e v i O
Regionale krachten en kansen voor de oppervlaktebehandelende industrie in het Benelux Middengebied SAMENVATTING
www.evio.org
e v i O
Samenvatting Regionale krachten en kansen voor de oppervlaktebehandelende industrie is een uitgave van EVIO. © stichting EVIO, november 2007 Overname is uitsluitend toegestaan met bronvermelding.
Het EVIO-project wordt gerealiseerd met de financiële steun van:
de Europese Unie
het Programma Communautair Initiatief (PCI) INTERREG III-A van de grensregio Vlaanderen–Nederland de Vlaamse regering
Ministerie van Economische Zaken
Provincie Belgisch Limburg NV Industriebank LIOF
Projectverantwoordelijke: NV Industriebank LIOF Projectpartners: NV Brabantse Ontwikkelings Maatschappij VOM, Belgische vereniging voor oppervlaktetechnieken van materialen vzw
NV Brabantse Ontwikkelings Maatschappij Uitvoerder: Stichting EVIO
www.evio.org
e v i O Geachte lezer,
Na
lezing
van
dit
document
zult
u
het
met
Hiermee kom ik tot de conclusie dat het platformmodel
mij eens zijn: er liggen volop kansen voor de
zoals we dat voor EVIO hadden bedacht in de praktijk
oppervlaktebehandelende industrie in het Benelux
werkt, maar alleen als er iets of iemand is die als
Middengebied. Het is een sterke regio, maar er blijven
actor optreedt, als katalysator in het proces tussen
nog vele kansen liggen. Onverzilverd.
kennisinstellingen en bedrijfsleven. Iemand die continu nieuwe impulsen geeft, initiatieven onderneemt, met
Waar ligt dat aan? Gelukkig geven de activiteiten
voorstellen komt hoe kennis en praktijk bij elkaar
die EVIO heeft georganiseerd in het kader van het
gebracht kunnen worden. En als dit gebeurt, dat
deelproject ‘Regionale krachten en kansen voor de
ontstaat er inderdaad van alles. Zo lang bepaalde
oppervlaktebehandelende industrie in het Benelux
segmenten van technologie in de groeifase zitten,
Middengebied’ al een behoorlijk duidelijk antwoord
moet je bedrijven voortdurend confronteren met
op deze vraag. Zo heeft het onderzoek van de
nieuwe ideeën, die ze niet zelf bedacht hebben, maar
Universiteit
oppervlaktebehandelende
die wel perfect passen bij hetgene waarmee ze op dat
industrie en de regio in kaart gebracht als het gaat
moment bezig zijn. Met onverwachte mogelijkheden
om trends, innovatievermogen, innovatiepotentieel
die nauw aansluiten bij hun praktijk van alledag. Waar
en de positie van de regio ten opzichte van andere
ze echt iets aan hebben.
Hasselt
de
innovatieve regio’s in Europa. Van de acht sectoren die de onderzoekers signaleerden als interessant
Over
voor de oppervlaktebehandelaars in de regio, werden
zeer tevreden: de doelstelling voor het aantal
de vier meest kansrijke geselecteerd. Te weten:
demonstratieprojecten is gehaald. Alleen de outcome
automotive, medical systems, office equipment en
blijft achter bij mijn verwachting, mijn hoop dat er aan
gereedschappen. Voor de sectoren automotive en
het eind van het EVIO-project een levendig platform
medical systems lukte het om binnen de gestelde
zou zijn waar bedrijven en kennisinstellingen elkaar
termijn een bijeenkomst te beleggen. Hiervoor werden
automatisch vinden. Het zou zo mooi zijn als EVIO
zowel
uitbesteders
‘selfpropelling’ voortgaat. Dat zit er op dit moment
gericht uitgenodigd en gezamenlijk inventariseerden
helaas nog niet in. Daar moet nog een extra tandje
zij de eisen, wensen en toekomstige ontwikkelingen.
worden bijgezet.
oppervlaktebehandelaars
als
de
output
van
het
EVIO-project
ben
ik
Deze zogenaamde room-with-a-viewbijeenkomsten en de vervolgbijeenkomsten hebben concreet geleid
Henk Burks
tot een aantal demonstratieprojecten en thematische
Voorzitter Stichting EVIO
werkgroepen. Een belangrijke uitkomst was ook dat samenwerking in de keten leidt tot optimalisatie voor alle schakels in de keten. Misschien een open deur, maar die constatering heeft voor alle clusterpartners uit het demonstratieproject ‘Het lakken van staaldelen’ al wel tot een mooie verzilvering geleid.
www.evio.org
e v i O INHOUD
1. De regionale krachten en kansen in kaart Algemene ontwikkeling 1: delokalisatie. Algemene ontwikkeling 2: toenemende aandacht voor het milieu. Algemene ontwikkeling 3: terugvallen op kerncompetenties. Algemene ontwikkeling 4: evoluties op de energiemarkten. Algemene ontwikkeling 5: steeds hogere eisen aan het eindproduct.
5 6 7 7 7 7
2. Europese benchmarking Nordrhein-Westfalen, regio Düsseldorf (Duitsland) Regio Bremen (Duitsland) Regio Uusimaa (Finland) Algemeen potentieel: de concentratie van oppervlaktebehandelende bedrijven en hun afnemers. Kenniscreatie indicator 1: de mate waarin het potentieel aanwezig is om kennis te ontwikkelen op gebied van oppervlaktebehandeling. Kenniscreatie indicator 2: de aanwezigheid van universiteiten en hogescholen. Kenniscreatie indicator 3: de aanwezigheid van onderzoeksinstellingen. Kenniscreatie indicator 4: het aantal patenten. Kenniscreatie indicator 5: deelname aan het zesde kaderprogramma van de Europese Unie. Kennistransfer: de aanwezigheid van specifieke netwerken. Innovatienetwerk: organisatie, doel, activiteiten.
10 10 11 11
3. Aanbevelingen
20
4. Room with a view bijeenkomsten november 2006
22
12 13 13 14 16 16 16 16
Het complete onderzoeksrapport van de Universiteit Hasselt kunt u downloaden op www.evio.org.
www.evio.org
e v i O 1. De regionale krachten en kansen in kaart De Universiteit Hasselt heeft de regionale krachten en kansen voor de oppervlaktebehandelende industrie in het Benelux Middengebied in kaart gebracht. Hiervoor hebben de onderzoekers (prof. dr. Ghislain Houben, dr. Timme Lommelen en drs. Davy Postelmans) de statistieken van het Centraal Bureau voor de Statistiek (NL) en het Nationaal Instituut voor de Statistiek (B) geraadpleegd. Bedrijven zijn geënquêteerd over hun innovatietraject en om de algemene trends en innovaties in oppervlaktebehandeling boven tafel te krijgen, zijn er diepte-interviews gehouden met kennisinstellingen, brancheorganisaties, oppervlaktebehandelaars en hun leveranciers. Het Benelux Middengebied: de provincies Limburg, Vlaams Brabant (arrondissement Leuven) en Antwerpen aan Vlaamse zijde en in Nederland de provincies Limburg en Noord-Brabant. Oppervlaktebehandeling als hoofdactiviteit: alle bedrijven met NACE-code (België) of BIK-code (Nederland) 28.51. Het gaat hier om bedrijven die oppervlaktebehandeling in loonwerk verrichten. Oppervlaktebehandeling als nevenactiviteit: alle bedrijven die een andere hoofdactiviteit hebben. Oppervlaktebehandeling is slechts één van de deelstappen in het productieproces. Deze bedrijven vallen niet onder de code 28.51. Bedrijven die in deze categorie vallen zijn bijvoorbeeld compressorenbouwers, staalplaatbewerkers en de automobielindustrie.
www.evio.org
Vlaanderen en Nederland tellen 1.015 oppervlaktebehandelende bedrijven met totaal 36.465 werknemers: • 8.248 werknemers actief in oppervlaktebehandelende bedrijven die behoren tot NACE / BIK – code 28.51. • 28.217 werknemers actief in bedrijven met oppervlaktebehandeling als nevenactiviteit. Het Belgisch en Nederlands gedeelte van het Benelux Middengebied zijn respectievelijk goed voor 74,2% van de Vlaamse (of 3.328 werknemers) en 32,1% van de Nederlandse (of 2.500 werknemers) tewerkstelling in code 28.51. Als het gaat om oppervlaktebehandeling als nevenactiviteit dan gaat het om 8.800 werknemers voor het Belgische gedeelte en 7.898 werknemers voor het Nederlandse gedeelte. Oftewel: het Benelux Middengebied vertegenwoordigt naar schatting 16.698 werknemers of 45,8% van de totale tewerkstelling in de oppervlaktebehandelende industrie van Vlaanderen en Nederland. Cluster: een regionale concentratie van bedrijven actief in een discipline, sector en/of marktsegmenten, met een of meer OEM’s of toeleveringsbedrijven als trekker, met voor het bedrijfsleven goed toegankelijke kennisinstellingen en door de overheid gefaciliteerd. Uit het onderzoek blijkt dat de bedrijfscultuur als belemmerende factor bij uitstek wordt gezien om te komen tot businessclusters. Concreet betekent dit dat bedrijven niet durven en geen ervaring hebben in het instappen in strategische samenwerkingsverbanden die ertoe kunnen leiden dat bestaande producten op een innovatieve wijze worden gecommercialiseerd.
e v i O Het ontbreken van kennisclusters wordt door de respondenten toegeschreven aan de beperkte schaalgrootte van de bedrijven binnen de sector, waardoor ook de nodige innovatiekracht ontbreekt. De helft van de oppervlaktebehandelaars heeft namelijk maximaal 30 werknemers te werk, waarvan 0 of 1 persoon zich bezighoudt met innovatie. Voorts denken de onderzoekers dat de drempel richting kennisinstellingen voor deze bedrijven qua budget en informatie te hoog is. Innovatie: een wijziging in proces, product, grondstoffen of organisatiestructuur. Van de 500 aangeschreven bedrijven vullen er 55 de vragenlijst in. Dat is voldoende voor een algemeen beeld, maar onvoldoende om als representatieve steekproef te worden beschouwd. Van de 55 bedrijven zijn er 45 (81,8%) de laatste drie jaar bezig geweest met innovatie en 10 (of 18,2%) helemaal niet. De belangrijke aanleidingen om te innoveren zijn: • Verbetering van de aangeboden kwaliteit (19,5%). • Kostenbesparing (17,7%). • Verbreding van het aanbod van de firma (15,9%). • Aanpassing aan milieuregelgeving (15,9%). De bedrijven met oppervlaktebehandeling als nevenactiviteit innoveren niet op de vraag of het verzoek van een externe partij. Voor hen is de oppervlaktebehandeling een stap in het interne productieproces van hun eindproduct. Bij bedrijven met oppervlaktebehandeling als hoofdactiviteit wordt in de helft van de gevallen het initiatief tot innovatie door eigen medewerkers genomen. In een kwart van de gevallen is de vraag tot innovatie afkomstig van de klant. Leveranciers van grondstoffen en apparatuur, collega-oppervlaktebehandelaars,
www.evio.org
kenniscentra en consultants vertonen weinig initiatief om een innovatietraject te starten. Hun aandeel wordt wel groter naarmate het innovatietraject vordert. De innovatietrajecten hebben geleid tot het gewenste bredere aanbod, maar de hogere winstmarge door kostenbesparing scoort slechts 10%. De resultaten van de aanpassingen aan milieuregelgeving en het streven naar een verbeterde kwaliteit zijn volgens de onderzoekers terug te vinden in een beter imago, toegang tot nieuwe markten, uitgebreider productgamma en meer omzet. De behaalde resultaten van de oppervlaktebehandelaars liggen in lijn met de algemene innovatieresultaten van Vlaamse ondernemingen. De vier belangrijkste hindernissen bij het uitwerken van het innovatietraject zijn: • Gebrek aan tijd (31,4%). • Veranderende marktsituatie (16,3%). • Gebrek aan financiële middelen (15,1%). • Gebrek aan geschikt personeel (14%). De bedrijven die in de afgelopen drie jaar niet innoveerden, voeren de meeste het gebrek aan financiële middelen (30,8%) of tijdgebrek (23, 1%) als reden aan. Algemene ontwikkeling 1: delokalisatie. Door de globalisatie worden (een gedeelte van) de productie en de daaraan gerelateerde bedrijfsonderdelen verplaatst naar landen als China, India en Oost-Europese landen, met een veel lagere loonkost. De oppervlaktebehandeling van deze productie gaat mee, waardoor er in West-Europa een overcapaciteit aan oppervlaktebehandeling ontstaat. Bedrijven verkleinen hun marges om voldoende orders binnen te krijgen en om te kunnen concurreren
e v i O met de lage-loonlanden. Prijscompetitie is echter niet het juiste antwoord, omdat er een negatieve spiraal ontstaat met uiteindelijk minimale marges, dus geen middelen voor innovatie en investering. Alternatieve reacties op delokalisatie die perspectief bieden zijn: • Eenvoudige massaproductie vermijden en bij voorkeur kleinere series produceren. • Focus op logistiek. Lokale producenten bieden de mogelijkheid van korte levertermijnen, just-in-timelevering en tussenopslag. Ook voor grotere en zwaardere onderdelen (bumpers, autozetels, onderdelen voor trucks en bussen, …) zijn lokale oppervlaktebehandelaars interessanter dan concurrenten elders in de wereld. Aandacht voor kwaliteit, flexibiliteit en innovatie. De klemtoon ligt in lageloonlanden op grote volumes produceren tegen lage kosten. Lokale producenten dienen zich te focussen op kwaliteitsvolle producten, flexibiliteit, en innovaties. Globalisering betekent overigens ook een kans om zelf globaal te produceren, te verkopen en wereldwijd kennis te vergaren. Algemene ontwikkeling 2: toenemende aandacht voor het milieu. Het ecologisch aspect wordt steeds belangrijker. Verschillende richtlijnen worden vervaardigd om het milieu te beschermen. Regelgeving is doorgaans Europees uitgevaardigd en verder vertaald in nationale wetgeving, waardoor kleine verschillen in interpretatie van de Europese richtlijn wel mogelijk zijn. De gevolgen van deze richtlijnen zijn onder meer de overschakeling van solventhoudende natlakken naar watergedragen lakken en poederlakken, het vervangen van zeswaardig chroom in legeringen en alternatieven gebruiken voor loodhoudende producten.
www.evio.org
Algemene ontwikkeling 3: terugvallen op kerncompetenties. Door actief te zijn op de wereldmarkt, globale concurrentie, snelle technologische veranderingen en complexe producten zullen uitbesteders van oppervlaktebehandelende technieken, net als alle andere bedrijven, steeds vaker focussen op kerncompetenties. Alle andere activiteiten worden uitbesteed. Dit heeft een positief effect op het marktpotentieel van oppervlaktebehandelende technieken. Wel laten de uitbesteders het ontwikkelingsproces over aan de oppervlaktebehandelaars; er worden hoge eisen gesteld aan het innovatief gehalte van de oppervlaktebehandelaar. Algemene ontwikkeling 4: evoluties op de energiemarkten. De liberalisering van de energiemarkten heeft niet geleid tot een daling in de energieprijzen. De verwachting is dat ze blijven stijgen en dat hierdoor meer en meer geopteerd zal worden voor bijvoorbeeld de energie-efficiëntere processen. Ook zal de behoefte aan meer energie-efficiënte de ontwikkeling van nieuwe coatings een impuls geven. Algemene ontwikkeling 5: steeds hogere eisen aan het eindproduct. De steeds hogere eisen die aan eindproducten worden gesteld, laten zich vertalen naar: miniaturisatie, lichtere constructie, hogere precisie, bestand tegen steeds hogere druk, en langere levensduur. De oppervlaktebehandelaar die door innovaties aan deze steeds hogere eisen kan voldoen, zal een goede concurrentiepositie weten te verwerven.
e v i O Breakthrough innovaties: drastische vernieuwingen in bestaande producten of processen - lange termijn. Aan breakthrough innovaties gaan jaren van ontwikkeling vooraf, eerst op laboratoriumschaal en later op industriële schaal, vooraleer het idee daadwerkelijk in de industrie wordt toegepast. Dit vraagt om enorme onderzoeksbudgetten en tijd om dergelijke innovatie tot een goed einde te brengen. Breakthrough innovaties worden dan ook eerder gerealiseerd door universiteiten, kennisinstellingen, leveranciers van chemicaliën en enkele grote oppervlaktebehandelaars, dan door de kleinere oppervlaktebehandelaars. Zij doen er evenwel goed aan om op de hoogte te blijven en op het juiste moment een dergelijke innovatie in huis te halen als het voor de markt beschikbaar komt. Een belangrijke ontwikkeling is de evolutie van natte technieken (dompelen) en lakken (natlak en poedercoat) naar de droge technologie van vacuüm deposities (CVD en PVD). Ook lasertechnologie en nanotechnologie bieden toekomstperspectief als alternatief voor de meer traditionele technologieën. Innovatie door continue verbetering: kleine aanpassingen aan bestaande producten en processen. De klemtoon ligt op procescontrole, kostenbesparing, automatisering, opvoeren van productie en flexibiliteit - korte termijn. Door deze vorm van innovatie kunnen de oppervlaktebehandelaars inspelen op de heersende trends in de markt. Ook het toepassen van een bestaande techniek op andere materialen valt in deze categorie van innoveren.
www.evio.org
Kansrijke sectoren: automotive, office systems, food systems, medical systems, lucht- en ruimtevaart, gereedschappen en zonnecellen. De automotive sector is matig aantrekkelijk. Enerzijds zal er meer en meer delokalisatie optreden. Vooral onderdelen van auto’s zullen naar goedkopere landen gaan om te produceren. De bijbehorende oppervlaktebehandeling van deze componenten zal mee verhuizen. De assemblage van de auto’s blijft wellicht wel in West-Europa. De tewerkstelling in de oppervlaktebehandeling van de carrosserie zal hierdoor behouden blijven. Anderzijds biedt het toepassen van nanotechnologie ook nieuwe mogelijkheden inzake krasvaste coatings. De zogenaamde ‘clear coat’ is een krasvaste coating die bij het aanbrengen van de vernislaag van de carrosserie wordt aangebracht. De marktsituatie voor trucks en bussen is iets positiever dan deze voor auto’s. Door de kleinere productievolumes en andere formaten dan bij auto’s hebben trucks en bussen minder last van delokalisatie. De sector van office systems omvat zowel kantoorapparatuur als kantoorinrichting. De kantoorapparatuur wordt gekenmerkt door miniaturisatie. Het gaat om een verzadigde markt met overcapaciteit waarin vooral op prijs wordt geconcurreerd: aanbieders in de duurdere segmenten hebben veel problemen om hun producten te verkopen (het marktaandeel van IKEA groeit snel). De gehele markt van food systems is een aantrekkelijke markt voor de maakindustrie in Brabant en Limburg: gezien de kleine(re) series, de grote hoeveelheid aan maatwerk en een groeiende technologische complexiteit. Het onderzoek geeft aan dat er vooral nog veel potentieel tot innovatie is voor verpakkingsmaterialen. De klemtoon ligt vooral
e v i O op transparante coatings op plasticverpakkingen, zodat de voedingsmiddelen nog zichtbaar zijn, maar toch goed afgeschermd van de lucht. De sector van medische systemen is zeer aantrekkelijk. Er wordt een marktgroei verwacht van 5 tot 10%. De sector staat aan het begin van zijn levenscyclus en met daarom nog sterk worden gevoed vanuit de kennisinstellingen. De aard van de toepassingen zorgt er eveneens voor dat het momenteel gaat om stukproductie of kleine series. De traditionele oppervlaktebehandelaars hebben tot op heden slechts een zeer beperkte voeling met deze sector. Onder ruimtevaart worden zowel satellieten als raketten gerekend. De ruimtevaart wordt gekenmerkt door een dalende vraag die te wijten is aan een dalende vraag naar commerciële satellieten. DLC-coatings kunnen hier als een belangrijke innovatie omschreven worden. In het Benelux Middengebied is veel kennis over deze sector aanwezig. De eis naar hogere precisie en langere levensduur van eindproducten stelt ook hogere eisen aan gereedschappen en matrijzen. Het aanbrengen van coatings om slijtage te voorkomen en matrijzen harden c.q. repareren met lasertechnologie vormen kansen voor de oppervlaktebehandelaar.
www.evio.org
Onder druk van milieuwetgeving en steeds duurder wordende energie neemt het belang van zonnecellen bijzonder snel toe. Met nanotechnologie kunnen zongevoelige lagen worden aangebracht. Kansen in procesinnovaties: innovatief omgaan met bestaande technologieën en processen. Met wat creativiteit en aanpassingen in het productieproces kunnen bestaande technieken die nu hoofdzakelijk worden toegepast op metalen ook op andere grondstoffen toegepast worden. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om ook te poedercoaten op MDF (hout) en bepaalde kunststoffen. Verder is het belangrijk voor de traditionele technieken zoals thermisch verzinken, natlak en poedercoating, om de klemtoon te leggen op procesinnovaties. Dit kan resulteren in flexibelere productieprocessen, een hogere automatiseringsgraad en productiesnelheid, meer flexibiliteit en een lagere kostprijs. Ook een betere beheersing van het energieverbruik zal steeds belangrijker worden.
e v i O 2. Europese benchmarking De onderzoekers van de Universiteit van Hasselt hebben voor de benchmarking innovatieliteratuur doorgenomen. Voor de selectie van de regio’s hebben ze experts geraadpleegd en in de geselecteerde regio’s zijn diepteinterviews gehouden met vertegenwoordigers van universiteiten, onderzoeksinstituten en netwerken voor oppervlaktebehandeling. Criteria waaraan de geselecteerde regio’s moesten voldoen om een goede vergelijking te kunnen maken betreffen de geografische afbakening en de omvang. Op voorhand zijn geen gebieden in Europa uitgesloten. Of een regio innovatief is voor wat betreft de oppervlaktebehandeling
zijn criteria gehanteerd variërend van de aanwezigheid van bepaalde steunprogramma’s en sectoren die gebruik maken van oppervlaktebehandelaars tot een sterk milieubewustzijn, dat voor impulsen zorgt in het innoveren van oppervlaktebehandelingstechieken. Uiteindelijk zijn de volgende drie regio’s geselecteerd voor verdere bestudering met het idee dat ze als voorbeeld kunnen dienen om de innovatiekracht van de oppervlaktebehandelingsindustrie in het Benelux Middengebied te vergroten: Düsseldorf, Bremen en het Finse Uusimaa.
1. Nordrhein-Westfalen, regio Düsseldorf (Duitsland) Als benchmarkregio interessant vanwege: De nabijheid en aldus een mogelijk afzetgebied voor het Benelux Middengebied. Concreet voorbeeld in de zin van Euregio Coating Net project. Concentratie aan universiteiten en onderzoeksinstituten.
Regio Düsseldorf Situering: onderdeel bondsstaat Nordrhein-Westfalen, in het Westen van Duitsland en grenzend aan Nederland Inwoners: 5.237.855 Oppervlakte: 5.290,4 km² BBP van de regio: €152.814,6 miljoen Innovatie index (RSII) = 0,45
www.evio.org
10
e v i O 2. Regio Bremen (Duitsland) Als benchmarkregio interessant vanwege: Innovaties op het gebied van oppervlaktebehandeling, vooral in de lucht- en ruimtevaart. Hoge innovatie-uitgaven. Aanwezigheid van het bekende (en toonaangevende) onderzoeksinstituut Fraunhofer. Regio Bremen Situering: zelfstandige bondsstaat, in het Noorden van Duitsland Inwoners: 663.213 Oppervlakte: 404,2 km² BBP van de regio: €23.513,9 miljoen Innovatie index (RSII) = 0,47
3. Regio Uusimaa (Finland) Als benchmarkregio interessant vanwege: Recente projecten PINTA en FinNano, onder coördinatie van Tekes. Kunde van het vermarkten van onderzoek. Aanwezigheid onderzoeksinstelling VTT en universiteiten.
Regio Uusimaa (Suralue) Situering: meest zuidelijk gelegen regio van Finland Inwoners: 2.580.801 Oppervlakte: 45.233 km² BBP van de regio: 82.541,3 miljoen € Innovatie index (RSII) = 0,95
www.evio.org
11
Innovatie index (RSII) = 0,95
e v i O Ter vergelijking de kerncijfers regioBenelux Benelux Middengebied Middengebied Ter vergelijking de kerncijfers vanvan dede regio Oppervlakte
Aantal
BBP
Innovatie-index
(in km²)
inwoners
(in miljoen €)
(RIS 2003)
Noord-Brabant (NL)
5.082
2.411.359
70.662,0
0,80
Limburg (NL)
2.209
1.136.695
30.342,2
0,51
Limburg (BE)
2.422
809.942
17.764,7
Antwerpen (BE)
2.867
1.676.858
51.114,2
Vlaams-Brabant (BE)
2.106
1.037.786
27.927,7
Vlaams Gewest: 0,41
Algemeen potentieel: de concentratie van oppervlaktebehandelende bedrijven en hun afnemers.
Düsseldorf heeft een enorme concentratie in de metaalverwerkende industrie. In ‘machinery &
equipment’ en de overige metaalproducten samen worden meer dan 100.000 Algemeen potentieel: de concentratie van Uusimaa scheert vooral hogewerknemers toppen op het tewerkgesteld. oppervlaktebehandelende bedrijven en gebied van ‘domestic appliances’ en ‘medical afnemers. systems’. Tot regio’s ‘domestic appliances’ hunBremen scoort in vergelijking met de Belgische en Nederlandse niet opvallend beter behoren of ook mobiele1/5 telefoons. De Belgische aanwezigheid slechter. Maar de oppervlakte van deze regio is de ongeveer van deze en van Düsseldorf heeft een enorme concentratie in onder andere Nokia is een belangrijke factor. de metaalverwerkende industrie. In ‘machinery & equipment’ en de overige metaalproducten - 13 - In het Benelux Middengebied worden enkel samen worden meer dan 100.000 werknemers Antwerpen en Noord-Brabant gekenmerkt tewerkgesteld. door een concentratie in bepaalde sectoren.
Bremen scoort in vergelijking met de Belgische en Nederlandse regio’s niet opvallend beter of slechter. Maar de oppervlakte van deze regio is ongeveer 1/5 van deze Belgische en Nederlandse regio’s. Indien we de data zouden corrigeren voor oppervlakte scoort regio Bremen wel beduidend beter dan het Benelux Middengebied, vooral in de metaalverwerkende industrie en in ‘domestic appliances’. De regio Bremen is klein, maar heeft een belangrijke uitstraling naar het Benelux Middengebied en is bovendien dragend inzake technologieën voor de omringende regio’s. www.evio.org
Beide provincies doen het goed in de bouwsector op basis van de cijfers over aantal bedrijven en tewerkstelling. NoordBrabant is hier zelfs koploper. Noord-Brabant heeft ook een aanzienlijke tewerkstelling in de metaalverwerkende industrie, meubels en ‘medical systems’. Nagenoeg alle provincies in het Benelux Middengebied hebben een aanzienlijke tewerkstelling in de automotive industrie. In totaal is het Benelux Middengebied zelfs goed voor bijna 52.000 arbeidsplaatsen.
12
e v i O Kenniscreatie indicator 1: de mate waarin het potentieel aanwezig is om kennis te ontwikkelen op gebied van oppervlaktebehandeling. Om zicht te krijgen op het potentieel voor kenniscreatie in de verschillende regio’s wordt als criterium de concentratie van de chemische industrie aangehouden. Onderzoek toont immers aan dat leveranciers een belangrijke partner kunnen zijn in het innovatieproces van bedrijven door het uitwisselen van kennis en kunde in probleemoplossende samenwerkingen. Voor de oppervlaktebehandelaar betekent dit dat de chemische industrie een cruciale partner is in zijn innovatieproces. Vooral de leveranciers van chemische grondstoffen spelen een belangrijke rol bij innovaties aangezien het vaak om grote chemische concerns gaat, die het nodige kapitaal bezitten en de nodige kennis en kunde hebben om te innoveren. De regio Düsseldorf kent een concentratie van chemische nijverheid. Met bijna 46.000 arbeidsplaatsen staat het op de zesde plaats in de rangschikking van bijna 300 Europese regio’s. De concentratie in de regio wordt des te meer benadrukt door de aangrenzende regio’s Köln en Münster, die beide in de top 25 staan. Opvallend is dat regio Bremen geen concentratie heeft in chemische industrie. Bremen staat pas op de 234ste plaats in de rangschikking. In de regio Uusimaa kan men wel spreken van een concentratie van chemische industrie. Met 12.105 werknemers staat het op de 34ste plaats in de rangschikking van bijna 300 regio’s. Het
Benelux
Middengebied
heeft
Kenniscreatie indicator 2: de aanwezigheid van universiteiten en hogescholen. Onderzoek toont aan dat universiteiten en hogescholen vaak als kenniscentrum functioneren en kennisverdiepend werken via eigen onderzoekslaboratoria. Universiteiten en hogescholen kunnen het innovatievermogen van oppervlaktebehandelaars positief omdat ze als kennisleverancier kunnen optreden. In Nordrhein-Westfalen (incl. Düsseldorf) ligt het zwaartepunt bij de ingenieurswetenschappen (machinebouw, elektrotechniek en materiaalwetenschappen). In BadenWürttemberg is er een sterke richting natuurwetenschappen. In de regio Düsseldorf bestaat bovendien de mogelijkheid om een opleiding tot verfingenieur te volgen aan de Hochschule Niederrhein te Krefeld. Deze opleiding is één van de drie opleidingen in coatingtechnologie in Duitsland. De andere opleidingen worden georganiseerd aan de universiteit van Paderborn (Chemie en technologie van coatingmateriaal) en aan de Fachhochschule für Technik te Esslingen (Chemisch ingenieur, verf, coating, milieu). In de regio Bremen worden gecertificeerde opleidingen georganiseerd. Het zijn kortere programma’s en ze vinden, met steun van het Fraunhofer instituut, plaats in het Klebtechnisch Zentrum te Bremen.
opvallend
veel tewerkstelling in de chemische industrie. Met de provincie Antwerpen op de 9de plaats en Noord-Brabant op de 20ste plaats in de rangschikking, komt de regio twee maal voor
www.evio.org
in de top 25 en vertegenwoordigt zij meer dan 45.000 arbeidsplaatsen. De andere provincies uit het Benelux Middengebied scoren gemiddeld wat betreft de tewerkstelling in de chemische industrie.
In de regio Uusimaa bevinden zich de twee grootste universiteiten van Finland die activiteiten hebben op het gebied van oppervlaktetechnologie. In Helsinki liggen zowel Helsinki University (HU) als
13
e v i O de Helsinki University of Technology (HUT). In totaal heeft HUT 10 laboratoria waar onderzoek wordt gedaan naar oppervlaktetechnieken. Naar schatting is hiervoor een gezamenlijk budget van €10 miljoen beschikbaar. Een specifieke opleiding voor oppervlaktebehandelende technieken bestaat er niet op universitair niveau. Er bestaat wel een richting voor surface treatment aan de polytechnic (hogeschool) van Espoo (d.i. vlakbij Helsinki). In het Benelux Middengebied is het opleidingsaanbod aan universiteiten en hogescholen beperkt tot cursussen en keuzevakken in verschillende studierichtingen. Voorbeelden hiervan zijn: de cursus opdamptechnieken in opleiding electronica (KULeuven), het keuzevak oppervlaktetechnieken in de ingenieursopleiding (KULeuven) en de minor smart materials aan de Fontys hogescholen. Een volledig studieprogramma rond oppervlaktebehandeling (cf. regio Düsseldorf, regio Uusimaa) bestaat nog niet. Voor de opleidingen in het Benelux Middengebied zijn met name de brancheorganisaties VOM België en VOM Nederland verantwoordelijk. Er zijn wel heel wat universiteiten in België en Nederland die onderzoek doen in het brede domein van de oppervlaktetechnologie. Er wordt onderzoek verricht aan de KU Leuven, Universiteit Hasselt, Universiteit Antwerpen en de Technische Universiteit Eindhoven. Kenniscreatie indicator 3: de aanwezigheid van onderzoeksinstellingen. Aangenomen wordt dat de aanwezigheid van onderzoeksinstellingen de innovatie van oppervlaktebehandelaars kan stimuleren. De regio Düsseldorf heeft twee onderzoeksinstituten: het Fraunhofer Instituut voor milieu-, veiligheid en energietechniek (UMSICHT) en een afdeling van het Max-Planck
www.evio.org
Instituut. De activiteiten van het Fraunhofer Instituut zijn gericht op milieu, veiligheid en procestechniek (waaronder energie). De actuele onderzoekstopics zijn biobrandstoffen, polymeren en alternatieve energiebronnen. Het instituut heeft een budget van €19,6 miljoen. Hiervan is bij benadering 50% (of €9,1 miljoen) afkomstig van de industrie. In 2005 bedroeg het totaal aantal onderzoekers 120. Er wordt slechts beperkt onderzoek gedaan naar oppervlaktetechnologie (3 personen met een budget van € 100.000). Het onderzoek richt zich op wrijvingsvermindering door het aanbrengen van een kunststoflaagje. Het Max-Planck Instituut bestaat uit vele instituten die wetenschappelijk onderzoek verrichten in verschillende domeinen. In de regio Düsseldorf concentreren de activiteiten van de 204 onderzoekers zich op Computational Materials Design, Interface Chemistry and Surface Engineering, Microstructure Physics and Metal Forming, Material Diagnostics and Steel Technology en Materials Technology. Het budget wordt niet bekend gemaakt. In Bremen bevinden zich twee onderzoeksinstellingen: het Fraunhofer instituut voor toegepast onderzoek (IFAM) en het Institut für Werkstofftechnik (IWT). IFAM is als onderzoeksinstelling voor toegepast materiaalonderzoek actief op vier terreinen: plasmatechniek, lakken, oppervlakte-analyse en kleeftechniek. Het totale budget bedraagt 21,8 miljoen euro, waarvan ongeveer 50 à 60% afkomstig is van de industrie. Van de 200 werknemers houden naar schatting 120 mensen zich bezig met oppervlaktetechnologie. Tot de onderzoeksdomeinen behoren: plasmatechnologie, corrosiewering, kleeftechnologie, en laktechnologie. Ongeveer 2/3 van het onderzoeksbudget (14,5 miljoen euro) wordt besteed aan oppervlaktebehandeling. Het IWT is een onderzoeksinstelling voor toegepast onderzoek (CVD, PVD, ion beam, DLC, warmtebehandeling, …) en voert
14
e v i O onderzoeksprojecten vaak in samenwerking met bedrijven uit. De instelling levert ook advies over oppervlaktebehandeling. Het onderzoeksbudget van het IWT bedraagt bij benadering 9 miljoen euro. Dit bedrag is voor ± 50% afkomstig van geld voor wetenschappelijk onderzoek (van Deutsche Forschungs Gesellschaft (DFG)) en voor ± 50% van de industrie. De totale tewerkstelling bedraagt 160 personen: 80 wetenschappers en 80 technische medewerkers die uitvoerend werk verrichten. Oppervlaktebehandeling maakt een aanzienlijk deel uit van de activiteiten van het instituut. Van de 160 medewerkers zijn er 90 actief in het domein van de oppervlaktebehandeling. Ze beschikken over een onderzoeksbudget van 7 miljoen euro. De regio Uusimaa bevat één onderzoeksinstituut dat onderzoek verricht op vlak van oppervlaktetechnieken: het VTT. The ‘biggest contract research organisation in Northern Europe’, aldus de website. Deze onderzoeksinstelling heeft dan ook een budget van 225 miljoen euro. Hiervan is 65% afkomstig van de industrie. Het resterende gedeelte is overheidsgeld. Het onderzoek wordt uitgevoerd door 2.720 werknemers. Opmerkelijk is de sterke link met onderzoek in het buitenland: 50 onderzoekers werken in het buitenland en 84 buitenlandse onderzoekers werken
Het Benelux Middengebied telt 3 onderzoeksinstellingen: VITO, WTCM (nu SIRRIS) en TNO. Deze liggen wel verspreid in drie verschillende provincies. VITO is het Vlaams Instituut voor technologisch onderzoek en ligt in de provincie Antwerpen. In 2005 had het instituut een budget van bijna 30 miljoen euro, waarvan ongeveer 6,5 miljoen euro afkomstig van de industrie. Eind 2005 werkten er 419 mensen. Een groot deel van het budget en de activiteiten worden besteed aan energie en milieugerelateerde onderzoeken. Aspecten in verband met oppervlaktebehandeling worden behandeld in het ‘materialencentrum’. Onderzoek in het materialencentrum heeft betrekking op: gebruik van ondergrond en primaire grondstoffen, (her)gebruik van afvalstoffen en secundaire grondstoffen, keramische materialen en poedermetallurgie, lasertoepassingen, materiaaladvies, metingen en testen, en plasmatechnologie. VITO besteedt ongeveer 1,4 miljoen euro van haar totaalbudget aan oppervlaktebehandeling en heeft 23 werknemers actief in dit domein. Het aandeel van het budget, afkomstig van de industrie, bedraagt omtrent 50%. SIRRIS werd in 1949 door Fabrimetal (nu Agoria) opgericht om bedrijven te ondersteunen bij onderzoek en innovatie. In 2005 beschikte SIRRIS over een budget van bijna 18 miljoen euro. De 139 medewerkers zijn actief in
momenteel in het VTT. Dankzij het grote budget kan het VTT onderzoek doen in een brede waaier van domeinen: Information and communication technology, electronics; Machinery, materials, industrial engineering; Transport, traffic, logistics; Biotechnology, food industry, pharmaceuticals; Pulp & paper, chemistry, environment; Building, built environment; Energy. In vergelijking met het totale budget is het budget voor oppervlaktebehandeling eerder beperkt. Het budget voor onderzoek in het domein van de oppervlaktebehandeling bedraagt ongeveer 2 miljoen euro en is bestemd voor 30 medewerkers.
verschillende technologiedomeinen. Inzake oppervlaktebehandeling zijn er 8 werknemers actief die beschikken over 0,9 miljoen euro budget, waarvan 25 à 30% afkomstig is van de industrie. TNO is een kennisorganisatie voor bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties en heeft meer dan 5.000 medewerkers in dienst. Tot de activiteiten behoren: contractresearch en specialistische advisering, verlenen van licenties op octrooien en specialistische software, testen en certificeren producten en diensten, geven van een onafhankelijk kwaliteitsoordeel en het oprichten van nieuwe bedrijven om innovaties naar de markt te brengen.
www.evio.org
15
e v i O De activiteiten worden uitgevoerd in de kerngebieden Kwaliteit van Leven, Defensie en Veiligheid, Industrie en Techniek, Bouw en Ondergrond, en Informatie- en Communicatietechnologie. De activiteiten op het gebied van oppervlaktebehandeling vallen onder Industrie en Techniek in Eindhoven en worden uitgevoerd door ongeveer 90 medewerkers. Het budget hiervoor is 13 miljoen euro en hiervan is 70% afkomstig van de industrie. Kenniscreatie patenten.
indicator
4:
het
aantal
De onderzoekers hebben de patentendatabank esp@cenet geraadpleegd voor relevante patenten. Naar schatting gaat het wereldwijd om 438.565, waarvan 263.139 in Europa. Gezien dit enorme aantal hebben de onderzoekers dit niet verder uitgezocht. Kenniscreatie indicator 5: deelname aan het zesde kaderprogramma van de Europese Unie. De aanname is dat de regio’s die uitblinken wat betreft innovatie meer initiatief nemen om projecten op te zetten in het 6de kaderprogramma. Voor projecten in oppervlaktebehandeling werd de databank van de Europese Unie bevraagd op basis van de categorie ‘nanotechnologies, materials, new processes’. Dit leverde (op 19 juli 2006) totaal 254 verschillende projecten op. Duitsland, Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk nemen de meeste initiatieven voor onderzoeksprojecten. Omdat er geen inzicht in de bijdrage van de regio’s is, kan deze indicator voor kenniscreatie niet worden gehanteerd. Kennistransfer: de aanwezigheid specifieke netwerken.
van
De studie wijst uit dat in de drie benchmarkregio’s volgende netwerken aanwezig zijn die een
www.evio.org
transfer van kennis met betrekking tot innovatie in oppervlaktebehandeling mogelijk maken: Düsseldorf: Euregio Coatings Net (EUCN) Bremen: Ingenieur-Kompetenzzentrum Oberflächentechnik Norddeutschland (I-KON) Uusimaa: programma’s worden vooral geïnitieerd door Tekes, de Finnish Funding Association for Technology and Innovation Benelux Middengebied: Stichting EVIO, VOM België, en VOM NL en haar brancheverenigingen. Innovatienetwerk: activiteiten.
organisatie,
doel,
In Düsseldorf heeft de oppervlaktebehandelingsindustrie baat bij het netwerk Euro Coatings Net (EUCN). EUCN is een initiatief van de stichting ECCS, het European Center for Coatingand Surfacetechnology. Het voornaamste doel van EUCN is de verbetering en continuering van het duurzaam ondernemen in de lak-, galvanische en andere oppervlaktetechnologische industrieën. Het netwerk is opgezet met de financiële steun van Europa en overheden uit Duitsland en Nederland. Het project verkreeg een budget uit Interreg-middelen ter waarde van 1,8 miljoen euro voor de periode 2003 – 2006. De vier netwerkpartners zijn de Hochschule Niederrhein te Krefeld (D), de Fachhochschule Münster te Steinfurt (D), de Deutsche Forschungsgesellschaft für Oberflachenbehandlung (DFO) te Neuss (D) en Syntens, het innovatienetwerk voor ondernemers te Roermond (NL). In het netwerk werken bedrijven samen met kenniscentra voor de oppervlaktetechnologie en wisselen ze ervaringen uit op het gebied van nieuwe technologieën, productiemethoden, en milieuen gezondheidsaspecten. Ook ondersteuning van en informatie over bedrijfseconomische
16
e v i O aspecten van de oppervlaktebehandeling worden geboden. De hogeschool Münster verzorgt in opdracht van het netwerk bedrijfseconomische studies op verzoek. De projectmanager van EUCN benadrukt dat de laagdrempeligheid van een netwerk is één van de belangrijkste troeven die uitgespeeld moet worden. Wanneer een bedrijf de tussenkomst van een kennisinstelling wenst, wordt dit vaak geregeld door de Transferagentur (TA). De TA regelt de administratieve en juridische zaken (contract met onderneming, bijkomende aanwerving medewerkers indien nodig, verzekering, …), zodanig dat de wetenschappers zich niet moeten bekommeren om bureaucratie, maar enkel om het wetenschappelijke. Naar schatting worden er per jaar 600 à 700 projecten uitgevoerd door 380 personeelsleden (i.e. 220 professoren en 160 medewerkers). De onderzoeksperiode varieert van enkele weken tot enkele jaren. De TA heeft 8 personen in dienst en haalt momenteel 700.000 euro omzet uit projecten (onderzoek en advies). In 2005 bedroeg het totale onderzoeksbudget van de hogeschool Münster ongeveer 9,5 miljoen euro, waarvan één vijfde betaald werd door de industrie.
regio is volgens hem afhankelijk van de goede kennistransfer tussen onderzoeksinstituten en bedrijven. Netwerken zoals EUCN kunnen hier een cruciale rol spelen door de vraag van bedrijven mee te formuleren en pas daarna door te geven aan een onderzoeksinstelling die er een effectief antwoord op zoekt. In Bremen is het netwerk I-KON ontstaan uit een samenwerking tussen AB Anlagenplanung (‘architect’ van productieinstallaties in de oppervlaktebehandeling), IFAM Fraunhofer en Bregau (advies en opleiding procestechnologie). Begin 2006 werd het I-KON netwerk opgericht: Ingenieur-Kompetenzzentrum
De ervaring leert dat het 5 à 10 jaar duurt vooraleer een netwerk op kruissnelheid is. Anders dan in het Benelux Middengebied blijken de hogescholen een belangrijke rol te spelen als strategisch partner in innovatietrajecten. Waarschijnlijk komt dit door de cruciale verbindingsrol die de TA tussen de kennisinstellingen en het bedrijfsleven vervult. Toch is de heer Roths, zaakvoerder van DFO, van mening dat Duitse onderzoeksinstituten nog steeds te veel op technologie georiënteerd
Oberflächentechnik Norddeutschland. I-KON functioneert als een vzw, moet zelfvoorzienend zijn, maar heeft geen winstoogmerk. De oprichters zijn: AB Anlagenplanung, IFAM Fraunhofer, Bregau olt, SLF Oberflachentechnik, Deutsche Messe AG, Stadt Achim en Landkreis Verden. Het I-Kon netwerk is gestart in Noord-Duitsland en heeft zich inmiddels verspreid over heel Duitsland. Het is de doelstelling op middellange termijn om Europees actief te worden. Het budget bij oprichting bedroeg € 200.000, 50% afkomstig van de overheid en 50% afkomstig van de oprichtende partners. De verdere werkingskosten worden betaald door het lidgeld van de leden. I-KON heeft verschillende activiteiten en initiatieven om ondernemingen te betrekken bij het netwerk. Dit verloopt redelijk goed. Bedrijven vinden gemakkelijk de weg naar de onderzoeksinstituten dankzij de grote bekendheid en laagdrempeligheid van de instituten. De heer Stenzel van het Fraunhofer instituut stelt dat je voor een goed functionerend netwerk, en dus een vlotte kennistransfer, de juiste competenties moet samenbrengen en
zijn in plaats van marktgeoriënteerd. Grote instituten willen, volgens hem, zoeken naar nieuwe dingen in plaats van steeds dezelfde truc te herhalen. Het innovatief vermogen van een
persoonlijke contacten tussen de partners moet bevorderen. Samen met de heer Brockmann, voorzitter van I-KON, vindt hij dat er geen concurrenten (kennisleveranciers) moeten
www.evio.org
17
e v i O worden toegelaten: “Je kan enkel innovatief zijn als je niet gehinderd wordt door denken in termen van concurrentie”. De verschillende partners van I-KON hebben dan ook slechts beperkte raakvlakken in activiteiten. Ze hebben elk een andere hoofdactiviteit en bijgevolg ook hun eigen specifieke competentie. De uit onderzoek verworven kennis wordt binnen enkele jaren opgenomen in de leerplannen van de hogescholen. Dit garandeert een snelle doorstroming van nieuwe kennis uit de kennisinstituten richting het bedrijfsleven. Kennis wordt echter niet enkel doorgegeven via hogescholen en universiteiten, maar ook
de overheidsinstelling voor financiering van onderzoek en ontwikkeling in Finland. Tekes werd in 1983 opgericht door de Finse overheid, als antwoord op de economische recessie van de jaren ’70. De achterliggende redenering was dat een verdere ontwikkeling van de technologie een belangrijke rol zou spelen in de economische heropleving. Tekes heeft een hoofdkantoor in Helsinki en 15 lokale kantoren verspreid over het land. Deze lokale kantoren nemen contact op met de ondernemingen en zorgen voor een actieve promotie. Om innovatie te stimuleren, lanceert Tekes op continue basis technologieprogramma’s.
via specifieke opleidingsprogramma’s voor de industrie. In concreto, IFAM Fraunhofer ondersteunt het Klebtechnisch Zentrum, en Bregau organiseert jaarlijks een vijftal cursussen samen met lak- en apparaatfabrikanten voor lakkers. In deze Bregau-opleiding worden lakkers geïnformeerd over de nieuwste technieken en hoe ze hun materiaal efficiënt moeten gebruiken. Een belangrijke innovatiepuls wordt gegeven door de PIUS-check: ondernemingen kunnen hun productieprocessen laten doorlichten met 50% subsidie door de overheid. Bregau vervult een belangrijke rol inzake het begeleiden van innovatietrajecten. De organisatie is goed op de hoogte waar financiële middelen te verkrijgen zijn en zorgt voor onderzoeksgeld indien een bedrijf een project wil opstarten. Daarnaast staat Bregau ook in voor de nodige administratie en verschaft ondersteuning indien nodig. Ook I-KON speelt een rol in de stimulatie van innovatie. De participerende bedrijven die complementaire activiteiten uitvoeren, fungeren als een vangnet voor contacten. Alle bedrijven die met vragen zitten in verband met oppervlaktebehandeling worden binnen het
Deze technologieprogramma’s vormen als het ware kleine netwerken binnen een bepaald technologiedomein. In 2005 investeerde Tekes €429 miljoen in meer dan 2.100 verschillende R&D-projecten. Op het gebied van oppervlaktebehandeling zijn dit: Clean surfaces technology programme PINTA (2002 – 2006) Aan 36 afzonderlijke onderzoeksprojecten werd deelgenomen door 75 bedrijven, 30 instituten van 8 universiteiten en het onderzoeksinstituut VTT. Het totale onderzoeksbudget bedroeg €27 miljoen. FinNano – nanotechnology programme (2005 – 2010) Het FinNano-project verwacht een totaal onderzoeksbudget van ongeveer €70 miljoen, waarvan ongeveer €50 miljoen gesubsidieerd door Tekes. Een technologieprogramma wordt altijd voorafgegaan door een verkennende studie, waarin wordt onderzocht of de bestudeerde technologie erg belangrijk zal zijn in de toekomst. De studie bestaat uit een behoefteanalyse van de industrie, trends in onderzoek en wereldwijde ontwikkelingen en neemt 6 à 12 maanden in
netwerk doorverwezen naar de meest geschikte gesprekspartner.
beslag. Na afloop van de verkennende studie wordt beoordeeld of de technologie voldoende belangrijk is om een technologieprogramma op te starten.
In de regio Uusimaa wordt de netwerkontwikkeling hoofdzakelijk georganiseerd vanuit Tekes, www.evio.org
18
e v i O De belangrijkste manier om ondernemingen bij het onderzoek te betrekken verloopt via deze technologieprogramma’s van Tekes. Met een gericht onderzoeksvoorstel worden bedrijven benaderd. Het werkt het beste als de verschillende partijen uit de waardeketen worden samengebracht in een onderzoeksproject. In de regio Uusimaa is sprake van een sterke concentratie van mensen en financiële middelen rond de steden Helsinki, Espoo en Vantaa. Deze drie steden zijn samen goed voor 29% van alle jobs in Finland en meer dan 40 van alle investeringen in R&D gebeurt in deze regio. Niet enkel universiteiten en het VTT hebben
EVIO staat voor Ecologisch Verantwoord produceren door Innovatieve Oppervlaktebehandeling. EVIO begeleidt en ondersteunt ondernemers MKB/KMO in grensgebied Nederland – Vlaanderen bij het onderzoeken en implementeren van technologische innovaties in oppervlaktebehandeling. Deze innovaties zijn gericht op ecologische en economische rendementsverbetering. Het EVIO-project ging officieel van start op 1 januari 2005. De uitvoering van het project is ondergebracht in een stichting, zodat na afloop van het project de deelnemende bedrijven en kennisinstellingen zelf de activiteiten van de
onderzoeksinstituten in de regio, maar ook grote multinationals zoals Nokia en Kone (liften). Door deze sterke concentratie op vlak van onderzoek en door de initiatieven die worden genomen om gezamelijke projecten uit te voeren, ontstaat een sterk cluster in oppervlaktebehandeling. Zo worden kenniscreatie en kennistransfer tussen bedrijven en onderzoeksinstituten gestimuleerd, wat ongetwijfeld een positief effect heeft op de innovativiteit van de regio. Het geloof in het rendement van een innovatief klimaat is groot en er is niet alleen financiële steun van de overheid maar ook in de vorm van venture capital. Tekes subsidieert 50% van de onderzoeksprojecten van kleine en middelgrote ondernemingen en 30% van de onderzoeksprojecten van multinationals. Bovendien verschaft Tekes ook leningen met een bijzonder laag intrestpercentage. Kleine en middelgrote ondernemingen kunnen ook prestudies laten subsidiëren om na te gaan of er voldoende marktpotentieel is voor de beoogde innovatie.
stichting kunnen verder zetten. Het EVIO-project wordt gerealiseerd met de financiële steun van de Europese Unie, het Programma Communautair Initiatief (PCI) INTERREG III-A van de grensregio Vlaanderen– Nederland de Vlaamse regering , Ministerie van Economische Zaken, Provincie Belgisch Limburg, NV Industriebank LIOF en NV Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij. EVIO biedt een platform aan voor netwerkactiviteiten en kennisoverdracht. Daarnaast zijn er de zogenaamde demonstratieprojecten met een subsidie van 60% voor de externe projectkosten. In een demonstratieproject kunnen clusters van minimaal twee MKB/KMO-bedrijven en een kennisleverancier samenwerken aan de bedrijfsmatige toepassing van nieuwe kennis op het gebied van ecologische en innovatieve oppervlaktebehandeling. Bedrijven en kennisinstelling moeten gevestigd zijn in het Benelux Middengebied (Belgische provincies Limburg, Brabant en Antwerpen en de Nederlandse provincies Limburg en Noord-Brabant). Bij voorkeur is er sprake van grensoverschrijdende samenwerking. EVIO ondersteunt de clusters zowel organisatorisch,
Het Benelux Middengebied strekt zich geografisch uit over 2 landen. In beide landen is er een VOM actief. Door een samenwerking tussen BOM, LIOF en VOM BE ontstond er in het Benelux Middengebied de Stichting EVIO ter bevordering van de innovatie in de oppervlaktebehandelende industrie. www.evio.org
administratief als inhoudelijk. Bijvoorbeeld bij het formuleren van de onderzoeksvraag en het vinden van clusterpartners.
19
e v i O 3. Aanbevelingen Op basis van hun kwantitatieve en kwalitatieve onderzoek komen de onderzoekers van de Universiteit Hasselt tot een aantal aanbevelingen. Deze worden hier verkort weergegeven. 1. Stimuleer innovaties in de oppervlaktebehandeling door het toespitsen van onderzoek op één of enkele specifieke gebruikmakende industrieën.
6. Oppervlaktebehandelaars en kennisinstellingen, besteed ook aandacht aan de bedrijfseconomische aspecten. Oppervlaktebehandelaars, ga voor de start van een onderzoeksproject na wat het marktpotentieel is van de beoogde innovatie en wat de te verwachten financiële resultaten zullen zijn. Betrek vroegtijdig de (eind)gebruikers bij het onderzoek. Kennisinstellingen, verruim het studieaanbod met bedrijfseconomische aspecten.
2. Verhoog de toelage uit overheidsmiddelen, zowel nationale financiering als financiering uit Europese middelen (Interreg, kaderprogramma’s).
7. Oppervlaktebehandelaars en kennisinstellingen, profileer u beter. U hebt er allebei
3. Verhoog de omzet uit contractonderzoek. Om meer omzet te behalen uit contractonderzoek moeten bedrijven intensiever betrokken worden in onderzoeksprojecten. En hiervoor moeten onderzoeksinstellingen een vraaggestuurde aanpak hanteren.
8. EVIO e.a., zorg voor een gelijkaardig initiatief dat de bemiddelingsactiviteiten van EVIO kan voortzetten na het aflopen van het EVIOproject. In eerste instantie gefinancierd vanuit de overheid in het Benelux Middengebied, op termijn grotendeels betalend en zelfvoorzienend. Houd er rekening mee dat het opbouwen van een goed functionerend netwerk vijf tot zeven jaar duurt.
4. Oppervlaktebehandelaars, doe een beroep op extern beschikbare expertise, zowel bij kennisinstellingen, leveranciers, concurrenten/ collega’s, als bij klanten. 5. Oppervlaktebehandelaars, werk samen met concurrenten/collega’s om de benodigde schaalgrootte voor versnelling van innovatie in de onderneming te behalen. Drie vormen van samenwerking zijn mogelijk: concentratie in soortgelijke groepen, concentratie is een gediversifieerde groep en samenwerking in de keten.
www.evio.org
baat bij als de ander weet wie u bent, wat u doet en wat u hebt gerealiseerd.
9. Onderzoek de opleidingsbehoefte in het Benelux Middengebied en stem de opleidingsprogramma’s van zowel de reguliere opleidingen (middelbaar onderwijs/bachelor/ master) als opleidingsprogramma’s voor de industrie hierop af. 10. Stimuleer de kennistransfer door de resultaten uit onderzoek systematisch terug te koppelen naar de industrie. Zowel via publicaties als via opleidingsprogramma’s.
20
e v i O 11. Ondernemer, Zorg voor een systematische en blijvende aandacht voor het aspect innovatie binnen het bedrijf. Dit betekent dat er naast personele eveneens belangrijke financiële inspanningen dienen geleverd te worden. Neem innovatie mee in het business plan, bouw de innovatiestrategie langzaam uit, zorg voor een open cultuur en blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen.
www.evio.org
12. Ondernemer, wees bereid actief bij te dragen aan het netwerk, want alleen dan kunnen er op middellange tot lange termijn innovatieve vruchten worden geplukt.
21
e v i O 4. Room with a view bijeenkomsten november 2006 Naar aanleiding van de eerste resultaten uit het onderzoek van de Universiteit Hasselt heeft EVIO de vier meest kansrijke sectoren geselecteerd: automotive, medical systems, office equipment en gereedschappen. In november 2006 werden bijeenkomst georganiseerd met de idee om per sector oppervlaktebehandelaars en uitbesteders om één tafel te krijgen. Dit is gelukt voor de sectoren automotive en medical systems. In beide branches geldt dat van de oppervlaktebehandelaars de nodige innovatie wordt verwacht, maar dat dit in de praktijk niet zo makkelijk te realiseren valt, doordat zij zich vrijwel aan het eind van de keten bevinden. Een ketengerichte aanpak is de manier om daadwerkelijk tot innovatie te komen en zo ecologische en economische winst te boeken. Daarom heeft EVIO een nieuw thema aan haar agenda toegevoegd: optimalisatie in de keten. Een bliksemactie van enkele deelnemers aan de automotive bijeenkomst leidde meteen al tot een demonstratieproject voor het lakken van staaldelen. Automotive Nanotechnologie neemt een belangrijke plaats in op de agenda voor de toekomst. Bij de overgang van microstructuur naar nanostructuur veranderen de kenmerken van de deklaag of kunnen zelfs totaal nieuwe eigenschappen ontstaan. Denk maar aan de TOC (thin organic coating) als geprimerde plaat, die dankzij plaken niettechnieken afkomstig uit de vliegtuigbouw kan worden toegepast. Een andere tendens in de automotive is gedreven door de milieuregelgeving die leidt tot het herzien van processen zoals bij hardchroom of zelfs het afstoten van processen met bijvoorbeeld chroom 6+. Bedrijven moeten
www.evio.org
een afweging maken tussen investeren in een verbeterd productieproces of in een nieuwe technologie. De oppervlaktebehandelaars vormen slechts een klein schakeltje in de keten. Vanwege de verdeel-en-heerssituatie is het voor individuele bedrijven weinig zinvol om met een autofabrikant aan tafel te zitten. Beter is het om als branche een gesprekspartner te zijn en standaarden te ontwikkelen die kunnen zorgen voor synergie, efficiëntie en kwaliteitsborging. De automotive branche kent een hoge prijserosie. In het EVIO-netwerk is veel kennis aanwezig over hoe er efficiënter kan worden gewerkt. Denk onder meer aan verlaging logistieke en energiekosten. Voorgesteld wordt deze kennis te bundelen in de vorm van best practices. Medical systems Vanwege de vergrijzing gaat het om een groeiende markt. In deze branche zijn twee toepassingen relevant voor oppervlaktebehandelaars: implantaten en oppervlaktemodificatie in het algemeen. Bij implantaten is er vooral interesse voor technologieën die tot op nanoniveau aan materialen de ruwheid en structuur van natuurlijk weefsel kunnen geven. Oppervlaktemodificatie vormt de grootste markt, omdat het hierbij gaat om medische instrumenten, apparatuur en gereedschappen waarmee mensen in aanraking komen. Hygiëne stelt hoge eisen. Typische organische coatings die verder ontwikkeld moeten worden, zijn de anti-microbiële, brandwerende en schimmelwerende coatings. Anders dan in de automotive branche gaat het bij medical systems vooral om low volume – high margin producten. EVIO wordt gevraagd om de grote trekkers/ spelers in deze branche te mobiliseren. Van bedrijven die implantaten maken tot fabrikanten van ziekenhuisbedden.
22
e v i O
Samenvatting Regionale krachten en kansen voor de oppervlaktebehandelende industrie is een uitgave van EVIO. © stichting EVIO, november 2007 Overname is uitsluitend toegestaan met bronvermelding.
Het complete onderzoeksrapport van de Universiteit Hasselt kunt u downloaden op www.evio.org.
www.evio.org
23
e v i O
Ecologisch Verantwoord produceren door Innovatieve Oppervlaktebehandeling
e v i O
Stichting EVIO Postbus 1122 NL - 5900 BC Venlo tel +31 (0)77-320 81 01 fax +31 (0)77-320 81 00 www.evio.org
[email protected]
Het EVIO-project wordt gerealiseerd met de financiële steun van: de Europese Unie
het Programma Communautair Initiatief (PCI) INTERREG III-A van de grensregio Vlaanderen– Nederland de Vlaamse regering
Ministerie van Economische Zaken
Provincie Belgisch Limburg NV Industriebank LIOF NV Brabantse Ontwikkelings Maatschappij
Projectverantwoordelijke: NV Industriebank LIOF Projectpartners: NV Brabantse Ontwikkelings Maatschappij VOM, Belgische vereniging voor oppervlaktetechnieken van materialen vzw
Uitvoerder: Stichting EVIO
www.evio.org
24