Saintes, vrijdag 30 mei 2008 34 kilometer, totaal 322 kilometer Het laat zich aanzien, dat er vandaag een flinke afstand gelopen moet worden, dus ik vertrek vroeg. Eerst wandel ik langs de bakker en koop croissants en stokbrood voor onderweg. Dan loop ik langs de D150 de stad uit. Langs dit stuk hoofdweg is goed te lopen en ik stap stevig door. Buiten de stad buigt de gemarkeerde route af van de hoofdweg en gaat de wijn van morgen verder over kleine weggetjes. En in plaats van de uitgestrekte korenvelden en stinkende koolvelden loop ik nu tussen de wijnstruiken. Dat geeft toch een heel andere indruk en het is niet zo grootscha-
vreemd bouwsel bij Fenioux
84
lig. Het is toch al een gevarieerd gebied, met veel heuvels en dalen (wat ook aan de spieren te voelen is), kleine stuikjes bos en rijen bomen en struiken. Het is een beetje een parkachtig landschap. Het stadje Juicq, waar ik bijna
ongemerkt doorheen loop verandert daar niets aan, met zijn 181 inwoners. De wegen worden modderige paadjes steeds smaller en uiteindelijk loop ik bospaadjes. Die zijn mooi, maar het is wel opletten geblazen, want door de regen van de afgelopen dagen is het pad nat, Juicq
zacht, modderig en glad. En niet zo’n klein beetje. Soms moet ik met de nordic-walkingstokken en een vorm van fierljeppen proberen de schoenen droog te houden. En dat lukt
en diepe plassen
niet altijd. Ik weer nu dan ook zeker dat mijn Meindl’s tot ruim boven de enkel waterdicht zijn. Of ik schuifel dwars langs de zijkant van het pad de kont in de struiken en leunend op de stokken 85
die aan de andere kant van het pad tussen de struiken staan. Regelmatig blijft de rugzak aan de takken haken en moet losgetrokken worden. Het is duidelijk dat deze modderkuilen niet alleen door regen veroorzaakt zijn. Het is duidelijk dat heel wat quad-rijders graag van deze paden gebruik maken. De bordjes “interdit pour véhicules tout terrain” helpen kennelijk niet veel. Het bos is zo vochtig dat mijn bril steeds beslaat.
zomaar in het bos: rustplaats voor pelgrims
Die droogt dan pas weer op als ik weer tussen de druivenstruiken loop. En daar is het dan weer zo warm, dat ik de pijpen maar van mijn broek afrits. En mijn (coolmax) hemd, dat ik onder mijn (coolmax) shirt draag trek ik uit. Toch schiet ik wel lekker op. Tijdens de lunch, koffie met sandwich in Le Douhet, vertelt de barman me dat “marcheurs de St. Jean d’Angély” meestal pas om 14u30 langskomen. Het is nu pas half twaalf. Rustig doorlopen dus. Tijd zat. 86
In Fontcouverte zie ik een man in zijn tuin rondlopen, met een kleinkind op zijn arm. Ik vraag hem om water voor mijn veldfles. “Oui”, zegt hij en vult mijn fles vanuit een dikke rol tuinwasplaats in Fontcouverte slang. Wie weet hoe lang dat water al stilstaat in een slang in de volle zon. Ik vind het vies, maar ben eigenlijk te verbaasd om wat te zeggen. En dat in Fontcouverte, dat zijn naam dankt aan een aantal ondergrondse beekjes en bronnen met zeer schoon water. Zou hij zijn kleinkind ook uit die slang te drinken geven? Duidelijk zichtbaar voor hem gooi ik met
wegwijzer met steentjes: Saintes, 7 Km 87
een vies gezicht het lauwe water uit mijn fles op straat en loop door. Ik vraag wel ergens anders om water. Honderd meter verder is een kerkhof met zo’n hoge muur eromheen dat je zou denken dat ze werkelijk bang zijn dat de doden weglopen. Maar belangrijker vind ik dat aan die muur een keurig fonteintje met een kraan zit, en een stel bankjes eromheen. Ik spoel mijn fles om en vul die met het koele water uit de kraan. En ik ga op één van de bankjes zitten. Even later zie ik de man van de tuinslang met zijn vrouw en kind in de kinderwagen voorbij lopen. Ik steek mijn fles omhoog, wijs op de kraan en maak een “lekker” gebaar. De man kijkt kwaad. Ik zie dat zijn vrouw aan hem vraagt wat er aan de hand was. Ik ben benieuwd wat hij zegt. De weg gaat verder tussen de greens van “Golf Louis Rouyer-Guillet” door en dan kan ik de torens van Saintes al zien. Er volgt nog wel een slecht stukje pad langs de oever van de rivier de Charente. Het is eigenlijk wel mooi, langs het water met eerst de torens van Saintes 88
de Charente en de Germanicus-boog
camping, later de stad aan de overkant. Maar het pad loopt eerst door een weiland met een stuk of dertig nieuwsgierige koeien. Ze komen allemaal aangelopen en dringen in een grote groep om me heen. Ik moet duwen tegen die grote logge lijven. Om niet onder de voet gelopen te worden en aan de andere kant het weiland weer uit te kunnen. Daarna loopt het pad, nauwelijks zichtbaar, door gras, onkruid en brandnetels van meer dan een meter hoog. Een wildernis. Maar als het pad eindigt, sta ik midden in de stad, bij de triomfboog van Germanicus (19 na Chr.). Een paar keer vragen brengt me bij de Office de Tourisme. En daar krijg ik een kaartje, zodat ik zonder moeite de basiliek St. Eutrope vindt.En
89
onder de basiliek is een overnachtingsplaats voor pelgrims. Ik moet even wachten, maar om vier uur arriveert de beheerder, Anne Marie en kan ik naar binnen. De ruimte is klein, maar wel compleet. Een grote tafel met stoelen, keuken, zes bedden, douche, toilet. Die St. Eutrope
laatste twee heb ik dringend nodig. Een half uurtje later ben ik weer fris en hangen mijn kleren aan het droogrek buiten. Tijd voor een sms’je voor 90
de weblog en even lekker naar huis bellen. Daarna ga ik nog voor een klein rondje de stad in. Ik koop een pizza en neem die mee naar de gîte om hem op te eten. Er arriveert een Kathedraal St. Pierre frans echtpaar. Ook wandelaars. Ik eet mijn pizza en zij gaan uitgebreid koken. Om 8.30 zeggen ze dat ze naar bed gaan. Een beetje vroeg, maar ze zijn nog meer dan een uur bezig met de voorbereidingen. En om 10 uur, ik lig dan al, doen ze het licht uit. Keurige lui, lijkt het. In een gîte krijg je een kale matras en een deken. Je gebruikt je eigen slaapzak of lakenzak, eventueel met de deken eroverheen. Dit stel kruipt zo op de matras, onder die deken. Echt keurig, die lui. Ik ben blij dat ik mijn slaapzak heb. Hoeveel lui zullen hier al zonder zak geslapen hebben. Morgen naar Pons. Maar 22 km, schijnt het.
Kathedraal St. Pierre 91