Master Rechten
Rechtrelativiteit en vergelijking Traest
Q R43
uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be
4.10 EUR
Cursus x x x
Slides Teksten op BB of die je zelf moet opzoeken (=RP of wetgeving waarnaar prof verwijst) Notities
Examen x x
3 uur Schriftelijk met een combinatie van: 2 à 3 openvragen En 10 meerkeuzevragen met giscorrectie (elk fout antwoord = -1). Elke vraag staat op 1 punt. x De teksten op BB zijn aanvullende informatie maar je moet wel de essentie ervan kennen. Wat de geziene RP betreft moet je kunnen zeggen waarop een bepaald arrest in een bepaalde context werd aangehaald.
DEEL I: BEGRIPSOMSCHRIJVING, METHODOLOGIE EN DOELSTELLINGEN VAN DE RECHTSVERGELIJKING. 1 Wat is rechtsvergelijking? 1 Rechtsvergelijking Rechtsvergelijking = Het onderzoeken van verschillen en gelijkenissen tussen 2 of meer (delen van) rechtstelsels. Het is een methode van (actief) vergelijken maar rechtsvergelijking gaat ook verder. Ook methodologische vraagstukken komen aan bod omdat deze noodzakelijk zijn om daadwerkelijk tot rechtsvergelijking over te gaan. Je hebt interne en internationale en zelfs supranationale rechtsvergelijking. Rechtsvergelijking is geen aparte rechtstak want een rechtstak bestaat uit een geheel van materiële rechtsregels die het gedrag van mensen in de samenleving organiseren en de rechtsvergelijking heeft geen eigen materiële regels. Het is een hulpwetenschap die nuttig kan zijn voor elke rechtstak. We maken bij rechtsvergelijking een onderscheid tussen: x
x
Macro rechtsvergelijking: houdt zich bezig met het vergelijken van rechtstelsels of groepen van rechtstelsels (met verschillende rechtstradities). Bv. Common Law – continentaal recht. ÆZe wordt over het algemeen beschouwd als een wetenschap met een eigen voorwerp, een eigen methode en een eigen bijdrage. Micro rechtsvergelijking: houdt zich bezig met het bestuderen van elementen of onderdelen van rechtstelsels over de grenzen heen.
1
Of met bepaalde specifieke vraagstukken in rechtssystemen over de grenzen heen. Bv. Het extracontractuele aansprakelijkheidsrecht in België gaan vergelijken met het extracontractuele aansprakelijkheidsrecht in Frankrijk en Duitsland. ÆZe wordt over het algemeen enkel als een methode beschouwd. Dit onderscheid is belangrijk omdat niet alleen het voorwerp van het onderzoek verschilt maar ook de methodologie en het doel verschillend zijn bij beide. Tussen de micro- en macrorechtsvergelijking is er sprake van wisselwerking. Ze staan niet los van elkaar. Bepaalde vaststellingen bij micro vergelijkend onderzoek kunnen slechts verklaard worden door oog te hebben voor elementen die voortvloeien uit de macrorechtsvergelijking. Bv. Als je het medisch aansprakelijkheidsrecht gaat vergelijken tussen België en Amerika zul je zien dat de bedragen die men in Amerika kan krijgen veel hoger zijn dan in België. Door micro - rechtsvergelijking ontdek je dat men grotere schadevergoedingen kan krijgen en dat men in Amerika kan veroordeeld voor purity damages. Deze kent men in België niet. Als je dan een verklaring wil zoeken voor de hogere schadevergoeding stap je in het domein van de macro –rechtsvergelijking. Je ziet dan als belangrijke verklaring dat men in Amerika het systeem heeft van no cure no pay (als de advocaat verliest wordt hij niet betaald). Als we aan rechtsvergelijking doen moeten we ook nog een onderscheid maken tussen: x
x
Dogmatische rechtsvergelijking: Beperkt zich tot vergelijkingen gebaseerd op het geldend positief recht, het geschreven recht. Tot de law in the books. Dit geeft soms een fout beeld. Functionele rechtsvergelijking: Gaat uit van het concrete probleem. Men kijkt naar de functie van de rechtsregel. Naar de law in action. Men moet verder kijken dan het geschreven recht. Men moet bijvoorbeeld ook kijken naar de rechtspraktijk, gewoonten,… Æ Gaat dus verder dan de dogmatische rechtsvergelijking
Enkele voorbeelden om het verschil duidelijk te maken: x
x
In België hebben we een systeem van publiciteit bij onroerende goederen (hypotheekkantoor, kadaster, notariële akten). In Duitsland is er een vergelijkbaar systeem. Wat nu als je kijkt naar de VS? Daar is er geen gelijkaardig publiciteitssysteem. Als je hier aan dogmatische rechtsvergelijking doet zeg je enkel dat er in de VS niet zo’n systeem bestaat. Maar als je aan functionele rechtsvergelijking gaat doen stel je vast dat er wel een publiciteitssysteem bestaat. Het systeem wordt door private entiteiten, meer bepaald verzekeringsmaatschappijen (de zogenaamde titel ensurance companies) georganiseerd. Als er een onroerend goed wordt overgedragen gaat men na of men koopt van iemand die effectief het eigendomsrecht heeft. Dit is moeilijk te onderzoeken en dus verzekert men zich voor het risico dat men koopt van een niet-eigenaar. Gaandeweg hebben verzekeraars hierdoor een privaat systeem opgesteld dat hetzelfde doet als ons publiciteitssysteem. Stel dat je een espressomachine kocht die ontploft waardoor je schade leidt. De producent heeft minderwaardige materialen gebruikt waardoor de schade is ontstaan. 2
In de VS heb je een privaat systeem waarbij je de machtiging krijgt van een rechter om bij een andere partij of derde stukken te gaan inkijken of verzamelen die belangrijk kunnen zijn voor je proces (retreat discovery). Het lijkt een beetje op een private huiszoeking. Zoiets is bij ons ondenkbaar. Op het eerste zicht lijkt het Amerikaanse systeem dus gunstiger dan het onze. Het onderscheid is echter niet zo groot als je rekening houdt met het Belgisch materieel recht waardoor de positie van het slachtoffer beter is dan gedacht omdat we in België de objectieve productaansprakelijkheid hebben die de bewijslast voor de consument verlicht. ÆDit kan je enkel vaststellen via functionele rechtsvergelijking. Bij dogmatische rechtsvergelijking zou men immers niet gaan kijken naar een mogelijke bescherming in een andere rechtstak. 2 Rechtsrelativiteit De term rechtsrelativiteit moet je niet begrijpen in de rechtsfilosofische betekenis. Je moet het begrijpen als de vaststelling of het feit dat het recht minstens voor een deel het gevolg is van de geschiedenis. Ook stellen we vast dat politieke, economische, religieuze,… opvattingen en waarden een rol spelen bij de verklaring van bepaalde verschillen. Æ In de mate waarin een rechtsstelsel de veruitwendiging is van de eigen geschiedenis en traditie is het relatief.
2 Enkele historische kanttekeningen Oudheid x
x
Aristoteles en Plato: beoefenden reeds een vorm van rechtsvergelijking. Aristoteles schreef de Politica die in se een vergelijking inhield van het recht van de verschillende stadstaten in het oude Griekenland. Het ging hier om een zeer beperkte vorm van rechtsvergelijking. Men zette slechts de verschillende constitutionele systemen naast elkaar. Het Romeinse recht: Bij de Romeinen werd er quasi niet aan rechtsvergelijking gedaan. Dit komt omdat de overtuiging leefde dat het Romeinse recht superieur was.
18de eeuw Globaal gezien is er tot in de 19de eeuw van rechtsvergelijking geen sprake. Dit komt omdat er men afkerig is om het eigen recht met het recht van andere rechtsstelsels te gaan vergelijken. In deze tijd hebben we wel Montesquieu (de l’Esprit des lois) die er als een van de eerste auteurs op wees dat het recht niet alleen het resultaat is van politieke keuzes maar dat er ook historische, economische en culturele elementen zijn die de inhoud van het rechtssysteem bepalen. 19de eeuw Hier zien we een paradoxale situatie: o Enerzijds ontstaat er een klimaat dat de wetenschappelijke beoefening van de rechtsvergelijking bevorderd. Dit komt omdat de vergelijkende methode in de wetenschap zijn opgang kende en dus ook in de rechtswetenschap. 3
o Anderzijds ontstaan er nationale codificaties die meestal tot gevolg hebben dat men zich gaat terugplooien op het eigen nationale recht. In Duitsland ontstaat de Historische Rechtsschule die tegen nationale codificaties was. Ze vond een nationale codificatie niet zinvol omdat dit een breuk is met de eigen rechtstraditie. Ze kan zo immers niet verder ontwikkelen. In de Historische Rechtsschule zijn er 2 strekkingen die beide gekant waren tegen nationale codificatie: 1. Romanisten: Het hedendaags recht moet steunen op het Romeins recht. 2. Germanisten: De ontwikkeling van het recht moet gesteund worden op het oude Germaanse gewoonterecht. Deze gedachte leefde lang in Duitsland waardoor men in Duitsland pas zeer laat een burgerlijk wetboek zou komen. Het kwam er pas in 1896 en werd pas van kracht in 1900. Conclusie: De rechtsvergelijking krijgt een eigen leven maar het is zuiver dogmatisch. Men heeft alleen aandacht voor de wet als belangrijkste bron van recht. Men kijkt niet naar andere rechtsbronnen. Dit gaat gepaard met het ontstaan van bepaalde leerstoelen in Parijs, tijdschriften en organisaties. Het jaar 1900 is een eikpunt in de historiek van de rechtsvergelijking. Het eerste internationaal congres voor rechtsvergelijking werd georganiseerd in Parijs in het kader van de wereldtentoonstelling. Er heerste optimisme: men geloofde dat rechtsvergelijking kon leiden tot een verbetering van de samenleving. Men had zelfs de utopische idee dat rechtsvergelijking zou leiden tot een soort van wereldrecht. Zie ook het rapport ”Sur l’utilité, le but et le programme du congrès”, in Proces-verbaux des séances et documents p13 (1905) van Raymond Saleilles, een medeorganisator van het congres waaruit de aandacht voor de wet blijkt en de utopische idee om alle wetgeving te unificeren om zo te komen tot een droit common van de beschaafde naties = de landen in Europa (Men kijkt niet naar het recht van onbeschaafde landen). Twee strekkingen kenmerken het congres: 1. De universalistische opvatting om te komen tot een droit common van de beschaafde naties door het recht van de bestaande naties te bestuderen en een te gaan maken. 2. Een meer beperkte wetenschappelijke beoefening van rechtsvergelijking. Na het congres zie je dat er vooral rechtsvergelijking tussen Frankrijk (Code de Napoleon) en Duitsland (had net een nieuw wetboek) gaat plaatsvinden. Opm. In die tijd was er nauwelijks interesse voor de comon law rechtstraditie omdat daar de rechtspraak en niet de wetgeving de belangrijkste bron van recht is. 20ste eeuw Gaandeweg de 20ste eeuw is er een teloorgang van de utopie van het universalisme. Van de idee dat het mogelijk moet zijn om via rechtsvergelijking te komen tot een droit common. Af en toe zijn er nog wel wat opflakkeringen van de idee zoals bijvoorbeeld met de oprichting
4
van Unidroit in 1926 dat zich bezig houdt met eenmaking op wereldniveau via internationale verdragen. De strekking die de Code civil van Napoleon en het Duits BGB vergeleek zou tot nieuwe strekkingen in de rechtsvergelijking leiden, gekenmerkt door een beperking van bestudeerde problemen en een verruiming van methode (men krijgt oog voor andere rechtsbronnen dan de wet). Na WOI (1919) kwam het Verdrag van Versailles er dat enkel in het Engels en Frans werd opgesteld. ÆIn het kader van dit verdrag werden er Duitse, Engelse en Franse arbitragerechtbanken opgericht die zich moesten uitspreken over de interpretatie ervan. De Duitse jurist Ernst Rabel speelde bij de verdere ontwikkeling van de rechtsvergelijking een belangrijke rol omdat hij erop wees dat men zich niet moest beperken tot het legislatieve recht (de wet) maar oog moest hebben voor het totale recht. Ook heeft Rabel samen met andere Duitse juristen een belangrijke rol gespeeld bij het opentrekken van de rechtsvergelijking met de common law. Dit komt omdat ze naar de USA zijn gemigreerd en daar aan rechtsvergelijking deden. Conclusie: Er is een doorbreking van de legislatieve rechtsvergelijking. We zien een verbreding en tegelijkertijd ook een vernauwing van het perspectief. o Vernauwing want men begint concreet aan rechtsvergelijking te doen. Het gebeurt niet langer vanuit de idee om tot een droit common te komen. o Verbreding omdat er een brug is gemaakt met de common law rechtstraditie. Dit komt mede doordat er na WOII heel wat nieuwe staten ontstonden door de dekolonisatie die een eigen recht en wetboek moesten ontwikkelen en daarvoor beroep deden op juristen. Verder is er ook een opkomst van socialistische rechtstelsels. De utopische gedachte van een droit common is voorbij. Ze is vervangen door een specifieke sector, universele gebonden eenmaking enerzijds en regionale eenmaking anderzijds. Binnen de EU zien we een belangrijke impuls: de resolutie van 1989 om tot een Europees BW te komen, een Europees privaatrecht en er zijn nieuwe tijdschriften.
3 Methodologie Vastleggen van het onderzoeksdomein – rechtsvergelijkend proces Vastleggen van het onderzoeksdomein Als je aan rechtsvergelijking gaat doen moet je een onderzoeksdomein vastleggen. Als we dit doen botsen we op het probleem van de vergelijkbaarheid = als men rechtsinstellingen gaat vergelijken tussen landen die rechtstelsels hebben die op een fundamenteel verschillende grondslag (bv. een socialistische – kapitalistische grondslag) berusten is dit niet zinvol. Men kan enkel op een zinvolle manier vergelijken als men de rechtsinstelling(en) rechtsinstelling vergelijkt met de rechtsinstelling van landen die min of meer “evenwaardig” zijn. Het probleem van de vergelijkbaarheid rees scherp door de socialistische rechtstelsels en de nieuwe staten (dekolonisatie). Het leidde tot het ontstaan van de contrastieve rechtsvergelijking. Deze werd beoefend door juristen die geschoold waren in de socialistische rechtstelsels. Als we aan contrastieve 5
rechtsvergelijking doen is het enkel van nut om het contrast tussen onze rechtstelsels en de socialistische rechtstelsels te onderstrepen. Als je een onderwerp gaat bepalen dan moet de onderzoekvraag op een neutrale manier worden geformuleerd. De vraag moet los staan van nationale connotaties. Bv. Wij kennen de adoptie die onbekend is in de islamitische rechtstraditie maar wellicht bestaat er daar wel iets vergelijkbaars.Æje moet je nationaal begrip gaan universaliseren. Dit kan door gebruik te maken van de tertium comparationis. Hierbij zoek je naar een gemeenschappelijk functie van de begrippen, regels of beginselen die vergeleken worden. Men zoekt naar gemeenschappelijke noemers = comparatieve begrippen. Bv. x
x
Je wil het echtscheidingsrecht gaan vergelijken tussen België en enkele landen met een islamitische rechtstraditie ÆWat doe je met de verstoting die we in België niet kennen en die in wezen een vorm van echtscheiding is? ÆNeutrale, universele formulering: op welke wijze kan een huwelijk tussen 2 personen worden ontbonden bij leven? Je wil het huwelijksrecht gaan vergelijken tussen België, Italië en Spanje ÆWat met de wettelijke samenwoning en andere samenlevingsvormen die verwant zijn met het huwelijk maar niet dezelfde gevolgen hebben? ÆNeutrale, universele formulering: Welke samenlevingsvormen vereisen een vorm van registratie bij de overheid?
Vervolgens moet men een geografische keuze gaan maken: x
x
Hoeveel rechtstelsels met elkaar vergelijken? Het antwoord op deze vraag wordt bepaald door de doelstelling van de vergelijking. Bv. Als het doel unificatie tussen bepaalde landen is dan gaat men enkel de rechtstelsels van de landen vergelijken waarmee eenmaking wordt beoogd. Welke rechtstelsels vergelijken? Hierbij zit je met het probleem dat je een zekere voorkennis nodig hebt om een keuze te maken. Bv. Als je rechtsvergelijkend onderzoek wil doen naar het namenrecht. In België wordt de familienaam in principe doorgegeven door de vader, in Spanje heeft men een samengestelde naam (vader moeder). Verder is het familierecht in de Scandinavische landen erg modern georganiseerd. Zonder deze voorkennis wordt het erg moeilijk om relevante rechtstelsels te vinden. Soms kan het ook voldoende zijn om een representatief rechtstelsel te gaan onderzoeken. Bv. Voor de continentale stelsels worden Frankrijk en Duitsland vaak als representatieve stelsels gebruikt. Voor de common law rechtstraditie zijn de stelsels van Engeland en de VS representatief. Men moet de gemaakte keuze steeds verklaren. Een verklaring kan bijvoorbeeld ook talenkennis zijn.
Rechtsvergelijkend proces Rechtsvergelijking vereist een proces van vergelijking. De loutere kennis van het vreemde recht is nog geen rechtsvergelijking, wel een eerste noodzakelijke stap. In het Duits noemt 6
men de verwerving van deze kennis Auslandsrechtskunde. (Denk aan het onderscheid tussen functionele en dogmatische rechtsvergelijking). Men moet bij het rechtsvergelijkend proces werken in stappen. Constantinesco noemt dit La règle des trois C: 1. Connaître (kennen) 2. Comprendere (verklaren en waarderen) 3. Comparer (vergelijken) Stap 1: Kennen Je bestudeert de originele bron maar met oog voor de totaliteit en de complexiteit van de verschillende bronnen het rechtsstelsel waarnaar men onderzoek doet. Daarbij moet men de hiërarchie van de rechtsbronnen van dat vreemde rechtstelsel respecteren en de interpretatiemethoden toepassen van dat vreemde rechtsstelsel. De rechtsbronnen zijn: x
x
Voor Continentaal Europa: De wet = De belangrijkste bron van recht De rechtspraak (RP= gezaghebbende rechtsbron) De gewoonte De rechtsleer Voor Common Law landen: Hier is de rechtspraak de belangrijkste bron van recht. (=bindende vorm van recht. Men heeft precedenten). Vervolgens de wet Dan de gewoonte En tot slot de rechtsleer Maar in deze hiërarchie zit evolutie.
Daarnaast is het internet belangrijk voor het vinden van formele bronnen. Maar je moet hierbij waakzaam zijn omdat veel informatie op het internet onjuist, niet het meest actueel,… is. Online bronnen die uitgaan van overheidsinstanties zijn het betrouwbaarst. Enkele formele (online-)bronnen zijn (niet kennen): x x x x
Nederland: http://wetten.overheid.nl/zoeken/ ; www.rechtspraak.nl; zie ook Nederlandse Jurisprudentie Duitsland: http://www.gesetze-im-internet.de/ ; www.bundesgerichtshof.de (vanaf 2000) Frankrijk: www.legifrance.gouv.fr; www.courdecassation.fr (selectie) Verenigd Koninkrijk: http://www.legislation.gov.uk/ (vanaf 1988); http://www.supremecourt.gov.uk/; http://www.publications.parliament.uk/pa/ld/ldjudgmt.htm (voor uitspraken van The House of Lords).
Naast de originele en de formele rechtsbronnen zijn ook materiële rechtsbronnen (vooral functionele rechtsvergelijking) van belang om een volledig zicht te krijgen. De vindplaats van materiële bronnen is echter moeilijk vast te stellen. Daarom gaat men bij grote 7
rechtsvergelijkende projecten vaak mensen die met het rechtsprobleem te maken hebben (gehad) ondervragen aan de hand van vragenlijsten en experten laten samenwerken. Voorbeelden van projecten met vragenlijsten zijn: x x x
Cornell-Project (Rudolf Schlesinger), Trento-project (1993) Casebook-project (W. Van Gerven).
Ideaal is dat men de bronnen kan consulteren in de originele taal. Een vertaling kan immers fouten bevatten en natuurlijk zijn er ook onvertaalbare woorden (bv. De trust = onvertaalbaar omdat we dit niet kennen in ons recht). Ook moet men opletten voor woorden die op het eerste zich gelijk of gelijkluidend zijn maar niet dezelfde betekenis hebben (= les foux amis). Bv. x x
In common law landen gebruikt men de term civil law als aanduiding voor het continentaal recht. Het is niet het burgerlijk recht dat wij kennen. De Cortes Generales in het Spaans. Als je dit vertaald zou je denken dat het gaat om de algemene rechtscolleges maar het staat voor het Spaans parlement.
Tenslotte moet men de onderzochte termen re-integreren in hun rechtsorde en de verhouding tussen regels zoals ze functioneren bestuderen (Comprendre bij Constantinesco). Stap 2: Vergelijken Hier overstijgt men de Auslandsrechtskunde: om gelijkenissen en verschillen zichtbaar te maken moet men de verhoudingen preciseren. Bv. Gelijkenissen en verschillen op het vlak van de wetgeving kunnen door de RP worden teniet gedaan en omgekeerd. Bv. §145 BGB (Duits BW): zegt dat een aanbod om te contracteren principieel verbindend is. ÆDe aanbieder is verbonden aan zijn aanbod tenzij hij deze bindende kracht heeft uitgesloten. ÙIn de common law rechtstraditie is het uitgangspunt dat een aanbod in beginsel niet verbindend is ÎOp het eerste zicht totaal tegengestelde situatie maar in de praktijk wordt in Duitsland bijna steeds de uitzondering toegepast (in bijna elk aanbod is bedongen dat het aanbod niet verbindend is) Æhet verschil wordt door de praktijk teniet gedaan. Over deze stap zeggen verschillende auteurs dat ze vaststellen dat de continentale en de common law rechtstraditie steeds meer naar elkaar ontwikkelen (convergentie). De auteur P. Legrand (zie tekst p 286-287op BB) zegt echter dat er helemaal geen sprake is van convergentie. In zijn tekst over comparer wijst hij op het feit dat we als comparatist steeds vooringenomen zijn. Dit komt omdat je steeds maar 1 rechtstelsel het best kan kennen. Je kan nooit even vertrouwd zijn met 2 rechtstelsels, ze even goed kennen. ÆAls men onderzoek doet moet men zich ervan bewust zijn dat men steeds steunt op een voorstelling van de auteurs van dat andere rechtstelsel. Bv. Je bestudeert het Frans recht en leest daarvoor boeken van Franse auteurs. De voorstelling die deze auteurs geven van het Franse recht is ook maar een interpretatie. Idealiter moet je alles zelf bestuderen en abstractie nemen van de voorstelling van die Franse auteurs.
8
Stap 3: Verklaren De loutere vaststelling van gelijkenissen en verschillen heeft een relatief beperkte waarde. Ze moeten verklaard worden. Heel vaak spelen geschiedkundige factoren een rol bij de verklaring, eventueel ook economisch, culturele,… factoren. Bv. Het strenge bankgeheim van de Zwitserse banken heeft ook te maken met de wil van de autoriteiten om gunstige omstandigheden voor het bankklimaat te creëren = een puur economische reden. (Stap 4): Waarderen Of men gaat waarderen hangt af van de bedoeling van de comparatist. Deze stap is niet altijd noodzakelijk. Als je louter uit interesse een vergelijkend onderzoek doet is waarderen niet noodzakelijk. Als je echter een algemeen doel (bv eenmaking van het recht, overname van vreemd recht in het rechtssysteem om een probleem op te lossen) nastreeft is waarderen wel nodig. Bv. Welke oplossing in de ons omliggende landen is de beste? Het vermoeden van gelijkenis (praesumptio similitudinis) Dit vermoeden werd ontwikkeld door de Duitse comparatist Konrad Zweigert. Zijn principe gaat er vanuit dat een eenheid van beschaving (of van problemen) veelal leidt tot een eenheid van oplossingen Æ Vandaar het vermoeden van gelijkenis Het vermoeden van gelijkenis gaat enkel op voor de rechtstakken of rechtsstelsels die een gelijkaardige grondslag hebben. Bv. x
x
Wel voor het verbintenissenrecht kan je er vanuit gaan dat het in principe tot een gelijkaardig resultaat leidt. In 80% van de gevallen krijg je een gelijkaardige oplossing. Niet voor continentaal Europa- Common Law want deze hebben een andere grondslag
Het vermoeden geldt niet voor deelgebieden van het recht die sterk religieus , moreel of politiek gekleurd zijn (bv. Het gezins- en erfrecht).
4 Functies van de rechtsvergelijking 1 De rechtsvergelijking is een hulpwetenschap van het IPR 1) Bij de oplossing van een kwalificatieprobleem: In het IPR werkt men met verwijzingsregels die bepalen welk nationaal recht van toepassing is. Men moet weten of er in het aangeduide recht regels bestaan i.v.m. de rechtsvraag. Stel dat er een rechtsvraag is over adoptie maar het vreemde recht dat je moet toepassen kent dit niet. ÆDan moet men via rechtsvergelijking naar regels gaan zoeken die eenzelfde functie als adoptie hebben = functionele kwalificatie. Bv. De Kafala is een soortgelijke instelling. Binnen het IPR kan je: x Lege fori (volgens de eigen opvattingen) - lege causae (volgens het recht dat van toepassing is op de rechtsverhouding) kwalificeren x Of op rechtsvergelijkende wijze (Ernst Rabel) 2) Bij de toepassing van het vreemd recht. Art 15 WIPR geeft de rechter de opdracht om op zoekt te gaan naar het vreemde recht en dit interpreteren conform het vreemde 9
recht. Dit is de codificatie van een uitspraak van het Hof van Cassatie in het Babcock arrest. In het Babcock arrest ging het over de toepassing van art 1645 van het Franse BW i.v.m. de vrijwaring van verborgen gebreken bij koop – verkoop. De appelrechters stelden vast dat dit identiek was aan het Belgische artikel en pasten de bepaling toe maar met een Belgische interpretatie. Het Hof van Cassatie verbrak het arrest omdat het artikel niet werd toegepast zoals dat in Frankrijk het geval was. Art 15 WIPR heeft tot gevolg dat de rechter rechtsvergelijkend onderzoek zal moeten doen. Maar er bestaan hulpmiddelen: de partijen kunnen de partijen helpen, de rechter kan beroep doen op verdragstechnieken bv. op het Verdrag van Londen of het Europees justitieel netwerk. 3) Bij de toepassing van art 21 WIPR: De toepassing van het vreemd recht kan geweerd worden als deze in strijd is met de OO ÆVergelijking tussen het vreemd en eigen recht is in zekere mate nodig. 4) In het kader van de rechtskeuzevrijheid. De partijen hebben soms de mogelijkheid om het recht dat van toepassing is op de overeenkomst of meer algemene rechtsverhoudingen te kiezen. Dit vergt een zekere kennis en vergelijking van vreemd recht. 5) Bij de toepassing van sommige verwijzingsregels wordt men gedwongen om aan rechtsvergelijking te doen. Bv. Art 74§2 WIPR of art 4.2 Haags Protocol 23 november 2007. 2 De rechtsvergelijking is een hulpwetenschap van het volkenrecht 1) Bij onderhandelingen met het oog op het sluiten van verdragen want termen hebben niet noodzakelijk dezelfde betekenis. Bv. Bij de dubbelbelastingverdragen tussen België en Nederland zit er een annex met een overeengekomen interpretatie. 2) De interpretatie van internationale verdragen gebeurt door: x Internationale instanties zoals het HvJ, het EHRM, het Benelux- Gerechtshof. Soms wordt ook een authentieke interpretatie overeengekomen door de verdragspartijen. x Nationale instanties. Bv. - Cass. 27 juni 2006, P.05.1491.N; Dit arrest had betrekking op Erdal (een bekend persoon die momenteel onvindbaar is). De vraag was of men Erdal wel of niet zou vervolgen in België voor een aanslag die ze in Istanbul had gepleegd op een Turks zaakvoerder. Turkije had om haar uitlevering gevraagd maar België had dit in eerste instantie geweigerd. België kan dit maar moet volgens het Europees terrorismeverdrag bij weigering tot uitlevering dan als staat desgevallend zelf overgaan tot vervolging voor die feiten. Het verdrag zegt dat men enkel moet vervolgen als de aanslag met een automatisch vuurwapen is gebeurd. Erdal had een semi-automatisch geweer gebruikt Ævalt dit onder automatisch vuurwapen? Indien ja dan moet België vervolgen, indien neen dan geen uitlevering en geen verplichting tot vervolging. Het Hof van Cassatie gebruikte voor de 10
x
interpretatie de interpretatieregels uit het Verdrag van Wenen van 23 mei 1969 betreffende het verdragenrecht. Art 31 en 32 zeggen dat een verdrag te goeder trouw moet worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis van de termen in hun context en in het licht van het voorwerp en het doel van het verdrag en dat men daarnaast oog moet hebben voor de praktijk Æ men moet kijken of er relevante rechtspraak (ook in andere landen) is i.v.m. de interpretatie. Uiteindelijk kwam het hof tot de conclusie dat de daden van Erdal onder het terrorismeverdrag vielen. - Cass. 28 mei 2010, C.08.0278.F; Hier neemt het hof opnieuw zijn toevlucht tot de interpretatieregels in het verdrag van wenen. Het ging om een IPR zaak. De vraag was wat moet worden begrepen onder het begrip burgerlijke en handelszaken want enkel dan is Brussel I van toepassing. - HvJ C-63/09 van 6 mei 2010; Ook hier wordt verwezen naar de interpretatieregels uit het Verdrag van Wenen. De vraag ging over hoe men het begrip schade in het Verdrag van Montreal betreffende luchtvervoer moest interpreteren - HR 18 december 2009, nr. 07/11057, NJB 2010, 84; Ook hier verwijst de Hoge Raad expliciet naar de interpretatieregels uit het Verdrag van Wenen maar ze gaat ook verwijzen naar buitenlandse RP die reeds een interpretatie gegeven heeft van de verdragsbepaling. - HR 13 april 2012, nr. 10/04437). Ook hier verwijst de Hoge Raad expliciet naar de interpretatieregels uit het Verdrag van Wenen. Het ging over een vraag van immuniteit van jurisdictie van de Verenigde Naties. De Nederlandse blauwhelmen kregen het verwijt dat ze de burgerbevolking niet hadden beschermd tegen oorlogsmisdrijven. Men wilde een procedure instellen tegen de VN en de vraag rees of men de VN kon dagvaarden voor de Nederlandse rechter of niet. Zie ook art. 38 Statuut Internationaal Gerechtshof: “de door beschaafde naties erkende algemene rechtsbeginselen” Het Internationaal Gerechtshof is bevoegd voor geschillen tussen staten onderling. Art 38 heeft het over de bronnen van het internationaal publiekrecht. De bronnen waarop het internationaal gerechtshof zich kan steunen. Een van de bronnen is de door de beschaafde naties erkende algemene rechtsbeginselen.ÆOm te weten welke rechtsbeginselen algemeen erkend zijn moet men onderzoek gaan doen.
3 De rechtsvergelijking zorgt voor een beter inzicht in het eigen recht Rechtsvergelijking brengt een grotere openheid voor vreemde rechtsinstellingen met zich mee. Het eigen recht wordt niet verabsoluteerd. Rechtsvergelijking kan leiden tot rechtsverfijning. Zie ook art. 1 ZGB (Zwitsers BW) : De wetgever geeft de rechter uitdrukkelijk de bevoegdheid om bij een onoplosbare lacune in de wet zelf een rechtsregel te maken. Hierbij is het de bedoeling dat hij zich steunt op eventuele opvattingen die in het 11
buitenland bestaan. Het moet een rechtsregel zijn die nadien algemeen kan gelden. De regel moet nadien in gelijkaardige gevallen van toepassing zijn. 4 De rechtsvergelijking is een hulpwetenschap van het internationaal strafrecht Hierbij zijn er 2 belangrijke voorwaarden: 1) De voorwaarde van de dubbele incriminatie in het uitleveringsrecht (zie art. 1, § 2 Uitleveringswet 1874: Feiten kunnen alleen aanleiding geven tot uitlevering als ze zowel voor de Belgische wet als de buitenlandse wet strafbaar zijn met een vrijheidstraf waarvan de maximumduur groter is dan 1 jaar). Het is voldoende dat het feit strafbaar is naar
Belgisch recht de kwalificatie moet niet overeenstemmen. ÎDeze regel kan slechts worden toegepast als men een onderzoek heeft verricht naar het vreemde strafrecht en men vaststelt dat de feiten in het vreemde recht strafbaar zijn met een vrijheidstraf waarvan de maximum duur groter is dan 1 jaar. Bv. Cass. 15 februari 2006, P.05.1594.F. Deze zaak ging over de al dan niet uitlevering van een Marokkaan aan Marokko door België. Het hof ging na of bepaalde feiten in het Marokkaanse strafrecht al dan niet konden worden gekwalificeerd als een strafbaar feit met een maximumduur van langer dan 1 jaar zodat er sprake kon zijn van uitlevering. 2) Voorwaarde van de dubbele jurisdictie. Deze houdt in dat de feiten in beide landen tot vervolging aanleiding moeten kunnen geven (zowel in het buitenland als in Belgie). 5 Receptie (= overname) van buitenlands recht Dit wordt ook wel Legal transplants genoemd hoewel deze term vrij beperkt is omdat de term lijkt te suggereren dat enkel de wet kan wordt overgenomen terwijl natuurlijk ook rechtspraak en rechtsleer kan worden overgenomen. Ook problemen die eens zuiver nationaal waren, hebben thans een internationale dimensie gekregenÆ men kan zich niet meer louter concentreren op de nationale ruimte. Men kan inspiratie opdoen in het recht van andere landen om een probleem op te lossen = rechtsvergelijking met een horizontale dimensie. Daarbij komt ook dat er nu veel supranationaal en internationaal recht is dat stukken van het nationaal recht beïnvloedt = de verticale dimensie in de rechtsvergelijking. Zie ook HAZARD: rechtsvergelijking met het oog op ‘policy formulation (beleidsformulering).’ Hierbij gebeurt het vaak dat men inspiratie zoekt in het buitenland om tot een bepaalde oplossing te komen. Bv. Voor het strafrecht heeft men een ontwerp van wetgeving voorgesteld over de zogenaamde spijtoptanten met als voorbeeld het Italiaans recht = een systeem waarbij door de op wet voorziene wijze personen die deel uitmaken van georganiseerde misdaad in ruil voor informatie aan de overheid bescherming of strafvermindering kunnen krijgen. De Belgische commissie justitie van ons parlement is op reis gegaan om dit fenomeen te bestuderen in Italië. Uiteindelijk bleef het bij een voorstel omdat er teveel verzet en discussie was.
12
Er zijn verschillende vormen van receptie: 1. Door de wetgever: Overname van geïsoleerde regels of rechtsinstellingen, een rechtstelsel of een groot deel ervan. Bv. x De wet Le jeune is overgenomen uit het Frans recht. x Het Romeins recht werd vroeger ingevoerd als subsidiair recht om lacunes in het Duitse recht op te vullen. x Vele landen namen de Franse codificaties over omdat het in die tijd over een vernieuwende codificatie ging. x Ook in ontwikkelingslanden is er sprake van overname. Zo is het wetboek van Ethiopië geïnspireerd op het Franse recht, het Zwitsers BW bijna letterlijk overgenomen in Turkije. De transplantatie vereist in de regel een vergelijkbaar maatschappelijk en juridisch karakter. 2. Door de rechtsleer: Dit valt moeilijk waar te nemen. De RL kan voorstellen formuleren ter verbetering en verfijning van het eigen recht. Bv. Het begrip marginale toetsing komt uit het Nederlands recht en is zelfs in een aantal Franse modellen onvertaald overgenomen als gevolg van aanzetten van de RL. 3. Door de rechtspraak: Ook dit is niet direct waarneembaar omdat we in België niet de traditie hebben om te verwijzen naar RP, laat staan naar vreemd recht. Men doet onrechtstreeks inspiratie op in het buitenland. Ook het Hof van Cassatie verwijst niet waardoor het zeer moeilijk is om te weten of een oplossing het gevolg is van vreemd recht. Men kan dit wel vaststellen in de conclusies van het OM. Bv. x Cass. 9 september 2008, P.08.0276.N: Uit de conclusie van de advocatengeneraal blijkt dat men is gaan zoeken naar oplossingen in het buitenland. Het arrest ging over de vraag in welke mate de privacy wordt geschonden als iemand een telefoongesprek opneemt zonder medeweten van de ander. De advocaten-generaal verwijst naar het buitenlands recht maar in het arrest zelf vind je hier niets van terug. Dit is anders dan in de Common Law waar men wel naar RP verwijst. Een uitzondering op de regel is: x Cass. 24 juli 2007, P.07.0959.N. Hierbij heeft het Hof van Cassatie op onmiskenbare wijze inspiratie gehaald bij de RP van de Nederlandse Hoge Raad door voor het eerst (en tot nut toe de enige keer) uitdrukkelijk af te wijken van haar eerdere RP. Meestal zie je in een arrest van Cass. niet dat er wordt afgeweken. Je kan het enkel weten als je een arrest naast oudere RP van Cass legt. Volgens het voorbeeld van Frankrijk wordt er nooit uitdrukkelijk afstand gedaan van de oude regels. In Nederland doet men dat wel. Dit is uitdrukkelijk een vorm van receptie van vreemd recht. We weten dit omdat Cass dit zelf heeft aangegeven. Niet in het arrest zelf maar wel in het jaarverslag 2007 van Cass waarin het zei we hebben hierin het voorbeeld van de hoge raad der Nederlanden gevolgd. Het arrest ging over een probleem van strafuitvoering waarin men eerst verwees naar een arrest van 6 juni 2007 waar men besliste dat er beroep moest 13
worden neergelegd binnen de 5 dagen en waarvan het hof in dit arrest uitdrukkelijk zegt dat de termijn van 5 dagen niet geld en dat de algemene termijn van 2 maanden geld. ÎDit bewijst dat Cass zich ervan bewust is dat RP niet louter declaratoir is maar dat het ook rechtsvormend is. 6 Eenmaking van recht Begrippen: x x
Eenmaking: leidt tot identieke rechtsbepalingen Harmonisatie: minder vergaande vorm van unificatie. Er is enkel een identiek resultaat nodig maar geen identieke rechtsbepalingen
Eenmaking van het materieel recht of volstaat eenmaking van het internationaal privaatrecht? Eenmaking van het IPR is makkelijker. Sommige auteurs vinden eenmaking van het materieel recht beter omdat men dan geen IPR meer nodig heeft. Dit is fout want zelfs dan zullen er verschillen ontstaan bij de toepassing en interpretatie waardoor het IPR nodig blijft om te zeggen welk nationaal recht van toepassing is. Bv. Babcock arrest. Idealiter worden de inspanningen gericht op beide aspecten. Voorwaarden voor eenmaking: 1. Verzoenbaarheid van de verschillende rechtssystemen 2. En de maatschappelijke en politieke wil t.o.v. vreemd recht want eengemaakt recht heeft tot gevolg dat men een stuk van het eigen recht prijs geeft. Eenmaking is vooral succesvol in het handelsrecht, het verbintenissenrecht, het bijzondere overeenkomstenrecht en in het IPR. In andere domeinen van het recht zoals bv. het familierecht is het een stuk moeilijker om tot eenmaking te komen. Bv. Het Haagse adoptieverdragÆheel wat landen zijn partij maar je vindt er geen landen in terug die een rechtssysteem hebben dat behoort tot de islamitische rechtstraditie omdat daar de adoptie zoals wij die kennen niet verzoenbaar is met hun recht (de adoptie wordt maatschappelijk niet hetzelfde ingevuld Æeenmaking zeer moeilijk te bekomen). Op nationaal vlak x x
in eenheidsstaten: Code Napoléon, Engels recht, Duitsland (het Duits BW is een synthese van Romeins en Pruisische recht), Italië. In Federale staten: - Zwitserland (confederale staat): Het ZGB van 1907 is gesteund op het recht van de verschillende kantons in Zwitserland = ook een vorm van eenmaking. - USA (federale staat): Ondanks de ruime interpretatie van de ‘Interstate commerce clause (= alles wat te maken heeft met de interstatelijke handel behoort tot de bevoegdheid van de federale staat)’ bleven de deelstaten bevoegd voor het burgerlijk en handelsrecht. ÆHet privaatrecht is niet uniform 14
in de USA. Toch is er eenmaking d.m.v. rechtsvergelijking. Er is eenmaking via The national conference of Commissioners on Uniform State Laws (Een instelling die zorgt voor eenvormige wetten die leiden tot eenmaking van het burgerlijk recht in Amerika. De belangrijkste wet is The Uniform Comercial Code (UCC 1952) die in alle staten, behalve Louisiana, werd ingevoerd. Zie ook uniform laws annotated. Daarnaast is er ook het American Law Institute waarvan de werken (Restratement of Law) ook tot eenmaking kunnen leiden. Ze hebben weliswaar geen rechtskracht maar er gaat een eenvormige invloed vanuit. = een vorm van interne eenmaking. Op internationaal vlak: x x
x
Aanbevelingen en modelwetten die respect hebben voor de nationale soevereiniteit. Restatements op internationaal vlak: Deze hebben geen rechtskracht. Het zijn principes die in bepaalde situaties kunnen worden toegepast. Bv. Principles of International Commercial Contracts (Unidroit); Principles of European Contract Law – Zie ook resoluties van het Europees privaatrecht voor een Europees BW zie ook DCFR. Maar controverse: zie bv. Pierre Legran die zegt dat er geen sprake is van convergentie maar wel van een fundamenteel verschil tussen de continentaal europese rechtstraditie en de common law Eenmaking door verdragen: Die een eenvormige wet inhouden die moet worden omgezet in het nationaal recht bv. cheque, wisselbrief modelwet bv. Hotelbewaargeving eenvormige regels die in het verdrag zelf kunnen opgenomen zijn. Bv CISG. Het probleem bij eenmaking via verdragen is dat hervormingen, wijzigingen en ratificatieprocedures steeds lang duren. Met directe werking. Bv. EVRM, het EU-verdrag. Deze zijn van groot belang bij de eenmaking.
Wetgeving door supranationale organen: i.h.b. verordeningen (art. 288 VWEU). Het probleem is dat er geen waarborg is voor een eenvormige interpretatie waardoor er afbreuk wordt gedaan aan het eenmakingsproces. Dit probleem kan worden verhinderd door: 1) De oprichting van een supranationaal rechtscollege, zoals bv. het Hof van Justitie en het Benelux Gerechtshof, dat voor eenmaking van interpretatie kan zorgen. 2) Informeel door het uitwisselen van informatie (bv. Unidroit heeft een eigen tijdschrift waarin informatie wordt gepubliceerd over de wijze waarop de verdragsregels worden toegepast in de verschillende verdragsstaten) 3) Te voorzien in voorgeschreven interpretatieregels opgelegd in bv een protocol bij het verdrag: zie bv. Het Verdrag van Warschau van 1929 over luchtvervoer waarbij een 15
Belgische wet (27 februari 2003, BS 14 oktober 2003) de goedkeuring inhoudt van een protocol bij dit verdrag met interpretatieregels. Regionale en universele eenmaking x
x
Universele eenmaking = beperkter en vindt men vooral terug bij specifieke technische terreinen omdat deze het meest haalbaar zijn. Bv. Het wissel- en chequerecht (Volkenbond); Leasing, factoring, internationaal testament (Unidroit); Conferentie van Den Haag voor het ipr; UNCITRAL (orgaan van de VN dat zich bezig houdt met eenmaking): - CISG = Het Weens koopverdrag - Verdrag van New York (1958) i.v.m. eenmaking van arbitrage Soms vindt men ook universele eenmaking terug in moeilijkere domeinen zoals het strafrecht. Bv. x Het Verdrag van Wenen en New York (3 maart 1980) inzake externe beveiliging van kernmateriaal x art. 488bis Sw. Regionale eenmaking: Eenvormige wetgeving uitgevaardigd door de Benelux inzake de dwangsom, de commorientesleer, de verplichte aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. De Benelux is thans een beetje achterhaald door de EU maar toch is deze wetgeving nog steeds belangrijk bij niet-officiële contracten. Bv. De vereniging voor vergelijkende studie van het recht in België en Nederland. De EU De Raad van Europa (EVRM) De Noordse Raad (1952) = een instelling waarvan Noorwegen, Denemarken, IJsland en Finland deel vanuit maken. Deze legt aan de staten geen verplichting op om een volledig eenvormig recht te gaan scheppen. Ze vaardigt een soort van standaardwetgeving uit die door de landen kan worden omgezet maar niet noodzakelijk tot identieke bepalingen leidt. De interpretatie van deze wetten is in alle staten gelijk omdat men een tijdschrift publiceert met uitspraken van alle hoogste rechtscolleges die toepassing maken van het recht van de Noordse Raad. In Latijns Amerika samenwerking van een aantal landen : Codigo Bustamante.
5 Europees privaatrecht Begrip Er is een invloed van het EU recht (en eventueel ook van het EVRM) op het geldend privaatrecht en in brede zin ook op regelgeving die nog geen geldend recht is. Tot de 18de eeuw: ius commune (= soort van Europees privaatrecht), naderhand verbroken door de codificaties.
16
26 mei 1989: het Europees Parlement roept een Commissie op om een begin te maken van werkzaamheden ter opstelling van een Europees wetboek privaatrecht (herhaald op 6 mei 1994). 16 maart 2000: resolutie van het Europees Parlement waarin wordt gezegd dat verdere harmonisatie van het burgerlijk recht essentieel is voor de interne markt. 11 juli 2001: Mededeling van de Commissie over het Europees verbintenissenrecht: vraag om debat over verschillende keuzemogelijkheden. De keuzemogelijkheden waren beperkt tot 4 gevallen: 1. Niets doen 2. Opstellen van gemeenschappelijke beginselen die kunnen worden gehanteerd door de nationale wetgever en eventueel de Europese wetgever bij het creëren van nieuwe wetgeving 3. We gaan de kwaliteit van de reeds bestaande wetgeving die men reeds heeft op europees vlak verbeteren 4. Daadwerkelijke alomvattende wetgeving op het niveau van de gemeenschap uitwerken. 12 februari 2003: Actieplan van de Commissie: met o.a. een gemeenschappelijk referentiekader (CFR) omdat er de meeste voorstanders voor keuze 2 en 3 waren. Het gaat om gemeenschappelijke beginselen en begrippen die eventueel door de Europese wetgever kunnen worden gebruikt bij het uitwerken van nieuwe wetgeving Eind december 2008: DCFR overgelegd aan Commissie. Zie ook: publicatie: Principles, Definition and Model Rules of European Private Law, München, Sellier, 2009, tevens beschikbaar via: http://ec.europa.eu/justice/policies/civil/docs/dcfr_outline_edition_en.pdf.
Bedoeling: basis van CFR (door EU-instellingen). 26 april 2010: Besluit van de Commissie om een deskundigengroep Europees contractenrecht aan te stellen die de opdracht krijgt om van start te gaan met het uitwerken van een voorstel van Europees contractenrecht. Dit leidt uiteindelijk tot een voorstel in 2011 van de commissie voor een verordening van europees kooprecht. Gesteund op de studie van die deskundige groep en op de DCFR. Het is dus beperkter dan eerst bedoeld + het is een optioneel instrument. Het wordt enkel toegepast als de partijen er voor kiezen om het Europees kooprecht toe te passen. Een andere beperking is dat het enkel zou gelden voor grensoverschrijdende contracten. Richtlijnen x x
Werking van richtlijnen in het privaatrecht: omzetting; richtlijnconforme interpretatie. Verhouding van richtlijnen tot privaatrechtelijke leerstukken: verbrokkeling maar bepaalde civielrechtelijke concepten komen er in aan bod.
17
Verordeningen x
Hebben werking en invloed in het privaatrecht
Andere Algemene rechtsbeginselen ontwikkeld in rechtspraak HvJ en EHRM: dragen mee tot ontwikkeling van grondslag van Europees privaatrecht. Belang van CISG. PECL (Ole Lando) – Unidroit-Principles – Study Group on a European Civil Code (Von Bar) – Acquis Group (Research Group on EC Private Law). Andere: Van Gerven (case-books); Towards a European Civil Code; …
6 Maatstaven 1 Inleiding Het uitgangspunt is dat hoewel het recht van ieder land in beginsel uniek is dat er toch gelijkenissen zijn in de rechtssystemen. In sommige meer dan andere ÆHet moet mogelijk zijn om de rechtstelsels in groepen op te delen. Dit is de hoofdtaak van de macrorechtsvergelijking. Wanneer we die groepen hebben is de belangrijke pedagogische meerwaarde: dat als je zo’n groep hebt het vaak voldoende kan zijn om 1 representatief rechtstelsel uit de groep te bestuderen. De vraag is welke maatstaven kan je voor de onderverdeling gebruiken? Want: x x
x
binnen de groep zullen er ook verschillen zijn tussen het dochter- en moederrecht. Verder zul je pluralistische rechtstelsels (Deze behoren gedeeltelijk voor een rechtstak tot een bepaalde rechtstraditie en voor een andere weer tot een andere rechtstraditie) tegenkomen waardoor ze moeilijk te plaatsen zijn binnen een bepaalde groep. Æindeling in groepen vooral gebaseerd op het vermogens- en verbintenissenrecht. Een rechtstelsel kan evolueren waardoor ook het karakter van de rechtstelsels wijzigt.
Ook kan men met de tijd andere maatstaven gaan gebruiken waardoor het rechtstelsel tot een andere groep gaat behoren. ÆDe indelingen zijn relatief. 2 Maatstaven 1) Onderscheid obv het ontwikkelingspeil van een rechtstelsel (Seagle): Het resultaat van Seagle’s voorstel is dat je 3 grote groepen kan onderscheiden: 1. Primitieve rechtstelsels: Deze worden gekenmerkt door de afwezigheid van een centraal gezag. 2. Archaïstische rechtstelsels: Deze worden gekenmerkt door het bestaan van een zeker overheidsgezag en dus ook overheidsrechtbanken. Maar er is een irrationeel bewijssysteem (bv. De godsoordelen bij ons in de Middeleeuwen)
18