Rijmbijbel van Jacob van Maerlant In de vroege Middeleeuwen was de Bijbel uitsluitend in het Latijn beschikbaar. Tot ver in de dertiende eeuw was het lezen van de Bijbel daarom vrijwel uitsluitend weggelegd voor geestelijken. Er waren slechts enkele in de volkstaal vertaalde fragmenten uit de psalmen en de evangeliën in gebedenboeken. De 'vader der Dietsche dichteren algader' Jacob van Maerlant (circa 1230 - circa 1295) vond dat een ongewenste situatie en zette zich in zijn woonplaats Damme (bij Brugge) aan een Bijbelvertaling-op-rijm in zijn Westvlaamse moedertaal. Zijn bedoeling was - zoals hij in zijn proloog schreef - zijn lezers ‘reyne dachcortinge ende daertoe ware leringe’ (opbouwend tijdverdrijf en tegelijk waarheidsgetrouwe stof tot overdenking) te geven. Hij vergeleek zijn werk met een noot, hard van buiten, maar ‘al die soetheit esser binnen’. Men vindt er geen fabels en verzinsels, ‘maer vraye rijm ende ware wort.’ Van Maerlant voltooide in 1271 een omvangrijk werk, dat nu als de Rijmbijbel bekend staat, maar dat hij zelf de Scolastica noemde. Het is een vertaling in de Dietse volkstaal van de Historia Scholastica uit 1178 van de Franse theoloog Pierre le Mangeur alias Petrus Comestor (circa 1100-1179): een navertelling en exegese van de Bijbel - gelardeerd met etymologische, geografische en historische wetenswaardigheden - gebruikt aan de theologische faculteit te Parijs voor onderwijs in de Bijbelkennis. Van Maerlants Rijmbijbel is geen klakkeloze vertaling van het werk van Comester, maar een vrije bewerking. De benaming Rijmbijbel is onjuist, omdat het niet om een berijmde vertaling/bewerking van de Bijbel gaat. De benaming Rijmbijbel dateert al uit de late Middeleeuwen en is waarschijnlijk bedoeld om Van Maerlandts berijmde bewerking te onderscheiden van de in proza geschreven Historiebijbels. Van Maerlant biedt in zijn Rijmbijbel het verhaal van het joodse volk en Jezus en zijn leerlingen in ruim 35.000 dichtregels. Hij wilde met zijn boek voor de ‘illiterati’ (de niet in de klassieke talen geschoolden) kennis en geloof ontsluiten en deed dat dus in de volkstaal, het Middelnederlands (Diets).
Links: openingsminiatuur met de zes scheppingsdagen (fol. 1vso); rechts: eerste tekstpagina van het Oude Testament: God zit op de troon; initiaal V met kop; randversiering met twee elkaar bevechtende gedrochten (fol. 2rto).
Er is geen exemplaar van de Rijmbijbel bekend uit de tijd van Van Maerlant zelf. Het oudst bewaard gebleven handschrift, vervaardigd omstreeks 1300, berust in de Koninklijke Bibliotheek Albert I te Brussel ( Ms. 15001). De tekst telt 27.081 versregels. Dat de Rijmbijbel populair was, blijkt uit het feit dat er behalve dit oudste afschrift nog dertien volledige manuscripten uit de veertiende en vijftiende eeuw aanwijsbaar zijn en ook verscheidene fragmenten van andere exemplaren. Elk exemplaar werd overgeschreven van een ander. Daardoor zijn er grote variaties in details tussen de nu bekende manuscripten. Die variaties ontstonden gedeeltelijk door het maken van fouten bij het kopiëren van de tekst en gedeeltelijk door het bewust aanbrengen van inkortingen of uitbreidingen, taalaanpassingen of verbeteringen van echte of vermeende fouten. Er is een groot verschil in de uitvoering van de handschriften. Sommige waren eenvoudig uitgevoerd, snel geschreven en niet geïllustreerd, andere waren zorgvuldig gekalligrafeerd en rijk verlucht (met fijn schilderwerk versierd). Van de veertien volledige manuscripten zijn er zeven onversierd, bevatten er vijf enkele miniaturen en zijn er twee voorzien Passage uit Exodus, waarin verteld wordt dat de farao opdracht geeft alle van een min of meer doorlopende pasgeboren Israëlische jongetjes te verdrinken (fol.20 vso) illustratie van het gehele boek. Het aanbrengen van miniaturen, randversieringen en fraai uitgewerkte initialen was kostbaar. In het Museum Meermanno-Westreenianum te Den Haag bevindt zich het rijkst geïllustreerde exemplaar (10 B 21). Dit werd in 1332 te Utrecht voltooid. Het is geschreven op perkament, in een gotisch boekschrift en omvat 198 bladen van 35 cm hoogte en 24 cm breedte. De tekst is geschreven in twee kolommen (24,5 cm hoog en 7,5 cm breed) van 46 regels met tussen de kolommen een ruimte van ongeveer anderhalve centimeter. Het manuscript is verlucht met 72 miniaturen van de hand van de Utrechtse boekverluchter Michiel van der Borch, een groot schilder van vogels en een meester in het vertellend verbeelden. Een van de miniaturen is paginagroot. De andere hebben de breedte van een kolom. Dertien pagina’s zijn voorzien van randversieringen van diverse aard. Daarnaast zijn er door het gehele handschrift de gewone versierde hoofdletters (totaal 650), uitgevoerd in blauw, rood en bladgoud. Van Maerlant uitte in zijn moraliserende toepassingen herhaaldelijk scherpe kritiek op de geestelijkheid en bezong de rol van Maria. De kerk was ook niet erg te spreken over zijn toegankelijke Bijbelversie, die je door de vlotte dichtregels gemakkelijk kon voorlezen en onthouden. Het Randversiering met hond en haar (fol. 153rto). was dapper dat hij doorzette.
P.S. De illustraties in dit artikel zijn uit de Rijmbijbel die aanwezig is in het Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum te ’s-Gravenhage
© Leen den Besten Zevenaar, 12 april 2012. Edities nl.wikisource.org/wiki/Rijmbijbel. Rymbybel van Jacob van Maerlant, met voorrede, varianten van hss., aenteekeningen en glossarium, op last van het Gouvernement en in naem der Koninklyke Akademie van Wetenschappen, Letteren en Fraeye kunsten voor de eerste mael uitgegeven door J. David, 3 delen, Brussel: Koninklyke Akademie van Wetenschappen, Letteren en Fraeije Kunsten, 1858–1859. Gysseling, Maurits, red, Rijmbijbel, in: Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300), Reeks II: Literaire handschriften, deel 3. ’sGravenhage: Nijhoff 1983. Twee fragmenten van twee verlorene handschriften: het eene van Der Naturen Bloeme, het andere van den Rijmbijbel; medegedeeld door G.J. Meijer, Leiden 1856. Twee fragmenten van twee verlorene handschriften, het eene van Der naturen bloeme, het andere van den Rijmbijbel; medegedeeld door G.J. Meijer, Dordrecht: Blussé en Van Braam 1841.
Literatuur
De ark van Noach door engelen geopend (fol. 8rto).
Bouman, Marion, De val van Jeruzalem : vragen rond een Rijmbijbel van Jacob van Maerlant, [tentoonstelling] Instituut voor Kunstgeschiedenis, Groningen, 25 november - 18 december 1977, Groningen: Instituut voor Kunstgeschiedenis 1977. Chavannes-Mazel, Claudine A, Maerlants Rijmbijbel in Museum Meermanno. De kracht van woorden, de pracht van beelden, ’s-Gravenhage: Museum Meermanno-Westreenianum 2008. Dalen-Oskam, Klazina Harmke van,Studies over Jacob van Maerlants Rijmbijbel, Hilversum: Verloren 1997. Ekkart, R.E.O., De Rijmbijbel van Jacob van Maerlant. Een in 1332 voltooid handschrift uit het Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum, ’sGravenhage: Staatsuitgeverij in samenwerking met het Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum / Museum van het boek 1985. Janssens, Jozef, Jacob van Maerlant, de middeleeuwse wereld op schrift, Damme: Huyse de Grote Sterre 1997. Kuiper, Willem, 'Die Destructie van Jherusalem in handschrift en druk', in: Voortgang, jaarboek voor de neerlandistiek 25 (2007), p. 67-88. Meuwese, Martine Leonarda, Beeldend vertellen. De verluchte handschriften van Jacob van Maerlants 'Rijmbijbel' en 'Spiegel Historiael', Proefschrift Universiteit Leiden, 2001. Moolenbroek, Jaap van & Mulder, Maaike red., Scolastica willic ontbinden. Over de Rijmbijbel van Jacob van Maerlant, Hilversum: Verloren 1991. Oostrom, Frits van, Maerlandts wereld, Amsterdam: Prometheus 1996, 291-303.
God spreekt met Adam in het paradijs (fol. 4vso).
De zes scheppingsdagen (fol. 1vso); links: God schept het licht; God scheidt de wateren; God schept te planten; rechts: God schept de zon en de maan; God schept de vissen en de vogels; God schept de mens.
De duif komt bij de ark van Noach terug met een olijventakje (fol. 5r b).
Het offer van Abraham (fol 13rto).
Izaäk zegent Jacob (fol. 15rto).
De vier evangelisten (fol. 117 vso).
Het laatste avondmaal (fol 145rto).
Links: Simson laat het paleis van de Filistijnen instorten; rechts: Micha geknield voor het gouden beeld; initiaal en randversiering (fol. 48rto).
Verwoesting van Jeruzalem (fol. 152vso)
De drieëenheid van God (fol.118rto).
Randversiering met vogel (fol. 48rto)
Randversiering met haas en gedrocht (fol.104rto).
De intocht in Jeruzalem (fol.117vso)