1
juni 1999
Reglement “Reducties openbaar vervoer voor grote gezinnen”
Algemene principes
De reductie voor grote gezinnen wordt verleend door de NMBS, de MIVB/STIB, de SRWT/TEC en de VVM/DE LIJN op vertoon van de reductiekaart. Ouders en kinderen ouder dan 12 jaar hebben recht op het 50 %-tarief. Tot de dag vóór hun 12e verjaardag hebben kinderen recht op het 75 %-tarief. §1. De reductiekaart voor grote gezinnen wordt uitgereikt aan de ouders en aan hun kinderen ten laste jonger dan 25 jaar (d.w.z. rechtgevend op kinderbijslag) van: a) Belgische gezinnen met minstens 3 in leven zijnde kinderen jonger dan 25 jaar; b) gezinnen met de nationaliteit van een E.U.-lidstaat die in België verblijven of waarvan tenminste één der ouders er werkt, indien deze gezinnen minstens 3 in leven zijnde kinderen jonger dan 25 jaar hebben; c) gezinnen met de nationaliteit van een land dat het Sociaal Handvest van de Raad van Europa ondertekend heeft, indien deze gezinnen in België verblijven en minstens 3 in leven zijnde kinderen jonger dan 25 jaar hebben; d) gezinnen met de nationaliteit van een land dat het Sociaal Handvest van de Raad van Europa niet ondertekend heeft, indien deze gezinnen minstens één jaar in België verblijven en minstens 3 in leven zijnde kinderen jonger dan 25 jaar hebben. §2. De ouders van de onder §1, a) vermelde gezinnen die ooit minstens 3 in leven zijnde eigen kinderen jonger dan 25 jaar hebben gehad, hebben levenslang recht op een reductiekaart. Die regel geldt eveneens voor de ouders van de onder §1, b) vermelde gezinnen, zolang zij in België verblijven of werken. Die regel geldt eveneens voor de ouders van de onder §1, c) vermelde gezinnen, zolang zij in België verblijven. §3. Indien de onder §1, a), b) en c) vermelde gezinnen geen 3 kinderen meer hebben die aan de gestelde voorwaarden voldoen, behouden de kinderen ten laste tot de leeftijd van 25 jaar het recht op een reductiekaart. §4. Indien de onder §1, d) vermelde gezinnen geen 3 kinderen jonger dan 25 jaar meer ten laste hebben, vervalt het recht op een reductiekaart zowel voor de ouders als voor de kinderen. §5. Uit de ouderlijke macht ontzette ouders hebben geen recht meer op een reductiekaart. §6. Bij de uitreiking van de reductiekaarten is per aanvraag een maakloon verschuldigd, waarvan het bedrag in de NMBS-tarieven voorzien is.
2 Deze bepalingen treden in werking op 1 april 1999.
Reglementaire bepalingen 1.
Principes
1.1
Belgische gezinnen
1.1.1
De reductiekaart wordt uitgereikt aan ouders en aan kinderen ten laste en jonger dan 25 jaar (d.w.z. rechtgevend op kinderbijslag) van gezinnen met minstens drie samen in leven zijnde kinderen jonger dan 25 jaar.
1.1.2
Ouders die ooit tenminste drie samen in leven zijnde eigen (d.w.z. uit het huwelijk gesproten, wettelijk geadopteerde, erkende of door afstamming van ambtswege of bij vonnis verkregen) kinderen jonger dan 25 jaar gehad hebben, behouden levenslang het recht op een reductiekaart.
1.1.3
Indien een gezin geen drie kinderen jonger dan 25 jaar meer heeft, behouden de nog ten laste zijnde kinderen tot de leeftijd van 25 jaar het recht op een reductiekaart.
1.2
Buitenlandse gezinnen met de nationaliteit van een E.U.-lidstaat
1.2.1
De E.U.-lidstaten zijn, benevens België: Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Groot-Brittannië, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje en Zweden.
1.2.2
De reductiekaart wordt uitgereikt aan de in België verblijvende ouders en ten laste zijnde kinderen jonger dan 25 jaar (d.w.z. rechtgevend op kinderbijslag) van gezinnen met minstens drie samen in leven zijnde kinderen jonger dan 25 jaar. De kaart wordt onder dezelfde voorwaarden uitgereikt aan de gezinsleden waarvan tenminste één der ouders in België werkt.
1.2.3
Ouders die ooit minstens drie samen in leven zijnde eigen (d.w.z. uit het huwelijk gesproten, wettelijk geadopteerde, erkende of door afstamming van ambtswege of bij vonnis verkregen) kinderen jonger dan 25 jaar hebben gehad, behouden zolang zij in België verblijven of zolang tenminste één van hen in België werkt, elk afzonderlijk het recht op een reductiekaart.
1.2.4
Indien een gezin geen drie kinderen jonger dan 25 jaar meer heeft, behouden de nog ten laste zijnde kinderen, tot de leeftijd van 25 jaar en zolang zij in België verblijven, het recht op een reductiekaart.
1.2.5
Onder “in België verblijven” wordt verstaan: luidens een door het gemeentebestuur afgegeven attest er zijn hoofdverblijfplaats hebben.
3
Onder “in België werken” wordt verstaan dat men in België een bezoldigd hoofd- of nevenberoep als werknemer of zelfstandige uitoefent, wat door een inschrijvingsnummer bij de RSZ (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) of het RSVZ (Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen) moet gestaafd worden. 1.3
Gezinnen met de nationaliteit van een land dat het Sociaal Handvest van de Raad van Europa ondertekend heeft.
1.3.1
Benevens de E.U-lidstaten hebben volgende landen het Sociaal Handvest van de Raad van Europa ondertekend: Cyprus, IJsland, Malta, Noorwegen, Turkije en Zwitserland.
1.3.2
De reductiekaart wordt uitgereikt aan de in België verblijvende ouders en aan de ten laste zijnde kinderen jonger dan 25 jaar (d.w.z. rechtgevend op kinderbijslag) van gezinnen met minstens drie samen in leven zijnde kinderen jonger dan 25 jaar.
1.3.3
Ouders die ooit minstens drie samen in leven zijnde eigen (d.w.z. uit het huwelijk gesproten, wettelijk geadopteerde, erkende of door afstamming van ambtswege of bij vonnis verkregen) kinderen jonger dan 25 jaar hebben gehad, behouden, zolang zij in België verblijven, elk afzonderlijk het recht op een reductiekaart.
1.3.4
Indien een gezin geen drie kinderen jonger dan 25 jaar meer heeft, behouden de nog ten laste zijnde kinderen, tot de leeftijd van 25 jaar en zolang zij in België verblijven, het recht op een reductiekaart.
1.3.5
Onder “in België verblijven” wordt verstaan: luidens een door het gemeentebestuur afgegeven attest er zijn hoofdverblijfplaats hebben.
1.4
Gezinnen met de nationaliteit van een land dat het Sociaal Handvest van de Raad van Europa niet ondertekend heeft.
1.4.1
De reductiekaart wordt uitgereikt aan de ouders en aan hun ten laste zijnde kinderen jonger dan 25 jaar (d.w.z. rechtgevend op kinderbijslag) van gezinnen die: -
minstens één jaar in België verblijven; gelijktijdig minstens drie in België verblijvende kinderen, jonger dan 25 jaar, ten laste hebben.
1.4.2 Onder “in België verblijven” wordt verstaan: luidens een door het gemeentebestuur afgegeven attest er zijn hoofdverblijfplaats hebben. Onder “gezinnen die minstens één jaar in België verblijven” wordt verstaan: minstens één jaar in de bevolkingsregisters ingeschreven gezinnen, bestaande uit ofwel: -
echtgenoot en echtgenote zonder kinderen; echtgenoot en echtgenote met één of twee kinderen; echtgenoot met één of twee kinderen;
4 1.4.3
echtgenote met één of twee kinderen.
De reductiekaart mag uitgereikt worden aan minstens één jaar in België verblijvende gezinnen vanaf het ogenblik dat het gezin gelijktijdig tenminste 3 in België verblijvende kinderen jonger dan 25 jaar ten laste heeft.
1.4.4 Indien een man terzelfder tijd met verschillende vrouwen gehuwd is, kan alleen de echtgenote uit zijn eerste huwelijk op een reductiekaart aanspraak maken. 1.4.5 Indien de onder 1.4.1 gestelde voorwaarden niet meer vervuld zijn, verliezen al de gezinsleden het recht op een reductiekaart. 1.5
Gemeenschappelijke bepalingen
1.5.1
Per aanvraag is een maakloon verschuldigd, bepaald in de NMBS-tarieven.
1.5.2
De reductie voor grote gezinnen wordt verleend op vertoon van de voorgeschreven reductiekaart.
1.5.3
Ouders en kinderen ouder dan 12 jaar hebben recht op het 50 %-tarief. Tot de dag vóór hun 12e verjaardag hebben kinderen recht op het 75 %-tarief.
1.5.4
Voor het jaar waarin een kind 25 jaar wordt, mag nog een kaart van dat jaar worden uitgereikt, op voorwaarde dat ze vóór die verjaardag aangevraagd is. Een kaart van het volgende jaar mag geenszins worden uitgereikt.
2.
Bijzondere toestanden
Er kunnen zich bijzondere toestanden voordoen, waardoor het recht op de reductiekaarten voorwaardelijk wordt verleend of ingetrokken. Voor de hierna vermelde gevallen moet steeds rekening gehouden worden met de nationaliteit van de gezinsleden, vooral indien het niet-Belgische gezinsleden betreft. Voor deze laatste is de toekenning van de reductiekaarten in hoofdzaak afhankelijk van het feit dat zij in België moeten verblijven. Ouders met de nationaliteit van een land buiten de E.U. hebben slechts tijdelijk recht op een reductiekaart. Voor Belgische ouders of deze met de nationaliteit van een andere E.U.lidstaat, die recht hebben op een jaarlijkse kaart, mag in principe worden aangenomen dat zij er aanspraak blijven op maken, zolang één van de kinderen rechthebbende is. 2.1
Hertrouwen van weduwnaar of weduwe
Twee gevallen kunnen zich voordoen: -
het nieuwe gezin had vóór 1 januari 1975 drie of meer in leven zijnde kinderen jonger dan 25 jaar: alle gezinsleden krijgen een reductiekaart onder de normale voorwaarden (de ouders levenslang zonder dat er met het aantal eigen kinderen wordt rekening gehouden);
5 -
het nieuwe gezin heeft na 31 december 1974 drie of meer in leven zijnde kinderen jonger dan 25 jaar: de kinderen krijgen een kaart onder de normale voorwaarden. De vader of moeder met ten minste 3 eigen kinderen krijgt (of behoudt) levenslang de kaart. De andere partij (echtgenoot of echtgenote) die geen 3 eigen kinderen heeft, krijgt een jaarkaart zolang één van de kinderen rechthebbend is. Een uittreksel uit de overlijdensakte(n) moet bij het aanvraagformulier gevoegd worden.
Voorbeeld Een weduwnaar met twee kinderen hertrouwt met een ongehuwde vrouw of met een weduwe zonder kinderen. In dit nieuwe gezin is vóór 1 januari 1975 een kind geboren. De vader en de moeder hebben levenslang recht op de reductiekaart. Indien het derde kind na 31 december 1974 geboren is krijgt alleen de vader (met 3 eigen kinderen) levenslang het recht op de kaart; de moeder (met slechts één eigen kind) krijgt een jaarkaart. 2.2
Gescheiden ouders
De ouders behouden levenslang het recht op de kaart. De kinderen krijgen de kaart onder de normale voorwaarden (d.w.z. ten laste van de ouders en jonger dan 25 jaar).
2.3
Hertrouwen van gescheiden persoon
Na het nieuwe huwelijk tellen de aan één van de partijen toevertrouwde kinderen niet meer mee om het levenslange recht op een kaart van de tegenpartij te bepalen. Alleen de gerechtelijke uitspraak of de notariële akte in verband met het hoederecht van de kinderen komen in aanmerking. Bij het aanvraagformulier moet bijgevolg een uittreksel uit de gerechtelijke uitspraak of uit de notariële akte gevoegd zijn. Bij gebrek aan een gerechtelijke uitspraak of een notariële akte nopens het hoederecht van de kinderen, of ingeval van co-ouderschap vastgelegd bij gerechtelijke uitspraak of notariële akte, worden de kinderen beschouwd als ten laste van de ouder bij wie ze wonen. Een attest van verblijf, afgeleverd door het gemeentebestuur, moet de aanvraag vergezellen. Als het nieuwe gezin bij het huwelijk of nadien ten minste 3 kinderen heeft die aan de gestelde voorwaarden voldoen, hebben de kinderen onder de gewone voorwaarden recht op een reductiekaart. Naargelang van het aantal eigen kinderen hebben de ouders recht op een jaarkaart of een kaart voor het leven. Voorbeeld Een gescheiden vrouw met 2 aan haar toegewezen kinderen, huwt een gescheiden man met 1 aan hem toegewezen kind: alle gezinsleden krijgen een jaarkaart.
6
Bij de geboorte van een eerste kind in het nieuwe gezin krijgt de moeder levenslang recht op een kaart, aangezien zij thans 3 eigen kinderen heeft. Bij de geboorte van een tweede kind krijgt de vader levenslang recht op een kaart, aangezien ook hij nu drie eigen kinderen heeft. 2.4
Feitelijk gescheiden ouders
De ouders en de kinderen behouden onder de normale voorwaarden het recht op de kaart. Indien de ouders niet in dezelfde gemeente wonen, kan het soms nodig zijn twee verschillende aanvragen (één per gemeentebestuur) te laten invullen om de volledige samenstelling van het gezin te staven. Beide aanvragen moeten zorgvuldig aan elkaar gehecht worden. Het maakloon is hier evenwel slechts éénmaal verschuldigd. 2.5
Samenwonenden
Er mogen geen kaarten uitgereikt worden, behalve in de bij punt 2.7 voorziene gevallen. 2.6
Wezen
Wezen van vader of moeder behouden het recht op een kaart, onder de voorwaarden bepaald voor andere kinderen. 2.7
Afstamming van ambtswege of bij vonnis
Bij afstamming van ambtswege of bij vonnis buiten het huwelijk, krijgen de ongehuwde vader of moeder met minstens 3 kinderen, die de gestelde voorwaarden vervullen, levenslang het recht op de kaart. De kinderen krijgen de kaart onder de gewone voorwaarden. Indien de kinderen de familienaam dragen van de vader die de kaarten aanvraagt, moet het formulier de naam, de afstamming, de burgerlijke stand, de geboortedatum en gebeurlijk het adres van ieder kind vermelden. Indien de kinderen niet de familienaam dragen van de aanvrager of indien een kaart voor beide ouders wordt aangevraagd, moet het formulier de naam, de afstamming, de burgerlijke stand, de geboortedatum en gebeurlijk het adres van ieder kind vermelden. Bovendien moet tevens de naam van de verwekker, wiens naam het kind niet draagt, worden aangegeven. Deze aangifte moet door het gemeentebestuur worden gelegaliseerd. 2.8
Huwelijk van een ongehuwde moeder
Het recht op een tijdelijke kaart wordt aan het nieuwe gezin verleend, zodra de vereiste voorwaarden vervuld zijn. Om het levenslange recht op de kaart van de vader en/of de moeder vast te stellen, tellen alleen de eigen kinderen. 2.9
Ontzetting uit de ouderlijke macht
Uit de ouderlijke macht ontzette personen verliezen het recht op de reductiekaart voor de duur van de ontzetting. De kinderen behouden het recht op de reductiekaart.
7
2.10
Pleegkinderen of wettelijk geadopteerde kinderen
2.10.1 Pleegkinderen Kinderen die door een officiële instantie (vrederechter, kinderrechter, jeugdrechter, Procureur des Konings of Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn) in een gezin geplaatst zijn, geven recht op een tijdelijke jaarkaart voor henzelf, de pleegouders en hun eigen kinderen ten laste, zolang het aldus gevormde gezin de vereiste voorwaarden vervult. De kinderen dragen niet de naam van de persoon die ze heeft opgenomen. Een attest van de betrokken instantie moet bij het aanvraagformulier gevoegd worden. Instellingen en onthaalgezinnen, die beroepshalve geplaatste kinderen opvoeden (d.w.z. minstens 5 kinderen uit verschillende gezinnen waarvan de opvoedingskosten door het Ministerie van Justitie gedragen worden), hebben geen recht op een reductiekaart. 2.10.2 Wettelijk geadopteerde kinderen Die kinderen krijgen de naam van de adoptant. Zij worden als eigen kinderen beschouwd en komen in aanmerking om het recht op de reductiekaart voor alle gezinsleden te bepalen. Het geadopteerde kind krijgt niet automatisch de nationaliteit van de adoptant. 2.11
Niet bij naam in het bevolkingsregister ingeschreven kinderen
Kinderen die slechts korte tijd geleefd hebben en niet bij naam in het bevolkingsregister werden ingeschreven, tellen mee om het recht op de reductiekaart van de ouders en de andere kinderen te bepalen. Een attest van de geneesheer die de bevalling heeft gedaan en van het gemeentebestuur moet bij het aanvraagformulier gevoegd worden. 2.12
Door het Ministerie van Sociale Voorzorg als werkonbekwaam erkende kinderen
Tijdens de duur van de werkonbekwaamheid, erkend vóór hun 25e verjaardag, worden deze kinderen als “jonger dan 25 jaar en ten laste” beschouwd. Tot hun 21e verjaardag geven ze recht op kinderbijslag. Nadien moet een attest van het Ministerie van Sociale Voorzorg voorgelegd worden, waaruit blijkt dat ze volledig werkonbekwaam zijn of dat hen een invaliditeit van meer dan 66 % toegekend is. Definitief als werkonbekwaam erkende kinderen behouden levenslang het recht op de reductiekaart. Het betreffende attest moet slechts één maal verstrekt worden. Voorbeeld Een gezin bestaat uit de vader, de moeder en de volgende kinderen: - 1e kind, 27 jaar en volledig werkonbekwaam erkend; - 2e kind, 19 jaar;
8 -
3e kind, 1 jaar.
Indien het oudste kind niet werkonbekwaam was geweest, zou er geen enkele kaart mogen worden uitgereikt (het gezin heeft nooit gelijktijdig 3 in leven zijnde kinderen jonger dan 25 jaar gehad), maar toch krijgen de ouders levenslang recht op de reductiekaart. Alle kinderen kunnen onder de gewone voorwaarden op de reductiekaart aanspraak maken. 2.13
In het buitenland verblijvende Belgische gezinnen
De aanvragen, vergezeld van een uittreksel uit de bevolkingsregisters met de samenstelling van het gezin, mogen op ongezegeld papier ingediend worden. Het uittreksel uit de bevolkingsregisters moet opgemaakt worden hetzij door een bevoegd Belgisch ambtenaar ter plaatse (consulair agent, militaire overheid voor militairen in het buitenland, Ministerie van Buitenlandse Zaken), hetzij door de gemeentelijke overheid van de verblijfplaats. 2.14
V.N.-vluchtelingen
Het recht op een tijdelijke kaart wordt verleend aan de in de Belgische bevolkingsregisters ingeschreven ouders en hun kinderen jonger dan 25 jaar. Indien een gezin geen 3 kinderen meer telt die aan de vereiste voorwaarden voldoen, behouden de nog ten laste zijnde kinderen tot hun 25e verjaardag het recht op een tijdelijke reductiekaart. De ouders behouden het recht op een tijdelijke kaart, zolang één van de kinderen er aanspraak kan op maken. Bij de eerste aanvraag moet een fotokopie gevoegd worden van het speciaal identiteitsbewijs dat door het Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor Vluchtelingen aan het gezin afgegeven is. Bij een aanvraag om vernieuwing moet het gezin alleen nog dit identiteitsbewijs voorleggen opdat men zou kunnen nagaan of het nog verder op de reductiekaarten aanspraak kan maken. 2.15
Gezinnen met gemengde nationaliteit
Indien gezinsleden van nationaliteit verschillen moet, in het bijzonder voor buitenlandse gezinsleden, voor de toekenning en het behoud van de reductiekaart aan ouders en kinderen een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen wel- en niet-onderdanen van een E.U.lidstaat.
3
Geldigheidsduur van de kaarten - tariefcode
3.1
De kaarten, geldig voor 5 jaar, vermelden de prijscode 040 en “geldig tot 31.12.2000”, “geldig tot 31.12.2005”, enz.
9
3.2
De kaarten, geldig voor 1 jaar, vermelden de prijscode 041 en “geldig tot 31.12.1999”, “geldig tot 31.12.2000”, enz. Gezinsleden die in de loop van het jaar het recht op de reductie verliezen, mogen de kaart nog behouden tot 31 december van het lopende geldigheidsjaar.
3.3
Van zodra de titularis zijn kaart ontvangen en ondertekend heeft, kan hij ze gebruiken.
4
Kaarten voor kinderen jonger dan 6 jaar
Indien hij of zij dat wenselijk acht, mag het gezinshoofd een reductiekaart vragen voor zijn of haar kinderen jonger dan 6 jaar om hen toe te laten een eigen plaats in het voertuig te bezetten. 5
Aanvragen
5.1
De reductiekaarten moeten aan de hand van een voorgeschreven formulier, dat alle vereiste informatie bevat, aangevraagd worden. De behandeling zal gebeuren volgens een interne procedure, eigen aan elke uitgifte-instantie. Een model van het formulier moet voorgelegd worden aan het Federale Ministerie bevoegd voor Vervoer. De indiening mag gebeuren: - vanaf 1 juli voor de kaarten geldig voor 5 jaar; - vanaf 1 november voor de kaarten geldig voor 1 jaar.
5.1.1
Het gezinshoofd moet steeds: -
het vak met de samenstelling van het gezin invullen en ondertekenen; het doen legaliseren door het gemeentebestuur van zijn of haar woonplaats (handtekening van de burgemeester of zijn afgevaardigde, gewettigd met een gemeentestempel) en eventueel in bijlage de documenten (vb. het trouwboekje, de samenstelling van het gezin,…) of kopies daarvan voegen voorzien van de benodigde informatie.
5.1.2
Kinderen worden, zolang ze schoolplichtig zijn (tot 18 jaar), als “ten laste” beschouwd.
5.1.3
Het vak betreffende de kinderbijslag moet ingevuld en ondertekend worden door de kinderbijslagkas. Dit organisme baseert zich op het vak betreffende de samenstelling van het gezin, waarin het gezinshoofd in voorkomend geval in volgorde, te beginnen met de oudste, de namen van de kinderen ten laste vermeldt, de voornaam van de personen voor wie hij kinderbijslag ontvangt omcirkelt en de rij met een streep afsluit. Aangezien personen verbonden aan de diensten van de E.U. geen kinderbijslag ontvangen, wordt een attest van de E.U. aanvaard waarop de samenstelling van het gezin en het aantal kinderen ten last vermeld staan.
10 5.2
Aanvragen, die door de kinderbijslagkas en/of het gemeentebestuur gelegaliseerd zijn, worden na verloop van 2 maanden te rekenen vanaf de aanvraagdatum, niet meer in aanmerking genomen.
5.3
Gezinnen met de nationaliteit van een land dat het Europees Sociaal Handvest ondertekend heeft, mogen de gegevens betreffende de samenstelling van het gezin vervangen door een uittreksel uit het bevolkingsregister, opgesteld door de bevoegde buitenlandse dienst, vergezeld van een attest van verblijf in België (zie punt 1.2.5)
6
Aanneming van de aanvragen
De uitgifte-instantie ziet na of het formulier degelijk ingevuld is en of de eventueel vereiste bewijsstukken aanwezig zijn. 7
Opmaken en overhandigen van de reductiekaarten
De uitgever van de kaart wijst de belanghebbende op het feit dat de kaarten op de voorziene plaats moeten ondertekend worden. De kaart is persoonlijk en niet-overdraagbaar. 8 8.1
Vernieuwing van de kaarten Jaarkaarten Er dient gehandeld zoals bepaald bij 5. Aanvragen
8.2
Vijfjaarkaarten Voor de ouders zonder kinderen ten laste volstaat het eens en voor altijd een door het gemeentebestuur gelegaliseerd formulier in te dienen. Voor de vernieuwing achteraf moeten de belanghebbende enkel hun identiteitskaart en hun huidige kaarten tonen. De aanvrager moet het maakloon vereffenen. Indien de oude kaarten niet kunnen voorgelegd worden of uitgegeven zijn door een andere erkende uitgifte-instantie (zie art. 12), moeten de belanghebbenden een nieuw door het gemeentebestuur gelegaliseerd formulier indienen, met bijvoeging in voorkomend geval van de vereiste bewijsstukken.
9
Vervanging van verloren of beschadigde kaarten
Ingeval een reductiekaart verloren of beschadigd is, moet het gezinshoofd of de houder de uitreiker van de kaart daarvan verwittigen. 10 Beslissing
11 In alle andere gevallen, niet voorzien in het reglement, en in laatste instantie bij een eventueel geschil moet de dienst Spoorvervoer van het Bestuur te Land van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur geraadpleegd worden die de uiteindelijke beslissing zal treffen. 11 Controle De uitgifte-instantie moet er over waken dat de dossiers betreffende de reductiekaarten goed opgevolgd worden. Zij zijn gehouden alle daarop betrekking hebbende stukken te laten zien op verzoek van de bovengenoemde Dienst of een afgevaardigde in hun kantoor te ontvangen.