PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL
Luttenbergstraat 2
Reg.nr. ^^)ló\H
8000 GB Zwolle
oat. ontv.:
\ \ ?~J
3 1 JAN 2014
Routing
Postbus 10078
a.d.
Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl
[email protected]
Bij!.: RABO Zwolle 39 73 41 121 Inlichtingen bij
Provinciale Staten van Overijssel
dhr. H.A. Hamstra telefoon 038 499 75 08
[email protected]
Onderwerp: Verkenning duurzame mobiliteit: rijden en varen op nieuwe energie in Overijssel
Datum 17
17 .12.2013
Toezending aan Provinciale Staten met oogmerk: [X] ter informatie [ ] anders, en wel:
Kenmerk
2013/0402633 Pagina
1
Bijlagen I. Samenvatting Verkenning duurzame mobiliteit - naar een versnelling van de transitie naar rijden en varen op nieuwe energie" d.d. oktober 2013 van Royal HaskoningDHV (te raadplegen via het stateninformatiesysteem) Inleiding In april 2012 (kenmerk PS/2012/152) heeft u het Kracht van Overijssel-programma Gezond en Veilig Leefmilieu vastgesteld. In het programma heeft u ons gevraagd een verkenning uit te voeren naar duurzame mobiliteit. Met deze brief informeren we u over de verkenning en over onze voornemens naar aanleiding van de aanbevelingen. Een samenvatting van deze verkenning is via het stateninformatiesysteem voor u beschikbaar. Huidig beleid Tussen de doelstellingen van het programma Gezond en Veilig Leefmilieu, het Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit en het programma Nieuwe Energie liggen duidelijke verbanden. Mobiliteit (rijden en varen) is verantwoordelijk voor een belangrijk aandeel in het gezondheidsprobleem (fijnstof, stikstofoxiden) en klimaatprobleem (broeikasgassen) en het gebruik van niet-hernieuwbare brandstoffen. Wij voeren nu enkele activiteiten uit op het gebied van nieuwe energie voor varen en rijden, waaronder een subsidieregeling voor de aanschaf van voertuigen op groengas of volledig elektrische voeding en maatregelen die zijn opgenomen in het Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (RSL). Er is echter geen sprake van een structureel beleid op het gebied van het rijden en varen op nieuwe energie. De snelheid in de transitie naar duurzame energie in mobiliteit wordt in belangrijke mate bepaald door normstelling op Europees en Rijksniveau. We hebben het dan over emissienormen en fiscale maatregelen. De manier waarop producenten en consumenten inspelen op deze normstellingen is ook zeer belangrijk. Gemeenten hebben verantwoordelijkheden in ruimtelijke zin, bijvoorbeeld bij het plaatsen en faciliteren van elektrische oplaadpalen. Daarnaast spelen zij een rol bij de transitie bij hun eigen keuzes voor voer- en vaartuigen en bij aanbestedingen. Behalve een rol in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, hebben we als provincie géén wettelijke verplichting om een rol op te pakken in de transitie. Wij hebben echter wel ambities die een directe relatie hebben met de transitie. Het gaat om: Hoofdlijnenakkoord Kracht van Overijssel: ambitie om door te gaan met het verbeteren van de luchtkwaliteit en inzet op hernieuwbare energie en energiebesparing. Wij hebben een voorbeeldfunctie op deze terreinen via duurzame inkoop voor de provinciale organisatie (paragraaf 3.2, Milieu en Energie).
3 1 JAN, 2814 Datum verzending
prowirtcie
Onderwerp: Verkenning duurzame mobiliteit: rijden en varen op nieuwe energie in Overijssel
Programma Gezond en Veilig Leefmilieu (GVL): de ontwikkeling van mobiliteit, met name rond steden en bedrijvigheid, levert extra milieudruk, hinder en mogelijk ook normoverschrijdingen op. Verduurzaming van mobiliteit kan hierin verlichting brengen. Programma Nieuwe Energie: naar aanleiding van de "Tussenevaluatie programma Nieuwe Energie" hebben wij u aangegeven dat een herijking nodig is om de doelstelling van 20% hernieuwbare energie in 2020 zoveel mogelijk te kunnen halen (PS/2013/603 van 4 juli 2013). In de bij deze brief gevoegde rapporten is ook aanbevolen om de mogelijkheden te verkennen om als provincie het energiegebruik door mobiliteit te verminderen. In de Klimaatagenda van 4 oktober 2013, waarmee het Kabinet voorbouwt op het SERenergieakkoord, verwacht het Kabinet dat de ontwikkelingen in voertuigen aandrijftechnologie voor circa 70-80% bijdragen aan de doelstelling van de C02uitstootreductie in 2030. De laatste 20-30% kan echter alleen worden bereikt door krachtig in te zetten op structurele gedragsverandering - waar van alle partners in het SER-energieakkoord inzet voor nodig is. Ook wij als provincie(s) zijn partner bij dit nationale SER-Energieakkoord. In het akkoord , waarbij ruim veertig organisaties zoals het IPO zich verbinden aan het Energieakkoord voor duurzame groei, zijn breedgedragen afspraken over energiebesparing, schone technologie en klimaatbeleid gemaakt. Uitvoering van de afspraken moet resulteren in een betaalbare en schone energievoorziening, werkgelegenheid en kansen voor Nederland in de schone technologiemarkten. Datuml7
17 .12.2013 Kenmerk
2013/0402633 Pagina
2
Als we het hebben over de transitie naar het rijden en varen op nieuwe, niet-fossiele brandstoffen, dan heeft een veelvoud van partijen en ontwikkelingen daar invloed op. De provincie is in dit speelveld geen grote speler, maar kan wel als verbindende factor optreden om andere partijen in een betere positie te brengen en in hun kracht te zetten om de transitie te versnellen. Dit blijkt ook uit de verkenning. Verder is uit de verkenning naar voren gekomen dat Overijsselse gemeenten en marktpartijen ook behoefte hebben aan het delen van kennis en het zoeken van samenwerking op dit gebied, om synergie te creëren en de transitie te versnellen. Zij zien in de provincie daarvoor een ideale partner. Conclusie Wij hebben daarom besloten op basis van de verkenning om een beperkte, coördinerende rol op te pakken met als doel het stimuleren en ondersteunen van initiatieven en ontwikkelingen van gemeenten en marktpartijen die bijdragen aan de versnelling van de transitie naar rijden en varen op nieuwe energie. Het oppakken van een rol bij de transitie naar rijden en varen op nieuwe energie draagt bij aan de versnelling van deze transitie, aan de doelstellingen uit het SER-Energieakkoord en ook aan de hernieuwbare energie-doelstelling van uw Staten vanuit het programma Nieuwe Energie. We voeren deze rol uit door: kennis bij gemeenten en marktpartijen te bundelen en te verspreiden; vraag en aanbod - in de keten van productie-distributie-gebruik - bij elkaar te brengen; in eigen mobiliteitsbeslissingen herkenbaar de kansen van duurzame brandstoffen (met vooralsnog focus op groengas en elektrisch rijden) mee te wegen, en anderen te stimuleren om duurzame energie toe te passen. Gedeputeerde Staten van Overijssel,
voorzitter,
secretaris,
Wilt u in uw correspondentie met de provincie Overijssel: één onderwerp per brief hanteren; het in deze brief opgenomen kenmerk vermelden.
prowinoe
HaskoningDHV Nederland B.V.
1.4 Samenvattende leeswijzer In onderstaande samenvattende leeswijzer is per hoofd-, deel- en subvraag een beknopte toelichting op het antwoord gegeven. Daarnaast zijn verwijzingen opgenomen naar de plaatsen in het rapport waar een uitgebreidere beantwoording entoelichtingis te vinden. Hoofdvraag Welke effectieve bijdrage kan de provincie leveren aan het versnellen van het rijden en varen op nieuwe brandstoffen? Beantwoording ■ In hoofdstuk 5 "Provinciale focus" gaan we hier uitgebreid op in aan de hand van enkele uitgangspunten, mogelijke interventies en aanbevelingen voor de provincie. Uitgangspunten: 1. Sluit aan bij de ontwikkelingen op het gebied van brandstoffen en nieuwe voertuigtechnologie, die naar verwachting main stream gaan worden. 2. Zorg voor het (helpen) doorbreken van de belangrijkste impasses in de keten van brandstofproductie - brandstofdistributie - voertuigen - gebruik. Focus eerst op beschikbaarheid en vervolgens op betaalbaarheid. 3. Gebruik de mate van hefboomwerking als leidraad voor de selectie van toepassingsgebieden en in te zetten instrumenten voor het bereiken van maximale effectiviteit a. Focus op niches, waar innovators en early adopters gevonden worden en die de potentie hebben aanjagers te zijn voor de markt. b. Maak gebruik van de energie in de markt, door initiatieven van bedrijven, instellingen en gemeenten in de provincie te versterken. c. Zet het instrument van duurzaam inkopen maximaal in. d. Maak gebruik van en sluit aan bij Europese en nationale regelingen en versterk daarmee de initiatieven genoemd onder (3b). 4. Geef het goede voorbeeld door zelf een beweging te maken naar de inzet van nieuwe brandstoffen in het eigen voertuigenpark en waar mogelijk van dat van eigen werknemers en bezoekers. 5. Geef aandacht aan kennisdeling en communicatie als basisvoorwaarde. Mogelijke interventies voor de provincie Voor de interventies hanteren we de volgorde van 'zwak naar sterk': een volgorde van 'bewustmaken', via 'verleiden' naar 'dwingen'. Uiteraard is 'zelf doen' waar het de provincie zelf betreft een uitstekende optie, die bijdraagt aan het uitdragen van de boodschap en aan de eigen kennis. Een mogelijke invulling van die begrippen ziet er dan als volgt uit: 1. Bewustmaken: kennis verwerven en delen, lobbyen en communiceren. 2. Verleiden: a. makelen en schakelen tussen vraag en aanbod; b. zorgen voor bundelen van inkoopkracht; c. subsidiëren. 3. Dwingen: eisen stellen ten aanzien van duurzaam inkopen (concessies), niet-duurzame voertuigen weren uit bepaalde gebieden (milieuzones), heffingen invoeren, prestatie-eisen stellen (concessies). 4. Zelf doen: het eigen wagenpark vergroenen.
Provincie Overijssel/Verkenning Duurzame Mobiliteit Overijssel BC5011-101-100
10 oktober 2013. versie Definitief -5-
HaskoningDHV Nederland B.V.
Door het makelen en schakelen met en tussen gemeenten en tussen marktpartijen in Overijssel wordt kennis actief gedeeld, worden vraag en aanbod beter op elkaar afgestemd en wordt duidelijk waar kansen liggen die verzilverd kunnen worden door een extra zetje van de provincie. Daarmee doet 'makelen en schakelen' vooral een beroep op inzet (capaciteit) van provinciale medewerkers. Het extra zetje kan daarnaast bestaan uit subsidies. Om dit verschil zichtbaar te houden willen we de volgende indeling hanteren: A. Kennis verwerven en delen: inclusief het bepalen van de eigen visie en ambitie en het actief delen van kennis met andere overheden, instellingen en bedrijven en het lobbyen op nationaal niveau. B. Vraag en aanbod op elkaar afstemmen: zorgen dat partijen aan vraagkant en aanbodkant elkaar weten te vinden, makelen en schakelen met en tussen gemeenten en tussen marktpartijen, inkoopkracht bundelen. C. Subsidiëren en/of fondsen beschikbaar maken, bijvoorbeeld van gasproductie, tankfaciliteiten en voertuigen, maar ook van/voor projecten, die door de markt worden geïnitieerd. D. Regels stellen door middel van bijvoorbeeld 1) verordeningen ten aanzien van duurzaam inkopen 2) infrastructuur nieuwe energie via tankstations en laadpalen en 3) eisen in concessies 4) milieuzones. E. Projecten zelf in uitvoering neme«, zoals het vergroenen van het eigen wagenpark. De beide indelingen hangen als volgt samen: Bewustmaken A. Kennis verwerven en delen, beleid uitdragen, lobbyen. Verleiden B. Vraag en aanbod op elkaar afstemmen. C. Financieel ondersteunen: subsidies, projectbijdragen, leningen. Dwingen D. Regelsstellen, voorschrijven. Zelf doen E. Zelf projecten in uitvoering nemen Aanbevelingen Op basis van het voorliggende onderzoek komen we tot 17 concrete aanbevelingen voor de provincie Overijssel: 1. Richt een provinciebreed 'kennis- en samenwerkingsnetwerk' in. 2. Zet nu in op elektrisch rijden/varen en de toepassing van (groen) gas (CNG/groengas: gasvormig en LNG/LBG: vloeibaar) en volg de ontwikkelingen op het gebied van waterstof. 3. Ondersteun de productie van groene brandstoffen via het programma 'Nieuwe energie' en stem daarmee af. 4. Ondersteun de realisatie van oplaadinfrastructuur, subsidieer alleen bij knelpunten. 5. Ondersteun de realisatie van nieuwe groengasvulpunten, beperk subsidies tot leemtes in het netwerk. 6. Faciliteer de ontwikkeling van LNG / LBG, beperk eventuele subsidiëring tot de aanlevering van LBG. 7. Laat het aanbod van voertuigen aan de markt over. 8. Scherp de subsidie voor voertuigen op groene brandstoffen aan. 9. Focus op de zakelijke markt, werkgevers en de eigen wagenparken van provincie en gemeenten. 10. Daag de markt actief uit om met initiatieven te komen en geef financiële ondersteuning in aanvulling op private investeringen. 11. Zet in op beleid ter ondersteuning van groene brandstoffen in aanbestedingen. 12. Zet in op het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. 13. Geef het goede voorbeeld en zet waar mogelijk eigen voertuigen om naar nieuwe energiedragers. 14. Voorzien in iaadvoorzieningen bij eigen vestigingen en ondersteun groengas vulpunten 15. Neem duurzaamheid nadrukkelijk mee in de concessieverlening van het openbaar vervoer. 16. Werk deze verkenning uit naar een helder provinciaal duurzaam brandstoffenbeleid en uitvoeringsprogramma om richting te geven aan gemeenten en bedrijven.
Provincie Overijssel/Verkenning Duurzame Mobiliteit Overijssel BC5011-101-100
10 oktober 2013, versie Definitief -6-
HaskoningDHV Nederland B.V.
17. Zet een goede monitoring op voor het bijhouden van de ontwikkeling op het gebied van duurzame mobiliteit en stel evaluatie als voorwaarde voor subsidieverstrekking. Deelvraag 1: Wat zijn de ontwikkelingen rond deze transitie in Nederland en in het bijzonder in Overijssel? Beantwoording In hoofdstuk 2 geven we een overzicht van de ontwikkelingen rond duurzame mobiliteit in het algemeen. De trends in nieuwe brandstoffen, de verwachte marktontwikkeling, het stimuleren van marktpenetratie en de drempels en kansen van de verschillende energiedragers. Bij de transitie naar duurzame mobiliteit onderscheiden we de volgende trends: » Brandstofbesparing: ontwikkeling van steeds efficiëntere motoren bij bestaande voertuigen. « Vloeibare biobrandstoffen: de ontwikkeling van bio-ethanol en biodiesel en bijmenging daarvan bij fossiele brandstoffen. Vanuit Europa wordt aan het percentage bijmenging een maximum gesteld, omdat de productie van deze brandstoffen ten koste van voedselproductie kan gaan. » Schonere fossiele brandstoffen: door andere productiemethoden worden fossiele brandstoffen gemaakt met veel lagere emissies. * Elektrificatie: de auto's met elektromotoren maken een snelle opmars door. Wiet name de hybride technologie gaat erg snel, mede door defiscalevoordelen die hier in 2013 voor gelden. * Gasvormige transportbrandstoffen, CNG/groengas en LNG/LBG: veel autofabrikanten hebben modellen die op CNG kunnen rijden. Door de lagere prijs van aardgas ten opzichte van benzine en diesel kunnen deze modellen financieel aantrekkelijk zijn. Recent is LNG (vloeibaar aardgas) erg in opkomst. Dit kan gebruikt worden door vrachtwagens en schepen. Nieuwe regelgeving betreffende emissies van schepen en vrachtwagens zijn een stimulans om naar de mogelijkheden van LNG te kijken. » Waterstof: op lange termijn zal waterstof een belangrijke rol spelen in de mobiliteit. Op dit moment verhinderen de hoge kosten van brandstofcellen en het ontbreken van een infrastructuur van tankstations een brede marktintroductie. Per energiedrager zijn er verschillende drempels die weggenomen moeten worden voor een verdere ontwikkeling. In hoofdstuk 3 beschrijven we de ontwikkelingen rond duurzame mobiliteit in Europa, Nederland en Overijssel. Vanuit Europa wordt breed ingezet op duurzame mobiliteit. Op Europees niveau zijn er verschillende richtlijnen gericht op de ontwikkeling van duurzame mobiliteit. Ook zijn er verschillende subsidieprogramma's waar gebruik van gemaakt kan worden. De meeste van deze programma's worden momenteel voor de periode 2014 - 2020 voorbereid. In Nederland worden zowel het rijden op groengas, elektriciteit en waterstof gepromoot. Belangrijke ontwikkeling op nationaal niveau zijn: » het Energieakkoord; * Green Deals die betrekking hebben op mobiliteit; « Lean & Green programma.
Provincie Overijssel/Verkenning Duurzame Mobiliteit Overijssel BC6011-101-100
10 oktober 2013, versie Definitief -7-
HaskoningDHV Nederland B.V.
Daarnaast zijn er diverse concrete initiatieven en projecten voor verschillende nieuwe brandstoffen, zoals het Formule E-team. Het formule E-team stelt zich tot doel om vanuit de overheid de juiste randvoorwaarden te scheppen voor elektrisch rijden. In heel Nederland zijn momenteel projecten in uitvoering voor de uitrol van duurzame mobiliteit. In hoofdstuk 3 geven we hier een overzicht van. Deelvraag 2 Zijn er succesvolle projecten binnen andere provincies die ook in Overijssel toegepast kunnen worden?
Beantwoording Er zijn zeker succesvolle projecten binnen andere provincies die ook in Overijssel toegepast kunnen worden. In hoofdstuk 3 geven we hier een uitgebreid overzicht van. Er zijn in Nederland echter bijna geen projecten geëvalueerd op hun succes en effectiviteit. Veelal gaan deze experimentele projecten niet gepaard met een monitoringsplan Bij de aanbevelingen in hoofdstuk 5 worden een aantal projecten gebruikt ter illustratie van de kansen en mogelijkheden die de provincie Overijssel heeft. Deelvraag 3 Waar liggen de kansen om deze transitie (in Overijssel) te versnellen en aan welke voorwaarden moet daarbij worden voldaan?
Beantwoording In hoofdstuk 4 zijn de belangrijkste kansen voor transitieversnelling in Overijssel weergegeven. Deze kansen zijn het resultaat van de interviews, deskstudie en werksessies die met gemeenten, provincie en ondernemers zijn gedaan. De groslijst van kansen is op basis van een analyse op effectiviteit teruggebracht tot de volgende top 10. 1. Duidelijke kaders, ambitie en concrete doelen provincies 2. Agenderen duurzame mobiliteit bij gemeenten 3. Aanbestedingen/duurzaam inkopen 4. Vergroten van het netwerk van laadpunten 5. Duurzame stadsdistributie 6. Ontwikkeling deelauto concepten 7. Elektrificeren woon-werkverkeer 8. Koppelen vraag en aanbod groengas 9. Beter benutten van de subsidieregeling voor voertuigen op groengas 10. Versnellingsteam duurzame logistiek In hoofdstuk 5 zijn deze kansen vertaald in aanbevelingen en concrete acties voor de provincie Overijssel. Tevens is hierbij aangegeven aan welke voorwaarden daarbij moet worden voldaan en wat de voorwaarden zijn voor de daadwerkelijke benutting van de kansen. Oeelvraag 4 Hoe kan de provincie met een zo laag mogelijke inzet (tijd en geld) een zo groot mogelijk resultaat (aantoonbare toename van aandeel voer- en vaartuigen op nieuwe energie/brandstoffen) bereiken? Welke (soorten) projecten komen hierbij in beeld?
Beantwoording In hoofdstuk 4 zijn de belangrijkste kansen voor de provincie Overijssel beschreven. In hoofdstuk 5 zijn deze kansen verder uitgewerkt in concrete aanbevelingen en acties. Bij de uitvoering van deze acties is een belangrijk dat deze vanaf het begin goed gemonitord worden, zodat de effectiviteit (en de toename van het aandeel voer- en vaartuigen) hiervan goed kan worden bijgehouden (aanbeveling 17).
Provincie Overijssel/Verkenning Duurzame Mobiliteit Overijssel BC5011-101-100
10 oktober 2013, versie Definitief -8-
HaskortingDHV Nederland B.V.
Subvraag a Is de bestaande subsidieregeling rijden op groengas en elektriciteit een effectief middel of zijn andere activiteiten effectiever? Beantwoording De vraag naar de effectiviteit is niet goed te beantwoorden zonder een evaluatie van die regeling, die zowel kwantitatief als kwalitatief van aard is. Vragen ten aanzien van kwantitatieve gegevens zijn bijvoorbeeld: hoeveel subsidie is verstrekt, hoeveel voertuigen zijn daarvoor aangeschaft, vervingen deze voertuigen conventionele voertuigen of was uitbreiding van het wagenpark, hoeveel 'fossiele' kilometers zijn vervangen door 'groene 'kilometers? Meer kwalitatieve vragen zijn: in hoeverre heeft de subsidie bijgedragen tot de aanschaf? Zouden de voertuigen op basis van andere overwegingen, zoals Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, of op basis van alleen de rijksbijdrage of vanuit een sluitende business case al zijn aangeschaft? Welke andere interventies zijn aantrekkelijk voor gebruikers? Zonder dat deze evaluatie is uitgevoerd kan toch een richting worden gegeven: Het subsidiëren van voertuigen heeft in het verleden concreet resultaat opgeleverd. De subsidie voor Euro-6 voertuigen van het Ministerie van l&M blijkt een zeer goede werking te hebben, zeker als die verder wordt ondersteund op lokaal niveau, zoals het geval is in de gemeente Amsterdam. I&M heeft gekozen voor een subsidie voor de doelgroepen, die de meeste luchtvervuiling veroorzaken: taxi's en bestelwagens. Een brede ondersteuning van bijvoorbeeld alle soorten voertuigen kost veel en lijkt niet erg veel toegevoegde waarde op te leveren ten opzichte van de regeling van l&M. Ook Amsterdam heeft de oorspronkelijk brede regeling beperkt tot voertuigen in de zakelijke markt ('vervuilende veelrijders') om de effectiviteit van de maatregel te vergroten. Een evaluatie van de regeling in Overijssel en een scan van de ervaringen met soortgelijke subsidies kan meer uitsluitsel geven over de effectiviteit van brede regelingen (Overijssel, Friesland, Haaglanden en Tilburg) en de veronderstelling dat een op doelgroepen en gebieden toegespitste regeling (Amsterdam) effectiever is dan de brede (aanbeveling 8). Door op voorafgaand aan een regeling ook een monitorings- en evaluatieplan op te stellen kan de betreffende regeling ook eerder worden bijgestuurd indien de resultaten daartoe aanleiding geven (zie aanbeveling 17). Subvraag b Waar liggen mogelijkheden voor samenwerking met (semi-)overheden, bedrijven en overige organisaties? Beantwoording In de hoofdstukken 4 en 5 zijn de belangrijkste mogelijkheden en aanbevelingen voor samenwerking met (semi-)overheden, bedrijven en overige organisaties beschreven. Belangrijkste aanbeveling hiervoor is om een provinciebreed 'kennis- en samenwerkingsnetwerk' in te richten (aanbeveling 1). _: c In welke mate speelt beschikbaarheid van alternatieve brandstoffen een rol? Beantwoording De beschikbaarheid van groengas, LBG en groene elektriciteit is geen bottleneck voor gebruikers om over te stappen. Zij hebben immers de mogelijkheid CMG, LNG en grijze elektriciteit te 'tanken'. De milieuwinst daarvan is uiteraard (veel) beperkter dan van de groene varianten. Het bijeenbrengen van vraag naar groene energie in de transportsector naar en aanbod daarvan is dus nuttig.
Provincie Overijssel/Verkenning Duurzame Mobiliteit Overijssel BC5011-101-100
10 oktober 2013. versie Definitief -9-
HaskoningDHV Nederiand B.V.
Stimulering van de productie zelf kan dan plaatsvinden door middel van het provinciale programma "Nieuwe Energie". Binnen dit programma wordt invulling gegeven aan het Masterplan groengas. Via Groengashubs kunnen productie, distributie en gebruik aan elkaar worden gekoppeld (aanbeveling 3). Het is echter wel van groot belang om de laad- en vulpuntenstructuur actief te faciliteren en stimuleren. Een goede infrastructuur voor het laden en tanken van Nieuwe Energie is één van dè randvoorwaarden voor een (versnelde) transitie naar duurzame brandstoffen (aanbevelingen 4, 5 en 6). Subvraag d Hoe kan het (keuze)gedrag van actoren door de provincie effectief beïnvloed worden? Beantwoording Bij het beantwoorden van deze vraag gaat het uiteindelijk om de effectiviteit van provinciaal ingrijpen, in de zin van: 1. gedragsverandering; 2. totaal effect van die gedragsverandering in maatschappelijke termen (o.a. emissiereductie) die wordt bepaald door grootte van de doelgroep de hoeveelheid vervoer door die doelgroep; 3. kosteneffectiviteit. Deze aspecten hebben we meegenomen bij het beantwoorden van deze vraag. Voor de overstap naar nieuwe energiedragers/brandstoffen gaat het er in de eerste jaren van marktintroductie om dat de alternatieven beschikbaar en betaalbaar zijn. Het zijn de 'innovators' en de 'early adopters' die dan bereid zijn een overstap te maken. Voor een bredere acceptatie door de 'early majority' is meer nodig: ook de performance gaat dan een grotere rol spelen, m.a.w. men vraagt betere prestaties dan men gewend was met de conventionele brandstoffen en techniek. Beschikbaarheid van alternatieven is een basisvoorwaarde Grote invloed kan de provincie daarom uitoefenen door het tot stand komen van een goede tank- en laadinfrastructuur goed te organiseren en te ondersteunen (aanbeveling 4,5 en 6). Er zijn vervolgens twee manieren om het (keuze)gedrag sterk te beïnvloeden, te weten het financieel aantrekkelijk maken of de toepassingen van alternatieven te verplichten. De praktische mogelijkheden daarbinnen zijn evenwel begrensd, door budgettaire beperkingen en door zeggenschapsbeperkingen. Het financieel aantrekkelijk maken kan via maatregelen op fiscaal vlak. Dit wordt echter op rijksniveau beslist. De provincie kan uiteraard zelf financieel stimuleren, maar dat kost relatief veel geld als de stimulering niet gefocust wordt op doelgroepen (bijvoorbeeld innovators en early adopters; veelgebruikers als distributie- en bestelverkeer) of gebieden (stedelijke gebieden, bedrijventerreinen). Een goede manier om de kosten binnen de perken houden is het aanhaken bij initiatieven uit de markt en zo gebruik maken van de hefboomwerking (aanbevelingen 8, 9,10 en 11). Verpächter) kan waar de provincie zeggenschap heeft: bij het stellen van eisen bij concessieverlening, bijvoorbeeld bij tankstations en bij openbaar vervoer. En natuurlijk door zelf te doen bij het eigen wagenpark. Daarnaast komt ook 'zachter' instrumentarium in beeld om die keuze-verandering te bevorderen: De provincie kan verder een uitstekende rol vervullen in het makelen en schakelen tussen vraag en aanbod (aanbeveling 12). Daarmee wordt zowel de beschikbaarheid als de betaalbaarheid bevorderd.
Provincie Overijssel/Verkenning Duurzame Mobiliteit Overijssel BC5011-101-100
10 oktober 2013, versie Definitief -10-
HaskoningDHV Nederland B.V.
De provincie beschikt verder over een aantal instrumenten waarmee goede randvoorwaarden voor een andere keuze kunnen worden gecreëerd. Het gaat dan om: * Het scheppen van duidelijkheid over een langere naar burger en ondernemer door consistent beleid te voeren. * Bij inkoopvoorwaarden duurzaamheidscriteria hanteren en instrumenten inzetten als de CO2prestatieladder om partijen te stimuleren om voor duurzame alternatieven voor mobiliteit te kiezen. o Kennisdeling zowel richting burgers als ondernemers. Richting burger moeten de (kosten) voordelen duidelijk inzichtelijk worden gemaakt. Richting ondernemers moeten de verschillende instrumenten die er zijn om mobiliteit te beïnvloeden (zoals mobiliteitsbudgetten) goed in beeld worden gebracht.
Subvraag e Welke rol zien (semi-)overheden, bedrijven en overige organisaties voorde provincie?
Beantwoording Bij de kansen die geïdentificeerd zijn ook de mogelijke en gewenste rollen van de provincie beschreven. In hoofdstuk 4 en 5 staan deze weergegeven. Er wordt een belangrijke rol van de provincie gezien, waarbij 'betrokkenheid' en 'richting geven' belangrijke kernwoorden zijn. Rollen die benoemd zijn, zijn: kennis verwerven en delen, vraag en aanbod op elkaar afstemmen, subsidiëren en/of fondsen beschikbaar stellen, regels stellen en projecten zelf in uitvoering nemen. Subvraag f Hoe kan de provincie zelf via eigen activiteiten het goede voorbeeld geven?
Beantwoording Als de provincie geloofwaardig wil inzetten op duurzame mobiliteit dient zij ook het goede voorbeeld te geven. De provincie beschikt over een uitgebreide vloot voertuigen voor diverse functies, die dus ook bestaat uit zeer verschillende typen voertuigen. Afhankelijk van de functie kan een deel daarvan worden omgezet naar nieuwe energie. Ten eerste doet de provincie daarmee zelf ervaring op, en kan dus ook uit de eerste hand ervaringen delen en successen communiceren. Ten tweede is dit heel belangrijk voor de uitstraling van de provincie. Goed voorbeeld doet goed volgen. Dit geldt ook voor laadvoorzieningen bij locaties van de provincie. Deze zijn nodig voor de voertuigen, die worden omgezet naar elektrische. Ze zijn ook nodig voor bezoekers van de provincie, die met elektrische auto's komen. Daarnaast kunnen laadpunten worden gerealiseerd bij punten die door provinciale voertuigen onderweg worden aangedaan, bijvoorbeeld bruggen en sluizen. Wordt de keuze gemaakt voor groengas, dan kan de provincie bijdragen aan de vraag naar groengas op handige punten in de buurt van de provinciale locaties en daarmee mogelijk extra punten mogelijk maken (aanbeveling 13).
Provincie Overijssel/Verkenning Duurzame Mobiliteit Overijssel BC5011-101-100
1 o oktober 2013, versie Definitief -11-