Bijlage bij brief 12/11.035/EB/Abr
Revolverend fonds voor energiebesparing in de bestaande bouw INLEIDING In 2011 en 2012 heeft Holland Financial Centre een onderzoek uitgevoerd naar de versnelling van de verduurzaming van de Nederlandse economie. Doel van het onderzoek was om oplossingen te identificeren voor de barrières die investeringen in duurzame technologie in de weg staan. Het onderzoek is uitgevoerd in dialoog met ondernemers, banken, beleggers en verschillende departementen. Het onderzoek heeft geresulteerd in een investeringsvoorstel tot oprichting van de publiek-private Groene InvesteringsMaatschappij (GIM), welke op 23 mei 2012 is gepresenteerd in Nieuwspoort. Het investeringsvoorstel heeft de steun van VNO-NCW, MKB-Nederland, Bouwend Nederland, FME en Uneto-VNI alsmede 8 financiële instellingen, waaronder ING en ABN AMRO. Daarnaast is op 14 juni 2012 een Green Deal gesloten om in samenwerking met PwC e.a. een onderzoek te doen naar de haalbaarheid van een Nationaal Fonds Energiebesparing (NFEB), dat dat als doel heeft financiering van energiebesparingsmaatregelen voor huishoudens aantrekkelijk en toegankelijk te maken. Een belangrijk element hierbij is de mogelijkheden om de financiering af te wikkelen via de energierekening. Bij dit initiatief zijn energiebedrijven, banken en de installatie- en technologiesector actief betrokken. De initiatiefnemers van het GIM en het NFEB zijn in nauw overleg met elkaar om beide – complementaire – initiatieven goed af te stemmen. Eind mei is het Lenteakkoord openbaar gemaakt. Het lenteakkoord bevat elementen welke nauw aansluiten bij de Groene InvesteringsMaatschappij en het NFEB. Het Lenteakkoord besluit tot oprichting van een revolverend fonds voor versnelling van de energie efficiency in de bestaande bouw en tot oprichting van een stichting die de barrières voor investeringen moet identificeren en wegnemen. De hierboven genoemde initiatieven moeten leiden tot een geïntegreerde publiekprivate samenwerking ten behoeve van de financiering van energiebesparing in gebouwen. Het op te richten revolverende fonds voor besparing in woningen en utiliteitsbouw past goed binnen de bredere aanpak van de op te richten Groene Investeringsmaatschappij en het NFEB. Voor de verdere uitwerking daarvan vormen vervolgens de conclusies van het haalbaarheidsonderzoek van PwC e.a. de basis voor het model om de financiering via de energierekening af te wikkelen. Voorafgaand aan deze uitwerking is van belang dat vanaf de start wordt ingezet op het maximaliseren van de hefboom in het fonds, en het mobiliseren van institutioneel kapitaal. Deze startnotitie geeft aan hoe dit mogelijk is, namelijk via een staatsgarantie op de funding.
Bijlage bij brief Revolverend fonds energiebesparing en Groene Investeringsmaatschappij http://www.vno-ncw.nl/energie
1
UITGANGSPUNTEN Mobiliseer institutioneel kapitaal Volgens de IEA (Energy Technology Perspectives 2012, 11 juni 2012) zal wereldwijd 36 triljard USD extra geïnvesteerd moeten worden om in 2050 de helft van alle energie uit duurzame bronnen te verwerven. Daar is energie efficiency bij inbegrepen. Voor Nederland gaat het dan om een bedrag van honderden miljarden euro’s. Een dergelijke investeringsinspanning is niet financierbaar met de huidige financiële structuur. De binnenlandse kredietverlening door banken is sterk afhankelijk van internationale funding omdat er veel meer krediet dan spaargeld is. Daardoor ontstaat een tekort, de zogenaamde “funding gap”, die door internationale beleggers moeten worden aangevuld middels obligaties, securitisaties en inter-bancaire financiering. Deze route staat als gevolg van de kredietcrisis en de bijbehorende regelgeving in toenemende mate onder druk. Hierdoor wordt krediet schaarser en banken kritischer in het verlenen hiervan. Krediet is en wordt dus duurder en schaarser. Vooral langlopende leningen worden door banken steeds minder verstrekt of alleen tegen hoge rentepercentages. Door het kapitaal intensieve karakter van investeringen in duurzaamheid is de financiering verantwoordelijk voor 45% tot 70% van de totale kosten van de investering. Als de prijs van financiering daalt, worden (meer) projecten beter rendabel en dus beter financierbaar. Ze halen eerder de criteria die banken aan de rentabiliteit van projecten stellen. Om kredietruimte en een betaalbare kredietvoorziening in Nederland te creëren is het noodzakelijk om nieuwe binnenlandse financieringsbronnen aan te boren. Hiertoe kunnen de vermogens van Nederlandse pensioenfondsen en verzekeraars dienen. Deze partijen beheren gezamenlijk circa 1200 miljard euro, waarvan slechts een fractie in Nederland is belegd. Als een geringe verschuiving naar Nederland kan worden bewerkstelligd zal meer en lager geprijsde financiering worden gerealiseerd. Dat komt niet alleen ten goede van de versnelling van de verduurzaming, maar heeft uitstraaleffecten naar de gehele economie. Oplossingen die zich richten op het mobiliseren van spaargelden, of op buitenlandse beleggers voegen geen financieringscapaciteit toe, maar verhevigen de concurrentie op dat gebied. Om een verschuiving te realiseren dienen de juiste instrumenten worden geboden. Zo laag mogelijke uitvoeringskosten Alle uitvoeringskosten gaan ten koste van de versnelling van de verduurzaming en dienen derhalve zoveel als mogelijk worden voorkomen. Maximale hefboomwerking De beschikbare gelden moeten uiteraard zo effectief mogelijk worden ingezet. Daarbij kan een uitruileffect ontstaan tussen de totale som aan extra investeringen, en de rentabiliteit van die investeringen.
Bijlage bij brief Revolverend fonds energiebesparing en Groene Investeringsmaatschappij http://www.vno-ncw.nl/energie
2
Ingrijpen in concurrentieverhoudingen minimaliseren De Nederlandse markt voor krediet moet door het nieuwe fonds van een nieuwe impuls worden voorzien zonder specifieke private partijen te bevoordelen of te benadelen. Dit kan worden beschouwd als onrechtmatige staatssteun. MEEST EFFICIENTE OPLOSSING: FUNDING GARANTIE De meest efficiënte oplossing wordt gerealiseerd als de beschikbare gelden (70 miljoen in 2013, 58 miljoen daarna) worden ingezet om een ‘funding’-garantie af te geven. Volgens het begrotingsbeleid (Toetsingskader risicoregelingen, Kader van het Ministerie van Financiën, Directie Begrotingszaken, afdeling BBL, februari 2012) moet voor een dergelijke garantie jaarlijks 3% worden gerekend tenzij aangetoond kan worden dat een andere premie gerechtvaardigd is. Derhalve kan bij een jaarlijkse premie van 3% maximaal 1,9 miljard aan funding worden gegarandeerd. Uitgaande van een verhouding eigen/vreemd vermogen van 30% staat dit gelijk aan 2,7 miljard aan investeringen. Een dergelijke garantie moet als volgt worden ingezet. Het fonds trekt financiering aan van institutionele beleggers en plaatst deze tegen de kleinst mogelijke opslag door bij banken. De banken gebruiken deze funding ter financiering van prijstechnisch gunstige kredieten ten behoeve van energie efficiency in de bestaande bouw. De verstrekkende banken behouden daarbij het volledige kredietrisico. Omdat er een funding garantie van de overheid van kracht is, zijn de institutionele beleggers bereid dit geld tegenrelatief lage kosten aan het fonds uit te lenen. De rente zal gelijk zijn aan die op Nederlandse staatsobligaties, plus een liquiditeitsopslag. Op die manier worden de funding kosten van banken verlaagd. Omdat de funding vanuit het revolverend fonds voor energiebesparing in de bestaande bouw langjarig is, cq perfect gematcht is, zullen banken ook hun kapitaalsopslag kunnen verlagen en veel sneller bereid zijn om langjarig krediet te verstrekken.. Omdat de projecten beter renderen door de lagere rentekosten zullen banken ook de risico-opslag kunnen verlagen. Bij elkaar opgeteld, naar de prijzen zoals die op dit moment in de markt gelden, zullen kredieten circa 1,5 tot 2,1% goedkoper kunnen worden aangeboden, mede afhankelijk van de looptijd.
Bijlage bij brief Revolverend fonds energiebesparing en Groene Investeringsmaatschappij http://www.vno-ncw.nl/energie
3
Het fonds verkrijgt ter zekerstelling van haar financiering het onderliggende krediet, en de daaronder liggende zekerheden, als onderpand. De fundinggarantie kan dan ook pas worden ingeroepen als zowel het krediet, als de onderliggende zekerheden, en de verstrekkende bank niet meer aan de verplichtingen kunnen voldoen. Het risico is dan ook laag te noemen, lager dan bestaande kredietgaranties of first-loss garanties die de overheid verstrekt. Een lager percentage dan 3% als jaarlijkse prijs voor deze garantie is dan ook te beargumenteren, waarmee ook de maximale omvang naar rato zal stijgen. Wel kent de garantie een lange looptijd, van gemiddeld ten minste 10 jaar. Deze oplossing voldoet goed aan de uitgangspunten. Het beheer en de operaties van het fonds zullen naar verwachting niet groter zijn dan 8FTE en zijn niet vergunning plichtig. Indien wordt gekozen voor integratie met de Groene Investeringsmaatschappij daalt het aantal benodigde FTE naar maximaal 4. Na het eerste jaar kan het fonds zelf bedruipend worden door een geringe opslag in rekening te brengen. (circa 5 basispunten) Naast Institutionele beleggers kunnen ook fondsen van lokale overheden of Europese Instellingen participeren. ALTERNATIEVE OPLOSSING: BEPERKTE FUNDING GARANTIE De oplossing zoals die hierboven staat beschreven is de meest efficiënte indien bezien vanuit de enkele doelstelling, versnelling van investeringen in energie efficiency in de bestaande bouw. Een mogelijk nadeel is dat deze oplossing nieuwe latente verplichtingen voor het Rijk doet ontstaan met een lange looptijd. Het is daarom denkbaar dat een dergelijke oplossing vanuit begrotingsdoelstellingen als onwenselijk wordt beschouwd. Het alternatief is een beperkte funding garantie waarbij het beschikbare budget als garantiekapitaal wordt gebruikt. De werking is verder nagenoeg identiek aan de eerder omschreven oplossing.
Bijlage bij brief Revolverend fonds energiebesparing en Groene Investeringsmaatschappij http://www.vno-ncw.nl/energie
4
Bij dit alternatief worden de beschikbare gelden als eigen vermogen gestort in het revolverende fonds voor energiebesparing in de bestaande bouw gestort. Dit eigen vermogen is de maximale extra zekerheidsstelling die de institutionele belegger verkrijgt. In dit model is de maximale omvang van het fonds kleiner dan in het meest efficiënte model. De maximaal wenselijke hefboomwerking zal naar verwachting liggen tussen de 4 tot 7 keer waarbij de maximale omvang zich als volgt ontwikkeld:
Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4 Jaar 5
Garantiekapitaal 70 128 186 244 302
Fondsgrootte bij: Leverage Leverage 4x 7x 280 490 512 896 744 1302 976 1708 1208 2114
Ook zal het prijsvoordeel iets kleiner zijn. Naast een liquiditeitstoeslag zullen institutionele beleggers ook een risico-opslag in rekening moeten brengen. Het fonds zal derhalve financieringskosten kennen die vergelijkbaar zijn met een private triple A Bancaire instelling die niet direct systemisch relevant is. Er is weinig vergelijkingsmateriaal en daarom is de risico-opslag en daarmee het prijsvoordeel lastig in te schatten. Daarbij zijn risico-opslag en de hefboomwerking uiteraard communicerende vaten, hoe hoger de hefboom, hoe hoger ook de risico-opslag. Uit vergelijkingen met obligaties van BNG, FMO en Gasunie kan verwacht worden dat het prijsvoordeel initieel tussen de 1% tot 1,5% zal komen te liggen, mede afhankelijk van de looptijd. Na verloop van tijd, als het fonds een trackrecord heeft kunnen opbouwen en de liquiditeit verbeterd, zal het prijsvoordeel naar verwachting iets oplopen.
Bijlage bij brief Revolverend fonds energiebesparing en Groene Investeringsmaatschappij http://www.vno-ncw.nl/energie
5
Na verloop van tijd kan het fonds zelf bedruipend worden door een geringe opslag in rekening te brengen. (circa 5 basispunten) De hierboven geschetste oplossingen voor de invulling van een revolverend fonds zullen uiteraard op basis van de conclusies van het haalbaarheidsonderzoek verder worden uitgewerkt.
Bijlage bij brief Revolverend fonds energiebesparing en Groene Investeringsmaatschappij http://www.vno-ncw.nl/energie
6