EDITORIAAL robert smets
ACHT-VEERTIEN OF ENKELE WOORDEN MET JOHN BRUNNER Robert Smets
S.
F.
en
Nota Bene
Waanzin in het Algemeen John Brunner
Hartelijk Hartelijk, Welkom Louise Overbeek-Breij
LEODICON I Robert Smets
Sfan’s Verhalen En illustratie Wedstrijd ‘76 Robert Smets REDACTIE SECRETARIAAT LAYOUT DRUK
KING KONG A W A R D 77
: robert smets, italiëlei 843, 2000 antwerpen : lou grauwels, lange kievitstraat 27, 2000 antwerpen : herman ceulemans, bredabaan 7982, 2060 merksem : marc corthouts, borsbeekstraat 4, 2200 borgerhout
SF-MAGAZINE, Tijdschrift voor Science-Fiction en Fantastiek, uitgegeven door SFAN, vereniging voor Science-Fiction en Fantastiek, verschijnt tweemaandelijks. De jaarlijkse abonnementsprijs bedraagt 300 BF en omvat 6 nummers of 60 BF per los nummer. Dit kan gestort worden op rekening nr. 220-0961338-07 bij de Generale Bankmaatschappij te Antwerpen t.n.v. SFAN te Antwerpen. Voor Nederland : per internationaal postmandaat of via girorekening N.C.S.F. nr.73.74.51, t.n.v. Penningmeester N.C.S.F., Paul van Oven, Zaadkorrel 7 te Eemnes (NL). © Behoudens wanneer anders vermeld behoort het copyright aan de auteur.
"LUIK", vormt de hoofdbrok van dit nummer. "LUIK", alsof u er was ..., zouden we zo zeggen, met die delikate ironie, die ons eigen is. Een kort verslag van SFANCON ZEVEN, de leuke toespraak van eregast JOHN BRUNNER, in een gloednieuwe vertaling van uw dienaar, plus een aantal indrukken van "KAMER 814". Hemeltje, neen, geen doktersroman : een kijkje op een roomparty ! Nu, u leest zelf wel. Naar onlangs in een Hoog-Nederlands fanblad werd geschreven verwarren, wij, domme Belgen (en nu kijk ik over mijn schouder, maar zoveel anderen zie ik nu ook weer niet ...) "editoriaal" en "redactioneel". Zodat wij hierna, met de vriendelijke toegeeflijkheid welke ons eigen is, eens uitzonderlijk een "echt" editoriaal zullen plegen, als was het maar om te tonen dat de tiendaag se veldtocht, etc. En dit naar aanleiding van enkele aanmerkingen, welke werden gemaakt tijdens een "table ronde des zines" (wat ik nu lekker niet in het HoogNederlands zal vertalen, nah !), in het Pavillon de Flore, te Luik, waaraan alle op de Con aanwezige faneditors deelnamen.
robert smets
"Wat is een fanzine ?", wierp iemand op, met die onberekenbare onbedachtzaamheid, die hem eigen is.
Uit het hieropvolgende tumult maakten wij op dat hoewel een fanzine historisch gezien in de eerste plaats een contactblad is, waarmee lieve fans elkaar bestookten, deze term (fanzine dus, maar dat had u reeds begrepen) thans terecht en ten onrechte wordt gebruikt en praktisch synoniem is geworden van amateur-publikatie. "Is het wel de rol van een fanzine fictie te brengen, en gebeurt dit niet hoofdzakelijk tot zelfbevrediging van de samensteller, die zijn productie moeilijk elders kwijt kan ...?", vroeg iemand, die uiteraard boos werd bekeken. "Waarom niet, zei een ander, hoewel ik wel meen dat een fanzine selectief moet tewerk gaan, en bv. geen zaken opnemen, die door "Galaxy" of "Fiction" werden geweigerd ..." "Goed", werd hierop geantwoord, "maar wanneer op commerciële gronden nagenoeg geen werk van eigen bodem wordt aanvaard, zoals in deze gewesten lange tijd het gebruik was, dan houdt dergelijke weigering in sé geen kwalitatieve criteria in .... Bovendien hebben debuterende auteurs recht op enige tegemoetkoming". Terwijl ik hier een akelige gedachte aan mijn diesterse kwelgeest onderdrukte, rondde Michel Jeury (jawel, van "Le Temps Incertain" : u heeft hem gemist !) met enkele wijze woorden de discussie af : "Een faneditor blijft uiteraard vrij te nemen en te laten wat hij wenst. Waar ik evenwel wèl voorbehoud zou voor maken is voor het té persoonlijke, té individualistische inside - karakter van vele fanzines, die hierin het historische model weliswaar het meest benaderen. Niet voor mezelf, maar omdat dit deze uitgevers afsluit van de buitenwereld, en zijzelf achteraf vaak de eersten zijn om aan de klaagmuur hun verdriet te uiten omwille van de weinige abonnementen, die hun werk afnemen ... Overigens is het zo dat we als SF-schrijvers bevoordeeld zijn, tegenover zg. mainstream-auteurs, omdat wij in het fandom, in de fanzines en op de conventions het onontbeerlijke contact vinden metonze lezers, de reactie, de respons, en vaak interessante, bemoedigende en stimulerende ontmoetingen hebben ..." Ongeveer in dezelfde woorden had John Brunner dit laatste gezegd, nauwelijks enkele uren vroeger. Nu zullen wij u niet verbergen dat wij, met de congenitale diepzinnigheid die ons eigen is (Maagd, moet u weten, tweede decade, om precies te zijn ...) onszelf herhaaldelijk de vraag hadden gex
steld welke zin een blad als SF-MAGAZINE wel heeft. Om persoonlijke redenen, de tijd die erin kruipt bv., maar vooral omdat het van meet af aan duidelijk was dat dit een dubbelzinnige, meerslachtige onderneming zou blijven en we noch "Foundation", noch "Fiction", om maar deze uitersten te noemen, moeten hopen na te volgen. Ondermeer naar aanleiding van de opstelling van onze index hadden we hierover ernstige meningsverschillen met onze vriend Jozef Pee ters. Welnu, terwijl bij die "table ronde" ofte rondetafel (de Groningers hebben het nu toch al wel geraden ...) ideeële modellen van "het" fanzine werden besproken, kwamen wij tot het besluit dat een fanzine, in al zijn vormen, ook weer gewoon aan het economische principe tegemoet komt, d.w.z. aan wisselende behoeften beantwoordt. x
Wanneer regelmatiger en directer contact mogelijk was met het buitenland, SF-nieuws in de dagelijkse pers en in de media werd opgenomen, SF door literaire en culturele snobs niet minachtend werd afgedaan, SF-boeken en -films competent werden gerecenseerd, op academisch niveau studies aan SF werden gewijd én wanneer de Nederlandstalige uitgevers een drietal driemaandelijkse competitieve en overwegend nederlandstalige bundels uitbrachten, wel dan zou SF-MAGAZINE gewoon overbodig zijn. "In a sense", zei Ian Watson ons, "SF is a literature that is trying to put itself out of bussiness ..." Kijk, wanneer jullie te Luik waren geweest, hadden jullie hem persoonlijk kunnen vragen wat hij hiermee nu precies bedoelde ... Nu, dat is even naast de kwestie (je leest het overigens in "Foundation" nr. 10, p. 58), maar in zekere zin kan hetzelfde worden gezegd van het fanzine. Stel je even voor, die heerlijke rust ... Tenzij, tenzij ... ja, tenzij je iets op je maag hebt, en de behoefte voelt dit neer te schrijven. Kijk eens aan. Ja, dat is heel eenvoudig, je neemt een gammele schrijfmachine, koopt jezelf een aantal stencils, en start een ... hoe heet dat ook weer ... : o ja, een fanzine ... Waarmee we dit editoriaal besluiten met die vicieuse concentriciteit die ons nu eenmaal eigen is ... ROBERT SMETS
Van donderdag 22 tot zondag 25 juli had te Luik SFANCON 7 plaats en dit voor de eerste maal in het Franstalige landsgedeelte. Volgens gesprekken die we ter plaatse hadden, zou hiervan een tweejaarlijkse gewoonte kunnen worden gemaakt zodat de Vlaamse con met de onpare jaren zou samenvallen = de BENELUXCONS. Maar laten we niet te snel van stapel lopen. Het is duidelijk dat aan LEODICON door zijn inrichters oneindig veel inspanning werd besteed, én dat zij erin geslaagd zijn deze convention tot een belangrijke manifestatie te doen uitgroeien. Dit ondanks enkele niet te onderschatten handicaps, waaronder de uiterst moeilijke datum (volle verlofperiode !), de verplichting herhaaldelijk van lokaal te verwisselen (zie ook Brugge, vorig jaar, en Simon's artikel in een der laatste nummers), en tenslotte, last but not least, het flagrante gebrek aan belangstelling van de zijde van de Vlaamse fans, waarvan-hou je vast-slechts een twaalftal kwamen opdagen... Maar daarover verder twee (lelijke) woorden. Wat de deelnemers betreft, die wel kwamen opdagen (hm !), deze behoorden hoofdzakelijk tot de plaatselijke fans, waarmee de Luikse kern hopelijk contact kan onderhouden, terwijl ook een belangrijke Franse deelnme te noteren viel. Verder een vijftiental Engelsen, waaronder eregasten John Brunner, Bob Shaw en 1an Watson, Harry Harrison, en een drietal Nederlanders waaronder Manuel van Loggem en Kathinka Lannoy. Samen een 180 mensen, hoewel de filmvoorstellingen, die in de moderne "Chiroux" plaatsvonden, telkens een volle zaal x
lokten, van zowat 250 toeschouwers. Ruime belangstelling dus, vooral wanneer men rekening houdt met de datum. En een belangstelling, die door deze con werd aangemoedigd, aangezien verschillende contacten werden gelegd, waaruit verdere manifestaties zullen voortvloeien : o.m. een grafische kring, die een tentoonstelling plant, met mensen die een festival van fantastische en SF-fllms gaan inrichten, enz. Afgezien van de filmvertoningen (WESTWORLD, LA PLANETE SAUVAGE, SOYLENT GREEN e.a.) verliep het programma voornamelijk in een wijkzaal, de "Pavillon de Flore", waar een zeer drukke reeks voordrachten, speeches, debatten en rondetafel gesprekken plaatsvond, die werd afgewisseld met muzikale optredens (Dédale), en met reeds genoemde films. Van de toespraak van eregast John Brunner brengen we in dit nummer de volledige tekst, samen met enkele indrukken welke we noteerden tijdens een gesprek dat we later op de dag (of beter gezegd, vroeger in de nacht ...) met hem hadden, en waarin we hem vroegen iets in te gaan op huidige tendensen in SF. Ook Ian Watson stond ons lang te woord, doch de opname van dit interview is zo uitgebreid dat ondergetekende waarschijnlijk dagenlang aan het uittypen zal blijven ... Passionerende kerel, die Ian. Harry Harrison van zijn kant kwam vooral aan het woord bij de voorstelling van de op zijn boek gebaseerde "SOYLENT GREEN", waarvan hij een dolkomische sketch maakte, de zaterdagavond. Boekenstands waren verdeeld over de "Pavillon" zelf en het vlakbijgelegen "Musée Tchantchès", wat in feite een marionettentheater is, dat aan Luikse folklore is gewijd, en een reusachtige ambiance bood. Vooraleer kniesoren gaan beweren dat het programma waarschijnlijk weer helemaal in het Frans verliep, willen we hier duidelijk stellen dat door de inrichters, na ruggespraak en mits akkoord van het zevental op dat ogenblik aanwezige Vlaamse fans, formeel werd overeengekomen de Ne derlandstalige programmapunten te schrappen, gelet op de onvoldoende belangstelling. Dus a.u.b. geen verwijten in die richting, of beter, wel verwijten, maar aan uzelf. x Hierbij moet ons wel van het hart, dat we enig "gemopper" hoorden van de zijde van Engelstalige fans, die zich ook aan een drietalig programma hadden verwacht. Dit gemopper betrof echter vooral onze afwezigheid ... Kleine schaduwzijden waren de afstanden tussen lokalen en xxx
hotels (maar wat kan een inrichter hier aan verhelpen ?), zie bv. te Brugge !); vooral echter de hinderlijke afwezigheid van een gedrukt programma, met opgave van uren en lokalen, voorstelling van eregasten enzomeer. Daar hadden de inrichters, waaronder toch meerdere faneditors, iets meer zorg kunnen aan besteden. Ja, wat dan nog ? Een uitgebreide tentoonstelling "planches" van SF-strips, waaronder we vele tekeningen uit "Métal Hurlant" herkenden, Druillet, Moebius, e.a., en ook een mij niet bekende Vervierse tekenaar, waarvan de naam me ontgaan is, maar die prachtige zaken presenteerde in de stijl van Mordillo. Peperduur, dat wel. Ja, en natuurlijk de avondlijke en nachtelijke evenementen. De gebruikelijke roomparties in "Barbou" en "Holiday Inn" waarbij vooral de door Herman Ceulemans op zaterdagavond gelanceerde oproep bij alle eregasten en vele andere fans resultaat had. Een der fijnste en leukste roomparties, die we ooit meemaakten, Herman ! Bemoedigend, alleszins, de opkomst, de verdere gevolgen voor het Luikse fandom, de vele contacten, de pleiade beroemdheden, enz. , enz. Felicitaties daarom aan de inrichters, die van hun eerste con meteen een succes maakten : Léon Mormont, Thierry Stekke, Alain le Bussy, en al die anderen, die ons niet bij naam bekend zijn, maar die prachtig werk leverden ... ROBERT SMETS
Ja, we hadden ons ten stelligste voorgenomen een gesprek met John Brunner op band te leggen, maar de omstandigheden beschikten hier anders over, en wanneer we tenslotte gelegenheid hadden tot een uitvoerig gesprek, was dit op een drukke roomparty, en zonder recorder, zodat we, in de vroege morgen, de dag daarop, al onmiddellijk aan het schrijven konden gaan, om een en ander voor u vast te leggen. Ach, u wint er alleszins aan, want waarom zouden we dit gesprek niet omlijsten met een sfeerbeeld van die avond, op Herman's kamertje, achthoog, Holiday Inn ... ? Acht-veertien dus : nu, ben je het nummer vergeten dat die avond werd rondgefluisterd , dan kan je je nog al tijd oriënteren op de stemmen, die drie- of viertalig tot de gang doordringen ... Kijk, John Brunner is er reeds, en daar heb je Bob Shaw, een grote, wat ruwaandoende man, die echter erg gevoelig en geestig uit de hoek kan komen, en daar heb je de De Rijcke's, en de rijzige gestalte van Lou Grauwels, en Wilfried Cools, wiens naam ik hier met opzet vernoem, omdat hij dan weer zes extra-nummers afneemt ... Harry Harrison - kort, atletisch, jeans-pak, grijzende marine-cut en dito baard - schrijft voor iemand een vriendelijke opdracht in de bijbel, die je hier op elke kamer aantreft, maar die, in tegenstelling met wat ik bv. in Nederland bemerkte, hier niet aan de ketting ligt. "Niet omdat men diefstal wil tegengaan", zegt John, waar we ongemerkt naast komen te staan, "helemaal niet, wie zou nu ... ? Maar dat heb je ook in de Angelsaksische landen, waar de godsdienstige op inies erg verdeeld zijn en iemand wel eens geneigd zou kunnen zijn een bijbel van "andere strekking" minder zachtzinnig te benaderen of door het raam te werpen of zo ... ". Terwijl we aanstalten maken een informeel interview te beginnen, verdwijnt hij echter in de richting van Harry Harrison, om hem te vertellen dat hij de film "Soylent Green" zoveel beter vond dan het boek, wat uiteraard een leuke scéne belooft te worden ... Op dat ogenblik worden we echter aangeklampt door Alain le Bussy, die ons te allen prijze een vingerhoed "Strofeuer" wil doen nuttigen. Tachtig graden, maar aangezien we te allen tijde moeite hebben gehad een afwijzing te formuleren en hij ons pas achteraf hieromtrent inlicht ... Maar ook John lukt niet in zijn opzet : op hetzelfde moment tracht Harry namelijk iedereen op het kleine balkon te lokken, met de mex
dedeling dat in een appartement aan de overzijde een jonge dame aanstalten maakt zich voor het open raam te ontkleden ... "Make room, make room ..." Er volgt enige beweging, waarvan wij gebruik maken om dichter tot bij Bob Shaw te schuiven, waarmee we nauwelijks enkele woorden hadden gewisseld tot nu toe. Bob is erg onder de indruk van de gebeurtenissen in Noord-Ierland, waar men zopas de Engelse ambassadeur heeft gedood; hijzelf heeft onder de druk van de omstandigheden zijn vaderland verlaten en leeft nu in Engeland zelf. Hij ontkent dat de petroleumvondsten in de Ierse Zee iets met de evenementen te maken hebben en blameert streng de IRA, die hij een linkse organisatie noemt, die er enkel op uit is om herrie te schoppen en onrust te handhaven, om na het verdwijnen van de Engelsen ook Ierland zelf te gaan ondermijnen. We praten even over zijn vriend James White, die in Belfast is gebleven en waar hij grote bewondering voor koestert. Op een vraag van André aanvaardt hij volgend jaar op "SFANCON 8" als eregast te fungeren ( hemeltje, zijn we reeds zover ? ), en verdwijnt daarop om nog enkele "Other Days, other Eyes" te tekenen. Vreemd dat je nauwelijks een ander boek van hem merkt. Als tegengif tegen Alain's vuurwater schenken we ons een glaasje Valpolicella in en bij wijze van dagelijkse goede daad kalmeren we een wat uitbundige Vlaamse fan, wiens naam we nu niet gaan herhalen, door hem een geïllustreerde versie van "Histoire d'O" toe te schuiven, waarop hij een uurtje, uiterlijk erg rustig, Guido Crepax' plaatjes blijft bestuderen, zonder nog iets van de omgeving te bemerken. Mooi zo.
Een en ander brengt ons weer in de nabijheid van John Brunner, en uiteraard benutten we de gelegenheid om hem te zeggen dat we o-zograag enkele diepzinnige vragen hadden gesteld ... "Ga je gang", zegt hij, "ik hou ervan over mijn werk te praten ..." x Even voorstellen : John is een veertiger, die zowat 25 jaar literaire bedrijvigheid achter de veren heeft zitten, is niet zo heel groot, ietsje corpulent, correct gekleed, heeft een klein baardje, en rookt genietend een sigaartje. De naam "Brunner" is van Zwitserse oorsprong, wat wij dan onmiddellijk associëren met uurwerken en dergelijke, en inderdaad merk je bij deze auteur iets erg precies, minutieus bijna, bv. bij de nauwgezette formulering van zijn zinnen, of bij de uitvoerige beschrijving van sommige van zijn modieuse pakken, die hij bij bijzondere gelegenheden voor de dag haalt. Zilver en zwart heeft zijn voorkeur, hoewel nu wel enkele problemen rijzen, die hij aan gastronomie en zittend werk toeschrijft ... Bij een eerste benadering heeft zijn manier van spreken iets pompeus, maar snel merk je dat hij zijn woorden als het ware proeft en er ook van geniet - vooraleer ze uit te spreken. En het genoe gen is wederzijds, want de man is niet alleen erg belezen, hij weet zich ook erg puntig uit te drukken, aforistisch bijna, met van die typische understatements en zo meer, en een heel eigen droge humor. Zo zou hij bv. graag Oost-Europa bezoeken (om klassieke opnamen te kopen, voor zijn auteursrechten), Praag ondermeer. En Krakau. Het enige wat hem echter weerhoudt Krakau te bezoeken is dat daar ook een Holiday Inn staat ... Of nog, wanneer hij de dwaze gewoonte commentarieert van Europese auteurs hun helden Amerikaans klinkende namen te geven, declameert hij plots : "Will the real Mr. Smith please stand forward ?". "Een wat lange vraag", zeg ik, "met duidelijk persoonlijke achtergronden ... Je zou mijn verhouding tot essef best kunnen omschrijven als een haat-liefde-relatie. Ik houd van het genre, maar heb een afkeer van de stapels nonsens die ik moet doorbijten om één goed boek te vinden. Niets nieuws, maar nu bleek de laatste jaren werkelijk een kentering in te treden : na Thomas Disch, met "Camp Concentration" en "334" volgde Bob Silverberg, met "Dying Inside" en "Born with the dead" ... "En "The Book of Skulls" ...
"Akkoord. Dan Ursula LeGuin, met haar "Dispossessed", en heel wat andere boeken, waaronder ik (om niet te vleiend te lijken), met opzet "Stand on Zanzibar" en "The Sheep look up" voor het laatst heb bewaard ... Maar wat merken we nu ? Juist wanneer een climax leek te naderen, en werkelijke fijne zaken in het vooruitzicht lagen, treedt een zekere vertraging in. Tom Disch beklaagt er zich over dat "334", wat hij voor zijn meesterwerk houdt, hopeloos de mist in gaat en dat hij nauwelijks enige reactie krijgt van lezers en kritiek. Bob Silverberg laat weten dat hij er mee stopt, omdat hem te kennen werd gegeven dat voor zijn beter werk "geen publiek bestaat". Norman Spinrad, die toch "Bug Jack Barron" en "Iron Dream" op zijn actief heeft, zit met zijn "Passing through te Flame" volop in de mainstream en gaat zijn pop-en-porno-en-drugs geschiedenis eerstdaags verfilmd zien, wat hem zeker niet zal aanzetten snel weer SF te gaan schrijven... Ook jijzelf hebt echter weinig SF geschre ven de laatste tijd, en wanneer ik aan "Zanzibar" denk, dan doet dit me haast pijn, weet je, het leek er werkelijk op dat we ergens heen gingen, en nu lijkt de situatie geblokkeerd door domme commerciële zaken ... De uitgevers, het publiek ... ?" "Er bestaat inderdaad zoiets als een blokkering. Maar eerst iets over de rommel in SF. Er is rommel in SF, ongetwijfeld, maar naar mijn mening misschien minder dan elders. Ik lees heel wat mainstream, en tracht me op de hoogte te houden, wat niet altijd meezit, maar ja. Wel, die mensen doen artistiek erg fijne zaken, werkelijk. Een Roth, een Malamud. Maar wat me telkens weer opvalt, is hoe persoonlijk dit alles is, hoe individueel. Neem Philip Roth, het is gewoon wonderlijk hoe deze man het Joodse New-York beschrijft, of hoe een ander de wereld beschrijft van de alleenstaande vrouw, en zo meer, maar dit lijkt me zo beperkt, het lijkt wel of deze mensen niet uit hun eigen wereld komen. SF lijkt me breder, ook wanneer het te dikwijls artistiek niet uit de verf komt. Nu is het ook wel zo dat vele SF-auteurs zo slecht betaald worden, dat zij uiteraard geneigd zijn slordig te gaan werken ..."
"Zou je SF een apart medium willen noemen ?" "Daar lijkt het inderdaad op, ja : een uitdrukkingsvorm, die toelaat zaken te zeggen, die je in mainstream moeilijk kwijt kan, of waar de lezer zich alleszins niet aan verwacht ... Maar om op je vraag terug te komen : er bestaat inderdaad een crisis. Die deels aan de uitgevers ligt, deels aan het publiek. Wanneer uitgevers oude zaken terug gaan uitgeven, in plaats van nieuw werk te promoveren, bv. Neem die "klassieken" bij Ballantine, of die "golden age" bundels. Of wanneer Don Wollheim Perry Rhodan gaat uitgeven ... Kijk, daar zitten ze vaak fout. Maar uiteraard zit ook het publiek fout, dat koopt. Er daar ligt zelf de diepere fout. Een groot gedeelte van het publiek lijkt inderdaad niet rijp voor betere essef. Hoewel een commercieel succes niet direct aan een onmiddellijk kassucces gebonden is, weet je. Mijn "SQUARES ON THE CITY", bv. is nooit een hit geweest, maar verkoopt nu twaalf jaar, gestadig, en is aan zijn derde druk toe, en dat appreciëren uitgevers ook. "Zanzibar" eveneens : een trage verkoop, maar constant : dit boek lijkt overigens zowat een klassieker te worden in de "colleges" in de States. En sommige nieuwere, betere zaken doen het inderdaad ook goed. "The Dispossessed" bv., met zijn Hugo, hoe dan ook, of "Dhalgren", om slechts deze boeken te noemen. Weet je, het probleem ligt ook bij de auteur zelf, die bij machte, moet zijn zijn publiek te blijven boeien, en die "mee te nemen", bv. wanneer hij "betere SF" gaat schrijven, of meer experimenteel, of nog, wanneer hij naar mainstream overgaat... Ikzelf heb hierbij weinig moeilijkheden ondervonden, met mijn mysteries, mijn spionnage-romans : mijn lezers zijn me gevolgd, en ik hoop dat ze me nu ook volgen in het historische genre ..." "??????????" "Wel, ik schrijf momenteel een historische roman, die in de States is gesitueerd, rond 1870, in het Zuiden ..." "Raciale problematiek ... ?" "Ietsje. Maar overwegend "funny" : een race tussen twee schepen op de Mississipi. Je zal merken, erg leuk. Ik beleef er zelf alleszins veel plezier aan. Maar ook Tom Disch zit in dit genre, wist je dat ? Hij verkocht zowat 500.000 exemplaren van zijn Victoriaanx
se roman, hoe-heet-ie-ook-weer, onder die schuilnaam, Clare- ... Overigens er volgt een tweede roman, in dezelfde lijn, en momenteel verblijft hij in Engeland, om zijn kader te bestuderen". "Herinnert wat aan Flaubert, niet ?" "Ja". Glaasje, sigaartje. "Je hebt onlangs heel wat problemen met uitgevers gehad, naar we lazen ..." "Dat kan je inderdaad zeggen : vertalingen, waarvan ik niet op de hoogte was, rechten waar ik vier jaar op diende te wachten ... En dan was er die geschiedenis in Italië, waar naar ik merkte werken van mij op de markt waren, zonder dat ik op de hoogte was. Bleek dat een slimmerd zich gewoon naar een uitgeverij had begeven - met de bewering mijn agent te zijn. Contract, en betaling, aan dit individu, zonder dat de uitgeverij de moeite nam te checken of ie wel mijn agent was ..." "Je hebt je hieraan erg geërgerd ..." "Lange tijd, ja. Hoewel je er hard in wordt. Maar ik begrijp dat dit voor een jong auteur harde klappen zijn en dat je snel verbitterd kan worden, en elders gaat kijken. Vooral waar de verleiding momenteel erg reëel is ..." "Lonken naar de televisie, bv. Scripts. Wanneer je Harlan Ellison hoort uitbazuinen hoeveel hij het laatste jaar nu weer heeft verdiend ..." Dit stemt John duidelijk tot nadenken. "An awful lot of money, ..." zegt hij peinzend, waarop hij geresigneerd, maar overtuigend, andere waarden verdedigt : "Ach wat, ik heb bereikt wat ik wilde. Een electrische schrijfmachine betekende op een bepaald ogenblik heel wat voor me, om een voorbeeld te geven. Wel, ik heb ze nu, en onze woning, en we hebben zestien landen bezocht, op drie continenten ... Het wordt moeilijk je zin op nog meer materiäle zaken te zetten ... Er zijn zaken die zoveel belangrijker zijn ..." "Tijd ..." "Ja, tenslotte koop je met een heel vermogen slechts weinig vrije tijd, wat tijd voor jezelf, om te doen wat je zint ... En daar heb x
ik toch iets bereikt. ..."
Ik heb nu schoolmeester-uren, rustiger nog
"Ben je zeker dat ik je niet verveel met mijn geleuter, op wat toch een luchtig evenement hoort te zijn ?" "Helemaal niet, werkelijk. IK houd van "shop talk", en wij zijn werkelijk bevoordeeld, weet je, deze reactie, deze feedback, dat heb je nergens anders ..." "Een andere vraag : hoe sta je tegenover de nieuwere Britse auteurs, Christopher Priest, Ian Watson ...?" "Chris heeft enkele fijne zaken gedaan. darkening island" hield ik veel ..." "Honderd procent met je eens. World", maar persoonlijk ..."
Vooral van "Fugue for a
Men praat veel meer over "Inverted
"Juist", daar had jij werkelijk de toon te pakken. "Inverted World" leek me geen werkelijke vooruitgang. Nee, als hij terug die toon te pakken krijgt en kan aanhouden ... Zijn "Space Machine" heb ik nog niet gelezen". "Ik las de eerste helft : los, fun, dat wel, maar tot op zekere hoogte; zeker niets opzienbarends, zover. Een ontspannend verhaal, parodisch, ergens verwant aan "Frankenstein Unbound", misschien, nostalgisch eerder ..." "Ian Watson is een fijne kerel. Hij lijkt me nog niet geheel meester van zijn stijl, maar is erg begaafd. Vreselijk intelligent, en "provocative" (stimulerend) ..." "Je plannen ... ?" "Wel, zoals ik zei heb ik nauwelijks SF geschreven de laatste twee jaar : twee verhalen, waarvan één iets langer. Samen kunnen ze wellicht het eerste deel worden van een bundel. We zullen zien ... Persoonlijk zit ik in 1870, dat wordt erg grappig, je zal zien". x Waarop we uitweiden over Solaris, linguistiek, de Engelse taal, limericks en zo veel meer. John wil à tout prix nederlandse limericks horen, maar niemand herinnert er zich ...
Waarop hij de vraag stelt : "Ik had graag méér Vlaamse fans ontmoet, ... lie ?
Maar waar zitten jul-
En kijk, nu ONS iets werd gevraagd, bleven we het antwoord schuldig. We trachten de aandacht af te leiden naar een restje Valpolicella, maar ik vrees dat dit erg weinig overtuigend klonk ...
De passiviteit van onze fans begint werkelijk legendarische vormen aan te nemen. We hadden reeds de gelegenheid hierover iets te zeggen bij ons verslag van LEODICON, maar neem nu bv. onze illustratiewedstrijd, waaraan toch niet onaardige prijzen verbonden zijn : niet één inzending ... Kruis erover dus, voor volgend jaar, terwijl wij voor boeiende illustraties van SF-MAGAZINE elders zullen dienen te rade gaan ... Wat de verhalenwedstrijd betreft was de belangstelling groter : wij ontvingen zowat 25 verhalen, meestal van ons niet bekende auteurs; in tegenstelling met de BENELUXCON-wedstrijd, die zowat gelijktijdig werd gelanceerd (wat wel een moeilijkheid opleverde ...), namen geen meer bekende auteurs aan onze wedstrijd deel. Sportiviteit enigszins om jongeren een kans te laten, we begrijpen het best, maar geen manier om het peil van de wedstrijd omhoog te drukken. Na rijp beraad kwam de jury (Simon Joukes, Herman Ceulemans, en ondergetekende), tot de beslissing ook dit jaar géén eerste prijs toe te kennen. De tweede prijs ging naar Mevr. Louise Overbeek-Breij, uit Den Haag, voor haar verhaal "HARTELIJK, HARTELIJK WELKOM", dat we in dit nummer of in een volgend nummer afdrukken. Ook haar verhaal "IK BEDOEL MAAR ..." dient hier vermeld te worden. Louise Overbeek-Breij is een schrijfster die jaren ervaring heeft, en er niettemin in slaagt een uiterst frisse toon aan te houden, terwijl haar mensenkennis duidelijk spreekt uit de fijn geobserveerde Nederlandse "types" in dit verhaal. Zij is lid van het Dickens - genootschap in Nederland, en heeft een grote belangstelling voor deze auteur, met wiens zinsnede "It's like the shadow of a dream" (Dombey and Son) zij haar verhaal overigens inleidt ROBERT SMETS
Ziehier om te beginnen enkele strenge aanbevelingen, welke ik onlangs bij mijn ochtendkoerier aantrof. Vooreerst een kleine aankondiging in Andy Porters "ALGOL", die volgende waarschuwing bevat : "Aardbewoners, aandacht ! Wanneer jullie niet onmiddellijk een einde maken aan rassen-, geslachts- en leeftijds discriminatie, totalitarisme, agressie - oorlogen, wreedheid jegens dieren, vivisectie, natuurbezoedeling, abortus en euthanasie, zullen jullie niets meer te horen krijgen van ons, de Galactische Vereniging. Wensen jullie verdere informatie, laat jullie leider dan contact opnemen met de "Feministen voor het Leven" ... ALGOL, vol. 12-1 (23), nov. 1974, p.55. ... wat men dan kan doen via een postbus in Columbus, Ohio. En dadelijk bevangt ons een vreselijk vermoeden : hoopt de plaatser van dit bericht nu werkelijk dat SF-fans, talrijker dan anderen, hun dollar zullen inzenden om een exemplaar te bekomen van de (notulen van) "De eerste internationale conferentie van de Feministen voor het Leven" ? (Ik kan me natuurlijk vergissen, maar ik voorspel hem hierbij dat hij bedrogen zal uitkomen, en dat het merendeel van de SF-lezers hun geld zullen opsparen, zodra ze de "rechtse" (vermoedelijk katholieke of fundamentalistische) oorsprong van het stukje hebben doorzien ...). De laatste decaden hadden we ons werkelijk verwacht aan een lichte wijziging in de houding van de buitenwereld tegenover SF., maar naar alle waarschijnlijkheid hebben we onze hoop te hoog gesteld. Ook op andere gebieden is overigens niets gewijzigd. Zowat twintig jaar geleden verscheen een nummer van "HYPHEN", een fanzine van Walter Willis, met een covertekening in twee delen : eerst een groep opgewonden fans, midden in een onbewogen massa, bij de ingang van een bioscoop waar een SF-film wordt vertoond; daarop diezelfde fans, na de vertoning, met ellenlange gezichten, midden de anderen, die er stralend bijlopen ... Wie bijvoorbeeld "ZARDOZ" gezien heeft (om slechts deze film te noemen), heeft - met droefheid ! - kunnen vaststellen, dat op dit vlak nauwelijks iets veranderd is. Terwijl het verschijnen van voormelde oproep laat vermoeden dat het er op andere vlakken niet beter aan toe gaat. Mijn tweede voorbeeld is veel beknopter : het betreft een publicix
taire slogan, die te Philadelphia bij het afstempelen van de poststukken wordt afgedrukt, en hij luidt : "STEUN UW PLAATSELIJKE TOVENAAR !" Wel, laat deze brave man een beroep doen op mij, en ik zweer u dat ik hem mijn dankbaarheid zal betonen ! Maar genoeg lieflijkheden.
Dit alles is ons erg vertrouwd.
In de goede tijd van de goedkope SF trof men op de rug van deze publicaties publiciteit aan voor om het even wat : van acné-zalf tot vuurwapens. Het was niets bijzonders voor 49 cent het geheim van het "universum" aangeboden te krijgen, port en verpakking evenwel niet inbegrepen.
Het leek wel of die domme adverteerders zich de vraag stelden : " Wie is er nu nog dommer dan ik ?" Het volstaat een exemplaar van "AMAZING", "ASTOUNDING" of "TRILLING WONDER" ter hand te nemen om zich hier rekenschap van te geven. In de periode waarin Lovecraft en consoorten hun Cthulhu-mythe uitdachten werden in hun wereldje ook heel wat inside-jokes uitgedacht, die niet allemaal even doorzichtig waren als de vervorming van Clark Ashton-Smith tot "Klarkash-Ton". Maar (wat kan je anders verwachx
ten in een groep, waarvan ook Robert Bloch deel uitmaakt ?) in die opgeblazen geschiedenissen overheerste een gezonde geestigheid en humor. En mits enige aanpassing, blijven onze parameters duidelijk herkenbaar. MAAR ... !!! Maar evenwijdig aan deze onschuldige grappen, waarvan je de oorsprong gemakkellijk kon achterhalen, gebeurden er zaken, die me vaak tot in de kleine uurtjes aan het mediteren houden. Ik denk bv. aan verschijnselen, die in de ogen van velen onverbrekelijk met SF verbonden zijn, en waarvan men moeilijk kan ontkennen dat SF er ook inderdaad heeft toe bijgedragen. Toen "AMAZING" in de jaren veertig zijn hoogste toppen scheerde ... en de oplage van "Shaver Mystery" tot een ongelooflijke 300000 exemplaren per maand opliep, had de directeur van deze publicaties Ray Palmer, de gewoonte zijn gesprek met bezoekende fans te onderbreken en onder zijn buree1 te duiken om ingebeelde aanvallen af te slaan van kwaadaardige overlevenden van het oude Lemuria ... In eenzelfde geest, moeten we wel terugdenken aan de "Dean Drive" (een jacht op priesters), aan de Machine van Hieronymus, enz. Het is niet eenvoudig dit aan te tonen, maar deze zaken hebben nooit enig verband met SF gehad. Een frappant voorbeeld : zeker jaar vonden de Worldcon en een congres van scientology in de Verenigde Staten in hetzelfde hotel plaats waarop velen (op grond van Hubbard's teksten in de magazines van de veertiger en vijftiger jaren) beweerden dat de fans een ideaal object zouden vormen voor de wervingsacties van de scientologen. x De "arabische telefoon" wist achteraf evenwel te vertellen dat het voornaamste contact tussen beide groepen de zaterdagavond had plaatsgegrepen, toen enkele fans de balzaal van de scientologen binnendrongen en er mee van orkest en bar genoten. In dat opzicht had het bridge-congres dat met de Worldcon 1974 samenviel, te Washington, veel meer succes. Ik hoorde inderdaad dat twee echtparen, die de con kwamen bijwonen, hun mening hadden herzien en de hele weekend bridge speelden ... Overwegend zijn wij in "SF-kringen", toch steeds eerlijk genoeg om iedereen er zo vaak als nodig blijkt op te wijzen dat wat ons bezig houdt louter fictie is. Daarentegen zijn er echter ontzettend veel mensen, wier invloed en gezag groter zijn dan die van om het even wie in onze kring, die niet bij machte zijn dit onderscheid te maken, of - en dat denk ik persoonlijk eerder - die dit niet wensen te doen.
Nochtans blijft dit onderscheid tussen werkelijkheid en verbeelding, tussen feiten en hallucinaties, de enige maatstaf om de opkomende waanzin te omschrijven. Wat te doen met die mensen die het verschil niet vatten ? Vandaar mijn slapeloosheid, sommige nachten. Het lijkt wel dat ons ras het vermogen om te redeneren - dat ons toch, naar onze voorouders zeiden, van de dieren onderscheidt - gewoon verleert, of dan toch het genoegen vergeet dat de beoefening van dit vermogen met zich brengt. Herinner u die eerste aankondiging. Naar mijn mening bestaat hier een reëel gevaar. De toon is weliswaar uiterst naief (ook al een teleurstelling), maar toch bevangt me de vrees dat we met een vorm van massale psychose geconfronteerd worden. Ziehier overigens een ander stukje : "Zoeken iemand die een nieuwe kerk kan lanceren, gesteund op Velikovsky, Heinlein, Rand en optimistische futurologie. De promotor dient aktief en dynamisch te zijn, en zijn vergoeding zal uit de bekomen resulaten dienen voortte vloeien, aangezien geen geld beschikbaar is. Statuut en vrijstelling van belastingen werden reeds geregeld ! Kerk van de Nieuwe Openbaring". (ALGOL, als hoger) "Inc.", naamloze vennootschap, wel te verstaan ! Terwijl niemand, wel erg verbaasd zal zijn te horen dat het opgegeven adres zich in New Jersey bevindt. Bij het doornemen van dit bericht, herinnerde ik me het boek "Mogelijke Werelden" van Haldane, dat ik moet gelezen hebben wanneer ik acht of negen jaar oud was, en waar ik zo'n bewondering voor koester dat ik het nog steeds bewaard heb en het een ereplaats in mijn werkkamer heb gegeven. Ziehier een uittreksel : "Zichzelf of de Staat vereren ligt binnen het bereik van iedereen. Als derde mogelijkheid zie ik het ontstaan van een nieuwe godsdienst, op de ruïnes van het Christendom, waarbij het geloof zou samengaan met de moderne denkwijzen, of beter, met de gezichtpunten van de nieuwste generatie. De oude godsdiensten zitten verstrikt in ver ouderde wetenschappelijke ideëen, waaronder een beeld van een lichamelijk paradijs, een chemisch idee van sacralisatie van water, brood, boeken of andere objecten, doorbepaalde manipulaties en een physiologische theorie luix
dens dewelke een zeker iets, dat ziel wordt genoemd, het lichaam verlaat bij de dood. Ik herinner me een professor te Eton, die vanop zijn leerstoel verkondigde dat het lichaam, op het ogenblik van het overlijden, gewicht verloor (of bijwon, ik weet het niet meer juist) ... In het credo van die nieuwe godsdienst horen ongetwijfeld het bestaan van de ether, de bewoonbaarheid van Mars, de plicht deel te nemen aan de verdere evolutie, het bestaan van physiologische verschillen tussen de verschillende rassen en de zekerheid van de ultieme kwaadaardigheid, hetzij van kapitalisme, hetzij van socialisme". Geen wonder dat het bericht van de Kerk van de Nieuwe Openbaring N.V. - me zo vertrouwd voorkwam. Wat was ook weer het recept ? O, ja ! Optimistische futurologie, gebonden aan Rand, Heinlein en Velikowsky.
Wel, wel, laten we even de punten van overeenkomst onderzoeken. Het lijkt me eerlijk voorop te stellen dat de menselijke deelname aan de evolutie, bijvoorbeeld, de dromen zou verwezenlijken van de waanzinnigste optimistische futurologen, waarvan sommigen zelfs voldoende optimist zijn om de natuurwetten te negeren, wanneer deze in strijd zijn met hun persoonlijke oogmerken voor de "mensheid". x Ik denk niet dat ik moet toelichten welk systeem-kapitalistisch of socialistisch-Ayn Rand grondig verkeerd acht. (Geen tekeningetje nodig overigens voor wie weet dat "Rand" de Rand Corporation betekent en minder voor wie weet dat dit eveneens de Zuid-Afrikaanse munteenheid is). Laat pseudo-wetenschappelijke "Rassengewissenschaft" (rassenleer) dan niet meer zo welvoeglijk, noch zo dwingend zijn als in de jaren waar in een der wijste mannen van deze eeuw over nieuwe godsdiensten mediteerde, dan blijven niettemin voldoende geleerde dommoren in ons midden die de raciale verschillen minder als een bewijs van de kracht, de vitaliteit en de verscheidenheid van de mensheid zien (in welk opzicht ze niet enkel zouden moeten aanvaard, maar zelfs aangemoedigd worden), dan als criteria in een hiërarchisch systeem van hogere en lagere klassen. Het volstaat niet te trachten aan te tonen dat de groep waartoe zij behoren de beste is, ze gaan zo afschuwelijk ver deze zogenaamde superioriteit in te roepen om hun medemensen af te slachten. De nazi's en de ras-wetenschappers liggen misschien in de vergeetput, maar er blijven niettemin voldoende arrogante zwakzinnigen die zichzelf als een ideaal vooropstellen, en waartegen de ganse mensheid zich hoort te verzetten. En voor wat de bewoonbaarheid van Mars aangaat, waar stuurde Heinlein ook weer Michael Valentine Smith zijn leerjaren doorbrengen ? En voor wat het bestaan van de ether betreft ... Ik zou nog over Velikowsky kunnen spreken, maar u hebt het zeker al begrepen ... Een man, die met precisie de vormen kon beschrijven welke een nieuwe godsdienst zou aannemen, zelfs na zijn dood, zo'n man was Haldane. Ik weet niet wanneer hij de passage schreef die ik heb aangehaald, maar aangezien mijn exemplaar van 1940 dateert, vermoed ik dat hij dit vastlegde in de jaren dertig, of misschien wel in de twintiger jaren. Ik denk niet dat ik me vergis bij de interpretatie van dit naief bericht, dat tenslotte ook maar verscheen in een tijdschrift met beperkte oplage. Laten we nu even een uittreksel bekijken van een artikel dat de Indische schrijver Ved Metha begin 1975 in de Londense "Observer" liet verschijnen :
"Het buitenlandse boek dat momenteel het meeste stof doet opwaaien bij de studenten aan de universiteit van New Delhi is "Chariots of the Gods" van von Däniken. Deze studenten zien hierin het bewijs dat in de oudheid, niet enkel in Indië, maar ook in andere delen van de wereld, een technologische beschaving bestond, die veel verder stond dan de huidige westerse beschaving". Men had kunnen denken dat Indië een der belangrijkste naties zou worden in de 21e eeuw, maar in dat opzicht is het pijnlijk vast te stellen dat de briljantste geesten van dit land momenteel worden ver duisterd door de gekke affirmaties van die vreselijke charlatan die von Däniken heet. En nu overdrijf ik niet, want onlangs verklaarde nog het Hoofd van de Afdeling Semitische studies te Sydney in Australië nog dat het opvallendste zwakke punt van von Däniken eenvoudig diens onwetendheid is. Hij staafde zijn bewering met enkele voorbeelden, die ik hier niet zal ontwikkelen, omdat de tijd me ontbreekt. Ik kan evenwel niet nalaten te herhalen dat von Daniken bv. niet weet dat het woord "elephantinos" in het Grieks niet "olifant" betekent, maar "ivoor". Om het succes van deze man te verklaren, kan men, zoals een assistent bij de Afdeling Azteekse Studies aan de Brandeis University (Massachussets) onlangs zei, stellen dat de geschiedenis van de oosterse beschavingen in het westen heel onvoldoende wordt onderwezen, maar mijns inziens volstaat deze verklaring niet. Wat hier ook van zij, dient men werkelijk een opleiding of zelfs " onderwijs" te hebben genoten om volgende verklaring te begrijpen : xx "De man, die schrijft onder de schuilnaam Lobsang Rampa, heet in werkelijkheid Cyril Hoskins, en werd geboren te Plympton, Devon. Hij genoot geen opleiding als lama maar als loodgieter. Naar hijzelf toegaf ontdekte hij " zijn Tibetaanse roeping" pas de dag waarop hij, in juni 1949 , uit een boom op het hoofd viel".
Ik herinner me duidelijk een BBC - uitzending, waarbij de uitgever van Rampa toegaf op die manier bedrogen te zijn. Hoeveel exemplaren van het " Derde OOG " zou hij echter vandaag verkopen, wanneer een wetsbepaling hem oplegde dergelijke verklaring op de cover van z'n boek aan te brengen ? Het oneerlijkste boek dat ik echter ooit meen in handen te hebben gekregen is wel "Le Matin des Magiciens" van Louis Pauwels en Jacques Bergier. Ik ben zelf geen onuitputtelijke bron van wetenschap en moet me dus - om vergissingen en leugens op te sporen - vaak wenden tot anderen, waarvan de kennis en het gezag onbetwistbaar zijn. Bij "Le Matin des Magiciens" was dit niet nodig : mijn eigen bibliotheek en enkele gedienstige vrienden volstonden ruimschoots. x Ik ga hier al de kwakzalverijen van Pauwels en Bergier niet opsommen, en nog minder ontwikkelen. Een aantal boeken en artikels deden dit beter dan ik het zou kunnen. Sta me nochtans toe een passage uit het boek aan te halen, die onderaan een blad als voetnota figureert : "Professor Ralph Milne Farley, U.S. senator en professor "Moderne Fysica" aan de Militaire Academie van West-Point, vestigde de aandacht op het feit dat volgens een aantal biologen de accumulatie van zwaar water in het lichaam oorzaak is van ouderdomsverschijnselen. Het elixir-vanhet-leven van de alchemisten zou een substantie zijn, die selectief zwaar water elimineert. Dergelijke stoffen zijn in waterdamp aanwezig. Waarom zouden er dan ook geen aanwezig zijn in vloeibaar water, dat op een bepaalde manier werd behandeld ? Zou dergelijke ontdekking echter zonder gevaar kunnen worden bekendgemaakt ? Mr. Farley stelt zich een geheim genootschap voor van onsterfelijken, dat sinds eeuwen zou bestaan en dat zich door cooptatie zou bestendigen. Wanneer dergelijke vereniging zich niet met politiek, noch met andere menselijke belangen zou inlaten, zou ze alleszins onopgemerkt kunnen verderbestaan ..." Bij een oppervlakkige beschouwing kan deze passage een duidelijke en zelfs onbetwistbare uitspraak lijken. Ook al heeft men ze zelf niet in zijn boekenkast, dan is het echter toch niet moeilijk in een openbare bibliotheek de lijsten van "Senatoren van de Verenigde Staten" of van "Professoren in de Moderne Fysica te West-Point" te consulteren. Wel : er bestaat géén Ralph Milne Farley. Ralph Milne Farley heeft nooit bestaan. Mogelijk heeft iemand die naam gedragen, maar die persoon heeft het nooit tot senator noch tot professor te West-Point geschopt.
Waarom ik hierin zo kategoriek ben ? Eenvoudig, omdat Ralph Milne Farley de schuilnaam was van de auteur Roger Sherman Hoar, en omdat de beweringen die Pauwels en Bergier hier voorop stellen om hun theorie wetenschappelijk te doen lijken, slechts een slechte samenvatting uitmaken van de roman "De Onsterfelijken", die in zes afleveringen in het Amerikaanse magazine "Argosy" verscheen, vanaf 17 november 1934. Zoals ik reeds hoger zei zijn wij in SF-kringen steeds zo eerlijk wanneer dit nodig blijkt aan onze lezers te herinneren, dat wat we vertellen slechts fictie is. In het gezelschap van Pauwels en Bergier leer je vele merkwaardigewetenschapsmensen kennen. Mijn voorkeur gaat naar Zimanski. Ziehier wat "Le Matin des Magiciens" over hem weet te vertellen : "Zimanski, Duits geleerde van Tübingen en leerling van de briljante Conrad Lorenz, bestudeerde gedurende drie jaar de huisjesslakken; daarbij raakte hij dermate vertrouwd met hun taal en hun levenswijze dat hij tenslotte een van hen werd beschouwd". Wat, als u me toestaat, in de paartijd zekere problemen moet hebben gesteld, want de huisjesslak is een hermafrodiet. Wat is er dan toch zo boeiend aan dergelijke nonsens ? Persoonlijk heb ik de realiteit steeds veel interessanter gevonden dan mythen en leugens. De werkelijkheid heeft die fantastische gave : alleen bij machte te zijn ons te verbazen. Zou het misschien mogelijk zijn dat dit de mensen afschrikt ? Hoe dan ook, het lijkt wel of we ons midden een epidemie van geestelijke myopie bevinden. Bij de boeken die ik me voorgenomen had te lezen, vooraleer deze korte voordracht neer te schrijven, was er "Supernature" van Lyall Watson. Helaas viel ik, nog voor ik het eerste deel aanvatte, op x
volgende vreemde nota : "Hoewel zij er bij een openbare demonstratie op werd betrapt heel onhandig bedrog te plegen, bezit Kuleshova een gave, die men haar op redelijke gronden niet kan ontzeggen ..." Nu ben ik misschien cynisch, maar toen ik deze zin las, was mijn eerste reactie te denken dat Kuleshova (een Russische vrouw die zegt kleuren te onderscheiden, zonder ze te zien) wanneer ze er eenmaal op werd betrapt onhandig bedrog te plegen, hier bij andere gelegenheden handig moet zijn in geslaagd. Ik denk overigens hetzelfde van Uri Geller. Hoe komt het toch dat geleerden, met hun harde hoofd en hun praktische instelling, zo blind kunnen zijn op andere gebieden, waar ook wanneer zij er zelf geen zijn, toch experten kunnen worden geeconsulteerd ? Te vaak zijn de mensen medeplichtig aan bedrog, eenvoudig omdat zij het bewijsmateriaal afwijzen dat ingaat tegen wat ze wensen te geloven. Maar ook, en zelfs vooral, de regeringen maken van bedrieglijke beweringen gebruik om zich aan de macht te handhaven. Natuurlijk is het niet vereist een totalitaire controle op de massa uit te oefenen om deze alle mogelijke leugens te doen slikken, welke men zich kan inbeelden, maar men moet teogeven dat het toch wel eenvoudiger gaat van op dictatoriale hoogte, zoals de nazi's dit deden. Er is echter nog erger ! Woordenboeken vormen nu toch ernstige documentatie bij uitstek, niet ? Wel, wat moeten we dan denken van volgend staaltje ? Zelfzeker beweert het "Oxford-woordenboek van Engelse Etymologie" dat zuurstof het "meest voorkomende element" is. Werkelijk ? Wat betekent dan volgende passage : "De chemische samenstelling van het heelal is verbazend gelijkvormig. Men heeft ontdekt dat ongeveer 55 % van de kosmische materie bestaat uit waterstof en ongeveer 44 % uit helium. Het overblijvende percent omvat alle zwaardere elementen". Maar dat is natuurlijk enkel maar de opinie van George Gamow, in "Het ontstaan van het Heelal". En George Gamow is enkel maar fysicus, en geen ethymoloog ! Verdraaid nog aan toe ! Wanneer onze uitgelezen samenstellers van woordenboeken nog maar half thuis zijn in wetenschappen, wat x
moeten we dan verwachten van beötiërs als von Dâniken en al die anderen ? De reden waarom ik zo erg bevreesd ben voor deze anti-wetenschappelijke golf, die onze westerse wereld overspoelt, liggen in een recent verleden. Herinner u de nazi's ! Die geloofden niet enkel in één zuiver menselijk ras en in de mystieke krachten van het bloed, maar ook in Hörbiger's theorieën. En die stelde dat de Melkweg een gordel was van enorme ijsblokken, terwijl ook de maan tot op een diepte van 140 miles met ijs overdekt was. Belachelijk niet ? Toen echter alleszins niet. De nazi's geloofden hier rotsvast in. We zouden deze voorbeelden tot in het oneindige kunnen vermenigvuldigen. Wat ons betreft, wij weten dat science-fiction in werkelijkheid fictie is. Wij streven er niet naar onze verhalen te doen geloven, maar enkel te ontspannen. Op zijn best kan SF een uitdrukkingsmiddel zijn waarmee we onze kleine zekerheid - te weten dat het morgen anders zal zijn dan vandaag, op een manier die we echter niet kunnen voorzien - kunnen ombuigen tot een gevoel van spanning en van uitkijken. Een gevoel dat desgevallend ook tot angst kan leiden. SF is geen literatuur voor bekrompen mensen, maar richt zich tot open geesten. Om te besluiten zou ik eens te meer "J.B.S. Haldane" willen aanhalen. IK wens deze passage op mezelf te betrekken en ik ben er van overtuigd dat ook vele van mijn collega's dit wensen :
"Onze enige hoop het universum te begrijpen ligt erin deze vanuit zoveel mogelijk verschillende hoeken te beschouwen. Om die reden kan het mystieke gezichtspunt nuttig aanslui ten bij de meer courante gezichtspunten. Ik vermoed echter dat het heelal niet enkel vreemder is dan we veronderstellen, maar zelfs vreemder dan wij kùnnen veronderstellen. Ik heb vele pogingen tot systematische beschrijving van het heelal gehoord en gelezen, van materialistisme, tot theosofie en van het Christelijk standpunt tot de theorievan Kant, en telkens leken die verklaringen me te eenvoudig. Ik geloof dat er meer zaken in de hemel en op aarde zijn dan we dromen of zouden kunnen dromen, vanuit welke filosofie dan ook. En het is daarom dat ik geen enkele filosofie aanhang, en dat is meteen ook mijn excuus voor Mijn dromerij". Dit is ook voor mij het excuus voor het schrijven van SF. Maar verwacht niet dat ik u hiervoor om verschoning zal verzoeken.
(c) JOHN BRUNNER
Wat stelt de Nederlandstalige, oorspronkelijke ScienceFiction voor, vergeleken bij het buitenland ? Bestaat er bij onze uitgevers interesse voor de Nederlandse SF-auteurs ? Heeft de Nederlandse Science-Fiction-Fan belang bij een verhoogde belangstelling voor SF in het algemeen en Nederlandse SF in het bijzonder ? Heeft de SF, vooral de Nederlandse SF, een toekomst in de lage landen ? Deze en andere vragen hebben geleid tot de instelling van de "King Kong Award", een jaarlijkse prijs voor het beste korte SF-verhaal in het Nederlandse taalgebied. De eerste KING KONG AWARD is uitgereikt op de BENELUXCONVENTIE van 1976 in Congrescentrum "De leeuwenhorst" te Noordwijkerhout; die van 1977 zal plaatsvinden tijdens BENELUXCON 5 in België. x De KING KONG AWARD is vooral bedoeld als aanmoediging van Nederlandse SF-auteurs : daar zijn er hier voldoende van en niet zelden met grote kwaliteiten. Alleen ... Wie gelooft in ze ? Om onze eigen SF-auteurs te stimuleren, ze te steunen, ze x
aan te zetten tot het produceren van steeds betere producten, heb ik de KING KONG AWARD in het leven geroepen. Inzendingen voor deze verhalenwedstrijd dingen mee naar een prijs van minimaal Fl. 125, door mij persoonlijk ingezet, maar voor verhoging vatbaar. Hoe zal deze verhoging in zijn werk gaan ? Dit kan vanzelfsprekend alleen door steun en bijdragen van Science-Fiction-Fans, -lezers, -uitgevers en de SF-schrijvers zelf. Daarom is een speciaal fonds gesticht, waarin men zijn bijdragen kan storten voor de KING KONG AWARD. Wie de Nederlandstalige SF en de Nederlandse SF-auteur wil steunen en aanmoedigen, kan van zijn gulheid blijk geven door een willekeurig bedrag te storten op : POSTGIRO 1297111 of per internationaal postmandaat t.n.v. R.W.F. VOOREN, Hoge Rijndijk 14 A, LEIDEN (Tel. 071-146524), onder vermelding "BIJDRAGE KING KONG AWARD".
Nu zijn wij een volk dat gaarne de hand op de knip houdt, en het onplezierig vindt geld over de balk te gooien. Trouwens, het is niet meer dan rechtvaardig dat men weet wat er met zijn goeie geld gebeurt. Daarom zullen contribuanten die minimaal een bedrag van Fl. 7,50 storten als bijdrage voor de KING KONG AWARD, regelmatlg een KING KONG PROGRESS REPORT ontvangen. Dit zal het karakter dragen van een mini-fanzine; er zullen illustraties en artikeltjes in opgenomen zijn, wellicht zeer korte verhalen, en voorts alles wat nog eventueel voor publicatie in aanmerking komt. In elk geval zal men door het KING KONG PROGRESS REPORT, nauwkeurig op de hoogte blijven van de vorderingen van de "KING KONG AWARD" : de namen van contribuanten zullen bekend gemaakt worden (tenzij men anoniem wenst te blijven), de hoogte van de gestorte bedragen en steeds de nieuwe totaalstand van de KING KONG AWARD. Tevens zal geregeld een lijst gepubliceerd worden van namen en titels der deelnemers aan deze korte-SF-verhalenx
wedstrijd, zulks afhankelijk van de toestemming der betrokken auteurs; voor of na de prijsuitreiking volgt nog een nominatielijst met vermelding van die inzendingen, die in volgorde van voortreffelijkheid in aanmerking komen of kwamen voor de KING KONG AWARD 1977. Tenslotte : verhaal-inzenders zijn van de financiële bijdrage van Fl. 7,50, àls zij het KING KONG PROGRESS REPORT tenminste willen ontvangen, niet uitgesloten - een eerlijke zaak, dacht ik.
Natuurlijk is het een gevaarlijke zaak om zelf, als enige, een Wellicht hoge prijs toe te kennen aan "HET BESTE KORTE SF-VERHAAL " van alle inzendingen voor de KING KONG AWARD. Roddel en achterklap omtrent omkoperij, verdachtmakingen, argwaan en beschuldigingen zouden aan de orde van de dagzijn. En misschien niet onbegrijpelijk, als het mogelijk om een zeer hoog geldbedrag gaat ... en wièns oordeel kan onfeilbaar zijn ? Daarom worden zog. "adviseurs" aangetrokken van strikt onverdachte huize. Zij krijgen onafhankelijk van elkaar de ingezonden verhalen toegestuurd en zullen hun onpartijdige oordeel geven; zij krijgen inzage in alle (ook financiële) gegevens en ontvangen gratis het KING KONG PROGRESS REPORT. Hun namen zullen steeds in de opeenvolgende "Reports" vermeld staan. Mede door hun objectief oordeel komt tenslotte de definitieve prijs-toekenning tot stand, met dien verstande dat ik zelf als enige verantwoordelijk blijf voor de uiteindelijke uitslag. Dus als u met stenen wilt werpen, dan weet u naar wie ! STEUN UW AUTEURS ! STEUN UW SF ! STEUN DE KING KONG AWARD ! MET UW BIJDRAGE - MET UW BIJDRAGE - MET UW BIJDRAGE ! x
Het ligt in de bedoeling een aantal van de beste korte SFx
verhalen die voor verwerving van de KING KONG AWARD zijn ingezonden, na bekendmaking van de uitslag, te publiceren in een bibliofiele uitgave. Vermoedelijk zal dit boekje verschijnen op de BENELUXCON 5 in België volgend jaar en ter gelegenheid van de officiële prijsuitreiking van de KING KONG AWARD. Over een en ander zal contact opgenomen worden met de organisatoren van BENELUXCON 5. Omdat de oplage van dit boekje met de BESTE KING KONG VERHALEN 1977 beperkt zal zijn, is het verstandig dat u bij voorbaat reeds intekent ! Indien u dit boekje wilt ontvangen, daarvan verzekert wilt zijn, schrijf dan een briefkaartje aan mijn adres of pleeg een telefoontje. Ook de lijst van intekenaars op deze uitgave zal bijgehouden worden in het KING KONG PROGRESS REPORT. ROB VOOREN Hoge Rijndijk 14-A LEIDEN EEN RANDOPMERKING VAN DE REDACTIE :
Wij moeten erop wijzen dat ingevolge een misverstand bij het opstellen van het reglement van de KING KONG AWARD(datkan aangevraagd worden op hogerstaand adres) in artikel 2 de vermelding sloop als zouden "buitenlandse" inzendingen zijn uitgesloten. Een expressebrief van ROB, die hier in het holst van de nacht toekwam, preciseert echter dat hier mee "niet-nederlandstalig" is bedoeld, zoals ook (enigszins) uit de context blijkt. Ook Belgische verhalen komen dus in aanmerking, en zelfsinzendingen uit Achter-Indië, voorzover zij natuurlijk in de Nederlandse (of Vlaamse) taal zijn opgesteld.
DE REDACTIE
bij de aangekondigde vertalingen, die deze maanden op de Nederlandse Markt verschijnen. We vermelden van Vogt's " SLAN", en Herbert's "Kinderen van Duin" bij Meulenhoff, Priest's "Inverted World", Brunner's "Squares on the City", Bradbury's "Something Wicked ...", Robert's "Chalk Giants" en Silverberg's "Dying Inside" bij Born. Vooral laatstgenoemd werk, dat in het Nederlands verschijnt onder de titel "Het Inwendige Oor" (nou ja ...) kunnen we sterk aanbevelen. Overigens wordt ook "The Book of Skulls" van dezelfde auteur aangekondigd bij Scala, onder de titel "Het Boek der Schedelen" (sic !)
Besprekingen (horen spoedig) te volgen.
wanneer je er de vakbladen op naslaat. Hoewel de verdeling in het "Vlaamse land" erbarmelijk blijft : terwijl ik dit schrijf (december 1976) was bv. "The Man who fell to Earth" hier te Antwerpen nog slechts bij een festival te bekijken, en nog niet in het commerciële circuit ... Toestanden, als je 't mij vraagt. Over "KING KONG" van Guillermin dienen we het uiteraard niet nog meer te hebben. Groot vertoon. Ook omtrent Michael Anderson's "Logan's Run" is heel wat te doen, terwijl men iets diskreter blijft in verband met het vervolg op " Westworld", nl. "Futureworld" (Brynner, Fonda, ...) dat nochtans dezer dagen in première gaat. In productie zijn ondermeer een nieuwe Spielberg (de man van "Duel", "Jaws", e.a.), nl. "Close Encounters of the third Kind" - voor wie deze titel intrigerend zou vinden, verwijzen we naar de UFO-logie : "eerste soort" is "waarnemen", tweede "zien landen", derde "persoonlijk contact" ... - verder een remake van "The Island of Dr. Moreau (Don Taylor), en een nieuwe Resnais, nl. "Providence".
kan men een overbodig of narcissistisch noemen, maar ditmaal gaat het om een dubbelganger, meer bepaald een Franse commerciële publicatie op groot formaat (40 x 28 cm !), die zowat de opvolging van het Britse "SF-Monthly" waarneemt. x Nummer twee dat hier voor me ligt, bevat verhalen van Clarke, Shaw en Cooper, Jeury en Curval, artikels omtrent SF in pop-muziek, de tekenaar Gir(aud), alias Moebius, vrouwelijke figuren in de SF-illustratie, recensies en nieuws, naast vier grote (dubbele pagina! ) en twee gewone posters Recto-verso bedrukt, maar ja. Samen 48 blz. Een maandblad à 8 FF, wat in België 74 BF wordt. Abonneren kan, à 30 FF voor zes nummers. Voorzichtig, die uitgevers !!!
blijft onze Gentse SFAN-kern ! Niet enkel hebben deze mensen aanvaard in te staan voor de organisatie van de volgende SFANCON, ook hun maandelijkse bijeenkomsten werden weer opgevat, op initiatief van Marcel Van Hecke en Bob Terny (Bubtje, voor de intiemen, ...) Probleem bij dergelijke vergaderingen is wie je moet verwittigen, en "hoe" ? Een zestigtal drukwerken rondzenden blijft een heel werkje, en kost je dadelijk enkele honderden franken. Vandaar dat werd geopteerd voor een vast ontmoetingspunt (Café PEGASUS, Vlaanderenstraat, tegenover het bekende studentenrestaurant "Martino"), en voor een vaste dag, nl. de eerste vrijdag van elke maand : hier zullen steeds mensen van de kern aanwezig zijn, terwijl ook elke maand iets te beleven valt : een voordracht, auteurs die lezen uit eigen werk, dias, filmpjes, verkoop van SF-boeken enzomeer. Bericht aan alle Gentse fans : ga toch eens even kijken ! x
worden regelmatig bijeenkomsten ingericht. Te Leuven ondermeer, waar Guido Eekhaut reeds een tiental fans wist bij elkaar te brengen, die elkaar regelmatig ontmoeten. Kontakteer hem, voor nadere inlichtingen, op volgend adres : Leon Collinslaan 4 (bus 7), 3000 LEUVEN. En te Eindhoven, wel iets verder, maar toch bereikbaar voor Kempense en Limburgse fans. Kontaktadres is daar : Nellie Pardoel, Veldmaarschalk Montgomerylaan 185, 4501 EINDHOVEN. x
Doen, en meedoen, het blijft de enige manier om iets op gang te brengen, en leefbaar te houden.
De Britse Worldcon, in 1979, weet je wel ? Nog steeds erg aktief, het bidding committe. Datum zou 23 - 27 augustusworden, terwijl een gloednieuw convention-center werd weerx
houden te Brighton. Vlakbij dus, zowel vanuit België als uit Nederland. Kijk, een buitenkans als deze wordt de Benelux-fan niet telkenjare aangeboden, en zelfs niet om de tien jaar. Maar om de zaak veilig te stellen, met nu reeds voldoende belangstelling blijken, teneinde het Britse bod de nodige kracht te kunnen bijzetten. En dat kan enkel door een maximum aan steun-inschrijvingen. Blijkens het tweede progress-report hadden een dertigtal Belgen zich opgegeven, wat in verhouding tot andere landen behoorlijk is, maar toch onvoldoende, omdat we hier toch minstens een honderdtal namen moeten kunnen opgeven. Schrijf aan Lou Grauwels , en stort hem 50 BF. Het is bitter weinig, geeft je recht op alle verdere reports, en verbindt je tenslotte tot niets. Maar het wordt wel dringend ! OK ! DE REDACTIE
1 Beweegt daar iets ? Ja, het deksel van de tweede kist begint driftig te trillen en komt een eindje in de hoogte. Dit is het sein voor het brein achter de paarse straal om de deksels van de twee kisten, die het dichtst bij het celraampje staan, nadrukkelijk af te tasten. Kist nummer drie is klein en doet niets. De kisten verderop ook niet. De klokken van de eerste twee kisten staan stil, die van de anderen tikken zachter. Kist nummer twee gaat open. Je hoort schreeuwen, kreunen en vloeken. Dan zie je een gezicht en een man richt zich gillend op, komt eruit. De man staat, valt, staat weer op, valt weer en kan zich tenslotte staande houden aan de muur. Uit de eerste kist komt nu ook een man te voorschijn. Hij schreeuwt en kijkt lelijk naar de tweede man, die er het eerst uit was. Ook hij zoekt houvast aan de muur. Het zijn mannen van middelbare leeftijd. Ze zijn niet mooi en ze zijn niet lelijk. De eerste man heeft dikke lippen, de tweede een smadelijk neerhangende streep. Zij hebben grove handen en voeten en dragen eendere ijzergrauwe pakken. De tweede man heeft het eerst zijn spraak terug. "Je liegt het", zegt hij, "je bent wel bij die meid geweest. stinkt naar d'r parfum".
Je
Aan een welving van boven kun je zien, dat de tweede man uiteindelijk een vrouw is. Haar man is een slome duikelaar, bij hem komt de spraak niet zo vlug terug. Hij hijgt en kreunt en kan tenslotte uitbrengen : "Hou nou eens op !" "Nee", kijft de vrouw, "ik wil weten wat jij 's middags uitvoert. Jij gaat naar de lichte meiden". Met de handen in de broekzakken staan ze elkaar nijdig aan te kijken. De vrouw kijkt langs zich neer. "Me tas !", roept ze. De man wil kijken hoe laat het is en ontmoet een lege plek op zijn pols. "M'n horloge !", roept hij. Zij keren zich om naar hun diepvrieskisten. "Vuile dieven !", scheldt de vrouw.
Die zijn leeg.
"Daar ga ik werk van maken".
x
De man zoekt naar zijn portemonnaie.
Die is ook foetsie.
"Tuig", roept hij schor. "Zij hebben alles gepikt toen wij al in de kist lagen. Dat moet wel want, kijk eens ..." Zijn vrouw komt er bij staan. Aan het klepje van zijn zak zit een steentje, dat er nooit meer af kan. Als je beter kijkt, zie je, dat het een vingertopje is. De dief heeft zijn vingers moeten losscheuren, zo vlug ging dat invriezen. "Het zal knap pijn gedaan hebben", zegt de vrouw.
"Net lekker !"
x De man keert zich om. "Moeten we die hond niet meenemen, Til ?" "Stik", antwoord de vrouw, "Ik ben hem glad vergeten". Ze trekken aan het deksel van het kistje. Het is onwrikbaar. "Misschien komt het omdat de klok nog tikt. De andere klokken tikken ook nog", zegt de man. Zij luisteren. De klokken tikken flauwtjes. Zij heffen het hoofd. Er moeten toch mensen in het gebouw zijn. Ja, zij horen boven zich stappen. Zij rillen. Aan de wenkbrauw van de man zit nog een ijspegel. "Nou, ik wacht niet op het ontdooien van Sesam", zegt de vrouw. "Kom mee, ik ga koken. Ik heb andijvie en een bal gehakt. Ik heb honger als een paard". "'t Zal nou zo vers niet meer wezen", grinnikt de man. schelen, haal je nieuw".
"Kan je het
Hij loopt enkele passen terug en kijkt op het deksel van hun kist. x
"Tjonge, tjonge", zegt hij, "we hebben 'r vijfenzeventig jaar ingelegen". Zij trachten nog te lachen, maar zij zijn niet op hun gemak. hebben trouwens nog pijn ook.
Zij
"Die meid", zegt de vrouw, "Die meid van jou is nou een oud knekelhuis, als ze nog leeft. Ze is nou ouder dan wij, want wij zijn stil blijven staan". Ze giechelt vals. De man geeft geen commentaar. Bij de deur ligt een stapeltje boekjes om mee te nemen. nastiek voor diepvriesmensen" staat erop.
"Heilgym
"La maar leggen", zegt de man, "ze hoeven mijn niet te zeggen wat ik doen moet". Maar de vrouw zegt : "je weet nooit waar het goed voor is" en zij neemt er een mee. In de gang zegt hij naar de kale muren wijzend : "Ze hebben alle schilderijen weggehaald". "Het is zeker geen museum meer", zegt de man.
2 Buiten weten zij niet wat zij zien. Zijn zien niets Tenminste, ze zien wel wat, maar het is een woeste vlakte. Zelfs zijn vrouw staat sprakeloos. Overal zijn puinhopen. Een paal staat scheef in de omgewoelde aarde. Zo ongeveer zagen de richtingsborden er vroeger uit. Het schijnt een lange naam geweest te zijn. Slechts twee letters zijn ervan overgebleven :
AG Een hond met een krankzinnige oogopslag doet zijn behoefte tegen de paal. De vrouw, die niet lang kan zwijgen, roept : "waar is ons huis ?" De man staart versuft naar de brokken gedenksteen. "Dit kan Den Haag niet zijn ?", zegt hij. "Spuit elf zegt ook nog wat", zegt de vrouw smadelijk. "Dacht jij dan, dat ze de kisten verzeuld hebben naar een andere stad ?" De man weet hierop geen antwoord. Het regent. "Het is hetzelfde pokkenweer als toen", zegt de vrouw, een rode zakdoek die ze in haar broek hadden laten zitten, om haar hoofd bindend. "Het is jouw schuld", ruziet de vrouw, "jij ben over die anti-ruziepillen begonnen". De man haalt zijn afhangende schouders op. "Het is weer zo, ik krijg weer de schuld. Maar ik was het niet, het was de dokter. Die zei, dat het door je leeftijd kwam. En ken ik het helpen, dat ze bij de apoteek diepvriespillen gegeven hebben. Ik zei nog zó ..." Til luistert niet. Ze keert haar gezicht in de richting van hun straat. Er staat daar alleen nog maar een schommel. Het lege bankje deint lusteloos op en neer. De wind giert over de vlakte. De man struikelt en vloekt. "Het zijn er geen schoenen voor" , zegt hij. Tussen de brandnetels en de boterbloemen ligt een verroest bordje van een bejaardentehuis. Er staat tenminste "Avondrust" op. Er ligt een halfvergaan "Mens, erger je niet" naast. "We zijn alles kwijt", jammert Til, "al onze spulletjes, Ton. we hadden net nieuwe ...". "Er komt iemand aan", mompelt Ton.
En
Een groter wordende zwarte stip knierpt nader. Een man op een viskarretje. De man ruikt naar vis. Het wagentje niet. Er komt iets onder het zeildoek uit wat het echtpaar niet zo gauw kan definiëren Het is het eerste levende wezen dat ze zien.
De man heeft een vriendelijk rond gezicht. buiging en zegt :
Hij stapt af, maakt een
"Hartelijk, hartelijk welkom !". Hij heeft zilveren ringen in zijn oren en een zilveren gesp op zijn riem. Zijn welkom is balsem voor het verregende, hongerige, eenzame paar. Zij schudden elkaar de hand. Zij zien in de verte het dorp liggen. "Daar gaan we heen", zegt Til, die verzacht is door de onverwachte vondst van een vriend. "Wij zijn alles kwijt. Ik ga naar de burgemeester. Ik moet vergoeding hebben". Ton houdt zijn hand op met het aloude bedelgebaar. "Geef ons wat", smeekt hij, "wij hebben honger". Als om deze woorden kracht bij te zetten, gaat zijn maag knorren. "Lieve vrienden", zegt de visser, "wat spijt me dat. Ik heb niets voor u. Bovendien is het ons verboden om ons met andermans zaken te bemoeien". Hij maakt wederom een buiging, stapt op en peddelt weg. "Nou moe", zegt Til, "die is goed". "Misschien", oppert Ton voorzichtig, "had hij niets eetbaars op zijn karretje en gaat hij nu zeggen dat zij het eten moeten klaarmaken". x
"Dat moet ik eerst nog zien", schampert Til, wier vertedering alweer weggevallen is. "Ik houd niet van glibbers. Ik vertrouw hem niet". Zij passeren een haag van metershoge zonnebloemen. Als ze voorbij zijn, horen zij een geruis. Zij kijken om en zien dat de zonnebloemen zich in hun richting hebben omgedraaid. Het is net alsof ze hen nakijken. Beiden griezelen en zeggen "eng". "Het is hier niet pluis", fluistert Til, "ik zag daarnet zo'n eng beest ook. Het was een soort hagedis met veertjes op zijn kop en een lachje op zijn gezicht". Haar man schrijft dit voor-historisch fenomeen op rekening van haar opgezweepte fantasie. Maar het vertedert hem. In zijn verlatenheid, het gevoel losgeslagen te zijn van alles en iedereen, gaat de man dichterbij de vrouw lopen. Zij zien nogmaals de zonnebloemen. terna.
Die kijken hen nog altijd ach-
Zij sloffen weer verder. Zij zijn gauw moe, het is toch al mooi, dat ze kunnen lopen na vijfenzeventig jaar uitgestrekt gelegen te hebben.
"Er zat zo'n mooi spiegeltje in", mijmert Til. "Waarin ?", vraagt Ton, ongeïnteresseerd. Zijn maag knort weer. In me tas en een portemonnaie met een tientje en een schone zakdoek, enne ..." "Ik wil eten", zegt de man. "Ik ook", zegt de vrouw. De regen klettert neer op hun granietgrijze pakken. Til laat het heilgymnastiekboek vallen, en bukt zich om het op te rapen. "Laat die rotzooi toch legge", zegt Ton. van".
"Je hebt er maar last
Til die het had willen laten liggen, neemt het nu op om hem dwars te zitten. Ze geeft een schreeuw. "Wat nou weer ?", vraagt Ton gemelijk. een roestige koekepan.
Hij glijdt bijna uit over
"Die enge papaver, het is net of hij mij uitlacht", griezelt Til. Het is waar, het lijkt alsof de bloem van die hoge ruige papaver, hen wantrouwend nastaart. Het lijkt wel sijes fiktie, soest Ton. Hij heeft vroeger wel eens een science - fictionboek gelezen, maar hij vond er niks aan. Hij las liever seksboeken van onder de toonbank vandaan. Het dorp komt dichterbij. "Er zal daar wel een cafetaria zijn", zegt Ton, "dan kunnen we daar eten. We moeten poffen, want ze hebben ons geld afgenomen. "Maar daar laat ik het toch niet bij zitten", tiert Til. "Ik laat me niet bestelen door die schoften. Ik ga naar de burgemeester". x Dit was zeker een straat met een bocht of een plein of zo geweest, vroeger. Hier was druk gegraven, te oordelen naar de schoppen van de schatgravers, die in de kuilen staken. Er was kennelijk zo weinig gevonden, dat de illusionisten het niet de moeite waard geacht hadden de schoppen op te bergen. De vrouw ziet wat spullen verspreid liggen naast een halfvergane schop en knielt er hebzuchtig bij neer. Als ze eens wat vond dat ze kon verkopen dan zouden ze eten hebben ! Zij snijdt zich aan een lege bierpul en sprenkelt het bloed om een vermolmde houten ham. "Is er wat bij ?", vraagt de man gretig. Hij bukt zich nu ook. "Alleen rotzooi", antwoordt de vrouw, met haar gewonde vinger in haar mond. Ze zien nog een vioolkist met een versteende aardappel en een perkamentachtige flard van een oorkonde. Je kon nog net lezen, dat Tabed Lobid benoemd was tot schrijver derde klas bij een onleesbaar ministerie in juli of juni 199., het laatste cijfer was weggevallen. Ze vinden een stuk van een fornuis, een stenen puddingvorm en wéérde resten van een rusthuis.
"Als ze me een pen geven schrijf ik alles op wat ik kwijt ben : me huis, me geld, me tas, me spiegeltje - dat was iets bijzonders, daar stond een rococo-plaatje achterop - me ..." "Je luistert niet", zei ze. En dat was ook zo. Hij had nooit naar haar geluisterd. Zij trouwens ook niet naar hem.
3 Wat een kneuterig dorpje. Net een dorpje om pannekoeken met boter en stroop te eten. Er was een muurtje omheen. Je rook de zee. Je rook de haring. xxxxxxxxxxxxx
"Ik ben altijd gek op haring geweest", zegt Ton, de lucht opsnuivend. Het klinkt misschien raar, maar etenslucht voedt ook een beetje. "Het lijkt op een plaatje uit de vorige eeuw", zegt hij vertederend. Hij denkt aan zijn moeder. Die placht met het eten op hem en zijn broers te wachten tot zij thuiskwamen. Wat hij bedoelt is de voor-vorige eeuw, want hij heeft er geen erg in, dat er een eeuwwisseling heeft plaatsgehad. De huisjes zijn proper, met dubbele deurtjes en witte gordijntjes. Op die deurtjes de welbekende namen : Q. Mantini, Z. Tarap, X.C. Doloro, K. Visser, etc. Er zijn tuintjes voor met geraniumpjes. Iemand, die door de facades heenkijkt, is geneigd om te roepen : "dit is niet waar !". De man en de vrouw zien alleen wat ze zien en dat zien ze nog niet eens duidelijk. Zij hebben nu zo'n trek, dat zelfs rauwe bonen zoet zullen smaken. Zij wachten niet tot zij iemand tegenkomen en gaan het eerste het beste huisje in. "A. Goedziel" staat er op het bordje. Toepasselijker kan het niet. Zij hadden niet gegeten, voor zij de diepvries ingingen, omdat de vrouw, zoals gewoonlijk, haar tijd verdaan had met ruziemaken in plaats van andijvie met gehakt klaar te maken. Die zouden wel door een ander keelgat gegaan zijn, bedacht de man zuur. Zij lichten de klink op en staan op de plavuizen van het woonvertrek. Het eerste wat zij zien zijn wegrennende benen. Eén kind zet iets onder het harmonium. Vader en moeder gaan niet weg. Beiden staan op en buigen. "Hartelijk, hartelijk welkom", zeggen zij. De man en de vrouw hebben het heerlijk rustig gevoel eindelijk thuis te zijn. Ton krijgt er zelfs tranen van in zijn ogen. Nu krijgen ze te eten ! Het is een vissersechtpaar zo te zien. Natuurlijk hebben zij niet de klederdracht van vijfenzeventig jaar geleden. Tijden en zeden veranderen. Maar zij dragen wel zilveren knopen en gespen en de vrouw heeft oorijzers.
De man is donker, de vrouw blond. Beiden hebben vriendelijke gezichten, maar een beetje starre uitdrukking in hun ronde ogen. Dit zijn de hedendaagse gezichten, denkt Ton, en hij begint zichzelf een filosoof te vinden. "Wij hebben zo'n honger", smeekt Til, "hebt u iets voor ons ?" Er komen wat kinderen terug, zonder hun borden, want die schijnen zij verstopt te hebben. De huisvader snijdt bruine boterhammen. Moeder schenkt beige vocht (is het koffie, of is het thee ?) in kommen. Er ligt een vettig snijplankje op tafel, waarvoor dient dat ? Ton en Til kijken hongerig toe. Als zij hier zo arm zijn als zij het doen voorkomen, waarom ruikt het dan zo lekker ? "Hebt u geld ?", vraagt de vader. "Nee, wij zijn alles kwijt", antwoordt de vrouw. De regen tikt tegen de raampjes.
Zij kijken ernaar.
"Wij mogen ons onder geen beding met een andermans zaken bemoeien" zegt de vader. Het oudste kind is een meisje. Zij trippelt nu door de kamer in haar alles verhullende grijze ballon, die toeloopt boven haar degelijke schoenen. Als verhullend, maar tóch, je ziet, je ruikt als het ware, dat zij er mag wezen. Dat vindt Ton ook en hij geeft haar een daverende klap van achter. x
"Jou zou ik wel eens tussen de lakens willen hebben", zegt hij. x
Onmiddellijk schrikt hij van twee zaken. Ten eerste, dat hij het gedaan heeft, hij was het niet van plan, want hij heeft meer honger naar eten dan naar het liefdesspel en ten tweede van de blikken van de vader en van de oudste zoon. Die komt, kauwend en met een vette mond, het trapje van de opkamer af. Het arme gemolesteerde meisje, dat alleen maar met haar jeugd had willen pronken, slaat de handen voor het gelaat en rent snikkend de kippetrap naar de zolder op. "Dit kan hier niet, vriend. niet", zegt de vader. Wegwezen, denkt de man.
Vorig - eeuwse grofheden kunnen hier
De vrouw volgt hem vloekend.
Buiten tiert Til : "zal je het dan nooit laten met je poten van de meiden af te blijven ? Ouwe bok, je ben vierenvijftig jaar !". Ton antwoordt niet. Hij denkt niet eens meer aan het meisje. Zijn honger begint luider te knagen. "Anders hadden ze ons misschien te eten gegeven", jammert Til. De man schudt van "nee", hij denkt het niet. Zij bevinden zich temidden van een cordon van in het zwart geklede, hooggesloten dorpelingen. Hun oogopslag is eerlijk. Zij kunnen niet bevroeden wat er ten huize van Goedziel gebeurd is.
Zij groeten met een hoofdbuiging. "Hartelijk, hartelijk welkom", zegt de oudste. De vrouw nadert de mannen. "Kenneme geen eten krijgen, want we hebben zo'n trek". "Nee, mevrouw", antwoorden een paar mannen beleefd. "Maar dat gaat niet, dat pik ik niet", roept Ton, die uit zijn lethargie ontwaakt nu hij begint te ontdekken wat honger eigenlijk is. Uit de groep maakt zich een lange man met een dunne nek los en treedt op hen toe met een buiging. "Als we het adres van de burgemeester maar wisten", zegt de vrouw "dan kan hij ons alles vergoeden". "Vergoeden ?", vraagt de heer. "Ik vrees, mevrouw, dat uw aanklacht verjaard is". "Dat is het toppunt", zegt Ton, "kennen wij het helpen, dat wij de verkeerde pil ingenomen hebben en zodoende in de diepvrieskist beland zijn ?". De heer glimlacht. "Ben ù soms de burgemeester ?", vraagt Til hoopvol. "Neen, mevrouw", antwoordt de heer, "ik ben politicus. Ik kom uit een eeuwenoud geslacht van politici en ik heb een nieuwe partij gesticht : de B.J.M.J.E., dat is "Bemoei Je Met Je Eigen". Het zal u bekend zijn, dat ons land zich lang geleden voortdurend bemoeide met andermans zaken. Daar hebben wij meneer en mevrouw, de wrangevruchten van geplukt, en daarom doen wij het nu net andersom". "O", zeggen Ton en Til ontnuchterd. Ze hebben zich nooit met politiek bemoeid. "Maar", zegt Til, "de burgemeester ken ons toch wel voorschot geven. Als we werk krijgen, hebben we het zo terugbetaald". Wij geven alleen werk aan onszelf", zegt de heer. "En de burgemeester is onbereikbaar". "Mooie boel", gromt Ton. "Is dat wel zo ? Een burgemeester hoort altijd bereikbaar te zijn". "Als u mij niet gelooft", zegt de heer, met een verdraagzame glimlach, "zal ik het u bewijzen. Komt u maar mee naar het stadhuis". x
De man en de vrouw kijken elkaar vriendelijk aan, iets wat voor de diepvries-periode zelden gebeurde. Wat een aardige man, hij doet tenminste iets. Door de nauwe kraakzindelijke straatjes gaan ze naar een huis dat iets groter is dan de anderen. Een man met zilveren knopen en gespen, maar met een pen achter zijn oor, wat officieel lijkt, zit op een krukje in de geopende deur. De politicus en de portier groeten elkaar als vrienden. Er hangt een vettige braadlucht om de man heen. Hij veegt zijn mond af en vraagt : "Waarom brengt u hen hier ?". Hij weet dus wie zij zijn. Iedereen schijnt dat te weten. met die bakfiets heeft het rondgebazuind.
Die man
"Meneer en mevrouw geloofden mij niet toen ik vertelde, dat de heer burgemeester bezet is". "Dat is dan een denkfout", zegt de portier vriendelijk. "Wij hier jokken niet, aangezien wij liegen tot de hoofdzonden rekenen". "Overigens", vervolgt hij met een hoofdbuiging, "ik heet u natuurlijk hartelijk welkom". Zij weten nu onderhand wel wat dat hartelijke welkom waard is. " Als we maar eten hadden en een voorschot", zegt Til haastig, "dan zouden we alles terugbetalen. En we willen ook graag terug wat we kwijt zijn. Al m'n meubelen en ik had juist zo'n mooie bleekrose pul gekocht met pauweveren ...". "Mevrouw", antwoordt de portier beleeft, "het spijt me, maar u kunt hier noch geld noch eten krijgen". Til doet een stap nader. "Waar dan wel ?", vraagt ze aggressief. "Hier niet, mevrouw", antwoordt hij, "alleen in Metropool - Noord. Wij hier bemoeien ons nooit met andermans zaken". "Kobus, let op je spek", roept een heer met een mes in zijn hand van achter uit de gang. "U neemt mij niet kwalijk", vraagt de portier. "De burgemeester roept mij". "Natuurlijk nemen wij het u niet kwalijk", zegt de politicus glimlachend. "Spek ?", vragen de man en de vrouw. Nu weten zij wat watertanden is. "Och", legt de politicus uit, "het blijft natuurlijk onder ons, maar ziet u, ons dorp wordt verschrikkelijk kort gehouden door de Pool, zo noemen wij tussen twee haakjes Metropool-Noord. Want u zult opgemerkt hebben, dat u wel vis ruikt, maar hem niet ziet. Dat komt, we moeten alles afdragen aan de Pool. De beloning is naar gelang van het aantal inwoners, en wij zijn maar klein, dus dat loon is laag. Daarom zijn wij weleens stout. De Controleur is verleden week geweest en die verwachten wij pas weer over een maand, zodoen de zagen wij de kans schoon om enkele ondergedoken varkens te verschalken. Maar mondje dicht, natuurlijk, als u in de Pool komt". xxxx
Ton heeft tranen in Zijn ogen. Hij strekt zijn hand uit. ons wat ! Wilt u een pand ? Hier mijn das !".
"Geef
"Hier", zegt Til, "dit boek". En zij overhandigt de politicus "Heilgymnastiek voor diepvriesmensen". Zij heeft het al die tijd onder haar arm gehouden. De heer duwt hun handen zacht terug. "Nee, nee, geen pand, echt niet", zegt hij vriendelijk, "trouwens, die das hebt u in de Pool nodig, want daar is iedereen keurig gekleed met handschoenen en wandelstokken. En wat het boek betreft, ik zou maar eens gauw die ritmische oefeningen gaan doen, dat kan niet anders dan goed voor u wezen".
In Ton's flauwe ogen komt een harde uitdrukking. Dadelijk doe ik hem wat, denkt hij. Til staat met gebalde vuisten. Maar zij denkt : je verstand gebruiken, je ken het alleen nog maar verknallen. x
De politicus merkt zeker iets. Hij herhaalt tenminste : "nee, nee geen pand, zo slecht zijn wij hier niet. Als wij iets konden missen, zouden wij het u geven". Zij wandelen in de regen in de richting van de Dorpspoort. Wil je wel geloven, dat zelfs waterdruppels op je lippen verlichting geven ? De heer ziet het. "Dorst ?", vraagt hij glimlachend. Hij heeft de keuveltoon van de reisleider, die juist met zijn mensen een pannekoekenhuis aangedaan heeft in een rustieke gelegenheid en nu op weg is naar een theetuin aan het water. "Wij komen zo dadelijk aan de dorpspomp", zegt hij. Dat is zo, daar staat hij. Zij zijn nu zo lamgeslagen, dat zij geen kans zien de zwengel te bewegen. De politicus doet het voor hen. Zij houden er hun mond onder. Er is geen kroes. Moet je, als je op een dergelijke manier behandeld wordt, "dank u" zeggen ? Zij kiezen de middenweg door "ku" te mompelen. De dorpelingen zijn binnen. Huis aan huis ruikt het verrukkelijk naar uitgebakken spek en erwtensoep. Nu weet de man wat er onder dat zeil van die bakfietser uitstak : het was een varkenspoot. Hij zucht diep. Til vraagt weer : "kennen wij ons eten niet verdienen met werken ?". De politicus schudt het hoofd. "Ik moet u andermaal teleurstellen mevrouw, wij mogen niemand aannemen zonder medeweten van de Controleur en zoals ik u gezegd heb, die komt pas over een maand. En de wet ontduiken, dat doen wij niet graag. Dat begrijpt u wel". En de clandestien geslachte varkens dan, denken Ton en Til. Het is net of de honger minder knaagt. Zou je op het laatst over je trek heenkomen ?". "Toch kan ik iets voor u doen", zegt de politicus, "we komen zo dadelijk aan een winkel". "Ha", denken de twee, al is het maar een korst brood. waar dat je over je trek heenkomt.
Het is niet
"Wacht u even", zegt de politicus en hij wipt een boekwinkeltje bin nen. Als hij eruit komt heeft hij drie boeken onder de arm. "Drie winkeldochters", zegt hij glimlachend tegen het teleurgestelde paar. Het zijn kijkboeken. "Laten we op die bank gaan zitten", zegt de politicus en hij wijst met zijn spichtige hoofd naar een treurwilg. "Het eerste is de geschiedenis van ons dorp", legt de politicus uit. Hij slaat het boek tegelijkertijd weer dicht. "Vissersboten, netten, enz.", zegt hij. "Dat bekijkt u onderweg maar. Het tweede x xx
gaat over Metropool - Noord. Dit is een van de veranderingen, die plaatsgegrepen hebben terwijl u sliep. Omtrent de eeuwwisseling kwam een minister op een grandioos idee toen hij in de stoel bij de tandarts zat : een eind maken aan de onrechtvaardige bloei in het westen (Welke bloei ? mompelt Ton) en de gehele randstad overbrengen naar het Noorden en daar een wereldstad stichten. Zo gezegd, zo gedaan : iedereen behalve de ouderen, die in tehuizen werden opgesloten met een "Mens-erger-je-niet" (de twee knikken, dat ze dat gezien hebben) werd overgebracht. De mensen van middelbare leeftijd, de jongeren en de enkele kinderen. De koeien, de varkens, de ganzen, de paarden, en de kamelen gingen te voet. Er werd gereisd per vliegtuig, per trein, per fiets en per huifkar. Er is een film van gemaakt, die de kassaladen deed rinkelen. En nu is daar in het noorden een immense stad, een onneembare vesting met onzichtbare soldaten. Dit is een uitvinding, die er ook al was in uw tijd (Ton en Til denken, val om, vent, met je geleuter). Er is daar de schitterendste moskee van de hele wereld. Er is een ooster se pracht en praal, met schoenpoetsers in de straten. Maar dat is nog niets vergeleken bij dit boek". Hij houdt nummer drie in de hoogte. Het heet "gekleurde juwelen" en gaat over de best geoutilleerde politiestaten aller tijden. De vroegere ontwikkelingslanden geven de blanken een lesje. Het is daar alles goud wat er blinkt. Zelfs de galgen hebben gouden bandjes. Aladin en de Wonderlamp is er niets bij. Die van ons gaan daar als gastarbeider, als ze de kans krijgen. De twee kijken onverschillig toe. Ze hadden liever eten gehad. Wat een gemier, denkt Ton, nou hebben we er al vier om te dragen. Er komen wat dorpelingen buiten. Sommigen hebben een vet pakje onder de arm dat ze bij familie gaan brengen. Allen buigen en knikken hoofd tegen de gasten. Eén - zij begrijpen uit een zij-gesprek, dat hij met iemand anders heeft - dat hij de Maatschappelijk Werker is, blijft staan en schudt hen de hand. "O, dit zijn natuurlijk de diepvriesmensen terug in het land der levenden. Hartelijk, hartelijk welkom !". "Meneer", roepen Ton en Til in koor, "ken u ons soms werk geven, dat wij ons eten kunnen verdienen ?". Hij kijkt hen aan met weemoedige blauwe ogen. "Onmogelijk, wij overtreden hier nimmer het Gezag dat boven ons gesteld is". Ze denken weer aan het spek (de M.W. heeft ook een pakje onder zijn arm) en zeggen weer niets. "Het valt mij op", zegt de M.W. met serene vergevingsgezindheid, " dat u onze taal niet vlekkeloos spreekt. U ook niet, mevrouw. Ik weet, dat in uw tijd het onderwijs niet al te best was. Maar ik zal u helpen. Hier is een spraakkunst".
Er zit een vetvlek op. Ton wil het boek weigeren, maar Til neemt het aan. Misschien kennen we die boeken wel verkopen, denkt ze optimistisch. Ze hebben nu vijf boeken. "Is het lastig?", vraagt de M. W. "Hier hebt u een zakje. niet vuil, er hebben alleen maar aardappelen in gezeten".
Het is
Aardappelen, denken de twee. Het regent gestadig. De avond valt. "Als het morgenochtend licht is", zegt de M.W. goedig, "kunt ge de spraakkunst tijdens een rustpauze onder de bomen des wouds bestuderen". Dan keert de M.W. zich om en heeft een pijlsnel privé-gesprek met de politicus. Ze hebben het - horen zij - grotendeels over metworst en krabbetjes. Als de M. W. de hoek om gedraaid is, houdt de politicus een speech : xxx
"Zoals ik u gezegd heb, meneer en mevrouw, u bent hartelijk, hartelijk welkom. Maar wij kunnen u niets aanbieden, daarom raad ik u aan naar de Pool te gaan. Daar vindt u alles wat uw hartje begeert. En als u geluk hebt, moogt u wellicht als gastarbeiders naar de Gouden Landen. U krijgt daar niet de beste baantjes, want die houden zij voor zichzelf, maar de lonen zijn in die wel welvaartsstaten hoger. Wij zijn er nooit geweest, ook niet in de Pool, want wij hebben geen reisgeld. Maar wij weten er alles van door de Controleur en door de minstrelen, die van tijd tot tijd balladen brengen in café "Ons Clubje". Ik zou het maar doen, als ik u was. Als u er de pas in zet bent u er in een dag of drie". "Zonder eten ?", zegt Ton huilerig. De vrouw kijkt de politicus aan. Ken ik hem niet verleiden, denkt ze. Haar hand speelt met de bovenste knoop van haar jasje. Hij ziet het niet. Hij zegt : "O, over eten behoeft u zich niet ongerust te maken. Aan de rand van het woud krioelt het van bramen. En er is zuring en brandnetels zijn best lekker, met een melksausje. Paddestoelen zou ik niet aanraden. En ik zou het bos niet ingaan, als ik u was. Er zijn daar everzwijnen. Die ene beer heb ben ze nooit kunnen vangen, maar je ziet hem nooit meer. Dus die zal wel dood zijn". Zij lopen zwijgend naast hem voort, Ton en Til, meer eendrachtig dan zij ooit in de normale tijd geweest zijn. Ook dit huis is wat groter dan de andere. Er staat "Arts" op het bordje. Op de stoep staan een stuk of tien mensen lijkbleek te krimpen van de pijn. "Teveel gegeten", zegt de politicus glimlachend. Beiden denken : ik hoop dat ze eraan creperen, de vreetzakken. Dit is het eerste huis, het huis met het harmonium, waar Ton vanmorgen dat meisje onheus behandeld heeft. Het zijn fidele mensen, want ze schijnen het niemand verteld te hebben.
"Ik breng u", zei de politicus, "tot aan de Vlakte der Geesten, de weg die u vanmorgen gekomen bent. U gaat langs het Vrieshuis en daar achter vindt u het Westerse Woud. Er zijn overal borden, het wijst zich vanzelf". Til prevelt iets over die enge bloemen. "De bloemen doen u niets. Er is een experiment mee uitgehaald, maar dat is mislukt. Ze hadden de bloemen intelligentie willen geven. Met de dieren hebben ze het ook geprobeerd. Alleen met de aap is het gelukt. In de Pool zit er een aap in de gemeenteraad, maar dat gaat niet helemaal gesmeerd. Hij brengt zijn stem uit vanuit de gordijnen. Je maakt wat mee in deze moderne tijden". De politicus lacht vrolijk. Hij gedraagt zich als iemand die zijn koffiebezoek naar de tram brengt. "Hoe bevalt het u eigenlijk in de toekomst ? Kunt u er al over oordelen na één dag ? Het is wel een overstapje, hé ?". Als ik gegeten had kon ik hem neerslaan, denkt Ton. Eens moet ook hij sterven, denkt Til.
4 Zij lopen. "Of het zijn duivels, óf ze zijn knettergek", zegt Ton. "Ja", zegt Til. Zij loopt zachtjes te huilen. Het wordt donker op de vlakte. Er is hetzelfde geknisper, en gefluister als vanmorgen. Gaan we goed ? Ja, want hier heb je de zonnebloemen. Wat ? Ze liggen neer. Ze zijn dood. Nu kunnen ze hen niet meer nakijken. Dat lucht op. Ook die agressieve papaver is onzichtbaar geworden. Wel zijn daar nog de bordjes van de rusthuizen, een verroeste emmer, de vermolmde houten ham. x
"Tonnie, zal nu ook wel niet meer leven", zegt Til, haar ogen afvegend. Ze heeft die rode zakdoek nog om haar hoofd. Tonnie was hun enig kind. de ruzie af te zijn.
Hij was vroeg van huis weggelopen om van
"Nee", zegt Ton. "Hij zal het wel vreemd gevonden hebben, dat hij nooit meer antwoord op zijn brieven kreeg". Is dat nou een worstevelletje dat daar ligt ? Beiden bukken zich Nee, het is een elastiekje met een knoopje. Uit de verte leek het net alsof er een kruimeltje worst aanzat. Zij geeuwen alle twee. Zolang je nog maar alleen de geeuwhonger hebt, gaat het nog wel, denken zij. Zij voeren een zacht gesprek. Zij zijn het roerend eens, dat zij niet naar Metropool-Noord willen. "Weet je wat wij doen ? Wij gaan naar de diepvries terug, Til. Wij laten ons weer kisten. Als we er voor de tweede keer uitkomen, zijn die rotzakken dood, en zal het wel opgehouden hebben te regenen". x
Ik kan beter denken, denkt hij. Zou dit de natuurlijke reactie zijn van diepgevriesden, dat zij gewoon verder gaan alsof er geen, zoals bij ons bijvoorbeeld, vijfenzeventig jaar, verlopen waren ? Til had de ruzie voortgezet, daar waar zij gebleven was. En hij had dat meisje aangeraakt. Er was in die kamer op dat adres ook zo'n soort meisje geweest en hij had haar ook willen knuffelen, nadat hij een glas omgegooid had. Achteraf beschouwd was er weinig aan geweest die middag en het had hem meer geld gekost dan hij bedoeld had. Goed, denkt hij, dat seks nu uit de mode schijnt te zijn. Hier zijn ze weer bij
AG het mijlpaaltje. Het was toch een gezellige stad, denken zij, al werd er elke dag een doodgeschoten. Met zijn voet, schuift Ton een verlepte brandnetel onder de paal. Als ik een krans gehad had, denkt hij, zou ik die er neergelegen hebben.
5 Het Vrieshuis is dicht. Naast de deur zien zij een bordje dat de kisten op zon- en feestdagen bezichtigd kunnen worden. Zij bellen.
Een witte jas doet met een ongastvrij gezicht open.
"Wij willen de kist weer in", zegt Ton. Achter hem gaan zij naar binnen. Dezelfde spierwitte ruimte. Geen spoor van eten. Zij vragen om water en krijgen niet eens antwoord. Toch hebben zij bij de trap een pijl naar boven gezien, die verwees naar een ijssalon. Na al dat suikerzoete gefleem van de hele dag, doet deze norsheid weldadig aan. ALLE kisten zijn open. Er lopen verschillende witte jassen rond. Het blijkt dat alle anderen, ook de hond, gestorven zijn. Til is in tranen als ze Sesam ziet. Hij ligt in zijn eigen braaksel. Het is net een stuk rose borstplaat. Zij herinnert zich dat zij hem van tevoren zijn voer gegeven had, boterhamworst, dacht ze. Er staan studenten om de kisten heen. Til en Ton worden niet verboden als ze erbij gaan staan. Zij weten nu al, dat van hérkisten geen sprake is. De oudste professor identifieert de bevroren lijken met een aanwijsstok. "Dit hier, een jong meisje, is een voorbeeld van de juiste soort vrouw. Het is jammer, dat zij verloren is gegaan voor het nageslacht"
De studenten kijken grimmig in de richting van Ton en Til. Krijgen zij de schuld van het mislukte experiment ? Ton wil zich verdedigen maar krijgt geen kans. Til herinnert zich, dat zij, toen zij opstond, met haar teen in een draadje verward was geraakt en heeft toen moeten rukken. Zij zegt maar niets. Beiden herinneren zij zich, dat de klokken zo zwak gingen tikken toen zij eruit waren. "En dit hier", vervolgt de professor, wijzend met zijn staf, "was een futuroloog; hij had zijn voorspellingen in zijn linkerzak. Hij zal nu nooit weten of ze uitgekomen zijn". De stemming is kennelijk anti-Ton-&-Til. Waardevolle mensen gingen verloren. Een stiekemerd en een helleveeg overleefden het. Zij vragen nog één keer vergeefs om eten. Wel is een student zo goed om hen buiten de richting van het bos aan te wijzen. Waaraan heb ik het verdiend ? denkt hij. Ik heb gesappelt om vooruit te komen. Ik was op het laatst technisch voorman. Er werd van mij gezegd, dat ik gouden handen had. Ik kon van alles repareren, keteltjes, electrische snoeren, enz. Maar de toekomst heeft mij niet nodig. Wij proberen nu toch maar naar Metropool - Noord te komen. niets anders op.
Er zit
Wij zijn nu aan de rand van het bos. Het is nu zo donker, dat je niet meer kunt zien of het bramen of vergiftige besjes zijn. Laten wij onder die boom maar leggen en proberen te slapen. Waar zijn die boeken ? O, die hebben wij in het Vrieshuis achtergelaten. Geeft niet. Hier hebben wij het minst last van de regen. De volgende morgen werden zij door minstreels gevonden. Die beer leeft nog, blijkt het.
CONTACTADRESSEN : REDACTIE Robert Smets, Italiëlie 84/3, 2000 ANTWERPEN SECRETARIAAT Lou Grauwels, Lge Kievitstraat 27, 2000 ANTWERPEN TECHNISCHE DIENST Herman Ceulemans, Bredabaan 798/2, 2060 MERKSEM VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Simon Joukes, Geleeg 7, 2860 O.L.V.-Waver DRUK Marc Corthouts, Borsbeekstraat 4, 2200 BORGERHOUT