1
Ruth 4 Zondag 29 november 2015, Heusden, Eerste Advent Gemeente van Christus, Als wij onszelf willen laten zien, dan zijn we geneigd om ons van onze beste kant te tonen. Kijk naar wat mensen op facebook zetten. Kijk naar de selfies die mensen de wereld insturen. Alleen de leuke, de mooie. We poetsen onszelf graag een beetje op. Vaak zijn sportclubs en politieke partijen en landen of kerken... ook geneigd om hun eigen geschiedenis een beetje glorieus te maken. Of net iets mooier dan de werkelijkheid. Of heel veel mooier. Maar als Israel de geschiedenis beschrijft van zijn grote koning, David, messiaanse koning, dan gebeurt er iets opmerkelijks. Bij het beschrijven van de stamboom van David, blijkt dat er een vreemde tak in die stamboom zit: Ruth. Ruth was een van de overgrootmoeders van David. Ruth is wat de Duitsers noemen: een Fremdkörper, een vreemd lichaam. Want Ruth was een Moabitische. Nou en? Nou, Moab was een van de erfvijanden van Israel. Geen ander volk bezorgde de Israelieten op hun weg van Egypte naar het Beloofde land zo veel tegenstand als Moab. En daarom, vertelt Deutr 23: 3 ev. dat kinderen uit een joods-moabitisch huwelijk tot in de tiende generatie als vreemdelingen, moeten worden beschouwd, vreemdelingen die buitengesloten worden van allerlei aspecten van het maatschappelijke en religieuze leven. Tot in ‘het tiende geslacht’. Maar in plaats van de ‘onzuivere’ Ruth te verdonkeremanen in de stamboom van koning David, wordt het verhaal van deze Moabitische oma juist uitgelicht. Israel speelt volstrekt open kaart. Alsof Israel zegt: ja, wij mensen denken vaak in wij en zij, in vrienden en vijanden, autochtoon en allochtoon... Maar zo zuiver zijn wij zelf nu ook weer niet. Kijk, de overgrootmoeder van onze eigen koning David was een buitenlandse, een vluchtelinge, een gelukszoeker, een Moabitisch nota bene. En wat was ze een geweldig mens! Want oma Ruth was een taaie vrouw, die de vele tegenslagen op haar levensweg overwon. Ik las onlangs een interview met een schrijfster, die zei: bepalend voor je geluk is niet hoe getalenteerd of rijk of mooi je bent, maar hoe jij kunt omgaan met tegenslagen in je leven – die er komen! Nou Ruth kon omgaan met tegenslagen. Al jong werd ze weduwe. Ze nam de
2
zorg voor haar schoonmoeder op zich. Ze belandde in een vreemd, vijandig land. Maar telkens wist de taaie Ruth er het beste van te maken. En Ruth was trouw/loyaal aan haar schoonmoeder, die geen makkelijk vrouw was. Toen Naomi verarmd terugkeerde, zonder man, zonder zonen... zei ze: Noem mij niet Noömi, noem me Mara, want de Ontzagwekkend heeft mijn lot zeer bitter (= mara) gemaakt. Toen ik hier wegging had ik alles, maar de Heer heeft mij met lege handen laten terugkomen.’(1:20,21). Schoonmoeders zijn vaak slachtoffer van grappen; de verbitterde Naomi zal geen makkelijke vrouw zijn geweest. Maar Ruth is loyaal aan haar schoonmoeder. Trouw. Ze neemt de zorg voor haar schoonmoeder zelfs op zich! Eigenlijk zou Noomi voor Ruth moeten zorgen, het is andersom. Ruth kan dat dragen. Ze gaat daarin erg ver. Uw volk is mijn volk, Uw God is mijn God, zegt ze tegen Noömi. (1:16) En Ruth was een harde werkster. Steekt haar handen uit de mouwen. Gaat graan oprapen dat rijken als Boaz voor de armen laten liggen. Eerlijk maar nederig werk. Ze doet het. En Ruth had durf. Ze durft ongewone stappen te doen. Risico’s nemen. ’s Nachts tegen Boaz aan te kruipen op de dorsvloer. Is dat netjes voor een degelijke vrouw. Het is op de rand. Al doet ze het heel waardig en weet ze precies hoe ver ze wil gaan. En Ruth kon ook loslaten. Na die nacht op de dorsvloer kan ze wachten. Ze geeft haar lotsbestemming uit handen. Ze heeft vertrouwen op de goede afloop. De kracht van vertrouwen kunnen we niet hoog genoeg inschatten! En u weet misschien: in het Hebreeuwse woord voor vertrouwen is hetzelfde als het woord voor geloven. Het vertrouwen van Ruth wordt niet beschaamd. Boaz gaat na die nacht werk van haar maken. Gaat in gesprek met de losser, het meest nabije mannelijke familielid dat in die tijd in aanmerking kwam om het bezit van Elimelech en daarmee Ruth zelf ‘over te nemen’. Er volgt dan een mooie scene bij de poort. Je ziet het zo voor je; zo’n stel mannen die daar vaak vlak voor de Wijkse Poort zitten, op hun vaste bankje voor de Katholieke Kerk, en iedereen voorbij zien komen. Boaz gaat erbij zitten om zijn zaken eens te gaan regelen. Het bewuste familielid komt voorbij. Hij krijgt geen naam. Hij wordt: ‘meneer zus en zo’ genoemd. Laten we hem gemakshalve ‘meneer Dinges’ noemen. Boaz biedt meneer Dinges aan het familiebezit van Elimelech, wijlen de man van Noömi en de schoonvader van Ruth over te nemen. Hij
3
zegt direct: ‘Ja, goed, doe ik.’ Gebiedsuitbreiding, waarom niet, als je het kunt betalen. Dan voegt Boaz die ene voorwaarde toe: Dan krijg je ook Ruth erbij als vrouw, de weduwe uit Moab, zodat de naam van haar overleden man zal voortleven op het land.’ Dan zegt meneer Dinges meteen: Nee, dank je, toch maar niet. Dat zou erfrechtelijk ingewikkeld worden. Wie zal dan later van hem erven: zijn eigen familie, of de kinderen die hij met Ruth zal krijgen? Maar de verteller brengt het ook zo, dat je als hoorder aanvoelt: zodra het woord Moab valt, haakt meneer Dinges direct af. Misschien is dat niet eens onverstandig van hem. Meneer Dinges lijkt wel wat op Orpa die ook ‘nee’ zei, toen Nozuomi vroeg of ze echt met haar mee wilde gaan naar Israël. Dat was best en verstandig antwoord van Orpa. Maar was het verstandig van Abraham om zijn maagschap te verlaten. Van Noach om op het land een gigantische ark te bouwen? Van Jozef om niet van Maria te scheiden toen bleek dat ze zwanger was? Was het verstandig van Jezus om toch naar Jeruzalem te reizen, ook al stond zijn leven daar op het spel? Was het verstandig van Beatrix om in 1966 met een Duitser te trouwen? Of was het de beste beslissing die ze ooit heeft genomen? Het behoort tot de geheimen van het leven dat we een paar keer in ons kleven een onverstandige, maar juist daarom uiterst heilzame stap doen. Vers 13: Daarna nam Boaz Ruth bij zich, zij werd zijn vrouw en hij sliep met haar. De Heer liet haar zwanger worden en ze baarde een zoon. We lezen niet vaak in het boek Ruth dat God zich rechtstreeks bemoeit met de gang van zaken, maar hier wel. God laat haar zwanger worden. Dat betekent: ze krijgt een kind. Dat betekent: God geeft Ruth toekomst. En niet alleen Ruth, ook Noömi, en heel Israël. Want Obed, het kind dat Ruth krijgt, Obed zal later Isaï verwekken, en Isaï zal David verwekken, de koning... Het allerlaatste woord van het boek Ruth is letterlijk: David. Daar draait het op uit, daar gaat het om in Ruth: dat David geboren zal worden. Ondertussen krijgen we ook nog te horen hoe, als Ruth haar kind gekregen heeft, de buurvrouwen de regie opeens overnemen. Na de geboorte zeggen de buurvrouwen tegen Noömi: Geprezen/gezegend zij de Heer, die jou vandaag iemand gegeven heeft die voor je zorgen zal. (...) Hij zal je levensvreugde (letterlijk: nèfèsj,-= je ziel, je leven) teruggeven en je onderhouden als je oud bent, want je schoondochter, die je liefheeft en die meer waard is dan zeven zonen, heeft hem gebaard. ’(vers 14, 15) Ruth krijgt nog net de eer die haar als moeder en loyale schoondochter toekomt, maar het is Noömi die door de buurvrouwen wordt gefeliciteerd. De Noömi die in het begin nog zei: Noem mij Mara = de bittere, want de Heer heeft mij met
4
lege handen laten terug komen, diezelfde Noömi heeft nu volgens haar buurvrouwen haar leven en haar toekomst helemaal teruggekregen. Vervolgens nam Noömi de jongen op haar schoot en bleef hem vanaf dat moment verzorgen. ‘Noömi heeft een zoon gekregen,’ zeiden de buurvrouwen en zij gaven hem de naam Obed (= dienaar)(vers 17). Ik denk niet dat een moderne moeder de regie over haar kind zo makkelijk zou laten overnemen door een schoonmoeder of door de buurvrouwen. Maar in het Bijbelse Israël dacht men anders. Men dacht niet in individuen (mijn kind) maar in families en in stammen en in volken (ons kind). Maar ook al proberen de buurvrouwen Noömi tot moeder van het kind uit te roepen, in de bijbelse geslachtsregisters is het toch echt Ruth (de Moabitische, de buitenlandse) die bij name genoemd wordt als overgrootmoeder van koning David, en als voormoeder van Messias Jezus. Ruth wordt erkend als sleutelfiguur in de messiaanse geschiedenis. Ruth is het die in de grote messiaanse estafette de fakkel een poosje mag dragen en doorgeven. Ruth was een buitenlandse, een vluchtelinge, wie wil kan haar zelfs een gelukszoeker noemen. Ik ben tot nog toe handig om het actuele vluchtelingenvraagstuk heengelopen. De omstandigheden zijn niet zomaar te vergelijken. Het gaat maar om één Ruth, niet om duizenden vluchtelingen. Toch kan het boekje Ruth ons wel op gedachten brengen. Ik noem er twee. . 1. Van Boaz kunnen wij leren: laten we niet te bang zijn voor het vreemde! Juist het vreemde kan nieuwe vitaliteit, nieuw leven met zich meebrengen. 2. Maar de vluchtelingen die aan onze deuren kloppen kunnen van Ruth wat leren, met name als het gaat om de kunst van het integreren: Uw volk is mij volk, uw God is mijn God... zei Ruth tegen Noömi. Daar spreekt een onvoorwaardelijke commitment uit richting het gastland. Hoe die commitment of loyaliteit ook wordt ingevuld: de integratie van Ruth stond of viel ermee. En laten we verder binnen en hopen dat de redelijkheid en de wil een goede middenweg te zoeken... de overhand zullen krijgen. We ronden af. Israël doet geen pogingen zijn facebook-profiel een beetje op te leuken. De Bijbel verzwijgt niet dat David, Israëls grootste koning, ook Moabitisch bloed door zijn aderen had stromen. Dus had ook Davids nazaat Jezus het in zijn bloed, in zijn DNA, om het wij-zij denken te doorbreken. En het zwart-wit denken. En het vijandsdenken. Jezus raakte net zo ontroerd van de nood van joden als van niet-Joden als Romeinen, Syriërs,
5
Kanaänieten. En toen hij terugkeerde naar de hemel zei hij niet: Ga op weg en maak heel Israël tot mijn leerlingen. Maar: Ga op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen. (Mat 28: 19). Jezus: een Messiaanse Koning die eindeloos wijd, wereldwijd ziet. Zouden wij, die leven in een tot op het bot verdeelde wereld, niet alles uit de kast halen om voor deze koning een passende ontvangst te bereiden? Goede, gezegend adventstijd, gemeente! Amen.