstoezichtsfunctie niet mogelijk, tenzij bij de uitvoering daarvan bevindingen worden gedaan die onder de invloedsfeer van de Warenwet of de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren vallen. De GGD kan naar aanleiding van een humaan ziektegeval aan de nVWA vragen een brononderzoek uit te voeren wanneer een dier of een voedingsmiddel, al dan niet van dierlijke oorsprong, als bron wordt vermoed. Op basis van een risico-inschatting en de mogelijkheid tot monstername bij de verdachte dieren of voedingsmiddelen besluit de nVWA of het zinvol is een brononderzoek uit te voeren. De bronopsporing is in eerste instantie van belang om de bron van de humane infectie op te sporen en te elimineren en zo te voorkomen dat er meer humane besmettingen kunnen plaatsvinden. Voor de nVWA vormen de resultaten van de bronopsporing daarnaast ook een belangrijke basis voor het onderzoek naar de risico’s van zoönosen voor de volksgezondheid. Dit betreft onder andere onderzoek naar prevalentie van zoönotische agentia om hiermee het risico van pathogene micro-organismen voor de mens in te kunnen schatten en zonodig preventieve maatregelen te treffen. Een voorbeeld hiervan is het uitgeven van de ‘Code voor hygiëne op kinderboerderijen in Nederland’ naar aanleiding van een melding van de GGD van een jongetje met HUS na een bezoek aan een kinderboerderij. Bronopsporing moet ook worden opgevat als een passieve surveillance die uitsluitsel geeft over welke zoönotische agentia onder dieren in Nederland circuleren. Doordat dieren lang niet altijd ziekteverschijnselen vertonen als zij besmet zijn met pathologische micro-organismen kunnen deze micro-organismen zich verspreiden zonder dat de mens hier weet van heeft en zo een risico voor de volksgezondheid gaan betekenen. Bevoegdheden nVWA dierziektebestrijding Een uitbraak van een besmettelijke dierziekte kan zowel optreden bij een landbouwproductiedier als bij een hobbymatig gehouden dier of gezelschapsdier. Ook kunnen in het wild levende dieren een belangrijke rol spelen bij het inslepen en verspreiden van besmettelijke dierziekten. Diergezondheid wordt gewaarborgd in het belang van het dier en met het oog op de volksgezondheid ook voor de veilige productie van voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong. De nVWA is middels de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) de aangewezen organisatie die de wettelijk voorgeschreven taken uitvoert in het kader van de bestrijding van dierziekten. De wetgeving met betrekking tot diergezondheid en dierziektebestrijding is in hoge mate geregeld via diverse EU-richtlijnen, beschikkingen en verordeningen. De nationale regelgeving van Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) zal de komende periode worden Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 24 van 26
opgenomen in de nieuwe wet Dier. De AID is op dit terrein de handhavende instantie met opsporingsbevoegdheden. De nVWA beschikt over een crisisorganisatie functie die 7 x 24 uur paraat staat om verdenkingen, incidenten en crisissen af te handelen. Voor de werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van de bestrijding van dierziekten zijn uitvoeringsdraaiboeken voorhanden die mede zijn opgesteld aan de hand van relevante wet- en regelgeving en beschikbare beleidsdraaiboeken. Uitvoeringsdraaiboeken en werkinstructies worden continu aan de laatste inzichten aangepast en actueel gehouden. Met name bij de uitvoering van incident- en crisisbestrijding is het van belang dat er gewerkt wordt volgens vastgestelde procedures. Uniformiteit, voorspelbaarheid, controleerbaarheid en volledigheid zijn belangrijke begrippen die gewaarborgd worden binnen de uitvoering van dierziektebestrijding. Iedere houder van dieren is verplicht om bij het constateren van verschijnselen die in verband gebracht kunnen worden met een meldingsplichtige besmettelijke dierziekte, of indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een dier besmet is geraakt met een dierziekte, dit te melden bij de daartoe aangewezen ambtenaar. Hetzelfde geldt voor dierenartsen en medewerkers van onderzoeksinstellingen (onder andere laboratoria). De verantwoordelijkheden van de nVWA op gebied van dierziektebestrijding betreffen preventie, monitoring en bestrijding van aangifteplichtige en bestrijdingsplichtige dierziekten. In de GWWD is hiertoe aan de nVWA het mandaat verleend om bijvoorbeeld veehouderij bedrijven en andere locaties te betreden, indien nodig monsters te nemen en bestrijdingsmaatregelen te nemen. De volgende taken worden door de nVWA uitgevoerd: het afhandelen van verdenkingen van dierziekten; het bestrijden van de in de GwwD artikel 15 genoemde bestrijdingsplichtige dierziekten en het registreren, verzamelen en analyseren van gegevens inzake aangifteplichtige dierziekten; het ontwikkelen en uitvoeren van monitorings- en surveillanceprogramma’s voor dierziekten; het ontwikkelen en uitvoeren van het risk-assessment systeem voor dierziekten; het geven van beleidsadviezen op het gebied van preventie, monitoring en bestrijding van dierziekten; De nVWA maakt tevens gebruik van rapportages vanuit de officiële kanalen en een breed netwerk (binnenland zoals CVI, GD, RIVM en GGD en buitenland zoals de Europese Commissie en de OIE), om blijvend te monitoren welke dierziekten in binnen- en buitenland vóórkomen en hoe deze ziekten zich verspreiden. Via een binnen de nVWA ontwikkeld risk-assessment systeem worden adviezen gegenereerd voor het ministerie van LNV met aanbevelingen over te nemen voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van de insleep van de betreffende ziekte. Preventieve acties naar aanleiding van dierziekte-uitbraken in het buitenland worden tevens vanuit de nVWA ingezet en aangestuurd. Door voorlichting en het verzorgen van opleidingsbijeenkomsten met voor de dierziektebestrijding relevante partijen als CVI, GD, LCI, GGD en overigen wordt de ingezette weg van actieve communicatie voortgezet. Er wordt nauw samengewerkt met andere diensten. Bij een dierziekteverdenking werkt de nVWA samen met het landelijk LNVdierziektemeldpunt (onderdeel meldkamer AID), de GD (deelname aan het specialistenteam, informatie leveren, eventueel sectie), het CVI Lelystad (onderzoek monsters, advies) en eventueel de AID. Bij een dierziekte-uitbraak werkt de nVWA uitvoerend samen met de LNV-directies, de Dienst Regelingen en AID, het CVI Lelystad, de GD, de GGD’s en LCI. Via de regiodirectie LNV worden andere benodigde diensten (politie, leger etc.) en lokale bestuurders (burgemeesters, commissarissen van de Koningin etc.) betrokken. De nVWA organiseert bij ernstige verdenkingen of bij bestrijding een overleg met de direct betrokkenen waarin alle aspecten die samenhangen met de organisatie en de uitvoering van de bestrijding van de (aangifteplichtige) dierziekten worden besproken. Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
Pagina 25 van 26
Bijlage 9.
Standaard meldingsformulier voor GGD aan nVWA
Meldingsformulier GGD aan nVWA Mail dit formulier aan
[email protected] Dag: Datum: Soort melding Voedselinfectie Zoönose Anders te weten Nieuwe melding Lopende melding Gegevens casushouder GGD
Tijdstip melding: GGD dossiernummer
nVWA klachtnummer
Naam: Functie : arts infectieziektebestrijding GGD sociaal verpleegkundige GGD anders te weten: Telefoonnummer: Faxnummer: E-mail: Toelichting melding Beschrijving probleem Verwekker/werkhypothese Aantal zieken + 6 positiepostcode woonadres van patiënten Datum eerste ziektedag(en) Datum blootstelling aan bron Plaats Actie ondernomen door GGD Gegevens verdacht bedrijf: Naam Adres Telefoon Contactpersoon Opmerkingen Verzoek actie nVWA Klachtnummer verstrekken en document retourneren aan GGD Telefonische contact casushouder nVWA met casus houder GGD Opstarten onderzoek nVWA Anders te weten Verzoek terugrapportage Geen Invullen door nVWA : De melding van GGD is door de nVWA ontvangen op: Samenwerkingsprotocol Q-koorts GGD/nVWA
De bevestiging van ontvangst van deze melding met het nVWA klachtnummer kunt retourneren aan:
Met een CC aan:
Datum ___/____/_____ om
….…uur
Pagina 26 van 26