Reactienota Huissensche Waarden d.d. december 2013 Met betrekking tot ingediende zienswijzen tegen het ontwerp-bestemmingsplan en de ontwerp-besluiten voor de vergunningen voor het project Huissensche Waarden
1 / 392
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: Zienswijzen Hoofdstuk 2: Algemeen Hoofdstuk 3: Samenvatting zienswijzen en reactie bevoegd gezag Hoofdstuk 4: Overzicht wijzigingen bestemmingsplan
2 / 392
Hoofdstuk 1: Zienswijzen 1. Reclamant 1 2. Reclamant 2 3. LTO Noord t.a.v. ing. J.A. Vreeling en H.J. Mulder, postbus 240, 8000 AE Zwolle 4. Fractie B06-L2000, Schaapskamp 13, 6681 MT Bemmel 5. Reclamant 5 6. College van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard, t.a.v. dhr. J.J.V.E. Bruckwilder, postbus 15, 6680 AA Bemmel 7. Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu, t.a.v. drs. H. Bruinewoud, postbus 9070, 6800 ED Arnhem 8. Reclamant 8 9. Reclamant 9 10. Reclamant 10 11. Reclamant 11 12. Bestuur Historische Kring Huessen t.a.v. C.G. Neijenhuis, Vierakkerstraat 39, 6851 BB Huissen 13. Reclamant 13 14. Reclamant 14 15. Reclamant 15 16. Reclamant 16 17. Reclamant 17 18. Reclamant 18 namens de Watersportvereniging “de peppelweide” en als particulier pers. 19. Reclamant 19 20. Reclamant 20 21. Reclamant 21 22. Reclamant 22 23. LBP Sight t.a.v. drs. P.D. Thoenes, postbus 1475, 3430 BL Nieuwegein namens Basal Toeslagstoffen B.V. 24. Reclamant 24 25. VBI Ontwikkeling BV t.a.v. L.H.W. Teunissen, postbus 31, 6850 AA Huissen 26. Heijting Groep B.V., t.a.v. J.W. heijting Postbus 22, 6850 AA Huissen 27. Gelderse Natuur- en Milieufederatie t.a.v. V. Vintges, Jansbuitensingel 14, 6811 AB Arnhem 28. Reclamant 28 29. RK parochie De Levensbron, t.a.v. W.M.P.M. Kaak, Markt 7, 6681 AE Bemmel 30. A&S advocaten t.a.v. J.W. van der Linde, postbus 150, 6700 AD Wageningen namens Landbouw en veeteeltbedrijf A. Th. Willemsen B.V., Looveer 14 te Huissen e.s. 31. Caprice Holding B.V. t.a.v. W.A. Elfrink, postbus 48, 6690 AA Gendt
3 / 392
32. Reclamant 32 33. Reclamant 33 34. Reclamant 34 35. Reclamant 35 36. Reclamant 36 37. Waard Wonen, t.a.v. S. Holwerda, postbus 43, 6850 AA Huissen 38. Reclamant 38 39. mr. A.J.M. Jordense juridisch adviesbureau b.v. t.a.v. A.J.M. Jordense, Ramstraat 16, 5555 KX Valkenswaard namens Van Dalen B.V. Huissen 40. Reclamant 40 41. N.V. Nederlandse Gasunie t.a.v. A. Schilder, postbus 19, 9700 MA Groningen 42. De Middelwaard biologisch landbouwbedrijf t.a.v. M. Reijers en M. Grob, Middelwaard 2, 6924 SE Loo 43. Strijdbaar Angeren t.a.v. G. Bouwman,
[email protected] (geen postadres gegeven) 44. Reclamant 44 45. Reclamant 45 46. Reclamant 46 47. Reclamant 47
4 / 392
Hoofdstuk 2: Algemeen De mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen betrof de volgende ontwerpbesluiten (OB): 1. het ontwerp-bestemmingsplan ‘Huissensche Waarden’; (A) 2. de ontwerpvergunning op grond van de Ontgrondingenwet en Gelderse ontgrondingenverordening; (B) 3. de ontwerpvergunning op grond van de Waterwet voor tijdelijke werken; (C) 4. de ontwerpvergunning op grond van de Waterwet voor permanente werken (D) 5. de ontwerpvergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998; (E) 6. de ontwerpvergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998; (F) 7. de ontwerpvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. (G) De bevoegd gezagen zijn: 1. Gemeenteraad Lingewaard (voor A en G); 2. College van Gedeputeerde Staten van Gelderland (voor B, E en G (VVGB)); 3. Rijkswaterstaat Oost-Nederland, Ministerie van Infrastructuur en Milieu (voor C en D); 4. Ministerie van Economische Zaken (F). In totaal zijn 47 zienswijzen binnengekomen. 2.1 Ontvankelijke zienswijzen Alle zienswijzen die schriftelijk en binnen de termijn zijn ingediend zijn samengevat in hoofdstuk 3 en voorzien van een reactie door het bevoegd gezag. De zienswijzen zijn ontvankelijk. 2.2 Toelichting tabellen Bij de beantwoording van de zienswijzen is de volgende werkwijze gehanteerd. Per tabel worden de zienswijzen van één indiener behandeld. In de eerste regel is de naam van de indiener vermeld. Vervolgens is in de eerste kolom de zienswijze samengevat. Tweede kolom is de beantwoording van het bevoegd gezag gegeven. In de laatste kolom wordt aangegeven welke gevolgen er zijn voor de besluiten. De aard van de zienswijze is in de eerste kolom samengevat weergegeven, maar is integraal in de besluitvorming meegenomen.
5 / 392
Hoofdstuk 3: Samenvatting zienswijzen en reactie bevoegd gezag 1. Reclamant 1
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
1.1 Aangegeven wordt dat verlaging van de grondwaterstand tot gevolg kan hebben dat de bodem inklinkt. Het erf van reclamant kan verzakken en er kan schade ontstaan aan bebouwing als gevolg van zettingen (ongelijkmatige verzakkingen van de ondergrond).
Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden” (Arcadis 17 maart 2011), blijkt dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook niet optreden. Dit rapport is opgesteld door een gekwalificeerd bureau. Het bureau heeft gewerkt volgens de methodiek die voorgeschreven is door het waterschap Rivierenland. Het is daarnaast ook nog gecontroleerd door de provincie Gelderland.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Uit dit rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Uit gegevens en onderzoek naar de bodemopbouw in de omgeving van de Huissensche Waarden blijkt tevens dat, in de tijd gezien, momenteel van nature sprake is van een grote variatie (diverse meters) in grondwaterstanden. Dit wordt vooral veroorzaakt door de invloed van wisselende waterstanden op de rivieren, de overwegend zandige opbouw van de diepere bodemlagen en in mindere mate het peilbeheer van het Waterschap. Lage waterstanden in de rivier, leiden ondanks de inname van water in zomer, dan ook tot lage grondwaterstanden. Hoger gelegen gevoelige lagen in de bodem zijn derhalve in de loop der eeuwen al ingeklonken.
6 / 392
In een extreme zomersituatie daalt de grondwaterstand door de aanleg van de plas maximaal 0,2 tot 0,4 meter ten opzichte van de huidige situatie. Uit analyse van alle bekende bodemonderzoeken uit de omgeving blijkt dat rondom de Huissensche Waarden er slechts op één locatie ondiepere veen en kleilagen zijn die door veranderende grondwaterstanden beïnvloed kunnen worden. In de meeste gevallen liggen klei en veenlagen zodanig diep dat deze, ook bij extreem lage waterstanden, altijd onder het hoogste grondwaterpeil blijven liggen. Deze bodemlagen zullen dan ook niet gaan inklinken door de aanleg van de zandwinplas. Extra inklinking is immers alleen te verwachten als de grondwaterstand in een zettingsgevoelige laag lager is dan ooit tevoren in deze laag, waardoor de historische voorbelasting wordt overschreden. De extra inklinking treedt ook pas op in enige mate als de lage waterstand in de zettingsgevoelige laag langdurig aanhoudt, omdat de zettingsgevoelige laag inklinkt (consolideert) naarmate het water uit de poriën van de grond ontsnapt. De consolidatietijd voor volledige zetting is afhankelijk van de grondsoort en is voor zettingsgevoelige grond als klei en veen aanzienlijk omdat deze grondsoorten slecht doorlatend zijn. Tenslotte is de inklinking evenredig met de dikte van dat deel van de zettingsgevoelige laag dat extra droog komt te staan. Als bijvoorbeeld de grondwaterstand in een extreem droge zomer 40 cm lager zou staan dan voorheen, en deze 40 cm. verlaging geheel in de zettingsgevoelige laag plaatsvindt, dan is de extra inklinking een percentage van deze 40 cm.
7 / 392
Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 1.2 Gevraagd wordt hoe omgegaan wordt met eventuele schade aan de bezittingen als gevolg van het zettingsverschil dat te wijten is aan de lagere grondwaterstand.
Voor schade die aantoonbaar veroorzaakt is door het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de project Huissensche Waarden is de initiatiefnemer besluiten. van het project wettelijk aansprakelijk. De provincie Gelderland verzorgt een klachtenloket, waar alle klachten en schademeldingen kunnen worden ingediend. Deze zullen dan doorgeleid worden naar de verantwoordelijke partijen ter verdere afhandeling en worden geregistreerd. De indiener krijgt een melding over de verdere
8 / 392
afhandeling. Het aannemen van dergelijke klachten en schademeldingen door de Provincie betekent niet dat de Provincie verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid hiervoor accepteert. Schadeverhaal door een particulier op een particuliere partij zoals de vergunninghouder of de voor hem werkende aannemers is een privaatrechtelijke kwestie tussen de eisende partij en de aangesproken partij, waarin voor de overheid geen rol is weggelegd. 1.3 Getwijfeld wordt aan de tijdsduur van de monitoring van de grondwaterstanden om een nulsituatie te bepalen. De tijdsduur daarvan zou te kort zijn. Ook wordt gevraagd hoe de nulsituatie van het erf en de opstallen van reclamant wordt bepaald
Metingen in eerder geplaatste peilbuizen die gebruikt kunnen worden om de nulsituatie mede te kunnen bepalen zijn gestart tussen 1990 en 1998. Daarnaast zijn in augustus 2011 in opdracht van de initiatiefnemer 15 peilbuizen rondom het inrichtingsgebied geplaatst. De metingen zijn gestart op 23 september 2011. In 2012 zijn er 11 extra peilbuizen geplaatst door gemeente Lingewaard. Deze zijn in beheer bij Vitens. Tot aan het tijdstip dat de zandwinplas de dijk zal naderen zijn vanaf 2011 geredeneerd, zeker vier jaar te gaan. Tevens zal het grondwater gemonitord worden zolang de ontgrondingsvergunning geldt. De monitoringsperiode is derhalve voldoende lang. Bovendien wordt ook gebruik gemaakt van oudere literatuur- en actuele modelgegevens. Hierbij zijn ook gegevens van veel oudere meetpunten betrokken.
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in het gebied waar de kans op schade door zetting het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij een groter aantal woningen. De selectie van op te nemen woningen dient te worden gemaakt op basis van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd voordat met de ontzanding kan worden aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar van de opname van hun woning te ontvangen.
Uit onderzoek van Arcadis blijkt dat, op basis van worst case zetting berekeningen, geen schade aan gebouwen als gevolg van het veranderende hydrologisch regime te verwachten is. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013.
9 / 392
In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. Aangezien er echter discussies kunnen ontstaan over effecten van de zandwinplas, hebben de initiatiefnemer en de Gemeente besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen. Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten binnen delen van het invloedsgebied waar de grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor grondwatereffecten.
10 / 392
Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren. Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden. Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project. Om eventuele veranderingen in de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen, worden opnamerapporten opgesteld door een onafhankelijk deskundige. Een kopie van het rapport wordt aan de gebouweigenaar verstrekt. Dit rapport kan onder andere bestaan uit foto's van het gebouw, foto's van eventuele bestaande scheuren, voegmetingen en een schriftelijke inventarisatie van de huidige toestand. 2. Reclamant 2
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
2.1 Aangegeven wordt dat de vervolgprocedure per Dit wordt voor kennisgeving aangenomen. post op 3 juni jongstleden is ontvangen en is gelezen in het Gemeentenieuws. De voorlichtingsbijeenkomst is bezocht.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
2.2 Diverse malen zijn de zorgen uitgesproken over de negatieve gevolgen van het project. Deze zorgen zijn toegenomen door een gemaakte opmerking op de inloopavond.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Dit wordt voor kennisgeving aangenomen.
11 / 392
2.3 Reclamant is het niet eens met het afwijzen van de inspraakreacties in het kader van het voorontwerp bestemmingsplan. De bezwaren worden opnieuw ingebracht.
Het planvoornemen kan niet voorzien in alle door Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de insprekers en indieners zienswijzen ingebrachte besluiten. opmerkingen en voorgestelde wijzigingen. Daar waar noodzakelijk, mogelijk en inpasbaar zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in aanpassing van het planvoornemen. Het plan is getoetst aan vigerende wet- en regelgeving en voldoet. De wederom ingebrachte zienswijzen worden voor de volledigheid nogmaals beantwoord.
2.4 Gevraagd wordt dat er foto’s worden gemaakt van alle op staal gefundeerde huizen binnen een afstand van de ontgronding (5km). Er is geen garantie en het achteraf aantonen dat een verzakking door het project is veroorzaakt is juridisch nauwelijks een haalbare zaak.
De extra drainerende invloed door de aanleg van de zandwinplas bij zeer lage waterstanden in de rivier beperkt zich tot een deel van het centrum van Huissen en Angeren (zie figuur 7.18 van het rapport “Grondwatereffecten Inrichtingsplan Huissensche Waarden’”). Het gaat in bewoond gebied om een maximale daling van de grondwaterstand tot 55 cm. Reclamant vindt het onvoldoende dat eventuele Dit is een veel beperkter gebied dan de reclamant schade achteraf hersteld zal worden. Hij meent dat er stelt. Het door de reclamant voorgestelde nu geen garantie bestaat en dat het nauwelijks onderzoeksgebied binnen een afstand van 5 km is juridisch haalbaar is om achteraf aan te tonen dat dan ook onnodig groot. Het maken van foto's op een verzakking het gevolg is van het project. deze schaal wordt niet nodig geacht. Reclamant wil dan ook dat een garantie wordt afgegeven voor het herstellen van de schade ten Om de werkelijk optredende zetting door de gevolge van verzakkingen. zandwinning te bepalen dient de relatie tussen de grondslag ter plaatse, wisselende waterstanden in de rivier, variaties in grondwaterstand en de tijdsuur hiervan in beschouwing genomen te worden. Uit het Arcadisrapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Extra zetting, als gevolg van zandwinning, bij op staal gefundeerde woningen is hierdoor dan ook onwaarschijnlijk.
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in het gebied waar de kans op schade door zetting het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij een groter aantal woningen. De selectie van op te nemen woningen dient te worden gemaakt op basis van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd voordat met de ontzanding kan worden aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar van de opname van hun woning te ontvangen.
12 / 392
Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. Eventuele effecten op grondwaterstanden en de gevolgen daarvan zijn verbonden aan de vergunningplichtige activiteit van de zandwinning en worden in het kader van de procedure voor de ontgrondingsvergunning beoordeeld. Monitoring van deze effecten en eventuele maatregelen worden in de ontgrondingsvergunning vastgelegd. Pas als de monitoring niet overeenkomt met de tot nog toe
13 / 392
verwachte effecten zijn aanvullende onderzoeken en alternatieve maatregelen noodzakelijk. Aangezien er echter discussies kunnen ontstaan over effecten van de zandwinplas, hebben de initiatiefnemer en de Gemeente besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen. Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten binnen delen van het invloedsgebied waar de grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor grondwatereffecten. Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren. Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden. Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project. Schade die aantoonbaar veroorzaakt is door de zandwinning is en blijft een verantwoordelijkheid van de zandwinner. Voor zover geen nulopname is gedaan zal qua bewijslast allereerst worden bekeken of het gebouw in het invloedsgebied ligt, welke grondslag ter plaatse aanwezig is en op welke wijze het gebouw gefundeerd is. Vervolgens wordt bekeken of grondwaterstand door de zandwinplas ter plaatse substantieel gewijzigd is. Hiertoe worden de grondwaterstanden langjarig gemonitord door een
14 / 392
erkend adviesbureau in opdracht van de vergunninghouder en gecontroleerd door het bevoegd gezag. Als blijkt dat structurele veranderingen in de grondwaterstanden ontstaan door de zandwinning zullen overigens passende maatregelen worden opgenomen. Deze hebben tot doel om schade door zetting te voorkomen. De gevraagde garantie wordt door bestaande wetten gewaarborgd. 2.5 In het rapport van Arcadis is het model waarmee de berekeningen van de zetting berekend zijn niet gebaseerd op voldoende boringen ter bepaling van de samenstelling van de bodem. Dit maakt de berekening niet geloofwaardig en is niet gebaseerd op de zeer diverse samenstelling van de bodem. Daarbij komt ook dat het aantal meetpalen volgens reclamant te gering is. In dat kader verwijst hij op de bijgevoegde brief waarin zijn ervaringen ten aanzien van zijn perceel worden aangegeven. Reclamant benadrukt ook dat de gevolgen van gravingen in het gebied onvoorspelbaar zijn en verwijst daarbij naar onderzoeken uit de jaren ´60.
In het rivierengebied, inclusief het studiegebied, Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de wordt al ruim 30 jaar zeer gedetailleerd geologisch besluiten. onderzoek verricht. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Rijn-Maas onderzoeksgroep van de Universiteit van Utrecht. Er zijn honderdduizenden boringen met een totale lengte van meer dan 1.000 kilometer uitgevoerd, wat het rivierengebied tot de meest in detail gekarteerde delta ter wereld maakt. De resultaten van dit onderzoek zijn onder andere beschikbaar via de zogenaamde zandbanenkaart (Zanddiepte-kaarten van het Gelders Rivierengebied, met inbegrip van de uiterwaarden, Berendsen et.al. 2002, uitgegeven door de provincie Gelderland in samenwerking met Rijkswaterstaat, het waterbedrijf Gelderland en Universiteit Utrecht). De resultaten van dit onderzoek zijn toegepast in de bodem en grondwater modellen. De zandbanenkaart voor het modelgebied en de daaruit afgeleide weerstanden van de deklaag zijn in het rapport over de grondwatermodellering weergegeven. De nulsituatie van de grondwaterstanden wordt bepaald aan de hand van langjarige metingen in een dekkend netwerk van 35 peilbuizen. Dit netwerk bestond oorspronkelijk uit 9 reeds eerder geplaatste peilbuizen. Om de effecten van de zandwinplas op grondwaterstanden preciezer te meten is in overleg met Gemeente en Waterschap besloten om een
15 / 392
aanvullend gedetailleerder meetnet van 26 extra peilbuizen op te zetten. Door middel van een drijver met een geautomatiseerde dataopslag worden in de peilbuis iedere dag de optredende waterstanden gemeten. Zodoende kunnen wijzigingen in de grondwaterstand snel vastgesteld worden. Ook kan de berekende en werkelijke toekomstige situatie vergeleken worden met de huidige situatie. Door oude en nieuwe metingen te combineren met het verbeterde en meer uitgebreide Regis model zijn bovendien langjarige effecten te bepalen en voorspellingen te doen. De basis voor het door Arcadis gebruikte bodemmodel is het Regionaal Geohydrologisch Informatie Systeem (REGIS) van TNO. Dit systeem biedt het meest actuele inzicht in de ondergrond en geohydrologische eigenschappen van de ondergrond en wordt breed geaccepteerd als de beste basis om regionale modellen op te baseren. De samenstelling en de daarvan afgeleide doorlatendheid van de bodem met afwisselingen van zand, veen en kleiige afzettingen is verwerkt in het model. Dit model is vervolgens verfijnd met aanvullende gegevens van onder andere de doortrekking van de A15 en de zandbanenkaart van provincie Gelderland. Dit model is gekalibreerd op basis van werkelijk gemeten stijghoogten en grondwaterstanden in het onderzoeksgebied. Het “REGIS-model” wordt ook gebruikt bij andere Ruimte voor de Rivier-projecten. 2.6 De conclusie van reclamant is dat de uitkomst van de zettingsberekeningen niet concreet zijn en dat mogelijke verzakkingen in dit gebied onvoorspelbaar zijn als je niet veel meer boringen doet om de samenstelling van de bodem tot 40 meter diepte beter in kaart te brengen en ook in een model te gebruiken.
Extra boringen tot 40 m diepte hebben geen toegevoegde waarde omdat de extra grondwatereffecten van de zandwinning bij extreem lage waterstanden in de rivier zich beperken tot maximaal 40 cm ten opzichte ten opzichte van de huidige situatie van het grondwaterpeil.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
16 / 392
Gezien de oorsprong, dekking en de verfijning van het gehanteerde model hebben meer en diepere boringen ook geen meerwaarde om de effecten te bepalen. Voor het bepalen van de grondwatereffecten is immers gebruik gemaakt van het Regionaal Geohydrologisch Informatie Systeem (REGIS) van TNO. Dit systeem biedt het meest actuele inzicht in de ondergrond en geohydrologische eigenschappen van de ondergrond en wordt breed geaccepteerd als de beste basis om regionale modellen op te baseren. Dit model is gekalibreerd op basis van werkelijk gemeten stijghoogten en grondwaterstanden in het onderzoeksgebied. Onder 2.5 is meer gedetailleerde informatie over het “REGIS-model” beschreven. 2.7 Gevraagd wordt waarom er geen melding wordt gemaakt van gedane onderzoeken in de jaren 60 waarbij reclamant betrokken was. De conclusie van die onderzoeken was dat de gevolgen met betrekking tot de verzakkingen etc. onvoorspelbaar zijn. Gevraagd wordt waarom hier niets van terug te vinden is.
Het onderzoek dat aan de basis ligt van het Regis model is qua onderzoeksgebied en intensiteit veel omvattender en completer als het onderzoek uit de jaren zestig. Dit systeem biedt het meest actuele inzicht in de ondergrond en geohydrologische eigenschappen van de ondergrond en wordt breed geaccepteerd als de beste basis om regionale modellen op te baseren. Door te werken met dit model zijn effecten op grondwaterstanden juist wel voorspelbaar.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
2.8 Reclamant stelt dat alleen boringen zijn verricht door Fugro dichtbij de locatie van de ontgronding.
Dat klopt. De boringen van Fugro zijn uitgevoerd om Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de de samenstelling van de ondergrond en de besluiten. korrelgrootte van het zand in de diepe bodem van de potentiële zandwinplas te bepalen. Daar waar niet gegraven zal worden zijn dergelijke boringen niet nodig.
2.9 Gevraagd wordt of de samenstellers van het rapport van Arcadis echte waterbouwkundige specialisten zijn.
De bij het project betrokken adviseurs zijn door de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de vakgemeenschap erkend en adequaat geschoold en besluiten. gecertificeerd. Zij hebben gewerkt met gevalideerde modellen die voortdurend worden geactualiseerd aan In dit kader vraagt reclamant ook of Arcadis bereid is de hand van de nieuwste gegevens. De methodiek is een garantie te geven voor de juistheid van de door de betrokken overheden voorgeschreven.
17 / 392
conclusies. Reclamant meent dat dit niet het geval is en vreest dat men zich achteraf eruit zal praten indien de werkelijkheid anders blijkt te zijn dan de berekening van Arcadis. Verzocht wordt om vast te stellen dat het model niet gebaseerd is op voldoende echte gegevens en geen nauwkeurige berekening van de verzakking kan opleveren.
De resultaten en rapportages zijn door deze organen ook getoetst.
2.10 Gevraagd wordt om uiteen te zetten waarop de conclusie is gebaseerd dat er een groot maatschappelijk draagvlak is voor de aangevraagde ontgronding.
Er bestaat maatschappelijk draagvlak voor het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de project als geheel waarbij de zandwinning de besluiten. economische drager vormt. Dit uit zich onder andere door besluiten van de gemeenteraad van de gemeente Lingewaard. Deze heeft in haar vergadering van 23 september 2010 ingestemd met de inrichtings- en beheersvisie voor het project Huissensche Waarden (zie punt 8 op de besluitenlijst raadsvergadering: 23 september 2010). Daarnaast zijn in de ontgrondingsvergunning op pagina 8 en 9 de overwegingen beschreven die leiden tot deze conclusie.
2.11 Reclamant verzoekt om aan de door hem gestelde redelijke eisen te voldoen.
Alle door reclamant gestelde eisen zijn beoordeeld Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de en eventuele aanpassingen als gevolg van de besluiten. gestelde eisen zijn weergegeven in deze reactienota. Ook zijn vragen beantwoord en eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze zijn weergegeven in deze reactienota. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet kan worden voorzien in alle opmerkingen of voorgestelde wijzigingen. Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen.
2.12 In 2009 is uitgebreid gereageerd op het MER, de brief van 25 januari 2009 is bij de zienswijze bijgevoegd.
De zienswijzen welke, door nieuwe inzichten, een nieuw antwoord vergen zijn hieronder samengevat en beantwoord.
De vraag om garanties is gezien het voorgaande ongebruikelijk en onnodig. Indien onvoldoende kwalitatief werk is geleverd zullen zij door de opdrachtgever bovendien aansprakelijk gesteld worden. Ook worden de kansen op nieuwe opdrachten kleiner. De objectiviteit is derhalve voldoende verzekerd.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
18 / 392
2.13 Dit is het enige PKB project dat een privaat initiatief kent. Gevraagd wordt waarom dit project niet door de overheid wordt gefinancierd met de mogelijkheid tot keuze van de meest milieuvriendelijke variant en de minste risico’s voor de omgeving.
Het particuliere initiatief voor de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de uiterwaardvergraving in de Huissensche Waarden besluiten. was ten tijde van de totstandkoming van de PKB Ruimte voor de Rivier (PKB) reeds vergaand in ontwikkeling. Aangezien het project mede dient ter vergroting van de waterveiligheid en op een zodanige wijze wordt ingepast waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met lokale belangen, is deze maatregel als particulier initiatief in de PKB vastgelegd. De uiterwaardvergraving Huissensche Waarden is ook op de lange termijn nodig. Als terugvaloptie bij het eventueel niet uitvoeren van de maatregel is in de PKB verlaging van de kribben in het Pannerdensch-Kanaal opgenomen.
2.14 Er zou een alternatief plan zijn ingediend. De reclamant verbaast zich dat dit alternatief niet in beschouwing is genomen. Reclamant vraagt of dit alternatief aan hem ter beschikking kan worden gesteld.
Er is tijdens het MER proces een alternatief plan ingediend door GNMF en Gebroeders Willemsen. Indien reclamant dit plan wil hebben staat het hem vrij contact op te nemen met de indieners.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Dit alternatieve plan kan niet als een volwaardig alternatief worden beschouwd omdat de rivierkundige-, milieu- en economische gevolgen niet onderzocht zijn. Het alternatieve plan voldoet niet aan de doelstellingen van het project Huissensche Waarden. Dit alternatief is daarom niet in de verdere planontwikkeling betrokken. 2.15 Aangegeven wordt dat reclamant het er niet mee eens is dat medewerking wordt verleend aan het plan. De problemen omtrent de huidige infrastructuur worden alleen maar groter.
Het aspect verkeer als gevolg van het planvoornemen is onderzocht en meegenomen in het bestemmingsplan. In de toelichting bij het bestemmingsplan is in paragraaf 5.6 aangegeven of en zo ja welke maatregelen nodig zijn met betrekking tot verkeer en parkeren. Met inachtneming van de te treffen maatregelen, zijn geen problemen voor wat betreft ontsluiting en bereikbaarheid van het gebied te verwachten.
De zienswijze heeft aanleiding gegeven om voor bepaalde wegen en wegvakken dieper in te gaan op de materie. Het onderzoek 'Verkeersanalyse Huissensche Waarden', d.d. oktober 2013, is als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
19 / 392
In het kader van het project Huissensche Waarden is onderzoek verricht naar de verkeerskundige gevolgen, veroorzaakt door het planvoornemen. Het onderzoek 'Verkeersanalyse Huissensche Waarden', d.d. oktober 2013, is als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen. Onderzocht is of de nieuwe ontwikkelingen, toekomstige verkeersstromen en parkeerbehoefte tot problemen leiden. Geconcludeerd wordt dat wegen en kruispunten voldoende capaciteit hebben om de huidige verkeersintensiteit en de te verwachten extra verkeersbewegingen zonder problemen te kunnen verwerken. Door het project Huissensche Waarden zullen geen infrastructurele problemen ontstaan. 2.16 Verzocht wordt om een striktere en reëlere projectplanning voor de realisatie met sancties bij overschrijding van termijnen.
In de bijlagen bij de verschillende vergunning Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de aanvragen/beschikkingen en het bestemmingsplan is besluiten. een gedetailleerdere planning opgenomen en uitgewerkt ten opzichte van de in de MER van 2008 aangegeven planning. In de ontgrondingsvergunning wordt in voorschriften 12, 13 en 19 voorgeschreven wanneer welke inrichtingsmaatregelen worden genomen. Op basis van deze voorschriften kan de Provincie tijdige realisatie van inrichtingsmaatregelen afdwingen, desnoods door gebruik te maken van de vereiste bankgarantie van vergunninghouder jegens de Provincie.
2.17 Reclamant maakt zich zorgen over het onderhoud van het projectgebied na realisatie van de doelen van de initiatiefnemer. Gevraagd wordt wie voor de kosten opdraait als de initiatiefnemer failliet gaat. Gevraagd wordt of gedacht is aan het vooraf vullen van een onderhoudsfonds.
Voor het beheer van de delen (natuur en agrarisch Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de met waarden) welke in eigendom van de besluiten. initiatiefnemer en haar partners zijn is een beheerstichting opgericht (zie het document beheer Huissensche Waarden). Binnen deze beheerstichting zullen naast de initiatiefnemer ook lokale natuurverenigingen en agrariërs betrokken zijn. Voor de delen die niet in bezit van de initiatiefnemer en haar partners zijn blijft het huidig landgebruik
20 / 392
mogelijk en is onderhoud van het projectgebied daarom niet aan de orde. In voorschrift 20 van de ontgrondingsvergunning is de verplichting opgenomen tegelijk met de overdracht van grond aan de beheerstichting de financiële middelen voor het beheer in het beheeren onderhoudsfonds te storten. In het geval van een faillissement van de initiatiefnemer blijft het beheeren onderhoudsfonds voor zover dat op dat moment was gevuld in stand en voor het overige kan de bankgarantie worden aangesproken die op grond van voorschrift 9 van de ontgrondingsvergunning wordt gesteld. 2.18 De angst wordt uitgesproken voor aantasting van de doelstellingen in de Natura 2000. Gevraagd wordt hoe de garanties daarvoor worden verkregen wie daarop toeziet en wat de sancties zijn bij overtredingen.
De effecten van het project op de Natura 2000instandhoudingsdoelstellingen zijn getoetst in de Natura 2000-toets Huissensche Waarden, passende beoordeling van de inrichtingsschets (10-07-2012) aan de Natuurbeschermingswet 1998. Uit de rapportage blijkt dat er geen (significant) negatieve effecten optreden op de Natura 2000instandhoudingsdoelstellingen en er zelfs een bijdrage wordt geleverd aan de realisatie van een aantal doelen. Door het bevoegd gezag worden vergunningen verleend op grond van de aanvraag waarbij bovendien een aantal voorschriften zijn opgenomen. Het bevoegd gezag (provincie Gelderland en Ministerie van Economische Zaken) ziet toe op een goede naleving van de vergunningvoorschriften en uitvoering conform de aanvraag.
2.19 De jachthaven van 250 ligplaatsen dient uit het Zie beantwoording bij zienswijze 2.15. project gehaald te worden zolang de gemeente geen oplossing heeft voor de aanwezige en sterk In het verkeerskundige onderzoek (Bijlage toenemende infrastructuurproblemen. Verkeersanalyse Huissensche Waarden', d.d. oktober 2013) is de ontwikkeling van de jachthaven met 400 ligplaatsen betrokken. Geconcludeerd wordt dat er geen problemen zullen ontstaan als gevolg
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
De zienswijze heeft aanleiding gegeven om voor bepaalde wegen en wegvakken dieper in te gaan op de materie. Het onderzoek 'Verkeersanalyse Huissensche Waarden', d.d. oktober 2013, is als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
21 / 392
van het project Huissensche Waarden en de ontwikkeling van de jachthaven. 2.20 Op pagina 11 van het MER rapport staat dat de gemeente heeft ingestemd met richtlijnen. Gevraagd wordt wat hier mee bedoeld wordt.
Op basis van de startnotitie en de inspraakreacties Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de daarop stelt de Commissie voor de besluiten. milieueffectrapportage een advies op voor richtlijnen. De richtlijnen voor een milieu effectrapportage zijn destijds vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Gelderland. Vaststelling van deze richtlijnen heeft plaatsgevonden nadat burgemeester en wethouders van Lingewaard schriftelijk hadden bevestigd in te stemmen met de richtlijnen.
2.21 Een kribverlaging zou meer zekerheid bieden voor de realisatie van de PKB-veiligheidsdoelstelling dan dit project. Verzocht wordt dit uit te zoeken en mee te nemen in de vergelijking van de mogelijkheden.
Reeds bij het opstellen van de PKB ruimte voor de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Rivier is de maatregel kribverlaging overwogen. In de besluiten. Aanvullingen op de MER is 'kribverlaging' opnieuw meegenomen en getoetst. In het document Aanvullingen MER (april 2009) staat het volgende beschreven (pagina 49, paragraaf 6.7.3): Als de maatregelen in de Huissensche Waarden vergeleken worden met kribverlaging op het PannerdenschKanaal moet worden geconstateerd dat maatregelen in de Huissensche Waarden veel geschikter zijn dan een kribverlaging op het Pannerdensch-Kanaal. Naast het feit dat deze laatste mogelijk een veel langere uitvoeringstijd kunnen vergen zijn er veel minder flexibele sturingsmogelijkheden aanwezig. De maatregel is derhalve wel degelijk meegenomen bij het afwegen van de verschillende alternatieven en om goede redenen niet als maatregel verkozen om de noodzakelijke waterstandsverlaging te realiseren.
2.22 Zorgen worden gemaakt over de grondwater en kwelwaterproblematiek. Er komen kleilagen voor, zandformaties met diverse soorten zand, grindlagen en veenlagen. De samenstelling van de ondergrond betreffende deze soorten lagen is nooit gedetailleerd in kaart gebracht. Dit veroorzaakt een grote onzekerheid met betrekking tot grondwaterstromen, zeker als er diepe gaten gegraven worden.
In het document Aanvullingen MER (april 2009) is het volgende nog steeds geldende antwoord beschreven (pagina 58, paragraaf 7.3.1):
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Hier kan op geantwoord worden dat sinds 30 jaar zeer gedetailleerd geologisch onderzoek in het rivierengebied, inclusief het studiegebied, wordt uitgevoerd door de Rijn-Maas onderzoeksgroep van
22 / 392
dr. Berendsen van de Universiteit van Utrecht. Er zijn honderdduizenden boringen met een totale lengte van meer dan 1.000 kilometer uitgevoerd, wat het rivierengebied tot de meest in detail gekarteerde delta ter wereld maakt. De resultaten van dit onderzoek zijn onder andere beschikbaar via de zogenaamde zandbanenkaart (Zanddiepte-kaarten van het Gelders Rivierengebied, met inbegrip van de uiterwaarden, Berendsen et.al. 2002, uitgegeven door de provincie Gelderland in samenwerking met Rijkswaterstaat, het waterbedrijf Gelderland en Universiteit Utrecht). De resultaten van dit onderzoek zijn toegepast in de geohydrologische modellering. De zandbanenkaart voor het modelgebied en de daaruit afgeleide weerstanden van de deklaag zijn in het rapport over de grondwatermodellering weergegeven. 2.23 Het risico op schade door verzakkingen is volop aanwezig in een groot gebied rond de ontgraving. Er dient een gedetailleerder onderzoek naar de risico’s/gevolgen van de ontgraving (en op de mogelijke wijzigingen in de ondergrond) uitgevoerd te worden. Een onderzoekgebied van 50x50 meter dient daarbij het maximum te zijn.
Het grondwatermodel is opgebouwd uit zes Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de modellagen en de geohydrologische basis. De besluiten. modellagen zijn opgedeeld in cellen van 25x25 meter groot. Voor de diepere lagen is de informatie over de ligging en geohydrologische eigenschappen van de modellagen gehaald uit het Regionaal Geohydrologisch Informatie Systeem (REGIS, versie 2 van 2005) van TNOB&O. Dit systeem biedt het meest actuele inzicht in de ondergrond en geohydrologische eigenschappen van de ondergrond en wordt breed geaccepteerd als de beste basis om regionale modellen op te baseren. Dit systeem heeft een resolutie van 100x100 meter. De bovenste modellaag, de zogenaamde deklaag, bestaat voornamelijk uit relatief slecht doorlatende rivierafzettingen zoals klei- en veenlagen die door de indiener van de zienswijze zijn gememoreerd. Deze laag is grillig van opbouw. Om deze reden is de deklaag in het model gemodelleerd aan de hand van de eerder genoemde zandbanenkaart en onderzoeksresultaten van de Universiteit van
23 / 392
Utrecht. Deze zeer gedetailleerde gegevens zijn met een resolutie van 25x25 m in het model gebracht. De indiener van de zienswijze uit zijn bezorgdheid over zettingsschade ten gevolge van inklinking van bodemlagen als gevolg van grondwaterstandsdaling. Inklinking en maaivelddaling kunnen voorkomen wanneer de grondwaterstand ter plaatse van zettingsgevoelige lagen (klei, veen) wordt verlaagd. Niet alle maaivelddaling resulteert in gebouwschade. Of er schade kan optreden hangt onder andere af van de mate van maaivelddaling, het verschil in maaivelddaling tussen bijvoorbeeld de voor- en achtergevel en de wijze van fundering. Nog een aspect dat de potentiële zetting beïnvloed is het feit of er in het verleden al grondwaterstandsdalingen ter hoogte van de zettingsgevoelige lagen zijn opgetreden. Als dit het geval is, dan is zogenaamde voorbelasting van de zettingsgevoelige lagen opgetreden en zijn deze lagen voortaan minder gevoelig voor zetting. Om deze redenen is gekeken naar het gebied waar in een extreme situatie (in dit geval is het droge najaar van 2003 genomen) een tijdelijke grondwaterstandsdaling ten gevolge van de uitvoer van het voorkeursalternatief wordt berekend. Grondwaterstandsdalingen kunnen in droge omstandigheden optreden in het gebied tussen Huissen en Angeren. De maximale berekende grondwaterstandsdaling bedraagt 40 centimeter en treedt op in een gebied ten noorden van Angeren, tegen de dijk aan. (Zie figuur B4.4 in de rapportage over het geohydrologisch onderzoek). Binnen het gebied waar in een extreme situatie een tijdelijke grondwaterstandsdaling kan voorkomen is geïnventariseerd waar zand in de ondergrond voorkomt op een diepte van minder dan 2 meter beneden maaiveld. Wanneer zand binnen een diepte
24 / 392
van 2 meter voorkomt kunnen gebouwen ‘op staal’ (d.w.z. rechtstreeks op het zand) zijn gefundeerd. Waar het zand op grotere dieptes voorkomt is dit minder waarschijnlijk en zullen de gebouwen op in de grond geheide palen zijn gefundeerd. Binnen het gebied waar een mogelijke tijdelijke grondwaterstandsdaling wordt berekend liggen met name in Angeren een groot aan tal gebouwen in een zone waar ‘op staal’ gefundeerd zou kunnen zijn. Dit sluit aan bij wat de indiener van de zienswijze stelt, namelijk dat zijn huis in Angeren en vrijwel alle oude huizen in dit gebied ‘op staal’ zijn gefundeerd. De berekende grondwaterstandsdaling, het gebied waar fundering ‘op staal’ aannemelijk is en de binnen deze zone voorkomende gebouwen zijn weergegeven in figuur 5.20 van het rapport over het geohydrologisch onderzoek. Hiermee is het gebied gedefinieerd waar het risico op zettingsschade ten gevolge van een grondwaterstandsdaling het grootst is. Vervolgens is voor de grootste berekende mogelijk optredende grondwaterstandsdaling in een extreem droge situatie ter hoogte van deze bebouwing in Angeren de zogenaamde eindzetting ingeschat. Hierbij is ervan uitgegaan dat 1. de lagen boven het vaste zand volledig bestaan uit zettingsgevoelige lagen, 2. dat de berekende grondwaterstandsdaling in een extreem droge situatie permanent is (terwijl deze tijdelijk zal zijn), 3. de optredende zetting gelijk is aan de eindzetting (die pas na vele jaren grondwaterstandsdaling optreedt) en 4. dat er geen voorbelasting is opgetreden. Hiermee is het duidelijk dat de berekende zetting een overschatting is van de eventueel werkelijk optredende zetting. Deze berekende zetting bedraagt 1,4 centimeter voor de noordrand van Angeren. De eindzetting is ook berekend voor een locatie op 280 meter afstand, waar de grondwaterstandsdaling in een extreme
25 / 392
situatie 15 centimeter bedraagt. Voor deze locatie wordt een eindzetting berekend van 1,0 centimeter. Dit betekent dat de maximaal te verwachten maaiveldsdaling ten gevolge van het voorkeursalternatief in een extreem droge situatie zodanig gering is dat op grond hiervan geen gebouwschade verwacht wordt. Ook het verhang van de maaiveldsdaling (0,4 centimeter over 280 meter, 1:70.000) is zo gering dat hierbij geen gebouwschade te verwachten is. Zie paragraaf 5.2.4 van het rapport over het geohydrologisch onderzoek. Nogmaals wordt opgemerkt dat deze inschattingen gemaakt zijn voor een situatie die zich alleen onder extreme omstandigheden voordoet, maar waarbij ervan is uitgegaan dat dit een permanente situatie is. Verder is er geen rekening gehouden met de eventuele voorbelasting van de zettingsgevoelige lagen ten gevolge van in het verleden opgetreden lage grondwaterstanden. Metingen van de grondwaterstanden uit het verleden geven aan dat het waarschijnlijk is dat er wel voorbelasting is opgetreden. De conclusie is dat op basis van de momenteel beschikbare informatie de kans van het optreden van gebouwschade door zetting als minimaal wordt ingeschat. In de rapportage over het geohydrologisch onderzoek is voorts de aanbeveling opgenomen om hoogtebouten te plaatsen om de daadwerkelijk optredende zetting te monitoren. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013.
26 / 392
In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 2.24 Het huis van reclamant is op staal gefundeerd en ongeveer 150 jaren oud. Twintig jaren geleden heeft reclamant uitgebreid onderzoek gedaan naar de ondergrond in de tuin. Op 12-15 meter diepte is grof zand, grind, fijn zand, klei en veen lagen aangetroffen. Aangeven wordt dat de grond een zeer diverse samenstelling heeft met onvoorspelbare grondwaterstromingen en inklinkingen.
Bekende boringen in de directe omgeving van het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de pand bevestigen het door reclament geschetste besluiten. beeld van de opbouw van de bodem. Uit het rapport van Arcadis blijkt echter dat de maximale invloed van de zandwinning op de grondwaterstanden ter plaatse bij extreem lage rivierstanden circa 20 cm bedraagt. De klei en veenlagen liggen ter plaatse echter zodanig diep dat deze hierdoor niet zullen verdrogen.
2.25 Aangegeven wordt dat als uit de aanwezige veenlagen het water verdwijnt, de kans op verzakkingen en schade aan oude huizen zeer groot is. Reclamant heeft een verzakking zelf ondervonden.
Zie ook de beantwoording van zienswijze 2.24.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Verzakkingen en schade is niet alleen gebonden aan de aanwezigheid van veenlagen. Bij klei kan dit bijvoorbeeld ook het geval zijn. Daarnaast zal bij langjarige verdroging en gelijkmatige verdeling van de grondsoorten onder de fundering het pand
27 / 392
gelijkmatig zakken. Hierdoor hoeft dan ook niet in alle gevallen schade te ontstaan Het is alleen het geval als combinaties van meerdere verschillende grondsoorten in verschillende dikten onder de fundering aanwezig zijn en nog niet geconsolideerd zijn door eerder optredende lagere grondwaterstanden. Het is daarnaast ook afhankelijk van de algemene bouwkundige kwaliteit en de breedte van funderingsstroken. Bij oude huizen kan dit sterk variëren. Het feit dat reclamant zelf een verzakking heeft ondervonden wordt voor kennisgeving aangenomen. 2.26 Reclamant pleit voor een veel gedetailleerder Een veel gedetailleerder onderzoek is niet nodig om onderzoek naar de gevolgen van de ontgraving op de de gevolgen van de ontgraving beter in beeld te mogelijke wijzigingen in de ondergrond en een goed brengen. geregelde schaderegeling. Door Arcadis is de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar mogelijke veranderingen in grondwaterstromen en de gevolgen voor zetting. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd in nauw overleg met het Waterschap en de Provincie. Ook is gebruik gemaakt van computermodellen, rekenmethoden en effectbepalingen die door deze overheden zijn voorgeschreven. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in het rapport “Grondwatereffecten Inrichtingsplan Huissensche Waarden’”. Het is onderdeel van de verschillende vergunningen en bestemmingsplan.
Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Daarbij zijn controle berekeningen uitgevoerd met de nieuwste gegevens. Hoewel er beperkte verschillen ontstaan in grondwaterstanden wijken de conclusies met betrekking tot zetting en schade niet af van eerdere rapporten. Deze extra toets zal als bijlage worden opgenomen bij de verschillende vergunningen.
In het kader van de ingediende zienswijzen is dit rapport opnieuw gecontroleerd. Dit is mede gedaan door deskundigen die werkzaam zijn bij het bevoegd gezag en voorheen niet bij het project betrokken waren. Ook is onderzocht of de aannames met betrekking tot de in het rekenmodel opgenomen lage waterstanden gezien de huidige inzichten verantwoord zijn. De gekozen methodiek is vergelijkbaar met de meeste van de overige Ruimte
28 / 392
voor Rivierprojecten. Ook bleken berekende extreem lage waterstanden vrijwel overeen te komen met de standen die momenteel gehanteerd worden in de klimaatscenario's en effectstudies van het Deltaprogramma. Dit overheidsprogramma zorgt er dat de huidige en volgende generaties veilig zijn tegen het water en dat we de komende eeuw beschikken over genoeg zoet water. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden.
29 / 392
Voor schade die aantoonbaar veroorzaakt is door het project Huissensche Waarden is de initiatiefnemer van het project wettelijk aansprakelijk. De provincie Gelderland verzorgt een klachtenloket, waar alle klachten en schademeldingen kunnen worden ingediend. Deze zullen dan doorgeleid worden naar de verantwoordelijke partijen ter verdere afhandeling en worden geregistreerd. De indiener krijgt een melding over de verdere afhandeling. Het aannemen van dergelijke klachten en schademeldingen door de Provincie betekent niet dat de Provincie verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid hiervoor accepteert. Schadeverhaal door een particulier op een particuliere partij zoals de vergunninghouder of de voor hem werkende aannemers is een privaatrechtelijke kwestie tussen de eisende partij en de aangesproken partij, waarin voor de overheid geen rol is weggelegd. 3.
LTO Noord, postbus 240, 8000 AE Zwolle
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
3.1 Aangegeven wordt dat met belangstelling kennis Dit wordt voor kennisgeving aangenomen. is genomen van het ontwerp bestemmingsplan en de ontwerp vergunningen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
3.2 LTO Noord is van mening dat de relatie met de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier (PKB) geheel niet voldoet. Hoofddoel van de PKB is veilige afvoer van hoogwater door middel van rivierverruiming. Aangegeven wordt dat de PKB voor oplossingen kiest in het winterbed: Uiterwaardvergraving, dijkteruglegging, kribverlaging of zomerbedverdieping. Hierin wordt zandwinning en natuurontwikkeling niet genoemd.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
De PKB-Ruimte voor de Rivier richt zich op het realiseren van twee samenhangende doelstellingen: veiligheid en ruimtelijke kwaliteit. De PKB kiest voor oplossingen in het winterbed waaronder uiterwaardvergraving. Zandwinning is hier een vorm van. Naast het bereiken van de veiligheid, heeft de PKB-Ruimte voor de Rivier tot doel een bijdrage te leveren aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied en het rivierengebied
30 / 392
daarmee economisch, ecologisch en landschappelijk te versterken. Behoud en ontwikkeling van beschermde natuurwaarden heeft daarbij bijzondere aandacht. Daarnaast wordt zandwinning genoemd als economische motor voor Ruimte voor de Rivierprojecten. (bron: Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier, deel 4, vastgesteld besluit, nota van toelichting). Het project voldoet daarmee zonder meer aan de uitgangspunten van de PKBRuimte voor de Rivier. 3.3 Ruimtelijke ontwikkeling door zandwinning zou moeilijk realiseerbaar zijn. Aangegeven wordt dat de eigenaren en pachters geen overeenstemming hebben met de initiatiefnemers. Daardoor is het niet mogelijk om de bestemming te veranderen in natuur en water.
De initiatiefnemers hebben het overgrote deel van de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de delen waar de bestemming verandert in eigendom of besluiten. overeenstemming met de betreffende eigenaren. (Zie paragraaf 1.8 van de toelichting op het bestemmingsplan). Voor die delen die dat nog niet zijn wordt een onteigeningsplan opgesteld op grond waarvan de gemeenteraad een verzoek aan de Kroon tot onteigening kan doen indien de gronden niet minnelijk verworven kunnen worden. Het is niet nodig om toestemming te hebben van eigenaren/pachters om de bestemming van gronden te wijzigen. De benodigde bestemmingen Natuur en Water, zoals opgenomen in het vast te stellen bestemmingsplan, maken realisatie van het project mogelijk en voorzien daarmee in een goede ruimtelijke ordening.
3.4 De noodzaak voor de grootschalige bestemmingsverandering zou onduidelijk zijn. Van de 700 ha moet ongeveer 250 ha of meer water, recreatie en natuur worden.
Het bestemmingsplan is een juridische vertaling van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de het inrichtingsplan waarmee Gemeente en Provincie besluiten. hebben ingestemd. De oppervlakte aan water is een gevolg van de zandwinning die geldt als financiële drager van het project. De recreatievoorzieningen en de daarvoor gereserveerde ruimte zijn een wens van de Gemeente. De oppervlakte natuur vloeit voort uit wensen van de Provincie. In het provinciaal beleid is vastgelegd dat bij delfstoffenwinning sprake moet zijn van realisatie van gewenste functies. Op grond daarvan heeft de Provincie de eis gesteld dat een flinke oppervlakte riviergebonden natuur wordt
31 / 392
ontwikkeld, waarmee een doel van het ruimtelijk beleid van de Provincie ter plekke wordt gerealiseerd, namelijk de ecologische hoofdstructuur (EHS). 3.5 De noodzaak voor het toekennen van een natuurbestemming zou overbodig zijn. Aangegeven wordt dat er nu al veel bestaande collectieve natuurbeheersovereenkomsten op de bewuste locatie zijn afgesloten. De gemeenteraad zou dit hebben aangegeven en gepleit wordt voor meer beheersovereenkomsten zoals agrarisch natuurbeheer. Voorgesteld wordt om de bestemming Natuur te bestemmen als Agrarisch met waarden en hier beheersovereenkomsten voor af te sluiten.
In het bestemmingsplan is een natuurbestemming opgenomen voor de delen die door de planvorming dermate veranderen dat handhaving van de huidige bestemming, Agrarisch met waarden, niet meer mogelijk is. Omdat de betreffende natuurwaarden niet in een agrarische bestemming zich kunnen ontwikkelen is de natuurbestemming noodzakelijk. Voor het beheer van de delen (natuur en agrarisch met waarden) welke in eigendom van de initiatiefnemer en haar partners zijn is een beheerstichting opgericht (zie het document beheer Huissensche Waarden). De voorgestelde wijziging wordt niet overgenomen.
3.6 Aangegeven wordt dat de natuurlocatie ten noorden van de Looveerweg erg hoog is gelegen en ongeveer 12 meter boven NAP ligt. De Natura 2000doelen, gestoeld op met name het watersysteem, zouden daardoor moeilijk te realiseren zijn.
In tegenstelling tot de het voorontwerpbestemmings- Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de plan komt een deel van de geplande natuur in het besluiten. noordelijke deel van de uiterwaard te vervallen en wordt geen nieuwe Natuurbestemming toegevoegd. De situatie uit het vigerende bestemmingsplan is voor deze percelen overgenomen. De overige natuur ten noorden van de Looveerweg betreft een laag gelegen locatie.
Reclamant wil weten wat het peilbeheer wordt ten noorden van de Looveerweg
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Het Waterschap is bereid mee te werken aan een gedifferentieerd inlaatbeleid voor de buitenpolder Huissensche Waarden, mits de zomerkade rond het noordelijk deel van de uiterwaard zodanig wordt aangepast dat deze van voldoende waterkerend profiel wordt voorzien (kruin 3,00 meter breed, taluds 1:3, erosiebestendige grasmat) en dat in de toegangsweg naar het Looveerterrein een schuifduiker wordt gemaakt. Hiermee wordt het mogelijk om het noordelijk deel van de buitenpolder later te laten inunderen bij hoge rivierafvoeren dan in de huidige opzet. Het zuidelijk deel houdt het
32 / 392
bestaande inlaatbeleid. Er zijn geen belemmeringen om de Natura 2000-doelen te realiseren. 3.7 In verband met de historische geomorfologie is graven ten noorden van de Looveerweg ongewenst. Volgens de keur van het Waterschap is afgraven verboden, omdat er een zomerkade door het gebied loopt
Om de historische geomorfologie te beschermen Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de wordt er niet gegraven in het noordelijke deel van het besluiten. plangebied. Om de bescherming tegen (zomer) overstromingen te verbeteren wordt de zomerkade in het noordelijke deel van de uiterwaard van waterkerend profiel voorzien (kruinbreedte 3 meter, talud van 1:3 en voorzien van een erosiebestendige grasmat). Het plan is in zijn geheel besproken met het Waterschap. Zij stemmen in met het plan. Daar waar vergunningen nodig zijn worden deze (onder andere op grond van de Waterwet) aangevraagd. Het plan voorziet in de aanleg van nieuwe zomerkaden en de bescherming van de zomerkade waar deze niet wordt gewijzigd. In het ontwerpbestemmingsplan wordt de zomerkade middels de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone – Dijk 3 beschermd.
3.8 Het waterhuishoudingssysteem aan de Noordzijde van de Looveerweg is onduidelijk. Gevraagd wordt of dit een aparte polder wordt en wat het peilbeheer wordt.
Het deel waarin de zandwinplas ligt zal buiten de zomerkade worden gesitueerd. In de zomerpolder die overblijft worden de noordelijke en zuidelijke delen als één geheel beheerd volgens het huidige regime. De afwatering van het zuidelijke deel wordt via de A-watergang en de Huissensche Strang / Vaart geregeld. Het Waterschap is bereid mee te werken aan een gedifferentieerd inlaatbeleid voor de buitenpolder Huissensche Waarden, mits de zomerkade rond het noordelijk deel van de uiterwaard zodanig wordt aangepast dat deze van voldoende waterkerend profiel wordt voorzien (kruin 3,00 meter breed, taluds 1:3, erosiebestendige grasmat) en dat in de toegangsweg naar het Looveerterrein een schuifduiker wordt gemaakt. Hiermee wordt het mogelijk om het noordelijk deel van de buitenpolder later te laten inunderen bij hoge rivierafvoeren dan in de huidige opzet. Het zuidelijk deel houdt het bestaande inlaatbeleid.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
33 / 392
3.9 De wijziging van het bestemmingsplan zou in strijd zijn met de Natuurbeschermingswet. De noodzakelijke wetsaanpassing van oudstaatssecretaris Bleker is door de Eerste Kamer afgekeurd.
De opvatting dat de wijziging in strijd is met de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met een noodzakelijke wetsaanpassing is niet onderbouwd. Het bestemmingsplan is niet in strijd met de Natuurbeschermingswet 1998. Door Gedeputeerde Staten van Gelderland en de staatssecretaris van Economische Zaken zijn vergunningen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 afgegeven.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
3.10 Aangegeven wordt dat de poging om het verlies aan foerageergebied uit te smeren over meerdere Natuurbeschermingsgebieden niet onderbouwd is. Er dient nagegaan te worden wat er inmiddels al elders is verdwenen of definitief zal verdwijnen binnen de Natuurbeschermingsgebieden.
De cumulatieve effecten van de afname van het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de foerageergebied voor grasetende watervogels in besluiten. combinatie met de autonome ontwikkeling en andere Ruimte voor de Rivier-projecten is beoordeeld in de Natura 2000-toets. Ook in cumulatie met deze projecten heeft het voornemen in de Huissensche Waarden geen significante effecten op de instandhouding van de betreffende grasetende watervogelsoorten. Compensatie of mitigatie is niet aan de orde.
3.11 De ganzentelmethode met gemiddelde ganzenaantallen in de Millingerwaard zou gekunsteld zijn. De feitelijke aantallen op basis van vraatschadebedragen en locatietellingen zijn nauwkeuriger.
In de effectbeoordeling is onder andere gebruik Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de gemaakt van de methode van SOVON welke in besluiten. opdracht van het bevoegd gezag is ontwikkeld om de effecten te kunnen kwantificeren. Er is geen reden om aan te nemen dat de aantallen op basis van vraatschade en locatietellingen nauwkeuriger zouden zijn. In de Natura 2000-toets Huissensche Waarden, passende beoordeling van de inrichtingsschets (1007-2012) aan de Natuurbeschermingswet 1998 is de gehanteerde methodiek onderbouwd.
3.12 Het ganzenfoerageergebied verdwijnt grotendeels. Dit geeft extra ganzendruk op binnendijkse gronden.
De grasetende watervogels zullen, door de afname van grasland in de Huissensche Waarden inderdaad andere foerageergebieden opzoeken. Voor schade die wordt aangericht door ganzen in het Natura 2000-gebied bestaat een regeling voor schadevergoeding die in beheer is bij het Faunafonds. De effecten van het project op de Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen zijn getoetst in de Natura 2000-toets Huissensche
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
34 / 392
Waarden, passende beoordeling van de inrichtingsschets (10-07-2012) aan de Natuurbeschermingswet 1998. 3.13 Het waterhuishoudingssysteem in de gehele uiterwaard zou onduidelijk en gekunsteld zijn. De Looveerweg wordt de nieuwe hogere zomerkade die dwars op de stroming ligt, met nu aan beide zijden water van 35 meter diep. Er is voor 10 jaar geleden al 100.000 m3 zand inclusief Looveerweg weggespoeld.
Het gebied rondom de zandwinning zal buiten de zomerkaden komen te liggen. Dit gebied krijgt een rechtstreekse verbinding met de rivier en daardoor een hogere inundatiefrequentie. Dit is wenselijk omdat hierdoor de natuurwaarden van dit gebied kunnen verbeteren.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Voor de delen van de uiterwaard, gelegen tussen de (deels nieuwe) zomerkade en winterdijk, blijft de inundatiefrequentie minimaal gelijk. Het inlaatbeleid in het bekade deel wijzigt niet. Voor de ontwatering wordt voor het grootste deel gebruik gemaakt van te handhaven watergangen en verder van daaraan verbonden nieuwe watergangen. Daar waar nodig worden nieuwe stuwen, duikers en inlaten aangelegd. Het klopt dat de kade langs de Looveerweg onderdeel wordt van de nieuwe zomerkade. De hoogte van deze kade (13.1 m +NAP) is zodanig bepaald dat een optimum ontstaat tussen de belangen van waterhuishouding, ruimte voor de rivier, de bereikbaarheid van het Looveer en de scheepvaart. Deze kade wordt mede aangelegd om er voor te zorgen dat deze weg niet vaker onder water komt te staan in de situatie dat de huigie zomerkade wordt doorbroken ten behoeve van de aanleg van de zandwinplas. De verhoogde kade voorkomt daarnaast, bij hogere waterstanden, te sterke dwarsstromen bij de inlaat en invaart. Plotselinge en grote veranderingen in dwarsstromen kunnen gevaarlijk zijn voor de scheepvaart. De insteek van de beoogde zandwinplas komt op voldoende afstand van de kade en de weg te liggen.
35 / 392
De taluds zijn zo ontworpen dat deze stabiel zijn (zie het Fugro rapport over taludstabiliteit) en de uitvoering zal gebeuren conform de huidige kennis over het veilig aanleggen van taluds met een zandzuiger. Bij veranderende waterstanden zullen de taluds dan ook niet bressen of wegspoelen. In het rapport 'Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100', hoofdstuk 8 'Sedimentatie en erosie' staat daarnaast beschreven, dat ten zuiden van de Looveerweg, tegen de nieuwe kade langs de Looveerweg, sedimentatie wordt verwacht. Bovendien worden de nieuwe taluds veel flauwer afgewerkt ten opzichte van het talud zoals dat was ten tijde van het door LTO aangehaalde incident met de bres. 3.14 Gevraagd wordt wat de kwel- en verdrogingsrisico’s binnendijks zijn en wie dit betaalt. Ook gezien de verdroging van Huissen ten gevolge van de ontzanding van het Zwanenmeer.
In het kader van de MER is in twee Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de fasen/tijdsperioden (2006 en 2008) geohydrologisch besluiten. onderzoek uitgevoerd naar de effecten van het plan op grondwaterstanden, kwel en wegzijging binnendijks. De resultaten van beide onderzoeken zijn beschreven in de rapportage “Geohydrologisch onderzoek Huissensche Waarden” ARCADIS, 18 juni 2008, projectnummer C03021.300009. De commissie MER heeft het onderzoek (basis 2006) getoetst en geeft in zijn toetsingsadvies aan dat geen problemen vanwege kwel zijn te verwachten. Sinds 2009 is het voorkeursalternatief verder uitgewerkt in een inrichtingsplan. De wijzigingen van het inrichtingsplan zijn door ARCADIS geohydrologisch onderzocht en de resultaten staan beschreven in het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”, ARCADIS, 17 maart 2011, 075407708.0.3 – Definitief, projectnummer C01012.100037.0120. Het rapport is als bijlage opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan.
36 / 392
Geconcludeerd wordt dat de effecten op de grondwaterstand in droge perioden kleiner zijn dan 5 mm. Het inrichtingsplan leidt tot een geringe toename in kwel en inzijging. Omdat het watersysteem in de huidige situatie al voldoet, zal de extra kwel echter niet tot knelpunten leiden. Door de verwaarloosbare effecten ontstaan geen extra kostenposten. 3.15 Aangegeven wordt dat de financiële onderbouwing van de initiatiefnemer alleen geldt voor de zuidzijde van de Looveerweg. De bestemmingswijziging ten noorden van de Looveerweg zou de Provincie moeten betalen. De financiering is onduidelijk.
De delen ten noorden van de Looveerweg welke Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de binnen het inrichtingsgebied zijn gesitueerd zijn besluiten. onderdeel van het project en daarmee onderdeel van de financiële onderbouwing van de initiatiefnemer. Er worden buiten het inrichtingsgebied geen bestemmingen gewijzigd.
3.16 Er moet een agrarisch bedrijf worden verplaatst. Aan de zuidzijde van de Looveerweg is hiervoor geen agrarische bouwkavel ingetekend. In de inleiding van de toelichting staat dat de initiatiefnemer samenwerkt met de grondeigenaren.
Het bedrijf waar reclamant op doelt bestaat uit bebouwing en een intensieve veehouderij gevestigd op het hoogwatervrije industrieterrein (buiten dit plan), alsmede weidegronden voor melkrundvee in de uiterwaard. In verband met de noodzakelijke grondverwerving voor het project en mede gelet op de wens van de betrokken agrariër om de gehele bedrijfsvoering ook ruimtelijk bijeen te houden, is onderzocht of herplaatsing van het gehele bedrijf mogelijk is. Dit is vooralsnog niet mogelijk gebleken. Thans wordt bezien of herplaatsing van de melkrundvee-tak van het bedrijf mogelijk is. Omdat de besprekingen daarover betrekking hebben op gronden die buiten dit plangebied liggen, heeft dit geen gevolgen voor het onderhavige plan.
3.17 Aangegeven wordt dat de Ruimte voor de Rivier niet tijdig is te realiseren. Kribverlaging door Rijkswaterstaat zou wel tijdig gerealiseerd kunnen worden.
Het is niet correct dat de taakstelling ten aanzien van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Ruimte voor Rivier niet tijdig door uitvoering van het besluiten. project Huissensche Waarden gerealiseerd kan worden. Het project verloopt volgens planning.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
De benodigde rivierverruiming zal op tijd gerealiseerd zijn. Voor 31-12-2015 wordt door de aanleg van een doorlaatwerk in de toegangsweg naar het
37 / 392
bedrijventerrein Scherpekamp voldoende waterstandsdaling bij maatgevend hoofdwater gerealiseerd. Het opstarten van kribverlaging is nu dan ook niet aan de orde. 4. Fractie B06-L2000, Schaapskamp 13, 6681 MT Bemmel Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
4.1 Alle bebouwing is gesitueerd in een voormalige rivierdelta met een grote variatie in bodemgesteldheid en doorsneden met ondergrondse waterlopen. Het monitoren van panden op slechts twee gevoelige plekken is onvoldoende. Het monitoringenmeetnet van peilbuizen en meetbouten dient te worden uitgebreid.
Het klopt dat de gemeente Lingewaard in een rivierdelta ligt en dat er variaties in de bodemgesteldheid zijn. Het klopt niet dat er slechts op twee gevoelige plekken panden gemonitord worden.
Aanpassingen van besluit
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt Het grondwatermeetnet hoeft niet te worden voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om uitgebreid. Het is voldoende dekkend. Het is in in het gebied waar de kans op schade door zetting samenspraak met het Waterschap, Provincie en de het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij Gemeente ontwikkeld. Het is mede een resultaat van een groter aantal woningen. De selectie van op te het onderzoek dat Arcadis de afgelopen jaren nemen woningen dient te worden gemaakt op basis gedaan heeft naar mogelijke veranderingen in van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, grondwaterstromen en de gevolgen voor zetting. bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd Bij dit onderzoek is door Arcadis gebruik gemaakt voordat met de ontzanding kan worden van het door het Waterschap voorgeschreven aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar REGIS-bestand van TNO. Dit model gebaseerd op van de opname van hun woning te ontvangen. langjarig en gedetailleerd universitair en overheidsonderzoek naar de samenstelling van de bodem en bestaande grondwatermeetpunten. Het is Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander verfijnd met aanvullende gegevens van onder andere nogmaals getoetst. Daarbij zijn controle de doortrekking van de A15 en de zandbanenkaart berekeningen uitgevoerd met de nieuwste gegevens. van provincie Gelderland. Dit model is gekalibreerd Hoewel er beperkte verschillen ontstaan in op basis van werkelijk gemeten stijghoogten en grondwaterstanden wijken de conclusies met grondwaterstanden in het onderzoeksgebied. Dit betrekking tot zetting en schade niet af van eerdere model wordt ook gebruikt bij de andere Ruimte voor rapporten. Deze extra toets zal als bijlage worden de Rivier-projecten. opgenomen bij de verschillende vergunningen.
38 / 392
De nulsituatie van de grondwaterstanden wordt bepaald aan de hand van langjarige metingen in een dekkend netwerk van 35 peilbuizen. Dit netwerk bestond oorspronkelijk uit 9 reeds eerder geplaatste peilbuizen. Om de effecten van de zandwinplas op grondwaterstanden preciezer te meten is in overleg met Gemeente en Waterschap besloten om een aanvullend gedetailleerder meetnet van 26 extra peilbuizen op te zetten. Door middel van een drijver met een geautomatiseerde dataopslag worden in de peilbuis iedere dag de optredende waterstanden gemeten. Zodoende kunnen wijzigingen in de grondwaterstand snel vastgesteld worden. Ook kan de berekende en werkelijke toekomstige situatie vergeleken worden met de huidige situatie. Door oude en nieuwe metingen te combineren is een dataset langjarige metingen beschikbaar. Ook zijn met het verbeterde en meer uitgebreide Regis model langjarige effecten te bepalen en voorspellingen te doen. Dit onderzoek naar grondwatereffecten is uitgevoerd in nauw overleg met het Waterschap en de Provincie. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in het rapport “Grondwatereffecten Inrichtingsplan Huissensche Waarden’”. Het is onderdeel van de verschillende vergunningen en bestemmingsplan. In het kader van de ingediende zienswijzen is dit rapport bovendien opnieuw gecontroleerd. Dit is mede gedaan door deskundigen die werkzaam zijn bij het bevoegd gezag en voorheen niet bij het project betrokken waren. Ook is onderzocht of de aannames met betrekking tot de in het rekenmodel opgenomen lage waterstanden gezien de huidige inzichten verantwoord zijn.
39 / 392
De gekozen methodiek is vergelijkbaar met de meeste van de overige Ruimte voor Rivierprojecten. Ook bleken berekende extreem lage waterstanden vrijwel overeen te komen met de standen die momenteel gehanteerd worden in de klimaatscenario's en effectstudies van het Deltaprogramma. Dit overheidsprogramma zorgt er dat de huidige en volgende generaties veilig zijn tegen het water en dat we de komende eeuw beschikken over genoeg zoet water. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden.
40 / 392
In plaats van meetbouten worden, in een deel van het invloedsgebied, bouwkundige opnames verricht. 4.2 Nergens staat de exacte datum van de start van Het is niet correct dat de start van de nulmetingen Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de de nulmetingen vermeld. Niet vermeld is wanneer de niet vermeld is. Het monitoringsprogramma is besluiten. burger hierover wordt geïnformeerd. Dit dient in de opgenomen in de ontgrondingsvergunning. vergunning te worden opgenomen. Metingen in eerder geplaatste peilbuizen die gebruikt kunnen worden om de nulsituatie mede te kunnen bepalen zijn overigens gestart tussen 1990 en 1998. In augustus 2011 zijn in opdracht van de initiatiefnemer 15 peilbuizen rondom het inrichtingsgebied geplaatst. De metingen zijn gestart op 23 september 2011. In 2012 zijn er 11 peilbuizen geplaatst door gemeente Lingewaard. Deze zijn in beheer bij Vitens. De resultaten van deze metingen zijn of worden via internet publiek toegankelijk (Dinoloket) gemaakt. In overleg met de Provincie en Waterschap worden daarnaast periodiek en afhankelijk van de voortgang van het project door Vitens en een erkend adviesbureau in opdracht van de vergunninghouder monitoringsrapporten opgesteld. Ook deze worden openbaar gemaakt. 4.3 Over de second opinion voor het aspect bresvloeiing wordt het volgende opgemerkt. In de concept ontgrondingsvergunning staat dat “in opdracht van aanvrager is een Werkplan praktijkproef taludstabiliteit opgesteld en bij de aanvraag gevoegd”. Reclamanten stellen zich op het standpunt dat de vergunning pas definitief wordt als deze praktijkproef met het beoogde positieve resultaat is uitgevoerd.
De voorschriften in de ontwerpDeze zienswijze heeft geen gevolgen voor de ontgrondingsvergunning waarborgen dat niet kan besluiten. worden begonnen met de diepe zandwinning voordat de praktijkproef met goed resultaat is afgerond en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten, dan wel dat het ontwerp van de winput is aangepast en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten: “Het is niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van Gedeputeerde Staten dieper te winnen dan NAP-5,0 m, behoudens voor uitvoering van de praktijkproef voor het vaststellen van taludstabiliteit. Uitvoering van de praktijkproef dient in overleg met Gedeputeerde Staten plaats te vinden. De vergunninghouder dient toe te staan dat waarnemers
41 / 392
namens Gedeputeerde Staten aanwezig zijn bij de praktijkproef. Een schriftelijk verslag van de praktijkproef dient in tweevoud aan Gedeputeerde Staten te worden toegestuurd, waarna Gedeputeerde Staten bij gebleken stabiliteit van het voorgestelde talud kunnen besluiten toestemming te verlenen om dieper te winnen dan NAP- 5,0 m. Indien uit de praktijkproef blijkt dat het voorgestelde talud niet stabiel is, zullen Gedeputeerde Staten slechts toestemming verlenen om dieper te winnen dan NAP -5,0 volgens taluds waarvan volgens de systematiek van CUR-aanbeveling 113 of volgens de dan best beschikbare methode is aangetoond dat deze veilig zijn.“ Geotechnische kennis neemt toe en nieuwe onderzoeksmethoden worden ontwikkeld. Daarom wordt mogelijkheid opengelaten om de stabiliteit van de taluds te zijner tijd met dan beschikbare technieken vast te stellen. 4.4 In de concept ontgrondingsvergunning staat vermeld dat uit oogpunt van maatschappelijk draagvlak de voorgenomen herinrichting van het gebied overwegend positief wordt beoordeeld. Deze zin dient te worden geschrapt. Geconstateerd wordt dat mensen verontrust zijn over de gevolgen van de plannen op hun leefomgeving en eigendommen, met name veroorzaakt door de gestoorde waterhuishouding en de toenemende intensiteit van het vrachtverkeer.
Tijdens het planproces zijn de inrichtingsvisie en beheervisie met een grote meerderheid in de gemeenteraad vastgesteld (23 september 2010). Hiernaast zijn vanuit de samenleving verschillende (positieve en negatieve) reacties ontvangen op, veelal onderdelen, van het plan. Op basis hiervan is beoordeeld dat vanuit het oogpunt van maatschappelijk draagvlak de voorgenomen herinrichting van het gebied overwegend positief wordt beoordeeld.Het planvoornemen heeft geen effect op de intensiteit van het vrachtverkeer. Het aspect verkeer als gevolg van het planvoornemen is onderzocht en meegenomen in het bestemmingsplan. In de toelichting bij het bestemmingsplan is in paragraaf 5.6 aangegeven of en zo ja welke maatregelen nodig zijn met betrekking tot verkeer en parkeren. Met inachtneming van de te treffen maatregelen, zijn geen problemen voor wat betreft ontsluiting en bereikbaarheid van het gebied te verwachten.
De zienswijze heeft aanleiding gegeven om voor bepaalde wegen en wegvakken dieper in te gaan op de materie. Het onderzoek 'Verkeersanalyse Huissensche Waarden', d.d. oktober 2013, is als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
42 / 392
In het kader van het project Huissensche Waarden is onderzoek verricht naar de verkeerskundige gevolgen, veroorzaakt door het planvoornemen. Het onderzoek 'Verkeersanalyse Huissensche Waarden', d.d. oktober 2013, is als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen. Onderzocht is of de nieuwe ontwikkelingen, toekomstige verkeersstromen en parkeerbehoefte tot problemen leiden. Geconcludeerd wordt dat wegen en kruispunten voldoende capaciteit hebben om de huidige verkeersintensiteit en de te verwachten extra verkeersbewegingen zonder problemen te kunnen verwerken. Door het project Huissensche Waarden zullen geen infrastructurele problemen ontstaan. 5. Reclamant 5
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
5.1 In het ontwerp bestemmingsplan en besluiten staat aangegeven dat het inrichtingsalternatief invloed heeft op de grondwaterstanden en kwelwater binnendijks in de directe omgeving van het projectgebied te Angeren.
Door Arcadis is de afgelopen jaren onderzoek Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de gedaan naar mogelijke veranderingen in besluiten. grondwaterstromen en de gevolgen voor zetting. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd in nauw overleg met het Waterschap en de Provincie. Ook is gebruik gemaakt van computermodellen, rekenmethoden en Aangegeven wordt dat verlaging van de effectbepalingen die door deze overheden zijn grondwaterstand tot gevolg kan hebben dat de voorgeschreven. De resultaten van dit onderzoek zijn bodem inklinkt. De woonhuizen en opstallen van verwerkt in het rapport “Grondwatereffecten reclamanten kunnen verzakken en er kan schade Inrichtingsplan Huissensche Waarden’”. Het is ontstaan aan de woonhuizen en opstallen van onderdeel van de verschillende vergunningen en reclamanten als gevolg van zettingen (ongelijkmatige bestemmingsplan. verzakkingen van de ondergrond). De extra drainerende invloed door de aanleg van de zandwinplas bij zeer lage waterstanden in de rivier beperkt zich tot een deel van het centrum van Huissen en Angeren (zie figuur 7.18 van het
43 / 392
effectrapport). Het beïnvloedingsgebied wordt bepaald door de bodemopbouw, de ontwatering van het binnendijks gebied en de afstand tussen de winterdijk en de buitendijks gelegen insteek van de zandwinning. Deze bedraagt minimaal 220 m en maximaal 400 m. Het gaat in bewoond gebied om een maximale daling van de grondwaterstand tot 55 cm. Om de werkelijk optredende zetting te bepalen dient de relatie tussen de grondslag ter plaatse, wisselende waterstanden in de rivier, variaties in grondwaterstand en de tijdsuur hiervan in beschouwing genomen te worden. Uit het rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Extra zetting, als gevolg van zandwinning, bij op staal gefundeerde woningen is hierdoor dan ook onwaarschijnlijk. Uit analyse van alle bekende bodemonderzoeken uit de omgeving blijkt dat rondom de Huissensche Waarden er slechts op één locatie ondiepere veen en kleilagen zijn die door veranderende grondwaterstanden beïnvloed kunnen worden. In de meeste gevallen liggen klei en veenlagen zodanig diep dat deze, ook bij extreem lage waterstanden, altijd onder het hoogste grondwaterpeil blijven liggen. Deze bodemlagen zullen dan ook niet gaan inklinken door de aanleg van de zandwinplas. Extra inklinking is immers alleen te verwachten als de grondwaterstand in een zettingsgevoelige laag lager is dan ooit tevoren in deze laag, waardoor de historische voorbelasting wordt overschreden.
44 / 392
De extra inklinking treedt ook pas op in enige mate als de lage waterstand in de zettingsgevoelige laag langdurig aanhoudt, omdat de zettingsgevoelige laag inklinkt (consolideert) naarmate het water uit de poriën van de grond ontsnapt. De consolidatietijd voor volledige zetting is afhankelijk van de grondsoort en is voor zettingsgevoelige grond als klei en veen aanzienlijk omdat deze grondsoorten slecht doorlatend zijn. Tenslotte is de inklinking evenredig met de dikte van dat deel van de zettingsgevoelige laag dat extra droog komt te staan. Als bijvoorbeeld de grondwaterstand in een extreem droge zomer 40 cm lager zou staan dan voorheen, en deze 40 cm. verlaging geheel in de zettingsgevoelige laag plaatsvindt, dan is de extra inklinking een percentage van deze 40 cm. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project
45 / 392
zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 5.2 Aangegeven wordt dat het klimaat snel verandert en dat het weer in de toekomst extremer kan worden. Uit het rapport van Arcadis volgt dat reclamanten in de huidige situatie al in een risicogebied wonen.
Uit het rapport van Arcadis volgt niet dat reclamanten in een risicogebied wonen. In figuur I7.18 is te zien dat de reclamanten overwegend in een gebied wonen waar bij extreem lage waterstanden in de rivier het grondwater 20 cm tot 40 cm extra kan dalen door aanleg van de zandwinplas. In het kader van de ingediende zienswijzen is het rapport “Grondwatereffecten Inrichtingsplan Huissensche Waarden’”opnieuw gecontroleerd. Dit is mede gedaan door deskundigen die werkzaam zijn bij het bevoegd gezag en voorheen niet bij het project betrokken waren. Ook is onderzocht of de aannames met betrekking tot de in het rekenmodel opgenomen lage waterstanden gezien de huidige inzichten verantwoord zijn.
Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Daarbij zijn controle berekeningen uitgevoerd met de nieuwste gegevens. Hoewel er beperkte verschillen ontstaan in grondwaterstanden wijken de conclusies met betrekking tot zetting en schade niet af van eerdere rapporten. Deze extra toets zal als bijlage worden opgenomen bij de verschillende vergunningen.
De gekozen methodiek is vergelijkbaar met de meeste van de overige Ruimte voor Rivierprojecten. Ook bleken berekende extreem lage waterstanden vrijwel overeen te komen met de standen die momenteel gehanteerd worden in de klimaatscenario's en effectstudies van het Deltaprogramma. Dit overheidsprogramma zorgt er voor dat de huidige en volgende generaties veilig zijn tegen het water en dat we de komende eeuw beschikken over genoeg zoet water.
46 / 392
Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 5.3 Gevraagd wordt hoe omgegaan wordt met aantoonbare schade aan de woonhuizen en opstallen van reclamanten als gevolg van de zettingsverschillen. Een toezegging wordt gevraagd dat de aantoonbare schade zal worden vergoed tegen herstelkosten door een onafhankelijk bouwkundig aannemersbedrijf tot minimaal een jaar na beëindiging van de werkzaamheden.
Voor schade die aantoonbaar veroorzaakt is door het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de project Huissensche Waarden is de initiatiefnemer besluiten. van het project wettelijk aansprakelijk. De provincie Gelderland verzorgt een klachtenloket, waar alle klachten en schademeldingen kunnen worden ingediend. Deze zullen dan doorgeleid worden naar de verantwoordelijke partijen ter verdere afhandeling en worden geregistreerd. De indiener krijgt een melding over de verdere
47 / 392
afhandeling. Het aannemen van dergelijke klachten en schademeldingen door de Provincie betekent niet dat de Provincie verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid hiervoor accepteert. Schadeverhaal door een particulier op een particuliere partij zoals de vergunninghouder of de voor hem werkende aannemers is een privaatrechtelijke kwestie tussen de eisende partij en de aangesproken partij, waarin voor de overheid geen rol is weggelegd. Voor zover geen nulopname gedaan is zal qua bewijslast zal allereerst worden bekeken of het gebouw in het invloedsgebied ligt, welke grondslag ter plaatse aanwezig is en op welke wijze het gebouw gefundeerd is. Vervolgens wordt bekeken of grondwaterstand door de zandwinplas ter plaatse substantieel gewijzigd is. Hiertoe worden de grondwaterstanden langjarig gemonitord door een erkend adviesbureau in opdracht van de vergunninghouder en gecontroleerd door het bevoegd gezag. Als blijkt dat structurele veranderingen in de grondwaterstanden ontstaan door de zandwinning zullen overigens passende maatregelen worden voorgeschreven. Deze hebben tot doel om schade door zetting te voorkomen. De gevraagde garantie wordt door bestaande wetten gewaarborgd. 5.4 De bewoners van het projectgebied Angeren dienen tijdig schriftelijk geïnformeerd te worden over de stand van zaken van de werkzaamheden en onvoorziene zaken ter plaatse.
Het publiek wordt geïnformeerd over algemene informatie in overleg tussen gemeente en initiatiefnemer. Het vastgestelde bestemmingsplan en de besluiten worden onder ander bekend gemaakt in het Gemeentenieuws. In de publicatie is vermeld wanneer men beroep in kan stellen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Nieuws omtrent het project wordt gepubliceerd op de website: www.huissenschewaarden.nl. Er zijn geen wettelijke eisen voor individuele schriftelijke
48 / 392
informatievoorzieningen ten aanzien van de uitvoering van het project. Tijdens de uitvoering van het project zal er namens de vergunninghouder een contactpersoon beschikbaar zijn, die als eerste aanspreekpunt voor omwonenden fungeert. 5.5 Er is één meetnet geplaatst waardoor een gebrekkig inzicht in de Nul/situatie van de grondwaterstanden ontstaat. Ook is onduidelijk hoe de nulsituatie van de woningen en opstallen van reclamanten wordt bepaald. Getwijfeld wordt aan de tijdsduur van de monitoring van de grondwaterstanden om een nulsituatie te bepalen.
Het grondwatermeetnet geeft geen gebrekkig inzicht in de nulsituatie. Het is voldoende dekkend. De monitoringsperiode is voldoende lang. Metingen in eerder geplaatste peilbuizen die gebruikt kunnen worden om de nulsituatie mede te kunnen bepalen zijn gestart tussen 1990 en 1998. Daarnaast zijn in augustus 2011 in opdracht van de initiatiefnemer 15 peilbuizen rondom het inrichtingsgebied geplaatst. De metingen zijn gestart op 23 september 2011. In 2012 zijn er 11 extra peilbuizen geplaatst door gemeente Lingewaard. Deze zijn in beheer bij Vitens. Tot aan het tijdstip dat de zandwinplas de dijk zal naderen zijn vanaf 2011 geredeneerd, zeker vier jaar te gaan. Bovendien wordt ook gebruik gemaakt van oudere literatuur- en actuele modelgegevens. Hierbij zijn ook gegevens van veel oudere meetpunten betrokken. Het grondwater zal gemonitord worden zolang de ontgrondingsvergunning geldt.
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in het gebied waar de kans op schade door zetting het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij een groter aantal woningen. De selectie van op te nemen woningen dient te worden gemaakt op basis van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd voordat met de ontzanding kan worden aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar van de opname van hun woning te ontvangen.
Het geheel is in samenspraak met het Waterschap, Provincie en de Gemeente ontwikkeld. Het is mede een resultaat van het onderzoek dat Arcadis de afgelopen jaren gedaan heeft naar mogelijke veranderingen in grondwaterstromen en de gevolgen voor zetting. Bij dit onderzoek is door Arcadis gebruik gemaakt van het door het Waterschap voorgeschreven REGIS-bestand van TNO. Dit model gebaseerd op langjarig en gedetailleerd universitair en overheidsonderzoek naar de samenstelling van de
49 / 392
bodem en bestaande grondwatermeetpunten. Het is verfijnd met aanvullende gegevens van onder andere de doortrekking van de A15 en de zandbanenkaart van provincie Gelderland. Dit model is gekalibreerd op basis van werkelijk gemeten stijghoogten en grondwaterstanden in het onderzoeksgebied. Dit model wordt ook gebruikt bij de andere Ruimte voor de Rivier-projecten. De resultaten van deze metingen zijn of worden via internet publiek toegankelijk (Dinoloket) gemaakt. In overleg met de Provincie en Waterschap worden daarnaast periodiek en afhankelijk van de voortgang van het project door Vitens en een erkend adviesbureau in opdracht van de vergunninghouder monitoringsrapporten opgesteld. Ook deze worden openbaar gemaakt. Ook kan de berekende en werkelijke toekomstige situatie vergeleken worden met de huidige situatie. Door oude en nieuwe metingen te combineren is een dataset langjarige metingen beschikbaar. Ook zijn met het verbeterde en meer uitgebreide Regis model langjarige effecten te bepalen en voorspellingen te doen. Aangezien er discussies kunnen ontstaan over effecten van de zandwinplas, hebben de initiatiefnemer, het Waterschap en de Gemeente besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen. Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten binnen delen van het invloedsgebied waar de grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor grondwatereffecten.
50 / 392
Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren. Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden. Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project. Om eventuele veranderingen in de bouwkundige staat van gebouwen vast te stellen, worden opnamerapporten opgesteld door een onafhankelijk deskundige. Een kopie van het rapport wordt aan de gebouweigenaar verstrekt. Dit rapport kan onder andere bestaan uit foto's van het gebouw, foto's van eventuele bestaande scheuren, voegmetingen en een schriftelijke inventarisatie van de huidige toestand. In plaats van meetbouten worden, in een deel van het invloedsgebied, bouwkundige opnames verricht. 6. College van burgemeester en wethouder van de gemeente Lingewaard, postbus 15, 6680 AA Bemmel Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
6.1 In de belangenafweging bij de ontwerp ontgrondingsvergunning is op p. 8 onder ad.G/leefomgeving opgenomen dat alleen het vervoer binnen het plangebied per as plaatsvindt en dat de afvoer van alle klei en zand uit het projectgebied per schip plaatsvindt. Daarbij is ervan uitgegaan dat dit in de Wabo-milieuvergunning wordt geborgd. In de ontwerpvergunning Wabo, onderdeel milieu, is geen voorschrift hierover opgenomen.
Indirecte hinder Van een inrichting kan verkeersaantrekkende werking uitgaan als er sprake is van een aanmerkelijke hoeveelheid verkeer dat zich van en naar de inrichting beweegt. Dit verkeer kan geluidhinder voor woningen die zich langs de aan- en afrijroutes van de inrichting bevinden. Verkeersaantrekkende werking wordt ook indirecte hinder genoemd.
Aanpassingen van besluit In de considerans van de Omgevingsvergunning milieu (Wabo) wordt opgenomen: 3.3.5.5 Indirecte hinder Er is geen verkeersaantrekkende werking voor wat betreft transportbewegingen met vrachtwagens van en naar de inrichting. Volgens de aanvraag wordt namelijk gewonnen zand, klei en grind over het water
51 / 392
Voorgesteld wordt om in overleg met de regionale omgevingsdienst dit aspect alsnog in onze Wabomilieuvergunning te regelen.
In de aanvraag is aangegeven dat de vrijkomende bovengrond en klei met behulp van grondverzetsmaterieel binnen de inrichting in depot wordt gezet. Er is derhalve geen sprake van verkeersaantrekkende werking voor wat betreft transportbewegingen met vrachtwagens van en naar de inrichting. De aangevraagde activiteiten zullen niet leiden tot een toename van het aantal transportbewegingen door vrachtwagens. De aangevraagde activiteit hoeft niet beoordeeld te worden volgens de circulaire "Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer". In de aanvraag is aangegeven dat op het moment dat de natte winning van start gaat, de daarbij vrijkomende delfstoffen per schip afgevoerd worden.
met schepen getransporteerd. De aangevraagde activiteiten zullen derhalve niet leiden tot een toename van het aantal transportbewegingen door vrachtwagens. Daarom hoeft niet beoordeeld te worden volgens de circulaire "Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer. Dit betekent dat transport van vrijkomende delfstoffen per as buiten de inrichting geen onderdeel uitmaakt van de aanvraag en derhalve deze activiteit niet is opgenomen in de vergunning en daarmee zonder aanvullende vergunning niet toegestaan.. Mocht in de toekomst een situatie ontstaan dat er wel vervoer per as wenselijk wordt geacht, zal hier apart vergunning voor moeten worden aangevraagd.
Het equivalente geluidsniveau ten gevolge van de aankomende en wegvarende schepen is in het akoestisch onderzoek bij de aanvraag inzichtelijk gemaakt. Het equivalente geluidsniveau bedraagt niet meer dan 45 dB(A)-etmaalwaarde. Hoewel voor de indirecte hinder als gevolg van schepen geen toetsingkader bestaat, kan wel opgemerkt dat de berekende etmaalwaarde minder is dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) die in de Circulaire Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting wordt gehanteerd. Er is geen aanleiding om in de vergunning voorschriften te stellen om indirecte hinder te beperken.
52 / 392
7. Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu, postbus 9070, 6800 ED Arnhem Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
7.1 Verzocht wordt om op pagina 14 van de Deze tekst zal uit de toelichting bij het toelichting bij het bestemmingsplan de tekst bestemmingsplan worden verwijderd. “Rijkswaterstaat en Provincie hebben vervolgens niet helder aangegeven dat, rekening houdend met een goede ruimtelijke ordening en regelgeving vanuit natuur en water, tijdig tot een economisch haalbare inpassing gekomen kan worden. Het college van Burgemeester en wethouders hebben naar aanleiding hiervan besloten om deze locatie dan ook niet in dit bestemmingsplan mee te nemen.” te verwijderen.
De betreffende tekst zal uit de toelichting bij het bestemmingsplan worden verwijderd.
7.2 Verzocht wordt om op pagina 112 van de toelichting van het bestemmingsplan te verduidelijken welk bevoegd gezag het hier betreft. Een afwijzing over de verplaatsing is, door Rijkswaterstaat, niet gegeven. Verwezen wordt naar een brief van 7 juli 2011.
Het betreft hier het gemeentelijk bevoegd gezag. De gemeente Lingewaard heeft geconcludeerd dat hervestiging van het gehele bedrijf binnen het project niet uitvoerbaar is.
Aanpassing van Toelichting op het bestemmingsplan: Het betreft hier het gemeentelijk bevoegd gezag. De tekst op pagina 112 wordt gewijzigd: De Gemeente heeft de conclusie getrokken dat verplaatsing van het bedrijf binnen Huissensche Waarden niet realistisch is. (In het vast te stellen plan is pagina 112 pagina 115 geworden).
7.3 Verzocht wordt om de tekst op p 41 in de toelichting van het bestemmingsplan te actualiseren nu al een aanpassing van het Barro heeft plaatsgevonden.
Tekst zal worden geactualiseerd.
Toelichting aanpassen: Tekst onder kopje: De “AMvB Ruimte” het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (barro), wordt geactualiseerd.
7.4 Eerder is verzocht om artikel 4.2.5 van de regels van het bestemmingsplan te verwijderen aangezien er geen toetsing aan de Beleidslijn grote rivieren en de Waterwet aan ten grondslag ligt. De herbouw en herschikking van gebouwen die mogelijk is op grond van dit artikel kan niet aangemerkt worden als kleine activiteit. Een afwijkingsbevoegdheid is daarom geen geschikt instrument voor toelating van dergelijke herbouw/herschikking. Verzocht wordt dit artikel alsnog te verwijderen.
In het vigerend bestemmingsplan Buitendijks Gebied Artikel 4.2.5 en 4.5 worden als volgt aangepast: 2005, is in artikel 25 Algemene Vrijstellingen een 4.2.5 Afwijking van de bouwregels vrijstellingsmogelijkheid opgenomen ten behoeve Het bevoegd gezag kan een van de herbouw en herschikking van gebouwen. omgevingsvergunning verlenen voor: Artikel 4.2.5 en artikel 4.5 worden zodanig aangepast a het afwijken van het bepaalde in 4.2.1 ten dat voor eventuele herbouw en herschikking volgens behoeve van het geheel of gedeeltelijk artikel 4.2.5 dezelfde voorwaarden blijven gelden als herbouwen van een bedrijfsgebouw op, dan in artikel 25 in het vigerend bestemmingsplan wel het geheel of gedeeltelijk verplaatsen van Buitendijks Gebied 2005 zijn opgenomen." een bedrijfsgebouw naar een andere dan de bestaande locatie, met inachtneming van de
53 / 392
Door de wijziging voldoet artikel 4.2.5 aan de Beleidslijn grote rivieren.
b
c
d
voorwaarde, dat de herbouw op respectievelijk de verplaatsing naar de andere locatie niet leidt tot een verslechtering van: de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs; de waterhuishouding; de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit en de milieuhygiënische, akoestische en verkeerstechnische situatie; het afwijken van het bepaalde in 4.2.1 ten behoeve van het vervangen van meerdere bedrijfsgebouwen door één nieuw bedrijfsgebouw, dan wel door een kleiner aantal gebouwen, met inachtneming van de voorwaarde, dat de vervanging niet leidt tot een verslechtering van: de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs; de waterhuishouding; de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit en de milieuhygiënische, akoestische en verkeerstechnische situatie; bij de toepassing van de bevoegdheid zoals beschreven onder lid a en b moet voldaan worden aan het geen gesteld is in Bijlage 2 ‘overzicht bestaande bebouwing’ kolom Oppervlakte maximaal toelaatbaar inclusief 10 % (bestaand in m2); alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a en onder b dient Rijkswaterstaat een positief advies te hebben uitgebracht.
54 / 392
4.5 Nadere eisen Het bevoegd gezag kan met inachtneming van het positieve advies van de waterbeheerder nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken indien en voor zover dat noodzakelijk is om te voorkomen dat in artikel 4.2.5 lid a en b genoemde belangen worden geschaad.
7.5 In artikel 9.3 onder c wordt de mogelijkheid geboden om de oppervlakte en de inhoud van hoofdgebouwen te laten toenemen. Gezien de aanhef van dit artikel is niet duidelijk wat met dit artikel wordt beoogd. Indien het een feitelijke toename van bebouwing betreft wordt verzocht deze regel te verwijderen.
In dit artikel wordt een toename van de bebouwing beoogd. Het artikel zal worden verwijderd. Hiervoor in de plaats zal het volgende artikel worden opgenomen:
Artikel 9.3 wordt als volgt aangepast:
9.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 9.3 Afwijken van de bouwregels 9.1 en 9.2 voor het toestaan van horeca en Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning recreatieve activiteiten waarbij de oppervlakte verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel hoofdgebouwen met maximaal 250 m2 en de inhoud 9.1 en 9.2 voor het toestaan van horeca en met maximaal 750 m3 mag toenemen. recreatieve activiteiten waarbij de oppervlakte hoofdgebouwen met maximaal 250 m2 en de inhoud met maximaal 750 m3 mag toenemen.
7.6 Onduidelijk is welke voorzieningen zijn bedoeld in De term 'jachthavenvoorzieningen' zal worden artikel 21.2 onder a van de regels van het opgenomen in de artikelen 21.2. bestemmingsplan. Om onduidelijkheid te voorkomen over de omvang van de “voorzieningen” wordt verzocht om deze term te verwijderen of deze term ook op te nemen in artikel 21.2 onder c tot en met e.
Artikel 21.2 wordt als volgt aangepast: 21.2 jachthaven De met de aanduiding 'jachthaven' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd ten behoeve van de realisatie van een jachthaven met maximaal 400 ligplaatsen met bijbehorende jachthavenvoorzieningen, te weten een drijvende dienstwoning, drijvend kantoor, drijvende horeca, drijvend sanitair, beschoeiing, oeverbescherming, groen, parkeerplaatsen, wegen, paden, pontons en steigers.
55 / 392
7.7 Verzocht wordt om artikel 21.9 in Artikel 21.9 betreft een conserverende regeling. Het overeenstemming te brengen met artikel 2.7.4 Barro. artikel zal in overeenstemming worden gebracht met artikel 2.7.4 van de Barro.
Aanpassing van de Regels van het bestemmingsplan. Artikel 21.9.2 wordt vervangen door: Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 21.9.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen. In voorkomend geval is daarop het bepaalde in artikel 4.2.5 en 4.5 van toepassing.
7.8 Eerder is verzocht om artikel 22.1 onder a aan te passen of te verwijderen. De toegestane bebouwing bestaat uit de bestaande legale bebouwing plus een eenmalige uitbreiding van 10%. In de reactienota staat dat de regels worden aangepast. Dit is niet gebeurd. Verzocht wordt om dit alsnog te doen.
Artikel 22.1 onder a zal worden verwijderd. In artikel 4.2.1 onder b wordt de verwijzing naar de tabel en juiste kolom aangepast.
Aanpassing van de Regels van het bestemmingsplan: Artikel 22.1 onder a wordt verwijderd. Artikel 4.2.1 onder b wordt vervangen door: de oppervlakte mag per bedrijfsgebouw niet meer bedragen dan voor het betreffende bedrijfsperceel per bedrijfsgebouw is aangegeven in bijlage 2 'Overzicht bestaande bebouwing', in de kolom “Oppervlakte maximaal toelaatbaar inclusief 10 % (bestaand in m2).
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
8.1 Reclamanten zijn het niet eens met het plan. Aangegeven wordt dat eerder gereageerd is op het MER onderzoek en voorontwerp bestemmingsplan. Met de reacties is niets gedaan.
Bij de beoordeling van de zienswijzen worden Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de inhoudelijke opmerkingen en vragen behandeld. Een besluiten. standpunt over het plan valt hier niet onder. Het planvoornemen kan niet voorzien in alle door insprekers en indieners zienswijzen ingebrachte opmerkingen en voorgestelde wijzigingen. Daar waar noodzakelijk, mogelijk en inpasbaar zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in aanpassing van het planvoornemen. Het plan is getoetst aan vigerende wet- en regelgeving en voldoet. De wederom ingebrachte zienswijzen worden voor de volledigheid nogmaals beantwoord.
8. Reclamant 8
56 / 392
8.2 De keuze voor de plaats van de inlaat is voor reclamanten niet aanvaardbaar, vanwege geluidhinder, veiligheid, oeverafslag en afname van woongenot. Reclamanten verwijzen hierbij naar in inspraakreactie.
Locatiekeuze. De gekozen locatie van de invaart is de meest optimale afweging tussen de rivierkundige, scheepvaartkundige en ecologische effecten. Het door reclamanten gewenste stroomopwaarts verplaatsen van deze verbinding is vanuit deze oogpunten niet gewenst. Het verplaatsen van de invaart veroorzaakt rivierkundige problemen welke alleen door kostbare ingrepen kunnen worden opgelost.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Oeverafslag. Afkalving van de oever door scheepvaart wordt voornamelijk veroorzaakt door scheepsgolven en door retourstromen indien schepen, vooral met laagwater, met groot vermogen voorbij varen. Schepen die een zandgat/haven in- en uitvaren zullen dit altijd met een lage snelheid doen. Golfslag is dan zeer beperkt en retourstromen ook. Woongenot. De vrees voor verstoring door recreanten is op basis van de locatie van de woning van reclamanten niet reëel. De afstand van de woning tot de landtong van de invaart is groter dan 250m. De landtong is slecht bereikbaar over land. In combinatie met het beoogde handhavingsbeleid is verstoring door recreanten niet reëel. Veiligheid. Rijkswaterstaat heeft de zorg voor het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer. Langs de rivieren zijn er vele zandgaten, waar schepen in- en uitvaren. Dit leidt niet tot significante toename van scheepsongevallen. Schepen die een haven (zandgat) willen in- of uitvaren moeten de schepen op de rivier voorrang verlenen. Ze mogen pas uitvaren als dat veilig kan. Een paar kilometer stroomopwaarts is ook een
57 / 392
zandgat aan de rechteroever. Hierdoor worden geen extra scheepsongevallen veroorzaakt. Geluidshinder: zie zienswijze 8.15 voor het aspect geluidshinder. Natuurwaarden: In verband met de te beschermen natuurwaarden (rustplaats van overwinterende trekvogels waaronder wulpen) van de buitenkaadse strangrest ('Lamme Water') kan de invaart niet noordelijker worden aangelegd. Een verdere verplaatsing naar het zuiden is niet wenselijk vanuit rivierkundig oogpunt. In het rapport van de Natura 2000-toets wordt geconcludeerd dat het project, en de locatie van de invaartopening, géén significante negatieve effecten heeft op de Natura 2000instandhoudingsdoelstellingen. 8.3 Opmerkingen worden gemaakt over de beantwoording van de inspraakreactie. Zo menen reclamanten dat niet of onvoldoende is onderzocht naar mogelijke alternatieven om de invaart verder stroomopwaarts te verplaatsen. Een instroomopening vlakbij rkm 873 bij Scherpekamp is wel mogelijk.
Op basis van stromingsstudies, de logistiek van de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de zandwinning, de scheepvaartveiligheid en in overleg besluiten. met rivierkundigen is de beste locatie voor de invaart gekozen. De locatie en vorm van de invaart van de plas is, samen met die van de inlaat en de stand tussen deze twee punten van grote invloed op de hoeveelheid water die bij hoogwater door de uiterwaard afgevoerd kan worden. Meer water, betekent hogere stroomsnelheden. Deze stromen liggen dwars op de hoofdstroom van de rivier. Stroomsnelheden van deze dwarsstromen zijn gevaarlijk voor de scheepvaart. Ook hebben deze punten invloed op de mate van waterstandsverlaging. Verdere verplaatsing stroomopwaarts veroorzaakt sterkere dwarsstromen. Te sterke dwarsstromen zorgen voor gevaarlijke situaties voor de scheepvaart. De gekozen locatie van de invaart biedt voorts voldoende zicht voor het scheepvaartverkeer. Het verder stroomopwaarts verplaatsen van de invaart is dan ook geen reële
58 / 392
optie. De instroomopening bij rkm 873 bij de Scherpekamp is niet vergelijkbaar met de invaartopening van de zandwinplas. De effecten en gevolgen zijn verschillend en mogen niet met elkaar worden vergeleken. De invaartopening is permanent watervoerend en heeft daardoor eerder effecten op het Pannerdensch-Kanaal, terwijl de instroomopening bij de Scherpekamp pas bij hogere rivierwaterstanden gaat meestromen. 8.4 Reclamanten stellen met betrekking tot punt 2.6.2 van de inspraaknota dat het niet mogelijk was om het rapport digitaal binnen te krijgen. Een reactie op dit verzoek van reclamanten is uitgebleven. Het rapport is uiteindelijk op de informatiebijeenkomst wel ontvangen. Dit geldt ook voor 2.6.4 van de inspraaknota, na herhaald verzoek is de informatie pas ontvangen.
Het rapport 'Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100’ is als bijlage bij de toelichting bij zowel het voorontwerp- als het ontwerp-bestemmingsplan bekendgemaakt en analoog evenals digitaal beschikbaar gesteld. In de bekendmaking in het plaatselijke blad is de vindplaats van het digitale plan aangegeven.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Zoals is aangegeven door de indiener van de zienswijze, zijn de betreffende rapporten alsnog verkregen. In de beantwoording van de inspraakreactie is aangegeven waar het betreffende rapport was in te zien. In de inspraakreactie is geen vraag ontvangen met betrekking tot het toezenden van het rapport. 8.5 Over 2.6.6 van de inspraaknota wordt opgemerkt dat een aanlegverbod in de praktijk niet zal worden gehandhaafd. Dit is nu ook al het geval bij de inlaat van de kleine jachthaven.
Het handhaven van het aanlegverbod op Rijksvaarwegen behoort tot de taken van Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat beoogt handhaving om te zorgen voor een vlot en veilig scheepvaartverkeer. Indien en voor zover wordt gevreesd voor eventuele toekomstige overlast van recreanten geldt dat ook ten aanzien daarvan handhaving kan plaats vinden door het KLPD en of de regiopolitie.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
8.6 Reclamanten vinden het vreemd dat extra en bijzondere scheepvaart bij de in- en uitvaart niet tot een toename van het risico leidt. Getwijfeld wordt
Bij de nieuwe invaart zijn conform de richtlijnen en in overleg met Rijkswaterstaat inrichtingsmaatregelen voorzien. Het gaat onder andere om bebording en
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
59 / 392
over de handhaving van regels en richtlijnen (2.6.7 van de inspraaknota)
lichtmasten. Daarnaast moeten zandschepen die het kanaal willen opvaren marifooncontact zoeken met schepen die op het Pannerdensch-Kanaal varen en hun voorrang verlenen. Ze mogen pas uitvaren als dat veilig kan. Langs de rivieren zijn vele zandgaten, waar schepen veilig en zonder scheepsongevallen in- en uitvaren. Rijkswaterstaat heeft de zorg voor het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer en handhaaft daar op. Het KLPD en de Regiopolitie handhaven mede de openbare orde en de Scheepvaartverkeerswet. Ook moeten de schepen voldoen aan wettelijke eisen met betrekking tot bouw, uitrusting, snelheid en communicatie. In het ontwerp-bestemmingsplan is in paragraaf 5.10 het aspect externe veiligheid weergegeven. Hiertoe is onderzoek gedaan naar de risico's als gevolg van ongevallen met gevaarlijke stoffen. Bij de beantwoording van de inspraaknota is onterecht opgemerkt dat geen toename van het risico optreedt. Dit is incorrect. Er treedt namelijk wel een toename op, zowel voor plaatsgebonden als groepsrisico. Echter, deze verhogingen zijn niet significant en overschrijden de normen niet. Het risico is verantwoord. Dit geldt ook voor het risico, voortkomend uit de extra scheepvaartbewegingen. In de toelichting op het bestemmingsplan is dit uitvoerig uiteengezet. Het aspect externe veiligheid leidt niet tot strijdigheid met het bestemmingsplan en de bijbehorende vergunningaanvragen.
8.7 De afkalving zal verergeren, want hier is nu al sprake van (2.6.8 van de inspraaknota).
Het Pannerdensch-Kanaal is voldoende breed en heeft voldoende restcapaciteit qua huidige scheepvaartintensiteit. Dat is een belangrijke randvoorwaarde voor het in- en uitvaren van de ontgrondingsplas. Het invaren van de plas zal nagenoeg altijd leeg gebeuren, waardoor het schip, afhankelijk van de stroomsnelheid en vaarrichting, met relatief weinig vermogen zijn draaibeweging kan
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
60 / 392
maken. Het uitvaren van de plas gebeurt beladen en kost meer vermogen. De snelheid is, mede in verband met de veiligheid, bij het in- en uitvaren zeer laag. De golfrichtingen volgen daarbij de koers van het schip. Door deze combinatie zullen geen onaanvaardbare aanvullende stroming- en/of golfbewegingen ontstaan op de overzijde van de rivier. Het in- en uitvaren van schepen zal daarom geen extra oeverafslag veroorzaken. Één en ander zal bovendien ook gecontroleerd worden door het bevoegd gezag. Zij zullen bij een aantoonbaar verband de initiatiefnemer hierop aanspreken. 8.8 Het woongenot wordt aangetast (2.6.10 van de inspraaknota, aantasting woongenot wordt ook genoemd in de brief van 25 januari 2009).
In het MER zijn effecten van de inrichting op o.a. het woon- en leefmilieu onderzocht. Een specifieke toetsing van vergunningplichtige activiteiten vindt plaats in het kader van de planvorming en vergunningverlening. Daarbij wordt in het kader van de vergunningverlening op grond van de Wabo ook getoetst of de werkzaamheden in verband met de te realiseren inrichting tot onevenredige overlast leiden en worden zo nodig maatregelen voorgeschreven om eventuele overlast te vermijden of te beperken. Uit de ontwerpbeschikkingen in verband met de uitvoering van het project blijkt geen onevenredige hinder.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
In het MER (aanvulling van 2009) is specifiek ingegaan op de verenigbaarheid van recreatie(vaart) en de te beschermen kwaliteiten in de omgeving, zowel voor wat betreft de natuurkwaliteiten als de woonomgeving op het terrein Looveer en aan de overzijde van de rivier. Daarin is ook aangegeven op welke wijze hinder (stof, geluid) als gevolg van de werkzaamheden en als gevolg van de recreatievaart wordt beperkt. Uit de ontwerpvergunningen blijkt dat geen sprake is van onevenredige overlast ter plaatse van de woning van reclamant.
61 / 392
8.9 Het plan zorgt voor een daling van de waterstand. Bij rkm 876 zal een verhoging van de waterstand plaatsvinden.
Dit klopt, uit de rivierkundige berekening blijkt op Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de basis van het planvoornemen Huissensche Waarden besluiten. dat ter plaatse van rkm 876 een lokale verhoging van de waterstand zal optreden. In de betreffende berekening is alleen uitgegaan van de effecten als gevolg van het project Huissensche Waarden. Als gevolg van de gezamenlijke projecten van de PKB – Ruimte voor de Rivier zal echter bij rkm 876 een daling optreden. De pakkettoets, waarbij de effecten van alle projecten worden doorgerekend, laat een verlaging van de waterstand zien. De hele taakstelling voor Ruimte voor de Rivier wordt net niet gehaald maar dat is geen probleem voor de veiligheid. Dit is in de voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer ook gemeld (VGR 22, 19 sept 2013, pag 21). De pakkettoets gebeurt aan de hand van samenhangende berekeningen van de afvoerverdeling en de effecten op de waterstanden van alle ontwerpen waarvoor een projectbeslissing is genomen. De resultaten van de vijfde pakkettoets zijn in februari 2013 beschikbaar gekomen. Over het geheel genomen wordt voldaan aan de veiligheidsopgave uit de PKB. Op twee locaties, op de Neder-Rijn bij Wageningen en op het Pannerdensch-Kanaal, is er ten opzichte van de vorige pakkettoets minder waterstandsdaling berekend dan verwacht. De waterveiligheid is echter gewaarborgd doordat met aanliggende waterschappen is vastgesteld dat de dijken de extra waterstand kunnen keren, dan wel dat het tekort wordt meegenomen in de lopende dijkverbeteringen. Indien er op andere plekken een lagere waterstandsdaling berekend wordt, zal in overleg met waterschappen worden gekeken of er aanvullende maatregelen nodig zijn.
62 / 392
8.10 De eerder ingediende reacties van 12 oktober 2012 en 25 januari 2009 blijven gehandhaafd.
Reclamant herhaalt de eerder ingebrachte Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de inspraakreacties op de milieueffectrapportage en het besluiten. voorontwerp-bestemmingsplan. Deze worden voor de volledigheid nogmaals beantwoord.
8.11 In de inspraakreactie van 12 oktober 2012 schrijft reclamant dat over de verplaatsing van de toegang van het kanaal naar de nieuwe plas, informatie is opgevraagd bij de gemeente. Verdere verplaatsing van de inlaat in zuidelijke richting zou niet mogelijk zijn in verband met te grote instroom.
Zie beantwoording bij zienswijze 8.2.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
8.12 In de inspraakreactie van 12 oktober 2012 Het rapport is inmiddels in bezit indiener zienswijze. schrijft reclamant dat op het verzoek om inzage te Zie tevens beantwoording bij zienswijze 8.4. krijgen in het rapport waaruit blijkt dat verplaatsing in zuidelijke richting niet mogelijk zou zijn, is nog niet gereageerd.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
8.13 In de inspraakreactie van 25 januari 2009 schrijft reclamant dat deze niet op de hoogte was van de inspraakavond in 2004 over de startnotitie MER. Er zou contact geweest zijn met HSRO en toegezegd zijn dat de bezwaren van reclamanten serieus genomen zouden worden en zo mogelijk verwerkt worden in het definitieve MER rapport. Daar zou weinig van zijn terechtgekomen. Een kleine toevoeging omtrent de verlegging van de verbinding van het plangebied met de rivier is niet in het MER rapport overgenomen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Op basis van de bezwaren van de inspreker is in het vooroverleg voorafgaand aan de formele Wroprocedure zoals ook aangegeven door de inspreker, de invaart van de plas één kribvak stroomopwaarts verplaatst. Ook zijn teksten aangepast en is over dit punt overleg gevoerd met het bevoegd gezag. Met de bezwaren van de inspreker is wel degelijk rekening gehouden, echter niet alle bezwaren kunnen in het initiatief worden meegenomen.
Het MER heeft op de voorgeschreven wettelijk wijze ter visie gelegen. Daarbij zijn ook de relevante Toegezegd zou zijn dat het definitieve rapport van documenten met betrekking tot de inspraak gevoegd. het MER en een verslag toegestuurd zou worden. Dit Ook zijn alle documenten digitaal ter beschikking is niet gedaan. gesteld via de websites van de Gemeente en de initiatiefnemer. Inspreker heeft indertijd ook gereageerd op het MER. Daarnaast is indertijd op locatie separaat overleg gevoerd tussen initiatiefnemer en inspreker(s). 8.14 In de inspraakreactie van 25 januari 2009 Het onderzoek naar de rivierkundige effecten van de schrijft reclamant dat in het MER rapport geen (locatie van de) invaart zijn opgenomen in de bijlage voorkeursalternatief benoemd zou zijn. Het eigenlijke ‘'Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
63 / 392
voorkeursalternatief heeft elementen van de drie genoemde alternatieven in het MER, maar bevat ook nieuwe onderdelen. Een van de nieuwe onderdelen is de uitmonding van het plangebied schuin tegenover de woning van reclamanten. De effecten daarvan zouden niet onderzocht zijn.
Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100’ bij het (voor)ontwerpbestemmingsplan. In het MER-rapport zijn drie realistische alternatieven onderzocht. Uit deze drie alternatieven zijn de beste elementen gehaald en samengevoegd tot het voorkeursalternatief. Alle elementen van het voorkeursalternatief zijn onderzocht en de effecten zijn bepaald. Het voorkeursalternatief is gedurende de planontwikkeling verder onderzocht en ontwikkeld tot het huidige inrichtingsvoorstel en daarmee samenhangend, het bestemmingsplan. Alle elementen en effecten van het inrichtingsvoorstel zijn onderzocht. Dit geldt ook voor eventuele hinder bij de woning van de inspreker als gevolg van de (locatie van de) invaart. In de vergunningprocedures wordt afgewogen of sprake is van hinder of benodigde maatregelen om onevenredige hinder te vermijden.
8.15 In de inspraakreactie van 25 januari 2009 schrijft reclamant dat aangegeven wordt dat geluidsoverlast van de zandwinning alleen bestudeerd zou zijn voor het plangebied. Reclamanten vrezen voor geluidsoverlast van onder andere zandschepen, pleziervaartuigen, waterscooters e.d. die bij de toegang van de plas gaan aanleggen.
De geluidbelasting is op de locatie van een aantal Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de woningen berekend, waaronder de woning van besluiten. reclamant. (LBP|SIGHT, Geluidonderzoek in het kader van de aanvraag om de Omgevingsvergunning (Wabo) 15 mei 2013, Bijlage bij de aanvraag voor omgevingsvergunning). Deze bedraagt ten hoogste 49 dB(A) (langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT) De geluidemissie van de van en naar de zandwinning varende schepen is meegenomen in de geluidsberekeningen Het equivalente geluidsniveau ten gevolge van de aankomende en wegvarende schepen is in het akoestisch onderzoek bij de aanvraag inzichtelijk gemaakt. Het equivalente geluidsniveau bedraagt op geen enkele woning meer dan 45 dB(A)-etmaalwaarde. Hoewel voor de indirecte hinder als gevolg van schepen geen toetsingkader bestaat, kan wel opgemerkt dat de
64 / 392
berekende etmaalwaarde voor alle beoordeelde woningen minder is dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) die in de Circulaire Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting wordt gehanteerd. Er is geen aanleiding om in de vergunning voorschriften te stellen om indirecte hinder te beperken Het recht van plezier- of beroepsvaart om aan te leggen ter hoogte van de toegang verandert niet door dit project, behalve ter hoogte van de invaart. Een ligplaats innemen in de invaart naar de zandwinplas is namelijk niet toegestaan (Rijnvaartpolitieregelement). Met betrekking tot geluidsoverlast door de recreatievaart in relatie tot de na de zandwinning te realiseren jachthaven, kan gesteld worden dat deze ter hoogte van de invaart beperkt zal zijn in verhouding tot (huidig) scheepvaartverkeer. Het betreft een relatief klein aantal scheepvaartbewegingen in het waterrecreatieseizoen, zodat er geen aanleiding is op voorhand voor onacceptabele overlast te vrezen. Voor de jachthaven zal te zijner tijd een omgevingsvergunning worden aangevraagd. De effecten van de recreatievaart die samenhangt met jachthaven zal in dat kader worden beoordeeld. 8.16 In de inspraakreactie van 25 januari 2009 schrijft reclamant dat schuin tegenover de woning van reclamanten zandschepen van richting zullen moeten veranderen om bij het uitvaren van de monding de Rijn op te kunnen. Een aanvaring met een tanker met brandstof is dan niet onwaarschijnlijk.
Zie beantwoording bij zienswijze 8.6. Het in- en uitvaren van schepen geschied alleen als er geen onveilige situaties ontstaan. Zandschepen die het kanaal willen opvaren moeten marifooncontact zoeken met schepen die op het PannerdenschKanaal varen en hun voorrang verlenen. Ze mogen pas uitvaren als dat veilig kan.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
8.17 In de inspraakreactie van 25 januari 2009 schrijft reclamant dat de woning van reclamanten enkele meters van het talud langs het water af ligt.
Zie beantwoording bij zienswijze 8.7. Van oeverslag en dientengevolge schade aan de woning van reclamanten, zal daarom geen sprake zijn.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
65 / 392
Dit talud zou niet berekend zijn op de krachtige stroming die ontstaat door de draaiende schepen en zal oeverslag en schade aan de woning van reclamanten tot gevolg hebben. 8.18 In de inspraakreactie van 25 januari 2009 schrijft reclamant dat in het MER rapport een krib bij de woning van reclamanten ontbreekt. In een gesprek is toegezegd dat dit zou worden aangepast, maar is niet gebeurd. Het behoud van kribben is van groot belang om schade te voorkomen.
Er worden in het voorliggend plan geen kribben verwijderd. De kribben zijn juist bestemd. Zie de inrichtingsschets en de verbeelding bij het bestemmingsplan.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
8.19 In de inspraakreactie van 25 januari 2009 schrijft reclamant dat het plan het woongenot aantast.
Zie beantwoording bij zienswijze 8.8
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
9.1 Bezwaar wordt gemaakt tegen de voorgenomen ontzandingen in verband met veranderende waterstanden welke wellicht nadelig kunnen zijn voor de woning c.q. omliggende grond van reclamanten.
Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt besluiten. dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook niet optreden. Bij de panden aan de van Wijkstraat 18 en 18 a heeft de aanleg van de ontgrondingsplas geen effect op de grondwaterstanden (zie figuur 7.18 van het rapport). Bij het pand aan het Mariaplein kan, in een extreme zomersituatie de grondwaterstand door de aanleg van de plas maximaal 0,2 tot 0,4 meter dalen ten opzichte van de huidige situatie.
9. Reclamant 9
In dit rapport is aangegeven dat binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5
66 / 392
millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Uit gegevens en onderzoek naar de bodemopbouw in de omgeving van de Huissensche Waarden blijkt tevens dat, in de tijd gezien, momenteel van nature sprake is van een grote variatie (diverse meters) in grondwaterstanden. Dit wordt vooral veroorzaakt door de invloed van wisselende waterstanden op de rivieren, de overwegend zandige opbouw van de diepere bodemlagen en in mindere mate het peilbeheer van het Waterschap. Lage waterstanden in de rivier, leiden ondanks de inname van water in zomer, dan ook tot lage grondwaterstanden. Hoger gelegen gevoelige lagen in de bodem zijn derhalve in de loop der eeuwen al ingeklonken. Uit analyse van alle bekende bodemonderzoeken uit de omgeving blijkt dat rondom de Huissensche Waarden er slechts op één locatie ondiepere veen en kleilagen zijn die door veranderende grondwaterstanden beïnvloed kunnen worden. De panden van de reclamanten liggen niet in een dergelijk gebied. In de meeste gevallen liggen klei en veenlagen zodanig diep dat deze, ook bij extreem lage waterstanden, altijd onder het hoogste grondwaterpeil blijven liggen. Deze bodemlagen zullen dan ook niet gaan inklinken door de aanleg van de zandwinplas. Extra inklinking is immers alleen te verwachten als de grondwaterstand in een zettingsgevoelige laag lager is dan ooit tevoren in deze laag, waardoor de historische voorbelasting wordt overschreden.
67 / 392
De extra inklinking treedt ook pas op in enige mate als de lage waterstand in de zettingsgevoelige laag langdurig aanhoudt, omdat de zettingsgevoelige laag inklinkt (consolideert) naarmate het water uit de poriën van de grond ontsnapt. De consolidatietijd voor volledige zetting is afhankelijk van de grondsoort en is voor zettingsgevoelige grond als klei en veen aanzienlijk omdat deze grondsoorten slecht doorlatend zijn. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden.
68 / 392
9.2 De ontzanding zal tot een landschapsverandering leiden met consequenties voor de stad en omgeving. Dit heeft ook consequenties voor de woning en omliggende gronden.
Zoals in de concept ontgrondingsvergunning staat Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de vermeld, wordt uit oogpunt van maatschappelijk besluiten. draagvlak de voorgenomen herinrichting van het gebied, de Huissensche uiterwaarden, overwegend positief beoordeeld. Onder andere de gemeenteraad van Lingewaard staat achter de voorgenomen herinrichting. Het landschap van de uiterwaard zal door het plan veranderen, hetgeen ontegenzeggelijk gevolgen zal hebben voor de stad en omgeving van Huissen. De landschapsverandering raakt echter niet aan de woning en panden van reclamant en de omliggende gronden. Het planvoornemen heeft, gezien de afstand tussen het plangebied en de woning van reclamant, geen landschappelijke gevolgen voor de reclamant. Tevens wordt verwezen naar de beantwoording bij 9.1 met betrekking tot de gevolgen voor de woning en panden van reclamant als gevolg van de ontgrondingsactiviteiten.
9.3 De zienswijze heeft betrekking op alle ter inzage gelegde stukken/besluiten.
De zienswijze is als zodanig beantwoord.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
10.1 Het monitoren van panden op slechts twee gevoelige plekken is onvoldoende. Het monitoringenmeetnet van peilbuizen en meetbouten dient te worden uitgebreid, mede gelet op de situering van de bebouwing in een voormalige rivierdelta.
Het is niet correct dat er slechts op twee gevoelige plekken panden gemonitord worden. Er is de afgelopen jaren een dekkend grondwatermeetnet aangelegd. Dit hoeft niet te worden uitgebreid. Het net is in samenspraak met het Waterschap, Provincie en de Gemeente ontwikkeld.
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in het gebied waar de kans op schade door zetting het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij een groter aantal woningen. De selectie van op te nemen woningen dient te worden gemaakt op basis
10. Reclamant 10
De nulsituatie van de grondwaterstanden wordt bepaald aan de hand van langjarige metingen in een dekkend netwerk van 35 peilbuizen. Dit netwerk bestond oorspronkelijk uit 9 reeds eerder geplaatste
69 / 392
peilbuizen. Om de effecten van de zandwinplas op grondwaterstanden preciezer te meten is in overleg met Gemeente en Waterschap besloten om een aanvullend gedetailleerder meetnet van 26 extra peilbuizen op te zetten. Door middel van een drijver met een geautomatiseerde dataopslag worden in de peilbuis iedere dag de optredende waterstanden gemeten. Zodoende kunnen wijzigingen in de grondwaterstand snel vastgesteld worden.
van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd voordat met de ontzanding kan worden aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar van de opname van hun woning te ontvangen.
Ook kan de berekende en werkelijke toekomstige situatie vergeleken worden met de huidige situatie. Door oude en nieuwe metingen te combineren is een dataset langjarige metingen beschikbaar. Ook zijn met deze gegevens binnen het in de onderzoeken gehanteerde bodem en grondwater model langjarige effecten te bepalen en voorspellingen te doen. In plaats van meetbouten worden, in een deel van het invloedsgebied, bouwkundige opnames verricht. 10.2 Nergens staat de exacte datum van de start van de nulmetingen vermeld noch is vermeld wanneer de burger hierover wordt geïnformeerd. Dit dient alsnog in de conceptvergunning te worden opgenomen.
Metingen in eerder geplaatste peilbuizen die gebruikt Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de kunnen worden om de nulsituatie mede te kunnen besluiten. bepalen zijn gestart tussen 1990 en 1998. In augustus 2011 zijn in opdracht van de initiatiefnemer 15 peilbuizen rondom het inrichtingsgebied geplaatst. De metingen zijn gestart op 23 september 2011. In 2012 zijn er 11 peilbuizen geplaatst door gemeente Lingewaard. Deze zijn in beheer bij Vitens. De resultaten van al deze metingen zijn of worden via internet publiek toegankelijk (Dinoloket) gemaakt. In overleg met de Provincie en Waterschap worden daarnaast periodiek en afhankelijk van de voortgang van het project door Vitens en een erkend adviesbureau in opdracht van de vergunninghouder monitoringsrapporten opgesteld. Ook deze worden openbaar gemaakt.
70 / 392
10.3 Reclamant meent dat de vergunning pas definitief kan worden gemaakt indien met betrekking tot het aspect bresvloeiing het second opinion onderzoek (Werkplan praktijkproef taludstabiliteit) is uitgevoerd.
De voorschriften in de ontwerpDeze zienswijze heeft geen gevolgen voor de ontgrondingsvergunning waarborgen dat niet kan besluiten. worden begonnen met de diepe zandwinning voordat de praktijkproef met goed resultaat is afgerond en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten, dan wel dat het ontwerp van de winput is aangepast en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten: “Het is niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van Gedeputeerde Staten dieper te winnen dan NAP-5,0 m, behoudens voor uitvoering van de praktijkproef voor het vaststellen van taludstabiliteit. Uitvoering van de praktijkproef dient in overleg met Gedeputeerde Staten plaats te vinden. De vergunninghouder dient toe te staan dat waarnemers namens Gedeputeerde Staten aanwezig zijn bij de praktijkproef. Een schriftelijk verslag van de praktijkproef dient in tweevoud aan Gedeputeerde Staten te worden toegestuurd, waarna Gedeputeerde Staten bij gebleken stabiliteit van het voorgestelde talud kunnen besluiten toestemming te verlenen om dieper te winnen dan NAP- 5,0 m. Indien uit de praktijkproef blijkt dat het voorgestelde talud niet stabiel is, zullen Gedeputeerde Staten slechts toestemming verlenen om dieper te winnen dan NAP -5,0 volgens taluds waarvan volgens de systematiek van CUR-aanbeveling 113 of volgens de dan best beschikbare methode is aangetoond dat deze veilig zijn.“ Geotechnische kennis neemt toe en nieuwe onderzoeksmethoden worden ontwikkeld. Daarom wordt mogelijkheid opengelaten om de stabiliteit van de taluds te zijner tijd met dan beschikbare technieken vast te stellen.
10.4 Reclamant meent dat ten onrechte wordt uitgegaan van maatschappelijk draagvlak voor de voorgenomen herinrichting van het gebied in de concept-ontgrondingsvergunning. Reclamant stelt dat mensen verontrust zijn over de gevolgen van de plannen op hun leefomgeving en eigendommen, met
Tijdens het planproces zijn de inrichtingsvisie en beheervisie met een grote meerderheid in de gemeenteraad vastgesteld (23 september 2010). Hiernaast zijn vanuit de samenleving verschillende (positieve en negatieve) reacties ontvangen op, veelal onderdelen, van het plan. Op basis hiervan is
De zienswijze heeft aanleiding gegeven om voor bepaalde wegen en wegvakken dieper in te gaan op de materie. Het onderzoek 'Verkeersanalyse Huissensche Waarden', d.d. oktober 2013, is als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
71 / 392
name veroorzaakt door de gestoorde waterhuishouding en de toenemende intensiteit van het vrachtverkeer.
beoordeeld dat vanuit het oogpunt van maatschappelijk draagvlak de voorgenomen herinrichting van het gebied overwegend positief wordt beoordeeld. De effecten op de leefomgeving zijn in algemene zin onderzocht in het mer-rapport. Ten aanzien van het punt over waterhuishouding wordt verwezen naar 10.1 en 10.2. Het planvoornemen heeft geen effect op de intensiteit van het vrachtverkeer. Het aspect verkeer als gevolg van het planvoornemen is onderzocht en meegenomen in het bestemmingsplan. In de toelichting bij het bestemmingsplan is in paragraaf 5.6 aangegeven of en zo ja welke maatregelen nodig zijn met betrekking tot verkeer en parkeren. Met inachtneming van de te treffen maatregelen, zijn geen problemen voor wat betreft ontsluiting en bereikbaarheid van het gebied te verwachten. In het kader van het project Huissensche Waarden is onderzoek verricht naar de verkeerskundige gevolgen, veroorzaakt door het planvoornemen. Het onderzoek 'Verkeersanalyse Huissensche Waarden', d.d. oktober 2013, is als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen. Onderzocht is of de nieuwe ontwikkelingen, toekomstige verkeersstromen en parkeerbehoefte tot problemen leiden. Geconcludeerd wordt dat wegen en kruispunten voldoende capaciteit hebben om de huidige verkeersintensiteit en de te verwachten extra verkeersbewegingen zonder problemen te kunnen verwerken. Door het project Huissensche Waarden zullen geen infrastructurele problemen ontstaan.
10.5 Verzocht wordt de bovenstaande bezwaren te Iedere zienswijze is beoordeeld, beantwoord en honoreren en het voorgenomen besluit daarop aan te eventuele aanpassingen als gevolg van de passen. betreffende zienswijze zijn weergegeven in deze reactienota. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet kan worden voorzien in alle opmerkingen of
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
72 / 392
voorgestelde wijzigingen. Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen. 11. Reclamant 11
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
11.1 Reclamant heeft een mondelinge zienswijze ingediend. Reclamant woont (gaat wonen) aan de Molenaarstraat 10 te Huissen en deze woning stamt uit de jaren ’60 van de vorige eeuw en heeft geen fundering.
De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de terinzagelegging ingediend. De zienswijze komt besluiten. hieronder inhoudelijk aan de orde. Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat erbij een huis uit jaren zestig van de vorige eeuw geen enkele vorm van fundering aanwezig is. Indien dit werkelijk het geval is, is de eigenaar zelf verantwoordelijk voor eventuele fundamentele gebreken aan zijn woning. Ingeval van monitoring zal de bouwkundige staat van de woning als uitgangspunt worden genomen. De aan- of afwezigheid van een fundering is in dit geval niet relevant.
11.2 Enige jaren geleden bij droogte en lage waterstanden in de rivier zijn bij woning van reclamant verzakkingen geconstateerd, al dan niet als gevolg van de lage grondwaterstand. De zorg gaat uit naar de waarborgen die het grondwateronderzoek en de ontwerp ontgrondingsvergunning bieden voor het tegengaan van negatieve effecten van de ontgronding, met name voor wat betreft verdroging en bijgevolg bodemdaling / verzakkingen.
Indien het pand daadwerkelijk geen fundering heeft is het verklaarbaar dat enige jaren geleden bij de woning van reclamant verzakkingen zijn geconstateerd. Omdat reclamant zorg heeft over het onderzoek is onderstaand één en ander opgenomen over grondwater en zetting.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Uit figuur 7.18 van dat rapport blijkt dat de gevolgen voor het grondwater in het gebied rondom
73 / 392
de woning van indiener in een extreem droge zomer maximaal 10 cm tot 20 cm zijn. In het rapport staat tevens dat binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Scheuren en aantasting van de woning die ontstaan door de aanleg van de plas lijken dan ook onwaarschijnlijk. Uit gegevens en onderzoek naar de bodemopbouw in de omgeving van de Huissensche Waarden blijkt ook dat, in de tijd gezien, momenteel van nature sprake is van een grote variatie (diverse meters) in grondwaterstanden. Dit wordt vooral veroorzaakt door de invloed van wisselende waterstanden op de rivieren, de overwegend zandige opbouw van de diepere bodemlagen en in mindere mate het peilbeheer van het Waterschap. Lage waterstanden in de rivier, leiden ondanks de inname van water in zomer, dan ook tot lage grondwaterstanden. Hoger gelegen gevoelige lagen in de bodem zijn derhalve in de loop der eeuwen al ingeklonken. Uit analyse van alle bekende bodemonderzoeken uit de omgeving blijkt dat rondom de Huissensche Waarden er slechts op één locatie ondiepere veen en kleilagen zijn die door veranderende grondwaterstanden beïnvloed kunnen worden. Dit is niet het geval bij de locatie van de reclamant. In de meeste gevallen liggen klei en veenlagen zodanig diep dat deze, ook bij extreem lage waterstanden, altijd onder het hoogste grondwaterpeil blijven liggen. Deze bodemlagen zullen dan ook niet gaan inklinken door de aanleg
74 / 392
van de zandwinplas. Extra inklinking is immers alleen te verwachten als de grondwaterstand in een zettingsgevoelige laag lager is dan ooit tevoren in deze laag, waardoor de historische voorbelasting wordt overschreden. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 11.3 De zorg gaat tevens uit naar de waarborgen die het monitoring-net en de ontwerp ontgrondingsvergunning bieden om effecten ter plaatse van de woning en woonomgeving goed te kunnen meten en beoordelen.
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken en berekeningen wordt schade door aanleg van de zandwinplas aan gebouwen op de locatie van de reclamant en zijn omgeving niet verwacht. Reclamant woont dan ook niet in een risicogebied. Aangezien er echter discussies kunnen ontstaan
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt
75 / 392
over effecten van de zandwinplas, hebben de initiatiefnemer, het Waterschap en de Gemeente besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen
voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in het gebied waar de kans op schade door zetting het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij een groter aantal woningen. De selectie van op te nemen woningen dient te worden gemaakt op basis van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet binnen delen van het invloedsgebied waar de door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het voordat met de ontzanding kan worden gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is van de opname van hun woning te ontvangen. gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor grondwatereffecten. Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren. Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden. Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project. Om desondanks de oorzaak van eventuele nadelige effecten van de aanleg van de zandwinplas te kunnen bepalen, worden zolang de ontgrondingsvergunning geldt, de grondwaterstanden extra gevolgd. Hiertoe is, mede op kosten van de initiatiefnemer, als extra zekerheid een verfijnder grondwatermeetnet ingericht. Dit net is van belang om door de zandwinning ontstane veranderingen in grondwaterstanden tijdig te kunnen ontdekken. Indien geen veranderingen geconstateerd worden bestaat er geen relatie met de aanleg van de zandwinplas. Metingen in eerder geplaatste peilbuizen die gebruikt kunnen worden om de nulsituatie mede te kunnen
76 / 392
bepalen zijn gestart tussen 1990 en 1998. Daarnaast zijn in augustus 2011 in opdracht van de initiatiefnemer 15 peilbuizen rondom het inrichtingsgebied geplaatst. De metingen zijn gestart op 23 september 2011. In 2012 zijn er 11 extra peilbuizen geplaatst door gemeente Lingewaard. Deze zijn in beheer bij Vitens. Tot aan het tijdstip dat de zandwinplas de dijk zal naderen zijn vanaf 2011 geredeneerd, zeker vier jaar te gaan. De monitoringsperiode is derhalve voldoende lang. Bovendien wordt ook gebruik gemaakt van oudere literatuur- en actuele modelgegevens. Hierbij zijn ook gegevens van veel oudere meetpunten betrokken. 12. Bestuur Historische Kring Huessen, Vierakkerstraat 39, 6851 BB Huissen Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
12.1 Opgemerkt wordt dat reclamant het bevreemdt dat op lichtvaardige wijze op de eerdere ingediende zienswijze is gereageerd. Reclamant geeft aan dat weinig moeite is genomen om inhoudelijk en feitelijk te reageren op de eerder ingediende zienswijze.
Iedere zienswijze is beoordeeld, beantwoord en eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze zijn weergegeven in deze reactienota. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet kan worden voorzien in alle opmerkingen of voorgestelde wijzigingen. Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
12.2 Initiatieven van lokale kunstenaars kunnen de teloorgang van cultuur-historisch erfgoed niet compenseren en kunnen ook niet dienen ter rechtvaardiging van deze teloorgang.
Het is in het algemeen correct dat initiatieven van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de lokale kunstenaars niet de teloorgang van besluiten. cultuurhistorisch erfgoed kunnen compenseren. In dit geval kan kunst worden gebruikt om cultuurhistorische waarden te accentueren en beleving beter mogelijk te maken.
77 / 392
Niet alle door de Historische Kring Huessen, en het uitgevoerde historisch onderzoek, aangehaalde cultuurhistorisch erfgoed is nog zichtbaar in het landschap. Met name historische paden zijn verdwenen en/of niet meer terug te leiden, zelfs op basis van cultuurhistorisch onderzoek. Slechts globaal kan de locatie worden aangegeven van in het verleden aanwezige cultuurhistorische elementen. Door het inzetten van lokale kunstenaars kan het verhaal en de geschiedenis van de uiterwaarden weer herleven, zonder dat de exacte locaties zichtbaar zijn in het landschap van de uiterwaard. De initiatieven zijn dan ook niet ter compensatie, maar dienen als middel om de cultuurhistorische waarde van de uiterwaard meer zichtbaar te maken. 12.3. De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van de regels en verbeelding. Gevraagd wordt of men wel openstaat voor participatie door burgers.
Het planproces staat open voor participatie van burgers. Echter, het planvoornemen kan niet voorzien in alle door insprekers en indieners zienswijzen ingebrachte opmerkingen en voorgestelde wijzigingen. Daar waar noodzakelijk, mogelijk en inpasbaar zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in aanpassing van het planvoornemen. Onderstaand zijn voorbeelden gegeven van belangrijke zaken die,mede door de reacties van burgers zijn gewijzigd: het opnemen van een kade bij het Looveer; visplekken voor mensen met een lichamelijke beperking; landschappelijke inpassing van bedrijven; onderdelen uit het plan zijn op voorspraak in het plan opgenomen. Onder andere het opnemen van een brede oever aan de zandwinplas rondom de Grote Bloem; het opnemen van het Wielen en Waaienplan (voor zover als mogelijk binnen de planvoering en het vigerende beleid); het opnemen van de structuur van de oude Rijnstrangen rondom de Scherpekamp;
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
78 / 392
12.4 Verzocht wordt om het bestemmingsplan naar aanleiding van de zienswijze te herzien.
opnemen van historische padenstructuur (voor zover als mogelijk binnen de planvoering en het vigerende beleid).
Iedere zienswijze is beoordeeld, beantwoord en eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze zijn weergegeven in deze reactienota. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet kan worden voorzien in alle opmerkingen of voorgestelde wijzigingen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen. 12.5 Reclamant meent dat aan een groot aantal cultuurhistorische waarden voorbij wordt gegaan omdat ze niet passen in de voorgenomen plannen. De waardering van de cultuurhistorische waarden wordt bepaald door de mate van inpasbaarheid in de ontzanding. Men geeft aan dat men overleg heeft gevoerd met lokale belangen groepen. Gezien bovenstaande en het feit dat men afspraken niet nakomt is bij het bestuur van de Historische Kring Huessen de indruk ontstaan dat er weinig bereidheid was om plannen aan te passen en het overleg meer voor de bühne was.
In de milieueffectrapportage is, op basis van de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de ontwerp aanbeveling uit het cultuurhistorisch besluiten. vooronderzoek, de keuze gemaakt voor een ontwerpstrategie. De basis voor deze strategie wordt gevormd door historische patronen in het landschap en de daaraan gekoppelde archeologische en cultuurhistorische verwachtingswaarden. In het ontwerp worden, met uitzondering van het wielen en waaienplan, geen ingrepen uitgevoerd in de zone tussen de winterdijk en de Rijngeul van omstreeks 1300. Deze geul vormt de grens tussen de oude rivierafzettingen (met hoge archeologische verwachtingen) en de jonge rivierafzettingen (met lage archeologische verwachtingen). Om dit verschil te accentueren blijft de zone tussen winterdijk en de Rijngeul in agrarisch gebruik, terwijl de delen met de jonge rivierafzettingen een natuurlijk beheer wordt ingesteld. Het planvoornemen kan niet voorzien in alle door de historische kring gewenste cultuurhistorische aspecten. Getracht is waar mogelijk cultuurhistorische en archeologische aspecten te waarborgen, beschermen en weer zichtbaar te maken en terug te laten komen in het landschap.
79 / 392
12.6. Reclamant meent dat de bevindingen uit cultuurhistorische onderzoeken enkel selectief worden toegepast. Zo wordt ontkend dat de grootschalige ontzanding een landschap wegvaagt met een verkaveling die aanwijsbaar te herleiden is tot de late middeleeuwen. In dit kader wordt gewezen op het negeren en vergraven van de middeleeuwse Rijnbedding en het wegvagen van het pad van Schenkenschans naar Huissen en Arnhem,
Zie ook de beantwoording bij 12.5. Het is niet correct Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de dat cultuurhistorische onderzoeken enkel selectief besluiten. worden toegepast. Er is in het ontwerp nadrukkelijk rekening gehouden met de uitkomsten van het onderzoek. De ontzanding is voornamelijk gesitueerd in het gebied waar de afgelopen eeuw grootschalig klei is gewonnen ten behoeve van de keramische industrie en dijkverbetering. Ook heeft een rationalisatie in waterbeheer en percelering plaatsgevonden. Er is geen sprake van een gaaf middeleeuws landschap. Het planvoornemen kan niet voorzien in alle genoemde cultuurhistorische aspecten. Getracht is waar mogelijk cultuurhistorische en archeologische aspecten te waarborgen, beschermen en weer zichtbaar te maken en terug te laten komen in het landschap. Gezien de ontwerpstrategie (zie zienswijze 12.5) is het niet mogelijk om alle paden te behouden. De paden die binnen de strategie behouden blijven, worden geaccentueerd.
12.7 Verder wordt gewezen op het verdwijnen van de geulen en verkaveling die de Kleefs-Gelders grens en het daaraan gelegen kerkhof van de gevallen Gelderse soldaten bij het beleg van Huissen uit 1502 in het landschap zichtbaar maken. In de reactienota wordt verondersteld dat de huidige perceelsgrenzen zijn vergraven en niet meer aan te duiden, terwijl deze nog exact de Kleefs-Gelders grens aanduiden en hierover recent nog publicaties zijn verschenen. Niet duidelijk is op welke grenzen men doelt. De enige jaren geleden ontdekte begraafplaats is nog exact aan te duiden. Hetzelfde geldt voor de oude woongrond van de burgemeestersfamilie Smalevelt.
Door kleiwinning en schaalvergroting in de landbouw Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de is het gebied zwaar aangetast. Veel grenzen zijn nu besluiten. niet herkenbaar. Door het initiatief wordt een deel van de grenzen weer beleefbaar gemaakt. Dit zal, samen met andere historische elementen, worden meegenomen bij de verdere detaillering van het gebied. Het planvoornemen kan niet voorzien in alle genoemde cultuurhistorische aspecten. Getracht is waar mogelijk cultuurhistorische en archeologische aspecten te waarborgen, beschermen en weer zichtbaar te maken en terug te laten komen in het landschap. Uit het archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek van de burgemeestersfamilie Smalevelt blijkt dat de
80 / 392
exacte locatie van de woongrond niet bekend is. Uit de historische gegevens blijkt dat er rond 1600 een vervallen huis wordt genoemd. Sinds die tijd zijn er geen gegevens meer bekend. Er is in het landschap niets zichtbaar wat herinnert aan deze woonlocatie. Het bestemmingsplan maakt het accentueren van deze locatie niet onmogelijk. Dit zal, samen met andere historische elementen, worden meegenomen bij de verdere detaillering van het gebied. 12.8 Het verzoek om met de ontzanding meer afstand te houden tot de buitendijkse wielen en strangen heeft weinig gehoor gevonden. Toegezegd zou zijn dat het meer oorspronkelijke landschap rondom de wiel “Grote Bloem” te sparen. Deze afspraken zijn niet nagekomen en de afgesproken ontzandingsgrens is verder opgeschoven. In de reactienota wordt de afspraak bevestigd. Aangegeven wordt dat de slikkige rivieroever aan de oostzijde van de wielen als zodanig meegerekend dient te worden.
De insteek van de zandwinning is, op verzoek van de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de historische kring, ter hoogte van de 'Grote Bloem' besluiten. opgeschoven ten opzichte van het voorkeursalternatief waardoor meer afstand tussen de zandwinplas en het wielen-complex wordt behouden. Deze tegemoetkoming naar aanleiding van de inspraak is in het plan verwerkt. De oevers van deze zone worden ingericht voor de ontwikkeling van het habitattype slikkige rivieroevers, welke een uitbreidingsdoelstelling kennen binnen het Natura 2000-gebied 'Gelderse Poort'.
12.9 De jachthaven als intensieve recreatieve voorziening hoort volgens reclamanten niet te grenzen aan een historisch en ecologisch waardevol gebied.
De aanwezigheid van natuurlijke en historische waarden heeft niet tot gevolg dat er geen ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
In de Natura 2000-toets zijn de effecten van het project als geheel, waaronder de effecten van de jachthaven beoordeeld. Het project heeft geen significante negatieve effecten op de Natura 2000instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000gebied 'Gelderse Poort'. De Natura 2000-toets is als bijlage bij het ontwerp-bestemmingsplan opgenomen. De locatie van de jachthaven is niet voorzien om een plek met bijzondere archeologische of historische waarde.
81 / 392
12.10 Reclamante vreest een verdroging van de historische wielen en de strangen omdat door de ontzandingsplas bij extreme lage waterstanden de historische wateren leeg getrokken kunnen worden waardoor de waterstand beneden een aanvaardbaar peil kan dalen. In de reactienota staat dat ook nu fluctuaties voorkomen. Een vraagteken wordt geplaatst bij de opmerking dat geen overlast wordt verwacht. De afstand tussen de wielen is zeker niet aanzienlijk.
Bij extreem lage waterstanden kunnen de buitendijks Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de gelegen wielen in de huidige situatie ook zeer sterk besluiten. dalen. Er is een relatie met de waterstand in de rivier. Dit komt onder andere door zandbanen in de ondergrond. Door de toegenomen nabijheid van de zandwinplas is het de verwachting dat de waterstanden in de wielen en strangen directer zullen reageren op de waterstanden van de Rijn. In de bijlage 'Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden' is het onderzoek naar de gevolgen van het project Huissensche Waarden op de grondwaterstanden opgenomen. In de conclusie is opgenomen dat met betrekking tot de grondwaterstanden, de veranderingen klein zijn en op basis van modelberekeningen niet leiden tot overlast en problemen. Er worden geen problemen en/of overlast verwacht.
12.11 Uit het cultuurhistorisch vooronderzoek volgt enerzijds dat het gebied een hoge archeologische verwachting heeft voor de aanwezigheid van bewoningssporen uit de vroege en late middeleeuwen, maar anderzijds dat lage archeologische verwachtingen bestaan voor de overspoelde bewoningsresten uit de late middeleeuwen hetgeen met elkaar in tegenspraak is. Zo wordt een Romeins tracé vermoed met vindplaatsen met een militaire functie
De hoge archeologische verwachting voor de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de aanwezigheid van bewoningssporen uit de vroege en besluiten. late middeleeuwen heeft betrekking op de zone tussen de dijkzone tussen de winterdijk en de Rijngeul uit circa 1300. De lage archeologische verwachting is van toepassing op de zone tussen de Rijngeul uit circa 1300 en de huidige Rijngeul / het Pannerdensch-Kanaal. Het planvoornemen kan niet voorzien in alle genoemde cultuurhistorische aspecten. Getracht is waar mogelijk cultuurhistorische en archeologische aspecten te waarborgen, beschermen en weer zichtbaar te maken en terug te laten komen in het landschap. Het bestemmingsplan maakt het accentueren van dit tracé niet onmogelijk. Dit zal, samen met andere historische elementen, worden meegenomen bij de verdere detaillering van het gebied. Één van de ideeën is om hiervoor kunstenaars in te schakelen.
82 / 392
Momenteel is er een lokaal cultureel initiatief, waarbij de Huissensche Waarden onderwerp van studie is. 12.12 De archeologische waarde van het gebied zou niet aan de hand van de archeologische waardenkaart van de gemeente Lingewaard kunnen worden bepaald. In de reactienota staat vermeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de kaart niet voldoet. Reclamante voert echter aan dat de waardenkaart grotendeels is gebaseerd op ARCHIS (het vondstenregistratiesysteem van de Rijksdienst). Er is een beperkt aantal geregistreerde vondstmeldingen doordat in de uiterwaarden nauwelijks bouwactiviteiten of grondverzet hebben plaatsgevonden.
In het kader van MER heeft eveneens onderzoek plaatsgevonden. Ook is een archeologisch protocol vastgelegd. De gemeentelijke archeologische waardenkaart is overigens een specifieke en gedetailleerde archeologiekaart voor de gemeente Lingewaard. De kaart is een uitwerking en detaillering van de bestaande archeologiekaarten. De kaart is gemaakt door een deskundig archeologisch bureau en vastgesteld door de gemeenteraad. Er is geen reden om aan te nemen dat deze kaart niet voldoet aan de door de rijksoverheid gestelde eisen voor archeologische kaarten. De archeologisch waarde van het gebied kan aan de hand van de gemeentelijke archeologische waardenkaart worden bepaald.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Het planvoornemen kan niet voorzien in alle genoemde cultuurhistorische aspecten. Getracht is waar mogelijk cultuurhistorische en archeologische aspecten te waarborgen, beschermen en weer zichtbaar te maken en terug te laten komen in het landschap. 12.13 De maatregelen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg moeten onverkort opgenomen en voorgeschreven worden in het bestemmingsplan.
De maatregelen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg moeten inderdaad onverkort opgenomen en voorgeschreven worden in het bestemmingsplan.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Er liggen binnen het plangebied geen door het Rijk aangewezen archeologische monumenten. Het archeologisch onderzoeksprotocol is opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan. Het is ook een eis in het kader van de ontgrondingsvergunning. 12.14 De extra kwel kan de waterhuishouding in het De extra kwel door de zandwinplas bedraagt bij binnendijkse gebied veranderen. De oude bebouwing hoogwatersituaties maximaal 2 %. Dit is een die op staal is gefundeerd kan hierdoor ernstige beperkte hoeveelheid in een beperkte tijd. Deze
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
83 / 392
schade ondervinden. Onderzoek naar de effecten hiervan in het MER gaan abusievelijk uit van een zandige ondergrond in de kern en de toepassing van fundatie methodieken die hiertegen bestand is. In de reactienota wordt er vanuit gegaan dat de aannames uit onderzoeken en modellen ook in de praktijk kloppen. Gevraagd wordt waar deze aanname op is gebaseerd nu dit niet wordt onderbouwd.
hoeveelheid is volgens het Waterschap geen probleem qua capaciteit van het waterhuishoudingssysteem. De extra kwel zal de waterhuishouding dan ook niet veranderen. Daardoor zijn er qua kwel geen effecten op oude bebouwing die op staal gefundeerd is. Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt ook dat het bij extreme laagwaters niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook niet optreden. In dit rapport worden geen uitspraken gedaan dat het alleen goed gefundeerde gebouwen betreft. De aannames over de zandige ondergrond komen in de eerste plaats uit bodemgegevens die verzameld door verschillende universiteiten en overheden. Blijkens openbare bodemgegevens (bron bodemkaarten en openbaar gemaakte gegevens via het Dino loket) zijn deze correct. Dit is logisch omdat deze gebaseerd op langjarig wetenschappelijk onderzoek. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland
84 / 392
en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 12.15 In het bijzonder wordt gewezen op de burchtheuvel en de grachten van kasteel De Wardt die hersteld zouden moeten worden. In dit kader zou het tracé van de gasleiding uitgespaard moeten worden dan wel enkel de burchtheuvel en wallen aan te geven.
Het is niet mogelijk om de grachten van kasteel 'De Wardt' te herstellen in verband met de gasleiding voor de steenfabriek Huissens Waard. Het is wel mogelijk om met glooiing in het landschap de burchtheuvel te accentueren. Daarnaast is het mogelijk om met een informatiebord de locatie en geschiedenis van De Wardt te accentueren.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Het bestemmingsplan maakt het accentueren van deze locatie niet onmogelijk. Dit zal, samen met andere historische elementen, worden meegenomen bij de verdere detaillering van het gebied. Één van de ideeën is om hiervoor kunstenaars in te schakelen. 12.16 De huidige strang langs de dijk nabij de historische kern van Huissen is niet diverse malen verlegd (punt 2.2 ontstaansgeschiedenis), maar geeft nog steeds de positie aan van de middeleeuwse Rijn langs de stadsmuren van Huissen.
De huidige locatie is slechts deels de positie van de Middeleeuwse Rijn. Door kleiwinning, de aanleg van watergangen is de strang van karakter veranderd. Wat in paragraaf 2.2 ontstaansgeschiedenis staat geschreven is dat de Rijn zichzelf sinds de middeleeuwen steeds verder naar het oosten heeft verlegd. Door het sluiten van de dijkring is dit proces versneld, waardoor Huissen in de 18e eeuw alleen nog maar via de Huissensche Vaart / Strang
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
85 / 392
verbonden is met de hoofdgeul van de Rijn. De strang blijft echter behouden, wordt niet verlegd en er worden met uitzondering van de aanleg van een zomerkade geen ingrepen uitgevoerd. 12.17 De Huissensche Strang is wel in het kader van de dijkverzwaring, aan de voet van de dijk, deels gedicht. Het verdient de aanbeveling om de verlandde strang, in het voornemen om oude geulen weer zichtbaar te maken, aan de uiterwaarden zijde weer op te schonen en eventueel te verbreden tot het oorspronkelijke profiel.
Dit is mogelijk voor het deel waar de gronden in Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de eigendom zijn bij de initiatiefnemer. Extra verbreding besluiten. van de strang kan gevolgen hebben voor de toename van kwel in het binnendijkse gebied. Dit gebied is extra gevoelig omdat hier diepe en ondiepe zandbanen liggen. Dit is de reden om ter plaatse extra klei aan te brengen en een extra hogere zomerdijk aan te leggen. Verruiming van de strang is in dat kader niet logisch. De voorgestelde maatregel is bovendien cultuurhistorisch niet correct. Het oude tracé ligt immers voor een groot deel onder de ir. Molsweg .
12.18 De huidige strang voor Huissen wordt in het voorontwerp aangemerkt als een van de belangrijkste cultuurhistorische elementen in het plangebied. (punt 2.3.1 voorontwerp). Opmerkelijk is dat in een van de eerdere planopties van de ontzanders, de strang gedempt werd ten behoeve van woningbouw. Men zou hierin een voornemen kunnen bespeuren om op termijn toch te bouwen op deze locatie terwijl in het voorontwerp staat dat woningbouw momenteel niet past in Natura 2000-beleid. Demping en bebouwing van de strang zou niet alleen vanwege Natura 2000richtlijnen niet wenselijk moeten zijn. De historische kring Huessen verzet zich tegen het dempen van de Strang als relict van de oude Rijnstroom langs de stadsmuren en bebouwing tegen de historische contouren van de middeleeuwse stad. Aangegeven wordt dat het restant dat nog aanwezig is authentiek is en dat dit niet verlegd is. Daarom wordt het op prijs gesteld als hier extra zorgvuldig mee omgegaan wordt.
In tegenstelling hetgeen reclamanten aanvoeren, is Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de het dempen van de strang bij Huissen niet aan de besluiten. orde. Hierover bestaat een misverstand. Derhalve zal daar ook geen woningbouw plaatsvinden. Gelet hierop zal niet nader worden ingegaan op deze zienswijze.
86 / 392
12.19 Door de aanleg van een jachthaven wordt een toename verwacht van het aantal verkeersbewegingen. Het verkeer wordt afgewikkeld op de kruispunten Looveerweg-Stadsdam en Stadsdam-Kloosterlaan-Angerensche Dijk. Door de verwachte toename is een bijna 100% verbreding van het dijklichaam voorgenomen tussen beide kruispunten. Voorkomen moet worden dat meer verkeer afgewikkeld wordt via de Kloosterlaan en dat het karakter van deze middeleeuwse verdedigingswal op die manier wordt aangetast. In de reactienota staat dat het historische karakter van het dijklichaam al is aangetast. Dit kan echter geen rechtvaardiging zijn voor verdere aantasting.
Om het parkeerterrein op de Molenweide veiliger te kunnen ontsluiten en daardoor een veiligere fietsverbinding met het Looveerterrein te kunnen realiseren is het onvermijdelijk dat er een verbreding van het dijklichaam plaats vindt. In de huidige situatie is de kruin van het dijklichaam 6,5 meter breed. Dit dijklichaam wordt beperkt verbreed met 1,5 meter, met uitzondering van de twee afritten naar de Molenweide. Daar is een verbreding van 9,5 meter nodig om de parkeerplaats veilig te ontsluiten.
De zienswijze heeft aanleiding gegeven om voor bepaalde wegen en wegvakken dieper in te gaan op de materie. Het onderzoek 'Verkeersanalyse Huissensche Waarden', d.d. oktober 2013, is als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
12.20 Bij aanvang van de ontzanding zal bos en opgaande beplanting in de uiterwaarden nagenoeg totaal gerooid worden. Zo verdwijnt een strook bomen langs de Angerensche Strangen die onder de Boswet valt (een ecologisch waardevol gebied).
Van de in de huidige situatie aanwezige 18,3 hectare Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de bos en opgaande beplanting zal door het plan 2,3 besluiten. hectare worden gekapt. Onderdeel van deze 2,3 hectare is inderdaad een strook bomen langs de Angerensche Strang. Deze strook zal gecompenseerd worden in de directe omgeving.
Het aspect verkeer als gevolg van het planvoornemen is onderzocht en meegenomen in het bestemmingsplan. In de toelichting bij het bestemmingsplan is in paragraaf 5.6 aangegeven of en zo ja welke maatregelen nodig zijn met betrekking tot verkeer en parkeren. Met inachtneming van de te treffen maatregelen, zijn geen problemen voor wat betreft ontsluiting en bereikbaarheid van het gebied te verwachten. In het kader van het project Huissensche Waarden is onderzoek verricht naar de verkeerskundige gevolgen, veroorzaakt door het planvoornemen. Het onderzoek 'Verkeersanalyse Huissensche Waarden', d.d. oktober 2013, is als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen. Onderzocht is of de nieuwe ontwikkelingen, toekomstige verkeersstromen en parkeerbehoefte tot problemen leiden. Geconcludeerd dat de capaciteit van de Kloosterlaan voldoende is om het extra verkeer te kunnen verwerken. De Kloosterlaan hoeft niet te worden aangepast waardoor het karakter van de straat niet zal worden aangetast.
87 / 392
Door het project zal het areaal bos en opgaande beplantingen netto met circa 38,4 hectare toenemen. 12.21 Reclamant wijst erop dat het plangebied onder Huissen pas vanaf 2035 weer een ecologische waarde zal herwinnen, gelet op de fasering en de planning. Daardoor zal een groot deel van de inwoners van Huissen de ooit groene uiterwaarden van weleer nog slechts als bouwput kennen. Reclamant stelt dat daarom een meer evenwichtige fasering moet plaatsvinden Door gefaseerde oeveraanvulling en beplanting wordt voorkomen dat de groene uiterwaarden voor de huidige generatie van middelbare leeftijd slechts een herinnering zal zijn. In de reactienota staat vermeld dat er nauwelijks ingrepen in de dijkzone worden uitgevoerd. Dit ligt voor de hand omdat de dijkzone niet ontzandt wordt.
Het project is zo gefaseerd dat te alle tijde het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de natuurlijke karakter van de uiterwaard behouden besluiten. blijft. Er zullen nauwelijks ingrepen in de dijkzone worden uitgevoerd. Het gebied blijft in agrarisch gebruik totdat de ingrepen voor die specifieke locatie zijn uitgevoerd. Direct na uitvoering worden de stukken in het eind beheer (zie inrichtingsplan) opgenomen. In de gebieden die niet veranderen zal het eindbeheer direct worden ingesteld. De graafwerkzaamheden worden zo uitgevoerd dat de oevers (met uitzondering van de centrale oeverzone tussen de nieuwe zandwinplas en het Pannerdensch-Kanaal) direct zullen worden afgewerkt, waardoor de verschillende deelgebieden vrijwel direct in het eindbeheer kunnen worden opgenomen. Ter verduidelijking van de fasering is het desbetreffende hoofdstuk in de planbeschrijving die een bijlage bij de toelichting vormt, nader gespecificeerd.
12.22 Voor de natuurbeleving zijn de inwoners van Huissen sterk aangewezen op het uiterwaardengebied. Er komen geen verbindingen met park Lingezegen. Met de aansluiting van de zomerdijk aan het Looveer lijkt een doorgaande ontsluiting en verbindingen met uiterwaarden bij Arnhem van de baan. De struinroutes zouden doorgetrokken moeten worden in de noordelijk van de veerweg gelegen uiterwaarden en langs het zwanenwater.
Over en nabij de nieuwe zomerkade zal een doorgaande fiets- en wandelroute worden aangelegd. Deze zullen worden ontwikkeld volgens het 'karrenspoor-model'. De combinatie van de aanleg van nieuwe paden, renovatie bestaande paden en herstel van de kerkepaden resulteert in een aanzienlijk uitbreiding netwerk van recreatieve routes door de uiterwaarden. Dit netwerk is via de bestaande routes op de dijk verbonden met de omgeving (onder andere Park Lingezege en de uiterwaarden bij Arnhem).
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Hiernaast zal circa 70 hectare vrij toegankelijk zijn als struinnatuur, behalve waar ecologische redenen dit niet toestaan. Het is niet toegestaan om op de agrarisch gebruikte percelen vrij rond te struinen. Buiten de aanwezige Badweg zijn er daardoor in het
88 / 392
noordelijke deel van de uiterwaard geen mogelijkheden voor struinen. In het zuidelijke deel van de uiterwaard worden tussen de agrarische percelen struinroutes aangelegd. Deze routes volgen historische tracés van de kerkepaden. 12.23 Tijdens de voorlichtingsbijeenkomsten in het kader van de MER ontzanding Huissense Waarden is meerdere malen gesteld dat de enorme omvang van de ontzanding een niet te vermijden gevolg was van de PKB taakstelling “Ruimte voor de Rivier” en de hoge exploitatielasten van voorzieningen zoals een brug in de Looveerweg. In dat kader is het opmerkelijk dat er nog voordat de ontzanding is uitgevoerd en deze daadwerkelijk kan bijdragen aan de taakstelling er slechts enkele 'simpele ingrepen' bij de Scherpekamp volstaan om voor eind 2015 te voldoen aan de PKB uitgangspunten.
Voor het behalen van de taakstelling is de aanleg Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de van het inlaat werk bij de Scherpekamp alleen besluiten. voldoende als deze in samenhang met de verlegging van de zomerkade en aanpassing van de Looveerweg aangepakt kan worden. Dit is geen simpele ingreep en zeker niet goedkoop
12.24 De geplande brug in de Looveerweg blijkt ook niet meer noodzakelijk. De veerweg kan zelfs opgehoogd worden tot Zomerdijk niveau zonder consequenties voor de PKB.
Aan de PKB taakstelling binnen dit project is voldaan Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de omdat combinaties van diverse maatregelen in besluiten. samenhang worden uitgevoerd. Uit rivierkundige berekeningen volgt dat een brug bij hoge waterstanden ongewenste dwarsstromen bij de inlaat en invaart van de plas tot gevolg kan hebben. Ook kan ongewenste sedimentatie in de vaargeul ontstaan. Omdat alternatieve maatregelen genomen kunnen worden waarbij deze negatieve effecten beperkt worden, wordt bovenstrooms van de Looveerweg een kade aangelegd tot zomerkade niveau en wordt geen brug aangelegd. De Looveerweg zelf wordt niet opgehoogd. De brug bij de Scherpekamp en de aanleg van de waterplas zijn echter nog steeds noodzakelijk om de gewenste doelen te behalen.
Naast de rivierkundige taakstelling heeft de PKBRuimte voor de Rivier tot doel een bijdrage te leveren aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied en het rivierengebied daarmee economisch, ecologisch en landschappelijk te versterken. Behoud en ontwikkeling van beschermde natuurwaarden heeft daarbij bijzondere aandacht. De complete combinatie van ingrepen maakt de ontwikkeling van (opstuwende) natuur mogelijk. Ook dit zijn dure zaken.
89 / 392
12.25 De bepleite noodzakelijkheid over de omvang van de voorgenomen ontzanding in de Huissensche Waarden heeft ervoor gezorgd dat veel cultuurhistorische waarden in het voorontwerp niet gewaardeerd werden en als niet inpasbaar werden beoordeeld. Dit terwijl de cultuurhistorische waarden in het gebied en daarmee de verplichte cultuurhistorische analyse van een bestemmingsplan juist uitgangspunt zouden moeten zijn voor de gebiedsinrichting en ontwikkelingen. Betreurd wordt dat de plannen die zo bepalend zijn voor de woonomgeving en de leefkwaliteit van de inwoners met een dergelijke argumentatie en zonder kritische kaderzettende voorwaarden vanuit de gemeente Lingewaard tot uitvoering kunnen komen.
Zie ook de beantwoording bij 12.5 en 12.6. De Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Gemeente en de verschillende overheden hebben besluiten. wel degelijk kaderzettende voorwaarden aan de initiatiefnemer meegegeven. Het inrichtingsplan is dan ook het resultaat van een zorgvuldige afweging van belangen en regelgeving. De Gemeente heeft vanaf de start veel overleg gevoerd met de initiatiefnemer, belangengroepen en de verschillende overheden over het plan. Ook heeft de Gemeente het eindresultaat beoordeeld aan de hand van vooraf aangegeven belangrijke randvoorwaarden en uitgangspunten. De gemeenteraad van Lingewaard heeft in haar vergadering van 23 september 2010 ingestemd met de inrichtings- en beheervisie voor het project Huissensche Waarden.
13. Reclamant 13
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
13.1 De zienswijze wordt ingediend tegen alle besluiten, gepubliceerde en ter visie liggende ontwerpbeschikkingen en het ontwerp bestemmingsplan. Hierbij wordt verzocht om de zienswijze van de Gelderse Natuur- en Milieufederatie als herhaald en ingelast te beschouwen.
De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de terinzagelegging ingediend. De zienswijze komt besluiten. hieronder inhoudelijk aan de orde.
13.2 Grote zorgen worden gemaakt over natuur- en milieuaspecten in de allerruimste zin, alsook over de gevolgen voor het grondwater en daaraan gerelateerde invloed op land, gebouwen en het pand aan de Kerkstraat 17 te Angeren.
Uit onderzoek en rapporten die opgesteld en beoordeeld zijn in het kader van de Milieueffectrapportage, vergunningen, bestemmingsplan blijkt dat het project geen onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft voor natuur- en milieuaspecten, grondwatereffecten en de invloed daarvan op land en gebouwen. Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt
De zienswijze van de Gelderse Natuur- en Milieufederatie wordt beantwoord onder zienswijze nummer 27 van deze reactienota. Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in het gebied waar de kans op schade door zetting het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij
90 / 392
dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook niet optreden. Uit figuur 7.18 van dat rapport blijkt dat de gevolgen voor het grondwater in het gebied rondom de woning van indiener in een extreem droge zomer maximaal 20 cm tot 40 cm zijn.
een groter aantal woningen. De selectie van op te nemen woningen dient te worden gemaakt op basis van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd voordat met de ontzanding kan worden aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar van de opname van hun woning te ontvangen.
Uit dat rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Aangezien er echter discussies kunnen ontstaan over effecten van de zandwinplas, hebben de initiatiefnemer en de Gemeente besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen. Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten binnen delen van het invloedsgebied waar de grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor grondwatereffecten. Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren. Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden. Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project.
91 / 392
Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 13.3 Verzocht wordt om de besluiten, ontwerpbeschikkingen en bestemmingsplan te heroverwegen.
Iedere zienswijze is beoordeeld, beantwoord en eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze zijn weergegeven in deze reactienota. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet kan worden voorzien in alle opmerkingen of voorgestelde wijzigingen. Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
92 / 392
14. Reclamant 14
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
14.1 De zienswijze wordt ingediend tegen alle besluiten, gepubliceerde en ter visie liggende ontwerpbeschikkingen en het ontwerp bestemmingsplan. Hierbij wordt verzocht de zienswijze van de Gelderse Natuur- en Milieufederatie als herhaald en ingelast te beschouwen.
De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de terinzagelegging ingediend. De zienswijze komt besluiten. hieronder inhoudelijk aan de orde. De zienswijze van de Gelderse Natuur- en Milieufederatie wordt beantwoord onder nummer 27 van deze reactienota.
14.2 Grote zorgen worden gemaakt over natuur- en milieuaspecten in de allerruimste zin, alsook over de gevolgen voor het grondwater en daaraan gerelateerde invloed op land, gebouwen en het pand aan de Kerkstraat 7 te Angeren.
Uit onderzoek en rapporten die opgesteld en beoordeeld zijn in het kader van de Milieueffectrapportage, vergunningen, bestemmingsplan blijkt dat het project geen onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft voor natuur- en milieuaspecten, grondwatereffecten en de invloed daarvan op land en gebouwen.
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in het gebied waar de kans op schade door zetting Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt een groter aantal woningen. De selectie van op te dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de nemen woningen dient te worden gemaakt op basis zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet niet optreden. Uit figuur 7.18 van dat rapport blijkt dat door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd de gevolgen voor het grondwater in het gebied voordat met de ontzanding kan worden rondom de woning van indiener in een extreem aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar droge zomer maximaal 20 cm tot 40 cm zijn. van de opname van hun woning te ontvangen. Uit dat rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden.
93 / 392
Aangezien er echter discussies kunnen ontstaan over effecten van de zandwinplas, hebben de initiatiefnemer en de Gemeente besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen. Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten binnen delen van het invloedsgebied waar de grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor grondwatereffecten. Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren. Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden. Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal
94 / 392
Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 14.3 Verzocht wordt om de besluiten, ontwerpbeschikkingen en bestemmingsplan te heroverwegen.
Iedere zienswijze is beoordeeld, beantwoord en eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze zijn weergegeven in deze reactienota. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet kan worden voorzien in alle opmerkingen of voorgestelde wijzigingen. Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
15.1 De zienswijze wordt ingediend tegen alle besluiten, gepubliceerde en ter visie liggende ontwerpbeschikkingen en het ontwerp bestemmingsplan. Hierbij wordt verzocht om de zienswijze van de Gelderse Natuur- en Milieufederatie als herhaald en ingelast te beschouwen.
De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de terinzagelegging ingediend. De zienswijze komt besluiten. hieronder inhoudelijk aan de orde.
15. Reclamant 15
De zienswijze van de Gelderse Natuur- en Milieufederatie wordt beantwoord onder nummer 27 van deze reactienota.
95 / 392
15.2 Grote zorgen worden gemaakt over natuur- en milieuaspecten in de allerruimste zin, alsook over de gevolgen voor het grondwater en daaraan gerelateerde invloed op land, gebouwen en het pand aan de Kerkstraat 8 te Angeren.
Uit onderzoek en rapporten die opgesteld en beoordeeld zijn in het kader van de Milieueffectrapportage, vergunningen, bestemmingsplan blijkt dat het project geen onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft voor natuur- en milieuaspecten, grondwatereffecten en de invloed daarvan op land en gebouwen.
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in het gebied waar de kans op schade door zetting Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt een groter aantal woningen. De selectie van op te dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de nemen woningen dient te worden gemaakt op basis zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet niet optreden. Uit figuur 7.18 van dat rapport blijkt dat door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd de gevolgen voor het grondwater in het gebied voordat met de ontzanding kan worden rondom de woning van indiener in een extreem aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar droge zomer maximaal 20 cm tot 40 cm zijn. van de opname van hun woning te ontvangen. Uit dat rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Aangezien er echter discussies kunnen ontstaan over effecten van de zandwinplas, hebben de initiatiefnemer en de Gemeente besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen. Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten binnen delen van het invloedsgebied waar de grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor grondwatereffecten.
96 / 392
Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren. Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden. Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de
97 / 392
bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 15.3 Verzocht wordt om de besluiten, ontwerpbeschikkingen en bestemmingsplan te heroverwegen.
Iedere zienswijze is beoordeeld, beantwoord en eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze zijn weergegeven in deze reactienota. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet kan worden voorzien in alle opmerkingen of voorgestelde wijzigingen. Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
16.1 De Huissensche Waarden zijn een Natura2000 gebied. De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn voor dit gebied van kracht. Het gebied is een foerageergebied voor ganzen. Om de druk op de natuur in dit gebied zo klein mogelijk te maken is het beter om de industriële activiteiten te concentreren. Daarom is het beter om de vaargeul van de zandplas naar de Rijn zo dicht mogelijk bij het bedrijventerrein aan de Looveerweg te situeren.
De effecten van het project op de Natura 2000instandhoudingsdoelstellingen zijn getoetst in de Natura 2000-toets Huissensche Waarden, passende beoordeling van de inrichtingsschets (10-07-2012) aan de Natuurbeschermingswet 1998.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
16. Reclamant 16
Zo ook de locatie van de invaartopening. In verband met de te beschermen natuurwaarden (rustplaats van overwinterende trekvogels waaronder wulpen) van de buitenkaadse strangrest ('Lamme Water') kan de invaart niet noordelijker worden aangelegd. Een verdere verplaatsing naar het zuiden is niet wenselijk vanuit rivierkundig oogpunt. In het rapport van de Natura 2000-toets wordt geconcludeerd dat het project, en de locatie van de invaartopening, géén significante negatieve effecten heeft op de Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen.
16.2 Aangegeven wordt dat de vaargeul zuidelijker is Het is ongebruikelijk om bij de planvorming sterk af gelegen ten opzichte van het voorkeursalternatief. te wijken van hetgeen indertijd in het MER Gevraagd wordt of men niet gehouden is aan het onderzocht is. Afwijkende planinitiatieven zijn alleen
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
98 / 392
MER en of de verbinding zandplas Rijn niet verder naar het noorden verplaatst kan worden. Om de druk op de natuur zo klein mogelijk te maken is het beter om de industriële activiteiten te concentreren.
toegestaan als deze duidelijke relatie met de inhoud van varianten uit het MER hebben. Bij dit project is dat het geval. Het voorkeursalternatief uit het MER is de basis voor het inrichtingsplan. Het is echter niet zo dat het inrichtingsplan exact het voorkeursalternatief dient te volgen. Nieuwe inzichten, onderzoek en inspraak kunnen, mits beargumenteerd, tot wijzigingen leiden. Op basis van stromingsstudies, eisen vanuit de logistiek, ecologie, rivierkunde en scheepvaartveiligheid is dan ook deze locatie voor de invaart gekozen. Het is geen onlogische gedachte van de reclamant om industriële activiteiten te clusteren. Hoewel onderzocht, is verschuiving van de invaart richting Looveerterrein om meerdere redenen niet mogelijk. Allereerst is er voldoende zicht voor het scheepvaartverkeer als de invaart direct aan het bedrijventerrein grenst. Ten tweede is de invaart vanwege de aanwezigheid van een rustplaats voor vogels naar het zuiden verlegd. Rivierkundige studies en overleg met Rijkswaterstaat maakten daarnaast aanpassingen van het voorkeursalternatief noodzakelijk. De locatie en vorm van de invaart van de plas is, samen met die van de inlaat en de onderlinge afstand tussen deze twee punten mede bepalend op de hoeveelheid water die bij hoogwater door de uiterwaard afgevoerd kan worden. Meer rivierruimte is echter niet alleen zaligmakend. Om gevaarlijke situaties voor de scheepvaart te voorkomen is het namelijk niet toegestaan dat te grote en plotselinge verschillen in snelheid en stroomrichting ontstaan waar het water de uiterwaard in stroomt. Tot slot is rekening gehouden met de wens van de bewoners aan de overzijde. Zij wilden de invaart niet tegenover hun woningen hebben.
99 / 392
16.3 Reclamant heeft gelezen dat het gebied een schakel zal zijn in de motorbootroute terwijl er steeds gesproken is over stille recreatie. De plas zou geschikt zijn voor roeien, kanoën en de dergelijke. Gevraagd wordt wat verstaan wordt onder “en dergelijke” (waterscooter, jachten e.d.?). Het is een Natura 2000-gebied.
Met “en dergelijke” wordt bedoeld dat de plas geschikt is en zal worden opengesteld voor de reguliere recreatievaart. De plas is echter geen snelvaargebied. Op het Pannerdensch-Kanaal geldt geen snelheidsbeperking voor gemotoriseerde pleziervaartuigen, waaronder ook waterscooters. Op de plas geldt daarvoor wél een snelheidsbeperking ( max 6 km/u) waardoor ook potentiële geluidhinder zeer beperkt wordt.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
De zandwinplas krijgt de bestemming 'Water'. Op basis van deze bestemming is, zoals in de regels van het bestemmingsplan onder artikel 8.1.1 bij b, j en l staat beschreven, de plas bestemd voor: (b) de afwikkeling van scheepvaartverkeer; (j) het uitoefenen van activiteiten gericht op watersport; (l) openbaar toegankelijk recreatief medegebruik in de vorm van extensieve (dag)recreatie. Ook de jachthaven is in de Natura 2000-toets Huissensche Waarden, passende beoordeling van de inrichtingsschets (10-07-2012) getoetst aan de Natuurbeschermingswet 1998. Hierin wordt geconcludeerd dat het project geen significant negatieve effecten heeft op de Natura 2000instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000gebied 'Gelderse Poort'. 16.4 Aangegeven wordt dat de vergunningverlening erop dient toe te zien dat de natuur in dit gebied zo min mogelijk wordt verstoord. Gemotoriseerd recreëren is daarbij geen optie. In dit kader wordt aangevoerd dat het voorkomen van recreatievaart tussen half november en half maart weinig zinvol is, omdat dan recreatievaart juist in het broedseizoen en de periode dat jongen opgroeien, mag plaatsvinden. Reclamant stelt daarom voor het gebied van de
De beperkingen van de recreatievaart tussen half november en half maart is ingesteld om het plangebied als rustgebied te laten fungeren voor overwinterende trekvogels. In het broedseizoen zullen voldoende gebieden aanwezig zijn waar er nauwelijks verstoring is. (onder andere de nieuwe strangen in het zuiden van het plangebied).
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
100 / 392
Huissensche Waarden naar de verbinding met de Rijn met boeien e.d. af te sluiten zodat de natuur ongestoord blijft.
Het afsluiten van de verbinding met de Rijn is daarom, gezien de conclusie uit de Natura 2000toets, niet noodzakelijk (zie zienswijze 16.3).
16.5 Het aaneengesloten Natura 2000-gebied wordt doorgesneden. Migratie van veel dieren in het gebied zal niet meer mogelijk zijn. Daarom wordt voorgesteld de haven oostelijker aan de Looveerweg te situeren, zodat langs de dijk een ecologische verbindingszone kan ontstaan.
Het Natura 2000-gebied wordt niet aangetast. De Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de soorten waarvoor het Natura 2000-gebied is besluiten. aanwezen zijn vooral moerassoorten. Deze soorten zullen profiteren van de uitbreiding van moerasoevers en aanverwante habitats. Migratie van enkele soorten wordt beperkt, maar de totale meerwaarde van het project voor natuur is positief. Het is onjuist dat migratie geheel niet meer mogelijk zal zijn. In afweging van alle belangen is voor deze strategie gekozen. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is er voor gekozen om de jachthaven aan de westzijde van de plas te situeren. Tussen de nieuwe zomerkade en de winterdijk blijft een ecologische zone beschikbaar. Aan de oostzijde van de zandwinplas zorgt de landschappelijke inpassing van het bedrijfsterrein voor de ecologische verbinding.
16.6 Er wordt gepleit voor het behoud van de cultuurhistorische waarden van het gebied ten oosten van de strang in Angeren. Dit is het enige gebied in de uiterwaarden waar nog sporen zijn te vinden van de oude manier van ontgronden voor de baksteenindustrie. Een dijkje en afgravingsgeulen zijn nog zichtbaar. Onduidelijk is of deze cultuurhistorische waarden behouden blijven.
De genoemde cultuurhistorische elementen ten oosten van de Angerensche Strang worden geheel behouden en door het plan zelfs versterkt.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
16.7 Over het rapport van Arcadis van 17 maart 2011 over grondwatereffecten wordt opgemerkt dat het vreemd is dat er aangegeven wordt dat er een fout is ingeslopen en dat de verwijzingsbron niet gevonden is. Gevraagd wordt hoe e.e.a. gecontroleerd kan worden. In de zienswijze worden ook opmerkingen gemaakt over dit rapport, deze zijn hieronder samengevat weergegeven.
De aangehaalde fout doet echter niets af aan de conclusies. Het betreft een typografische fout (o.a. paragraaf 5.2 en 7.1). Uit de overige inhoud is één en ander te controleren.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
101 / 392
16.8 Er zijn grote verschillen in bodemopbouw mogelijk, hierdoor zal het effect van en op de grondwaterstand plaatselijk nogal verschillen. Reclamant vraagt zich af, na verwijzing naar tabel 3.2 en de constatering dat blijkbaar met een model is gewerkt, of met dit model de werkelijke situatie uit het oog wordt verloren en in hoeverre er waarde aan het onderzoek kan worden gehecht.
De basis voor het door Arcadis gebruikte Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de bodemmodel is het Regionaal Geohydrologisch besluiten. Informatie Systeem (REGIS) van TNO. Dit systeem biedt het meest actuele inzicht in de ondergrond en geohydrologische eigenschappen van de ondergrond en wordt breed geaccepteerd als de beste basis om regionale modellen op te baseren. De samenstelling en de daarvan afgeleide doorlatendheid van de bodem met afwisselingen van zand, veen en kleiige afzettingen is verwerkt in het model. Dit model is vervolgens verfijnd met aanvullende gegevens van onder andere de doortrekking van de A15 en de zandbanenkaart van provincie Gelderland. Dit model is gekalibreerd op basis van werkelijk gemeten stijghoogten en grondwaterstanden in het onderzoeksgebied. Het “REGIS-model” wordt ook gebruikt bij andere Ruimte voor de Rivier-projecten. Ten aanzien van opmerking over de verschillen in bodemopbouw kan gesteld worden dat in het rivierengebied, inclusief het studiegebied, al ruim 30 jaar zeer gedetailleerd geologisch wordt verricht. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Rijn-Maas onderzoeksgroep van de Universiteit van Utrecht. Er zijn honderdduizenden boringen met een totale lengte van meer dan 1.000 kilometer uitgevoerd, wat het rivierengebied tot de meest in detail gekarteerde delta ter wereld maakt. De resultaten van dit onderzoek zijn onder andere beschikbaar via de zogenaamde zandbanenkaart (Zanddiepte-kaarten van het Gelders Rivierengebied, met inbegrip van de uiterwaarden, Berendsen et.al. 2002, uitgegeven door de provincie Gelderland in samenwerking met Rijkswaterstaat, het waterbedrijf Gelderland en Universiteit Utrecht). De resultaten van dit onderzoek zijn toegepast in de bodem en grondwater modellen. De zandbanenkaart voor het modelgebied en de daaruit afgeleide weerstanden van de deklaag zijn in het rapport over de grondwatermodellering weergegeven.
102 / 392
Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 16.9 Gevraagd wordt hoe de onderzoekers in hun resultaten zo stellig kunnen zijn, dat ze concluderen dat schade door zetting verwaarloosbaar zal zijn. Dit is opmerkelijk omdat op de voorlichtingsavond door ir. Visser van Arcadis is aangegeven dat “bij oude gebouwen wel schade kon ontstaan omdat die vaak minder goed gefundeerd zijn”. Gevraagd wordt of men in het nieuwe onderzoek alleen uitgaat van goed gefundeerde gebouwen. De resultaten zijn voorspellingen, de realiteit is weerbarstiger.
Gezien de resultaten van het verrichte onderzoek Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de acht Arcadis de kans op schade door zetting besluiten. veroorzaakt door de aanleg van de zandwinplas verwaarloosbaar. Men is in het onderzoek niet uitgegaan van wel of niet goed gefundeerde gebouwen. Het gaat in de eerste plaats om veranderingen in grondwaterstanden die specifiek door de ontzanding kunnen ontstaan. Vervolgens zijn zettingsberekeningen gedaan en inschattingen gemaakt van de werkelijke optredende zetting als
103 / 392
gekeken wordt naar de bodemopbouw, de wijze van funderen en natuurlijke variatie in rivierwaterstanden. De zinsnede van de heer Visser dient in dat kader dan ook in de juiste context te worden geplaatst. Het citaat heeft namelijk betrekking op de feitelijke constatering dat oudere gebouwen zeer vaak niet of slecht gefundeerd zijn en daardoor gevoeliger zijn voor veranderende grondwaterstanden. 16.10 Niet duidelijk is tot welke diepte er ontzand gaat worden. De bodemopbouw is slechts tot 10 meter diepte onderzocht. Gevraagd wordt hoe Arcadis bij een ontzanding tot 21 meter diepte zulke eenduidige conclusies kan trekken.
Er zal tot maximaal 21,5 meter minus NAP worden ontzand.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
16.11 Aangegeven wordt dat het werken met modellen bijna altijd inhoudt dat er met een (flinke) foutmarge rekening moet worden gehouden. Verwezen wordt naar een vergelijkbaar onderzoek van Royal Haskoning in Zuid-Limburg.
Reclamant toont niet aan waarom de door hem Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de citeerde tekst uit het onderzoek van Royal Haskoning besluiten. in Limburg onder “het kopje Leemten in tekst” in dit geval relevant is. Bij dit project is juist zeer veel bekend over het grondwater en de samenstelling van de bodem (zie ook 16.8.)
Het echter is niet correct dat de bodemopbouw slechts tot 10 m is onderzocht. Fugro heeft in opdracht van initiatiefnemer ter bepaling van de korrelgroottes van het zand boringen en sonderingen tot maximaal 50 meter min maaiveld uit gevoerd. Ook voor de opbouw van het grondwatermodel is gebruik van meer boor en sonderingsgegevens die grotere diepten omvatten. (zie ook de beantwoording bij 16.8 onder andere over het Regionaal Geohydrologisch Informatie Systeem (REGIS) van TNO).
Door Arcadis is de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar mogelijke veranderingen in grondwaterstromen en de gevolgen voor zetting. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd in nauw overleg met het Waterschap en de Provincie. Ook is gebruik gemaakt van computermodellen, rekenmethoden en effectbepalingen die door deze overheden zijn voorgeschreven. De resultaten van dit onderzoek zijn
104 / 392
verwerkt in het rapport “Grondwatereffecten Inrichtingsplan Huissensche Waarden’”. Het is onderdeel van de verschillende vergunningen en bestemmingsplan. De extra drainerende invloed door de aanleg van de zandwinplas bij zeer lage waterstanden in de rivier beperkt zich tot een deel van het centrum van Huissen en Angeren (zie figuur 7.18 van het effectrapport). Het beïnvloedingsgebied wordt bepaald door de bodemopbouw, de ontwatering van het binnendijks gebied en de afstand tussen de winterdijk en de buitendijks gelegen insteek van de zandwinning. Deze bedraagt minimaal 220 m en maximaal 400 m. Uit figuur 7.18 van dat rapport blijkt dat de gevolgen voor het grondwater in het gebied rondom de woning van indiener in een extreem droge zomer maximaal 40 cm zijn. Om de werkelijk optredende zetting te bepalen dient de relatie tussen de grondslag ter plaatse, wisselende waterstanden in de rivier, variaties in grondwaterstand en de tijdsuur hiervan in beschouwing genomen te worden. Uit het rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Extra zetting, als gevolg van zandwinning, bij op staal gefundeerde woningen is hierdoor dan ook onwaarschijnlijk. Uit analyse van alle bekende bodemonderzoeken uit de omgeving blijkt dat rondom de Huissensche Waarden er slechts op één locatie ondiepere veen en kleilagen zijn die door veranderende
105 / 392
grondwaterstanden beïnvloed kunnen worden. Dit is niet het geval bij de locatie van de reclamant. In de meeste gevallen liggen klei en veenlagen zodanig diep dat deze, ook bij extreem lage waterstanden, altijd onder het hoogste grondwaterpeil blijven liggen. Deze bodemlagen zullen dan ook niet gaan inklinken door de aanleg van de zandwinplas. Extra inklinking is immers alleen te verwachten als de grondwaterstand in een zettingsgevoelige laag lager is dan ooit tevoren in deze laag, waardoor de historische voorbelasting wordt overschreden. De extra inklinking treedt ook pas op in enige mate als de lage waterstand in de zettingsgevoelige laag langdurig aanhoudt, omdat de zettingsgevoelige laag inklinkt (consolideert) naarmate het water uit de poriën van de grond ontsnapt. De consolidatietijd voor volledige zetting is afhankelijk van de grondsoort en is voor zettingsgevoelige grond als klei en veen aanzienlijk omdat deze grondsoorten slecht doorlatend zijn. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden
106 / 392
in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 16.12 Gelet op de onzekerheden in de geohydrologische toekomst wordt verzocht om uitbreiding van het aantal peilbuizen.
Om scheuren en zakkingen te constateren zijn Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de peilbuizen niet noodzakelijk. Hiervoor is het beter om besluiten. voorafgaand aan de start van de werkzaamheden bouwkundige opnames te verrichten en inspectierapporten op te starten. Wel kunnen door de plaatsing van peilbuizen veranderingen in de grondwaterstand worden geconstateerd. Hiertoe is echter al een dekkend meetnet opgezet. In de directe omgeving van het pand staat op ongeveer 250 m voor aanvang van het project al een peilbuis (P800). Buitendijks is circa 100 m afstand een nieuwe buis geplaatst. Een extra peilbuis op deze locatie is dan niet noodzakelijk om meer informatie voor het grondwatermeetnet te verkrijgen. De metingen worden verricht door een onafhankelijk deskundig ingenieursbureau. De resultaten worden gecontroleerd door Provincie, Gemeente en Waterschap. De monitoringsrapporten en de metingen worden via Internet openbaar gemaakt via het Dino loket.
107 / 392
16.13 Zolang er ontzand wordt, zijn de mitigerende maatregelen niet volledig van kracht. Daarom wordt verzocht om een beschrijving/meting en monitoring d.m.v. foto’s van het huis van reclamant door een onafhankelijke instantie, om zo de effecten van de grondwaterwijzigingen ten gevolge van de ontzanding te kunnen meten.
Voor schade die aantoonbaar veroorzaakt is door het Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over project Huissensche Waarden is de initiatiefnemer schade aan woningen door zetting en over de van het project wettelijk aansprakelijk. afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de De provincie Gelderland verzorgt een klachtenloket, ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van waar alle klachten en schademeldingen kunnen meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt worden ingediend. Deze zullen dan doorgeleid voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om worden naar de verantwoordelijke partijen ter in het gebied waar de kans op schade door zetting verdere afhandeling en worden geregistreerd. De het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij indiener krijgt een melding over de verdere een groter aantal woningen. De selectie van op te afhandeling. Het aannemen van dergelijke klachten nemen woningen dient te worden gemaakt op basis en schademeldingen door de Provincie betekent niet van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, dat de Provincie verantwoordelijkheid of bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet aansprakelijkheid hiervoor accepteert. door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd Schadeverhaal door een particulier op een voordat met de ontzanding kan worden particuliere partij zoals de vergunninghouder of de aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar voor hem werkende aannemers is een van de opname van hun woning te ontvangen. privaatrechtelijke kwestie tussen de eisende partij en de aangesproken partij, waarin voor de overheid geen rol is weggelegd Aangezien er echter discussies kunnen ontstaan over effecten van de zandwinplas, hebben de initiatiefnemer en de Gemeente besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen. Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten binnen delen van het invloedsgebied waar de grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor grondwatereffecten. Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren.
108 / 392
Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden. Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project. Om eventuele veranderingen in de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen, worden opnamerapporten opgesteld door een onafhankelijk deskundige. Een kopie van het rapport wordt aan de gebouweigenaar verstrekt. Dit rapport kan onder andere bestaan uit foto's van het gebouw, foto's van eventuele bestaande scheuren, voegmetingen en een schriftelijke inventarisatie van de huidige toestand. 16.14 Verzocht wordt om voor de start van het project een garantstelling vast te leggen, zodat ontstane schade kan worden vergoed.
Voor schade die aantoonbaar veroorzaakt is door het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de project Huissensche Waarden is de initiatiefnemer besluiten. van het project wettelijk aansprakelijk. Het is niet nodig hiervoor een financiële buffer of garantstelling vast te leggen.
16.15 Als suggestie wordt gedaan dat de onderzoeker ook financieel verantwoordelijk wordt gesteld voor de resultaten. De objectiviteit van het onderzoek zal hiermee winnen.
Dit is ongebruikelijk en onnodig. De bij het project betrokken adviseurs zijn door de vakgemeenschap erkend en adequaat geschoold en gecertificeerd. Zij hebben gewerkt met gevalideerde modellen die voortdurend worden geactualiseerd met de nieuwste gegevens. De methodiek is door de betrokken overheden voorgeschreven. De resultaten en rapportages zijn door deze organen ook getoetst.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
17.1 Reclamant motiveert in de zienswijze dat hij voldoet aan het begrip belanghebbende conform de Awb en richt zich op alle ter visie liggende stukken.
De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de terinzagelegging ingediend. De zienswijze komt besluiten. hieronder inhoudelijk aan de orde.
17. Reclamant 17
109 / 392
17.2 De eerder ingebrachte zienswijzen worden herhaald.
Reclamant herhaalt de eerder ingebrachte inspraakreacties op de milieueffectrapportage en het voorontwerp-bestemmingsplan. Deze worden voor de volledigheid nogmaals beantwoord.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
17.3 Reclamant vindt het onbegrijpelijk en bedroevend dat in het voorgaande proces bijna al zijn zienswijzen lijken te zijn genegeerd en zonder (wetenschappelijk) verantwoorde motivering worden weggeschreven. De ingebrachte kwesties gaan over aanzienlijke veiligheidsrisico’s. Deze taken lijken nu omgedraaid te zijn richting de burger. De gegeven reacties geven een onveilig gevoel.
Deze mening wordt voor kennisgeving aangenomen. Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de De risico's voor de veiligheid zijn volgens de laatste besluiten. stand der techniek, wetenschap, beleid en bestuurlijke inzichten onderzocht en ingeschat. Iedere zienswijze is beoordeeld, beantwoord en eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze zijn weergegeven in deze en eerdere reactienota's. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet kan worden voorzien in alle opmerkingen of voorgestelde wijzigingen. Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen.
17.4 Reclamant heeft het gevoel dat de overheidsbelangen worden verweven met de directe particuliere economische belangen. Aan het bevoegd gezag wordt gevraagd om het tot nu toe getoonde gedrag in alle uitingen goed, transparant en begrijpelijk uit te leggen, om zo het onveilige gevoel weg te nemen.
Gemeente, Provincie en Rijk hebben zich achter de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de doelstellingen van het project Huissensche Waarden besluiten. geschaard: het met particulier geld realiseren van Ruimte voor de Rivier en een lokaal gedragen herinrichting van het gebied. Vooral Gemeente en Provincie hebben eisen gesteld aan het inrichtingsplan, de Gemeente voornamelijk over lokale voorzieningen, landschap en cultuurhistorie, de Provincie vooral over landschap en natuurdoelen. Deze eisen zijn verwerkt in een inrichtingsplan waar Gemeente en Provincie mee hebben ingestemd. Zo beschouwd is uitvoering van het project een gezamenlijk belang van de initiatiefnemer en de betrokken overheden. Steun van overheden voor het inrichtingsplan is echter iets anders dan staatssteun of vervlechting van overheids- en particulier economisch belang. Bij de beoordeling van (concept)vergunningaanvragen en vertaling van het inrichtingsplan in een bestemmingsplan hebben de bevoegde gezagen op
110 / 392
reguliere wijze getoetst aan de relevante wet- en regelgeving. Ook zijn de verschillende betrokken belangen tegen elkaar afgewogen teneinde het project zo goed mogelijk in te passen. Waar nodig heeft de initiatiefnemer het inrichtingsplan bijgesteld, bijvoorbeeld om aan rivierkundige eisen te voldoen. 17.5 Omdat de argumenten in de reactienota volgens reclamant niet afkomstig kunnen zijn van beëdigde, deskundige ambtenaren, is een wetenschappelijke notitie bij de zienswijze gevoegd.
De reactienota is destijds beantwoord door de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de gemeente Lingewaard en waar nodig aangevuld door besluiten. de deskundigen die de onderzoeken hebben opgesteld. Deze wetenschappelijke notitie komt verderop in deze reactienota inhoudelijk aan de orde.
17.6 De zienswijzen van reclamant richten zich ook tegen de ingediende, niet representatieve , onvolledig of niet uitgevoerde onderzoeken, onjuiste rapportages en presentaties daarvan. Als men afgaat op deze stukken, neemt de overheid een heel groot risico ten aanzien van de veiligheid en economische afwaardering van het gebied.
Dit wordt voor kennisgeving aangenomen. De rivierkundige onderzoeken, opgestelde modellen en de daarbij behorende rapportages zijn uitgevoerd en gecontroleerd volgens de formeel vastgelegde protocollen van Rijkswaterstaat. Het onderzoek naar grondwatereffecten is opgesteld conform de eisen van het Waterschap en gecontroleerd door de Provincie en Gemeente. Bestuurders en beambten van deze organen, deskundigen van Deltares en Arcadis zijn de afgelopen elf jaar betrokken geweest bij het proces om tot de best mogelijke combinatie van maatregelen te komen. Deze maatregelen hebben juist tot doel om tot een verbetering van de veiligheid én ruimtelijke kwaliteit te komen. Economische afwaardering is derhalve dan ook niet te verwachten.
17.7 Aangegeven wordt dat de plannen grotere Bij de berekening van de effecten van lage nadelige gevolgen heeft voor het grondwaterpeil bij grondwaterstanden wordt binnen vrijwel alle Ruimte waterstanden nabij de IJsselkop die lager zijn dan het voor Rivier projecten op een vergelijkbare wijze gehanteerde en vigerende polderpeil. Bij extreem gerekend. Uitgangspunt is daarbij een laagwater dat laagwater kunnen onvoorziene processen in de bodemgemiddeld eens in de tien jaar voorkomt. De optreden die desastreus zijn voor de bodemstabiliteit. waterstanden worden niet op basis van dagwaarden Er dient een aanvullend risico-onderzoek te worden maar op basis van weekgemiddelden berekend. uitgevoerd en een nulmeting rondom de woning van Deze weekgemiddelde methode is logisch omdat reclamant te worden verricht. Reclamant is het niet grondwater zeer langzaam stroomt. eens met de conclusies in de rapportages.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in het gebied waar de kans op schade door zetting het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij een groter aantal woningen. De selectie van op te
111 / 392
Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor naar verwachting daarom niet optreden. Uit dit rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden.
nemen woningen dient te worden gemaakt op basis van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd voordat met de ontzanding kan worden aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar van de opname van hun woning te ontvangen.
Eventueel lager optredende waterstanden in de rivier die enkele weken of dagen aanhouden hebben geen extra nadelig effect. Grondwater stroomt immers langzaam, omdat het water zich een weg moet banen door de poriën tussen de gronddeeltjes. De stroomsnelheid van grondwater in het binnendijkse gebied is gemiddeld ongeveer 3 meter per jaar. Bij het graven van de plas kan dit, in de directe, buitendijks gelegen omgeving van de plas, tijdelijk toenemen tot 10 m per jaar. De afstand tussen de insteek van de plas en de dichtst bij gelegen bebouwing bedraagt minimaal 250 m. Deze afstand is groot genoeg om dergelijke schommelingen op te vangen. Uit gegevens en onderzoek naar de bodemopbouw in de omgeving van de Huissensche Waarden blijkt dat, in de tijd gezien, momenteel van nature sprake is van een grote variatie (diverse meters) in grondwaterstanden. Dit wordt vooral veroorzaakt door de invloed van wisselende waterstanden op de rivieren, de overwegend zandige opbouw van de diepere bodemlagen en in mindere mate het peilbeheer van het Waterschap. Lage waterstanden in de rivier leiden, ondanks de inname van water in
112 / 392
zomer, dan ook tot lage grondwaterstanden. Hoger gelegen gevoelige lagen in de bodem zijn in de loop der eeuwen al ingeklonken. In een extreme zomersituatie daalt de grondwaterstand door de aanleg van de plas maximaal 0,2 tot 0,4 m. Uit openbaar beschikbare grondwater- en bodemonderzoeken blijkt dat gevoelige grondlagen als veen en klei in het invloedsgebied veel dieper liggen. Deze bodemlagen zullen dan ook niet gaan inklinken door de aanleg van de zandwinplas. Extra inklinking is alleen te verwachten als de grondwaterstand in een zettingsgevoelige laag lager is dan ooit tevoren in deze laag, waardoor de historische voorbelasting wordt overschreden. De extra inklinking treedt ook pas op in enige mate als de lage waterstand in de zettingsgevoelige laag langdurig aanhoudt, omdat de zettingsgevoelige laag inklinkt (consolideert) naarmate het water uit de poriën van de grond ontsnapt. De consolidatietijd voor volledige zetting is afhankelijk van de grondsoort en is voor zettingsgevoelige grond als klei en veen aanzienlijk omdat deze grondsoorten slecht doorlatend zijn. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van
113 / 392
Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 17.8 Gelet op de extra kwel en het waterbezwaar bij normaal- en hoogwater (met waterstanden hoger dan het vigerende polderpeil binnendijks aan de IJsselkop) voorziet reclamant risico’s voor zijn persoonlijke bezittingen en veiligheid In dit kader worden de nieuwe inzichten m.b.t. piping niet goed in beeld gebracht
De voorziene plas ligt tussen de 200 en 500 m van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de de dijk. Dit is voldoende afstand om bij hoogwater besluiten. geen invloed te veroorzaken op het intreegebied van de dijk. De aanleg heeft dan ook geen invloed op het optreden van piping. Om het kwelbezwaar te beperken wordt bovendien een kwelbeperkende verhoging bij Huissen aangelegd. In het zuiden van de uiterwaard is op verzoek van het bevoegde gezag voor wat betreft de waterkering het ontwerp aangepast met een extra kleidek aan de buitenzijde van de dijk en in de uiterwaard. Dit extra kleidek met een dikte van 1 meter en een breedte van tenminste 100 m voor de bandijk zorgt ervoor dat bodemweerstand voor intredend grondwater fors toeneemt (de huidige bodem heeft ook een kleidek). Hierdoor is de kans op piping op dit traject verminderd. Dit project vergroot het risico op piping niet.
114 / 392
17.9 Aangegeven wordt dat door de plannen de rivierwaterstanden hoger worden. Als in de gepresenteerde verschilplaatjes van het rivierkundig onderzoek, het grijze vlak, de klasse: verlaging 2 cm tot verhoging 2 cm, wordt gewijzigd in twee andere klassen en een daarvan wordt onderscheidend ingekleurd vanaf verhoging 0,00 cm tot verhoging 2,00 cm zal het gebied met waterstandsverhogingen aanzienlijk wijzigen.
Deze zienswijze heeft betrekking op afbeeldingen 12 Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de en 22 in het rapport van 'Rivierkundige toetsing besluiten rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C3021.000098.0100.0100”. Het is mogelijk dat deze afbeelding door een andere inkleuring en indeling van de legenda kan wijzigen. Het gebied met waterstandsverhoging kan wijzigen doordat ook inzicht wordt verkregen in de gebieden waar 0-2 cm waterstandsverhoging optreedt. Het bijstellen van deze afbeelding is echter niet relevant om de effecten op hun aanvaardbaarheid te beoordelen. Het is niet zo dat door de plannen de rivierwaterstanden hoger worden. In de betreffende berekening van de waterstandseffecten is alleen uitgegaan van de effecten als gevolg van het project Huissensche Waarden. Als gevolg van de gezamenlijke projecten van de PKB – Ruimte voor de Rivier zal echter in het gehele gebied met uitzondering van het inlaatgebied, waar het water de uiterwaard instroomt, en vlak voor het Looveer, bij maatgevende waterstanden een daling optreden. De waterstanden bij hoogwater nemen in hun grootste deel van het gebied juist af door dit project. Daar waar bij extreme hoogwaters het water vanuit de uiterwaard weer terug stroomt is er op sommige plekken sprake van een beperkte verhoging. Dit is een onlosmakelijk gevolg van het uitvoeren van verruimende maatregelen in de uiterwaarden. Deze lokale verhoging wordt door de dijkbeheerder acceptabel geacht omdat de beoogde maatregelen de hoogwaterveiligheid per saldo vergroten.
17.10 De eerder ingebrachte zienswijze op het MER en voorontwerp bestemmingsplan zijn bijgevoegd bij de zienswijze en dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. Dit geldt ook voor een tweetal notities die zijn bijgevoegd.
De eerder ingebrachte zienswijze op het MER en het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de voorontwerpbestemmingsplan (bijlage 1 bij de besluiten. zienswijze) is bij punt 17.13 tot en met 17.30 ingevoegd en worden voor de volledigheid nogmaals beantwoord.
115 / 392
De notitie uit bijlage 2 is bij punt 17.31 tot en met 17.39 ingevoegd en beantwoord. De notitie uit bijlage 3 is opgenomen en beantwoord bij punt 17.40 tot en met 17.51. 17.11 Reclamant acht bewezen dat het uitgevoerde onderzoek ver beneden de maat is en niet kan dienen als onderbouwing voor de vergunningverlening.
Reclamant toont niet aan waarom het uitgevoerde onderzoek ver beneden de maat is en niet kan dienen als onderbouwing voor de vergunningverlening.
Reclamant vindt dat zijn belangen onevenredig zwaar worden geschaad. De nadelige effecten en veiligheidsrisico’s worden niet in beeld gebracht en de nadelen van de plannen worden niet gemitigeerd.
Om tot verlening van een Watervergunning te kunnen komen heeft het bevoegd gezag de initiatiefnemer om rivierkundige berekeningen gevraagd. Deze berekeningen omvatten alleen de effecten van de maatregelen die genomen worden door de initiatiefnemer. De resultaten hiervan moeten voldoen aan het Rivierkundig beoordelingskader voor ingrepen in de Grote Rivieren. Dit document is opgesteld door Rijkswaterstaat en de projectorganisatie Ruimte voor de Rivier.
Deze zienswijze heeft gevolgen voor de watervergunning.
De rivierkundige onderzoeken, opgestelde modellen en de daarbij behorende rapportages zijn uitgevoerd en gecontroleerd volgens de formeel vastgelegde protocollen van Rijkswaterstaat. Het onderzoek naar grondwatereffecten is opgesteld conform de eisen van het Waterschap en gecontroleerd door de Provincie en Gemeente. Bestuurders en beambten van deze organen, deskundigen van Deltares en Arcadis zijn de afgelopen elf jaar betrokken geweest bij het proces om tot de best mogelijke combinatie van maatregelen te komen. Deze maatregelen hebben juist tot doel om tot een verbetering van de veiligheid én ruimtelijke kwaliteit te komen. Mede naar aanleiding van de ingediende zienswijzen en op verzoek van Rijkswaterstaat worden maatregelen getroffen om risico's en
116 / 392
mogelijke nadelen te verminderen of te voorkomen. Zo wordt er een wal ten westen van het Looveerterrein aangelegd om de inundatie frequentie van het Looveerterrein niet te verhogen. 17.12 Reclamant wil een ontvangst- en ontvankelijkheidsbevestiging ontvangen van zijn zienswijze.
De provincie Gelderland heeft als coördinerend bevoegd gezag een ontvangstbevestiging aan de indiener van de zienswijze verstuurd. Ontvankelijkheid wordt bij deze bevestigd. De zienswijze is meegewogen in de besluitvorming en wordt in deze reactienota beantwoord
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
17.13 Bijlage 1 bij zienswijze: inspraak op MER d.d. 27 januari 2009. Deze bijlage wordt hieronder samengevat.
Reclamant herhaalt de eerder ingebrachte inspraakreacties op de milieueffectrapportage. Deze worden voor de volledigheid nogmaals beantwoord.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
17.14 In de inspraakreactie van 27 januari 2009 schrijft reclamant dat reclamant van mening is dat m.b.t. Bodem en Water het geohydrologisch onderzoek te globaal is uitgevoerd. Aangegeven wordt dat de conclusies t.a.v. effecten op grondwaterstanden en de kans op zettingsschade niet mogen worden getrokken. Het beeld dat in het MER wordt geschetst m.b.t. kweloverlast, grondwater en droogteschade is veel te rooskleurig. Er dienen hogere en lagere waterstanden te worden gekozen om de impact van de wijzigingen in kwel en grondwaterstanden zichtbaar te maken.
Het door reclamant aangehaalde onderzoek is door Arcadis na het MER verder uitgewerkt en geactualiseerd. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd in nauw overleg met het Waterschap en de Provincie. Ook is gebruik gemaakt van computermodellen, rekenmethoden en effectbepalingen die door deze overheden zijn voorgeschreven. Dit is ook van toepassing op de gehanteerde waterstanden. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in het rapport “Grondwatereffecten Inrichtingsplan Huissensche Waarden’”. Het is onderdeel van de verschillende vergunningen en bestemmingsplan.
Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Daarbij zijn controle berekeningen uitgevoerd met de nieuwste gegevens. Hoewel er beperkte verschillen ontstaan in grondwaterstanden wijken de conclusies met betrekking tot zetting en schade niet af van eerdere rapporten. Deze extra toets zal als bijlage worden opgenomen bij de verschillende vergunningen en de toelichting bij het bestemmingsplan.
In het kader van de ingediende zienswijzen is het rapport “Grondwatereffecten Inrichtingsplan Huissensche Waarden’”opnieuw gecontroleerd. Dit is mede gedaan door deskundigen die werkzaam zijn bij het bevoegd gezag en voorheen niet bij het project betrokken waren. Ook is onderzocht of de aannames met betrekking tot de in het rekenmodel opgenomen lage waterstanden gezien de huidige inzichten verantwoord zijn.
117 / 392
De gekozen methodiek is vergelijkbaar met de meeste van de overige Ruimte voor Rivierprojecten. Ook bleken berekende extreem lage waterstanden vrijwel overeen te komen met de standen die momenteel gehanteerd worden in de klimaatscenario's en effectstudies van het Deltaprogramma. Dit overheidsprogramma zorgt er dat de huidige en volgende generaties veilig zijn tegen het water en dat we de komende eeuw beschikken over genoeg zoet water. De extra drainerende invloed door de aanleg van de zandwinplas bij zeer lage waterstanden in de rivier beperkt zich tot een deel van het centrum van Huissen en Angeren (zie figuur 7.18 van het effectrapport). Het beïnvloedingsgebied wordt bepaald door de bodemopbouw, de ontwatering van het binnendijks gebied en de afstand tussen de winterdijk en de buitendijks gelegen insteek van de zandwinning. Deze bedraagt minimaal 220 m en maximaal 400 m. Het gaat in bewoond gebied om een maximale daling van de grondwaterstand van tot 55 cm. Om de werkelijk optredende zetting te bepalen dient de relatie tussen de grondslag ter plaatse, wisselende waterstanden in de rivier, variaties in grondwaterstand en de tijdsuur hiervan in beschouwing genomen te worden. Uit het rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Extra zetting, als gevolg van zandwinning, bij op staal gefundeerde woningen is hierdoor dan ook onwaarschijnlijk.
118 / 392
Uit analyse van alle bekende bodemonderzoeken uit de omgeving blijkt dat rondom de Huissensche Waarden er slechts op één locatie ondiepere veen en kleilagen zijn die door veranderende grondwaterstanden beïnvloed kunnen worden. In de meeste gevallen liggen klei en veenlagen zodanig diep dat deze, ook bij extreem lage waterstanden, altijd onder het hoogste grondwaterpeil blijven liggen. Deze bodemlagen zullen dan ook niet gaan inklinken door de aanleg van de zandwinplas. Extra inklinking is immers alleen te verwachten als de grondwaterstand in een zettingsgevoelige laag lager is dan ooit tevoren in deze laag, waardoor de historische voorbelasting wordt overschreden. De extra inklinking treedt ook pas op in enige mate als de lage waterstand in de zettingsgevoelige laag langdurig aanhoudt, omdat de zettingsgevoelige laag inklinkt (consolideert) naarmate het water uit de poriën van de grond ontsnapt. De consolidatietijd voor volledige zetting is afhankelijk van de grondsoort en is voor zettingsgevoelige grond als klei en veen aanzienlijk omdat deze grondsoorten slecht doorlatend zijn. Tenslotte is de inklinking evenredig met de dikte van dat deel van de zettingsgevoelige laag dat extra droog komt te staan. Als bijvoorbeeld de grondwaterstand in een extreem droge zomer 40 cm lager zou staan dan voorheen, en deze 40 cm. verlaging geheel in de zettingsgevoelige laag plaatsvindt, dan is de extra inklinking een percentage van deze 40 cm. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013.
119 / 392
In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 17.15 In de inspraakreactie van 27 januari 2009 schrijft reclamant dat in het bodemmodel niet is meegenomen dat de bodem naast zand, grind en klei ook bestaat uit veen. In het bovenrivierengebied kan gemakkelijk zetting optreden door een groot bodemwaterstandsverschil op korte afstand. Zettingsschade is daarom niet uit te sluiten. Er kunnen schade en risico’s ontstaan voor het leefmilieu, ook bij hoogwater. De kosten voor extra watergangen en het uitslaan van kwel zullen door de belastingbetaler moeten worden opgebracht.
Zie ook 17.14. Na de MER-procedure is ten behoeve Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de van de vergunnings- en bestemmingsplanbesluiten. procedures aanvullend onderzoek gedaan. De resultaten van dit onderzoek zijn gepubliceerd in het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”, ARCADIS, 17 maart 2011, 075407708.0.3 – Definitief, projectnummer C01012.100037.0120 De basis voor het door Arcadis gebruikte bodemmodel is het Regionaal Geohydrologisch Informatie Systeem (REGIS) van TNO. Dit systeem biedt het meest actuele inzicht in de ondergrond en geohydrologische eigenschappen van de ondergrond
120 / 392
en wordt breed geaccepteerd als de beste basis om regionale modellen op te baseren. De samenstelling en de daarvan afgeleide doorlatendheid van de bodem met afwisselingen van zand, veen en kleiige afzettingen is verwerkt in het model. Dit model is vervolgens verfijnd met aanvullende bodemgegevens van onder andere de doortrekking van de A15 en de zandbanenkaart van provincie Gelderland. Dit model is gekalibreerd op basis van werkelijk gemeten stijghoogten en grondwaterstanden in het onderzoeksgebied. Het “REGIS-model” wordt ook gebruikt bij andere Ruimte voor de Rivier-projecten. Ten aanzien van opmerking over de verschillen in bodemopbouw kan gesteld worden dat in het rivierengebied, inclusief het studiegebied, al ruim 30 jaar zeer gedetailleerd geologisch wordt verricht. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Rijn-Maas onderzoeksgroep van de Universiteit van Utrecht. Er zijn honderdduizenden boringen met een totale lengte van meer dan 1.000 kilometer uitgevoerd, wat het rivierengebied tot de meest in detail gekarteerde delta ter wereld maakt. De resultaten van dit onderzoek zijn onder andere beschikbaar via de zogenaamde zandbanenkaart (Zanddiepte-kaarten van het Gelders Rivierengebied, met inbegrip van de uiterwaarden, Berendsen et.al. 2002, uitgegeven door de provincie Gelderland in samenwerking met Rijkswaterstaat, het waterbedrijf Gelderland en Universiteit Utrecht). De resultaten van dit onderzoek zijn toegepast in de bodem en grondwater modellen. De zandbanenkaart voor het modelgebied en de daaruit afgeleide weerstanden van de deklaag zijn in het rapport over de grondwatermodellering weergegeven. 17.16 In de inspraakreactie van 27 januari 2009 geeft reclamant aan dat er geen aanvullend bodemonderzoek binnendijks is uitgevoerd om het
Voor de beantwoording van de opmerkingen over het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de geohydrologisch model kan verwezen worden naar besluiten. 17.14 en 17.15.
121 / 392
geohydrologisch model te voeden met verbeterde gegeven. Er zijn geen peilbuizen geplaatst om de nulsituatie vast te leggen en het model op gevoelige plaatsen te kalibreren. Het model is ongeschikt om juiste conclusies ten aanzien van risico’s te trekken.
Het is niet correct dan geen aanvullend onderzoek is uitgevoerd. De nulsituatie wordt bepaald aan de hand van de veranderingen in grondwaterstand in peilbuizen. Hiervoor zijn, in de periode van 17 t/m 31 augustus 2011, 15 peilbuizen rondom het inrichtingsgebied geplaatst. De metingen zijn gestart op 23 september 2011. In maart 2013 is een eerste monitoringsrapport opgesteld. Hiernaast zijn er 11 peilbuizen geplaatst door gemeente Lingewaard en zijn de gegevens van 9 peilbuizen in de omgeving van het projectgebied beschikbaar (Dinoloket). De gegevens van deze peilbuizen zijn beschikbaar voor het project en worden in het volgende monitoringsrapport meegenomen.
17.17 In de inspraakreactie van 27 januari 2009 schrijft reclamant dat ten aanzien van het onderzoek naar Rivier en Veiligheid wordt opgemerkt dat morfologie in relatie tot scheepvaarthinder onvoldoende wordt beschouwd. De nautische veiligheid en veiligheid voor de omgeving zijn in het geding.
Na de MER-procedure is ten behoeve van de vergunnings- en bestemmingsplan-procedures aanvullend onderzoek gedaan. De resultaten van dit onderzoek zijn gepubliceerd in het rapport “Rivierkundige toetsing, Rivierverruiming Huissensche Waarden, Arcadis, 21 juli 2012, C03021.000099.0100.0100.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
Geconcludeerd wordt dat een aanzienlijk effect op de afvoer van water mogelijk is zonder noemenswaardig nadelige effecten op: 1. afvoerverdeling maatgevend hoogwater, normaal hoogwater en laagwater, 2. sedimentatie in de vaarweg, 3. dwarsstromen. De effecten blijven binnen de geldende normen. De nautische veiligheid is niet in het geding. 17.18 In de inspraakreactie van 27 januari 2009 schrijft reclamant dat het effect van ijsgang en ijsvoorraad in de polder met mogelijke kruiend ijs tegen oevers, dijk en Looveerweg niet is onderzocht.
Het klopt dat dit aspect niet specifiek extra is Deze zienswijze heeft gevolgen voor de onderzocht. Deze toets is immers geen onderdeel Watervergunning en de ontgrondingsvergunning. van het door Rijkswaterstaat en de projectorganisatie Ruimte voor de Rivier opgestelde Rivierkundig beoordelingskader voor ingrepen in de Grote Rivieren. De kans dat dit verschijnsel door uitvoering
122 / 392
van het project extra zal toenemen is echter zeer klein (zie beantwoording bij 17.26 en 17.42). De uiterwaarden zijn hier ruim en relatief constant in breedte en hoogteprofiel. Extra ophoping van kruiend ijs door uitvoering van de ontzanding en de inrichtingsmaatregelen bij de Looveerweg en de nieuwe zomerdijken is door de versterkte en verflauwde taluds niet te verwachten. Als gevolg van de zienswijzen is als aanvullende maatregel de aanleg van een extra wal aan de westelijke zijde van het Looveerterrein toegevoegd. Deze wal zal door de breedte, beplanting en voldoende hoogte het Looveerterrein ook kunnen beschermen tegen eventueel optredend kruiend ijs. 17.19 In de inspraakreactie van 27 januari 2009 schrijft reclamant dat in het gebied tussen het Looveer en de bebouwde kom van Huissen maar een beperkte ruimte overblijft met lage kwaliteit over om te dienen als ecologische hoofdstructuur (EHS). Aangegeven wordt dat de beoogde verbindingszone langs Looveer en over de Looveerweg maar zeer beperkt kunnen functioneren. De migratiemogelijkheden aan de andere zijde van de put zijn zeer beperkt. Het diepe water biedt verder onvoldoende migratie, foerageer- en vestigingsmogelijkheden voor thans in het gebied levende organismen. 17.20 In de inspraakreactie van 27 januari 2009 schrijft reclamant dat met betrekking tot het thema Woon-, Werk- en Leefomgeving wordt opgemerkt dat de uitgangspunten m.b.t. inzet van materieel niet waarschijnlijk zijn. De benodigde capaciteit om voor 2015 voldoende ruimte te maken zal groter moeten zijn. Geluidbelasting, laag frequent geluid en emissies naar de component lucht zullen bij inzet van meer materieel toenemen.
De soorten waarvoor het Natura 2000-gebied is aanwezen zijn vooral moerassoorten. Deze soorten zullen profiteren van de uitbreiding van moerasoevers en aanverwante habitats.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
Migratie van enkele soorten wordt beperkt, maar de totale meerwaarde van het project voor natuur is positief. In afweging van alle belangen is voor deze strategie gekozen. Migratie blijft mogelijk, een planaanpassing is niet nodig.
Reclamant maakt duidelijk waarom deze Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de uitgangspunten niet waarschijnlijk zijn. Uit de van besluiten. toepassing zijnde geldende wet- en regelgeving volgt dat de inzet van additioneel materieel niet zonder meer mogelijk is. Indien dit aan de orde is dient de initiatiefnemer hiervoor een nieuwe vergunningprocedure te volgen waarbij het bevoegd gezag de daarbij behorende milieugevolgen en -effecten dient te toetsen.
123 / 392
17.21 In de inspraakreactie van 27 januari 2009 schrijft reclamant dat geconcludeerd wordt dat het onderzoek onvoldoende is om als basis te dienen voor de besluitvorming.
Na de MER-procedure is ten behoeve van de vergunnings- en bestemmingsplan-procedures aanvullend onderzoek gedaan. De bevoegde gezagen hebben, bij het opstellen van ontwerpbeschikkingen de onderzoeken als voldoende beoordeeld.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
17.22 Vervolg bijlage 1 deel 2 bij de zienswijze, betreft zienswijze op voorontwerp bestemmingsplan d.d. 16 oktober 2012.
Reclamant herhaalt de eerder ingebrachte Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de inspraakreacties op het voorontwerpbesluiten. bestemmingsplan. Deze worden voor de volledigheid nogmaals beantwoord.
17.23 In de inspraakreactie van 16 oktober 2012 schrijft reclamant dat de woon- en leefomgeving minder aantrekkelijk wordt, minder veilig tegen overstromen en er ontstaat aanzienlijk meer kans op schade en hinder aan de inspreker en de eigendommen van de inspreker
In het kader van de MER procedure en voor het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de opstellen van het bestemmingsplan zijn verschillende besluiten onderzoeken uitgevoerd. Deze hebben o.a. betrekking op de door indiener genoemde aspecten. Op basis van de conclusies van deze onderzoeken kan geconstateerd worden dat voldoende onderzoek heeft plaatsgevonden. Uit dit onderzoek volgt dat er geen negatieve effecten optreden die ertoe leiden dat de plannen geen doorgang kunnen vinden.
17.24 In de inspraakreactie van 16 oktober 2012 schrijft reclamant dat in de toekomst hogere lasten worden verwacht voor Waterschap en Gemeente die doorberekend worden aan burgers.
Als gevolg van het planvoornemen ontstaan geen Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de hogere lasten voor Waterschap en gemeenten. De besluiten zomerdijken worden door de initiatiefnemer vernieuwd en volgens de huidige strengere eisen aangelegd en beheerd. Ook worden een deel van de watergangen vernieuwd en verbeterd. Het door zomerdijken beschermde gebied wordt daarbij ook nog eens verkleind.
17.25 In de inspraakreactie van 16 oktober 2012 schrijft reclamant dat de hoogwaterveiligheid in de dijkring afneemt omdat er langs de bandijk nabij Huissen, Angeren en Doornenburg door de plannen hogere waterstanden gaan optreden. Daarbij wordt ingeleverd op natuurwaarden, cultuurhistorische waarden, duurzame waterhuishouding en overige ruimtelijke kwaliteit. De baten wegen niet op tegen de risico’s.
Uit de rivierkundige berekeningen (rapport Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de “Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Huissense besluiten Waarden, d.d 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100) blijkt dat tegen de winterdijk over een traject van 6 km nabij Huissen en Angeren door de plannen Huissensche Waarden als blijvende gevolgen van het meestromend maken van de uiterwaard een opstuwing van 10 cm op te treden. De bandijk is bestand tegen deze hogere waterstanden, waardoor de hoogwaterveiligheid van
124 / 392
het binnendijkse gebied niet in gevaar komt. Het waterschap Rivierenland heeft één en ander positief beoordeeld. Om die reden heeft waterschap Rivierenland aangegeven geen overwegende bezwaren tegen het plan Huissensche Waarden te hebben. In een brief d.d. 18 januari 2013 gericht aan Rijkswaterstaat ON, met onderwerp ‘Watervergunning Ruimte voor de Rivier-maatregel Huissensche Waarden, rivierkundige opstuwing tegen bandijk’, heeft het waterschap Rivierenland dit bevestigd. Het planvoornemen is opgesteld, met daarbij in ogenschouw genomen de natuurwaarden, cultuurhistorische waarden, duurzame waterhuishouding en ruimtelijke kwaliteit. Het plan draagt in positieve zin bij aan genoemde waarden en de ruimtelijke kwaliteit. Daarmee wordt ook voldaan aan de doelstelling van de PKB Ruimte voor de Rivier. 17.26 In de inspraakreactie van 16 oktober 2012 schrijft reclamant dat er geen aandacht is besteed aan het overstromingsrisico door ijsgang. De kans op ijsgang neemt in de nabije toekomst toe. Kruiend ijs en ijsdammen vormen een risico voor grote opstuwing, schade en overstromingsgevaar. Dit veiligheidsrisico mag niet ontbreken.
Op de rivieren kan in koude perioden ijs worden gevormd. Gebeurt dit in een opstapeling van ijsschotsen dan spreken we van een ijsdam. IJsdammen kunnen het doorstroomprofiel van de rivier voor een groot deel afsluiten, waardoor grote verhogingen van waterstanden mogelijk zijn. Dijkdoorbraken en/of overstromingen kunnen het gevolg zijn.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
Problemen met kruiend ijs en de vorming van ijsdammen in de bovenrivieren ontstonden vooral in de periode voor de normalisatie van de rivieren in de negentiende eeuw en de daarbij behorende aanleg van kribben. Organisatorisch was het beheer van de rivier indertijd nauwelijks centraal georganiseerd. Ook beschikte men toen nog niet over de technische hulpmiddelen om, bij dreigend gevaar, ijsdammen te verwijderen. Een andere oorzaak waarom ijsgang de
125 / 392
laatste tientallen jaren nauwelijks optreedt, is de toename van scheepvaart en de aanwezigheid van industrie langs de rivier. Met name energiecentrales gebruiken het water in de rivier voor koeling en lozen dit enigszins warmere water op de rivier. Het duurt dan langer voor er ijs op de rivier wordt gevormd. Ook begint de degeneratie van het ijs aan het einde van een vorstperiode sneller. Hoewel er steeds meer alternatieve energiebronnen zijn is het niet de verwachting dat dit de komende jaren sterk zal wijzigen. Overstroming als gevolg van ijsdammen heeft zich meer dan 100 jaar niet meer voorgedaan. De kans dat zich in de nabije toekomst overstromingen als gevolg van ijsdammen voordoen, wordt daardoor sowieso als erg gering ingeschat. De vraag die hier beantwoord moet worden is of dit al kleine risico vergroot wordt door het project Huissensche Waarden. De reclamanten wijzen op het toegenomen gevaar van ijsdamvorming bij Malburgen (Arnhem) en schade en overstromingen als gevolg daarvan. In het geval de uiterwaard niet al eerder is ondergelopen, leidt het project in vergelijking tot de huidige situatie bij gemiddelde en lagere waterstanden tot een toename van het wateroppervlak wat bij vorst ijs kan worden. Dit ijsveld ligt tot dan opgesloten in het gebied. Het kan alleen op drift raken als de waterstanden in de rivier stijgen tot het niveau dat de Looveerdam overstroomt. Dat kan alleen in de situatie dat de Huissensche Waarden gaan meestromen en dat gebeurt alleen bij hoogwater, 8.000 a 9.000 m3/s te Lobith (de inlaat bij Scherpekamp en de kade parallel aan de Looveerweg zijn daar op geconstrueerd). Extra risico voor overstromingen door ijsdammen als gevolg van ijsgang in de Huissensche Waarden zou
126 / 392
dus alleen kunnen voorkomen als het tegelijkertijd hoogwater is. Dan zou een in de ontzanding aanwezige ijsplaat moeten losschieten en door de uiterwaard met het hoogwater mee over de Looveerdam heen in benedenstroomse richting, richting Arnhem moeten drijven en daar vorming van ijsdammen met overstroming tot gevolg moeten hebben. De kans dat het scenario van een dikke ijsplaat in de nieuwe ontzanding in de Huissensche Waarden en tegelijkertijd hoogwater zich voordoet is echter te verwaarlozen. Dat zou betekenen dat het in onze omgeving nog vriest terwijl het bovenstrooms in het stroomgebied van de Rijn al wekenlang aan het dooien is. De kans op dit scenario is uiterst klein. Het is theoretisch denkbaar dat ijs bij stijgende waterstanden tegen de Looveerdam vast komt te zitten. Mocht er zich een ijsdam voordoen op de tuimelkade op de Looveerdam dan is dat slechts een probleem als dit samengaat met een ijsdam in het zomerbed van de rivier en de andere uiterwaard. In dat geval zal de ijsdam met zwaar materieel moeten worden opgeruimd of opgeblazen. In alle gevallen moet eventuele schade aan de tuimelkade na hoogwater worden hersteld gelijk welke andere zomerkade dan ook. 17.27 In de inspraakreactie van 16 oktober 2012 schrijft reclamant dat de plannen problemen opleveren door kwel. Naast extra kosten voor aanleg, beheer en onderhoud van deze infrastructuur ten gevolge van extra kwelbezwaar bij hoogwater, kost het uitslaan van meer kwel extra energie. Dit is dus eveneens niet duurzaam. Gevraagd wordt of deze kosten voor rekening van de ontgronder komen of doorbelast worden aan de burger.
In het kader van het MER is in twee Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de fasen/tijdsperioden (2006 en 2008) geohydrologisch besluiten. onderzoek uitgevoerd naar de effecten van het plan op grondwaterstanden, kwel en wegzijging binnendijks. De resultaten van beide onderzoeken zijn beschreven in de rapportage “Geohydrologisch onderzoek Huissensche Waarden” ARCADIS, 18 juni 2008, projectnummer C03021.300009. De commissie MER heeft het onderzoek (basis 2006) getoetst en geeft in zijn toetsingsadvies aan dat geen problemen vanwege kwel zijn te verwachten.
127 / 392
Sinds 2009 is het voorkeursalternatief verder uitgewerkt in een inrichtingsplan. De wijzigingen van het inrichtingsplan zijn door ARCADIS geohydrologisch onderzoekt en de resultaten staan beschreven in het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”, ARCADIS, 17 maart 2011, 075407708.0.3 – Definitief, projectnummer C01012.100037.0120. Het rapport is als bijlage opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan. Het inrichtingsplan leidt tot een geringe toename in kwel en inzijging. Omdat het watersysteem in de huidige situatie al voldoet, zal de extra kwel niet tot knelpunten leiden. Door de verwaarloosbare effecten ontstaan geen extra kostenposten en milieubelasting. 17.28 In de inspraakreactie van 16 oktober 2012 schrijft reclamant dat de maximaal mogelijke effecten van problemen bij lage rivierstanden onvolledig zijn uitgewerkt. Daarbij zijn de gebruikte laagwaterstanden hoger dan de laagste waterstanden in 2003.
Zie ook beantwoording bij zienswijze 17.29. Op pagina 10 van het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”, ARCADIS, 17 maart 2011, alinea 6 staat dat voor de extreem droge en extreem natte situatie is gebruik gemaakt van het hydrologische jaar 2002/2003 (oktober 2002 t/m september 2003). Deze periode kenmerkt zich door een extreem nat voorjaar en een extreem droog najaar. Bij de berekening van de effecten van lage grondwaterstanden wordt binnen vrijwel alle Ruimte voor Rivier projecten op een vergelijkbare wijze gerekend. Er is echter geen uniform beoordelingskader vastgesteld door het bevoegd gezag.
Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Daarbij zijn controle berekeningen uitgevoerd met de nieuwste gegevens. Hoewel er beperkte verschillen ontstaan in grondwaterstanden wijken de conclusies met betrekking tot zetting en schade niet af van eerdere rapporten. Deze extra toets zal als bijlage worden opgenomen bij de verschillende vergunningen.
Uitgangspunt is een laagwater dat gemiddeld eens in de tien jaar voorkomt. De waterstanden worden daarbij niet op basis van dagwaarden maar op basis van weekgemiddelden berekend. Ook hier zijn echter binnen projecten verschillen. De projecten in de IJssel rekenen bijvoorbeeld met een 10 daagse hoogwater periode. Dit verklaart ook het in de bijlage
128 / 392
geconstateerde verschil in waterstanden. Hier wordt uitgegaan van de indertijd laagst opgetreden dagwaarden. Alleen het project Meinerswijk is een uitzondering. Hier wordt gerekend met de waterstand die optrad op 27 september 2003. In het kader van de ingediende zienswijzen is het rapport “Grondwatereffecten Inrichtingsplan Huissensche Waarden’”opnieuw gecontroleerd. Dit is mede gedaan door deskundigen die werkzaam zijn bij het bevoegd gezag en voorheen niet bij het project betrokken waren. Ook is onderzocht of de aannames met betrekking tot de in het rekenmodel opgenomen lage waterstanden gezien de huidige inzichten verantwoord zijn. De gekozen methodiek is vergelijkbaar met de meeste van de overige Ruimte voor Rivierprojecten. Ook bleken berekende extreem lage waterstanden vrijwel overeen te komen met de standen die momenteel gehanteerd worden in de klimaatscenario's en effectstudies van het Deltaprogramma. Dit overheidsprogramma zorgt er voor dat de huidige en volgende generaties veilig zijn tegen het water en dat we de komende eeuw beschikken over genoeg zoet water. De gehanteerde weekgemiddelde methode is logisch omdat grondwater zeer langzaam stroomt (3 tot 10 m per jaar) en de grondwaterstand op grote afstand van de rivier langzaam reageert op de rivierwaterstand. Lagere dagwaterstanden komen zeer beperkt voor en zullen geen weken duren. Door de lage snelheid van grondwaterstromen en de grote afstand tussen de zandwinning en de rivier zullen de binnendijkse grondwaterstanden nauwelijks reageren op laagste standen die slechts een of enkele dagen aanhouden.
129 / 392
Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 17.29 In de inspraakreactie van 16 oktober 2012 schrijft reclamant dat het erg onduidelijk is of en hoe de voorgestelde mitigerende maatregelen werken. Onduidelijk is of er een waterakkoord is of wordt gesloten met de garantie dat in de droogtesituatie het benodigde infiltratiewater ook kan en zal worden geleverd en/of onttrokken mag worden aan het watersysteem. De maatregelen zijn niet duurzaam en zorgen bij extreme droogte voor extra waterbehoefte Gevraagd wordt wie de lasten in de toekomst gaat dragen.
Zie ook de beantwoording bij zienswijze 17.28.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Monitoring moet eerst duidelijk maken of er maatregelen nodig zijn. Dat wordt niet verwacht. De mitigerende maatregelen worden alleen toegepast als de verwachting is dat deze redelijkerwijs zullen werken. Maatregelen zullen, indien nodig door initiatiefnemer, in overleg met het bevoegd gezag genomen worden. Er is geen waterakkoord gesloten. Op deze schaal is dat ook niet gebruikelijk. Bovendien is beleid op dit
130 / 392
punt nog in ontwikkeling. In het Nationale Deltaprogramma is hiervoor wel speciale aandacht. Het deelprogramma Zoetwater onderzoekt bijvoorbeeld maatregelen voor de korte en lange termijn, zowel landelijk als regionaal. Mogelijke oplossingen zijn een grotere verantwoordelijkheid voor de regio’s om zelf hun zoet watervoorraad op peil te houden en een betere verdeling van zoet water in het hoofdwatersysteem en de regionale watersystemen. Het deelprogramma moet inzichtelijk maken hoeveel de maatregelen kosten en wat de maatschappelijke gevolgen zijn. In het verleden is ook al veel gedaan. In de Rijn zijn vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw stuwen gebouwd, De stuw bij Driel in is 1970 geopend. De stuw bij Driel is een open-dicht stuw in de vorm van twee grote bogen. Hij werkt als een soort kraan. Als de stuw open is, kan het water door de Neder-Rijn. Bij een dichte stuw wordt het water tegengehouden en gaat het via de IJssel naar het IJsselmeer. Zo kan het water de kant op waar er het meest behoefte aan is. De stuw bij Driel is het grootste deel van het jaar dicht. Zo krijgt het IJsselmeer zo veel mogelijk zoet water. Om te zorgen dat de Neder-Rijn toch nog bevaarbaar blijft voor schepen, zijn er verder naar het westen bij Amerongen en Hagesteijn nog twee stuwen gebouwd. Als de stuwen dicht zijn, is de Neder-Rijn in feite een kanaal. Als er veel water is, gaan de stuwen open en is de Neder-Rijn weer een rivier. Het is onwaarschijnlijk dat extra verdrogingsschade ontstaat alleen door het project. In geval er daadwerkelijk zeer lange droge perioden zullen komen en daarmee de Nederlandse rivieren vrijwel onbevaarbaar zullen worden draagt één diepe plas in
131 / 392
de Uiterwaarden van Huissen niet significant bij aan de verergering van de grondwaterproblematiek. De invloed van de plas is immers beperkt tot een relatief klein gebied. Ook liggen in grote delen van het binnendijks gebied de huidige grondwaterstanden in een gemiddelde zomer nu al dieper dan 1.20 m onder maaiveld. Dit is voor veel gewassen al te diep. Het is wel zo, dat als het klimaat verandert, het in de zomer nog wel eens veel droger kan worden en in de winter veel natter. Om ook in droge tijden water te kunnen gebruiken voor landbouw en drinkwater, is het nodig water op te slaan. Het IJsselmeer en het Haringvliet zijn daarbij bijvoorbeeld op nationaal niveau een belangrijke bron voor zoet water voor de landbouw en drinkwater. Lokaal zouden bestaande en nieuwe binnendijkse en buitendijkse zandwinplassen hiervoor benut kunnen worden. Momenteel word in het park Lingezegen gewerkt aan 28 hectare extra aan ruimte om water te bergen. De zandwinplas in de Huissensche Waarden bevat bovendien ook bij lage rivierstanden nog voldoende water om mee te irrigeren en de schade voor de landbouw te beperken. 17.30 In de inspraakreactie van 16 oktober 2012 schrijft reclamant dat onduidelijk is hoe de bewijslast en de mogelijkheden voor verhaal van schade wordt geregeld. Er wordt verzocht om verlengingen van de termijn voor het indienen van de planschade omdat de uitvoeringstermijn met mogelijk nadelige effecten langer is dan de normale termijn voor planschade.
Voor schade die aantoonbaar veroorzaakt is door het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de project Huissensche Waarden is de initiatiefnemer besluiten van het project wettelijk aansprakelijk. De provincie Gelderland verzorgt een klachtenloket, waar alle klachten en schademeldingen kunnen worden ingediend. Deze zullen dan doorgeleid worden naar de verantwoordelijke partijen ter verdere afhandeling en worden geregistreerd. De indiener krijgt een melding over de verdere afhandeling. Het aannemen van dergelijke klachten en schademeldingen door de Provincie betekent niet dat de Provincie verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid hiervoor accepteert.
132 / 392
Schadeverhaal door een particulier op een particuliere partij zoals de vergunninghouder of de voor hem werkende aannemers is een privaatrechtelijke kwestie tussen de eisende partij en de aangesproken partij, waarin voor de overheid geen rol is weggelegd. De initiatiefnemer is niet verantwoordelijk voor schade aan woningen die ontstaan is door bouw- en constructiefouten. Deskundigen kunnen aan de hand van tekeningen en een bouwkundig rapport vrij snel zien of dit het geval is. Schade aan woningen door verzakking in de fundering kan ontstaan als de grondwaterstanden door de geplande ontzanding significant gedurende een langere periode zullen wijzigingen. In dat geval kan bijvoorbeeld bij een niet zandige bodem inklinking in de ondergrond ontstaan. Ook kunnen delen van houten palen die grotere delen van de tijd niet meer in het grondwater staan hun draagkracht verliezen. Centraal bij de bewijslast staan dus de veranderingen in grondwaterstand. Gedurende en na afloop van de werkzaamheden zal middels een meetnet van peilbuizen de grondwaterstand worden gemonitord. Monitoring en het tijdig treffen van aanvullende maatregelen zijn er op gericht schade aan woningen te voorkomen. Voor zover geen nulopname gedaan is zal qua bewijslast allereerst worden bekeken of het gebouw in het invloedsgebied ligt, welke grondslag ter plaatse aanwezig is en op welke wijze het gebouw gefundeerd is. Vervolgens wordt bekeken of grondwaterstand door de zandwinplas ter plaatse substantieel gewijzigd is. Hiertoe worden de grondwaterstanden langjarig gemonitord door een erkend adviesbureau in opdracht van de vergunninghouder en gecontroleerd door het bevoegd gezag. Als blijkt dat structurele veranderingen in de grondwaterstanden ontstaan
133 / 392
door de zandwinning zullen overigens passende maatregelen worden voorgeschreven. Deze hebben tot doel om schade door zetting te voorkomen. De termijn voor het indienen van een aanvraag om tegemoetkoming in schade ex artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro), kan niet verlengd worden. Deze termijn is namelijk wettelijk geregeld. In artikel 6.1 lid 4 Wro is onder andere geregeld dat een aanvraag om tegemoetkoming in schade moet worden ingediend binnen vijf jaar nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. Schade in de vorm van verzakkingen is geen planschade. Hiertoe geldt de verjaringstermijn voor planschade dus ook niet. Schade die aantoonbaar door de zandwinning is ontstaan kan binnen wettelijk termijnen na het constateren van de schade bij de initiatiefnemer geclaimd worden. 17.31 Bijlage 2 bij zienswijze: grondwaterproblematiek door ontzanding Huissensche Waarden.
Deze bijlage wordt hieronder samengevat en beantwoord.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
17.32 Gevraagd wordt wat de werkelijke risico’s van deze plannen zijn voor de leefomgeving en de persoonlijke belangen van de bewoners van Huissen, Angeren en Doornenburg.
Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt besluiten dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook niet optreden. Dit rapport is opgesteld door een gekwalificeerd bureau. Het bureau heeft gewerkt volgens de methodiek die voorgeschreven is door het waterschap Rivierenland. Het is daarnaast ook nog gecontroleerd door de provincie Gelderland. De basis voor het door Arcadis gebruikte bodemmodel is het Regionaal Geohydrologisch Informatie Systeem (REGIS) van TNO. Dit systeem biedt het meest actuele inzicht in de ondergrond en geohydrologische eigenschappen van de ondergrond
134 / 392
en wordt breed geaccepteerd als de beste basis om regionale modellen op te baseren. De samenstelling en de daarvan afgeleide doorlatendheid van de bodem met afwisselingen van zand, veen en kleiige afzettingen is verwerkt in het model. Dit model is vervolgens verfijnd met aanvullende gegevens van onder andere de doortrekking van de A15 en de zandbanenkaart van provincie Gelderland. Dit model is gekalibreerd op basis van werkelijk gemeten stijghoogten en grondwaterstanden in het onderzoeksgebied. Het “REGIS-model” wordt ook gebruikt bij andere Ruimte voor de Rivier-projecten. Uit dit rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden
135 / 392
binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 17.33 Onder vraag 1 van bijlage 2 wordt uitgelegd Ter kennisgeving aangenomen hoe het komt dat er grondwaterverlagingen ontstaan. Aangegeven wordt dat bij relatief korte perioden met lage waterstanden in de rivier het grondwater sneller het lage rivierpeil bereikt en daardoor dus ook lager wordt dan voorheen. Aan de hand van een figuur wordt de oorzaak van het verschil in grondwaterstand in beeld gebracht.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
17.34 Onder vraag 2 is het volgende uiteengezet. In het onderzoeksrapport van Arcadis is een vergissing gemaakt ten aanzien van de waterstand. De voor de berekeningen gebruikte extreem laagwaterstand is volgens tabel 3.3 op blz. 11, 7,22 m+ NAP. Aangegeven wordt dat de opgetreden waterstand ter plaatse van de ingang in september 2003 veel lager was, namelijk 6,53 m+ NAP. Een tabel is ingevoegd om een beeld te geven van de laagwatersituatie in september 2003. Het jaar 2003 is nog niet het meest droge waargenomen jaar met de laagste rivierafvoer. Het jaar 2003 geeft dan ook nog geen goed beeld van een extreme laagwatersituatie en is daarmee niet representatief voor het doel van het grondwateronderzoek. Tabel 2 geeft de gemeten rivierafvoeren aan van erg droge jaren. Aangegeven wordt dat ook een T=10 laagwatersituatie zoals aangegeven door het waterschap Rivierenland, met
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Bij de berekening van de effecten van lage grondwaterstanden wordt binnen vrijwel alle Ruimte voor Rivier projecten op een vergelijkbare wijze gerekend. Er is echter geen uniform beoordelingskader vastgesteld door het bevoegd gezag. Uitgangspunt is een laagwater dat gemiddeld eens in de tien jaar voorkomt. De waterstanden worden daarbij niet op basis van dagwaarden maar op basis van weekgemiddelden berekend. Ook hier zijn echter binnen projecten verschillen. De projecten in de IJssel rekenen bijvoorbeeld met een 10 daagse hoogwater periode. Dit verklaart ook het in de bijlage geconstateerde verschil in waterstanden. Hier wordt uitgegaan van de indertijd laagst opgetreden dagwaarden. Alleen het project Meinerswijk is een uitzondering. Hier wordt gerekend met de waterstand die optrad op 27 september 2003.
136 / 392
een herhalingsfrequentie van 1x per 10 jaar niet alle geotechnische risico’s en de grootte van het invloedsgebied in horizontale en verticale zin objectief in beeld. Aangegeven wordt dat de laagste rivierafvoer uit tabel 2 gebruikt dient te worden bij bepaling van de meest extreem waargenomen rivierstand op de Rijn. Onderbouwd wordt dat de grondwaterstandsdaling onder de genoemde extreme condities aanzienlijk lager kan worden dan nu is berekend en het grondwaterpeil kan dan maximaal 1,60 meter lager zijn. Aangegeven wordt dat dit grote verschil enorme consequenties heeft voor de getrokken conclusies over het invloedsgebied en de daarin optredende zettingen.
De gehanteerde weekgemiddelde methode is logisch omdat grondwater zeer langzaam stroomt (3 tot 10 m per jaar) en de grondwaterstand op grote afstand van de rivier langzaam reageert op de rivierwaterstand. Lagere dagwaterstanden komen zeer beperkt voor en zullen geen weken duren. Door de lage snelheid van grondwaterstromen en de grote afstand tussen de zandwinning en de rivier zullen de binnendijkse grondwaterstanden nauwelijks reageren op laagste standen die slechts een of enkele dagen aanhouden. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de
137 / 392
bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 17.35 Aangegeven wordt dat in het grondwateronderzoek geen rekening is gehouden met toekomstige klimaatwijzigingen en grote droogteperioden in de Rijn.
Dat klopt. Toekomstige klimaatwijzigingen en de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de mogelijke gevolgen voor de Rijn vallen buiten de besluiten verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer en zijn niet meegenomen in het onderzoek. Dit is immers een autonoom proces. De precieze effecten van klimaatverandering zijn bovendien ook niet bekend. Hiertoe wordt wereldwijd onderzoek gedaan. Wel is het zo dat in het kader van het Deltaprogramma door de overheid onderzoek gedaan wordt naar de gevolgen hiervan. In de scenario's voor droogteperioden wordt daarbij het jaar 1976 aangehouden.
17.36 Geconcludeerd wordt dat de berekende extreme grondwaterstanden niet representatief zijn. Nader onderzoek zou nodig zijn voordat de gewenste objectieve conclusie kunnen worden getrokken. Er kunnen geen goede conclusies getrokken worden over de mogelijke risico’s voor de persoonlijke belangen.
Dit oordeel is niet correct. De gehanteerde methode is gebruikt bij meerdere Ruimte voor de Rivierprojecten.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
Waterstanden uit het verleden zijn bovendien niet zonder meer toepasbaar om de effecten van toekomstige lage grondwaterstanden te berekenen. Allereerst is het waterbeheer in Nederland door de aanleg van de Afsluitdijk, het Amsterdam Rijn Kanaal, de afronding van de Deltawerken en de bouw van stuwen in de Rijn en de Maas sterk veranderd. Ook werd vroeger veel in de rivier gebaggerd en voerde men zand en grind af. De afgelopen honderdvijftig jaar is door aanleg van kribben, bochtafsnijding en bedijking de rivier en de vaargeul vastgelegd. Voor de regulering lag in het verleden de bodem van de rivier vaak hoger dan in de huidige situatie. In de Waal en de IJssel daalt de bodem door de stroming op bepaalde trajecten jaarlijks tussen de 1 en 4 cm. Tegenwoordig streeft men naar een stabiele bodemdiepte. Te ondiepe plekken worden verwijderd en te diepe stukken worden aangevuld zodat de
138 / 392
bodemdaling in de rivier niet verder gaat. Delen van de rivier bodem die te ver uitslijten worden bovendien voorzien van vaste lagen (stortsteen, betonmatten en dergelijke). Om ook bij veel lagere waterafvoeren voor voldoende waterdiepte te zorgen zijn kribaanpassingen en langsdammen in studie bij Rijkswaterstaat. 17.37 Onder vraag 3 wordt uitgelegd dat men in de bodem zowel zand, klei als veen kan aantreffen. Uitgelegd wordt dat een perceel grond met geultjes van slib en veen tussen zandlagen in het horizontale vlak en verschillende lagen met de grondsoorten zand, klei en veen zich bij uitdroging zeer wisselend gedraagt. Aangegeven wordt dat lagere grondwaterstanden dan voorheen voor onregelmatige verzakkingen in de bodem zorgen. Dit kan leiden tot schade aan een gebouw of bouwwerk (o.a. scheurvorming). Aangegeven wordt dat een weg, riolering of hogedrukgasleiding kan verzakken en kan gaan scheuren. Dit kan leiden tot direct gevaar voor de omgeving. Een ander risico is droogteschade aan landbouwgewassen, (openbaar) groen en overige grondwaterafhankelijke flora en fauna. De grondwaterstand in waterputten, pulsbuizen e.d. daalt zodat er geen wateropbrengst meer te behalen is.
Het is waar dat een bodem die opgebouwd is uit Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de verschillende laagdiktes grondsoorten zich bij besluiten uitdroging zeer wisselend gedraagt. Niet alle maaivelddaling resulteert in gebouwschade. Of er schade kan optreden hangt onder andere af van de mate van maaivelddaling, het verschil in maaivelddaling tussen bijvoorbeeld de voor- en achtergevel en de wijze van fundering. Nog een aspect dat de potentiële zetting beïnvloed is het feit of er in het verleden al grondwaterstandsdalingen ter hoogte van de zettingsgevoelige lagen zijn opgetreden. Als dit het geval is, dan is zogenaamde voorbelasting van de zettingsgevoelige lagen opgetreden en zijn deze lagen voortaan minder gevoelig voor zetting. Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook niet optreden. Het is onwaarschijnlijk dat extra verdrogingsschade ontstaat alleen door het project. In geval er daadwerkelijk zeer lange droge perioden zullen komen en daarmee de Nederlandse rivieren vrijwel onbevaarbaar zullen worden draagt één diepe plas in de Uiterwaarden van Huissen niet significant bij aan de verergering van de grondwaterproblematiek. De invloed van de plas is immers beperkt tot een relatief klein gebied. De invloed van de ontzandingsplas op de
139 / 392
grondwaterstand is bovendien beperkt tot maximaal 40 cm. Ook liggen in grote delen van het binnendijks gebied de huidige grondwaterstanden in een gemiddelde zomer nu al dieper dan 1.20 m onder maaiveld. Dit is voor veel gewassen al te diep. Het is wel zo, dat als het klimaat verandert, het in de zomer nog wel eens veel droger kan worden en in de winter veel natter. Om ook in droge tijden water te kunnen gebruiken voor landbouw en drinkwater, is het nodig water op te slaan. Het IJsselmeer en het Haringvliet zijn daarbij bijvoorbeeld op nationaal niveau een belangrijke bron voor zoet water voor de landbouw en drinkwater. Lokaal zouden bestaande en nieuwe binnendijkse en buitendijkse zandwinplassen hiervoor benut kunnen worden. Momenteel word in het park Lingezegen gewerkt aan 28 hectare extra aan ruimte om water te bergen. De zandwinplas in de Huissensche Waarden bevat bovendien ook bij lage rivierstanden nog voldoende water om mee te irrigeren en de schade voor de landbouw te beperken. 17.38 Onder vraag 4 wordt uiteengezet dat om eventuele risico’s te voorkomen, maatregelen getroffen dienen te worden om het talud van de ontzanding wat af te dekken met onder water gestorte klei. Ondiepe waterplassen hebben meestal onvoldoende infiltratiecapaciteit om het wegzijgende water aan te vullen. Aangegeven wordt dat de termijnmaatregel natuurlijke aanslibbing op de lange termijn erg onzeker is en voor de korte termijn geen oplossing geeft. Maatregelen worden voorgesteld om de waterstand in de zandwinput hoog te houden als de rivier te lage waterstanden heeft. Geconcludeerd wordt dat de initiatiefnemers de mogelijkheden hebben om het risico grotendeels weg te men als men hierin kan en wil investeren.
Het is inderdaad mogelijk om de plas niet in Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de verbinding te brengen met de rivier. Het nadeel besluiten daarvan is dat Huissen geen direct bevaarbare verbinding krijgt. Ook kan de gewenste jachthaven niet gerealiseerd worden. Een alternatief als een sluis of stuw is zeer kostbaar. De kosten hiervan staan niet in verhouding tot de aard van de problematiek. Bij de planvorming is vooral ingezet op het voorkomen van schade. Bij het project Huissensche Waarden is sprake van een grote afstand tussen winterdijk en de insteek van de zandwinning. Natuurlijke aanslibbing is een proces dat zeker zal plaatsvinden. Omdat aanslibbing tijd vergt is in de berekeningen hiermee geen rekening gehouden en is uitgegaan van een 'worst-case' benadering.
140 / 392
17.39 Onder vraag 5 wordt ingegaan op wat er kan worden gedaan als er toch schade optreedt. Er bestaat een kans op aanzienlijke droogteschade. Voorgesteld wordt om voor schadefonds in combinatie met een uitgebreid meetnet van gronden rivierwaterstanden en een soepel schadeafwikkelingsbeleid van de beheerder van dat schadefonds te zorgen.
Voor schade die aantoonbaar veroorzaakt is door het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de project Huissensche Waarden is de initiatiefnemer besluiten van het project wettelijk aansprakelijk.
17.40 Bijlage 3 bij zienswijze: Rivierkundige opmerkingen m.b.t. plan Huissensche Waarden van ing. J. Koolwijk.
Deze bijlage wordt hieronder samengevat en beantwoord.
17.41 In de inleiding wordt aangegeven dat een rivierkundig onderzoek is uitgevoerd door de initiatiefnemer en dat deze beoordeeld is in onderhavige bijlage. In deze bijlage worden opmerkingen gemaakt ter beschouwing van de veiligheidsrisico’s voor de omgeving. Aangegeven wordt dat de plannen al lange tijd lopen en dat er een hoge tijdsdruk is ontstaan. In alle haast dienen ingewikkelde rivierkundige vraagstukken te worden beoordeeld. Aangegeven wordt dat het particuliere onderzoek wordt gebruikt om de gemaakte plannen met een enorm eigen belang en overheidsbelang tot uitvoering te kunnen brengen.
Deze opmerking over haast en tijdsdruk wordt ter Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de kennisgeving aangenomen. Het planproces loopt al besluiten. vanaf 2003. Gaande dit project zijn informatieavonden georganiseerd en is schriftelijk en digitaal informatie beschikbaar gesteld. De beoordeling heeft op de correcte wijze kunnen plaatsvinden.
De provincie Gelderland verzorgt een klachtenloket, waar alle klachten en schademeldingen kunnen worden ingediend. Deze zullen dan doorgeleid worden naar de verantwoordelijke partijen ter verdere afhandeling en worden geregistreerd. De indiener krijgt een melding over de verdere afhandeling. Het aannemen van dergelijke klachten en schademeldingen door de provincie betekent niet dat de provincie verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid hiervoor accepteert. Schadeverhaal door een particulier op een particuliere partij zoals de vergunninghouder of de voor hem werkende aannemers is een privaatrechtelijke kwestie tussen de eisende partij en de aangesproken partij, waarin voor de overheid geen rol is weggelegd. Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
Alle projecten moeten, ongeacht de aard van de initiatiefnemer, voldoen aan het Rivierkundig beoordelingskader voor ingrepen in de Grote Rivieren. Dit document is opgesteld door Rijkswaterstaat en de projectorganisatie Ruimte voor de Rivier. Het omvat onder andere eisen over de te hanteren computermodellen voor de Rijntakken,
141 / 392
maatgevende condities bij uit te voeren berekeningen en gegevens voor hydraulische effectberekeningen. Het Rivierkundig beoordelingskader komt voort uit de behoefte om ingrepen in de rivier op een eenduidige en uniforme manier te kunnen beoordelen en geldt voor ingrepen in de Rijntakken, Maas, Rijn-Maasmonding en Zwarte Water. Het is correct dat het verrichte onderzoek van belang is als onderbouwing bij de vergunningaanvraag om het project tot uitvoering te brengen. Het bevoegd gezag heeft het verrichte onderzoek beoordeeld en is van mening dat de aangevraagde maatregelen passen binnen de gestelde normen. 17.42 Aangeven wordt dat gekeken is naar het gedrag van water en ijs in relatie tot de overstromingsrisico’s m.b.t. voor het binnendijks gebied en buitendijks gelegen terpen zoals het Looveer. De Rijn is een natuurlijke weg voor verplaatsing van water, ijs, sediment en levende materie. Voor een veilige leefomgeving is het belangrijk dat deze natuurlijke weg duurzaam en goed blijft functioneren. Aangegeven wordt dat water en ijs in korte perioden ook gevaarlijk kunnen zijn. Er wordt verwezen naar literatuur.
Uit de rivierkundige berekeningen (rapport Deze zienswijze heeft gevolgen voor de 'Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Watervergunning en de ontgrondingsvergunning. Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100) blijkt dat tegen de winterdijk over een traject van 6 km nabij Huissen en Angeren door de plannen Huissensche Waarden als blijvende gevolgen van het meestromend maken van de uiterwaard een opstuwing van 10 cm op te treden. De bandijk is bestand tegen deze hogere waterstanden, waardoor de hoogwaterveiligheid van het binnendijkse gebied niet in gevaar komt. Het waterschap Rivierenland heeft één en ander positief beoordeeld. Om die reden heeft Waterschap Rivierenland aangegeven geen overwegende bezwaren tegen het plan Huissensche Waarden te hebben. In een brief d.d. 18 januari 2013 gericht aan RWS ON, met onderwerp ‘Watervergunning Ruimte voor de Rivier-maatregel Huissensche Waarden, rivierkundige opstuwing tegen bandijk’, heeft het Waterschap Rivierenland dit bevestigd. Het planvoornemen is opgesteld, met daarbij in ogenschouw genomen de natuurwaarden,
142 / 392
cultuurhistorische waarden, duurzame waterhuishouding en ruimtelijke kwaliteit. Het plan draagt in positieve zin bij aan genoemde waarden en de ruimtelijke kwaliteit. Daarmee wordt ook voldaan aan de doelstelling van de PKB Ruimte voor de Rivier. Op de rivieren kan in koude perioden ijs worden gevormd. Gebeurt dit in een opstapeling van ijsschotsen dan spreken we van een ijsdam. IJsdammen kunnen het doorstroomprofiel van de rivier voor een groot deel afsluiten, waardoor grote verhogingen van waterstanden mogelijk zijn. Dijkdoorbraken en/of overstromingen kunnen het gevolg zijn. Problemen met kruiend ijs en de vorming van ijsdammen in de bovenrivieren ontstonden vooral in de periode voor de normalisatie van de rivieren in de negentiende eeuw en de daarbij behorende aanleg van kribben. Organisatorisch was het beheer van de rivier indertijd nauwelijks centraal georganiseerd. Ook beschikte men toen nog niet over de technische hulpmiddelen om, bij dreigend gevaar, ijsdammen te verwijderen. Een andere oorzaak waarom ijsgang de laatste tientallen jaren nauwelijks optreedt, is de toename van scheepvaart en de aanwezigheid van industrie langs de rivier. Met name energiecentrales gebruiken het water in de rivier voor koeling en lozen dit enigszins warmere water op de rivier. Het duurt dan langer voor er ijs op de rivier wordt gevormd. Ook begint de degeneratie van het ijs aan het einde van een vorstperiode sneller. Hoewel er steeds meer alternatieve energiebronnen zijn is het niet de verwachting dat dit de komende jaren sterk zal wijzigen. Overstroming als gevolg van ijsdammen heeft zich meer dan 100 jaar niet meer voorgedaan. De kans
143 / 392
dat zich in de nabije toekomst overstromingen als gevolg van ijsdammen voordoen, wordt daardoor sowieso als erg gering ingeschat. De vraag die hier beantwoord moet worden is of dit al kleine risico vergroot wordt door het project Huissensche Waarden. De reclamanten wijzen op het toegenomen gevaar van ijsdamvorming bij Malburgen (Arnhem) en schade en overstromingen als gevolg daarvan. In het geval de uiterwaard niet al eerder is ondergelopen, leidt het project in vergelijking tot de huidige situatie bij gemiddelde en lagere waterstanden tot een toename van het wateroppervlak wat bij vorst ijs kan worden. Dit ijsveld ligt tot dan opgesloten in het gebied. Het kan alleen op drift raken als de waterstanden in de rivier stijgen tot het niveau dat de Looveerdam overstroomt. Dat kan alleen in de situatie dat de Huissensche Waarden gaan meestromen en dat gebeurt alleen bij hoogwater, 8.000 a 9.000 m3/s te Lobith (de inlaat bij Scherpekamp en de kade parallel aan de Looveerweg zijn daar op geconstrueerd). Extra risico voor overstromingen door ijsdammen als gevolg van ijsgang in de Huissensche Waarden zou dus alleen kunnen voorkomen als het tegelijkertijd hoogwater is. Dan zou een in de ontzanding aanwezige ijsplaat moeten losschieten en door de uiterwaard met het hoogwater mee over de Looveerdam heen in benedenstroomse richting, richting Arnhem moeten drijven en daar vorming van ijsdammen met overstroming tot gevolg moeten hebben. De kans dat het scenario van een dikke ijsplaat in de nieuwe ontzanding in de Huissensche Waarden en tegelijkertijd hoogwater zich voordoet is echter te verwaarlozen. Dat zou betekenen dat het in onze omgeving nog vriest terwijl het bovenstrooms in het stroomgebied van de Rijn al wekenlang aan het dooien is. De kans op dit scenario is uiterst klein.
144 / 392
Het is theoretisch denkbaar dat ijs bij stijgende waterstanden tegen de Looveerdam vast komt te zitten. Mocht er zich een ijsdam voordoen op de tuimelkade op de Looveerdam dan is dat slechts een probleem als dit samengaat met een ijsdam in het zomerbed van de rivier en de andere uiterwaard. In dat geval zal de ijsdam met zwaar materieel moeten worden opgeruimd of opgeblazen. In alle gevallen moet eventuele schade aan de tuimelkade na hoogwater worden hersteld gelijk welke andere zomerkade dan ook 17.43 Aangegeven wordt dat het Looveer overstroomt bij waterafvoeren van ca. 12000 m3/s en hoger te Lobith. Windgolven kunnen een extra risico opleveren, zeker bij grote strijklengtes over het veel diepere water van de ontzanding. De boerderij van Willemsen is dan extra kwetsbaar.
Bij afvoeren van 12.000 m3/s te Lobith staat ook in Deze zienswijze heeft gevolgen voor de de huidige situatie de gehele uiterwaard onder water Watervergunning en de ontgrondingsvergunning. met gemiddelde waterdieptes van 3 à 4 m. Door het plan Huissensche Waarden verandert de strijklengte niet. Door het diepere water van de ontzanding zullen de windgolven niet hoger en groter worden, de opwaaiing zal zelfs door de grotere waterdiepten minder zijn. Het project Huissensche Waarden veroorzaakt geen extra overlast door windgolven, ook niet bij de boerderij van Willemsen. Aan de westzijde zal een verhoogde wal om het hoogwatervrije deel van het Looveerterrein aangelegd worden. Deze wal zal door de breedte, beplanting en voldoende hoogte (N.A.P + 15.10 meter ) het Looveerterrein en boerderij Willemsen extra beschermen tegen windgolven.
17.44 Een omissie in het veiligheidsonderzoek is dat het effect van wind op water en ijs niet echt is onderzocht. Een enkele vergelijking met huidige windeffecten op het relatief ondiepe water van de uiterwaard en de daarin genoemde obstakels zoals begroeiing, is niet relevant.
Zie voor de inhoudelijke weerlegging ook de beantwoording bij de zienswijzen 17.18 en 17.43.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
Een toegevoegde maatregel als gevolg van de zienswijze is een wal aan de westzijde van het Looveer. Deze wal zal door de breedte, beplanting en voldoende hoogte het Looveer ook kunnen beschermen tegen eventueel opwaaiende golven en ijs.
145 / 392
17.45 Aangegeven wordt dat het binnendijks gebied overstromingsvrij blijft zolang de hoogwaterkering blijft functioneren. Hoe hoger de waterstand, hoe groter de druk en daarmee de potentie voor overstromingen. Overstromingsrisico’s ontstaan ook bij normaal hoogwater en laagwater. Dit wordt minder beseft. Uit het onderzoek van de initiatiefnemer blijkt dat de waterstanden in de gehele uiterwaard flink gaan stijgen. De resultaten hierover zijn niet compleet gepresenteerd. Dit levert een dubbel gevoel op van te weinig motivatie voor transparantie of te weinig besef van de impact voor de veiligheid. Aangegeven wordt dat uit de gepubliceerde stukken een gemiddelde burger niet direct een overzichtelijk totaalbeeld van het overstromingsrisico vormen. Hiervoor is schaarse specialistische rivierkundige kennis nodig.
Zie voor de inhoudelijke weerlegging ook de beantwoording bij de zienswijzen 17.9, 17.25, 17.26 en 17.46
17.46 Aangegeven wordt dat voor de terp Looveer rond het inundatieniveau, bij afvoeren van ca. 12000 m3/s te Lobith geen waterstandseffecten berekend en/of gepresenteerd worden. Bij de beschouwing van de inundatiekans van het Looveer presenteert men niet de effecten van de maatregels zelf maar haalt men er in bijlage 7b van het bestemmingsplan plots mogelijke MHW-effecten van eventuele maatregelen buiten het projectgebied bij om op een ingewikkelde wijze een voordeel voor de inundatiekans te bewijzen. Daarmee wordt onvoldoende inzicht verschaft van de werkelijke consequenties bij de verschillende afvoerniveaus.
De waterstandseffecten bij afvoeren van ca.12000 m3/s zijn niet apart berekend maar via interpolatie tussen de berekende waterstandseffecten bij 10.000 m3/s en 16.000 m3/s te Lobith bepaald.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
Het is voorstelbaar dat de gemiddelde burger uit de gepubliceerde stukken niet direct een overzichtelijk totaalbeeld van het overstromingsrisico kan vormen. De problematiek is immers complex en de berekening van effecten geschiedt via specialistische modellen door hoog opgeleide deskundigen. Daarbij is het extra lastig dat het hier zowel gaat om de effecten van het individuele project Huissensche Waarden als om de keten van gevolgen van alle gezamenlijke projecten van PKB Ruimte voor Rivier (pakkettoets). Weg- en waterbouwkundigen maken de afweging of de hoogwaterkering bestand is tegen de berekende waterstanden. De bijbehorende rapportages zijn hiervoor bedoeld en minder gericht op het publiek. Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
Uit de rivierkundige berekeningen blijkt dat aan de westzijde van het hoogwatervrije deel van het Looveerterrein extra opstuwing ontstaat. Dit komt door het vergroten van de inlaat bij de Scherpekamp én de aanleg van een kade bij de zuidzijde van de Looveerweg. De mate van opstuwing is afhankelijk van de optredende afvoer. Bij maatgevende afvoer van 16000 m3/s is het effect geringer dan bij lagere hoogwaters. De opstuwing ten gevolge van de aanleg van de kade aan de zuidzijde van de Looveerweg is ten zuiden van de Looveerweg, westelijk van het Looveerterrein het grootst. Bij een afvoer van 12.000
146 / 392
m3/s is de opstuwing op deze locatie ongeveer 14 cm. Een aanzienlijke vergroting van de inundatiefrequentie van het Looveerterrein zou het gevolg kunnen zijn. Als gevolg van de gezamenlijke projecten van de PKB-Ruimte voor de Rivier zal benedenstrooms van Huissensche Waarden een waterstandsdaling optreden. Een aantal benedenstroomse PKB-Ruimte voor de Rivier projecten is reeds voltooid (o.a. Spoorbrug Oosterbeek), andere zijn in voorbereiding (o.a. Meinerswijk). Om die reden is het terecht dat de waterstandseffecten van de benedenstroomse maatregelen in het kader van PKB-Ruimte voor de Rivier meegenomen worden in de beoordeling van de uiteindelijke waterstandseffecten van project Huissensche Waarden. Het waterstandsverlagend effect van de benedenstroomse maatregelen PKB – Ruimte voor de Rivier blijkt echter niet voldoende om de opstuwing bij 12.000 m3/s westelijk van het Looveerterrein te compenseren. Voor delen van het zuidelijk deel van Looveerterrein die lager liggen dan N.A.P. + 14,50 meter zal een toename van de overstromingsfrequentie ontstaan. Om de overstromingsfrequentie gelijk te houden zal aan de westzijde een verhoogde wal om het hoogwatervrije deel van het Looveerterrein worden aangelegd. 17.47 De 30 cm waterstandsdaling van zogenaamde benedenstroomse maatregelen is onvoldoende onderbouwd en niet relevant. Het gaat bij de beoordeling primair om de effecten van de maatregel zelf. De 30 cm verlaging zegt nog niet dat er op het lagere inundatieniveau van het Looveer ook waterstandsdaling optreedt. De waterstanden om het
Zie ook antwoord bij zienswijze 17.46.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
Uit de rivierkundige berekening blijkt dat het project Huissensche Waarden in de uiterwaard ten westen van het Looveerterrein bij maatgevende omstandigheden een lokale verhoging van de waterstand zal optreden. In de betreffende
147 / 392
riviereiland Looveer gaan stijgen bij een gelijke rivierafvoer op het Pannerdensch-Kanaal.
berekening is alleen uitgegaan van het project Huissensche Waarden. Als gevolg van de gezamenlijke projecten van de PKB-Ruimte voor de Rivier zal benedenstrooms van Huissensche Waarden een daling optreden. Een aantal benedenstroomse PKB-Ruimte voor de Rivier projecten is reeds voltooid (o.a. Spoorbrug Oosterbeek), andere zijn in voorbereiding (o.a. Meinerswijk). Om die reden is het terecht dat de waterstandseffecten van de benedenstroomse maatregelen in het kader van PKB-Ruimte voor de Rivier meegenomen worden in de beoordeling van de uiteindelijke waterstandseffecten van project Huissensche Waarden. Op basis van de doelstellingen van de PKB Ruimte voor de Rivier was oorspronkelijk binnen het project Huissensche Waarden de aanname dat het maatregelenpakket bij maatgevend hoogwater voor een verlaging van circa 30 cm zou zorg dragen. Bij normale hoogwater afvoeren zou het effect circa 15 cm bedragen. Lokaal optredende extra opstuwing zou derhalve ruimschoots gecompenseerd worden door de overige PKB maatregelen. Het geraamde effect van de benedenstroomse PKB – Ruimte voor de Rivier maatregelen blijkt echter circa de helft lager te liggen. Voor delen van het zuidelijk deel van Looveerterrein die lager liggen dan NAP + 14,50 meter betekent dat een toename van de overstromingsfrequentie. Om de overstromingsfrequentie gelijk te houden aan zoals die nu is, zal aan de westzijde een verhoogde wal om het hoogwatervrije deel van het Looveerterrein worden aangelegd.
17.48 Over ijs en ijsgang wordt opgemerkt dat in verband met veiligheid het gedrag van ijs en ijsgang dient te worden onderzocht. Dit onderzoek is niet
Zie voor de inhoudelijke weerlegging de beantwoording bij de zienswijzen 17.26 De reacties in de inspraaknota zijn niet bedoeld voor
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
148 / 392
uitgevoerd. Verwezen wordt naar literatuur. Aangegeven wordt dat de opmerkingen/reacties in de inspraaknota enige wetenschappelijke diepgang missen.
wetenschappelijk gebruik. De reactie is opgesteld om het standpunt over de reactie van de reclamant te verduidelijken. De aard van de beantwoording is samengesteld in overleg met diverse deskundigen.
17.49 Over de uitgevoerde hoogwaterberekeningen worden opmerkingen gemaakt. Verwezen wordt naar het Arcadis rapport en het bestemmingsplan. Opgemerkt wordt dat het opvallend is dat in de referentiesituatie niet de vigerende bestemmingsplannen zijn opgenomen. Het Looveer mist een groot deel van een uitbreiding die al vele jaren geleden is gerealiseerd. De dijkverlegging bij Westervoort en ophogingen bij de boerderij van Willemsen zijn niet opgenomen in de referentie. Er ontstaat mogelijk een verkeerd beeld op van het rivierkundig effect van alle plannen. Gevraagd wordt welk effect waar bij hoort en wat daarvan de invloed is op de veiligheid. Een omissie in het onderzoek is dat de actuele riviersituatie met en zonder voorliggende plannen niet kan worden beoordeeld.
Voor de rivierkundige berekeningen voor Huissensche Waarden is gebruikt gemaakt van de formeel vastgestelde rekenmodellen voor aanlegprojecten. Dit is vastgelegd in het werkprotocol netwerkmodellen (feb 2010 gepubliceerd), dat de toepassing van netwerkmodellen in de primaire processen van RWS regelt.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Voor het plan Huissensche Waarden betekent dit dat als referentie is gekozen voor het model Simona_Rijn_PKB_3_2. Door de keuze van dit model wordt de referentie voor toetsing van het plan Huissensche Waarden bevroren op de situatie van de Hydraulische Randvoorwaarden 2001 (HR2001). Het model Simona_Rijn_PKB_3_2 sluit aan op het model en uitgangspunten die indertijd bij dat bij het formuleren van het aanlegdoel is gebruikt. Het klopt dat de referentie niet volledig overeenkomt met de werkelijke situatie buiten in het veld. Het betreft evenwel een geringe afwijking betrekking hebbend op een minder intensief doorstroomd gebied gelegen in de luwte van een hoogwatervrij terrein. De effecten daarvan zijn beperkt en lokaal van aard.
17.50 Het valt op dat tussen 10.000 en 16.000 m3/s de stappen van 2000 m3/s worden verlaten terwijl op deze niveaus juist belangrijke schade effecten kunnen worden verwacht. Het uitgevoerde onderzoek is onvoldoende/onvolledig om schade, hinder en overige risico’s te kunnen beoordelen.
Zie ook de beantwoording van de zienswijze 17.46. De waterstandeffecten bij afvoeren tussen 10000 m3/s en 16000 m3/s zijn niet apart berekend maar via interpolatie tussen de berekende waterstandeffecten bepaald. Uit de rivierkundige berekeningen blijkt dat aan de westzijde van het hoogwatervrije deel van het Looveerterrein extra
Deze zienswijze heeft gevolgen voor de watervergunning.
149 / 392
opstuwing ontstaat. Dit komt door het vergroten van de inlaat bij de Scherpekamp én de aanleg van een kade bij de zuidzijde van de Looveerweg. De mate van opstuwing is afhankelijk van de optredende afvoer. Bij maatgevende afvoer van 16000 m3/s is het effect geringer dan bij lagere hoogwaters. De opstuwing ten gevolge van de aanleg van de kade aan de zuidzijde van de Looveerweg is ten zuiden van de Looveerweg, westeljik van het Looveerterrein het grootst. Een aanzienlijke vergroting van de inundatiefrequentie van het Looveerterrein zou het gevolg kunnen zijn. Naar aanleiding van de zienswijzen over mogelijke schade als gevolg van opstuwing is dit verder onderzocht. Hierbij is er rekening gehouden met een verlaging van de opstuwing bovenstrooms van de Looveerdam door de benedenstrooms uitgevoerde en nog uit te voeren rivierverruimende maatregelen in het kader van de PKB – Ruimte voor de rivier. Uit het onderzoek blijkt dat voor delen van het zuidelijk deel van Looveerterrein die lager liggen dan NAP + 14,50 meter een toename van de overstromingsfrequentie ontstaat. Om de overstromingsfrequentie gelijk te houden zal aan de westzijde een verhoogde wal om het hoogwatervrije deel van het Looveerterrein worden aangelegd. 17.51 Geconcludeerd wordt dat het rivierkundig onderzoek niet volledig en onvoldoende transparant is gepresenteerd. Hiermee kan geen goed eindoordeel gevormd worden.
Mede naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de en op verzoek van Rijkswaterstaat zijn enkele besluiten. aspecten zoals de overstromingsrisico’s van het Looveerterrein en de overstromingsrisico’s door ijsgang nader bekeken. Het is niet correct dat het rivierkundig onderzoek niet compleet en transparant is gepresenteerd. Deze stukken zijn op de
150 / 392
voorgeschreven wijze ter visie gelegd bij de verschillende procedures in het kader van de MER, vergunningen en bestemmingsplan. Alle relevante stukken waren en zijn publiek bovendien toegankelijk gemaakt via internet. Het is voorstelbaar dat voor de gemiddelde burger de gepubliceerde stukken niet transparant zijn gepresenteerd. De problematiek is immers complex en de berekening van effecten geschiedt via specialistische modellen door deskundigen. De rapportages zijn voor deze deskundigen bedoeld en minder gericht op het publiek. Rijkswaterstaat heeft deze specialistische expertise echter wel. Zij hebben mede daarom dan de wettelijke taak om een goede inschatting van de aanvaardbaarheid van de effecten te maken. In dit geval hebben zij beoordeeld dat de rivierkundige effecten van dit project binnen de toegestane normen blijven. 18. Dhr. J.G.J. Siebenheller, Lange Kerkstraat 9, 6851 BM Huissen namens de Watersportvereniging “de peppelweide” en als particulier pers. Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
18.1 De zienswijze wordt ingediend namens de De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Watersportvereniging “de peppelweide” (WSV), terinzagelegging ingediend. De zienswijze komt besluiten. namens reclamant zelf, voor zijn familie woonachtig hieronder inhoudelijk aan de orde. aan de Langekerkstraat 9 te Huissen alsmede voor het eigendom van reclamant aan de Langekerkstraat 7 te Huissen 18.2 De zienswijze heeft betrekking op mogelijke problemen met verzakkingen die her en der aan de Badweg en omgeving kunnen ontstaan, waardoor de vereniging haar open water niet meer kan gebruiken
Er worden geen ontzandingswerkzaamheden in het Zwanewater uitgevoerd. Er is in het Zwanewater geen risico op verzakkingen door de werkzaamheden in het kader van het project
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
151 / 392
en haar accommodatie onbruikbaar wordt. Omdat er geen schade herstelmogelijkheid wordt geboden bij verzakkingen blijft de vereniging strijden voor haar rechten. De vereniging maakt zich zorgen over haar voortbestaan. De rapportages geven geen garantie dat de vereniging daar in lengte van jaren kan blijven.
Huissensche Waarden. Met uitzondering van de aanleg van een strand worden er rondom de Badweg geen ingrepen uitgevoerd. De huidige eigenaar zal eigenaar blijven van het Zwanewater en daarmee de locatie van WSV “de peppelweide”. De afspraken tussen de eigenaar en de WSV worden gerespecteerd.
18.3 Ook het gegeven dat er ergens nog een haven of aanlegsteiger gesitueerd moet worden en ook een doorsteek onder de veerweg, geeft reclamanten een naar gevoel. Weliswaar zijn er suggesties om deze haven/aanlegsteiger aan de rechter zijde (vanaf de dijk gezien) van de veerweg te situeren.
Binnen het project Huissensche Waarden wordt de nieuwe jachthaven aan de zuidzijde van de Looveerweg aangelegd. Er wordt géén doorsteek gemaakt met het Zwanewater. De locatie van de nieuwe jachthaven wordt vastgelegd in het bestemmingsplan. Hiervoor is in het bestemmingsplan een specifieke gebiedsaanduiding Reclamanten hebben hier echter, gezien de politieke opgenomen. De jachthaven is op deze locatie ook situatie geen vertrouwen in. opgenomen in de verschillende vergunningsaanvragen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
18.4 Bezwaar wordt gemaakt tegen de ontgrondingen, omdat geen 100 % garantie wordt gegeven in verband met verzakkingen van de woningen door inklinken van de kleiachtige grond.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Het is onmogelijk om 100 % garantie te geven in verband met verzakkingen van de woningen door inklinken van de kleiachtige grond. Gezien de locatie van de woning van de reclamant is het echter onwaarschijnlijk dat er plaatse kleiachtige grond aanwezig is op een diepte die door de beoogde zandwinning beïnvloed kan worden. Door Arcadis is de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar mogelijke veranderingen in grondwaterstromen en de gevolgen voor zetting. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd in nauw overleg met het Waterschap en de Provincie. Ook is gebruik gemaakt van computermodellen, rekenmethoden en effectbepalingen die door deze overheden zijn voorgeschreven. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in het rapport “Grondwatereffecten Inrichtingsplan Huissensche Waarden’”. Het is onderdeel van de verschillende vergunningen en bestemmingsplan.
152 / 392
De extra drainerende invloed door de aanleg van de zandwinplas bij zeer lage waterstanden in de rivier beperkt zich tot een deel van het centrum van Huissen en Angeren (zie figuur 7.18 van het effectrapport). Het beïnvloedingsgebied wordt bepaald door de bodemopbouw, de ontwatering van het binnendijks gebied en de afstand tussen de winterdijk en de buitendijks gelegen insteek van de zandwinning. Deze bedraagt minimaal 220 m en maximaal 400 m. Uit figuur 7.18 van dat rapport blijkt dat de gevolgen voor het grondwater in het gebied rondom de woning van indiener in een extreem droge zomer 10 tot 20 cm zijn. Om de werkelijk optredende zetting te bepalen dient de relatie tussen de grondslag ter plaatse, wisselende waterstanden in de rivier, variaties in grondwaterstand en de tijdsuur hiervan in beschouwing genomen te worden. Uit het rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 cm bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Extra zetting, als gevolg van zandwinning, bij op staal gefundeerde woningen is hierdoor dan ook onwaarschijnlijk. Uit analyse van alle bekende bodemonderzoeken uit de omgeving blijkt dat rondom de Huissensche Waarden er slechts op één locatie ondiepere veen en kleilagen zijn die door veranderende grondwaterstanden beïnvloed kunnen worden. Dit is niet het geval bij de locatie van de reclamant.
153 / 392
In de meeste gevallen liggen klei en veenlagen zodanig diep dat deze, ook bij extreem lage waterstanden, altijd onder het hoogste grondwaterpeil blijven liggen. Deze bodemlagen zullen dan ook niet gaan inklinken door de aanleg van de zandwinplas. Extra inklinking is immers alleen te verwachten als de grondwaterstand in een zettingsgevoelige laag lager is dan ooit tevoren in deze laag, waardoor de historische voorbelasting wordt overschreden. De extra inklinking treedt ook pas op in enige mate als de lage waterstand in de zettingsgevoelige laag langdurig aanhoudt, omdat de zettingsgevoelige laag inklinkt (consolideert) naarmate het water uit de poriën van de grond ontsnapt. De consolidatietijd voor volledige zetting is afhankelijk van de grondsoort en is voor zettingsgevoelige grond als klei en veen aanzienlijk omdat deze grondsoorten slecht doorlatend zijn. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de
154 / 392
nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 18.5 Voorgesteld wordt om alle woningen die in de inklinkzone vallen, te laten meten met een referentiehoogte die niet kan zakken. Als er verzakkingen optreden, dan dient GS de kosten van herstel te betalen. In de vergunning dient opgenomen te worden dat de burger gevrijwaard blijft van kosten en ten alle tijden een beroep kan worden gedaan op de aanvrager en vergunninghouder.
Zie voor de beantwoording ook 18.4.
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de Het is gezien het verwachte risico, de aanwezige afhandeling van die schade. Om aan die zorgen bodem, de natuurlijke variatie in grondwaterstanden tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de en de aanwezigheid van een dekkend ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van grondwatermeetnet buitenproportioneel om in het meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt invloedsgebied in alle aanwezige gevels meetbouten voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om te plaatsen. in het gebied waar de kans op schade door zetting het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij Voor schade die aantoonbaar veroorzaakt is door het een groter aantal woningen. De selectie van op te project Huissensche Waarden is de initiatiefnemer nemen woningen dient te worden gemaakt op basis van het project wettelijk aansprakelijk. van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet De provincie Gelderland verzorgt een klachtenloket, door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd waar alle klachten en schademeldingen kunnen voordat met de ontzanding kan worden worden ingediend. Deze zullen dan doorgeleid aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar worden naar de verantwoordelijke partijen ter van de opname van hun woning te ontvangen. verdere afhandeling en worden geregistreerd. De indiener krijgt een melding over de verdere afhandeling. Het aannemen van dergelijke klachten en schademeldingen door de Provincie betekent niet dat de Provincie verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid hiervoor accepteert. Schadeverhaal door een particulier op een particuliere partij zoals de vergunninghouder of de voor hem werkende aannemers is een privaatrechtelijke kwestie tussen de eisende partij en
155 / 392
de aangesproken partij, waarin voor de overheid geen rol is weggelegd Aangezien er echter discussies kunnen ontstaan over effecten van de zandwinplas, hebben de initiatiefnemer en de Gemeente besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen. Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten binnen delen van het invloedsgebied waar de grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor grondwatereffecten. Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren. Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden. Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project. 18.6 Op voorhand wordt Gedeputeerde Staten aansprakelijk gesteld voor alle denkbare kosten en gevolgen als de zienswijze niet wordt opgevolgd en vergunningen klakkeloos worden verleend.
De vergunninghouder is verantwoordelijk voor schade ten gevolge van de voorgenomen activiteit.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Het college van Gedeputeerde Staten is niet aansprakelijk en overigens ook niet alleen verantwoordelijk voor de diverse vergunningen. Het bevoegd gezag omvat in dit geval de Rijksoverheid en haar ministeries, Provincie, Gemeente en Waterschap.
156 / 392
Aan vergunningverlening liggen onderzoeken ten grondslag welke door de bevoegde gezagen zijn beoordeeld, er is geen sprake van klakkeloos verlenen van vergunningen. Het gaat om een zorgvuldig proces dat onderhevig is aan toetsing door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 19. Reclamant 19
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
19.1 Reclamanten motiveren in de zienswijze dat zij voldoen aan het begrip belanghebbende conform de Awb.
De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de terinzagelegging ingediend. De zienswijze komt besluiten. hieronder inhoudelijk aan de orde.
19.2 De zienswijze richt zich op alle ter visie liggende stukken. Het bestemmingsplan en de vergunningen (met verwijzing naar bijlagen) worden opgesomd. Daarbij worden eerder ingebrachte zienswijzen opnieuw ingebracht als bijlage 1.
Deze opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen.
19.3 Als aanvulling op de zienswijze wordt een notitie ingebracht, geschreven door een deskundige op het gebied van rivierkunde. Deze bijlage maakt onderdeel uit van de zienswijze. Gevraagd wordt om door deskundige en beëdigde ambtenaren, met aantoonbaar civieltechnische en rivierkundige geschoolde kennis, goed naar de ingebrachte zienswijzen en de rapporten te kijken. Gevraagd wordt om de op- en aanmerkingen van deze deskundige rechtstreeks op te nemen in de reactie.
Het gaat om de notitie “Rivierkundige opmerkingen m.b.t. plan Huissensche Waarden”, die in deze reactienota is samengevat en behandeld onder de nrs. 19.24 t/m 19.35
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
19.4 De plannen zijn desastreus voor de persoonlijke De afvoer van het hoogwater van 1995 was veiligheid. Dit vanwege het feit dat het Looveer door ongeveer 12.000m3/sec bij Lobith. Voor de verdere
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Reclamant herhaalt de eerder ingebrachte inspraakreacties op de milieueffectrapportage en het voorontwerp-bestemmingsplan. Deze worden voor de volledigheid nogmaals beantwoord.
157 / 392
de verhoogde zomerkaden en vooral door de hoge kade bovenstrooms van de Looveerweg van benedenstrooms gaat opstuwen. De stuwwerking zorgt voor hogere waterstanden bovenstrooms. De voorliggende plannen verhogen het hoogwaterrisico rond en boven de afvoer van 1995.
beantwoording van de zienswijze wordt verwezen naar 19.30
19.5 Aangegeven wordt dat de situatie met ijs en de opvattingen van initiatiefnemers grote zorgen baart bij reclamanten. Het is onzin dat er overeenstemming zou zijn tussen reclamanten en Basal b.v. en HSRO. Er zouden geen afspraken zijn gemaakt.
Op de rivieren kan in koude perioden ijs worden gevormd. Gebeurt dit in een opstapeling van ijsschotsen dan spreken we van een ijsdam. IJsdammen kunnen het doorstroomprofiel van de rivier voor een groot deel afsluiten, waardoor grote verhogingen van waterstanden mogelijk zijn. Dijkdoorbraken en/of overstromingen kunnen het gevolg zijn.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Problemen met kruiend ijs en de vorming van ijsdammen in de bovenrivieren ontstonden vooral in de periode voor de normalisatie van de rivieren in de negentiende eeuw en de daarbij behorende aanleg van kribben. Organisatorisch was het beheer van de rivier indertijd nauwelijks centraal georganiseerd. Ook beschikte men toen nog niet over de technische hulpmiddelen om, bij dreigend gevaar, ijsdammen te verwijderen. Een andere oorzaak waarom ijsgang de laatste tientallen jaren nauwelijks optreedt, is de toename van scheepvaart en de aanwezigheid van industrie langs de rivier. Met name energiecentrales gebruiken het water in de rivier voor koeling en lozen dit enigszins warmere water op de rivier. Het duurt dan langer voor er ijs op de rivier wordt gevormd. Ook begint de degeneratie van het ijs aan het einde van een vorstperiode sneller. Hoewel er steeds meer alternatieve energiebronnen zijn is het niet de verwachting dat dit de komende jaren sterk zal wijzigen. Overstroming als gevolg van ijsdammen heeft zich meer dan 100 jaar niet meer voorgedaan. De kans
158 / 392
dat zich in de nabije toekomst overstromingen als gevolg van ijsdammen voordoen, wordt daardoor sowieso als erg gering ingeschat. De vraag die hier beantwoord moet worden is of dit al kleine risico vergroot wordt door het project Huissensche Waarden. De reclamanten wijzen op het toegenomen gevaar van ijsdamvorming bij Malburgen (Arnhem) en schade en overstromingen als gevolg daarvan. In het geval de uiterwaard niet al eerder is ondergelopen, leidt het project in vergelijking tot de huidige situatie bij gemiddelde en lagere waterstanden tot een toename van het wateroppervlak wat bij vorst ijs kan worden. Dit ijsveld ligt tot dan opgesloten in het gebied. Het kan alleen op drift raken als de waterstanden in de rivier stijgen tot het niveau dat de Looveerdam overstroomt. Dat kan alleen in de situatie dat de Huissensche Waarden gaan meestromen en dat gebeurt alleen bij hoogwater, 8.000 a 9.000 m3/s te Lobith (de inlaat bij Scherpekamp en de kade parallel aan de Looveerweg zijn daar op geconstrueerd). Extra risico voor overstromingen door ijsdammen als gevolg van ijsgang in de Huissensche Waarden zou dus alleen kunnen voorkomen als het tegelijkertijd hoogwater is. Dan zou een in de ontzanding aanwezige ijsplaat moeten losschieten en door de uiterwaard met het hoogwater mee over de Looveerdam heen in benedenstroomse richting, richting Arnhem moeten drijven en daar vorming van ijsdammen met overstroming tot gevolg moeten hebben. De kans dat het scenario van een dikke ijsplaat in de nieuwe ontzanding in de Huissensche Waarden en tegelijkertijd hoogwater zich voordoet is echter te verwaarlozen. Dat zou betekenen dat het in onze omgeving nog vriest terwijl het bovenstrooms in het stroomgebied van de Rijn al wekenlang aan het dooien is. De kans op dit scenario is uiterst klein.
159 / 392
Het is theoretisch denkbaar dat ijs bij stijgende waterstanden tegen de Looveerdam vast komt te zitten. Mocht er zich een ijsdam voordoen op de tuimelkade op de Looveerdam dan is dat slechts een probleem als dit samengaat met een ijsdam in het zomerbed van de rivier en de andere uiterwaard. In dat geval zal de ijsdam met zwaar materieel moeten worden opgeruimd of opgeblazen. In alle gevallen moet eventuele schade aan de tuimelkade na hoogwater worden hersteld gelijk welke andere zomerkade dan ook Het klopt dat er geen overeenstemming is tussen Basal en reclamanten. In de stukken van de initiatiefnemer staat dit ook niet als zodanig opgenomen. Er zijn wel besprekingen geweest. 19.6 Gevraagd wordt of de overheden overal over hebben nagedacht nu verschillende overheden met bijbehorende zorgplichten betrokken zijn bij de plannen. Als voorbeeld wordt genoemd dat het bij een beetje hoogwater en zuidelijke wind het op de Looveerweg niet droog blijft als het water hoog tegen de Looveerwegdam opstuwt. Door overslaand buiswater kunnen reclamanten niet meer droog met de fiets thuis komen. Op de Looveerweg kan een ijsballet ontstaan. Gevraagd wordt hoe het dan moet met het vrachtverkeer en de fietsers. Gevraagd wordt of het voldoende veilig is voor reclamanten. Een ijsplaat kan richting Arnhem verschuiven.
Er is wel degelijk over de onderwerpen nagedacht die beschreven zijn in de vergunningen en het bestemmingsplan. Hieruit blijkt dat de verschillende veiligheidsrisico's gelijk blijven of verminderen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
19.7 Aangegeven wordt dat de uitgevoerde onderzoeken overgedaan moeten worden om ook in de toekomst voor een duurzaam veilige rivier te kunnen zorgen. Verder wordt gesteld dat gelet op het binnendijkse gebied mitigerende maatregelen zijn vereist.
Het onderzoek is uitgevoerd conform de eisen van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de de verschillende bij het project betrokken overheden. besluiten. De resultaten hiervan geven geen aanleiding om binnendijks mitigerende maatregelen te nemen. Het blijkt dat het project bijdraagt aan een duurzaam veilige rivier.
Daarbij hoort ook de bereikbaarheid van de weg over het Looveer. Deze zal verbeteren door de maatregelen. Het overslaand buiswater is bijvoorbeeld geen probleem. Tussen de nieuwe kade en de weg met fietspad ligt voldoende ruimte. Het ijsballet kan nu ook al ontstaan bij hoogwater en vorst. In droge situaties kan volstaan worden met het strooien van zout. In hoogwatersituaties zal op de zelfde wijze transport moet plaatsvinden als in de huidige situatie.
160 / 392
Indien de monitoring van het grondwaternet hiertoe aanleiding geeft kan het bevoegd gezag deze maatregelen alsnog opleggen. 19.8 De eerder ingebrachte reactie op het MER d.d. 26 januari 2009 is als bijlage bijgevoegd bij de zienswijze. Deze reactie is hieronder samengevat.
Reclamant herhaalt de eerder ingebrachte inspraakreacties op de milieueffectrapportage. Deze worden voor de volledigheid nogmaals beantwoord.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
19.9 In de inspraakreactie van 26 januari 2009 Zie beantwoording bij zienswijze 19.4 en 19.30 schrijft reclamant dat zorgen worden gemaakt over de veiligheid bij hoogwater. In het rapport wordt niet ingegaan op welke negatieve effecten die zich bij het Looveer gaan voordoen als gevolg van gewijzigde rivierafvoeren. Een verslechterde situatie zou bij waterstanden zoals in 1995 zijn voorgekomen desastreuze gevolgen hebben voor de situatie aan het Looveer. Dit moet worden onderzocht.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
19.10 In de inspraakreactie van 26 januari 2009 schrijft reclamant dat in het onderzoek wordt ten onrechte niet ingegaan op ijsgang. Op dit punt moet onderzoek worden verricht.
Zie beantwoording bij zienswijze 19.5
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
19.11 In de inspraakreactie van 26 januari 2009 schrijft reclamant dat de gevolgen voor het scheepvaartverkeer zijn onvoldoende onderzocht.
De gevolgen voor het scheepvaartverkeer zijn onder Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de andere onderzocht (rapport 'Rivierkundige Toetsing besluiten. Rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100’) met betrekking tot aanzanding, dwarsstroming, zichtlijnen, externe veiligheid, toetsing aan de Richtlijnen Vaarwegen. Hierover is naar aanleiding van de rivierkundige berekeningen overleg gevoerd met Rijkswaterstaat. Geconcludeerd is dat de effecten van de ingrepen passen binnen het beoordelingskader. De effecten voor het scheepvaartverkeer zijn daarmee voldoende onderzocht.
19.12 In de inspraakreactie van 26 januari 2009 schrijft reclamant dat het onderzoek naar de invloed naar de gewijzigde grondwaterstanden en optredende kwel achten reclamanten te globaal. De
Uit onderzoek en rapporten die opgesteld en beoordeeld zijn in het kader van de Milieueffectrapportage, vergunningen, bestemmingsplan blijkt dat het project geen onaanvaardbare negatieve
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
161 / 392
exacte gevolgen op verschillende voorkomende bodemstructuren en de daarop gesitueerde gebouwen en bouwwerken zijn onvoldoende onderzocht. De conclusie in het rapport is onjuist en niet onderbouwd.
gevolgen heeft voor natuur- en milieuaspecten, grondwatereffecten en de invloed daarvan op land en gebouwen. Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook niet optreden. Uit figuur 7.18 van dat rapport blijkt dat de gevolgen voor het grondwater in het gebied rondom de woning van indiener in een extreem droge zomer maximaal 20 cm tot 40 cm zijn. Uit dat rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Aangezien er echter discussies kunnen ontstaan over effecten van de zandwinplas, hebben de initiatiefnemer en de Gemeente besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen. Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten binnen delen van het invloedsgebied waar de grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor grondwatereffecten.
162 / 392
Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren. Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden. Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden.
163 / 392
19.13 In de inspraakreactie van 26 januari 2009 schrijft reclamant dat reclamant zich erop beroept dat hoewel een doorgaande verbindingszone een belangrijke doelstelling is binnen de huidige natuurontwikkelingsplannen, er geen deskundig onderzoek is gedaan naar optredende blokkades. Daarbij is in het kader van de Ffw nauwelijks of geen onderzoek gedaan naar de gevolgen van de ingrepen.
In het project Huissensche Waarden wordt riviergebonden natuur gerealiseerd. Het project draagt daarmee bij aan de uitwisseling en migratie van riviergebonden soorten langs de rivieren.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
De effecten van het project op de Natura 2000instandhoudingsdoelstellingen zijn in de Natura 2000-toets Huissensche Waarden, passende beoordeling van de inrichtingsschets (10-07-2012) getoetst aan de Natuurbeschermingswet 1998. In dit rapport wordt geconcludeerd dat er het project géén significante negatieve effecten heeft op de Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen. Ook voor soorten beschermd door de Flora- en faunawet is de gunstige staat van instandhouding niet in het geding door uitvoering van het project onder de gedragscode 'zorgvuldig winnen`.
19.14 In de inspraakreactie van 26 januari 2009 schrijft reclamant dat reclamant stelt dat in het onderzoek naar hinder van geluid en stof compleet voorbij wordt gegaan aan het feit dat er op het Looveer percelen voorkomen met de bestemming woondoeleinden. Ten onrechte wordt het gehele gebied bestempeld als bedrijventerrein. De verwachting is dat de woningen op het Looveer veel hinder en overlast gaan ondervinden tijdens de uitvoering en dat daardoor het woonmilieu wordt aangetast. Daarbij is hinder door grof stof te verwachten. De gevolgen voor de woongebieden zijn onvoldoende onderzocht
De geluidbelasting ten gevolge van de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de ontgrondingsactiviteiten ten tijde van de slechtst besluiten. denkbare situatie ter plaatse van de cluster woningen op het industrieterrein Looveer (zie Geluidsrapport rekenpunt IP14_A, Looveer 11) bedraagt circa 38 dB(A). Aanvullend is naar aanleiding van deze reactie nog gerekend bij de woning Looveer 7 (punt 14a). Hier bedraagt de geluidbelasting ten gevolge van de ontgrondingsactiviteiten ten tijde van de slechtst denkbare situatie op enig moment 43,8 dB(A). Volgens de geluidnota van de gemeente Lingewaard geldt hier een ambitiewaarde van 55 dB(A) (woningen op een industrieterrein). Aan de ambitiewaarde wordt ruimschoots voldaan. Het woon- en leefklimaat bij de woningen op het industrieterrein Looveer wordt (gezien de berekende geluidswaarden) niet in enige mate bepaald door de ter plaatse tijdelijke ontgrondingsactiviteiten.
164 / 392
Er is gezien de ligging van de woningen op het Looveerterrein ten opzichte van de zandwinning en de depots op voorhand geen hinder van grof stof te verwachten. In het geval van langdurig aan houdende droogte in combinatie met harde wind tijdens ontgrondingswerkzaamheden in de nabijheid van woningen toch verwaaiing optreden dan zal de vergunninghouder preventieve maatregelen moeten nemen (nat houden). Vergunninghouder is gehouden BBT (best beschikbare techniek) toe te passen. Het optreden van verwaaiing van grof stof is te voorkomen door bovengenoemde preventieve maatregelen te nemen. De Provincie ziet er op toe dat deze maatregelen genomen worden als deze nodig zijn. 19.15 In de inspraakreactie van 26 januari 2009 geeft reclamant aan dat vraagtekens dienen te worden gezet bij de uitgangspunten voor inzet van het materieel bij de berekeningen van het geluid en de emissies van stoffen naar het component lucht. Het is vreemd dat vele stoffen buiten beschouwing worden gelaten met het argument dat deze stoffen nooit een probleem vormen ten opzichte van de achtergrondwaarde.
Het betreft hier een opmerking uit de zienswijzen op Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de het milieueffectrapport van 26-01-2009. Inmiddels besluiten. zijn er nieuwe onderzoeken (Huissensche Waarden, luchtonderzoek in het kader van de aanvraag van de omgevingvergunning (Wabo), d.d. 13 mei 2013)uitgevoerd ten behoeve van de aanvraag voor de omgevingsvergunning (Wabo). Deze onderzoeken hebben bij de ontwerpvergunningen ter visie gelegen en bevatten de relevante informatie. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd volgens en getoetst aan wet- en regelgeving zoals die in heel Nederland worden toegepast. Uit de toetsing van de effecten en gevolgen aan de normen die volgen uit de geldende wet- en regelgeving is ons gebleken dat het initiatief binnen deze normen uitgevoerd kan worden.
19.16 In de inspraakreactie van 26 januari 2009 schrijft reclamant dat aangegeven wordt dat een toename van geluid en de invloed van laagfrequent geluid in het bijzonder aanzienlijk kan zijn. Het probleem op dit punt op het Looveer, Huissen en
Het betreft hier een opmerking uit de zienswijzen op het milieueffectrapport van 26-01-2009. Inmiddels zijn er nieuwe onderzoeken (Huissensche Waarden, geluidonderzoek in het kader van de aanvraag van de omgevingvergunning (Wabo), d.d. 15 mei
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
165 / 392
Angeren is groter dan in het MER wordt gerapporteerd. Een beschouwing ontbreekt over de samenhang met overige geluidhinder op het Looveer en het effect van alle bronnen samen op de vigerende geluidscontouren en de optredende hinder. Het onderzoek is niet volledig zodat geen conclusies kunnen worden opgemaakt met betrekking tot de werkelijk optredende hinder en de totale omvang daarvan.
2013)uitgevoerd ten behoeve van de aanvraag voor de omgevingsvergunning (Wabo). Deze onderzoeken hebben bij de ontwerpvergunningen ter visie gelegen en bevatten de relevante informatie. Geluid Met het akoestisch onderzoek zijn de effecten van het project in kaart gebracht. Uit de toetsing van deze effecten ten aanzien van de geldende normen is gebleken dat de effecten binnen de normstelling blijven. Laagfrequent geluid In het akoestisch onderzoek dat bij het verzoek omgevingsvergunning is gevoegd is de emissie laagfrequent geluid in kaart gebracht. Het beoogde in te zetten materieel van Basal is doorgemeten op de emissie van laag frequent geluid. Er is gebleken dat dit materieel geen laag frequent geluid produceert Het woon- en leefklimaat bij de woningen op het industrieterrein Looveer wordt (gezien de berekende geluidswaarden) niet in enige mate bepaald door de ter plaatse tijdelijke ontgrondingsactiviteiten). Er is daarom ook geen sprake van een ernstige of langdurige cumulatie van geluid als gevolg van de ontgrondingsactiviteiten.
19.17 In de inspraakreactie van 26 januari 2009 schrijft reclamant dat reclamant meerdere malen zorgen hebben geuit over de negatieve gevolgen voor de ontsluitingsweg van het Looveer naar Huissen. Onderzoek in het MER geeft aan dat de verbindingsweg vaker kan overstromen maar verbind hieraan nauwelijks conclusies. Alternatieve oplossingen worden niet onderzocht.
In het kader van de herinrichting van de uiterwaard wordt de zomerkade verlegd naar een tracé aan de zuidzijde van de toegangsweg naar het bedrijventerrein, hierdoor zijn er geen negatieve gevolgen voor de ontsluitingsweg van het Looveer.
Deze zienswijze heeft gevolgen voor de watervergunning.
Het Waterschap is bereid mee te werken aan een gedifferentieerd inlaatbeleid voor de buitenpolder Huissensche Waarden, mits de zomerkade rond het noordelijk deel van de uiterwaard zodanig wordt
166 / 392
aangepast dat deze van voldoende waterkerend profiel wordt voorzien (kruin 3,00 meter breed, taluds 1:3, erosiebestendige grasmat) en dat in de toegangsweg naar het Looveerterrein een schuifduiker wordt gemaakt. Met deze toegevoegde maatregelen wordt het mogelijk om het noordelijk deel van de buitenpolder later te laten inunderen bij hoge rivierafvoeren dan in de huidige opzet. Het zuidelijk deel houdt het bestaande inlaatbeleid. Rijkswaterstaat en het waterschap stemmen in met deze toegevoegde maatregelen, door aanpassing als zodanig in de watervergunning. Door de aanleg van een zomerkade (13,1m+nap) aan de zuidzijde en verbetering van de zomerkade in het noordelijke deel van de uiterwaard (12,6m+nap) kan de overstromingsfrequentie van de Looveerweg afnemen. In de huidige situatie overstroomt de Looveerweg gemiddeld 3,4 dagen per jaar. Na uitvoering van de werkzaamheden zal de overstromingsfrequentie verminderen. 19.18 De inspraakreactie op het voorontwerp Reclamant herhaalt de eerder ingebrachte Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de bestemmingsplan d.d. 17 oktober 2012 is bijgevoegd inspraakreacties op het voorontwerpbesluiten. en wordt hieronder samengevat. bestemmingsplan. Deze worden voor de volledigheid nogmaals beantwoord. 19.19 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 schrijft reclamant dat door de bestemmingsplanwijziging wordt de woon- en leefsituatie op het Looveer onnodig en onevenredig zwaar aangetast en derhalve wordt de situatie minder veilig. Ook de bereikbaarheid bij hoogwatercondities en ijsgang komt in gevaar.
Gezien de beantwoording bij zienswijze 19.5, 19.6 en Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de 19.14 tot en met 19.17 heeft de besluiten. bestemmingsplanwijziging geen negatief effect op de woon- en leefsituatie op het Looveer.
19.20 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 schrijft reclamant dat de kans op schade, hinder en onveilige situaties neemt als gevolg van de plannen toe. De rivierbodem wijzigt en er zal meer sprake zijn
Zie beantwoording bij zienswijzen 19.25 tot en met 19.35. Na de MER-procedure is ten behoeve van de vergunnings- en bestemmingsplan-procedures aanvullend onderzoek gedaan. De resultaten van dit
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
167 / 392
van scheepvaartmanoeuvres, meer hinderlijke stroming, extra recreatievaart etc. Ook neemt de hoogwaterveiligheid voor het woongebied af.
onderzoek zijn gepubliceerd in het rapport “Rivierkundige toetsing, Rivierverruiming Huissensche Waarden, Arcadis, 21 juli 2012, C03021.000099.0100.0100. Geconcludeerd wordt dat een aanzienlijk effect op de afvoer van water mogelijk is zonder noemenswaardig nadelige effecten op: 1. afvoerverdeling maatgevend hoogwater, normaal hoogwater en laagwater, 2. sedimentatie in de vaarweg, 3. dwarsstromen. De effecten blijven binnen de geldende normen. De nautische veiligheid is niet in het geding.
19.21 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 Zie beantwoording bij zienswijze 19.5 schrijft reclamant dat ondanks het verzoek van de insprekers om de situatie en de risico’s bij ijsgang te beoordelen, is dit niet gedaan. De kans op ijsgang (in combinatie met hoge rivierstanden) neemt toe. Bij ijs in de rivieren en in de ontzanding kunnen aan de Looveer door de ontgrondingen zeer gevaarlijke situaties ontstaan.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
19.22 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 stelt reclamant dat de door de overheid beloofde rivierveiligheid met ruimtelijke kwaliteit wordt niet waargemaakt. Een alternatief als kribverlaging heeft de voorkeur.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Het plan voorziet in de gestelde doelen met betrekking tot rivierveiligheid en ruimtelijke kwaliteit. In het kader van de PKB zijn verschillende maatregelen onderzocht, waaronder kribverlaging. In de PKB Ruimte voor de Rivier is kribverlaging als neutraal beoordeeld op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Door de realisatie van de natuur doelstellingen en de mogelijkheden die er voor recreatie ontstaan in dit project heeft de inrichting van de Huissense waard een positieve bijdrage voor de ruimtelijke kwaliteit. De bijdrage aan de veiligheid tegen overstromen is gelijkwaardig aan kribverlaging.
168 / 392
19.23 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 schrijft reclamant dat verzocht wordt om de termijn voor het indienen van een planschadeverzoek te verlengen, omdat pas na voltooiing van de werkzaamheden de nadelige effecten zichtbaar kunnen worden.
Een aanvraag om tegemoetkoming in schade ex Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening (ook wel besluiten. planschade verzoek genoemd) dient op grond van artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening binnen vijf jaar nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden te worden ingediend. Planschade ziet toe op schade in de vorm van inkomensderving of een vermindering van waarde van een onroerende zaak als gevolg van met name een wijziging van het planologisch regime. In onderhavig geval is dat het bestemmingsplan. Verlenging van de termijn voor het indienen van een aanvraag om tegemoetkoming in schade is niet mogelijk. Schade als gevolg van de uitvoering van het project (waaronder zetting etc.) maakt geen onderdeel uit van de planschaderegeling. Aantoonbare schade kan te alle tijde verhaald worden op de initiatiefnemer.
19.24 Reclamanten hebben zich door deskundigen laten informeren over waterhuishoudkundige aspecten.
Het gaat om de notitie “Rivierkundige opmerkingen m.b.t. plan Huissensche Waarden”. Deze bijlage is hieronder samengevat en beantwoord.
19.25 In de inleiding wordt aangegeven dat een rivierkundig onderzoek is uitgevoerd door de initiatiefnemer en dat deze beoordeeld is in onderhavige bijlage. In deze bijlage worden opmerkingen gemaakt ter beschouwing van de veiligheidsrisico’s voor de omgeving. Aangegeven wordt dat de plannen al lange tijd lopen en dat er een hoge tijdsdruk is ontstaan. In alle haast dienen ingewikkelde rivierkundige vraagstukken te worden beoordeeld. Aangegeven wordt dat het particuliere onderzoek wordt gebruikt om de gemaakte plannen met een enorm eigen belang en overheidsbelang tot uitvoering te kunnen brengen.
Deze opmerking over haast en tijdsdruk wordt ter Deze zienswijze heeft gevolgen voor de kennisgeving aangenomen. Het planproces loopt al Watervergunning en de ontgrondingsvergunning. vanaf 2003. Gaande dit project zijn informatieavonden georganiseerd en is schriftelijk en digitaal informatie beschikbaar gesteld. De beoordeling heeft op de correcte wijze kunnen plaatsvinden.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Alle projecten moeten, ongeacht de aard van de initiatiefnemer, voldoen aan het Rivierkundig beoordelingskader voor ingrepen in de Grote Rivieren. Dit document is opgesteld door Rijkswaterstaat en de projectorganisatie Ruimte voor de Rivier. Het omvat onder andere eisen over de te hanteren computermodellen voor de Rijntakken, maatgevende condities bij uit te voeren berekeningen en gegevens voor hydraulische effectberekeningen. Het Rivierkundig
169 / 392
beoordelingskader komt voort uit de behoefte om ingrepen in de rivier op een eenduidige en uniforme manier te kunnen beoordelen en geldt voor ingrepen in de Rijntakken, Maas, Rijn-Maasmonding en Zwarte Water. Het is correct dat het verrichte onderzoek van belang is als onderbouwing bij de vergunningaanvraag om het project tot uitvoering te brengen. Het bevoegd gezag heeft het verrichte onderzoek beoordeeld en is van mening dat de aangevraagde maatregelen passen binnen de gestelde normen. 19.26 Aangeven wordt dat gekeken is naar het gedrag van water en ijs in relatie tot de overstromingsrisico’s m.b.t. voor het binnendijks gebied en buitendijks gelegen terpen zoals het Looveer. De Rijn is een natuurlijke weg voor verplaatsing van water, ijs, sediment en levende materie. Voor een veilige leefomgeving is het belangrijk dat deze natuurlijke weg duurzaam en goed blijft functioneren. Aangegeven wordt dat water en ijs in korte perioden ook gevaarlijk kunnen zijn. Er wordt verwezen naar literatuur.
Uit de rivierkundige berekeningen (rapport Deze zienswijze heeft gevolgen voor de 'Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Watervergunning en de ontgrondingsvergunning. Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100) blijkt dat tegen de winterdijk over een traject van 6 km nabij Huissen en Angeren door de plannen Huissensche Waarden als blijvende gevolgen van het meestromend maken van de uiterwaard een opstuwing van 10 cm op te treden. De bandijk is bestand tegen deze hogere waterstanden, waardoor de hoogwaterveiligheid van het binnendijkse gebied niet in gevaar komt. Het waterschap Rivierenland heeft één en ander positief beoordeeld. Om die reden heeft Waterschap Rivierenland aangegeven geen overwegende bezwaren tegen het plan Huissensche Waarden te hebben. In een brief d.d. 18 januari 2013 gericht aan RWS ON, met onderwerp ‘Watervergunning Ruimte voor de Rivier -maatregel Huissensche Waarden, rivierkundige opstuwing tegen bandijk’, heeft het Waterschap Rivierenland dit bevestigd. Het planvoornemen is opgesteld, met daarbij in ogenschouw genomen de natuurwaarden, cultuurhistorische waarden, duurzame waterhuishouding en ruimtelijke kwaliteit. Het plan draagt in positieve zin bij aan genoemde waarden en
170 / 392
de ruimtelijke kwaliteit. Daarmee wordt ook voldaan aan de doelstelling van de PKB Ruimte voor de Rivier. Op de rivieren kan in koude perioden ijs worden gevormd. Gebeurt dit in een opstapeling van ijsschotsen dan spreken we van een ijsdam. IJsdammen kunnen het doorstroomprofiel van de rivier voor een groot deel afsluiten, waardoor grote verhogingen van waterstanden mogelijk zijn. Dijkdoorbraken en/of overstromingen kunnen het gevolg zijn. Problemen met kruiend ijs en de vorming van ijsdammen in de bovenrivieren ontstonden vooral in de periode voor de normalisatie van de rivieren in de negentiende eeuw en de daarbij behorende aanleg van kribben. Organisatorisch was het beheer van de rivier indertijd nauwelijks centraal georganiseerd. Ook beschikte men toen nog niet over de technische hulpmiddelen om, bij dreigend gevaar, ijsdammen te verwijderen. Een andere oorzaak waarom ijsgang de laatste tientallen jaren nauwelijks optreedt, is de toename van scheepvaart en de aanwezigheid van industrie langs de rivier. Met name energiecentrales gebruiken het water in de rivier voor koeling en lozen dit enigszins warmere water op de rivier. Het duurt dan langer voor er ijs op de rivier wordt gevormd. Ook begint de degeneratie van het ijs aan het einde van een vorstperiode sneller. Hoewel er steeds meer alternatieve energiebronnen zijn is het niet de verwachting dat dit de komende jaren sterk zal wijzigen. Overstroming als gevolg van ijsdammen heeft zich meer dan 100 jaar niet meer voorgedaan. De kans dat zich in de nabije toekomst overstromingen als gevolg van ijsdammen voordoen, wordt daardoor sowieso als erg gering ingeschat. De vraag die hier
171 / 392
beantwoord moet worden is of dit al kleine risico vergroot wordt door het project Huissensche Waarden. De reclamanten wijzen op het toegenomen gevaar van ijsdamvorming bij Malburgen (Arnhem) en schade en overstromingen als gevolg daarvan. In het geval de uiterwaard niet al eerder is ondergelopen, leidt het project in vergelijking tot de huidige situatie bij gemiddelde en lagere waterstanden tot een toename van het wateroppervlak wat bij vorst ijs kan worden. Dit ijsveld ligt tot dan opgesloten in het gebied. Het kan alleen op drift raken als de waterstanden in de rivier stijgen tot het niveau dat de Looveerdam overstroomt. Dat kan alleen in de situatie dat de Huissensche Waarden gaan meestromen en dat gebeurt alleen bij hoogwater, 8.000 a 9.000 m3/s te Lobith (de inlaat bij Scherpenkamp en de kade parallel aan de Looveerweg zijn daar op geconstrueerd). Extra risico voor overstromingen door ijsdammen als gevolg van ijsgang in de Huissensche Waarden zou dus alleen kunnen voorkomen als het tegelijkertijd hoogwater is. Dan zou een in de ontzanding aanwezige ijsplaat moeten losschieten en door de uiterwaard met het hoogwater mee over de Looveerdam heen in benedenstroomse richting, richting Arnhem moeten drijven en daar vorming van ijsdammen met overstroming tot gevolg moeten hebben. De kans dat het scenario van een dikke ijsplaat in de nieuwe ontzanding in de Huissensche Waarden en tegelijkertijd hoogwater zich voordoet is echter te verwaarlozen. Dat zou betekenen dat het in onze omgeving nog vriest terwijl het bovenstrooms in het stroomgebied van de Rijn al wekenlang aan het dooien is. De kans op dit scenario is uiterst klein.
172 / 392
Het is theoretisch denkbaar dat ijs bij stijgende waterstanden tegen de Looveerdam vast komt te zitten. Mocht er zich een ijsdam voordoen op de tuimelkade op de Looveerdam dan is dat slechts een probleem als dit samengaat met een ijsdam in het zomerbed van de rivier en de andere uiterwaard. In dat geval zal de ijsdam met zwaar materieel moeten worden opgeruimd of opgeblazen. In alle gevallen moet eventuele schade aan de tuimelkade na hoogwater worden hersteld gelijk welke andere zomerkade dan ook. 19.27 Aangegeven wordt dat het Looveer overstroomt bij waterafvoeren van ca. 12000 m3/s en hoger te Lobith. Windgolven kunnen een extra risico opleveren, zeker bij grote strijklengtes over het veel diepere water van de ontzanding. De boerderij van Willemsen is dan extra kwetsbaar.
Bij afvoeren van 12.000 m3/s te Lobith staat ook in Deze zienswijze heeft gevolgen voor de de huidige situatie de gehele uiterwaard onder water watervergunning met gemiddelde waterdieptes van 3 à 4 m. Door het plan Huissensche Waarden verandert de strijklengte niet. Door het diepere water van de ontzanding zullen de windgolven niet hoger en groter worden, de opwaaiing zal zelfs door de grotere waterdiepten minder zijn. Het project Huissensche Waarden veroorzaakt geen extra overlast door windgolven, ook niet bij de boerderij van Willemsen. Aan de westzijde zal een verhoogde wal om het hoogwatervrije deel van het Looveerterrein aangelegd worden. Deze wal zal door de breedte, beplanting en voldoende hoogte (N.A.P + 15.10 meter ) het Looveerterrein en boerderij Willemsen extra beschermen tegen windgolven.
19.28 Een omissie in het veiligheidsonderzoek is dat het effect van wind op water en ijs niet echt is onderzocht. Een enkele vergelijking met huidige windeffecten op het relatief ondiepe water van de uiterwaard en de daarin genoemde obstakels zoals begroeiing, is niet relevant.
Zie voor de inhoudelijke weerlegging ook de beantwoording bij de zienswijzen 19.27
Deze zienswijze heeft gevolgen voor de watervergunning
Het klopt dat het effect van wind op water en ijs niet specifiek extra is onderzocht. Deze toets is immers geen onderdeel van het door Rijkswaterstaat en de projectorganisatie Ruimte voor de Rivier opgestelde Rivierkundig beoordelingskader voor ingrepen in de Grote Rivieren. De kans dat dit verschijnsel door uitvoering van het project extra zal toenemen is
173 / 392
echter zeer klein (zie beantwoording bij 19.26). De uiterwaarden zijn hier ruim en relatief constant in breedte en hoogteprofiel. Extra ophoping van kruiend ijs door uitvoering van de ontzanding en de inrichtingsmaatregelen bij de Looveerweg en de nieuwe zomerdijken is door de versterkte en verflauwde taluds niet te verwachten. Een toegevoegde maatregel als gevolg van de zienswijze is een wal aan de westzijde van het Looveer. Deze wal zal door de breedte, beplanting en voldoende hoogte het Looveer ook kunnen beschermen tegen eventueel opwaaiende golven en ijs. 19.29 Aangegeven wordt dat het binnendijks gebied overstromingsvrij blijft zolang de hoogwaterkering blijft functioneren. Hoe hoger de waterstand, hoe groter de druk en daarmee de potentie voor overstromingen. Overstromingsrisico’s ontstaan ook bij normaal hoogwater en laagwater. Dit wordt minder beseft. Uit het onderzoek van de initiatiefnemer blijkt dat de waterstanden in de gehele uiterwaard flink gaan stijgen. De resultaten hierover zijn niet compleet gepresenteerd. Dit levert een dubbel gevoel op van te weinig motivatie voor transparantie of te weinig besef van de impact voor de veiligheid. Aangegeven wordt dat uit de gepubliceerde stukken een gemiddelde burger niet direct een overzichtelijk totaalbeeld van het overstromingsrisico vormen. Hiervoor is schaarse specialistische rivierkundige kennis nodig.
Zie voor de inhoudelijke weerlegging ook de beantwoording bij de zienswijzen 19.5 en 19.30
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
Deze zienswijze heeft betrekking op afbeeldingen 12 en 22 in het rapport van 'Rivierkundige toetsing rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C3021.000098.0100.0100”. Het is mogelijk dat deze afbeelding door een andere inkleuring en indeling van de legenda kan wijzigen. Het gebied met waterstandverhoging kan wijzigen doordat ook inzicht wordt verkregen in de gebieden waar 0-2 cm waterstandverhoging optreedt. Het bijstellen van deze afbeelding is echter niet relevant om de effecten op hun aanvaardbaarheid te beoordelen. Het is niet zo dat door de plannen de rivierwaterstanden hoger worden. In de betreffende berekening van de waterstandeffecten is alleen uitgegaan van de effecten als gevolg van het project Huissensche Waarden. Als gevolg van de gezamenlijke projecten van de PKB – Ruimte voor de Rivier zal echter in het gehele gebied met uitzondering van het inlaatgebied, waar het water de uiterwaard instroomt, en vlak voor het Looveer, bij maatgevende waterstanden een daling optreden.
174 / 392
De waterstanden bij hoogwater nemen in hun grootste deel van het gebied juist af door dit project. Daar waar bij extreme hoogwaters het water vanuit de uiterwaard weer terugstroomt is er op sommige plekken sprake van een beperkte verhoging. Dit is een onlosmakelijk gevolg van het uitvoeren van verruimende maatregelen in de uiterwaarden. Deze lokale verhoging wordt door de dijkbeheerder acceptabel geacht omdat de beoogde maatregelen de hoogwaterveiligheid per saldo vergroten. Uit de rivierkundige berekeningen (rapport “Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Huissense Waarden, d.d 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100) blijkt dat tegen de winterdijk over een traject van 6 km nabij Huissen en Angeren door de plannen Huissensche Waarden als blijvende gevolgen van het meestromend maken van de uiterwaard een opstuwing van 10 cm op te treden. De bandijk is bestand tegen deze hogere waterstanden, waardoor de hoogwaterveiligheid van het binnendijkse gebied niet in gevaar komt. Het waterschap Rivierenland heeft één en ander positief beoordeeld. Om die reden heeft waterschap Rivierenland aangegeven geen overwegende bezwaren tegen het plan Huissensche Waarden te hebben. In een brief d.d. 18 januari 2013 gericht aan Rijkswaterstaat ON, met onderwerp ‘Watervergunning Ruimte voor de Rivier-maatregel Huissensche Waarden, rivierkundige opstuwing tegen bandijk’, heeft het waterschap Rivierenland dit bevestigd. Het planvoornemen is opgesteld, met daarbij in ogenschouw genomen de natuurwaarden, cultuurhistorische waarden, duurzame waterhuishouding en ruimtelijke kwaliteit. Het plan draagt in positieve zin bij aan genoemde waarden en
175 / 392
de ruimtelijke kwaliteit. Daarmee wordt ook voldaan aan de doelstelling van de PKB Ruimte voor de Rivier. Het is voorstelbaar dat de gemiddelde burger uit de gepubliceerde stukken niet direct een overzichtelijk totaalbeeld van het overstromingsrisico kan vormen. De problematiek is immers complex en de berekening van effecten geschiedt via specialistische modellen door hoog opgeleide deskundigen. Daarbij is het extra lastig dat het hier zowel gaat om de effecten van het individuele project Huissensche Waarden als om de keten van gevolgen van alle gezamenlijke projecten van PKB Ruimte voor Rivier (pakkettoets). Weg- en waterbouwkundigen maken de afweging of de hoogwaterkering bestand is tegen de berekende waterstanden. De bijbehorende rapportages zijn hiervoor bedoeld en minder gericht op het publiek. 19.30 Aangegeven wordt dat voor de terp Looveer rond het inundatieniveau, bij afvoeren van ca. 12000 m3/s te Lobith geen waterstandseffecten berekend en/of gepresenteerd worden. Bij de beschouwing van de inundatiekans van het Looveer presenteert men niet de effecten van de maatregels zelf maar haalt men er in bijlage 7b van het bestemmingsplan plots mogelijke MHW-effecten van eventuele maatregelen buiten het projectgebied bij om op een ingewikkelde wijze een voordeel voor de inundatiekans te bewijzen. Daarmee wordt onvoldoende inzicht verschaft van de werkelijke consequenties bij de verschillende afvoerniveaus.
De waterstandeffecten bij afvoeren van ca.12000 m3/s zijn niet apart berekend maar via interpolatie tussen de berekende waterstandeffecten bij 10.000 m3/s en 16.000 m3/s te Lobith bepaald.
Deze zienswijze heeft gevolgen voor de watervergunning.
Uit de rivierkundige berekeningen blijkt dat aan de westzijde van het hoogwatervrije deel van het Looveerterrein extra opstuwing ontstaat. Dit komt door het vergroten van de inlaat bij de Scherpekamp én de aanleg van een kade bij de zuidzijde van de Looveerweg. De mate van opstuwing is afhankelijk van de optredende afvoer. Bij maatgevende afvoer van 16000 m3/s is het effect geringer dan bij lagere hoogwaters. De opstuwing ten gevolge van de aanleg van de kade aan de zuidzijde van de Looveerweg is ten zuiden van de Looveerweg, westelijk van het Looveerterrein het grootst. Bij een afvoer van 12.000
176 / 392
m3/s is de opstuwing op deze locatie ongeveer 14 cm. Een aanzienlijke vergroting van de inundatiefrequentie van het Looveerterrein zou het gevolg kunnen zijn. Als gevolg van de gezamenlijke projecten van de PKB-Ruimte voor de Rivier zal benedenstrooms van Huissensche Waarden een waterstanddaling optreden. Een aantal benedenstroomse PKB-Ruimte voor de Rivier projecten is reeds voltooid (o.a. Spoorbrug Oosterbeek), andere zijn in voorbereiding (o.a. Meinerswijk). Om die reden is het terecht dat de waterstandeffecten van de benedenstroomse maatregelen in het kader van PKB-Ruimte voor de Rivier meegenomen worden in de beoordeling van de uiteindelijke waterstandeffecten van project Huissensche Waarden. Het waterstandverlagend effect van de benedenstroomse maatregelen PKB – Ruimte voor de Rivier blijkt echter niet voldoende om de opstuwing bij 12.000 m3/s westelijk van het Looveerterrein te compenseren. Voor delen van het zuidelijk deel van Looveerterrein die lager liggen dan N.A.P. + 14,50 meter zal een toename van de overstromingsfrequentie ontstaan. Om de overstromingsfrequentie gelijk te houden zal aan de westzijde een verhoogde wal om het hoogwatervrije deel van het Looveerterrein worden aangelegd. 19.31 De 30 cm waterstandsdaling van zogenaamde benedenstroomse maatregelen is onvoldoende onderbouwd en niet relevant. Het gaat bij de beoordeling primair om de effecten van de maatregel zelf. De 30 cm verlaging zegt nog niet dat er op het lagere inundatieniveau van het Looveer ook waterstandsdaling optreedt. De waterstanden om het
Zie voor de inhoudelijke weerlegging de beantwoording bij de zienswijzen 19.30
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
Uit de rivierkundige berekening blijkt dat het project Huissensche Waarden in de uiterwaard ten westen van het Looveerterrein bij maatgevende omstandigheden een lokale verhoging van de
177 / 392
riviereiland Looveer gaan stijgen bij een gelijke rivierafvoer op het Pannerdensch-Kanaal.
waterstand zal optreden. In de betreffende berekening is alleen uitgegaan van het project Huissensche Waarden. Als gevolg van de gezamenlijke projecten van de PKB-Ruimte voor de Rivier zal benedenstrooms van Huissensche Waarden een daling optreden. Een aantal benedenstroomse PKB-Ruimte voor de Rivier projecten is reeds voltooid (o.a. Spoorbrug Oosterbeek), andere zijn in voorbereiding (o.a. Meinerswijk). Om die reden is het terecht dat de waterstandeffecten van de benedenstroomse maatregelen in het kader van PKB-Ruimte voor de Rivier meegenomen worden in de beoordeling van de uiteindelijke waterstandeffecten van project Huissensche Waarden. Op basis van de doelstellingen van de PKB Ruimte voor de Rivier was oorspronkelijk binnen het project Huissensche Waarden de aanname dat het maatregelenpakket bij maatgevend hoogwater voor een verlaging van circa 30 cm zou zorg dragen. Bij normale hoogwater afvoeren zou het effect circa 15 cm bedragen. Lokaal optredende extra opstuwing zou derhalve ruimschoots gecompenseerd worden door de overige PKB maatregelen. Het geraamde effect van de benedenstroomse PKB – Ruimte voor de Rivier maatregelen blijkt echter circa de helft lager te liggen. Voor delen van het zuidelijk deel van Looveerterrein die lager liggen dan NAP + 14,50 meter betekent dat een toename van de overstromingsfrequentie. Om de overstromingsfrequentie gelijk te houden aan zoals die nu is, zal aan de westzijde een verhoogde wal om het hoogwatervrije deel van het Looveerterrein worden aangelegd.
19.32 Over ijs en ijsgang wordt opgemerkt dat in verband met veiligheid het gedrag van ijs en ijsgang
Zie voor de inhoudelijke weerlegging de beantwoording bij de zienswijzen 19.5.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
178 / 392
dient te worden onderzocht. Dit onderzoek is niet uitgevoerd. Verwezen wordt naar literatuur. Aangegeven wordt dat de opmerkingen/reacties in de inspraaknota enige wetenschappelijke diepgang missen. 19.33 Over de uitgevoerde hoogwaterberekeningen worden opmerkingen gemaakt. Verwezen wordt naar het Arcadis rapport en het bestemmingsplan. Opgemerkt wordt dat het opvallend is dat in de referentiesituatie niet de vigerende bestemmingsplannen zijn opgenomen. Het Looveer mist een groot deel van een uitbreiding die al vele jaren geleden is gerealiseerd. De dijkverlegging bij Westervoort en ophogingen bij de boerderij van Willemsen zijn niet opgenomen in de referentie. Er ontstaat mogelijk een verkeerd beeld op van het rivierkundig effect van alle plannen. Gevraagd wordt welk effect waar bij hoort en wat daarvan de invloed is op de veiligheid. Een omissie in het onderzoek is dat de actuele riviersituatie met en zonder voorliggende plannen niet kan worden beoordeeld.
De reacties in de inspraaknota zijn niet bedoeld voor wetenschappelijk gebruik. De reactie is opgesteld om het standpunt over de reactie van de reclamant te verduidelijken. De aard van de beantwoording is samengesteld in overleg met diverse deskundigen. Voor de rivierkundige berekeningen voor Huissensche Waarden is gebruikt gemaakt van de formeel vastgestelde rekenmodellen voor aanlegprojecten. Dit is vastgelegd in het werkprotocol netwerkmodellen (feb 2010 gepubliceerd), dat de toepassing van netwerkmodellen in de primaire processen van RWS regelt.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Voor het plan Huissensche Waarden betekent dit dat als referentie is gekozen voor het model Simona_Rijn_PKB_3_2. Door de keuze van dit model wordt de referentie voor toetsing van het plan Huissensche Waarden bevroren op de situatie van de Hydraulische Randvoorwaarden 2001 (HR2001). Het model Simona_Rijn_PKB_3_2 sluit aan op het model en uitgangspunten die indertijd bij dat bij het formuleren van het aanlegdoel is gebruikt. Het klopt dat de referentie niet volledig overeenkomt met de werkelijke situatie buiten in het veld. Het betreft evenwel een geringe afwijking betrekking hebbend op een minder intensief doorstroomd gebied gelegen in de luwte van een hoogwatervrij terrein. De effecten daarvan zijn beperkt en lokaal van aard.
19.34 Het valt op dat tussen 10.000 en 16.000 m3/s de stappen van 2000 m3/s worden verlaten terwijl op deze niveaus juist belangrijke schade effecten kunnen worden verwacht. Het uitgevoerde onderzoek is onvoldoende/onvolledig om schade, hinder en overige risico’s te kunnen beoordelen.
Zie ook de beantwoording van de zienswijze 19.31.
Deze zienswijze heeft gevolgen voor de watervergunning.
De waterstandeffecten bij afvoeren tussen 10000 m3/s en 16000 m3/s zijn niet apart berekend maar via interpolatie tussen de berekende waterstandeffecten bepaald.
179 / 392
Uit de rivierkundige berekeningen blijkt dat aan de westzijde van het hoogwatervrije deel van het Looveerterrein extra opstuwing ontstaat. Dit komt door het vergroten van de inlaat bij de Scherpekamp én de aanleg van een kade bij de zuidzijde van de Looveerweg. De mate van opstuwing is afhankelijk van de optredende afvoer. Bij maatgevende afvoer van 16000 m3/s is het effect geringer dan bij lagere hoogwaters. De opstuwing ten gevolge van de aanleg van de kade aan de zuidzijde van de Looveerweg is ten zuiden van de Looveerweg, westeljik van het Looveerterrein het grootst. Een aanzienlijke vergroting van de inundatiefrequentie van het Looveerterrein zou het gevolg kunnen zijn. Naar aanleiding van de zienswijzen over mogelijke schade als gevolg van opstuwing is dit verder onderzocht. Hierbij is er rekening gehouden met een verlaging van de opstuwing bovenstrooms van de Looveerdam door de benedenstrooms uitgevoerde en nog uit te voeren rivierverruimende maatregelen in het kader van de PKB – Ruimte voor de rivier. Uit het onderzoek blijkt dat voor delen van het zuidelijk deel van Looveerterrein die lager liggen dan NAP + 14,50 meter een toename van de overstromingsfrequentie ontstaat. Om de overstromingsfrequentie gelijk te houden zal aan de westzijde een verhoogde wal om het hoogwatervrije deel van het Looveerterrein worden aangelegd. 19.35 Geconcludeerd wordt dat het rivierkundig onderzoek niet volledig en onvoldoende transparant is gepresenteerd. Hiermee kan geen goed eindoordeel gevormd worden.
Mede naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen Deze zienswijze heeft gevolgen voor de en op verzoek van Rijkswaterststaat zijn enkele Watervergunning en de ontgrondingsvergunning. aspecten zoals de overstromingsrisico’s van het Looveerterrein en de overstromingsrisico’s door ijsgang nader bekeken.
180 / 392
Het is niet correct dat het rivierkundig onderzoek niet compleet en transparant is gepresenteerd. Deze stukken zijn op de voorgeschreven wijze ter visie gelegd bij de verschillende procedures in het kader van de MER, vergunningen en bestemmingsplan. Alle relevante stukken waren en zijn publiek bovendien toegankelijk gemaakt via internet. Het is voorstelbaar dat voor de gemiddelde burger de gepubliceerde stukken niet transparant zijn gepresenteerd. De problematiek is immers complex en de berekening van effecten geschiedt via specialistische modellen door deskundigen. De rapportages zijn voor deze deskundigen bedoeld en minder gericht op het publiek. Rijkswaterstaat heeft deze specialistische expertise echter wel. Zij hebben mede daarom dan de wettelijke taak om een goede inschatting van de aanvaardbaarheid van de effecten te maken. In dit geval hebben zij beoordeeld dat de rivierkundige effecten van dit project binnen de toegestane normen blijven. 20. Reclamant 20
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
20.1 De zienswijze richt zich op alle ter visie liggende De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de stukken. Het bestemmingsplan en de vergunningen terinzagelegging ingediend. De zienswijze komt besluiten. (met verwijzing naar bijlagen) worden opgesomd. hieronder inhoudelijk aan de orde. 20.2 De Gemeente kan het ontwerp bestemmingsplan niet vaststellen. Reclamant meent dat sprake is van onbehoorlijk bestuur. De Gemeente heeft een zorgplicht voor haar inwoners.
De Gemeente is bevoegd gezag voor het ruimtelijk plan. Bij de behandeling van het plan en de zienswijzen op het ontwerpplan vergewist de Gemeente zich van de volledigheid en juistheid van alle voor het plan relevante gegevens en documenten. Vanwege de samenhang tussen het
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
181 / 392
ruimtelijk plan en de uitvoeringsbesluiten (vergunningen) is gekozen voor een gecoördineerde procedure. Daarmee wordt bevorderd dat bij de behandeling van het plan ook inzicht bestaat in de wijze waarop zienswijzen op de ontwerpvergunningen door de bevoegde gezagen worden verwerkt. Daarmee is de informatievoorziening voor alle bevoegde gezagen zo volledig mogelijk en wordt de gemeenteraad in de gelegenheid gesteld het ruimtelijk plan met inachtneming van ingediende zienswijzen en de verwerking daarvan, te behandelen. 20.3 Uit het bestemmingsplan blijkt onder andere dat binnendijks kwel ontstaat bij hoge rivierstanden (2.3.2, p. 20). Daarbij heeft Arcadis onjuist onderzoek uitgevoerd. Arcadis is uitgegaan van onjuiste waterstanden blijkens een notitie die is bijgevoegd. Ook is er geen rekening gehouden met klimaatveranderingen. Dit dient te worden onderzocht.
Arcadis heeft geen onjuist onderzoek uitgevoerd. Het voldoet zowel qua methodiek als qua gebruik van bodem- en grondwatermodellen aan alle eisen van de betrokken overheidsorganen. Het onderzoek uitgevoerd aan de hand van de uitgangspunten welke waterschap Rivierenland heeft opgesteld. Dit geldt ook met betrekking tot de gehanteerde hoge en lage waterstanden. In het kader van de ingediende zienswijzen is dit rapport bovendien opnieuw gecontroleerd. Dit is mede gedaan door deskundigen die werkzaam zijn bij het bevoegd gezag en voorheen niet bij het project betrokken waren. Ook is onderzocht of de aannames met betrekking tot de in het rekenmodel opgenomen lage waterstanden gezien de huidige inzichten verantwoord zijn.
Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Daarbij zijn controle berekeningen uitgevoerd met de nieuwste gegevens. Hoewel er beperkte verschillen ontstaan in grondwaterstanden wijken de conclusies met betrekking tot zetting en schade niet af van eerdere rapporten. Deze extra toets zal als bijlage worden opgenomen bij de verschillende vergunningen.
De gekozen methodiek is vergelijkbaar met de meeste van de overige Ruimte voor Rivierprojecten. Ook bleken berekende extreem lage waterstanden vrijwel overeen te komen met de standen die momenteel gehanteerd worden in de klimaatscenario's en effectstudies van het Deltaprogramma. Dit overheidsprogramma zorgt er dat de huidige en volgende generaties veilig zijn tegen het water en dat we de komende eeuw beschikken over genoeg zoet water.
182 / 392
Arcadis concludeert in het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden” dat de extra invloed van het project op het kwelbezwaar beperkt is. Uit de berekeningen blijkt dat het inrichtingsalternatief invloed heeft op de grondwaterstanden binnendijks in de omgeving van het projectgebied. In de eindsituatie zijn deze veranderingen klein en leiden op basis van de modelberekeningen niet tot overlast of problemen. Dit is geaccordeerd door het Waterschap. Ook is geconstateerd dat de waterhuishouding zonder problemen extra kwel kan verwerken. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder
183 / 392
van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 20.4 Onjuist is dat er een gedetailleerd meetnet wordt geplaatst. Er worden slechts twee meetpunten ingericht, dit is te weinig.
Het is niet correct dat slechts twee meetpunten worden geplaatst. De nulsituatie van de grondwaterstanden wordt bepaald aan de hand van langjarige metingen in een dekkend netwerk van 35 peilbuizen. De eerste metingen in eerder geplaatste peilbuizen die gebruikt worden om de nulsituatie mede te bepalen zijn gestart tussen 1990 en 1998. Daarnaast zijn in augustus 2011 in opdracht van de initiatiefnemer 15 peilbuizen rondom het inrichtingsgebied geplaatst. De metingen zijn gestart op 23 september 2011. In 2012 zijn er 11 extra peilbuizen geplaatst door gemeente Lingewaard. Deze zijn in beheer bij Vitens.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
Door middel van een drijver met een geautomatiseerde dataopslag worden in de peilbuis iedere dag de optredende waterstanden gemeten. Zodoende kunnen wijzigingen in de grondwaterstand snel vastgesteld worden. Ook kan de berekende en werkelijke toekomstige situatie vergeleken worden met de huidige situatie. Het nu operationele meetnet is mede gebaseerd op het door Arcadis in de afgelopen jaren verrichte onderzoek mogelijke veranderingen in grondwaterstromen en de gevolgen voor zetting. Deze onderzoeken en de opzet van het meetnet zijn uitgevoerd in nauw overleg met het Waterschap, Gemeente en de Provincie. Ook is gebruik gemaakt van computermodellen, rekenmethoden en effectbepalingen die door deze overheden zijn voorgeschreven. 20.5 De Gemeente heeft een zorgplicht ten aanzien van de inwoners van de wijk Bloemstraat nu deze
Gemeente en provincie zijn niet verantwoordelijk voor schade. Voor schade die aantoonbaar
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
184 / 392
wijk onlangs binnendijks is gebouwd. Alles moet in het werk worden gesteld om verzakkingen te voorkomen. Nader onderzoek dient daarom te worden verricht. Blijkens de notitie kunnen maatregelen worden getroffen om verschillen in de waterstand te verkleinen. De Gemeente en Provincie zijn verantwoordelijk voor eventuele verzakkingen. Bij verzakkingen zal de waarde van de woningen aan de Bloemstraat dalen.
veroorzaakt is door het project Huissensche Waarden is de initiatiefnemer van het project wettelijk aansprakelijk. Zie ook beantwoording bij zienswijze 20.3
20.6 Aangegeven wordt dat de waterstanden vaker Het project en de initiatiefnemer zijn niet Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de zullen stijgen bij hoogwater hetgeen meer kwelwater verantwoordelijk voor het vaker voorkomen van besluiten en mogelijk zelfs overstromingsgevaar zal opleveren. hoogwaters. Dit is grotendeels een autonoom en natuurlijk proces dat vooral met het klimaat verbonden is. Het doel van het project is om de waterstanden bij maatgevend hoogwater te doen verlagen. Het kwelbezwaar en overstromingsgevaar zal daardoor verminderen. Het Waterschap heeft bovendien aangegeven dat de aanleg van de plas en daarmee samenhangende binnendijkse kweleffecten niet tot een verslechtering ten opzichte van de huidige situatie zullen leiden. 20.7 Op pagina 7 van de ontwerpbeschikking van 27 mei 2013 inzake de ontgronding wordt aangegeven dat uitvoering invloed zal hebben op de grondwaterstanden in het binnendijkse gebied, grenzend aan het plangebied. Aangegeven is dat onvoldoende is onderzocht of dit knelpunten oplevert. De conclusie op pagina 7 zou onjuist zijn. Onvoldoende is onderzocht of de gevraagde ontgronding een overwegend bezwaar oplevert uit het oogpunt van de waterhuishouding.
Zie ook de beantwoording bij punt 20.3 en 20.6. Het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de is onjuist dat de effecten op de grondwaterstanden besluiten onvoldoende onderzocht zijn. Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”, ARCADIS, 17 maart 2011, 075407708.0.3 – Definitief, projectnummer C01012.100037.0120 blijken geen overwegende bezwaren uit het oogpunt van de waterhuishouding.
20.8 Reclamanten menen dat het graven van een gat van 95 ha met een diepte van 30 meter te omvangrijk is en maken hiertegen bezwaar. Voor recreatie en de jachthaven is slechts een diepte van 3 meter nodig en bij hoogwater gaat de rivier in de breedte.
De diepte van de ontgronding is een gevolg van de zandwinning. De winning van oppervlaktedelfstoffen is de financiële drager van dit particuliere PKBRuimte voor de Rivier project.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
185 / 392
20.9 Reclamant heeft zich door deskundigen laten informeren over waterhuishoudkundige aspecten (hierbij wordt verwezen naar bijlage 2: Ing. H. Eerden juli 2013 Grondwaterproblematiek door ontzanding Huissensche Waarden). Het betreffende advies wordt hier als herhaald en ingelast beschouwd.
Het gaat om het rapport “Grondwaterproblematiek door ontzanding Huissensche Waarden”, dat in deze reactienota is samengevat en behandeld onder de nrs. 20.14 t/m 20.22
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
20.10 Reclamant geeft aan dat de woning van reclamant nadelige gevolgen kan ondervinden doordat er in de winter meer kwelwater binnendijks zal ontstaan. Daarbij zal in de zomer juist ten gevolge van droge perioden de grondwaterstand zakken waardood woningen (waaronder die van reclamant) kan gaan verzakken. In dit kader dienen de risico’s onderzocht te worden. Het rapport van Arcadis is gebaseerd op onjuiste, lage waterstanden.
Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook niet optreden. Uit dat rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden.
Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Daarbij zijn controle berekeningen uitgevoerd met de nieuwste gegevens. Hoewel er beperkte verschillen ontstaan in grondwaterstanden wijken de conclusies met betrekking tot zetting en schade niet af van eerdere rapporten. Deze extra toets zal als bijlage worden opgenomen bij de verschillende vergunningen.
In het kader van de ingediende zienswijzen is dit rapport opnieuw gecontroleerd. De gekozen methodiek is vergelijkbaar met de meeste van de overige Ruimte voor Rivierprojecten. Ook bleken berekende extreem lage waterstanden vrijwel overeen te komen met de standen die momenteel gehanteerd worden in de klimaatscenario's en effectstudies van het Deltaprogramma. Uit gegevens en onderzoek naar de bodemopbouw in de omgeving van de Huissensche Waarden blijkt ook dat, in de tijd gezien, momenteel van nature sprake is van een grote variatie (diverse meters) in grondwaterstanden. Dit wordt vooral veroorzaakt door de invloed van wisselende waterstanden op de rivieren, de overwegend zandige opbouw van de diepere bodemlagen en in mindere mate het peilbeheer van het Waterschap. Lage waterstanden
186 / 392
in de rivier, leiden ondanks de inname van water in zomer, dan ook tot lage grondwaterstanden. Hoger gelegen gevoelige lagen in de bodem zijn derhalve in de loop der eeuwen al ingeklonken. Uit analyse van alle bekende bodemonderzoeken uit de omgeving blijkt dat rondom de Huissensche Waarden er slechts op één locatie ondiepere veen en kleilagen zijn die door veranderende grondwaterstanden beïnvloed kunnen worden. Dit is niet het geval bij de locatie van de reclamant. In de meeste gevallen liggen klei en veenlagen zodanig diep dat deze, ook bij extreem lage waterstanden, altijd onder het hoogste grondwaterpeil blijven liggen. Deze bodemlagen zullen dan ook niet gaan inklinken door de aanleg van de zandwinplas. Extra inklinking is immers alleen te verwachten als de grondwaterstand in een zettingsgevoelige laag lager is dan ooit tevoren in deze laag, waardoor de historische voorbelasting wordt overschreden. De extra inklinking treedt ook pas op in enige mate als de lage waterstand in de zettingsgevoelige laag langdurig aanhoudt, omdat de zettingsgevoelige laag inklinkt (consolideert) naarmate het water uit de poriën van de grond ontsnapt. De consolidatietijd voor volledige zetting is afhankelijk van de grondsoort en is voor zettingsgevoelige grond als klei en veen aanzienlijk omdat deze grondsoorten slecht doorlatend zijn. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater
187 / 392
modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 20.11 Aangegeven wordt dat de herinrichting van de Huissensche Waarden bekostigd wordt door de delfstoffenwinning. Aangegeven wordt dat dit niet ten koste mag gaan van de woningeigenaren.
Zoals door reclamant wordt aangegeven wordt de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de herinrichting van de Huissensche Waarden bekostigd besluiten. door de delfstoffenwinning. Het plan voorziet onder andere in een verbeterde ruimtelijke kwaliteit en toegankelijkheid van het projectgebied de uiterwaard. Samen met de nieuwe jachthaven zorgt de herinrichting van de uiterwaard en voor een aantrekkelijk woon- en leefmilieu in de toekomst.
20.12 Aangegeven wordt dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur. Vereist is dat geïnvesteerd wordt in het belang van aanwonenden. Kennelijk kan geïnvesteerd worden in een jachthaven terwijl reclamant, op basis van de notitie van ing. H. Eerden concludeert dat investeren in het wegnemen van negatieve effecten nodig is.
Maatregelen in verband met het tegengaan van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de negatieve effecten op ondergrondse waterstromen, besluiten. de grondwaterstand en dergelijke maken voor zover nodig deel uit van de ontgrondingsvergunning. Het gaat om de notitie “Rivierkundige opmerkingen m.b.t. plan Huissensche Waarden” welke in deze reactienota is samengevat en behandeld onder de nrs. 19.24 t/m 19.35.
188 / 392
Eventuele effecten op grondwaterstanden en de gevolgen daarvan zijn verbonden aan de vergunningplichtige activiteit van de zandwinning en worden in het kader van de procedure voor de ontgrondingsvergunning beoordeeld. Monitoring van deze effecten en eventuele maatregelen worden in de ontgrondingsvergunning vastgelegd. De nulsituatie van de grondwaterstanden wordt bepaald aan de hand van langjarige metingen in een dekkend netwerk van 35 peilbuizen. Dit netwerk bestond oorspronkelijk uit 9 reeds eerder geplaatste peilbuizen. Om de effecten van de zandwinplas op grondwaterstanden preciezer te meten is in overleg met Gemeente en fWaterschap besloten om een aanvullend gedetailleerder meetnet van 26 extra peilbuizen op te zetten. Aangezien er echter discussies kunnen ontstaan over effecten van de zandwinplas, hebben de initiatiefnemer en de Gemeente besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen. 20.13 Geconcludeerd wordt dat de genoemde Deze conclusie wordt op basis van de beschikkingen niet in stand kunnen blijven, dat nader onderzoeksrapportages niet overgenomen door het onderzoek verricht dient te worden en dat bevoegd gezag. maatregelen getroffen dienen te worden.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
20.14 Reclamanten hebben zich door deskundigen laten informeren over waterhuishoudkundige aspecten.
Het gaat om het rapport “Grondwaterproblematiek door ontzanding Huissensche Waarden”. Deze bijlage is hieronder samengevat en beantwoord.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
20.15 Gevraagd wordt wat de werkelijke risico’s van deze plannen zijn voor de leefomgeving en de persoonlijke belangen van de bewoners van Huissen, Angeren en Doornenburg.
Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt besluiten dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook niet optreden. Uit dit rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten
189 / 392
zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 20.16 Onder vraag 1 van bijlage 2 wordt uitgelegd Ter kennisgeving aangenomen hoe het komt dat er grondwaterverlagingen ontstaan. Aangegeven wordt dat bij relatief korte perioden met lage waterstanden in de rivier het grondwater sneller
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
190 / 392
het lage rivierpeil bereikt en daardoor dus ook lager wordt dan voorheen. Aan de hand van een figuur wordt de oorzaak van het verschil in grondwaterstand in beeld gebracht. 20.17 Onder vraag 2 is het volgende uiteengezet. In het onderzoeksrapport van Arcadis is een vergissing gemaakt ten aanzien van de waterstand. De voor de berekeningen gebruikte extreem laagwaterstand is volgens tabel 3.3 op blz. 11, 7,22 m+ NAP. Aangegeven wordt dat de opgetreden waterstand ter plaatse van de ingang in september 2003 veel lager was, namelijk 6,53 m+ NAP. Een tabel is ingevoegd om een beeld te geven van de laagwatersituatie in september 2003. Het jaar 2003 is nog niet het meest droge waargenomen jaar met de laagste rivierafvoer. Het jaar 2003 geeft dan ook nog geen goed beeld van een extreme laagwatersituatie en is daarmee niet representatief voor het doel van het grondwateronderzoek. Tabel 2 geeft de gemeten rivierafvoeren aan van erg droge jaren. Aangegeven wordt dat ook een T=10 laagwatersituatie zoals aangegeven door het waterschap Rivierenland, met een herhalingsfrequentie van 1x per 10 jaar niet alle geotechnische risico’s en de grootte van het invloedsgebied in horizontale en verticale zin objectief in beeld. Aangegeven wordt dat de laagste rivierafvoer uit tabel 2 gebruikt dient te worden bij bepaling van de meest extreem waargenomen rivierstand op de Rijn. Onderbouwd wordt dat de grondwaterstandsdaling onder de genoemde extreme condities aanzienlijk lager kan worden dan nu is berekend en het grondwaterpeil kan dan maximaal 1,60 meter lager zijn. Aangegeven wordt dat dit grote verschil enorme consequenties heeft voor de getrokken conclusies over het invloedsgebied en de daarin optredende zettingen.
Bij de berekening van de effecten van lage grondwaterstanden wordt binnen vrijwel alle Ruimte voor Rivier projecten op een vergelijkbare wijze gerekend. Er is echter geen uniform beoordelingskader vastgesteld door het bevoegd gezag.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
Uitgangspunt is een laagwater dat gemiddeld eens in de tien jaar voorkomt. De waterstanden worden daarbij niet op basis van dagwaarden maar op basis van weekgemiddelden berekend. Ook hier zijn echter binnen projecten verschillen. De projecten in de IJssel rekenen bijvoorbeeld met een 10 daagse hoogwater periode. Dit verklaart ook het in de bijlage geconstateerde verschil in waterstanden. Hier wordt uitgegaan van de indertijd laagst opgetreden dagwaarden. Alleen het project Meinerswijk is een uitzondering. Hier wordt gerekend met de waterstand die optrad op 27 september 2003. De gehanteerde weekgemiddelde methode is logisch omdat grondwater zeer langzaam stroomt (3 tot 10 m per jaar) en de grondwaterstand op grote afstand van de rivier langzaam reageert op de rivierwaterstand. Lagere dagwaterstanden komen zeer beperkt voor en zullen geen weken duren. Door de lage snelheid van grondwaterstromen en de grote afstand tussen de zandwinning en de rivier zullen de binnendijkse grondwaterstanden nauwelijks reageren op laagste standen die slechts een of enkele dagen aanhouden. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december
191 / 392
2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 20.18 Aangegeven wordt dat in het grondwateronderzoek geen rekening is gehouden met toekomstige klimaatwijzigingen en grote droogteperioden in de Rijn.
Dat klopt. Toekomstige klimaatwijzigingen en de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de mogelijke gevolgen voor de Rijn vallen buiten de besluiten verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer en zijn niet meegenomen in het onderzoek. Dit is immers een autonoom proces. De precieze effecten van klimaatverandering zijn bovendien ook niet bekend. Hiertoe wordt wereldwijd onderzoek gedaan. Wel is het zo dat in het kader van het Deltaprogramma door de overheid onderzoek gedaan wordt naar de gevolgen hiervan. In de scenario's voor droogteperioden wordt daarbij het jaar 1976 aangehouden. Dat komt vrijwel overeen met de in de door Arcadis gemaakte berekeningen.
192 / 392
20.19 Geconcludeerd wordt dat de berekende extreme grondwaterstanden niet representatief zijn. Nader onderzoek zou nodig zijn voordat de gewenste objectieve conclusie kunnen worden getrokken. Er kunnen geen goede conclusies getrokken worden over de mogelijke risico’s voor de persoonlijke belangen.
Dit oordeel is niet correct. De gehanteerde methode is gebruikt bij meerdere Ruimte voor de Rivierprojecten.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
Waterstanden uit het verleden zijn bovendien niet zonder meer toepasbaar om de effecten van toekomstige lage grondwaterstanden te berekenen. Allereerst is het waterbeheer in Nederland door de aanleg van de Afsluitdijk, Het Amsterdam Rijn Kanaal, de afronding van de Deltawerken en de bouw van stuwen in de Rijn en de Maas sterk veranderd. Ook werd vroeger veel in de rivier gebaggerd en voerde men zand en grind af. De afgelopen honderdvijftig jaar is door aanleg van kribben, bochtafsnijding en bedijking de rivier en de vaargeul vastgelegd. Voor de regulering lag in het verleden de bodem van de rivier vaak hoger dan in de huidige situatie. In de Waal en de IJssel daalt de bodem door de stroming op bepaalde trajecten jaarlijks tussen de 1 en 4 cm. Tegenwoordig streeft men naar een stabiele bodemdiepte. Te ondiepe plekken worden verwijderd en te diepe stukken worden aangevuld zodat de bodemdaling in de rivier niet verder gaat. Delen van de rivier bodem die te ver uitslijten worden bovendien voorzien van vaste lagen (stortsteen, betonmatten en dergelijke). Om ook bij veel lagere waterafvoeren voor voldoende waterdiepte te zorgen zijn kribaanpassingen en langsdammen in studie bij Rijkswaterstaat.
20.20 Onder vraag 3 wordt uitgelegd dat men in de bodem zowel zand, klei als veen kan aantreffen. Uitgelegd wordt dat een perceel grond met geultjes van slib en veen tussen zandlagen in het horizontale vlak en verschillende lagen met de grondsoorten zand, klei en veen zich bij uitdroging zeer wisselend gedraagt. Aangegeven wordt dat lagere
Het is waar dat een bodem die opgebouwd is uit verschillende laagdiktes grondsoorten zich bij uitdroging zeer wisselend gedraagt. Niet alle maaivelddaling resulteert in gebouwschade.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
Of er schade kan optreden hangt onder andere af van de mate van maaivelddaling, het verschil in
193 / 392
grondwaterstanden dan voorheen voor onregelmatige verzakkingen in de bodem zorgen. Dit kan leiden tot schade aan een gebouw of bouwwerk (o.a. scheurvorming). Aangegeven wordt dat een weg, riolering of hogedrukgasleiding kan verzakken en kan gaan scheuren. Dit kan leiden tot direct gevaar voor de omgeving. Een ander risico is droogteschade aan landbouwgewassen, (openbaar) groen en overige grondwaterafhankelijke flora en fauna. De grondwaterstand in waterputten, pulsbuizen e.d. daalt zodat er geen wateropbrengst meer te behalen is.
maaivelddaling tussen bijvoorbeeld de voor- en achtergevel en de wijze van fundering. Nog een aspect dat de potentiële zetting beïnvloed is het feit of er in het verleden al grondwaterstandsdalingen ter hoogte van de zettingsgevoelige lagen zijn opgetreden. Als dit het geval is, dan is zogenaamde voorbelasting van de zettingsgevoelige lagen opgetreden en zijn deze lagen voortaan minder gevoelig voor zetting. Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook niet optreden. Het is onwaarschijnlijk dat extra verdrogingsschade ontstaat alleen door het project. In geval er daadwerkelijk zeer lange droge perioden zullen komen en daarmee de Nederlandse rivieren vrijwel onbevaarbaar zullen worden draagt één diepe plas in de Uiterwaarden van Huissen niet significant bij aan de verergering van de grondwaterproblematiek. De invloed van de plas is immers beperkt tot een relatief klein gebied. De invloed van de ontzandingsplas op de grondwaterstand is bovendien beperkt tot maximaal 40 cm. Ook liggen in grote delen van het binnendijks gebied de huidige grondwaterstanden in een gemiddelde zomer nu al dieper dan 1.20 m onder maaiveld. Dit is voor veel gewassen al te diep. Het is wel zo, dat als het klimaat verandert, het in de zomer nog wel eens veel droger kunnen worden en in de winter veel natter. Om ook in droge tijden water te kunnen gebruiken voor landbouw en drinkwater, is het nodig water op te slaan. Het IJsselmeer en het Haringvliet zijn daarbij bijvoorbeeld op nationaal niveau een belangrijke bron voor zoet water voor de
194 / 392
landbouw en drinkwater. Lokaal zouden bestaande en nieuwe binnendijkse en buitendijkse zandwinplassen hiervoor benut kunnen worden. Momenteel word in het park Lingezegen gewerkt aan 28 hectare extra aan ruimte om water te bergen. De zandwinplas in de Huissensche Waarden bevat bovendien ook bij lage rivierstanden nog voldoende water om mee te irrigeren en de schade voor de landbouw te beperken. 20.21 Onder vraag 4 wordt uiteengezet dat om eventuele risico’s te voorkomen, maatregelen getroffen dienen te worden om het talud van de ontzanding wat af te dekken met onder water gestorte klei. Ondiepe waterplassen hebben meestal onvoldoende infiltratiecapaciteit om het wegzijgende water aan te vullen. Aangegeven wordt dat de termijnmaatregel natuurlijke aanslibbing op de lange termijn erg onzeker is en voor de korte termijn geen oplossing geeft. Maatregelen worden voorgesteld om de waterstand in de zandwinput hoog te houden als de rivier te lage waterstanden heeft. Geconcludeerd wordt dat de initiatiefnemers de mogelijkheden hebben om het risico grotendeels weg te men als men hierin kan en wil investeren.
Het is inderdaad mogelijk om de plas niet in Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de verbinding te brengen met de rivier. Het nadeel besluiten daarvan is dat Huissen geen direct bevaarbare verbinding krijgt. Ook kan de gewenste jachthaven niet gerealiseerd worden. Een alternatief als een sluis of stuw is zeer kostbaar. De kosten hiervan staan niet in verhouding tot de aard van de problematiek. Bij de planvorming is vooral ingezet op het voorkomen van schade. Bij het project Huissensche Waarden is sprake van een grote afstand tussen winterdijk en de insteek van de zandwinning. Natuurlijke aanslibbing is een proces dat zeker zal plaatsvinden. Omdat aanslibbing tijd vergt is in de berekeningen hiermee geen rekening gehouden en is uitgegaan van een 'worst-case' benadering.
20.22 Onder vraag 5 wordt ingegaan op wat er kan worden gedaan als er toch schade optreedt. Er bestaat een kans op aanzienlijke droogteschade. Voorgesteld wordt om voor schadefonds in combinatie met een uitgebreid meetnet van gronden rivierwaterstanden en een soepel schadeafwikkelingsbeleid van de beheerder van dat schadefonds te zorgen.
Het is wet in Nederland dat degene die schade veroorzaakt, de schade moet betalen. Schade die aantoonbaar veroorzaakt is door het project Huissensche Waarden is dan ook de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer van het project. Er is een uitgebreid meetnet aanwezig, welke kan dienen voor de bepaling van de aansprakelijkheid.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
De provincie Gelderland verzorgt een klachtenloket, waar alle klachten en schademeldingen kunnen worden ingediend. Deze zullen dan doorgeleid worden naar de verantwoordelijke partijen ter
195 / 392
verdere afhandeling en worden geregistreerd. De indiener krijgt een melding over de verdere afhandeling. Het aannemen van dergelijke klachten en schademeldingen door de Provincie betekent niet dat de provincie verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid hiervoor accepteert. Het loket is een extra dienstverlening aan de burger en dient ter voorkoming van het gevoel “van het kastje naar de muur” gestuurd te worden. Schadeverhaal door een particulier op een particuliere partij zoals de vergunninghouder of de voor hem werkende aannemers is een privaatrechtelijke kwestie tussen de eisende partij en de aangesproken partij, waarin voor de overheid geen rol is weggelegd. 21. Reclamant 21
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
21.1 Reclamant motiveert in de zienswijze dat hij voldoet aan het begrip belanghebbende conform de Awb. De zienswijze richt zich op alle ter visie liggende stukken. Het bestemmingsplan en de vergunningen (met verwijzing naar bijlagen) worden opgesomd.
De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de terinzagelegging ingediend. De zienswijze komt besluiten. hieronder inhoudelijk aan de orde.
21.2 Reclamant is ongerust over de veiligheid bij hoogwater en bij extreme lage rivierstanden vanwege hogere waterstanden aan de dijk, meer onveiligheid bij toekomstige ijsgang en vooral de verlaagde grondwaterstanden bij zeer lage rivierstanden. Gevreesd wordt ook voor de bezittingen van reclamant.
Uit de rivierkundige berekeningen (rapport 'Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100) blijkt dat tegen de winterdijk over een traject van 6 km nabij Huissen en Angeren door de plannen Huissensche Waarden als blijvende gevolgen van het meestromend maken van de uiterwaard een opstuwing van 10 cm op te treden. De bandijk is bestand tegen deze hogere waterstanden, waardoor de hoogwaterveiligheid van het binnendijkse gebied niet in gevaar komt. Het
Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Daarbij zijn controle berekeningen uitgevoerd met de nieuwste gegevens. Hoewel er beperkte verschillen ontstaan in grondwaterstanden wijken de conclusies met betrekking tot zetting en schade niet af van eerdere rapporten. Deze extra toets zal als bijlage worden opgenomen bij de verschillende vergunningen.
196 / 392
waterschap Rivierenland heeft één en ander positief beoordeeld. Om die reden heeft Waterschap Rivierenland aangegeven geen overwegende bezwaren tegen het plan Huissensche Waarden te hebben. In een brief d.d. 18 januari 2013 gericht aan RWS ON, met onderwerp ‘Watervergunning Ruimte voor de Rivier -maatregel Huissensche Waarden, rivierkundige opstuwing tegen bandijk’, heeft het Waterschap Rivierenland dit bevestigd. Het planvoornemen is opgesteld, met daarbij in ogenschouw genomen de natuurwaarden, cultuurhistorische waarden, duurzame waterhuishouding en ruimtelijke kwaliteit. Het plan draagt in positieve zin bij aan genoemde waarden en de ruimtelijke kwaliteit. Daarmee wordt ook voldaan aan de doelstelling van de PKB Ruimte voor de Rivier. Op de rivieren kan in koude perioden ijs worden gevormd. Gebeurt dit in een opstapeling van ijsschotsen dan spreken we van een ijsdam. IJsdammen kunnen het doorstroomprofiel van de rivier voor een groot deel afsluiten, waardoor grote verhogingen van waterstanden mogelijk zijn. Dijkdoorbraken en/of overstromingen kunnen het gevolg zijn. Problemen met kruiend ijs en de vorming van ijsdammen in de bovenrivieren ontstonden vooral in de periode voor de normalisatie van de rivieren in de negentiende eeuw en de daarbij behorende aanleg van kribben. Organisatorisch was het beheer van de rivier indertijd nauwelijks centraal georganiseerd. Ook beschikte men toen nog niet over de technische hulpmiddelen om, bij dreigend gevaar, ijsdammen te verwijderen. Een andere oorzaak waarom ijsgang de laatste tientallen jaren nauwelijks optreedt, is de toename van scheepvaart en de aanwezigheid van
197 / 392
industrie langs de rivier. Met name energiecentrales gebruiken het water in de rivier voor koeling en lozen dit enigszins warmere water op de rivier. Het duurt dan langer voor er ijs op de rivier wordt gevormd. Ook begint de degeneratie van het ijs aan het einde van een vorstperiode sneller. Hoewel er steeds meer alternatieve energiebronnen zijn is het niet de verwachting dat dit de komende jaren sterk zal wijzigen. Overstroming als gevolg van ijsdammen heeft zich meer dan 100 jaar niet meer voorgedaan. De kans dat zich in de nabije toekomst overstromingen als gevolg van ijsdammen voordoen, wordt daardoor sowieso als erg gering ingeschat. De vraag die hier beantwoord moet worden is of dit al kleine risico vergroot wordt door het project Huissensche Waarden. De reclamanten wijzen op het toegenomen gevaar van ijsdamvorming bij Malburgen (Arnhem) en schade en overstromingen als gevolg daarvan. In het geval de uiterwaard niet al eerder is ondergelopen, leidt het project in vergelijking tot de huidige situatie bij gemiddelde en lagere waterstanden tot een toename van het wateroppervlak wat bij vorst ijs kan worden. Dit ijsveld ligt tot dan opgesloten in het gebied. Het kan alleen op drift raken als de waterstanden in de rivier stijgen tot het niveau dat de Looveerdam overstroomt. Dat kan alleen in de situatie dat de Huissensche Waarden gaan meestromen en dat gebeurt alleen bij hoogwater, 8.000 a 9.000 m3/s te Lobith (de inlaat bij Scherpekamp en de kade parallel aan de Looveerweg zijn daar op geconstrueerd). Extra risico voor overstromingen door ijsdammen als gevolg van ijsgang in de Huissensche Waarden zou dus alleen kunnen voorkomen als het tegelijkertijd hoogwater is. Dan zou een in de ontzanding aanwezige ijsplaat moeten losschieten en door de
198 / 392
uiterwaard met het hoogwater mee over de Looveerdam heen in benedenstroomse richting, richting Arnhem moeten drijven en daar vorming van ijsdammen met overstroming tot gevolg moeten hebben. De kans dat het scenario van een dikke ijsplaat in de nieuwe ontzanding in de Huissensche Waarden en tegelijkertijd hoogwater zich voordoet is echter te verwaarlozen. Dat zou betekenen dat het in onze omgeving nog vriest terwijl het bovenstrooms in het stroomgebied van de Rijn al wekenlang aan het dooien is. De kans op dit scenario is uiterst klein. Het is theoretisch denkbaar dat ijs bij stijgende waterstanden tegen de Looveerdam vast komt te zitten. Mocht er zich een ijsdam voordoen op de tuimelkade op de Looveerdam dan is dat slechts een probleem als dit samengaat met een ijsdam in het zomerbed van de rivier en de andere uiterwaard. In dat geval zal de ijsdam met zwaar materieel moeten worden opgeruimd of opgeblazen. In alle gevallen moet eventuele schade aan de tuimelkade na hoogwater worden hersteld gelijk welke andere zomerkade dan ook. Het feit dat reclamanten ongerust zijn wordt betreurd maar voor kennisgeving aangenomen. Onderzoek en rapporten die opgesteld en beoordeeld zijn in het kader van de Milieueffectrapportage, vergunningen, bestemmingsplan en beschikkingen geven aan dat het project geen onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft. Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook niet optreden. Uit dat rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de
199 / 392
maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. In het kader van de ingediende zienswijzen is dit rapport opnieuw gecontroleerd. De gekozen methodiek is vergelijkbaar met de meeste van de overige Ruimte voor Rivierprojecten. Ook bleken berekende extreem lage waterstanden vrijwel overeen te komen met de standen die momenteel gehanteerd worden in de klimaatscenario's en effectstudies van het Deltaprogramma. De hoogwatersituatie in een gemiddelde winter is maatgevend voor de toename van de hoeveelheid kwel. In de hoogwatersituatie doet zich een toename van de kwelhoeveelheid met maximaal 2% voor in een deel van het gebied binnen het bebouwde gebied van Huissen. De mogelijkheid voor berging in het watersysteem neemt door deze extra kwel iets af. Het watersysteem zal uitgebreid worden. Het Waterschap heeft aangegeven dat de binnendijkse kweleffecten niet tot een verslechtering ten opzichte van de huidige situatie zullen leiden. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap
200 / 392
Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 21.3 Aangegeven wordt dat het uitgevoerde onderzoek opnieuw gedaan moet worden en dat de plannen gewijzigd moeten worden om onder andere gevaar, schade en hinder te voorkomen en om de veiligheid te waarborgen.
Het doorlopen planproces is van voldoende kwaliteit om de effecten adequaat te kunnen beoordelen. Het uitgevoerde onderzoek, de zienswijzen en de beantwoording zijn beoordeeld door het bevoegd gezag en de gemeenteraad. De resultaten van de inspraak, het onderzoek en het beoordelingstraject geven geen redenen om de plannen ingrijpend te wijzigen. De veiligheid in algemene zin is niet in het geding.
Deze zienswijze heeft gevolgen voor de watervergunning.
Eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze en vragen van Rijkswaterstaat zijn weergegeven in deze reactienota. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet alle opmerkingen of voorgestelde wijzigingen kunnen worden meegenomen. Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen. Zo is de aanleg van een
201 / 392
extra wal aan de westelijke zijde van het Looveerterrein als maatregel toegevoegd ter bescherming van het Looveerterrein. 21.4 Verzocht wordt om verlenging van de periode ter bepaling van planschade.
Een aanvraag om tegemoetkoming in schade ex Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening (ook wel besluiten planschade verzoek genoemd) dient op grond van artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening binnen vijf jaar nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden te worden ingediend. Planschade ziet toe op schade in de vorm van inkomensderving of een vermindering van waarde van een onroerende zaak als gevolg van met name een wijziging van het planologisch regime. In onderhavig geval is dat het bestemmingsplan. Verlenging van de termijn voor het indienen van een aanvraag om tegemoetkoming in schade is niet mogelijk. Schade als gevolg van de uitvoering van het project (waaronder zetting etc.) maakt geen onderdeel uit van de planschaderegeling. Aantoonbare schade kan te allen tijde verhaald worden op de initiatiefnemer.
21.5 De initiatiefnemer en het bevoegd gezag worden verantwoordelijk geacht voor eventueel ontstane schade en gevraagd wordt om nu al voorzieningen te treffen ter voorbereiding van een schadefonds. Eveneens wordt verzocht om het uitvoeren en vaststellen van zogenaamde nulmetingen.
Voor schade die aantoonbaar veroorzaakt is door het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de project Huissensche Waarden is de initiatiefnemer besluiten. van het project wettelijk aansprakelijk. De provincie Gelderland verzorgt een klachtenloket, waar alle klachten en schademeldingen kunnen worden ingediend. Deze zullen dan doorgeleid worden naar de verantwoordelijke partijen ter verdere afhandeling en worden geregistreerd. De indiener krijgt een melding over de verdere afhandeling. Het aannemen van dergelijke klachten en schademeldingen door de Provincie betekent niet dat de Provincie verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid hiervoor accepteert. Schadeverhaal door een particulier op een particuliere partij zoals de vergunninghouder of de voor hem werkende aannemers is een privaatrechtelijke kwestie tussen de eisende partij en
202 / 392
de aangesproken partij, waarin voor de overheid geen rol is weggelegd. Voor zover geen nulopname gedaan is zal qua bewijslast zal allereerst worden bekeken of het gebouw in het invloedsgebied ligt, welke grondslag ter plaatse aanwezig is en op welke wijze het gebouw gefundeerd is. Vervolgens wordt bekeken of grondwaterstand door de zandwinplas ter plaatse substantieel gewijzigd is. Hiertoe worden de grondwaterstanden langjarig gemonitord door een erkend adviesbureau in opdracht van de vergunninghouder en gecontroleerd door het bevoegd gezag. Als blijkt dat structurele veranderingen in de grondwaterstanden ontstaan door de zandwinning zullen overigens passende maatregelen worden voorgeschreven. Deze hebben tot doel om schade door zetting te voorkomen. De gevraagde garantie wordt door bestaande wetten gewaarborgd. 21.6 Reclamanten hebben zich door deskundigen laten informeren over waterhuishoudkundige aspecten. De betreffende rapporten/adviezen worden herhaald en ingelast.
Het gaat om de notitie “Rivierkundige opmerkingen m.b.t. plan Huissensche Waarden”, dat in deze reactienota is samengevat en behandeld onder de nrs. 19.24 t/m 19.35 en om het rapport “Grondwaterproblematiek door ontzanding Huissensche Waarden”, dat in deze reactienota is samengevat en behandeld onder de nrs. 20.14 t/m 20.22.
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in het gebied waar de kans op schade door zetting het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij een groter aantal woningen. De selectie van op te nemen woningen dient te worden gemaakt op basis van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd voordat met de ontzanding kan worden aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar van de opname van hun woning te ontvangen.
203 / 392
22. Reclamant 22
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
22.1 Reclamant is het spoor bijster en vraagt of door de plannen de woning van reclamant wel of geen schade zal oplopen.
Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt besluiten. dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Uit figuur 7.18 van dat rapport blijkt dat de gevolgen voor het grondwater in het gebied rondom de woning van indiener in een extreem droge zomer maximaal 5 cm tot 10 cm zijn. In het rapport staat tevens dat binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Scheuren en aantasting van de woning die ontstaan door de aanleg van de plas lijken dan ook onwaarschijnlijk. Uit analyse van alle bekende bodemonderzoeken uit de omgeving blijkt dat rondom de Huissensche Waarden er slechts op één locatie ondiepere veen en kleilagen zijn die door veranderende grondwaterstanden beïnvloed kunnen worden. Dit is niet het geval bij de locatie van de reclamant. In de meeste gevallen liggen klei en veenlagen zodanig diep dat deze, ook bij extreem lage waterstanden, altijd onder het hoogste grondwaterpeil blijven liggen. Deze bodemlagen zullen dan ook niet gaan inklinken door de aanleg van de zandwinplas.
204 / 392
Extra inklinking is immers alleen te verwachten als de grondwaterstand in een zettingsgevoelige laag lager is dan ooit tevoren in deze laag, waardoor de historische voorbelasting wordt overschreden. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 22.2 Gevraagd wordt of het niet verstandig is om degene die het werk gaat uitvoeren een nulpuntmeting te laten doen bij woningen in het risicogebied. Reclamant vraagt verder waarom de
Het is verstandig om bij woningen die in een risicogebied staan de nulsituatie voorafgaand aan de start van de werkzaamheden vast te leggen. Reclamant woont echter niet in een dergelijk gebied.
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de
205 / 392
gewone burger hiervoor geld zou moeten neerleggen. Hij meent dat degene die geld verdiend aan de ontzanding moet betalen hiervoor.
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken wordt schade aan gebouwen in de omgeving niet verwacht. Het is daarom dan ook niet proportioneel om de initiatiefnemer de situatie van alle panden in de wijde omgeving van de ontzanding te laten vastleggen terwijl is aangetoond dat het risico op schade klein is. Desondanks is mede op kosten van de initiatiefnemer als extra zekerheid een verfijnder grondwatermeetnet ingericht. Dit net is van belang om door de zandwinning ontstane veranderingen in grondwaterstanden tijdig te kunnen ontdekken. Als aanvullende zekerheid worden, eveneens op kosten van de initiatiefnemer, als extra in een gebied waar de grondwaterstand tot 40 cm kan zakken en bij woningen die niet op palen zijn gefundeerd bouwkundige opnames verricht.
22.3 De zienswijze heeft betrekking op alle besluiten, Deze opmerking wordt ter kennisgeving gepubliceerde en ter visie liggende aangenomen. ontwerpbeschikkingen en ontwerp-bestemmingsplan.
ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in het gebied waar de kans op schade door zetting het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij een groter aantal woningen. De selectie van op te nemen woningen dient te worden gemaakt op basis van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd voordat met de ontzanding kan worden aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar van de opname van hun woning te ontvangen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
23. LBP Sight t.a.v. drs. P.D. Thoenes, postbus 1475, 3430 BL Nieuwegein namens Basal Toeslagstoffen B.V. Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
23.1 De zienswijze heeft betrekking op de Waterwetvergunning voor de herinrichting van de Huissensche Waarden. Verzocht wordt om vast te stellen dat de zienswijze binnen de termijn is ingediend.
De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de terinzagelegging ingediend. De zienswijze komt besluiten. hieronder inhoudelijk aan de orde.
23.2 Verzocht wordt om het onderdeel “onttrekken van water” uit de Waterwetvergunning te doen vervallen. Op 16 mei 2013 is namens Basal een reactie gestuurd aan Rijkswaterstaat waarin gepleit
De zienswijze leidt niet tot wijziging van de Waterwetvergunning. De vergunningplicht uit de Waterwet voor het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam, zoals hier aan de orde is,
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
206 / 392
wordt dat voor dit onderdeel geen vergunning nodig is.
wordt ingevuld met de artikelen 6.16 en 6.17 van de Waterregeling. Er is sprake van een vergunningplichtige handeling indien het onttrekken van een hoeveelheid water geschiedt met een snelheid van meer dan 0,3 m/s, waarbij meer dan 100 m3 per uur wordt onttrokken. De aangevraagde onttrekking door de zandwinning overschrijdt deze voorwaarden.
23.3 Bezwaar wordt gemaakt tegen mogelijke heffingen die geheven kunnen worden. Omdat zandwinning in nieuw te graven water plaatsvindt, zal er geen sprake zijn van een ontwikkeld ecosysteem in de zandwinplas en strekt een vergunning voor het onttrekken van water met het oog op bescherming van vissen geen doel. Voor het project Millingerwaard is voor dit aspect geen vergunning verleend. Voor het project Huissensche Waarden wordt met concurrentienadeel geconfronteerd. De artikelen 3.5.1 en 3.5.2 kunnen komen te vervallen.
De zienswijze leidt niet tot wijziging van de Waterwetvergunning. Een Waterwetvergunning regelt niet het opleggen van heffingen. Deze aspecten van de Waterwet vallen buiten het kader van hoofdstuk 6 van de Waterwet dat de vergunningplicht voor het uitvoeren van handelingen in een oppervlaktewaterlichaam regelt. Het heffen van heffingen is een aangelegenheid waar Rijkswaterstaat als bevoegd gezag geen rol in heeft.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
De vergunningplicht uit de Waterwet voor het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam, zoals hier aan de orde is, wordt ingevuld met de artikelen 6.16 en 6.17 van de Waterregeling. Er is sprake van een vergunningplichtige handeling indien het onttrekken van een hoeveelheid water geschiedt met een snelheid van meer dan 0,3 m/s, waarbij meer dan 100 m3 per uur wordt onttrokken. De aangevraagde onttrekking door de zandwinning overschrijdt deze voorwaarden. De zienswijze geeft geen aanleiding om de voorschriften 3.5.1 en 3.5.2 te laten vervallen. In het ontwerp van de Waterwetvergunning voor het project Millingerwaard zijn geen voorschriften opgenomen voor het onttrekken van oppervlaktewater ten behoeve van de zandwinning omdat de onttrekking geen onderdeel uitmaakt van de aanvraag.
207 / 392
23.4 Aangegeven wordt dat voor met name het onderdeel lozingen op oppervlaktewater bezwaar wordt gemaakt tegen de verhoging van administratieve lasten en onderzoekskosten en het concurrentieel nadeel dat optreedt die het gevolg zijn van voorschriften in de ontwerpvergunning. Er is geen algemeen belang of waterkwaliteitsbelang van enige omvang gediend met deze voorschriften.
Na het winnen van toutvenant (zand, grind en Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de overige stoffen) uit de waterbodem maakt dit besluiten. toutvenant geen onderdeel meer uit van het oppervlaktewaterlichaam waarvan de waterbodem deel uitmaakt. Na het klasseren van het toutvenant wordt het zand en grind vermarkt of elders toegepast in een/het oppervlaktewaterlichaam. De overige, niet toepasbare of vermarktbare, stoffen worden vermengd met water teruggebracht in het oppervlaktewaterlichaam. Deze handeling valt onder het begrip “lozen” uit artikel 6.1 van de Waterwet. Het is niet van betekenis dat dit stoffen zijn die op een eerder moment uit het oppervlaktewaterlichaam afkomstig zijn. De lozer ontdoet zich van deze stoffen en brengt ze in een oppervlaktewaterlichaam. Daarmee is de handeling vergunningplichtig op grond van de Waterwet, tenzij daarvoor vrijstelling is verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. In de overwegingen onder 5.1.2. is verwoord dat er sprake is van vertroebeling van het oppervlaktewaterlichaam door de zandwinning en de lozing vanuit de zandverwerkingsinstallatie. Door dit nadelige effect op het oppervlaktewater zoveel mogelijk te voorkomen is voorschrift 3.2.2 opgenomen in het ontwerp van de Waterwetvergunning.
23.5 Ten aanzien van voorschrift 3.2.2 wordt opgemerkt dat het bezwaar zich richt tegen de mogelijke verontreinigingsheffing, dan wel discussie en onderzoeksplicht die zou kunnen voortvloeien uit het feit dat het winnen met een zandzuiger en het klasseren van zand wordt gezien als onttrekken uit en lozen op oppervlaktewater. Volgens reclamant is er geen sprake van lozen in de zin van artikel 6.1 en 7.1 van de Waterwet. Ook is er geen sprake van het in betekende mate toevoegen van stoffen. Verwezen
Na het winnen van toutvenant (zand, grind en Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de overige stoffen) uit de waterbodem maakt dit besluiten. toutvenant geen onderdeel meer uit van het oppervlaktewaterlichaam waarvan de waterbodem deel uitmaakt. Na het klasseren van het toutvenant wordt het zand en grind vermarkt of elders toegepast in een/het oppervlaktewaterlichaam. De overige, niet toepasbare of vermarktbare, stoffen worden vermengd met water teruggebracht in het oppervlaktewaterlichaam. Deze handeling valt onder
208 / 392
wordt naar de definitie “oppervlaktewaterlichaam” in de Waterwet.
het begrip “lozen” uit artikel 6.1 van de Waterwet. Het is niet van betekenis dat dit stoffen zijn die op een eerder moment uit het oppervlaktewaterlichaam afkomstig zijn. De lozer ontdoet zich van deze stoffen en brengt ze in een oppervlaktewaterlichaam. Daarmee is de handeling vergunningplichtig op grond van de Waterwet, tenzij daarvoor vrijstelling is verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
23.6 Onderbouwd wordt waarom nadelige effecten op ecologische waarden in het nieuwe deel van het oppervlaktewatersysteem zijn uit te sluiten. Aangegeven wordt dat nadelige gevolgen voor de chemische kwaliteit van het oppervlaktelichaam niet zijn te verwachten. Het winnen en klasseren van de gebiedseigen en schone waterbodem van de zandwinput zal niet leiden tot toevoeging van de stoffen zoals genoemd in artikel 7.3 lid 2 van Waterwet aan het oppervlaktewaterlichaam, omdat deze waterbodem al deel uitmaakt van het oppervlaktewaterlichaam. Er is geen sprake van lozingen in de zin van het Handboek heffingenLozing tabelbedrijf op oppervlakte water Rijkswaterstaat.
Na het winnen van toutvenant (zand, grind en Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de overige stoffen) uit de waterbodem maakt dit besluiten. toutvenant geen onderdeel meer uit van het oppervlaktewaterlichaam waarvan de waterbodem deel uitmaakt. Na het klasseren van het toutvenant wordt het zand en grind vermarkt of elders toegepast in een/het oppervlaktewaterlichaam. De overige, niet toepasbare of vermarktbare, stoffen worden vermengd met water teruggebracht in het oppervlaktewaterlichaam. Deze handeling valt onder het begrip “lozen” uit artikel 6.1 van de Waterwet. Het is niet van betekenis dat dit stoffen zijn die op een eerder moment uit het oppervlaktewaterlichaam afkomstig zijn. De lozer ontdoet zich van deze stoffen en brengt ze in een oppervlaktewaterlichaam. Daarmee is de handeling vergunningplichtig op grond van de Waterwet, tenzij daarvoor vrijstelling is verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. In de overwegingen onder 5.1.2. is verwoord dat er sprake is van vertroebeling van het oppervlaktewaterlichaam door de zandwinning en de lozing vanuit de zandverwerkingsinstallatie. Door dit nadelige effect op het oppervlaktewater zoveel mogelijk te voorkomen is voorschrift 3.2.2 opgenomen in het ontwerp van de Waterwetvergunning.
209 / 392
23.7 Opgemerkt wordt dat vergelijkbare activiteiten zoals het baggeren van de rivierbodem met sleephopperzuigers, waarbij er ook zand/watermengsel terugvloeit in het oppervlaktewater niet geconfronteerd worden met vergunningplicht en heffingen.
De aanvraag van Basal Toeslagstoffen heeft betrekking op een inrichting die behoort tot een categorie van inrichtingen die op grond van artikel 1.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is aangewezen. Voor lozingen als gevolg van een aantal activiteiten van dit type inrichtingen is vrijstelling verleend op grond van het Activiteitenbesluit Milieubeheer (AB). Voor de lozingen bedoeld in voorschrift 3.2.2 geldt geen vrijstelling van de vergunningplicht op grond van het AB.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Vergelijkbare activiteiten, zoals het baggeren van de rivierbodem met sleephopperzuigers, waarbij er ook een zand/watermengsel terugvloeit in oppervlaktewater zijn niet vergunningplichtig omdat voor deze lozing wel een vrijstelling van de vergunningplicht is verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. Op deze activiteiten is het Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi) van toepassing omdat hier geen sprake is van een inrichting die behoort tot een categorie van inrichtingen die op grond van artikel 1.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is aangewezen. 23.8 Verzocht wordt om artikel 3.2.2 uit de vergunning te schrappen. In andere watervergunningen is de mate van vertroebeling in het winterbed vrijgelaten. Verzocht wordt om dit hier op een vergelijkbare wijze te vergunnen.
In de overwegingen onder 5.1.2. is verwoord dat er Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de sprake is van vertroebeling van het besluiten. oppervlaktewaterlichaam door de zandwinning en de lozing vanuit de zandverwerkingsinstallatie. Door dit nadelige effect op het oppervlaktewater zoveel mogelijk te voorkomen is voorschrift 3.2.2 opgenomen in het ontwerp van de Waterwetvergunning.
23.9 In artikel 3.2.4 is aangegeven dat Basal een uitvoerings- en grondstromenplan dient op te stellen. Omdat de voorbereiding van de vergunningaanvragen reeds is afgerond en het ontwerp bestemmingsplan ter visie ligt heeft het
Bij de werkzaamheden vindt grootschalig verplaatsing van grond plaats. De handreiking grondstromenplan biedt voor de aanvrager ondersteuning bij het opstellen van een gedegen grondstromenplan voor projecten in het
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
210 / 392
opstellen van voornoemd plan geen meerwaarde meer. Dit document is niet bedoeld voor particuliere initiatiefnemers met eigen werkmethodes. Bovendien worden via de ontgrondingsvergunning informatie verschaft over de kwaliteit en kwantiteit van het grondverzet. Het verwerken van grond geschied via het Besluit bodemkwaliteit. De Waterwetvergunning heeft naar de mening van reclamanten betrekking op de waterkwaliteitsaspecten, niet op het grondverzet. Verzocht wordt om artikel 3.2.4 te verwijderen.
rivierengebied. Het grondstromenplan heeft met name betrekking op de aard, de kwaliteit, de kwantiteit, de herkomst en de bestemming van grondstromen. Het grondstromenplan betreft hierdoor een document waarin als één geheel de informatie met betrekking tot grondstromen wordt vastgelegd die het bevoegd gezag voor Wet bodembescherming, Waterwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en Ontgrondingenwet nodig heeft. Hiermee is beoogd dat de aanvrager niet voor elke afzonderlijke aanvraag, de op grond van die wet noodzakelijke indieningsvereisten moet aanleveren. Dat geldt ook voor de wijze van uitvoering van de werkzaamheden. In onderhavig geval is bij de aanvraag geen uitvoerings- en grondstromenplan ingediend. Er is voor gekozen om de noodzakelijke informatie voorafgaand aan de uitvoering ter goedkeuring aan de Waterbeheerder te laten voorleggen middels het opgenomen voorschrift, in plaats van het buiten behandeling stellen van de aanvraag. Artikel 3.2.4 wordt derhalve niet verwijderd.
23.10 Verzocht wordt om voorschrift 3.4.3 punt 7 te wijzigen in: “7. De aanberming moet worden aangebracht op een hoogte van NAP + 13,50 meter en moet volledig bestaan uit cohesieve grond”. De aanberming wordt aangebracht in een bestaande laagte en heeft uitsluitend tot doel om de kwelweg te verlengen. Aangegeven wordt dat het niet nodig is dat de klei waarmee de aanberming wordt uitgevoerd aan hogere eisen voldoet dan het omringende maaiveld.
De zienswijze wordt overgenomen.
23.11 Aangegeven wordt dat voorschrift 3.4.4 kan vervallen. Alleen secties van sloten die geen doel meer hebben na de herinrichting van het projectgebied, worden verwijderd of gedempt. Dit is het geval daar waar nieuwe zomerkades over sloot tracés vallen.
Omdat het dempen van wateren een vergunningsplichtig onderdeel is, dient het in het besluit te worden opgenomen. Het voorschrift blijft gehandhaafd.
De zienswijze heeft gevolgen voor de Watervergunning.
Het betreffende voorschrift 3.4.3 lid 7 uit de Watervergunning wordt als volgt aangepast: “7. De aanberming moet worden aangebracht tot een hoogte van N.A.P. 13,50 meter en moet volledig bestaan uit cohesieve klei”.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
211 / 392
23.12 HSRO heeft op 5 maart aanvullende gegevens toegezonden over hoe met de aanwezige verontreinigingen zal worden omgegaan. Aangegeven wordt dat in de vergunning niets is opgenomen over de aangetroffen en reeds in kaart gebrachte verontreinigingen. Aangegeven wordt dat op dit moment nog aanvullend onderzoek plaatsvindt en dat de rapportages op korte termijn worden aangeleverd. Verzocht wordt om hier alsnog op te beschikken.
In het nog in te dienen uitvoeringsplan dienen de resultaten van het nog uit te voeren onderzoek te worden opgenomen. Hiervoor is voorschrift 3.2.4 in de Watervergunning opgenomen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
24.1 Reclamant motiveert in de zienswijze dat hij voldoet aan het begrip belanghebbende conform de Awb.
De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de terinzagelegging ingediend. De zienswijze komt besluiten. hieronder inhoudelijk aan de orde.
24. Reclamant 24
24.2 De zienswijze richt zich op alle ter visie liggende Deze opmerking wordt ter kennisgeving stukken. Het bestemmingsplan en de vergunningen aangenomen (met verwijzing naar bijlagen) worden opgesomd.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
24.3 Reclamant is ongerust over de veiligheid bij hoogwater en bij extreme lage rivierstanden vanwege hogere waterstanden aan de dijk, meer onveiligheid bij toekomstige ijsgang en vooral de verlaagde grondwaterstanden bij zeer lage rivierstanden. Gevreesd wordt voor de bezittingen van reclamant.
Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Daarbij zijn controle berekeningen uitgevoerd met de nieuwste gegevens. Hoewel er beperkte verschillen ontstaan in grondwaterstanden wijken de conclusies met betrekking tot zetting en schade niet af van eerdere rapporten. Deze extra toets zal als bijlage worden opgenomen bij de verschillende vergunningen.
Uit de rivierkundige berekeningen (rapport 'Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100) blijkt dat tegen de winterdijk over een traject van 6 km nabij Huissen en Angeren door de plannen Huissensche Waarden als blijvende gevolgen van het meestromend maken van de uiterwaard een opstuwing van 10 cm op te treden. De bandijk is bestand tegen deze hogere waterstanden, waardoor de hoogwaterveiligheid van het binnendijkse gebied niet in gevaar komt. Het waterschap Rivierenland heeft één en ander positief beoordeeld. Om die reden heeft Waterschap Rivierenland aangegeven geen overwegende bezwaren tegen het plan Huissensche Waarden te
212 / 392
hebben. In een brief d.d. 18 januari 2013 gericht aan RWS ON, met onderwerp ‘Watervergunning Ruimte voor de Rivier -maatregel Huissensche Waarden, rivierkundige opstuwing tegen bandijk’, heeft het Waterschap Rivierenland dit bevestigd. Het planvoornemen is opgesteld, met daarbij in ogenschouw genomen de natuurwaarden, cultuurhistorische waarden, duurzame waterhuishouding en ruimtelijke kwaliteit. Het plan draagt in positieve zin bij aan genoemde waarden en de ruimtelijke kwaliteit. Daarmee wordt ook voldaan aan de doelstelling van de PKB Ruimte voor de Rivier. Op de rivieren kan in koude perioden ijs worden gevormd. Gebeurt dit in een opstapeling van ijsschotsen dan spreken we van een ijsdam. IJsdammen kunnen het doorstroomprofiel van de rivier voor een groot deel afsluiten, waardoor grote verhogingen van waterstanden mogelijk zijn. Dijkdoorbraken en/of overstromingen kunnen het gevolg zijn. Problemen met kruiend ijs en de vorming van ijsdammen in de bovenrivieren ontstonden vooral in de periode voor de normalisatie van de rivieren in de negentiende eeuw en de daarbij behorende aanleg van kribben. Organisatorisch was het beheer van de rivier indertijd nauwelijks centraal georganiseerd. Ook beschikte men toen nog niet over de technische hulpmiddelen om, bij dreigend gevaar, ijsdammen te verwijderen. Een andere oorzaak waarom ijsgang de laatste tientallen jaren nauwelijks optreedt, is de toename van scheepvaart en de aanwezigheid van industrie langs de rivier. Met name energiecentrales gebruiken het water in de rivier voor koeling en lozen dit enigszins warmere water op de rivier. Het duurt dan langer voor er ijs op de rivier wordt gevormd.
213 / 392
Ook begint de degeneratie van het ijs aan het einde van een vorstperiode sneller. Hoewel er steeds meer alternatieve energiebronnen zijn is het niet de verwachting dat dit de komende jaren sterk zal wijzigen. Overstroming als gevolg van ijsdammen heeft zich meer dan 100 jaar niet meer voorgedaan. De kans dat zich in de nabije toekomst overstromingen als gevolg van ijsdammen voordoen, wordt daardoor sowieso als erg gering ingeschat. De vraag die hier beantwoord moet worden is of dit al kleine risico vergroot wordt door het project Huissensche Waarden. De reclamanten wijzen op het toegenomen gevaar van ijsdamvorming bij Malburgen (Arnhem) en schade en overstromingen als gevolg daarvan. In het geval de uiterwaard niet al eerder is ondergelopen, leidt het project in vergelijking tot de huidige situatie bij gemiddelde en lagere waterstanden tot een toename van het wateroppervlak wat bij vorst ijs kan worden. Dit ijsveld ligt tot dan opgesloten in het gebied. Het kan alleen op drift raken als de waterstanden in de rivier stijgen tot het niveau dat de Looveerdam overstroomt. Dat kan alleen in de situatie dat de Huissensche Waarden gaan meestromen en dat gebeurt alleen bij hoogwater, 8.000 a 9.000 m3/s te Lobith (de inlaat bij Scherpekamp en de kade parallel aan de Looveerweg zijn daar op geconstrueerd). Extra risico voor overstromingen door ijsdammen als gevolg van ijsgang in de Huissensche Waarden zou dus alleen kunnen voorkomen als het tegelijkertijd hoogwater is. Dan zou een in de ontzanding aanwezige ijsplaat moeten losschieten en door de uiterwaard met het hoogwater mee over de Looveerdam heen in benedenstroomse richting, richting Arnhem moeten drijven en daar vorming van
214 / 392
ijsdammen met overstroming tot gevolg moeten hebben. De kans dat het scenario van een dikke ijsplaat in de nieuwe ontzanding in de Huissensche Waarden en tegelijkertijd hoogwater zich voordoet is echter te verwaarlozen. Dat zou betekenen dat het in onze omgeving nog vriest terwijl het bovenstrooms in het stroomgebied van de Rijn al wekenlang aan het dooien is. De kans op dit scenario is uiterst klein. Het is theoretisch denkbaar dat ijs bij stijgende waterstanden tegen de Looveerdam vast komt te zitten. Mocht er zich een ijsdam voordoen op de tuimelkade op de Looveerdam dan is dat slechts een probleem als dit samengaat met een ijsdam in het zomerbed van de rivier en de andere uiterwaard. In dat geval zal de ijsdam met zwaar materieel moeten worden opgeruimd of opgeblazen. In alle gevallen moet eventuele schade aan de tuimelkade na hoogwater worden hersteld gelijk welke andere zomerkade dan ook. Het feit dat reclamanten ongerust zijn wordt betreurd maar voor kennisgeving aangenomen. Onderzoek en rapporten die opgesteld en beoordeeld zijn in het kader van de Milieueffectrapportage, vergunningen, bestemmingsplan en beschikkingen geven aan dat het project geen onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft. Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook niet optreden. Uit dat rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen
215 / 392
laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. In het kader van de ingediende zienswijzen is dit rapport opnieuw gecontroleerd. De gekozen methodiek is vergelijkbaar met de meeste van de overige Ruimte voor Rivierprojecten. Ook bleken berekende extreem lage waterstanden vrijwel overeen te komen met de standen die momenteel gehanteerd worden in de klimaatscenario's en effectstudies van het Deltaprogramma. Het Arcadis rapport is dan ook niet gewijzigd. De hoogwatersituatie in een gemiddelde winter is maatgevend voor de toename van de hoeveelheid kwel. In de hoogwatersituatie doet zich een toename van de kwelhoeveelheid met maximaal 2% voor in een deel van het gebied binnen het bebouwde gebied van Huissen. De mogelijkheid voor berging in het watersysteem neemt door deze extra kwel iets af. Het watersysteem zal uitgebreid worden. Het Waterschap heeft aangegeven dat de binnendijkse kweleffecten niet tot een verslechtering ten opzichte van de huidige situatie zullen leiden. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland
216 / 392
en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 24.4 Aangegeven wordt dat het uitgevoerde onderzoek opnieuw gedaan moet worden en dat de plannen gewijzigd moeten worden om onder andere gevaar, schade en hinder te voorkomen en om de veiligheid te waarborgen.
Het uitgevoerde onderzoek, de zienswijzen en de beantwoording zijn beoordeeld door het bevoegd gezag en de gemeenteraad. De resultaten van de inspraak, het onderzoek en het beoordelingstraject geven geen redenen om de plannen ingrijpend te wijzigen. De veiligheid in algemene zin is niet in het geding. Eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze en vragen van RWS zijn weergegeven in deze reactienota. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet alle opmerkingen of voorgestelde wijzigingen kunnen worden meegenomen. Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen. Zo is de aanleg van een extra wal aan de westelijke zijde van het Looveerterrein als maatregel toegevoegd ter bescherming van het Looveerterrein.
24.5 Verzocht wordt om verlenging van de periode ter bepaling van planschade, omdat nu al is te voorzien dat de plannen een lange realisatietermijn
Een aanvraag om tegemoetkoming in schade ex artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening (ook wel planschade verzoek genoemd) dient op grond van
In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
217 / 392
hebben en dat de effecten daarvan mogelijk op lange artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening binnen vijf jaar termijn pas zichtbaar worden. nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden te worden ingediend. Planschade ziet toe op schade in de vorm van inkomensderving of een vermindering van waarde van een onroerende zaak als gevolg van met name een wijziging van het planologisch regime. In onderhavig geval is dat het bestemmingsplan. Verlenging van de termijn voor het indienen van een aanvraag om tegemoetkoming in schade is niet mogelijk. Schade als gevolg van de uitvoering van het project (waaronder zetting etc.) maakt geen onderdeel uit van de planschaderegeling. Aantoonbare schade kan te allen tijde verhaald worden op de initiatiefnemer. 24.6 De initiatiefnemer en het bevoegd gezag worden verantwoordelijk geacht voor eventueel ontstane schade en gevraagd wordt om nu al voorzieningen te treffen ter voorbereiding van een schadefonds en het uitvoeren en vaststellen van zogenaamde nulmetingen.
Voor schade die aantoonbaar veroorzaakt is door het Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over project Huissensche Waarden is de initiatiefnemer schade aan woningen door zetting en over de van het project wettelijk aansprakelijk. afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de De provincie Gelderland verzorgt een klachtenloket, ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van waar alle klachten en schademeldingen kunnen meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt worden ingediend. Deze zullen dan doorgeleid voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om worden naar de verantwoordelijke partijen ter in het gebied waar de kans op schade door zetting verdere afhandeling en worden geregistreerd. De het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij indiener krijgt een melding over de verdere een groter aantal woningen. De selectie van op te afhandeling. Het aannemen van dergelijke klachten nemen woningen dient te worden gemaakt op basis en schademeldingen door de Provincie betekent niet van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, dat de Provincie verantwoordelijkheid of bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet aansprakelijkheid hiervoor accepteert. door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd Schadeverhaal door een particulier op een voordat met de ontzanding kan worden particuliere partij zoals de vergunninghouder of de aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar voor hem werkende aannemers is een van de opname van hun woning te ontvangen. privaatrechtelijke kwestie tussen de eisende partij en de aangesproken partij, waarin voor de overheid geen rol is weggelegd. Voor zover geen nulopname gedaan is zal qua bewijslast zal allereerst worden bekeken of het gebouw in het invloedsgebied ligt, welke grondslag ter plaatse aanwezig is en op welke wijze het gebouw gefundeerd is. Vervolgens wordt
218 / 392
bekeken of grondwaterstand door de zandwinplas ter plaatse substantieel gewijzigd is. Hiertoe worden de grondwaterstanden langjarig gemonitord door een erkend adviesbureau in opdracht van de vergunninghouder en gecontroleerd door het bevoegd gezag. Als blijkt dat structurele veranderingen in de grondwaterstanden ontstaan door de zandwinning zullen overigens passende maatregelen worden voorgeschreven. Deze hebben tot doel om schade door zetting te voorkomen. De gevraagde garantie wordt door bestaande wetten gewaarborgd. 24.7 Reclamanten hebben zich door deskundigen laten informeren over waterhuishoudkundige aspecten. De betreffende rapporten/adviezen worden herhaald en ingelast.
Het gaat om de notitie “Rivierkundige opmerkingen m.b.t. plan Huissensche Waarden”, dat in deze reactienota is samengevat en behandeld onder de nrs. 19.24 t/m 19.35 en om het rapport “Grondwaterproblematiek door ontzanding Huissensche Waarden”, dat in deze reactienota is samengevat en behandeld onder de nrs. 20.14 t/m 20.22
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
25.1 Aangegeven wordt dat er sprake is van gecoördineerde besluitvorming. Uitgelegd wordt dat de zienswijze als een gecoördineerde zienswijze dient te worden beschouwd, waarbij de ruimtelijke besluitvorming, het bestemmingsplan als vertrekpunt voor deze zienswijze wordt genomen. Alle onderdelen van deze zienswijze, die ook de andere besluiten betreffen, moeten tevens als zienswijze voor die andere besluiten gelden.
De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de terinzagelegging ingediend. De zienswijze komt besluiten. hieronder inhoudelijk aan de orde. Alle onderdelen van deze zienswijze, die ook de andere besluiten betreffen, gelden tevens als zienswijze voor die andere besluiten.
25. VBI Ontwikkeling BV t.a.v. L.H.W. Teunissen, postbus 31, 6850 AA Huissen
219 / 392
25.2 De beantwoording van de inspraakreactie van reclamant in de reactienota n.a.v. het voorontwerpbestemmingsplan is niet zorgvuldig en kan niet als juist worden gekwalificeerd. De samenvatting van de standpunten van VBI is niet juist en minder krachtig verwoord. Verzocht wordt de inspraakreactie van 17 oktober 2012 en de voorliggende zienswijze een op een over te nemen en te voorzien van commentaar.
Reclamant herhaalt de eerder ingebrachte Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de inspraakreacties op het voor-ontwerp besluiten. bestemmingsplan. Deze worden voor de volledigheid nogmaals beantwoord. De beantwoording is gebaseerd op de integrale zienswijze, niet slechts op de samenvatting.
25.3 In 2.13.1 op pagina 47 van de reactienota staat niet vermeld dat VBI spreekt over een verwijtbare poging om de gevolgen onbenoemd, onderbelicht en/of niet onderzocht te laten. De Gemeente zou niet adequaat geantwoord hebben.
De betreffende zienswijzen zijn in deze reactienota Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de opnieuw samengevat. De beantwoording is besluiten. gebaseerd op de integrale zienswijze, niet slechts op de samenvatting.
25.4 Op pagina 48 bij 2.13.2 van de reactienota wordt niet ingegaan op de inhoud van de inspraakreactie. De samenvatting dekt niet de inspraakreactie. Vermeld staat dat de vergunde geluidruimte gelijk blijft en dat mogelijk een nieuw bestemmingsplan Looveer dit aspect gaat meenemen. De gemeenteraad heeft besloten dat bestemmingsplan Looveer blijft gelden. Verzocht wordt om een inhoudelijke reactie en aan te geven dat de bestaande rechten van VBI worden gehandhaafd.
Het bestemmingsplan Huissensche Waarden tornt Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de niet aan bestaande rechten van reclamant op grond besluiten. van de bestemmingsplannen voor het industrieterrein (Looveer dan wel Bedrijventerreinen Actualisatie 2013). De bestemde/vergunde geluidruimte blijft ongewijzigd.
25.5 Bij 2.13.4 op pagina 48 van de reactienota wordt geantwoord dat er nooit toezeggingen gedaan worden over de maximale capaciteit. Reclamant geeft aan dat duidelijk moet zijn dat in de komende perioden geen onveilige verkeerssituaties ontstaan, die de bedrijvigheid van VBI en de andere bedrijven kan belemmeren. Er moet een veilige verkeersafwikkeling zijn in ieders belang. Door het nieuwe plan komen verschillende verkeersdeelnemers eerder met elkaar in onveilige verkeerssituaties terecht. De stelling dat de capaciteit voldoende is, wordt niet onderbouwd. Er komen meer soorten verkeersdeelnemers in het gebied. Verzocht
Het is correct dat in een bestemmingsplan nooit toezeggingen worden gedaan over de maximale capaciteit. Er is wel onderzoek gedaan naar de vraag of de bestaande wegenstructuur over voldoende capaciteit beschikken om in de toekomst het verkeer op een veilige manier af te wikkelen. Daarbij is wat betreft verkeersaantrekkendewerking gerekend met kentallen van het CROW. In paragraaf 2.3.8 van de toelichting staan de huidige verkeerssituatie van het plangebied en de belangrijkste wegen buiten het plangebied beschreven. In paragraaf 5.6 staat beschreven wat de gevolgen voor het verkeer zijn als gevolg van het uitvoeren van de plannen.
Het bestemmingsplan Huissensche Waarden tornt evenmin aan bestaande rechten op grond van voor reclamant geldende vergunningen. De zienswijze heeft aanleiding gegeven om voor bepaalde wegen en wegvakken dieper in te gaan op de materie. Het onderzoek 'Verkeersanalyse Huissensche Waarden', d.d. oktober 2013, is als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
220 / 392
wordt om dit goed te regelen en de zienswijze alsnog te honoreren. In aanvulling en ter verduidelijking van bovenstaande wordt verwezen naar het onderzoek 'Verkeersanalyse Huissensche Waarden', d.d. oktober 2013, dat mede naar aanleiding van deze zienswijze, als bijlage bij het bestemmingsplan is opgenomen. Hierbij zijn de CROW/ASVV-richtlijnen gehanteerd. In het onderzoek is rekening gehouden met alle soorten verkeersdeelnemers. Het planvoornemen voorziet op basis van het onderzoek in een gewijzigd ontwerp van de kruising Looveerweg-Stadsdam-Angerensedijk. Geconcludeerd wordt dat de capaciteit van de wegen en kruispunten volgens alle CROW/ASVV-richtlijnen voldoende is om het extra verkeer als gevolg van de planontwikkeling op een goede en verkeersveilige wijze af te wikkelen. 25.6 2.13.7 tot en met 2.13.12 op pagina 49 e.v. wordt de reactie van VBI ten aanzien van de Looveerweg en de mate van overstroombaarheid onvoldoende beantwoord.
In het kader van de herinrichting van de uiterwaard wordt de zomerkade verlegd naar een tracé aan de zuidzijde van de toegangsweg naar het bedrijventerrein, hierdoor zijn er geen negatieve gevolgen voor de ontsluitingsweg van het Looveer.
De zienswijze heeft gevolgen voor de watervergunning.
Het Waterschap is bereid mee te werken aan een gedifferentieerd inlaatbeleid voor de buitenpolder Huissensche Waarden, mits de zomerkade rond het noordelijk deel van de uiterwaard zodanig wordt aangepast dat deze van voldoende waterkerend profiel wordt voorzien (kruin 3,00 meter breed, taluds 1:3, erosiebestendige grasmat) en dat in de toegangsweg naar het Looveerterrein een schuifduiker wordt gemaakt. Met deze toegevoegde maatregelen wordt het mogelijk om het noordelijk deel van de buitenpolder later te laten inunderen bij hoge rivierafvoeren dan in de huidige opzet. Het zuidelijk deel houdt het bestaande inlaatbeleid. Rijkswaterstaat en het waterschap stemmen in met
221 / 392
deze toegevoegde maatregelen, door aanpassing als zodanig in de watervergunning. Door de aanleg van een zomerkade (13,1m+N.A.P.) aan de zuidzijde en verbetering van de zomerkade in het noordelijke deel van de uiterwaard (12,6m+nap) kan de overstromingsfrequentie van de Looveerweg afnemen. In de huidige situatie overstroomt de Looveerweg gemiddeld 3,4 dagen per jaar. Na uitvoering van de werkzaamheden zal de overstromingsfrequentie verminderen. 25.7 Het verbeteren van de bereikbaarheid en de hoogwaterveiligheid wordt met het huidige plan niet gerealiseerd.
Zie beantwoording bij zienswijze 25.6 en 25.8.
De zienswijze heeft gevolgen voor de watervergunning.
De taakstelling vanuit de PKB houdt in dat de rivierverruimende maatregelen die een waterstandsdaling in de rivier tot gevolg hebben bij hoogwater van 8 cm, uiterlijk eind 2015 is gerealiseerd. Uit de beschrijving van de fasering van de uitvoering zoals opgenomen in hoofdstuk 5 van de planbeschrijving (bijlage bij het ontwerpbestemmingsplan) blijkt dat dit tijdig wordt gerealiseerd. Het project verloopt volgens planning. De benodigde rivierverruiming zal op tijd gerealiseerd zijn. Voor 31-12-2015 wordt door de aanleg van een doorlaatwerk in de toegangsweg naar het bedrijventerrein Scherpekamp voldoende waterstandsdaling bij maatgevend hoofdwater gerealiseerd.
25.8 Door reclamant en anderen wordt ernstig betwijfeld of de Looveerweg na realisatie van het plan minder zal overstromen. De voorziene zomerkade, die ten zuiden van de Looveerweg zal worden aangelegd zou dit effect sorteren. Aangegeven wordt dat in de huidige situatie de Looveerweg juist vanuit het noorden overstroomt. Wordt daar dan ook de toekomstige doorstroming van 18.000m3/s bij betrokken, dan lijkt de redenering
Zie ook de beantwoording bij 25.6
De zienswijze heeft gevolgen voor de watervergunning.
Het project is ingericht om waterstanden tot 16.000 m3/s te kunnen accommoderen. Toekomst scenario's met veel hogere waterstanden tot 18.000 m3/s zijn onderwerp van studie bij het Nationale Deltaprogramma. De betreffende notitie heeft betrekking op de overstromingsfrequentie van het bedrijfsterrein Looveer en niet de
222 / 392
van het plan helemaal niet te kloppen aldus volgens de reclamant.
overstromingsfrequentie van de Looveerweg en is dus niet van toepassing op de Looveerweg.
Aangegeven wordt dat de redenering ten aanzien van de overstromingsfrequentie niet klopt. Uit de bijgevoegde bijlage d.d. 18 maart 2013 bij de zienswijze blijkt dat bij Rijkswaterstaat ook onzekerheid bestaat. 25.9 Reclamant is van mening dat de Looveerweg minstens 13.10 m. N.A.P. moet worden opgehoogd. Naast de inspraakreactie geeft reclamant aan dat ook het Schetsboek 2010 waarin een ander toekomstig profiel is opgenomen dan in het huidige plan hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Zie ook de beantwoording bij 25.6
De zienswijze heeft gevolgen voor de watervergunning.
In voortraject waar het schetsboek een resultaat van is, zijn meerdere opties bestudeerd die een zelfde effect kunnen bereiken. Dit schetsboek heeft geen formele status. Tijdens de informatieavonden in het kader van de MER zijn verschillende varianten voor de Looveerweg getoond. In het kader van de inspraak is ook overleg gevoerd en nader onderzoek uitgevoerd. De inspraakreacties en nadere onderzoeken hebben geleid tot bijstelling van het ontwerp. In de planbeschrijving, hoofdstuk 4, staat bij paragraaf 4.2.3 'Verbeteren beschermingsniveau Looveerweg' beschreven dat de overstromingsfrequentie van de weg zal afnemen Het beschermingsniveau van de Looveerweg zal door het planvoornemen verbeteren.
25.10 Bij 2.13.13 op pagina 51 van de inspraaknota wordt niet overtuigend geantwoord. Er is geen onderzoek gedaan naar de gevolgen voor VBI en het industrieterrein op het punt van grondwaterstromen.
Het door Arcadis gebruikte grondwatermodel in het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de rapport grondwatereffecten inrichtingsplan besluiten. Huissensche Waarden is gebaseerd op gegevens van TNO en de Provincie. In dit model en het rapport spelen de veranderingen in de waterstanden in het buitendijks gebied een grote rol. Het Looveer en zij diepere grondlagen zijn opgenomen in dit model. Het klopt dat geen specifiek onderzoek is gedaan naar veranderende grondwaterstromen bij het industrieterrein Looveer. Dit is ook niet nodig. Het is bekend dat de grondwaterstanden onder dit
223 / 392
buitendijks gelegen terrein een directe relatie hebben met de waterstanden in de rivier. De bestaande zandwinning in het Zwanenwater heeft mogelijk ook enige invloed. Dat zal niet wijzigen door de aanleg van de nieuwe zandwinplas. Deze beweegt immers ook mee met de rivier. Daarnaast bepaalt het inlaatbeleid van het Waterschap, zij het beperkter, in de zomer en lente de mate waarin de uiterwaard kan overstromen. Voor het noordelijk deel van het Looveer zal het inlaatbeleid wijzigen zoals aangegeven bij de beantwoording van zienswijzen 25.6. Het zuidelijk deel van het Looveer grenst nu, qua westgrens, aan een zomerpolder. Dit zal door de zandwinning en het verleggen van de zomerdijken niet meer zo zijn. Het gedrag van de rivier zal hier als enige de grondwaterstanden bepalen. De nieuwe zandwinning bedreigt niet de veiligheid van dit terrein. De afstand tot de insteek en de taludstabiliteit zijn voldoende groot. Het talud is bovendien veel flauwer dan die van het Zwanenwater. 25.11 Aangegeven wordt dat bij 2.13.14 op pagina 51 van de inspraaknota de overheid haar verantwoordelijkheid niet neemt. De genoemd personen/hulpdiensten dienen veilig op en naar het Looveer te kunnen functioneren. Het is te gemakkelijk om te stellen dat reclamant een amfibisch voertuig heeft, nu niet vaststaat dat de overstromingsfrequentie zal afnemen.
De bewoners en gebruikers van het Looveer wonen op een buitendijks terrein. Dit terrein is slechts deels hoogwatervrij aangemerkt. Deze bijzondere omstandigheid is ontstaan vanuit een eigen vrije keuze van bewoners en gebruikers.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
De overheid is niet verantwoordelijk voor het transport tijdens hoogwater. De overheid is ook niet verantwoordelijk voor het verschaffen van een even grote veiligheid als de bewoners van het binnendijks gebied. De overstromingsfrequentie van het Looveer en de Looveerweg nemen bovendien niet toe door het project. Het beroep op verantwoordelijkheid van de overheid heeft dan ook geen enkele grond.
224 / 392
Het wil overigens niet zeggen dat de overheid niet behulpzaam is bij hoogwater. 25.12 Over 2.13.15 van pagina 51 van de reactienota wordt opgemerkt dat in voorliggend bestemmingsplan opgenomen dient te worden dat het vigerende bestemmingsplan Looveer blijft gelden. Er is steeds sprake geweest van uitbreidingsmogelijkheden. In het kader van de MER heeft geen overleg plaatsgevonden met reclamant zoals bedoeld in de beantwoording van de inspraakreactie.
25.13 Het is verbazingwekkend en planologisch niet verklaarbaar, waarom de bestemming Natuur zo is gelegd. Daar waar een agrarische bestemming is gelegd aan de rivier ten noorden van de Looveerweg, heeft geen bestemming tot natuur plaatsgevonden, maar wel langs het industrieterrein aan de rivierzijde en dan ook nog selectief (zie verbeelding)
Het voorliggende bestemmingsplan maakt Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de toekomstige uitbreiding van het bedrijventerrein niet besluiten. meer of minder onmogelijk dan de nu vigerende plannen. Bij het opstellen van de MER is uitvoerig onderzocht of uitbreiding van het bedrijventerrein mogelijk was. Ook is hierover overleg gevoerd met bestuurders. Het bleek dat zowel politiek als qua natuurwetgeving er geen mogelijkheden voor vergroten van het Looveer waren. Ook bij het maken van dit bestemmingsplan is één en ander wederom bekeken. Naast de hiervoor beschreven argumenten bleek, mede door het grote aanbod in de stadsregio en de economische crisis, is een uitbreiding van het bedrijventerrein planologisch niet verdedigbaar. Het nu voorliggende bestemmingsplan maakt de herinrichting van de uiterwaard mogelijk. De ontwikkelingsmogelijkheden van de bedrijven op het bedrijventerrein Looveer maken geen deel uit van het project of van het bestemmingsplan. Alle gronden binnen het inrichtingsgebied die nodig Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de zijn voor natuurontwikkeling of in het huidige besluiten. bestemmingsplan als natuur zijn aangemerkt hebben de bestemming natuur gekregen. Voor de gronden ten noorden van de Looveerweg, gelegen aan de rivier, is de vigerende situatie overgenomen, Agrarisch met waarden. De zone tussen het industrieterrein en de rivier maakt, met uitzondering van de zone ten oosten van het agrarisch bedrijf van de Gebroeders Willemsen (bestemming Natuur), geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Voor de overige gronden, gelegen tussen het bedrijventerrein Looveer en de rivier, geldt een ander bestemmingsplan.
225 / 392
25.14 Er wordt gesteld dat zowel qua politiek als qua natuurwetgeving geen mogelijkheden zijn voor het vergroten van terrein Looveer. Dit kan niet als reden gelden, ook niet juridisch. Onterecht wordt dit niet nader uitgelegd.
Het industrieterrein Looveer maakt geen onderdeel uit van het project Huissensche Waarden. De Beleidslijn Grote Rivieren verzet zich tegen uitbreiding van niet-rivier-gebonden activiteiten en bindt bestaande bedrijven aan een beperkte uitbreiding. Het provinciaal en regionaal ruimtelijk beleid voor bedrijventerreinen gaat uit van een bestaand overaanbod aan bedrijventerrein in de regio en derhalve een uiterst terughoudend omgaan met uitbreiding van bedrijventerrein. Zo dient alvorens een uitbreiding kan worden toegestaan te worden aangetoond dat inbreiding, herschikking, en intensievere benutting van bestaand terrein niet mogelijk is. Een onderbouwd verzoek om uitbreiding kan overigens altijd worden behandeld. Indien dan zou blijken dat uitbreiding onvermijdelijk en nodig is kan zo'n uitbreiding in een planherziening worden verankerd. Het bestemmingsplan voor herinrichting van de uiterwaard is daarvoor echter niet bedoeld.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
25.15 Onterecht wordt voor bestaand terrein verwezen naar de Stadsregio, zeker gezien de ladder van duurzame verstedelijking. De bestaande terreinen moeten vanwege hun unieke karakter, alsmede het beleid van stimulering van transport over water, een uitbreidingsmogelijkheid kunnen hebben.
Zie ook de beantwoording bij zienswijze 25.14.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
25.16 Verzocht wordt om de zienswijzen te honoreren en de belangen van VBI en alle betrokkenen in het gebied af te wegen en te heroverwegen en zo tot een wijziging van het bestemmingsplan te komen.
Iedere zienswijze is beoordeeld, beantwoord en eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze zijn weergegeven in deze reactienota. Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
25.17 De inspraakreactie van 17 oktober 2012 wordt als herhaald en ingelast beschouwd. Volledigheidshalve is hieronder een samenvatting opgenomen.
Reclamant herhaalt de eerder ingebrachte inspraakreacties op de milieueffectrapportage. Deze worden voor de volledigheid nogmaals beantwoord.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Het Looveer ligt buiten het plangebied. Als de ladder van duurzame verstedelijking het voorstel van reclamant toelaat kan een separaat bestemmingsplan worden gemaakt. Vooralsnog is dat niet aangetoond. Het voorstel van reclamant is dan ook strijdig met provinciaal en regionaal beleid.
226 / 392
25.18 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 schrijft reclamant dat het bedrijfsterrein Looveer buiten het inrichtingsgebied wordt gehouden. Reclamant beschouwd dit als een verwijtbare poging om de gevolgen van de ontzanding voor het bedrijfsterrein Looveer onbenoemd, onderbelicht en/of niet onderzocht te laten. De economische gevolgen voor de bedrijvigheid van Looveer zullen door de ontzanding aanzienlijk zijn voor wat betreft de verkeersafwikkeling en capaciteit van toegangsweg Looveer, het hoogwatervrij zijn van enige toegangsweg en bedrijfsterrein, vergunde geluidsruimte, de mogelijke inrichtingseisen uit recreatieve belangen en de beperkende voor in de toekomst voor bedrijfsuitbreidingen.
De gemeenteraad heeft met betrekking tot het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de vaststellen van grenzen beoordelingsvrijheid. Op besluiten. basis van deze vrijheid is gekozen om voor de uiterwaard en voor het bedrijventerrein Looveer een afzonderlijk bestemmingsplan op te stellen. Het bedrijventerrein Looveer betreft een afzonderlijke ruimtelijke eenheid. Dat wil niet zeggen dat er tussen het bedrijventerrein en de uiterwaard geen ruimtelijke samenhang en functionele relatie is. Bij het opstellen en vaststellen van beide bestemmingsplannen is dan ook rekening gehouden met de onderlinge samenhang en relaties, zoals de Looveerweg, bereikbaarheid, verkeer en zomerkade en de geluidscontouren van het bedrijventerrein. Bij het opstellen van het bestemmingsplan Huissensche Waarden is gehanteerd als uitgangspunt om rechten voortkomend uit het bestemmingsplan Looveer te respecteren. Er is echter ook voor gekozen om geen nieuwe rechten en mogelijkheden, waaronder uitbreidingsmogelijkheden, voor het bedrijventerrein Looveer op te nemen. Dat wil niet zeggen dat het bestemmingsplan Huissensche Waarden uitbreiding van het Looveer onmogelijk maakt. Eventuele uitbreiding van het bedrijventerrein Looveer moet bezien worden in een aparte procedure, zoals wordt gesteld in het vaststellingsbesluit, getekend 27 juni 2013, behorende bij het bestemmingsplan Bedrijventerreinen actualisatie 2013.
25.19 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 schrijft reclamant dat bezwaar wordt gemaakt tegen de beperking van de vergunde geluidsruimte of beperkende of remmende werking op een eventuele uitbreiding van de thans vergunde geluidruimte op korte of lange termijn. Niet duidelijk wordt gemaakt op welke wijze de ontzanding en de toekomstige recreatieve sector van invloed zijn op de vergunde geluidsruimte en/of toepassing van de Wet Geluidhinder voor de bedrijven op het Looveer.
Zie beantwoording bij zienswijze 25.4
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
227 / 392
25.20 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 schrijft reclamant dat bezwaar wordt gemaakt tegen een passage in paragraaf 1.7. Verzocht wordt te bevestigen dat er geen voornemens of initiatieven zijn om de bedrijvigheid te beperken.
Er zijn momenteel op geen ruimtelijke voornemens of Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de initiatieven bekend om de bedrijvigheid ter plaatse te besluiten. beperken. Uitgangspunt daarbij is dat momenteel en in de toekomst door het bedrijf voldaan wordt aan wet- en regelgeving.
25.21 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 schrijft reclamant dat in het plan de toezegging ontbreekt dat de maximum capaciteiten (paragraaf 2.3.8) van de genoemde kruispunten en toegangsweg Looveer niet zullen worden aangetast als gevolg van de invloed van belangen van recreatie, nieuwe bewoners of bedrijven.
De restcapaciteit van de weg en het kruispunt is Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de extra gecontroleerd. Daarbij is gekeken naar huidig besluiten. gebruik en de verwachtingen met betrekking tot het regionaal verkeersmodel. De capaciteit is voldoende voor de verwachte autonome groei en de extra verkeersbewegingen die onder andere bij aanleg van de jachthaven kunnen plaatsvinden. Om dit te verduidelijken is een aanvullende verkeersanalyse opgesteld. Zie hiertoe ook de beantwoording onder 25.5.
25.22 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 schrijft reclamant dat geen melding wordt gemaakt van eventuele gevolgen voor de mogelijkheden tot het innemen van suppletiewater voor de watervoerende processen in de installaties. Verzocht wordt toe te zeggen dat de wijze en hoeveelheid van de vergunde inname van oppervlaktewater uit het Zwanewater niet wordt aangetast.
Het bestemmingsplan heeft geen invloed op bestaande vergunningen met betrekking tot de inname van oppervlaktewater voor suppletiewater voor de watervoerende processen van installaties.
25.23 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 schrijft reclamant dat in paragraaf 3.3.1 niet wordt toegezegd dat het vigerende inlaatbeleid onverminderd van kracht zal blijven c.q. dat de belangen van de bedrijven op het Looveer onverminderd zwaar zullen wegen bij de besluitvorming omtrent het openen/sluiten van de resterende inlaten, met name aan de noordzijde van het gebied.
Zie beantwoording bij zienswijze 25.5 tot en met 25.9 Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
25.24 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 schrijft reclamant dat in paragraaf 4.3 onvoldoende wordt beschreven wat de gevolgen zijn van de verhoogde afvoer voor de overstromingsfrequentie van de toegangsweg Looveer. Na verlegging van de
De verhoogde afvoer door de uiterwaard als gevolg Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de van het project heeft geen effect op de besluiten. overstromingsfrequentie van de Looveerweg. Er worden maatregelen genomen die er voor zorgen dat de overstromingsfrequentie zelfs afneemt. Zie
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
228 / 392
zomerkade ontstaat een vaste open verbinding met de rivier, waardoor wassen water niet meer te keren is.
beantwoording bij zienswijze 25.6.
25.25 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 schrijft reclamant dat uit paragraaf 4.3 onduidelijk blijkt wat de gevolgen zijn van de nieuwe zomerkade langs de Badweg op de huidige dan wel toekomstige overstromingsfrequentie van de Looveerweg.
Gewezen wordt op een fout in de toelichting op het voorontwerp-bestemmingsplan. Langs de Badweg wordt geen nieuwe kade aangelegd. Deze tekst is inmiddels aangepast.
25.26 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 Het huidige profiel van de Looveerweg wordt schrijft reclamant dat in de planbeschrijving een behouden. Zie beantwoording bij zienswijze 25.5 tot ander toekomstig profiel van de Looveerweg wordt en met 25.9 geschetst dan in het recente verleden is gedaan in het schetsboek 2010. Het resultaat van de overstromingsfrequentie van de Looveerweg wordt als onvoldoende en strijdig geacht met gewekte verwachtingen. Over de wijziging is de inspreker niet tijdig geïnformeerd. Reclamant maakt bezwaar tegen het (gewijzigde) geschetste principe profiel van de toegangsweg Looveer. Verzocht wordt de wijziging aan de Looveerweg te corrigeren en in overeenstemming te brengen met het ontwerp.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
25.27 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 schrijft reclamant dat verzocht wordt om een toezegging in het definitieve ontwerp bestemmingsplan dat het parkeren langs de Looveerweg fysiek onmogelijk wordt gemaakt.
In het bestemmingsplan worden geen uitspraken Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de gedaan over de precieze inrichting van wegen, de besluiten. uitvoering van verkeersmaatregelen en bebording. Indien reclamanten een parkeerverbod eisen kan dat separaat aangevraagd worden bij het gemeentebestuur.
25.28 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 schrijft reclamant dat gevraagd wordt waarom voor de Looveerweg niet een soortgelijke oplossing als de verhoging van de toegangsweg naar bedrijventerrein Scherpekamp is gekozen.
De maatregel bij de Scherpekamp is noodzakelijk om Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de water in de uiterwaard in te laten. Indien een besluiten. dergelijke maatregel in de Looveerweg genomen zou worden, ontstaan bij bepaalde waterstanden problemen met dwarsstromen in de vaarweg. Dit is niet acceptabel voor de scheepvaartveiligheid.
25.29 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 schrijft reclamant dat een onderzoek naar de grondwaterstromen en de gevolgen van mogelijke
Het Regis model is een regionaal bodem en grondwatermodel. In dit model is ook de ondergrond van het Looveerterrein opgenomen. Stuwing van
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
229 / 392
stuwing van grondwater en zandstromen voor bedrijfsterrein Looveer ontbreekt.
grondwater zal afnemen als de waterstand in de rivier lager dan gemiddeld is. De plas zakt dan immers mee. Qua zandstromen is onderzoek gedaan naar de stabiliteit van het te graven onderwatertalud. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden.
25.30 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 schrijft reclamant dat een toelichting ontbreekt op welke wijze de bedrijven op het Looveer in het geval van hoogwater en calamiteiten bereikbaar blijven.
Zie beantwoording bij zienswijze 25.5 tot en met 25.9. De bereikbaarheid bij calamiteiten blijft gelijk aan de huidige situatie. Ook bij hoogwater zal deze niet wijzigen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
230 / 392
25.31 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 schrijft reclamant dat bezwaar wordt gemaakt tegen het feit dat de keuze voor de uitwerking van het voorkeursalternatief tot een ontwerp bestemmingsplan impliceert dat enige uitbreiding van bedrijfsactiviteiten wordt geblokkeerd. Verzocht wordt om daarom een neutrale groenstrook op te nemen van ca. 100 meter breed waarbinnen uitbreiding mogelijk zou kunnen zijn.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan Huissensche Waarden is gehanteerd als uitgangspunt om rechten voortkomend uit het bestemmingsplan Looveer te respecteren. Uitbreiding van het bedrijventerrein Looveer maakt geen onderdeel uit van het project Huissensche Waarden. Het bestemmingsplan Huissensche Waarden maakt uitbreiding van het Looveer niet onmogelijk. Eventuele uitbreiding van het bedrijventerrein Looveer moet bezien worden in een aparte procedure.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Een neutrale groenstrook waarbinnen uitbreiding mogelijk zou kunnen zijn wordt niet opgenomen. Zie beantwoording bij zienswijze 25.12, 25.14, 25.15 en 25.18. 26. Heijting Groep B.V., t.a.v. J.W. Heijting Postbus 22, 6850 AA Huissen Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
26.1 De zienswijze heeft betrekking op het ontwerp bestemmingsplan en de ontwerpbesluiten voor het project Huissensche Waarden. De Heijting Groep is eigenaar van het Zwanewater. Reclamant is een voorstander van het project. Echter, wordt aandacht gevraagd voor hetgeen in de zienswijze is opgenomen
De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de terinzagelegging ingediend. De zienswijze komt besluiten. hieronder inhoudelijk aan de orde.
26.2 Aangegeven wordt dat de Heijting Groep al jarenlang exploiteerde ter plaatse van de zandwinning en nog steeds bezig is deze plas af te werken. De Heijting Groep heeft hiervoor de benodigde vergunningen. Aangegeven wordt dat in het kader van het project is afgesproken om de verschillende oude vergunningen bij definitieve verlening aan Basal te integreren in nieuwe
In de voorbereiding van het project Huissensche Waarden is tussen reclamant, initiatiefnemer en de provincie Gelderland overeengekomen dat de bestaande winrechten in het Zwanewater komen te vervallen bij verlening van de ontgrondingsvergunning voor de Huissensche Waarden. De aanduiding “ontgrondingsgebied” voor het Zwanewater is dan ook niet nodig in het nieuwe
De oude ontgrondingsvergunning voor het Zwanewater wordt niet ingetrokken.
231 / 392
vergunningen. Het perceel zal ook indien nodig ter beschikking worden gesteld voor zaken en werken die ten bate komen aan het nieuwe project. Voor het gebied op en rond het Zwanewater ontbreekt in het bestemmingsplan de aanduiding ontgrondingsgebied. Verzocht wordt dit op te nemen op de bestemmingsplankaart. Ter plaatste wordt nog een bestaande zandwinplas afgewerkt. 26.3 Aangegeven wordt dat de vergunde situatie voor reclamant afwijkt van hetgeen nu is opgenomen. Het is wenselijk om een en ander goed af te stemmen zodat geen problemen in de overdracht van de verschillende inrichtingsplannen ontstaat. Reclamant doet de suggestie om ook voor het Zwanewater een aantal ontwerpprincipes op te nemen in de vergunningen en aan te geven wie precies waarvoor qua aanleg en beheer verantwoordelijk is.
bestemmingsplan. Wel klopt het dat er in het kader van de oude vergunning nog een verplichting is om de oevers af te werken. Hiervoor hoeft echter niet ontgrond te worden. Met het oog op de afwerkingsverplichting zal de oude vergunning in stand blijven.
Het bestemmingsplan wijkt inderdaad af van de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de vigerende ontgrondingsvergunning van het besluiten. Zwanewater in die zin dat volgens de ontgrondingsvergunning de zuidoosthoek van het Zwanewater ontgrond zou mogen worden en volgens het nieuwe bestemmingsplan niet. Dit is omdat in de voorbereiding van het project Huissensche Waarden is overeengekomen dat dat deel niet ontgrond zou worden en dat de overgebleven winrechten geïntegreerd zouden worden in het nieuwe plan. Dit is de reden dat het nieuwe bestemmingsplan afwijkt van de oude ontgrondingsvergunning. Reclamant geeft niet concreet aan welke ontwerpprincipes bedoeld worden. Verantwoordelijkheden voor aanleg en beheer liggen voor de duur van de vergunning bij de respectievelijke vergunninghouders, daarna bij de grondeigenaren.
26.4 Gewezen wordt op de kansen die ontstaan voor het Zwanewater door de gecombineerde aanpak van de Huissensche Waarden. Het is mogelijk om bijvoorbeeld de oevers verder te verflauwen. Dit kan positieve effecten hebben voor de natuur, recreatie, ontwatering en kwelbeheersing. Deze ideeën kunnen mogelijk worden opgenomen in de verschillende vergunningen en/of werkplannen.
Verdere verflauwing van de oevers van het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Zwanewater is niet in het plan Huissensche Waarden besluiten. opgenomen en de effecten daarvan zijn niet onderzocht. Over eventuele aanvullende inrichtingsmaatregelen kunnen in een separate procedure besluiten worden genomen.
232 / 392
27. Gelderse Natuur- en Milieufederatie t.a.v. V. Vintges, Jansbuitensingel 14, 6811 AB Arnhem Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
27.1 Reclamant onderscheidt in het project Huissensche Waarden twee initiatieven: Het verzekeren van veiligheid tegen hoogwater en het voorzien in ruimte voor delfstoffenwinning. Dat beide initiatieven los van elkaar beschouwd kunnen worden wordt bevestigd in de reactienota behorende bij het ontwerp-bestemmingsplan onder 3.26. Reclamant is van mening dat dit in de MER-procedure betrokken had moeten worden bij alternatievenafweging en effectbepaling.
De PKB Ruimte voor de Rivier vereist dat voor het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de einde van 2015 wordt voldaan aan PKB besluiten. uitgangspunten. Het planvoornemen voorziet in een fasering, waardoor kan worden voldaan aan de gestelde PKB uitgangspunten en taakstelling. Deze eerste fase betreft de werken, zoals beschreven in het antwoord bij inspraakreactie 3.8.26 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerpbestemmingsplan Huissensche Waarden en wordt door reclamant gezien als één van de twee initiatieven van het project Huissensche Waarden. Het door reclamant genoemde tweede initiatief, de delfstoffenwinning zorgt, voor de financiering van het project. De door reclamant genoemde twee initiatieven zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In het kader van de MER zijn deze dan ook als één project beschouwd en onderzocht.
27.2 Reclamant verzoekt zo voorzichtig mogelijk om te gaan met maatregelen rond splitsingspunten van de Rijn en alvorens te besluiten over maatregelen in de Huissensche en Angerensche Waarden deze af te zetten tegen de mogelijke toekomstige afvoeren in een integrale visie op hoogwaterveiligheid voor de Gelderse Poort. De eventuele noodzaak voor een grotere lengte aan bruggen of verdere verlaging van de zomerkaden kan dan worden beoordeeld en in een keer goed worden uitgevoerd. Reclamant spreekt in dit kader zijn voorkeur uit voor de maatregel kribverlaging, maar ziet het realiseren van een inlaatwerk bovenstrooms van de Scherpekamp, zoals voorgesteld, als een goed alternatief.
De maatregelen en de keuze voor deze maatregelen Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de rondom het splitsingspunt zijn onderzocht in de PKB- besluiten. Ruimte voor de Rivier, die is vastgesteld door het parlement. Daarbij is ook een afspraak gemaakt over de realisatietermijn. Het project moet voor 1-1-2016 de gevraagde rivierveiligheid opgeleverd hebben. De PKB Ruimte voor Rivier en het Deltaprogramma zijn opgezet om gevolgen van klimaatverandering voor de waterhuishouding en de waterveiligheid te bestrijden. De aanpak voor alle PKB projecten is dat deze robuust moeten zijn en lange termijnmaatregelen niet in de weg mogen zitten. Dit geldt dus ook voor het project Huissensche Waarden. Om in de toekomst een verhoogde afvoer
233 / 392
van 18.000 m3/sec bij Lobith veilig af te voeren is de maatregel kribverlaging nog altijd beschikbaar. 27.3 Reclamant begrijpt het nut van verbeteren van de toegankelijkheid van de hoogwatervrije gebieden. Dit mag echter niet ten koste gaan van doorstroombaarheid en in het verlengde daarvan afgewenteld worden op elders gelegen gebieden. Reclamant verzoekt af te zien van de verhoging van zomerkaden en de Looveerdam, aangezien dit in plaats van rivierruimte juist extra opstuwing veroorzaakt die elders moet worden gecompenseerd. Een brug naar het Looveer lijkt een verantwoorde oplossing.
De effecten van de geplande ingrepen zijn getoetst Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de en opgenomen in het rapport 'Rivierkundige Toetsing besluiten. Rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100’. Dit rapport is als bijlage opgenomen bij het bestemmingsplan en de aanvraag voor de watervergunning.
27.4 De reclamant heeft een sterke voorkeur voor de winning van beton- en metselzand buiten het winterbed van de rivieren. Er zijn verschillende nieuwe winlocaties in procedure, terwijl de vraag naar zand en klei beperkt is. Van een dwingende noodzaak voor het vergunnen van deze winning is volgens de reclamant geen sprake.
In 2003 is het landelijke beleid voor grondstoffenwinning gewijzigd. Sindsdien is grondstoffenvoorziening nog wel beleidsdoel, maar stuurt de overheid niet meer op productie. Productieplanning wordt aan de markt overgelaten. Marktoverwegingen spelen geen rol meer in de belangenafweging.
27.5 De voorgestelde winning heeft grote effecten op de waterhuishouding in het gebied, zowel bij hoogwaterafvoeren als bij laagwaterafvoeren. Reclamant stelt voor om wegzijging naar de rivier in droge periodes door o.a. peilopzet te beperken. Reclamant stelt dat bij het frequenter voorkomen van laagwaterperioden en ernstiger watertekorten dit
Uit de verrichte onderzoeken in het kader de MER en Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de de vergunningen blijkt dat effecten van de beoogde besluiten. zandwinplas op de waterhuishouding beperkt zijn en geen onaanvaardbare effecten en/of risico's veroorzaken. De initiatiefnemer heeft geen zeggenschap over het binnendijkse waterbeheer. Om ook in droge tijden water te kunnen gebruiken
Geconcludeerd wordt dat een aanzienlijk effect op de afvoer van water mogelijk is zonder nadelige effecten op: 1. afvoerverdeling maatgevend hoogwater, normaal hoogwater en laagwater, 2. sedimentatie in de vaarweg, 3. dwarsstromen. Uit rivierkundige berekeningen volgt dat een brug in de Looveerweg bij hoge waterstanden ongewenste dwarsstromen bij de inlaat en invaart van de plas tot gevolg kan hebben. Ook kan ongewenste sedimentatie in de vaargeul ontstaan. Om deze negatieve effecten te beperken wordt bovenstrooms van de Looveerweg een kade aangelegd tot zomerkade niveau en geen brug aangelegd. De Looveerweg zelf wordt dus niet opgehoogd. Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
234 / 392
door het Waterschap steeds minder gerealiseerd zal kunnen worden. Het risico op droogteschade is groter dan aangenomen aangezien er lagere afvoeren optreden dan waarmee is gerekend in de aanvraag.
voor landbouw en drinkwater, is het nodig water op te slaan. Het IJsselmeer en het Haringvliet zijn daarbij bijvoorbeeld op nationaal niveau een belangrijke bron voor zoet water voor de landbouw en drinkwater. Lokaal zouden bestaande en nieuwe binnendijkse en buitendijkse zandwinplassen hiervoor benut kunnen worden. Momenteel word in het park Lingezegen gewerkt aan 28 hectare extra aan ruimte om water te bergen. De zandwinplas in de Huissensche Waarden bevat bovendien ook bij lage rivierstanden nog voldoende water om mee te irrigeren en de schade voor de landbouw te beperken. Bij de berekening van de effecten van lage grondwaterstanden wordt binnen vrijwel alle Ruimte voor Rivier projecten op een vergelijkbare wijze gerekend. Uitgangspunt is daarbij een laagwater dat gemiddeld eens in de tien jaar voorkomt. De waterstanden worden niet op basis van dagwaarden maar op basis van weekgemiddelden berekend. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden
235 / 392
in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 27.6 Reclamant vraagt in hoeverre nieuwe inzichten in de risico’s van piping zijn meegenomen bij het oordeel over de veiligheid van het initiatief in de Huissensche en Angerensche uiterwaarden.
Nieuwe inzichten zijn waar nodig meegenomen in het inrichtingsplan en daarmee bij de beoordeling van het initiatief en bij de beantwoording van de ingekomen reacties.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
27.7 Reclamant mist het advies van het Q-team Ruimte voor de Rivier bij de documentatie die ter beschikking is gesteld. Bij het nemen van de van de projectbeslissing (SNIP3) van een Ruimte voor de Rivier project behoort een advies van het Q-team te liggen.
Er zijn enkele gesprekken met het Q-team geweest. Op basis daarvan heeft het Q-team geconcludeerd dat zij uitsluitend adviseren over de projecten van Rijkswaterstaat. Er is dus geen Q-team advies voor het project Huissensche Waarden.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
27.8 De Huissensche en Angerensche uiterwaarden maken deel uit van het nationaal landschap de Gelderse Poort, met als kernkwaliteiten 'kleinschalige openheid, groen karakter en reliëf door oeverwallen en dijken' (Streekplan 2005). De aanleg van een grote waterplas is grootschalig open, komt in de plaats van het groene karakter en de aanwezige oeverwallen en dijken en staat dus haaks op de kernkwaliteiten van het Nationaal en Waardevol Landschap Gelderse Poort.
De kernkwaliteiten van het waardevolle landschap Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Gelderse Poort zijn door de Provincie uitgewerkt in besluiten. de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten waardevolle landschappen. De grote waterplas tast geen kernkwaliteiten van het waardevolle landschap Gelderse Poort aan. Door het uitgraven van oude strangen rond de Scherpekamp wordt een bijdrage geleverd aan de kernkwaliteit “Complexen van strangen (oude rivierarmen) komen voor ten noorden van het splitsingspunt van Rijn en Waal: Rijnstrangen”. Het gebied waar de grote waterplas wordt aangelegd is nu al grootschalig open. Er liggen geen dijken. De bestaande, moeilijk toegankelijke oeverwal wordt gereconstrueerd, behalve ter plekke
236 / 392
van de invaart. Om van de rivier de plas op te varen kruist men de oeverwal, die vanaf het water juist goed beleefbaar wordt gemaakt. 27.9 Volgens reclamant geldt dit ook voor de Romeinse Limes, die door de voorgenomen zandwinning loopt en is voorgedragen als werelderfgoed bij UNESCO.
In de concept-omgevingsvisie, waarnaar in de zienswijze verwezen wordt, is de Limeszone aangegeven. Dit is het gebied waar mogelijkerwijs resten van de Limes aangetroffen zouden kunnen worden.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
De Limes is nog niet voorgedragen bij UNESCO als Werelderfgoed; wel bestaat het voornemen dit te doen. In het kader van de voorbereiding van deze voordracht is onderzoek gedaan naar de kernkwaliteiten van de Limes. Dit onderzoek heeft geresulteerd in de aanwijzing van een aantal locaties waarvan reeds bekend is dat er zich daadwerkelijk Romeinse resten in de grond bevinden. Deze locaties zullen in het toekomstig nominatiedossier worden meegenomen. Geen van deze locaties bevindt zich in het plangebied. Voor de rest van de Limeszone zal per vaststelling van de verordening gaan gelden dat voorafgaand aan bodemingrepen eerst archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden om vast te stellen of zich in het te onderzoeken gebied resten bevinden die als kernkwaliteiten van de Limes geduid zouden kunnen worden. Op dit moment is dat echter nog niet het geval. Wel is het wettelijk verplicht archeologisch onderzoek uitgevoerd voorafgaand aan de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied. De resultaten hiervan worden onderschreven door de Provincie en de Gemeente. Op basis van deze resultaten zijn door de Provincie onderzoeksvoorwaarden verbonden aan de ontgrondingsvergunning. Hiermee is het aspect archeologie zorgvuldig afgewogen en beoordeeld.
237 / 392
27.10 Het initiatief voor de delfstofwinning wil uiteindelijk 83 ha kwalificerende, nieuwe natuur realiseren die goed past bij de kernkwaliteiten van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Volgens reclamant gaat dit initiatief, met 110 ha grote, diepe waterplas, echter ten koste van ruimte voor vrijwel alle andere geformuleerde kernkwaliteiten.
In paragraaf 5.3.3 van het bestemmingsplan is het project getoetst aan de EHS. Hier is geconcludeerd dat het voornemen bijdraagt aan het behoud van de kernkwaliteiten en de stimulering van ontwikkelingsopgaven en kernopgaven in de EHS door de ontwikkeling van riviergebonden natuur. Het voornemen tast daardoor de wezenlijke kenmerken en waarden niet aan en zijn er geen significant negatieve effecten op de EHS.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
27.11 Het areaal en de kwaliteit van o.a. agrarische natuur is volgens reclamant al sterk afgenomen door het niet meer beschikbaar stellen van beheersubsidies in anticipatie op de realisatie van de delfstofwinning en zal bij de uitvoering van de delfstofwinning en bouw van de jachthaven en omgeving nog verder afnemen.
Bij natuurontwikkeling middels ontgrondingen zijn geen subsidies beschikbaar; de natuurontwikkeling wordt geheel via de opbrengsten van grondstoffen worden gefinancierd. Buiten de ontgronding worden verschillende natuur en agrarische natuur typen ontwikkeld. Door het project Huissensche Waarden zal het areaal en de kwaliteit van deze (agrarische) natuurtypen verbeterd worden.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
27.12 Huissensche en Angerensche uiterwaarden vormen een cruciale schakel in de noord zuid verbinding voor soorten. Deze ecologische verbinding is al smal voor terrestrische soorten en wordt nog verder verkleind tot een 100m, direct naast recreatieve of industriële activiteiten. Een recente studie van het Planbureau voor de Leefomgeving toonde het internationale belang van de Gelderse Poort bij het behoud van moerasvegetaties in een veranderend klimaat.
De soorten waarvoor het Natura 2000-gebied 'Gelderse Poort' is aanwezen zijn vooral moerassoorten. Deze soorten zullen profiteren van de uitbreiding van moerasoevers en aanverwante habitats. Migratie van enkele soorten wordt beperkt, maar de totale meerwaarde van het project voor natuur is positief. In afweging van alle belangen is voor deze strategie gekozen. Migratie blijft mogelijk, een planaanpassing is niet nodig.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
27.13 Het initiatief staat haaks op vrijwel alle kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS.
Zie beantwoording zienswijze 27.10
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
27.14 Er is naar de mening van reclamant onvoldoende rekening gehouden met mogelijke effecten voor overige weidevogels in de Huissensche Waarden die onder meer broeden ten noorden van de Looveerweg. Reclamant noemt als voorbeeld de grutto, waarmee het slecht gaat in Nederland, dus bescherming van broedgebieden en het voorkomen van effecten vanwege externe werking is van groot
Ten noorden van de Looveerweg zijn geen ingrepen Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de gepland die significant negatieve gevolgen hebben besluiten. voor de aanwezige weidevogels. In het project wordt het habitat van weidevogels uitgebreid. Het specifieke beheer voor deze soorten wordt gegarandeerd door de beheerstichting. Op basis van de fasering van het project is geconcludeerd dat de mate van verstoring beperkt is en dat er te allen tijde
238 / 392
belang. Van belang in dit kader is vergelijkend onderzoek met andere herinrichtingsprojecten in de uiterwaarden. Reclamant vraagt zich af of, wat betreft aantasting van het broedgebied bij de Strang van Angeren, het nieuwe potentieel broedgebied zal opwegen tegen de toename van verstoring in de toekomst door bedrijfsactiviteiten (voor minimaal 15 jaar vergraving) en recreatie.
voldoende broedgebied aanwezig zal zijn. Ter verduidelijking van de fasering van het project is een uitgebreid faseringsdocument opgesteld dat als bijlage bij het bestemmingsplan en de vergunningsaanvragen wordt gevoegd.
27.15 Volgens reclamant is het plan/project Huissensche Waarden niet terug te herleiden tot ontwikkelingsopgaven voor de EHS in het rivierengebied ter plaatse. Het plan/project staat alles overziend op gespannen voet met de Ruimtelijke Verordening Gelderland (artikel 18) gelet mogelijke effecten op de verschillende EHS-doelstellingen, en vanwege de termijn en haalbaarheid van het project/plan.
Artikel 18 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de omvat de regel dat in een bestemmingsplan binnen besluiten. de EHS geen bestemmingen zijn toegestaan die de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant kunnen aantasten. In paragraaf 5.3.3 van het bestemmingsplan is het project getoetst aan de EHS. Hier is geconcludeerd dat het voornemen bijdraagt aan het behoud van de kernkwaliteiten en de stimulering van ontwikkelingsopgaven en kernopgaven in de EHS door de ontwikkeling van riviergebonden natuur. Het voornemen tast daardoor de wezenlijke kenmerken en waarden niet aan en is van significant negatieve effecten op de EHS geen sprake. Het project Huissensche Waarden draagt bij aan het behoud van de betreffende kenmerken en waarden van de EHS.
27.16 Het initiatief biedt onvoldoende zekerheid dat een goede staat van instandhouding van verschillende beschermde diersoorten ter plaatse, als de kamsalamander, wulp, andere weidevogels en steenuil, gewaarborgd is. Wetenschappelijk onderzoek naar mogelijke effecten op de wulp en weidevogels is naar de mening van reclamant in onvoldoende mate uitgevoerd. Mogelijke effecten door wijzigingen in de waterhuishouding op soorten in aangrenzende natte natuur (grote bloem bijvoorbeeld) zijn niet ondenkbeeldig. De reclamant is niet overtuigd dat de Flora- en faunawet niet de de uitvoering van het plan/project in de weg staat.
De effecten van het project op de Natura 2000instandhoudingsdoelstellingen zijn in de Natura 2000-toets Huissensche Waarden, passende beoordeling van de inrichtingsschets (10-07-2012) getoetst aan de Natuurbeschermingswet 1998. In dit rapport wordt geconcludeerd dat er het project géén significante negatieve effecten heeft op de Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Ook voor soorten beschermd door de Flora- en faunawet is de gunstige staat van instandhouding niet in het geding door uitvoering van het project onder de gedragscode 'Zorgvuldig winnen”.
239 / 392
27.17 De Gelderse Poort is aangewezen als Natura 2000 speciale beschermingszone voor de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. In de speciale beschermingszone Natura 2000 de Gelderse Poort geldt voor een groot aantal soorten en habitats nog een uitbreidingsdoelstelling om deze in een gunstige staat van instandhouding te brengen. Volgens reclamant kunnen ontwikkelingen die de mogelijkheden voor het realiseren van deze instandhoudingsdoelstellingen in deze speciale beschermingszone onmogelijk maken, niet worden toegestaan.
27.18 Het beperken van foerageerruimte voor grasetende watervogels waarvoor de draagkracht nu al onvoldoende is kan niet worden toegestaan. Compensatie voor deze verdere beperking van de draagkracht door het onttrekken van 110 ha leef-, rust- en foerageergebied voor de delfstofwinning kan niet buiten de begrenzing van de beschermingszone gezocht worden. Zeker niet zolang die foerageergebieden niet eveneens beschermd en begrensd worden als Natura 2000-gebieden. De beschermingszones zijn juist aangewezen om binnen de aangegeven begrenzingen de goede staat van instandhouding te behouden of te herstellen. De beperking van de foerageerruimte voor grasetende watervogels in de Huissensche en Angerensche uiterwaarden, binnen de Gelderse Poort bij uitstek daarvoor in gebruik, heeft mogelijk grotere gevolgen dan op basis van de referentie in de Ooijpolder nu is aangenomen.
Het is onjuist dat ruimtelijke ontwikkelingen per Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de definitie niet kunnen worden toegestaan wanneer er besluiten. sprake is van een uitbreidingsdoel voor habitattypen dan wel habitat- of vogelsoorten. Dat bewijst dit project. Weliswaar gaat door de uitvoering van rivierverruimende maatregelen 1 ha Glanshaverhooiland verloren, maar door het voorgenomen hooilandbeheer wordt het areaal Glanshaverhooiland uiteindelijk met 4,5 ha uitgebreid. De uitbreidingsdoelstelling voor Glanshaverhooiland wordt dus niet belemmerd. Bovendien draagt het project juist bij aan de Natura 2000-instandhoudingsdoelen door het realiseren van natuur waaronder habitattypen met een uitbreidingsdoel zoals Slikkige rivieroevers, Glanshaverhooiland, Zachthoutooibos en Hardhoutooibos. De effecten van het project op de Natura 2000instandhoudingsdoelstellingen zijn getoetst in de Natura 2000-toets Huissensche Waarden, passende beoordeling van de inrichtingsschets (10-07-2012) aan de Natuurbeschermingswet 1998. In dit rapport wordt geconcludeerd dat het project géén significante negatieve effecten heeft op de Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen waaronder de doelen voor grasetende watervogels.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
In de passende beoordeling is aangetoond dat foerageergebied niet de beperkende factor is voor de draagkracht als leefgebied voor grasetende watervogels. De aantasting leidt niet tot een significant negatief effect.
240 / 392
27.19 Onvoldoende onderbouwd is dat de wulp geen significante verstoring zal ondervinden. Elders wordt een veel grotere verstoringsafstand aangehouden. Daarenboven is het habitat van de Wulp aan de overzijde van de Neder-Rijn recent al gereduceerd bij de aanleg van de nieuwe waterkering rond de Kleefse Waard.
Uit de passende beoordeling blijkt dat het project Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Huissensche Waarden, ook in cumulatie met andere besluiten. initiatieven in de omgeving, geen significant negatieve effecten heeft op de Natura 2000instandhoudingsdoelstellingen voor Wulp. In de passende beoordeling zijn, op basis van recente wetenschappelijke literatuur, de verstoringsafstanden bepaald.
27.20 De waterplas zal tot minstens 2028 geen enkele ecologische waarden hebben.
De opvatting dat de waterplas tot ten minste 2028 door vertroebeling van de zandwinning geen enkele ecologische waarde zal hebben is niet onderbouwd.
27.21 Reclamant heeft al eerder suggesties gedaan m.b.t. het weer terugbrengen van het water naar de grenzen van Huissen en de realisatie van een passantenhaven. Zelfs al zou de 110 ha diepe delfstofwinning gerealiseerd kunnen worden, dan nog heeft een grootschalige jachthaven weinig perspectief aangezien in de onmiddellijke omgeving al een aantal waterrecreatie concentraties langs de rivieren aanwezig zijn. Daar komt bij dat in de Huissensche en Angerensche uiterwaarden geen recreatievaart zal worden toegestaan tussen half november en half maart, terwijl seizoenverlenging juist de trend is. Volgens het PKB 4 Ruimte voor de River is met uiterwaardvergraving in de Huissensche Waarden geen recreatie als grondgebruik beoogd.
De PKB 4 sluit recreatie niet uit als grondgebruik. De Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de gemeente Lingewaard zet in op het versterken van besluiten. de sector recreatie en toerisme. De economische spin-off die de sector kan genereren moet een bijdrage leveren aan de leefbaarheid en sociale vitaliteit en de kwaliteit van het voorzieningenniveau van de Gemeente. De jachthaven is daarnaast gewenst door de gemeente Lingewaard, omdat deze bijdraagt aan de leefbaarheid in de toekomst van de kern Huissen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
In het kader van het versterken van de sector is onderzoek gedaan naar de realisatie en haalbaarheid van de jachthaven. Het onderzoek toont aan dat er een realistische verwachting is dat de jachthaven in deze omvang haalbaar is. Op basis Reclamant stelt de combinatie van een bescheiden van verricht onderzoek is het voorgestelde formaat passantenhaven, de 'Stad aan de Strang' en de van de jachthaven bepaald ten einde een Romeinse Limes voor als aantrekkelijker toeristisch levensvatbare jachthaven te realiseren. In het recreatief perspectief dan 110 ha diep water en een onderzoek is rekening gehouden met alle bekende periodiek bruikbare jachthaven. aspecten, waaronder waterrecreatie concentraties (jachthavens) in de omgeving en het vaarverbod in Opnieuw doet de reclamant de suggestie om op de winterperiode. Het voorgestelde plan voor de basis van een integrale visie op de waterveiligheid op jachthaven is levensvatbaar en draagt bij aan de de langere termijn met aanvullende middelen vanuit leefbaarheid van de kern Huissen. het Deltafonds deze ruimtelijke kwaliteit te realiseren.
241 / 392
In het kader van de milieueffectrapportage is onder andere door GNMF een schets gepresenteerd voor de Huissensche Waarden. Deze schets omvatte een alternatieve locatie voor de jachthaven. Dit alternatieve plan is niet economisch uitvoerbaar en voldoet niet aan de doelstellingen van de PKBRuimte voor de Rivier. Dat plan maakt echter geen onderdeel uit de PKB4, van het onderhavige bestemmingsplan en de voorliggende vergunningaanvragen en is ook niet in procedure gebracht. Het Deltafonds is niet aan de orde omdat het een particulier project betreft, dat onderdeel is van de PKB-Ruimte voor de Rivier. Het Deltafonds - wat nog gevormd moet worden - is niet bestemd voor Ruimte voor de Rivierprojecten, waarvan de Huissensche Waarden er een van is. 27.22 Het MER dateert van 2008/2009. Reclamant vraagt zich af in hoeverre dit nog ten grondslag kan liggen aan de keuzebepaling van het alternatief van het bestemmingsplan.
Na toetsing en vaststelling van het MER en de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de aanvulling van het MER is het voorkeursalternatief besluiten. uit de MER verder uitgewerkt. Het uitgewerkte voorkeursalternatief is de basis voor de voorliggende bestemmingsplanwijzigingen en vergunningaanvragen. Uit het uitgebreide vervolgonderzoek dat is uitgevoerd in de periode na 2009 ten behoeve van de bestemmingsplanwijziging en de vergunningaanvragen is niet gebleken dat de milieueffecten in het MER en de aanvulling op het MER niet volledig in beeld gebracht zijn. Er zijn derhalve geen dwingende redenen om tot een heroverweging van het gekozen alternatief over te gaan. Het vervolgonderzoek heeft de milieueffecten van het voornemen dusdanig volledig in beeld gebracht op basis van actuele informatie, inzichten en wet- en regelgeving om als uitgangspunt voor vergunningverlening (Omgevingsvergunning, Natuurbeschermingswetvergunning en Waterwetvergunning) en voor bestemmingsplanwijziging te dienen.
242 / 392
27.23 Reclamant vindt het bezwaarlijk dat geen financiële onderbouwing ter inzage is gelegd. Bij de toelichting ontbreekt een exploitatieplan dan wel een financiële verantwoording. Niet inzichtelijk is gemaakt of het plan financieel-economisch haalbaar is en op welke termijn planonderdelen ook financieel gezien kunnen worden uitgevoerd.
De uitvoerbaarheid van het plan is verzekerd door Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de het aangaan van een uitvoeringsovereenkomst besluiten. tussen de Gemeente en de initiatiefnemer voor de herinrichting. Het aangaan van die overeenkomst is gepubliceerd, de overeenkomst zelf is niet openbaar omdat die bedrijfseconomische gegevens bevat. De initiatiefnemer voert voor eigen rekening en risico de herinrichting uit. De inhoud en kwaliteit van de op te leveren herinrichting is beschreven en verankerd in het bestemmingsplan en de ontgrondingsvergunning. Gedeputeerde Staten hebben inzage gehad in de financiële onderbouwing van het project om te beoordelen of de investering in herinrichtingsmaatregelen in verhouding staat tot het te verwachten bedrijfsresultaat. Gedeputeerde Staten hebben geconcludeerd dat het om een financieel levensvatbaar initiatief gaat met voldoende investering in een goede oplevering. Inzage was vertrouwelijk en de Provincie heeft geen kopie van de ingeziene gegevens, omdat het gevoelige bedrijfsinformatie betreft. Openbaarmaking van de financiële onderbouwing kan het bedrijfsbelang van de initiatiefnemer schaden.
27.24 Reclamant verzoekt de onderdelen van het bestemmingsplan die toezien op de realisatie van de 110 ha grote ontzandingsplas en de daaraan gerelateerde initiatieven aan te houden en te heroverwegen. Nut en noodzaak van de ontzandingsplas zijn niet aangetoond
Het aanhouden van bestemmingsplan is niet nodig. Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Hiervoor zijn geen dwingende redenen. Nut en besluiten. noodzaak van de ontzandingsplas zijn aangetoond. De ontzanding is een economische noodzaak om het plan te kunnen financieren. Daarnaast is de plas van belang voor de recreatieve en ecologische ontwikkeling van het gebied. Zie ook de beantwoording bij zienswijze 27.1
27.25 Gelet ook de onbepaalde termijn van de Ontwerpvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor de activiteit milieu en gelet op de financieeleconomische onderbouwing is de haalbaarheid van
Er is geen sprake van het opnemen van onbepaalde termijnen in alle ontwerpvergunningen. Het feit dat één van de vergunningen wettelijk gezien geen eindtermijn heeft wil niet zeggen dat daarmee het gehele project een onbepaalde tijdsduur heeft.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
243 / 392
het plan/project Huissensche Waarden volgens reclamant discutabel. Geen rekening lijkt verder te zijn gehouden met het mogelijk optreden van exploitatietekorten. Ook de haalbaarheid in relatie tot de Natuurbeschermingswet 1998, Flora- en faunawet en Ruimtelijke Verordening Gelderland achten reclamanten niet aangetoond. Kortom, het ontbreekt aan een goede ruimtelijke onderbouwing.
De economische haalbaarheid is diverse maken adequaat onderzocht, gecontroleerd en aangetoond. Uit de ingediende onderzoeksrapporten blijkt niet dat vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en/of ontheffing in het kader van Flora- en faunawet wet niet verleend zouden kunnen worden. Ook is er geen sprake van strijdigheid met de Ruimtelijke Verordening.
27.26 Reclamant verzoekt het initiatief te nemen voor Zie beantwoording bij zienswijze 27.2 een integrale visie voor de hoogwaterveiligheid ook voor de langere termijn, zodat geen sprake zal zijn van spijt maatregelen, overbodige investeringen en er ruimere mogelijkheden komen om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te realiseren.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
27.27 Reclamant is het oneens met de beoordeling van het project Huissensche Waarden. Op basis van de gehanteerde criteria komt reclamant tot de conclusie dat delfstoffenwinning op deze schaal in deze Natura 2000-beschermingszone Gelderse Poort niet mogelijk is. De delfstoffenwinning draagt alleen in financiële zin bij aan de realisatie van het inlaatwerk dat op zich voldoende is voor het verzekeren van de veiligheid bij hoogwaterafvoeren.
In het kader van de toetsing van de Natuurbeschermingswet 1998 is het van belang dat aangetoond wordt dat er geen significante effecten optreden. Voor verlening van de gevraagde Natuurbeschermingswetvergunning is het niet nodig om nut en noodzaak van de ontzandingsplas aan te tonen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
27.28 Reclamant is van mening dat wat betreft de bijdrage aan natuur de schade aan mogelijk realisatie van instandhoudingsdoelstellingen vele malen groter is dan de toevoeging van kwaliteiten op de langere termijn.
De effecten van het project op de Natura 2000Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen zijn in de Natura besluiten. 2000-toets Huissensche Waarden, passende beoordeling van de inrichtingsschets (10-07-2012) getoetst aan de Natuurbeschermingswet 1998. In dit rapport wordt geconcludeerd dat het project géén significante negatieve effecten heeft op de Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen. De toevoeging van kwaliteiten voor Natura 2000instandhoudingsdoelstellingen met een uitbreidingsdoelstelling draagt bij aan de ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit in de Gelderse Poort
244 / 392
27.29 Reclamant verzoekt het ontwerp besluit te heroverwegen waar het de delfstoffenwinning betreft, waaronder de effecten op de waterstanden in de omgeving. Zeker is dat bij de bepaling van de effecten uitgegaan is van een te gunstige referentie. Daarbij vraagt reclamant zich af of op de langere termijn, juist bij frequentere en heviger watertekorten, nog sprake zal kunnen zijn van voldoende aanvulling door het Waterschap.
De delfstoffenwinning is de economische drager van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de het project. Winning maakt het daarmee ook mogelijk besluiten. dat de beoogde rivierveiligheid gerealiseerd kan worden. Heroverweging daarvan is om die reden niet aan de orde. Het is niet correct dat uitgegaan is van een te gunstige referentie. De referentie voldoet aan de eisen van Rijkswaterstaat en de Projectdirectie Ruimte voor de Rivier. Bij de berekening van de effecten van lage grondwaterstanden wordt binnen vrijwel alle Ruimte voor Rivier projecten op een vergelijkbare wijze gerekend. Uitgangspunt is daarbij een laagwater dat gemiddeld eens in de tien jaar voorkomt. De waterstanden worden niet op basis van dagwaarden maar op basis van weekgemiddelden berekend. De gehanteerde weekgemiddelde methode is logisch omdat grondwater zeer langzaam stroomt (3 tot 10 m per jaar) en de grondwaterstand op grote afstand van de rivier langzaam reageert op de rivierwaterstand. Lagere dagwaterstanden komen zeer beperkt voor en zullen geen weken duren. Door de lage snelheid van grondwaterstromen en de grote afstand tussen de zandwinning en de rivier zullen de binnendijkse grondwaterstanden nauwelijks reageren op laagste standen die slechts een of enkele dagen aanhouden. In geval er daadwerkelijk zeer lange droge perioden zullen komen en daarmee de Nederlandse rivieren vrijwel onbevaarbaar zullen worden draagt één diepe plas in de Uiterwaarden van Huissen niet significant bij aan de verergering van de grondwaterproblematiek. De invloed van de plas is immers beperkt tot een relatief klein gebied. Ook liggen in grote delen van het binnendijks gebied de
245 / 392
huidige grondwaterstanden in een gemiddelde zomer nu al dieper dan 1.20 m onder maaiveld. Dit is voor veel gewassen al te diep. Het is wel zo, dat als het klimaat verandert, het in de zomer nog wel eens veel droger kunnen worden en in de winter veel natter. Om ook in droge tijden water te kunnen gebruiken voor landbouw en drinkwater, is het nodig water op te slaan. Het IJsselmeer en het Haringvliet zijn daarbij bijvoorbeeld op nationaal niveau een belangrijke bron voor zoet water voor de landbouw en drinkwater. Lokaal zouden bestaande en nieuwe binnendijkse en buitendijkse zandwinplassen hiervoor benut kunnen worden. Momenteel word in het park Lingezegen gewerkt aan 28 hectare extra aan ruimte om water te bergen. De zandwinplas in de Huissensche Waarden bevat bovendien ook bij lage rivierstanden nog voldoende water om mee te irrigeren en de schade voor de landbouw te beperken. 27.30 Reclamant heeft grote bezwaren tegen een Zie ook de beantwoording bij 27.3 verdere verhoging van de dwars op de stroomrichting liggende Looveerdam en noordelijk daarvan gelegen kaden. Ruimte voor de Rivier gaat juist om het realiseren van rivierruimte door dijkteruglegging, uiterwaardvergraving of het weghalen van obstakels dwars op de stroomrichting.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
27.31 Er is geen enkele noodzaak vanuit de waterveiligheid voor een uiterwaard vergraving gecombineerd met oppervlaktedelfstoffenwinning op deze schaal
Zie ook de beantwoording bij 27.29 en 27.30.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
27.32 Reclamant is bezorgd dat de waterbeheerder zich niet verantwoordelijk voelt voor vertroebeling van de te ontwikkelen waterplas.
De waterbeheerder is zich bewust van deze verantwoordelijkheid en heeft voorschriften opgenomen in de Waterwetvergunning die de vergunninghouder verplichten om (overmatige) vertroebeling van het oppervlaktewaterlichaam te
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
246 / 392
voorkomen en indien dat niet mogelijk is dit zoveel als mogelijk te beperken door toepassing van BBT. 27.33 In het kader van Natura 2000 is geen rekening De negatieve effecten van het project Huissensche Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de gehouden met cumulatie-effecten met andere Waarden op soorten zijn in cumulatie met de effecten besluiten. projecten in uiterwaarden. van andere projecten getoetst (zie hoofdstuk 11 van de Natura 2000-toets Huissensche Waarden). De in de zienswijze genoemde projecten Stadsbrug Nijmegen en Ontgronden Havikerwaard hebben geen betrekking op het Natura 2000-gebied Gelderse Poort en hoeven dus niet meegenomen te worden in de cumulatie. Het doortrekken van de A15 verkeert nog in een dusdanig vroeg stadium dat het project niet meegenomen hoeft en kan worden in de cumulatie. 27.34 Het is voorts niet duidelijk met welke grond (herkomst, kwaliteit) de herinrichting van het plangebied vorm wordt gegeven en welke omgevingseffecten dat met zich mee kan brengen.
Voor de herinrichting is uitgegaan van een gesloten grondbalans met grond van binnen het plangebied. De voorgeschreven inrichting kan gemaakt worden zonder grond van buiten aan te voeren. Het aanvoeren van grond is in de onderhavige besluiten niet uitgesloten. Indien voor de herinrichting van elders aangevoerde grond wordt toegepast dient voldaan te worden aan bodemwetgeving.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
27.35 De vergunning is voor onbepaalde tijd verleend Zie beantwoording bij zienswijze 27.25 en de verwachte termijn van de werkzaamheden zal 15 jaar bedragen. Het feit dat een vergunning voor onbepaalde tijd wordt verleend betekent dat niet zeker is gesteld dat het project Huissensche Waarden in 10 jaar (termijn bestemmingsplan) wordt gerealiseerd. Gelet ook de onzekere economische factoren (beperkte vraag naar grondstoffen, economische ontwikkeling) is de haalbaarheid van het plan binnen de bestemmingsplanperiode van 10 jaar is daarmee niet aangetoond.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
27.36 Er is geen rekening gehouden met de milieugevolgen van de herinrichtingswerkzaamheden met grondverzetmachines en vrachtwagens en/of dumpers.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
De herinrichtingswerkzaamheden maken onderdeel uit van het project en zijn derhalve meegenomen in de berekeningen en de toetsingen van de milieueffecten.
247 / 392
27.37 Er is geen rekening gehouden met cumulatie De ontzandings- en de herinrichtingswerkzaamDeze zienswijze heeft geen gevolgen voor de van de geluidseffecten van ontzanding, herinrichting, heden maken onderdeel uit van het project en zijn besluiten. aanleg en gebruik jachthaven. meegenomen in de berekeningen en de toetsingen van de milieueffecten. De jachthaven zal niet eerder dan na beëindiging van de zandwinning in gebruik genomen worden. Er is derhalve geen sprake van cumulatie van geluidseffecten. De daadwerkelijk aanleg van de jachthaven en het gebruik van de jachthaven maakt geen onderdeel uit van deze omgevingsvergunning. Daar zal te zijner tijd een omgevingsvergunning voor aangevraagd worden. De jachthaven is wel getoetst op de effecten op natuur in de passende beoordeling. Daarmee staat vast dat het plan uitvoerbaar is. 27.38 Schepen mogen gedurende de avond en nacht Zie §4.1 van het geluidsrapport waar is aangegeven Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de aankomen en vertrekken zonder dat gekeken is naar dat schepen die net buiten de werktijden van 07.00 besluiten. geluidseffecten. tot 19.00 bij de plas aankomen en/of vertrekken vanwege het geringe aantal en de korte vaartijd in de plas, alsmede de relatief lage bronsterkte voor de geluidimmissie bij de omliggende woningen, niet relevant wordt geacht. Dit wil zeggen dat de bijdrage van deze schepen aan de geluidsemissie in de gebruikelijke modellering dermate gering is dat deze niet apart wordt uitgerekend. De bijdrage is dus wel beschouwd en getoetst. 27.39 Gesproken wordt over droge winning met betrekking tot het afgraven van de bovenlaag (ontkleien) met grondverzetmachines en dumpers en/of vrachtwagens alsmede het tijdelijk in depot zetten van niet-vermarktbare grond en zand afkomstig uit het startgat. Reclamanten vragen zich af waar het depot komt, hoe groot is het, wat zijn de consequenties voor het milieu? En wat zijn de milieugevolgen van allerlei verkeersbewegingen met grondverzetmachines, dumpers en of vrachtwagens kijkend naar fijn stof en stikstofuitstoot?
Het betreft hier de verschillende depots rondom het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de startgat. De hieraan gekoppelde werkzaamheden besluiten. maken onderdeel uit van het project en zijn meegenomen in de berekeningen en de toetsingen van de milieueffecten. Deze zijn terug te vinden in de bijlagen bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning. Uit de berekeningen volgt dat van onevenredig nadelige effecten gedurende de uitvoering geen sprake is.
248 / 392
27.40 Gesteld wordt dat grenswaarden geluid tijdelijk worden overschreden. Nu er sprake is van een onbeperkte vergunning kan de tijdelijkheid van de overschrijding van geluidsnormen niet waargemaakt worden. Een periode van 15 jaar of meer heeft geen tijdelijk karakter. De maatschappelijke kosten als gevolg van overlast zijn ten onrechte niet meegerekend.
De geluidsnormen worden niet overschreden. Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Zandwinning is uit de aard van de activiteit tijdelijk besluiten. van aard, zowel qua locatie als qua uitvoeringsduur. Als de eindige hoeveelheid zand per fase is gewonnen is de activiteit gereed (“op is op”). Het gebied waar de zandwinningsactiviteit op een gegeven moment daadwerkelijk plaatsvindt (fase) is veel kleiner dan het gebied waarvoor vergunning is afgegeven. De zandwinning verplaatst zich per fase door het gebied totdat het zand geheel gewonnen is . Hierdoor zijn de effecten op milieu en natuur plaatselijk en tijdelijk. De ontgrondingsvergunning kent een termijn van 15 jaar. Als de ontgrondingsvergunning vervallen is kan er niet meer ontgrond worden.
27.41 Gesteld wordt dat trillingshinder niet valt te verwachten. Reclamant stelt echter dat er wel degelijk sprake zal zijn van vrachtwagenbewegingen en bewegingen van andere voertuigen van en naar de inrichting. Reclamant verwacht ook een verkeersaantrekkende werking voor wat betreft vrachtwagens van en naar de inrichting en optredende indirecte hinder.
Er is geen sprake van een toename van enige omvang van het vrachtverkeer. Aan- of afvoer van grond per as maakt geen onderdeel uit van de aanvraag.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
27.42 Het kan zijn dat er toch sprake is van netto stikstofdepositie omdat het uit productie nemen van landbouwgrond in het plangebied niet gelijke tred houdt met de toename van stikstofemissie door het project.
Deze situatie zal vermeden worden door middel van een juiste fasering van het uit productie nemen van landbouwgrond, zodanig dat de totale stikstofdepositie niet toeneemt (eerder afneemt) als gevolg van dit project.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
27.43 Reclamanten vrezen een mogelijke verslechtering van de leefomgeving van omwonenden door stikstofdioxide en fijn stof. De rekenresultaten geven aan dat de toegestane grenswaarden ruim worden onderschreden.
Uit de notitie “Oplegnotitie zeezoutcorrectie” volgt Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de dat: de toename van de jaargemiddelde concentratie besluiten. fijn stof en het aantal overschrijdingen van de etmaalnorm voor fijn stof als gevolg van het gewijzigde beleid niet tot overschrijdingen van de grenswaarden van bijlage 2 van de Wet milieubeheer leidt, die voor PM10 40 Bg/m3 en voor het aantal overschrijdingsdagen 35 bedraagt.
249 / 392
De vanaf 2015 geldende grenswaarde voor zeer fijn stof is 25 μg/m3. Op basis van de nu gecorrigeerde optredende jaargemiddelde concentraties fijn stof (de fractie tot 10 μm), geldt nog steeds dat kan worden aangenomen dat ook de jaargemiddelde norm voor zeer fijn stof (de fractie tot 2,5 μm) de vanaf 2015 geldende norm niet zal overschrijden”. Voor alle duidelijkheid: Er geldt dus dat de rekenresultaten aangeven dat de toegestane grenswaarden ruim worden onderschreden (lees: de waarden blijven ruim onder de norm). 27.44 Verkeer en transport hebben mogelijk effect op Er is geen sprake van een toename van enige omgevingscondities in het Natura 2000-gebied omvang van het vrachtverkeer. Aan- of afvoer van Gelderse Poort. grond per as maakt geen onderdeel uit van de aanvraag.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
De effecten van het project op de Natura 2000instandhoudingsdoelstellingen zijn getoetst in de Natura 2000-toets Huissensche Waarden, passende beoordeling van de inrichtingsschets (10-07-2012) aan de Natuurbeschermingswet 1998. In dit rapport wordt geconcludeerd dat er het project géén significante negatieve effecten heeft op de Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen. 27.45 Gesteld wordt dat doordat in de eindsituatie 153,1 hectare landbouwgrond uit productie is genomen, het project een positief effect op de stikstofdepositie heeft binnen het plangebied en de omgeving. Volgens reclamant is het niet duidelijk wanneer die eindperiode ingaat. In de tussentijd kan dus ook vanuit de landbouw in het plangebied nog steeds sprake zijn van stikstofuitstoot. Bovendien is volgens reclamant geen rekening gehouden met mogelijke opvulling van planruimte uit diverse bestemmingsplannen buitengebied in de omgeving.
Het beheer zal gefaseerd worden omgevormd naar het eindbeheer. Vanaf 2032 zal de omvorming voltooid zijn (zie hoofdstuk 5 van Beheer Huissensche Waarden, Herziening 2012 – update november).
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
De effecten van stikstofdepositie zijn in de passende beoordeling (Natura 2000-toets Huissensche Waarden, passende beoordeling van de inrichtingsschets (10-07-2012) aan de Natuurbeschermingswet 1998) beoordeeld waarbij geconcludeerd is dat de stikstofdepositie niet leidt tot significante effecten. Bovendien wordt in de
250 / 392
vergunning geconstateerd dat het project zorgt voor een uitbreiding van de aanwezige stikstofgevoelige habitattypen Stroomdalgrasland en Glanshaverhooiland zodat van negatieve effecten op deze habitattypen geen sprake is. 27.46 Dit (27.45) betekent mogelijk ook een verslechtering van de leefomgeving voor omwonenden. Onduidelijk is hoe toepassing van BBT verplicht wordt gesteld.
Bij de beoordeling van het initiatief is overeenkomstig Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de het Besluit omgevingsrecht (Bor) getoetst aan de besluiten. best bestaande technieken zoals genoemd in de regeling omgevingsrecht (Ror).
27.47 Reclamant verzoekt de onderdelen van het bestemmingsplan die toezien op de realisatie van de grote ontzandingsplas en daaraan gerelateerde initiatieven en de overige ontwerpbesluiten aan te houden en ter heroverwegen.
Iedere zienswijze is beoordeeld , beantwoord en eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze zijn weergegeven in deze reactienota. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet kan worden voorzien in alle opmerkingen of voorgestelde wijzigingen. Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
28.1 De zienswijze wordt ingediend tegen alle besluiten, gepubliceerde en ter visie liggende ontwerpbeschikkingen en het ontwerp bestemmingsplan.
De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de terinzagelegging ingediend. De zienswijze komt besluiten. hieronder inhoudelijk aan de orde.
28. Reclamant 28
De zienswijze van de Gelderse Natuur- en Milieufederatie wordt beantwoord onder nummer 27 van deze reactienota. 28.2 Grote zorgen worden gemaakt over natuur- en milieuaspecten in de allerruimste zin, alsook over de gevolgen voor het grondwater en daaraan gerelateerde invloed op land, gebouwen en het pand
Het feit dat grote zorgen worden gemaakt wordt betreurd maar voor kennisgeving aangenomen. Uit onderzoek en rapporten die opgesteld en beoordeeld zijn in het kader van de Milieueffectrapportage,
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de
251 / 392
aan Grundel 16, 6687 AR in Angeren.
vergunningen, bestemmingsplan blijkt dat het project geen onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft voor natuur- en milieuaspecten, grondwatereffecten en de invloed daarvan op land en gebouwen.
ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in het gebied waar de kans op schade door zetting het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan een groter aantal woningen. De selectie van op te Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt nemen woningen dient te worden gemaakt op basis dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd niet optreden. Uit figuur 7.18 van dat rapport blijkt dat voordat met de ontzanding kan worden de gevolgen voor het grondwater in het gebied aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar rondom de woning van indiener in een extreem van de opname van hun woning te ontvangen. droge zomer maximaal 10 cm tot 20 cm zijn. Uit dat rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden
252 / 392
binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 28.3 Verzocht wordt om de besluiten, ontwerpbeschikkingen en bestemmingsplan te heroverwegen.
Iedere zienswijze is beoordeeld, beantwoord en eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze zijn weergegeven in deze reactienota. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet kan worden voorzien in alle opmerkingen of voorgestelde wijzigingen. Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
29.1 Aangegeven wordt dat verlaging van de grondwaterstand tot gevolg kan hebben dat de bodem inklinkt. Het erf van reclamant (gelegen aan de Kerkstraat 2-4, 6687 AG, kadastraal: Angeren sectie D nummer 715) kan verzakken en er kan schade ontstaan aan bebouwing als gevolg zettingen (ongelijkmatige verzakkingen van de ondergrond).
Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt besluiten. dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Uit figuur 7.18 van dat rapport blijkt dat de gevolgen voor het grondwater in het gebied rondom de kerk in een extreem droge zomer maximaal 40 cm zijn.
29. RK parochie De Levensbron, t.a.v. W.M.P.M. Kaak, Markt 7, 6681 AE Bemmel
253 / 392
In het rapport staat tevens dat binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Uit gegevens en onderzoek naar de bodemopbouw in de omgeving van de Huissensche Waarden blijkt ook dat, in de tijd gezien, momenteel van nature sprake is van een grote variatie (diverse meters) in grondwaterstanden. Dit wordt vooral veroorzaakt door de invloed van wisselende waterstanden op de rivieren, de overwegend zandige opbouw van de diepere bodemlagen en in mindere mate het peilbeheer van het Waterschap. Lage waterstanden in de rivier, leiden ondanks de inname van water in zomer, dan ook tot lage grondwaterstanden. Hoger gelegen gevoelige lagen in de bodem zijn derhalve in de loop der eeuwen al ingeklonken. Uit analyse van alle bekende bodemonderzoeken uit de omgeving blijkt dat rondom de Huissensche Waarden er slechts op één locatie ondiepere veen en kleilagen zijn die door veranderende grondwaterstanden beïnvloed kunnen worden. Dit is niet het geval bij de locatie van de reclamant. In de meeste gevallen liggen klei en veenlagen zodanig diep dat deze, ook bij extreem lage waterstanden, altijd onder het hoogste grondwaterpeil blijven liggen. Deze bodemlagen zullen dan ook niet gaan inklinken door de aanleg van de zandwinplas. Extra inklinking is immers alleen te verwachten als de grondwaterstand in een zettingsgevoelige laag lager is dan ooit tevoren in deze laag, waardoor de historische voorbelasting wordt overschreden.
254 / 392
De extra inklinking treedt ook pas op in enige mate als de lage waterstand in de zettingsgevoelige laag langdurig aanhoudt, omdat de zettingsgevoelige laag inklinkt (consolideert) naarmate het water uit de poriën van de grond ontsnapt. De consolidatietijd voor volledige zetting is afhankelijk van de grondsoort en is voor zettingsgevoelige grond als klei en veen aanzienlijk omdat deze grondsoorten slecht doorlatend zijn. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. December 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden.
255 / 392
29.2 Door de aard van het grondwatermeetnet ontstaat er een gebrekkig inzicht in de nulsituatie van de grondwaterstanden. Het klimaat verandert snel, de extreme gegevens van het weer worden in de toekomst misschien nog veel extremer.
De nulsituatie van de grondwaterstanden wordt bepaald aan de hand van langjarige metingen in een dekkend netwerk van 35 peilbuizen. De eerste metingen in eerder geplaatste peilbuizen die gebruikt worden om de nulsituatie mede te bepalen zijn gestart tussen 1990 en 1998. Daarnaast zijn in augustus 2011 in opdracht van de initiatiefnemer 15 peilbuizen rondom het inrichtingsgebied geplaatst. De metingen zijn gestart op 23 september 2011. In 2012 zijn er 11 extra peilbuizen geplaatst door gemeente Lingewaard. Deze zijn in beheer bij Vitens.
Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Daarbij zijn controle berekeningen uitgevoerd met de nieuwste gegevens. Hoewel er beperkte verschillen ontstaan in grondwaterstanden wijken de conclusies met betrekking tot zetting en schade niet af van eerdere rapporten. Deze extra toets zal als bijlage worden opgenomen bij de verschillende vergunningen.
Door middel van een drijver met een geautomatiseerde dataopslag worden in de peilbuis iedere dag de optredende waterstanden gemeten. Zodoende kunnen wijzigingen in de grondwaterstand snel vastgesteld worden. Ook kan de berekende en werkelijke toekomstige situatie vergeleken worden met de huidige situatie. Het nu operationele meetnet is mede gebaseerd op het door Arcadis in de afgelopen jaren verrichte onderzoek mogelijke veranderingen in grondwaterstromen en de gevolgen voor zetting. Deze onderzoeken en de opzet van het meetnet zijn uitgevoerd in nauw overleg met het Waterschap, Gemeente en de Provincie. Ook is gebruik gemaakt van computermodellen, rekenmethoden en effectbepalingen die door deze overheden zijn voorgeschreven. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in het rapport “Grondwatereffecten Inrichtingsplan Huissensche Waarden’”. Het is onderdeel van de verschillende vergunningen en bestemmingsplan. In het kader van de ingediende zienswijzen is dit rapport opnieuw gecontroleerd. Dit is mede gedaan door deskundigen die werkzaam zijn bij het bevoegd gezag en voorheen niet bij het project betrokken
256 / 392
waren. Ook is onderzocht of de aannames met betrekking tot de in het rekenmodel opgenomen lage waterstanden gezien de huidige inzichten verantwoord zijn. De gekozen methodiek is vergelijkbaar met de meeste van de overige Ruimte voor Rivierprojecten. Ook bleken berekende extreem lage waterstanden vrijwel overeen te komen met de standen die momenteel gehanteerd worden in de klimaatscenario's en effectstudies van het Deltaprogramma. Dit overheidsprogramma zorgt er dat de huidige en volgende generaties veilig zijn tegen het water en dat we de komende eeuw beschikken over genoeg zoet water. 29.3 Er is een duidelijke toezegging gewenst, dat aantoonbare schade aan Kerk, pastorie, kapel en begraafplaats als gevolg van de toekomstige en jarenlange uitgravingen op enig moment moet worden vergoed tegen herstelkosten door een onafhankelijk bouwkundig aannemersbedrijf en deze herstelkostenregeling laten gelden tot aantoonbaar sprake is van een stilstand van de eerder genoemde mogelijke gevolgen. Dit betekent dan ook dat voor genoemde objecten een Nulmeting uitgevoerd moet worden.
Voor schade die aantoonbaar veroorzaakt is door het Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over project Huissensche Waarden is de initiatiefnemer schade aan woningen door zetting en over de van het project wettelijk aansprakelijk. afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de De provincie Gelderland verzorgt een klachtenloket, ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van waar alle klachten en schademeldingen kunnen meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt worden ingediend. Deze zullen dan doorgeleid voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om worden naar de verantwoordelijke partijen ter in het gebied waar de kans op schade door zetting verdere afhandeling en worden geregistreerd. De het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij indiener krijgt een melding over de verdere een groter aantal woningen. De selectie van op te afhandeling. Het aannemen van dergelijke klachten nemen woningen dient te worden gemaakt op basis en schademeldingen door de Provincie betekent niet van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, dat de Provincie verantwoordelijkheid of bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet aansprakelijkheid hiervoor accepteert. door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd Schadeverhaal door een particulier op een voordat met de ontzanding kan worden particuliere partij zoals de vergunninghouder of de aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar voor hem werkende aannemers is een van de opname van hun woning te ontvangen. privaatrechtelijke kwestie tussen de eisende partij en de aangesproken partij, waarin voor de overheid geen rol is weggelegd. Aangezien er echter discussies kunnen ontstaan over effecten van de zandwinplas, hebben de
257 / 392
initiatiefnemer en de Gemeente besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen. Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten binnen delen van het invloedsgebied waar de grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor grondwatereffecten. Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren. Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden. Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project. Om eventuele veranderingen in de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen, worden opnamerapporten opgesteld door een onafhankelijk deskundige. Een kopie van het rapport wordt aan de gebouweigenaar verstrekt. Dit rapport kan onder andere bestaan uit foto's van het gebouw, foto's van eventuele bestaande scheuren, voegmetingen en een schriftelijke inventarisatie van de huidige toestand. 29.4 Ook is het goed de bewoners van het projectgebied Angeren tijdig schriftelijk te informeren over de stand van zaken en de voortgang van de werkzaamheden maar ook over eventueel onvoorziene voordoende zaken ter plaatse.
Het publiek wordt geïnformeerd over algemene informatie in overleg tussen Gemeente en initiatiefnemer. Het vastgestelde bestemmingsplan en de besluiten worden onder ander bekend gemaakt in het Gemeentenieuws. In de publicatie is vermeld wanneer men beroep in kan stellen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
258 / 392
Nieuws omtrent het project wordt gepubliceerd op de website: www.huissenschewaarden.nl. Er zijn geen wettelijke eisen voor individuele schriftelijke informatievoorzieningen ten aanzien van de uitvoering van het project. Tijdens de uitvoering van het project zal er namens de vergunninghouder een contactpersoon beschikbaar zijn, die als eerste aanspreekpunt voor omwonenden fungeert. 29.5 Reclamant verzoekt goed nota te nemen van onze ongerustheid in deze betreffende de ontwikkeling en de gevolgen van de ontgravingen en daarmee aan onze bezwaren tegemoet te komen.
Iedere zienswijze is beoordeeld , beantwoord en eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze zijn weergegeven in deze reactienota. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet kan worden voorzien in alle opmerkingen of voorgestelde wijzigingen. Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
30.1 In het bestemmingsplan is aan het grootste deel van de gronden van het bedrijf van reclamant een bestemming gegeven die voortzetting van het bedrijf onmogelijk maakt. Het betreft een gezonde onderneming waar 8 tot 10 mensen werken. Het is voor reclamant niet acceptabel het bedrijf te moeten staken als gevolg van het bestemmingsplan. Dit geldt temeer nu het plan wordt gepresenteerd als Ruimte voor de Rivier-maatregel terwijl het slechts het economisch belang van de initiatiefnemer dient.
Gronden die nodig zijn voor de uitvoering van het plan worden bij voorkeur op minnelijke wijze verworven. Daarnaast worden, binnen wettelijke kaders, ook de aantoonbare negatieve financiële gevolgen voor het bedrijf van reclamant, veroorzaakt door het initiatief, vergoed. De consequenties van het initiatief voor het bedrijf van inspreker zijn onderzocht. Daarbij is tevens gekeken naar mogelijkheden voor verplaatsing binnen en buiten het plangebied. Dit onderzoek is als bijlage bij het
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten. De toelichting van het bestemmingsplan zal worden bijgesteld. In hoofdstuk 7, paragraaf 5, 'Verwerving en onteigening' zal nader worden ingegaan op het verwerven van gronden in de verschillende plandelen, het eventueel onteigenen van gronden en zal nader worden ingegaan op het onderzoek, gedaan naar de mogelijke verplaatsing van de agrarische bedrijven.
30. A&S advocaten t.a.v. J.W. van der Linde, postbus 150, 6700 AD Wageningen namens Landbouw en veeteeltbedrijf A. Th. Willemsen B.V., Looveer 14 te Huissen c.s.
259 / 392
bestemmingsplan gevoegd. Uit het onderzoek naar hervestigingsmogelijkheden dat als bijlage bij de toelichting is gevoegd, blijkt overigens dat niet alle activiteiten van het bedrijf hoeven te eindigen. Uit onderzoek blijkt dat het rundveebedrijf in gewijzigde vorm voortgezet kan worden. Het nertsenbedrijf kan ongewijzigd worden voortgezet. Het natuurbeheer zal moeten worden aangepast aan de nieuwe inrichting in het geval de betrokken agrariër hier een rol in zal blijven vervullen. Gesuggereerd wordt dat het plan alleen de economische belangen van de initiatiefnemer dient. Die visie delen de bevoegde gezagen niet. Het plan voorziet in een aantal maatschappelijke doelstellingen: Rivierverruiming, natuurontwikkeling en het ontsluiten van de uiterwaard voor recreatie. Het bevoegd gezag heeft alle belangen afgewogen. Bij deze belangenafweging is bepaald dat de belangen van rivierverruiming zwaarder wegen dan de belangen van reclamant bij behoud van zijn bedrijf. 30.2 Reclamant heeft een inspraakreactie ingediend op het voorontwerp-bestemmingsplan. Deze reactie dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Voor de beantwoording van wederom ingebrachte zienswijzen wordt verwezen naar de in de betreffende procedure opgestelde documenten, inspraak- en/of reactienota's.
De hieronder opgenomen punten 30.3 t/m 30.25 zijn daarom overgenomen uit de inspraakreactie op het voorontwerp-bestemmingsplan.
Indien nieuwe inzichten een ander antwoord vergen of door de indiener specifiek gemotiveerd wordt waarom de beantwoording niet adequaat is, wordt het betreffende onderdeel van de zienswijze in dit document herhaald en het antwoord geactualiseerd.
30.3 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat de onderneming aan het Looveer 14 wordt gevormd door een drietal onlosmakelijk met elkaar verbonden bedrijfsonderdelen, te weten melkveehouderij, nertsenhouderij en agrarisch natuurbeheer. De gronden van de reclamant hebben
Zie ook de beantwoording bij 30.1.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Een groot deel van de gronden die reclamant momenteel in bezit heeft hebben hun agrarische bestemming behouden. Deze gronden liggen deels buiten het onderhavige bestemmingsplan. Veel van
260 / 392
een bestemming gekregen die ervoor zorgt dat de verdere exploitatie van het bedrijf onmogelijk zal zijn
de gronden die reclamant als pachter gebruikt zijn echter onderdeel van het plan. Deze gronden worden omgezet in water, groen of natuur en zijn als zodanig bestemd. Hiervoor is instemming verkregen van de verpachters. De gronden die nodig zijn in verband met de herinrichting moeten worden verworven. Daarnaast zullen, binnen wettelijke kaders, ook de aantoonbare negatieve financiële gevolgen voor het bedrijf , veroorzaakt door het initiatief, vergoed moeten worden. De consequenties van het initiatief voor het bedrijf van inspreker zijn onderzocht. Daarbij is tevens gekeken naar mogelijkheden voor verplaatsing binnen en buiten het plangebied. Dit onderzoek is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Over dit onderzoek is overleg gevoerd met het bedrijf. In dit overlegtraject is door reclamant aangetoond dat het organisatorisch en financieel voordelen heeft de verschillende bedrijfsonderdelen op één plaats te concentreren. Niet is aangetoond dat concentratie van bedrijfsonderdelen noodzakelijk is voor voortzetting van de bedrijfsactiviteiten. Het nadeel dat kan ontstaan om bedrijfsonderdelen te laten vervallen of te veranderen maakt deel uit van de nog te vast te stellen compensatie. Uit overleg met het bedrijf, advies en onafhankelijk onderzoek blijkt dat de exploitatie van het bedrijf niet hoeft te eindigen. De Nertsenhouderij heeft voldoende omvang om als zelfstandig bedrijf te kunnen functioneren. Het toekomstperspectief voor deze sector is door overheidsbeleid echter beperkt. Ook zijn alternatieve bedrijfsinvullingen mogelijk. Als de nertsenhouderij vanwege wettelijke redenen moet eindigen zijn bijvoorbeeld andere vormen van
261 / 392
intensieve veehouderij mogelijk. De melkveehouderij kan in deels gewijzigde vorm doorgezet worden. Er is ruimte op het huisperceel en er blijft uitloopgebied aanwezig. Dit past in de trend dat koeien steeds minder beweid worden en meer op stal staan. In de huidige situatie wordt ook ruwvoer van (pacht)gronden aan de dijk en elders verkregen. Op de overgebleven gronden kan agrarisch natuurbeheer worden voortgezet. Ruimte voor een deel van de activiteiten, waaronder ruwvoerwinning en de beweiding, zal grotendeels elders gezocht moeten worden. Dit is voor een deel nu ook al het geval. 30.4 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat het huisperceel met daarop de bedrijfsbebouwing buiten het bestemmingsplan is gelaten, terwijl de overige gronden van 120 ha wel in het bestemmingsplan zijn opgenomen. De formele splitsing brengt geen wijziging in de bedrijfsvoering en de beoordeling van het bedrijf als geheel, met drie onlosmakelijke samenhangende delen.
Zie ook de beantwoording bij 30.1 en 30.3
30.5 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat ten onrechte de gronden die als kuilvoeropslagplaatsen in gebruik zijn, zijn bestemd voor natuur. Verzocht wordt het plan aan te passen.
De bebouwing van boerderij van reclamanten en de bijbehorende kuilvoerplaten maken deel uit van een logische ruimtelijke eenheid. Het vigerend bestemmingsplan van deze locatie is deels het Bestemmingsplan Looveer en deels het bestemmingsplan Buitendijks Gebied. De kuilvoerplaten passen binnen de kaders van het bestemmingsplan Looveer maar niet binnen die van Buitendijks gebied. Dit is reclamant niet te verwijten. Bij het maken van het bestemmingsplan Buitendijks
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Voor het bedrijf geldt dat het bedrijf uit meerdere ruimtelijke van elkaar verschillende eenheden bestaat: het hooggelegen bouwperceel met de bedrijfsgebouwen, de in de uiterwaard gelegen weidegronden en (pacht) gronden buiten de uiterwaard. In de vigerende situatie zijn de eerste twee eenheden bestemd in twee afzonderlijke bestemmingsplannen: Looveer en Buitendijks Gebied. De planologische situatie van het bestemmingsplan Looveer, waarbinnen het huisperceel met bedrijfsbebouwing is gelegen, zal door het nieuwe bestemmingsplan 'Huissensche Waarden' niet veranderen. De verbeelding zal worden aangepast. De plangrens zal ter plaatse van de kuilvoerplaten worden aangepast. De kuilvoerplaten vallen geheel buiten de plangrenzen van het bestemmingsplan Huissensche Waarden.
262 / 392
gebied zijn indertijd de analoge grenzen vertaald naar digitale grenzen. De toen al bestaande kuilvoerplaten zijn daarbij deels in het andere plan terecht gekomen. In het nieuwe bestemmingsplan is de plangrens ter plaatse van de kuilvoerplaten aangepast. De kuilvoerplaten komen daardoor in zijn geheel buiten dit bestemmingsplan te liggen. 30.6 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat de strook grond, gelegen aan de westzijde van het industrieterrein in eigendom is van de reclamant. Deze strook voorziet in de mogelijke ontsluiting van het bedrijf naar de Looveerweg en is in het vigerende bestemmingsplan geregeld via een wijzigingsbevoegdheid. In het bestemmingsplan dienen dergelijke rechten herhaald en bevestigd te worden. De mogelijkheid om mest uit te rijden op eigen grond vervalt indien de bij het bedrijf behorende gronden worden ontgraven. Verzocht wordt om de plangrens van bestemmingsplan Looveer ongewijzigd aan te houden.
De toegankelijkheid van het bedrijf is in het vigerende bestemmingsplan Looveer niet gewaarborgd door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Deze is gewaarborgd op basis van de aanduiding op de plankaart en, zoals staat beschreven in de regels van het bestemmingsplan Looveer, rechtstreeks mogelijk op of nabij de gronden waar 'ontsluiting' is aangegeven. Om bestaande rechten te respecteren en de bereikbaarheid van het bedrijf te garanderen zal deze ontsluitingsmogelijkheid in het bestemmingsplan worden opgenomen. Gelijk aan het vigerende bestemmingsplan Looveer, zal op de verbeelding de functieaanduiding 'ontsluiting' worden opgenomen. In de regels bij 5.1.1 wordt tevens opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' een ontsluitingsweg kan worden aangelegd. Het bestemmingsplan zal worden gewijzigd.
De verbeelding zal worden aangepast. De functieaanduiding 'ontsluiting' zal worden opgenomen. De regels worden aangepast. Onder 5.1.1 zal worden opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' een ontsluitingsweg kan worden aangelegd.
30.7 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat de consequenties voor de waterhuishouding rond de hoogwatervrije terp onvoldoende zijn onderzocht en in kaart gebracht. Het reële risico van wegspoelen van de Looveerweg en de veranderde waterstromen bij hoogwater zijn niet onderzocht.
Het rapport 'Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Deze zienswijze heeft gevolgen voor de waterwet. Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100’ is als bijlage in het voorontwerp bestemmingsplan opgenomen. In het rapport is onderzoek gedaan naar de gevolgen van het project voor het gehele uiterwaardengebied tussen rivierkilometer 860 en 885. In dit gebied valt de hoogwatervrije terp van het bedrijventerrein Looveer. Hierbij zijn de aspecten 'Veiligheid', 'Hinder en schade', 'Sedimentatie en erosie' en 'Robuustheid en veerkracht' onderzocht. Geconcludeerd wordt dat een aanzienlijk effect op de afvoer van water
263 / 392
mogelijk is zonder noemenswaardig nadelige effecten op: 1. afvoerverdeling maatgevend hoogwater, normaal hoogwater, en laagwater; 2. sedimentatie in de vaarweg en 3. dwarsstromen. De waterstandseffecten bij afvoeren van ca.12000 m3/s zijn niet apart berekend maar via interpolatie tussen de berekende waterstandseffecten bij 10.000 m3/s en 16.000 m3/s te Lobith bepaald. Uit de rivierkundige berekeningen blijkt dat aan de westzijde van het hoogwatervrije deel van het Looveerterrein extra opstuwing ontstaat. Dit komt door het vergroten van de inlaat bij de Scherpekamp én de aanleg van een kade bij de zuidzijde van de Looveerweg. De mate van opstuwing is afhankelijk van de optredende afvoer. Bij maatgevende afvoer van 16000 m3/s is het effect geringer dan bij lagere hoogwaters. De opstuwing ten gevolge van de aanleg van de kade aan de zuidzijde van de Looveerweg is ten zuiden van de Looveerweg, westelijk van het Looveerterrein het grootst. Bij een afvoer van 12.000 m3/s is de opstuwing op deze locatie ongeveer 14 cm. Een aanzienlijke vergroting van de inundatiefrequentie van het Looveerterrein zou het gevolg kunnen zijn. Als gevolg van de gezamenlijke projecten van de PKB-Ruimte voor de Rivier zal benedenstrooms van Huissensche Waarden een waterstandsdaling optreden. Een aantal benedenstroomse PKB-Ruimte voor de Rivier projecten is reeds voltooid (o.a. Spoorbrug Oosterbeek), andere zijn in voorbereiding (o.a. Meinerswijk). Om die reden is het terecht dat de waterstandseffecten van de benedenstroomse maatregelen in het kader van PKB-Ruimte voor de Rivier meegenomen worden in de beoordeling van de uiteindelijke waterstandseffecten van project Huissensche Waarden.
264 / 392
Het waterstandsverlagend effect van de benedenstroomse maatregelen PKB – Ruimte voor de Rivier blijkt echter niet voldoende om de opstuwing bij 12.000 m3/s westelijk van het Looveerterrein te compenseren. Voor delen van het zuidelijk deel van Looveerterrein die lager liggen dan N.A.P. + 14,50 meter zal een toename van de overstromingsfrequentie ontstaan. Om de overstromingsfrequentie gelijk te houden zal aan de westzijde een verhoogde wal om het hoogwatervrije deel van het Looveerterrein worden aangelegd. De insteek van de beoogde zandwinplas komt op voldoende afstand van de kade en de weg te liggen. De taluds zijn zo ontworpen dat deze stabiel zijn (zie het Fugro rapport over taludstabiliteit) en de uitvoering zal gebeuren conform de huidige kennis over het veilig aanleggen van taluds met een zandzuiger. Bij veranderende waterstanden zullen de taluds dan ook niet bressen of wegspoelen. In het rapport 'Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100n', hoofdstuk 8 'Sedimentatie en erosie' staat daarnaast beschreven, dat ten zuiden van de Looveerweg, tegen de nieuwe kade langs de Looveerweg, sedimentatie wordt verwacht. 30.8 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat niet is onderzocht wat de consequenties zijn voor het Looveer bij een waterstandsverhoging bij de Angerensedijk. Niet duidelijk is hoe de waterhuishouding van de nieuwe polders zal zijn en wat voor consequenties dat heeft voor de gronden van de reclamant.
In het rapport ('Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100’en de Notitie Hoogwaterveiligheid Looveer (18 maart 2013) is onderzoek gedaan naar de rivierkundige gevolgen van het project voor het gehele uiterwaardengebied tussen rivierkilometer 860 en 885. In dit gebied valt de hoogwatervrije terp van het bedrijventerrein
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
265 / 392
Looveer. Hierbij zijn de aspecten 'Veiligheid', 'Hinder en schade', 'Sedimentatie en erosie' en 'Robuustheid en veerkracht' onderzocht. In hoofdstuk 6 en 7 zijn de waterstromen onderzocht. De waterstandsverhoging aan de Angerensedijk heeft geen consequenties voor de waterstanden, stromingen en veiligheid voor het Looveer. In paragraaf 7.1 'Waterstanden/inundatiefrequentie uiterwaard', staat beschreven dat die delen van de uiterwaard, gelegen buiten de zomerkaden, frequenter zullen instromen. Voor de delen van de uiterwaard, gelegen tussen de nieuwe zomerkade en winterkade, zal de inundatiefrequentie minimaal gelijk blijven. Dit is verbeeld in het rapport 'Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100’, afbeelding 24 op pagina 41. Voor de gronden van de inspreker, gelegen in het groene gebied van afbeelding 24, pagina 41, geldt dat hier de inundatiefrequentie gelijk blijft. Voor de gronden in de blauwe gebieden zal de inundatiefrequentie toenemen. 30.9 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat de binnendijkse gevolgen voor kwel en verdroging op het pand aan de Huismanstraat 2 onvoldoende duidelijk en onderzocht zijn.
Het klopt dat niet specifiek per adres de effecten van kwel en verdroging onderzocht zijn. Dit is gezien de schaal van het project onmogelijk, ongebruikelijk en buitenproportioneel. Het is wel zo dat de kwel en verdrogingseffecten van de beoogde ontzanding onderzocht zijn.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
In het kader van de MER is in twee fasen/tijdsperioden (2006 en 2008) geohydrologisch onderzoek uitgevoerd naar de effecten van het plan op grondwaterstanden, kwel en wegzijging binnendijks. De resultaten van beide onderzoeken zijn beschreven in de rapportage “Geohydrologisch onderzoek Huissensche Waarden” ARCADIS, 18 juni
266 / 392
2008, projectnummer C03021.300009. De commissie MER heeft het onderzoek (basis 2006) getoetst en geeft in zijn toetsingsadvies aan dat geen problemen vanwege kwel zijn te verwachten. Sinds 2009 is het voorkeursalternatief verder uitgewerkt in een inrichtingsplan. De wijzigingen van het inrichtingsplan zijn door ARCADIS geohydrologisch onderzoekt en de resultaten staan beschreven in het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”, ARCADIS, 17 maart 2011, 075407708.0.3 – Definitief, projectnummer C01012.100037.0120. Het rapport is als bijlage opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan. Het Waterschap heeft aangegeven dat de binnendijkse kweleffecten niet tot een verslechtering ten opzichte van de huidige situatie zullen leiden. In de diverse zienswijzen wordt beweerd dat er wel negatieve effecten zullen optreden. De uitkomsten inzake de grondwater- en kweleffecten zijn beschreven in het rapport van Arcadis. Het Waterschap heeft dit rapport getoetst en kan zich vinden in de uitkomsten van dit rapport. Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Dit pand van reclamant staat op circa 700 m afstand van de insteek van de zandwinning. Uit figuur 7.18 van dat rapport blijkt dat de gevolgen voor het grondwater in het gebied rondom de woning van indiener in een extreem droge zomer maximaal 10 cm tot 20 cm zijn. In het rapport staat tevens dat binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 cm bedraagt. Dit effect
267 / 392
is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Scheuren en aantasting van de woning die ontstaan door de aanleg van de plas lijken dan ook onwaarschijnlijk. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Daarbij zijn eveneens controle berekeningen uitgevoerd met de nieuwste gegevens. Hoewel er beperkte verschillen ontstaan in grondwaterstanden wijken de conclusies met betrekking tot zetting en schade niet af van eerdere rapporten. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. 30.10 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat het zandwinproject in verschillende fasen wordt uitgevoerd. De reclamant wil zo lang mogelijk gebruik maken van de gronden, dit zou kunnen door bijvoorbeeld wijzigingsbevoegdheid op te nemen.
Het agrarisch gebruik van de gronden is, indien de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de eigenaar dat wenst, fysiek mogelijk zolang er geen besluiten. zandwinwerkzaamheden plaatsvinden of water is ontstaan. Dit gebruik blijft op basis van het overgangsrecht mogelijk. Omdat de eindbestemming binnen de planperiode wordt gerealiseerd is een wijzigingsbevoegdheid niet nodig. Voor de fasering van de werkzaamheden wordt verwezen naar paragraaf 4.10 van de toelichting op het bestemmingsplan.
30.11 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat voor zover verplaatsing van het bedrijf aan de orde zou zijn, in het bestemmingsplan inzichtelijk gemaakt dient te worden welke gebieden daarvoor in aanmerking zou komen. Dit kan met behulp van zoekzones.
zie ook beantwoording bij zienswijze 30.1 en 30.3
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Het bedrijf van reclamant bestaat uit bebouwing en een intensieve tak gevestigd op het hoogwatervrije industrieterrein (buiten dit plan), alsmede weidegronden voor melkrundvee in de uiterwaard. In verband met de wens van betrokken agrariër om de gehele bedrijfsvoering ook ruimtelijk bijeen te houden, is onderzocht of herplaatsing van het gehele bedrijf binnen het projectgebied mogelijk is. Dit onderzoek is als bijlage toegevoegd.
268 / 392
Los van de financiële aspecten blijkt dat enkele locaties mogelijk zijn mits voldoende omliggende grond verworven kan worden, de bevoegde gezagen willen meewerken en hiervoor de benodigde vergunningen verkregen kunnen worden. Één van de problemen daarbij is echter, dat tussentijds, mede vanwege het beperkte perspectief uit het nertsenhouderij beleid, de huidige locatie behouden zou moeten blijven. Om zoekzones op te nemen moet voldoende zicht zijn op haalbaarheid. Dit is niet mogelijk gebleken. Het college van Lingewaard heeft besloten dat herplaatsing van het gehele bedrijf of delen hiervan binnen het projectgebied niet wenselijk en haalbaar is. Dit is gebaseerd op afwegingen die voortkomen uit een beleid gericht op goede ruimtelijke ordening, onzekerheid over de ruimtelijke kwaliteit in het projectgebied en het ontbreken van voldoende uitzicht op de vergunbaarheid en uitvoerbaarheid van herplaatsing. Thans wordt bezien of herplaatsing van de melkrundvee-tak van het bedrijf mogelijk is, buiten het projectgebied. Omdat de besprekingen daarover betrekking hebben op gronden die buiten dit plangebied liggen, heeft dit geen gevolgen voor het onderhavige plan. Initiatiefnemer zal zich hiervoor blijven inspannen. Mocht herplaatsing van het bedrijf van reclamant niet mogelijk blijken, dan volgt uit eerder genoemd onderzoek dat voortzetting van de bedrijfsactiviteiten op het bedrijfskavel, zoals de pelsdierhouderij, mogelijk is waarbij reclamant uiteraard een schadeloosstelling ontvangt voor het niet langer kunnen gebruiken van de gronden voor beweiding en ruwvoerwinning in het plangebied.
269 / 392
30.12 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat uit het onderzoek met betrekking tot de bedrijfsverplaatsing onvoldoende blijkt naar welke locaties het bedrijf zou kunnen verhuizen en of die locaties daarvoor feitelijk geschikt zijn.
Zie beantwoording 30.11. In het onderzoek zijn Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de diverse locaties onderzocht. Ook is er één verder besluiten. uitgewerkt. Of een locatie feitelijk haalbaar is hangt mede af van planologische medewerking, vergunningen en verwerving van de grond. Deze zijn op dit moment niet aanwezig en/of onzeker.
30.13 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat uit het voorontwerp bestemmingsplan onvoldoende blijk of planschade op de initiatiefnemer verhaald kan worden. Inzage in de overeenkomst wordt niet gegeven. Er blijkt niet dat er een planschaderisicoanalyse is uitgevoerd, zodat de omvang van de planschade onvoldoende inzichtelijk is. De economische haalbaarheid is onvoldoende verzekerd.
Het plan is economisch uitvoerbaar. Voor de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de uitvoering is een overeenkomst tussen Gemeente en besluiten. initiatiefnemer gesloten. Daarin is ook het kostenverhaal geregeld. Het recht op vergoeding van planschade is in de Wet ruimtelijke ordening geregeld. In geval van vermeende planschade wordt een verzoek om vergoeding van planschade zoals gebruikelijk door de Gemeente behandeld. Ook voor het verhalen van kosten in verband met planschade is een overeenkomst tussen de Gemeente en de initiatiefnemer gesloten. Zo’n overeenkomst beïnvloedt overigens niet de rechten van reclamant op een vergoeding in geval van planschade. Met inachtneming van de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van 15 februari 2012 (201008192/1/T1/R1) en 12 juni 2013 (201110216/1/T1/R4) zal de planschaderisicoanalyse ambtshalve openbaar worden gemaakt. Deze zal voor vaststelling van het bestemmingsplan door de raad, via de website van de gemeente worden vrijgegeven. Reclamant ontvangt hiervan bericht.
30.14 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat uit de zakelijke beschrijving van de “Uitvoeringsovereenkomst Huissensche Waarden” volgt dat de inrichting wordt gerealiseerd door en op kosten van de initiatiefnemer en dat overheden geen bijdrage hoeven te leveren. Uit de lijst van kadastrale percelen blijkt dat grote delen van het projectgebied daarin niet zijn vervat. Deze werkwijze is alleen verantwoord wanneer niet in het gehele plangebied werkzaamheden zouden plaatsvinden. Daarvan is geen sprake.
De uitvoeringsovereenkomst is geen onderdeel van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de deze bestemmingsplanprocedure. Opmerkingen besluiten. hierover kunnen niet worden opgenomen in het plan. Ter informatie kan wel worden opgemerkt dat in de betreffende zakelijke omschrijving alle kadastrale percelen zijn opgenomen die binnen de plangrens van het plan liggen. De lijst is een momentopname en kan indien betrokken partijen dat nodig achten worden bijgesteld.
270 / 392
30.15 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat uitgaande van uitvoeringsovereenkomst de initiatiefnemer enkel noodzakelijke werkzaamheden voor haar rekening zal nemen, de andere werkzaamheden worden gedragen door overheden. Deze bekostiging is aan te merken als staatssteun en is niet toegestaan.
In de uitvoeringsovereenkomst is vastgelegd dat alle Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de kosten van de gemeentelijke inzet (waaronder het besluiten. voeren van de bestemmingsplanprocedure) voor rekening van de initiatiefnemer komen. Met het sluiten van de Uitvoeringsovereenkomst (anterieure overeenkomst) is het kostenverhaal verzekerd. Omdat alle kosten op de initiatiefnemer worden verhaald of voor zijn rekening en risico zijn is er geen sprake van staatssteun.
30.16 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat het plan ervan uit gaat dat waterstandsdaling uit de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier voor 2016 gerealiseerd moet zijn. Het bestemmingsplan vervult geen eisen uit de PKB Ruimte voor de Rivier omdat realisatie niet past in het bindende tijdsbestek. Daarmee vervalt de noodzaak tot uitvoering van het plan.
Het voorliggende bestemmingsplan Huissensche Waarden maakt het mogelijk aan de taakstelling van de PKB te voldoen. De taakstelling vanuit de PKB houdt in dat de rivierverruimende maatregelen die een waterstandsdaling in de rivier tot gevolg hebben bij hoogwater van 8 cm, uiterlijk eind 2015 is gerealiseerd. Uit de beschrijving van de fasering van de uitvoering zoals opgenomen in hoofdstuk 5 van de planbeschrijving (bijlage bij het ontwerpbestemmingsplan) blijkt dat dit tijdig wordt gerealiseerd. Het project verloopt volgens planning.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
De benodigde rivierverruiming zal op tijd gerealiseerd zijn. Voor 31-12-2015 wordt door de aanleg van een doorlaatwerk in de toegangsweg naar het bedrijventerrein Scherpekamp voldoende waterstandsdaling bij maatgevend hoofdwater gerealiseerd. 30.17 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat de Natura 2000-toets Huissensche Waarden niet is opgenomen bij de stukken. De uitgangspunten en conclusies zijn niet controleerbaar.
De Natura 2000-toets is een bijlage bij het bestemmingsplan en vormt de basis voor de vergunningaanvraag op grond van de Natuurbeschermingswet 1998. Deze Natuurtoets heeft bij de ontwerp-besluiten ter inzage gelegen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
30.18 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat de conclusie in de toelichting dat voor de meeste soorten en voor alle habitattypen negatieve gevolgen zijn uitgesloten, gezien de
De agrarische gronden hebben een functie als foerageergebied voor overwinterende watervogels waaronder ganzen en in mindere mate steltlopers. Door het project neemt het areaal aan Slikkige
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
271 / 392
omvang van het project en de aard en duur van de werkzaamheden niet houdbaar is. De grote en diepe zandwinningslocatie zal ten kosten gaan van (agrarisch) natuurgebied waar vogels foerageren.
oevers en Vochtige graslanden toe. Slikkige oevers en vochtige graslanden zijn voor steltlopers belangrijk foerageergebied waardoor er netto geen significant negatief effect is op steltlopers In de passende beoordeling wordt aangetoond dat foerageergebied niet de beperkende factor is voor de draagkracht als leefgebied voor grasetende watervogels. De aantasting leidt niet tot een significant negatief effect.
30.19 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat in het huidige onderzoek de bijzondere betekenis van de waterplas het Lamme Water niet naar voren komt. Dit is niet acceptabel. De plas komt in het bestemmingsplan niet terug
In het vigerende bestemmingsplan heeft het Lamme Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Water de bestemming 'Natuur'. In het besluiten. bestemmingsplan, op de verbeelding, is het Lamme Water en het gebied erom heen opgenomen in de bestemming 'Natuur'. Dit is gelijk aan de huidige bestemming van het Lamme Water. In de Passende Beoordeling (Natura 2000-toets) worden de effecten op de bijzondere betekenis van het Lamme Water, voor met name de Wulp, beoordeeld in hoofdstuk 11. De Natura 2000-toets is als bijlage bij het ontwerpbestemmingsplan opgenomen.
30.20 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat op de gronden van de reclamant diverse beschermde soorten voorkomen. Deze zijn niet terug te vinden in de rapporten.
De opvatting dat diverse beschermde soorten niet in Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de de rapportage zijn meegenomen is niet onderbouwd. besluiten.
30.21 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat uit de MER volgt dat de jachthaven watervogels in de winter kan verstoren. Daarom mag van half november tot half maart geen recreatievaart plaats vinden. Graafwerkzaamheden bij de zand/grindwinning hebben een tenminste zo groot verstoren effect op water- en foerageervogels. Graafwerkzaamheden zijn evenmin acceptabel.
De graafwerkzaamheden hebben een andere verstorend effect dan recreatie vaart. Uit de passende beoordeling blijkt dat er geen significante effecten optreden ten gevolge van de graafwerkzaamheden.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
30.22 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat een bestemmingsplan uitvoerbaar moet zijn binnen de planperiode van 10
Het is niet zo dat alle activiteiten die binnen het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt binnen tien jaar afgerond moeten zijn. Binnen de
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
272 / 392
jaar. Door de huidige economische crisis zal de planperiode wordt wel een aanvang gemaakt met het ontwikkeling van het zand/ grindgat langer duren. De realiseren van alle bestemmingen. jachthaven zal evenmin binnen de planperiode van 10 jaar worden gerealiseerd. Er dient inzicht gegeven te worden in de haalbaarheid door het opnemen van een tijdsindicatie. 30.23 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat het plangebied binnen de ecologische hoofdstructuur (EHS) ligt. Dit betekent dat het plan moet voldoen aan de kernkwaliteiten en omgevingscondities die gedeputeerde staten stellen aan een ruimtelijke ingreep. In het voorontwerp wordt geconcludeerd dat er geen nadelige effecten zijn die ontwikkeling kunnen belemmeren. Het is niet duidelijk hoe deze eisen worden geïnterpreteerd (a) en waarop deze conclusies zijn gebaseerd (b). Het areaal (agrarische) natuur gaat aanzienlijk achteruit (c), evenals het foerageergebied rond de vogelplas (het lamme water) iets ten zuidoosten van bedrijventerrein Looveer. Deze vogelplas is nu rijk aan vogels, maar zal in het nieuwe plan niet terugkeren (d). Bovendien ontstaat door de ontzandingsplas een ecologische blokkade voor zoogdieren als vos, haas, konijn en ree (e). Het plan voldoet daarom al niet aan de eisen voor instandhouding van de EHS.
a + b: In de toelichting op het bestemmingsplan is alleen de beoordeling van de effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden opgenomen. De basis gegevens zijn opgenomen in de Natura 2000toets. Deze vormt een bijlage bij het bestemmingsplan. c: Het areaal productiegrasland neemt af met circa 150 hectare. Hier staat een ontwikkeling van 165,6 hectare natuur, waarvan circa 60 hectare natuurlijk beheerde graslanden en 6.7 hectare biologische landbouw (agrarisch natuurbeheer), tegenover. d: Voor de vogelplas (het lamme water) is de huidige bestemming 'Natuur' overgenomen. Op de nieuwe plankaart gaat dit inderdaad op in de omliggende 'Natuur' bestemming. De vogelplas wordt niet gewijzigd. In de planbeschrijving en het beheerplan is voor het terrein rondom deze plas een extensief agrarisch hooilandbeheer opgenomen welke een open grazige vegetatie garandeert als broedgebied voor weidevogels en foerageergebied voor grasetende watervogels.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Het plangebied kan een extra stapsteen vormen, naast de verbinding tussen Flevoland en de Veluwe met het Reichswald. Deze verbinding is via het Montferland, de Liemers en het Rijk van Nijmegen geprojecteerd. Het plangebied maakt geen direct onderdeel uit van deze verbinding en hoeft daardoor niet geoptimaliseerd te worden voor grote zoogdieren. De nieuwe zandwinplas geeft echter geen extra ecologische blokkade ten opzichte van het Zwanenwater. Door de landschappelijke
273 / 392
inpassing langs het bedrijventerrein Looveer wordt de ecologische verbinding voor genoemde zoogdieren behouden. Hiernaast zal de oeverzone van de zandwinplas in combinatie met de uitbreiding van de Angerensche Strang een extra verbinding toevoegen voor genoemde soorten en andere moerasgebonden soorten. In paragraaf 5.3.3 van het bestemmingsplan is het project getoetst aan de EHS. Hier is geconcludeerd dat het voornemen bijdraagt aan het behoud van de kernkwaliteiten en de stimulering van ontwikkelingsopgaven en kernopgaven in de EHS door de ontwikkeling van riviergebonden natuur. Het voornemen tast daardoor de wezenlijke kenmerken en waarden niet aan en zijn er geen significant negatieve effecten op de EHS. 30.24 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat volgens het MER een afname van het ganzenfoerageergebied is toegestaan tot een maximum van 14%, indien deze achteruitgang een directe relatie heeft met de ontwikkeling van nader genoemde kritische habitatgebieden. De conclusie in het MER dat voldaan wordt aan de ontwikkeling, omdat tegenover het verlies van 154 ha foerageergebied een toename staat van 125 ha aan beoogde habitats. Deze conclusie is niet waarschijnlijk en niet verifieerbaar. De kwantificering en compensatie moet inzichtelijk worden gemaakt met kaarten.
De effecten van het project op de Natura 2000Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen zijn getoetst in de besluiten. Natura 2000-toets Huissensche Waarden, passende beoordeling van de inrichtingsschets (10-07-2012) aan de Natuurbeschermingswet 1998. In dit rapport wordt geconcludeerd dat het project géén significante negatieve effecten heeft op de Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen. In de passende beoordeling wordt aangetoond dat foerageergebied niet de beperkende factor is voor de draagkracht als leefgebied voor grasetende watervogels. De aantasting leidt niet tot een significant negatief effect. De effecten zijn zichtbaar gemaakt in de Natura 2000-toets welke als bijlage bij het bestemmingsplan ligt.
30.25 In de inspraakreactie van 17 oktober 2012 geeft reclamant aan dat de noodzaak van het bestemmingsplan onvoldoende is aangetoond. Er zou geen sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening
Na vaststelling van de PKB Ruimte voor de Rivier Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de hebben gemeenten en Provincie steeds op het besluiten. standpunt gestaan dat medewerking wordt verleend aan rivierverruiming, mits ingebed in een integrale herinrichting. Het bestemmingsplan Huissensche Waarden voorziet in de integrale herinrichting van de
274 / 392
Huissensche Uiterwaarden en de Angerensche en Doornenburgsche Buitenpolder. Met de herinrichting worden rijks-, provinciale en lokale doelstellingen gerealiseerd. Rivierverruiming vindt plaats in combinatie met natuurontwikkeling en recreatieve ontsluiting c.q. -ontwikkeling van de uiterwaard. De herinrichting is uitvoerbaar door middel van een privaat initiatief waarbij zandwinning de herinrichting financiert. 30.26 Reclamant stelt dat sprake is van procedurele onzorgvuldigheid. Er zijn verschillende versies van de reactienota behorende bij het ontwerpbestemmingsplan in omloop. Niet duidelijk is welke de definitieve versie is.
De reactienota is samen met het ontwerpDeze zienswijze heeft geen gevolgen voor de bestemmingsplan analoog en digitaal besluiten. bekendgemaakt. In de analoge en digitale versie van de inspraaknota zit geen verschil, als dat wel het geval zou zijn bepaald de wet ruimtelijke ordening dat het digitale plan maatgevend is. In de reactienota zoals die per post naar alle insprekers is gezonden, zit een drukfout in de inhoudsopgave. Inhoudelijk (vanaf pagina 3, na de inhoudsopgave) is de per post toegezonden reactienota identiek aan die welke analoog en digitaal zijn bekendgemaakt.
30.27 Reclamanten stellen dat de in het veld aanwezige grenzen leidend moeten zijn voor het vaststellen van de plangrens. Als voorbeeld voert reclamant aan dat de gekozen plangrens zich wreekt in het geval van legaal aanwezige kuilvoerplaten.
Plangrenzen worden bepaald aan de hand van a) logische ruimtelijke eenheden, b) het gebied waar bestemmingen veranderen als gevolg van gewenste ruimtelijke maatregelen en c) de plangrenzen van omliggende plannen. De bebouwing van boerderij van reclamanten en de bijbehorende kuilvoerplaten maken deel uit van een logische ruimtelijke eenheid. Het vigerend bestemmingsplan van deze locatie is het Bestemmingsplan Looveer. De kuilvoerplaten zijn na inwerkingtreding van het bestemmingsplan Looveer gewijzigd. De kuilvoerplaten dienen in zijn geheel in dit en het nieuwe bestemmingsplan voor deze locatie te worden opgenomen. De plangrens zal ter plaatse van de kuilvoerplaten wordt aangepast. De kuilvoerplaten komen daardoor in zijn geheel buiten dit bestemmingsplan te liggen.
De verbeelding zal worden aangepast. De plangrens zal ter plaatse van de kuilvoerplaten worden aangepast. De kuilvoerplaten vallen geheel buiten de plangrenzen van het bestemmingsplan Huissensche Waarden.
275 / 392
30.28 Een strook grond die in het vigerende bestemmingsplan middels een wijzigingsbevoegdheid kan worden ingericht als ontsluitingsweg kan dat niet meer onder het nieuwe bestemmingsplan. Wegen en paden, zoals deze mogelijk zijn binnen de bestemming 'Natuur', kunnen niet zonder meer worden gebruikt als ontsluitingsweg voor de bedrijven van reclamanten. Aan een deugdelijke ontsluiting zal alleen meer behoefte ontstaan als het bedrijf gedeeltelijk wordt verplaatst.
De toegankelijkheid van het bedrijf is in het vigerende bestemmingsplan Looveer niet gewaarborgd door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Deze is gewaarborgd op basis van de aanduiding op de plankaart en, zoals staat beschreven in de regels van het bestemmingsplan Looveer, rechtstreeks mogelijk op of nabij de gronden waar 'ontsluiting' is aangegeven. Om bestaande rechten te respecteren en de bereikbaarheid van het bedrijf te garanderen zal deze ontsluitingsmogelijkheid in het bestemmingsplan worden opgenomen. Gelijk aan het vigerende bestemmingsplan Looveer, zal op de verbeelding de functieaanduiding 'ontsluiting' worden opgenomen. In de regels bij 5.1.1 wordt tevens opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' een ontsluitingsweg kan worden aangelegd. Het bestemmingsplan zal worden gewijzigd.
De verbeelding zal worden aangepast. De functieaanduiding 'ontsluiting' zal worden opgenomen. De regels worden aangepast. Onder 5.1.1 zal worden opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' een ontsluitingsweg kan worden aangelegd.
30.29 Reclamant blijft van oordeel dat een kunstmatige planologische splitsing van het bedrijf niet wenselijk is.
Zie ook de beantwoording bij 30.1, 30.3, 30.5 en Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de 30.11. Ten opzichte van de vigerende situatie wijzigt besluiten. de planologische splitsing niet. Het bedrijf ligt nu ook al in twee bestemmingsplannen. Voor het bedrijf geldt dat het bedrijf uit twee ruimtelijke van elkaar verschillende eenheden bestaat: het hooggelegen bouwperceel met de bedrijfsgebouwen en de in de uiterwaard gelegen weidegronden. In de vigerende situatie zijn deze twee eenheden bestemd in twee afzonderlijke bestemmingsplannen: Looveer en Buitendijks Gebied. De planologische situatie zal door het nieuwe bestemmingsplan 'Huissensche Waarden' niet veranderen. Het hooggelegen bouwperceel met de bedrijfsgebouwen blijft in het bestemmingsplan Looveer liggen en de, nu nog in de uiterwaard gelegen weidegronden, zijn met de bestemming 'Natuur' en 'Water' opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan 'Huissensche Waarden'.
276 / 392
30.30 Reclamant heeft zich door deskundigen laten informeren over waterhuishoudkundige aspecten. De betreffende rapporten/adviezen worden herhaald en ingelast.
Het gaat om de notitie “Rivierkundige opmerkingen m.b.t. plan Huissensche Waarden”, dat in deze reactienota is samengevat en behandeld onder de nrs. 19.24 t/m 19.35 en om het rapport “Grondwaterproblematiek door ontzanding Huissensche Waarden”, dat in deze reactienota is samengevat en behandeld onder de nrs. 20.14 t/m 20.22
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
30.31 Reclamant heeft van het Waterschap de toezegging gehad dat in de Waterwetvergunning en zo nodig ook in de ontgrondingsvergunning zal worden opgenomen dat de oude zomerkade pas vergraven mag worden als de nieuwe kade de functie naar behoren kan vervullen. In de ontgrondingsvergunning is opgenomen dat de werken in het kader van Ruimte voor de Rivier voor eind 2015 gereed moeten zijn. Toegezegd is dat de procedure voor de leggerverandering niet zal worden opgestart voordat de eigenaren akkoord zijn met verandering van de zomerkade en dat het werk naar behoren opgeleverd is.
De eerste toezegging naar reclamant is tevens een aanvullende vergunningeneis vanuit het waterschap als beoogd beheerder van de nieuwe zomerkade. Het betreft hier een redelijke en gebruikelijke eis bij een wijziging van een waterstaatswerk. Het gaat immers om het duurzaam veilig kunnen keren dan wel doorstaan van hoogwaters door de zomerkade voor, tijdens en na de uitvoering van de verlegging. De procedure voor de leggerwijziging zal door het waterschap niet eerder opgestart worden dan nadat het werk naar behoren opgeleverd en geaccepteerd is. Deze procedure staat dus los van de vergunningenprocedure, en valt ook in de tijd niet samen. Hiernaast zijn het bestemmingsplan en de vergunning er op gericht om de rivierverruimende maatregelen op tijd te realiseren.
Deze zienswijze heeft gevolgen voor de watervergunning.
30.32 Reclamant is van oordeel dat doordat de waterstandsverhoging ten gevolge van de Looveerwegdam elders gecompenseerd moet worden, er sprake is van staatssteun.
Door het treffen van de maatregelen door de initiatiefnemer wordt onder andere voldaan aan de doelstellingen van de PKB-Ruimte voor de Rivier. Het project past volledig binnen het beleid. Van staatssteun is geen sprake.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
30.33 Reclamant meent dat aan de belangen van de initiatiefnemer en de Gemeente tegemoet gekomen kan worden door een wijzigingsbevoegdheid op te nemen in het vast te stellen bestemmingsplan van
Het planvoornemen en bestemmingsplan voorziet Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de onder andere in de aanleg van natuur en water in de besluiten. vorm van een zandwinplas. Op dit moment is reeds duidelijk hoe het plangebied ingericht wordt en welke
Reclamant stelt dat daarmee het plan, gezien zijn eigendomspositie, niet binnen de gestelde termijn gereed kan zijn en dat daarmee niet aan de vereisten van Ruimte voor de Rivier voldaan kan worden. Dit maakt dat het plan niet als zodanig vastgesteld behoort te worden.
277 / 392
agrarisch naar natuur. Volgens de reactienota bij het ontwerp-bestemmingsplan zou dit niet aanvaardbaar zijn omdat 'op dit moment reed duidelijk is dat de gronden uiteindelijk voor zandwinning nodig zijn'. Dit staat aan het door reclamant voorgestelde niet in de weg.
gronden er nodig zijn voor deze ontwikkeling. Aan deze gronden wordt de eindbestemming gegeven behorende bij deze functie. Die bestemming is water en natuur. Een agrarische hoofdbestemming (met wijzigingsbevoegdheid naar natuur en water) is in strijd met de noodzakelijke hoofdbestemming.
30.34 Het heeft er alle schijn van dat initiatiefnemer en bevoegd gezag zullen aansturen op het zo snel mogelijk beëindigen van het huidige gebruik. Gezien de reactienota meent reclamant te moeten vrezen of het gebruik van met name pachtgrond zo lang kan worden voortgezet als reclamant wenst.
Het huidige gebruik zal gefaseerd worden omgezet. Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Ter verduidelijking van de fasering van het project is besluiten. een uitgebreid faseringsdocument opgesteld dat als bijlage bij het bestemmingsplan en de vergunningsaanvragen is gevoegd. Indien de delen die nodig zijn voor de zandwinning pachtgronden betreft, zal het gebruik van deze gronden worden beëindigd. De pachter zal tijdig worden ingelicht over het beëindigen van de pacht.
30.35 Reclamant stelt dat, waar overwogen wordt dat het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid zou leiden tot een ongewenste belangenafweging waarbij getoetst zou kunnen worden aan nieuwe inzichten, het belang van reclamant ten volle wordt miskend. Het laat ook zien dat het bestemmingsplan is opgesteld in opdracht van de initiatiefnemer en niet door de Gemeente. Van de Gemeente zou niet te verwachten mogen zijn dat een belangenafweging waarbij ook de belangen worden gewogen van degenen die al tientallen jaren wonen en werken in het plangebied uit de weg wordt gegaan.
Zie beantwoording bij 30.33.
30.36 Reclamant is van oordeel dat de Gemeente zijn belang onvoldoende heeft gewogen, ook blijkend uit onvoldoende inspanning om het bedrijf binnenplans te verplaatsen. Reclamant heeft zich ingespannen om zijn bedrijf in het gebied te behouden, heeft tijdig de wens kenbaar gemaakt het bedrijf binnen het gebied te willen verplaatsen en heeft daartoe niet alleen overleg gevoerd met de Gemeente maar ook met Provincie en Rijkswaterstaat.
Zie ook de beantwoording bij 30.1, 30.3 en 30.11
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Reclamant stelt bovendien dat een wijzigingsbevoegdheid door de Gemeente wellicht wordt beoordeeld als een moment van ‘ongewenste belangenafweging’. Daarvan is geen sprake. De hoofdbestemming is natuur of water en die hoofdbestemming wordt binnen de planperiode gerealiseerd.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Het bedrijf van reclamant bestaat uit bebouwing en een intensieve tak gevestigd op het hoogwatervrije industrieterrein (buiten dit plan), alsmede weidegronden voor melkrundvee in de uiterwaard. In het verplaatsingsonderzoek “Mogelijkheden voor verplaatsing van de agrarische bedrijven van 'reclamant' binnen de Huissensche Waarden” is uitbreid onderzoek gedaan de verschillende
278 / 392
verplaatsingsopties. Evident is dat er verschillen zijn bij gehele en gedeeltelijke verplaatsing. Daar reclamant meermaals heeft aangegeven gedeeltelijke verplaatsing niet als optie te zien, heeft het onderzoek zich voornamelijk toegespitst op herplaatsing van het gehele bedrijf binnen het projectgebied. Dit is niet mogelijk gebleken. Thans wordt bezien of gedeeltelijke herplaatsing van de melkrundvee-tak van het bedrijf mogelijk is, buiten het projectgebied. Omdat de besprekingen daarover betrekking hebben op gronden die buiten dit plangebied liggen, heeft dit geen gevolgen voor het onderhavige plan. De conclusie dat herplaatsing binnen het projectgebied niet haalbaar is, is gebaseerd op afwegingen die verband houden met de gewenste ruimtelijke kwaliteit in het projectgebied en het ontbreken van enig uitzicht op de uitvoerbaarheid op basis van vigerend beleid voor herplaatsing. Het bevoegd gezag is van mening dat alle belangen, ook de belangen van reclamant, voldoende hebben meegewogen bij het uiteindelijke besluit. Het volledige onderzoek, waarover overleg is gepleegd met reclamant, is opgenomen als bijlage bij het bestemmingsplan. 30.37 De Gemeente heeft in mei 2013 voor het eerst aangegeven niet te willen meewerken aan binnenplanse verplaatsing, zonder een goede reden te geven. Reclamant concludeert 2,5 jaar aan het lijntje te zijn gehouden, waarbij de schijn is gewekt dat de bedrijfsverplaatsing serieus onderzocht werd.
Zie ook de beantwoording bij 30.1, 30.3, 30.11 en 30.36.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Betreurd wordt dat reclamant het periodieke overleg dat heeft plaatsgevonden ervaart als aan het lijntje te zijn gehouden. Het onderzoek naar herplaatsing heeft nu juist in nauw overleg met reclamant plaatsgevonden waarbij alle zorgvuldigheid is betracht. In overleg met reclamant hebben bijstellingen plaatsgevonden. Voor wat betreft de mogelijkheden voor herplaatsing binnen het projectgebied is de afronding van het daarop gerichte onderzoek afgewacht alvorens
279 / 392
conclusies te trekken. Het onderzoek is in mei 2013 afgerond. In hoofdstuk 6 van het onderzoek zijn de conclusies opgenomen. In hoofdstuk 7 zijn de reacties van het bevoegd gezag en beslissing van het college opgenomen. 30.38 Reclamant is van mening zijn bedrijf binnen het gebied te moeten kunnen voortzetten. De Gemeente zou in overleg met reclamant moeten voorzien in een alternatieve locatie.
Zie beantwoording zienswijze 30.36.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
30.39 Vanuit Ruimte voor de Rivier bestaat er geen noodzaak dit plan uit te voeren. Dit argument wordt onheus gebruikt ter rechtvaardiging van het plan.
Zie ook de beantwoording bij 30.1.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
30.40 Voor de Gemeente biedt het plan geen voordelen, anders dan de jachthaven. Voor de noodzaak en de wenselijkheid van de jachthaven verwijst reclamant naar hetgeen de GNMF daarover opmerkt.
De gemeente Lingewaard zet in op het versterken van de sector recreatie en toerisme. De economische spin-off die de sector kan genereren moet een bedrage leveren aan de leefbaarheid en sociale vitaliteit en de kwaliteit van het voorzieningenniveau van de Gemeente.
De uitvoering van een integrale herinrichting van de uiterwaard waarbij de taakstelling voor rivierverruiming (8 cm waterstandsdaling bij hoogwater) wordt gehaald, is als voorkeursalternatief opgenomen in de PKB Ruimte voor de Rivier, vastgesteld in december 2006. Voor dat voorkeursalternatief is een inrichtingsvisie opgesteld waarmee de gemeenteraad in oktober 2010 heeft ingestemd. Na die instemming is de inrichtingsvisie uitgewerkt in een uitvoeringsovereenkomst tussen initiatiefnemer en Gemeente, in een bestemmingsplan en in de benodigde vergunningaanvragen. De PKB kent twee doelstellingen: rivierverruiming en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het planvoornemen voorziet, zoals hierboven beschreven, in het uitvoeren van de doelstellingen van de PKB Ruimte voor de Rivier. Te weten: rivierverruiming, het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en recreatie. Om die reden is wel degelijk sprake van een noodzaak voor uitvoering van dit plan. Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
280 / 392
In het kader van het versterken van de sector is onderzoek gedaan naar de realisatie van een jachthaven. Op basis van verricht onderzoek is het voorgestelde formaat van de jachthaven bepaald ten einde een levensvatbare jachthaven te realiseren. In het onderzoek is rekening gehouden met alle bekende aspecten, waaronder waterrecreatie concentraties (jachthavens) in de omgeving en het vaarverbod in de winterperiode. Het voorgestelde plan voor de jachthaven is levensvatbaar en draagt bij aan de leefbaarheid van de kern Huissen. Daarnaast bied het plan voor de Gemeente: landschappelijke inpassing van de bedrijventerreinen in de uiterwaard; verbetering van de bereikbaarheid van het bedrijventerrein Looveer door middel van het beperken van het overstromingsrisico van de Looveerweg; ontsluiting van het gebied voor recreatie. De verbeterde mogelijkheden voor recreatie bestaan uit: ontsluiting (toegankelijkheid en routestructuur); oever- en waterrecreatie; verbeterde mogelijkheden voor beleving van het historisch gegroeide uiterwaardenlandschap door landschapsherstel in de dijkzone en informatievoorziening; De oever- en waterrecreatie bestaat uit: realisatie van een nieuw zwemstrand op een veiliger locatie dan het huidige zwemstrand; passantenhaven; jachthaven; aanleg van vissteigers.
281 / 392
30.41 Het enige belang dat met dit plan wordt gediend is het commerciële belang van de initiatiefnemer. Er is geen enkele planologische relevantie waarom dit moet prevaleren boven het deels ook commerciële belang van reclamant.
Het plan voorziet in de realisatie van rijks- provinciale Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de en lokale doelstellingen. Die doelstellingen zijn: besluiten. rivierverruiming (veilige hoogwaterafvoer), verbetering ruimtelijke kwaliteit, natuurontwikkeling, ontsluiting van het gebied voor recreatief gebruik, landschappelijke inpassing bedrijvigheid. Zie tevens de beantwoording bij zienswijze 30.39 en 30.40 waar uitgebreid wordt ingegaan op de noodzaak van het plan met betrekking tot de aspecten PKB Ruimte voor de Rivier en het versterken van de sector recreatie en toerisme.
30.42 Reclamant stelt dat de economische haalbaarheid van het plan onvoldoende is verzekerd omdat er geen verhaalsovereenkomst voor planschade wordt overlegd. Reclamant vindt dat verhaalsovereenkomst en planschadestudie moeten worden toegestuurd. Dat een planschaderisicoanalyse niet openbaar zou zijn is onjuist. Reclamant stelt onevenredig benadeeld te worden doordat hij geen inzage krijgt. Reclamant onderschrijft een juridisch oordeel over nadeelcompensatie.
Het plan is economisch uitvoerbaar. Voor de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de uitvoering is een overeenkomst tussen Gemeente en besluiten. initiatiefnemer gesloten. Daarin is ook het kostenverhaal geregeld. Het recht op vergoeding van planschade is in de Wet ruimtelijke ordening geregeld. In geval van vermeende planschade wordt een verzoek om vergoeding van planschade zoals gebruikelijk door de Gemeente behandeld. Ook voor het verhalen van kosten in verband met planschade is een overeenkomst tussen de Gemeente en de initiatiefnemer gesloten. Zo’n overeenkomst beïnvloedt overigens niet de rechten van reclamant op een vergoeding in geval van planschade. Met inachtneming van de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van 15 februari 2012 (201008192/1/T1/R1) en 12 juni 2013 (201110216/1/T1/R4) zal de planschaderisicoanalyse ambtshalve openbaar worden gemaakt. Deze zal voor vaststelling van het bestemmingsplan door de raad, via de website van de gemeente worden vrijgegeven. Reclamant ontvangt hiervan bericht.
30.43 Reclamant krijgt geen inzage in de exploitatieopzet van de zandwinplas. Reclamant vindt dat het niet aan marktpartijen overgelaten kan worden om een zo grote ruimtelijke ingreep te rechtvaardigen en onderbouwen zonder dat
Zie ook de beantwoording op zienswijze 30.32.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Dergelijke gegevens zijn zeer belangrijk voor het bedrijf. Openbaarmaking zou tot enorme concurrentienadelen leiden en dient geen openbaar
282 / 392
exploitatiegegevens openbaar en verifieerbaar zijn.
belang. De financiële exploitatie van de zandwinning is niet openbaar. Er is een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten tussen Gemeente en initiatiefnemer. Deze overeenkomst heeft betrekking op de privaatrechtelijke relatie tussen Gemeente en initiatiefnemer. De Gemeente beoordeelt voor de vaststelling van het bestemmingsplan op basis van de exploitatieovereenkomst niet de financiële exploitatie van een onderdeel van de inrichting, zijnde de zandwinning, maar de financiële uitvoerbaarheid van het integrale plan.
30.44 Reclamant acht het in strijd met een goede ruimtelijke ordening dat het voldoen aan de doelstelling van de PKB Ruimte voor de Rivier wordt voorgesteld als een noodzakelijk onderdeel van het project.
Het plan voorziet in de realisatie van rijks-, provinciale en lokale doelstellingen. Die doelstellingen zijn: rivierverruiming (veilige hoogwaterafvoer), verbetering ruimtelijke kwaliteit, natuurontwikkeling, ontsluiting van het gebied voor recreatief gebruik, landschappelijke inpassing bedrijvigheid. De doelstellingen rivierverruiming (veilige hoogwaterafvoer) en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit zijn doelstellingen van de PKB Ruimte voor de Rivier. Het voldoen aan rijksbeleid is een onlosmakelijk en noodzakelijk onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing van het project en getuigt van goede ruimtelijke ordening.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
30.45 De belangen van de reclamant en de aanwezige natuurwaarden hoeven niet te wijken voor het commerciële belang van de initiatiefnemer en de wens van de gemeente(raad) om Huissen middels een jachthaven aantrekkelijker te maken.
Het plan voorziet in een integrale herinrichting met rivierverruiming, natuurontwikkeling en recreatie als hoofddoelen. Inpassing van bedrijventerreinen en behoud van bereikbaarheid van die bedrijventerreinen maken ook deel uit van het plan. De integrale uitvoering van het plan vereist een aantal gronden die thans in eigendom c.q. in gebruik zijn bij reclamant.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
30.46 Reclamant stelt dat te voorzien is dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode van tien jaar. Omdat niet te voorzien valt dat het bedrijf van reclamant, of een onderdeel van dat bedrijf, binnen de planperiode zal eindigen worden
De werkzaamheden, het winnen van zand en klei en de aanleg van wegen en paden, waarmee de bestemmingen worden gerealiseerd vinden plaats binnen de planperiode van 10 jaar. Afrondende werkzaamheden, waaronder het afwerken van de
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
283 / 392
hun eigendommen ter onrechte onder het overgangsrecht gebracht. Weliswaar wordt gesteld dat het bevoegd gezag (op verzoek van de initiatiefnemer) desnoods tot onteigening zal overgaan, maar daarmee wordt enkel bedoeld dat het grasland wordt onteigend. Niet is gebleken dat een van de drie onderdelen van het bedrijf zal worden onteigent, laat staan het totale bedrijf.
zandwinplas, kleiputten en uiterwaard en het toegankelijk maken van de uiterwaard voor toerisme en recreatie, waaronder het volwaardig gebruik van de jachthaven, overstijgt de planperiode van 10 jaar. De gronden die nodig zijn voor de uitvoering van het plan zijn grotendeels reeds verworven. De gronden die nodig zijn voor de uitvoering en die eigendom zijn van reclamant, zijn nog niet verworven. Daarvoor biedt de Onteigeningswet een uiterste redmiddel, indien het onmogelijk is gebleken de gronden op minnelijke wijze te verwerven en indien het onmogelijk is het plan uit te voeren zonder die gronden. Onteigening van het gehele bedrijf is niet mogelijk en niet aan de orde. Uit het onderzoek blijkt dat de activiteiten van het bedrijf niet hoeven te eindigen. Ruimte voor een deel van de activiteiten, waaronder ruwvoerwinning en de beweiding, zal grotendeels elders gezocht moeten worden.
30.47 Financieel-economisch is uitvoerbaarheid onzeker, gezien onzekerheid over de zandbehoefte en de uitvoeringsduur.
Voor de uitvoering is een overeenkomst gesloten Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de tussen de Gemeente en de initiatiefnemer. De termijn besluiten. voor uitvoering wordt geregeld via de Ontgrondingsvergunning. De huidige marktsituatie is niet maatgevend voor de marktprognose met betrekking tot de zandbehoefte. De initiatiefnemer voorziet hierin geen problemen en staat nog steeds achter het planvoornemen.
30.48 Volgens reclamant wordt in de ter inzage liggende stukken miskend dat de wetgever een planperiode van tien jaar voor ogen staat. Gezien jurisprudentie kan aan de looptijd van de ontgrondingsvergunning geen argument worden ontleend om verruiming van de planperiode toe te staan. Gezien de wet en jurisprudentie kan worden verlangd om desnoods te werken met opeenvolgende bestemmingsplannen waarin de planperiode wel wordt gerespecteerd, voor zover in die plannen zou kunnen worden aangetoond dat er behoefte is aan metselzand.
De in het bestemmingsplan opgenomen Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de bestemmingen worden binnen de planperiode besluiten. gerealiseerd. De werkzaamheden, het winnen van zand en klei en de aanleg van wegen en paden, waarmee de bestemmingen worden gerealiseerd vinden plaats binnen de planperiode van 10 jaar. Afrondende werkzaamheden, waaronder het uitdiepen van de zandwinplas of het verder inrichten met recreatieve voorzieningen na deze periode zijn hiermee niet strijdig. De basale bestemmingen zijn dan immers al gerealiseerd. De bestemmingen zijn noodzakelijk om binnen de planperiode het water, de
284 / 392
natuur, de recreatieve voorzieningen en de jachthaven te kunnen realiseren en gebruiken. Het gaat bij dit plan overwegend om zand voor de betonindustrie. De initiatiefnemer maakt onderdeel van een internationaal bedrijf met eigen betoncentrales en betonfabrieken. De behoefte is derhalve verzekerd. 30.49 Omdat de jachthaven niet binnen de plantermijn gerealiseerd zal zijn, komt het deel van het bestemmingsplan dat ziet op realisatie van de jachthaven in aanmerking voor vernietiging.
De in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen worden binnen de planperiode gerealiseerd. De bestemming van de jachthaven is binnen de planperiode noodzakelijk om de passantenhaven en de aanleg van de jachthaven te kunnen realiseren.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Het is niet zo dat alle activiteiten die binnen het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt binnen tien jaar volledig gerealiseerd en operationeel moeten zijn. De gronden zijn wel binnen de planperiode van 10 jaar nodig teneinde de bestemmingen te realiseren. 30.50 Reclamant heeft kennis genomen van een zienswijze, in de reactienota opgenomen onder nummer 27, die hij overneemt.
Deze zienswijze is samengevat en opgenomen bij zienswijze 27. Voor de beantwoording wordt gewezen op de beantwoording bij zienswijze 27.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
30.51 Per saldo heeft het plan een grotere afname van gras- en foerageergebied tot gevolg dan het maximum dat volgens het MER was toegestaan. Het plan heeft daarmee een significant verstorend effect op foerageer- en rustmogelijkheden.
De effecten van het project op de Natura 2000Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen zijn getoetst in de besluiten. Natura 2000-toets Huissensche Waarden, passende beoordeling van de inrichtingsschets (10-07-2012) aan de Natuurbeschermingswet 1998. In dit rapport wordt geconcludeerd dat het project géén significante negatieve effecten heeft op de Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen. In de passende beoordeling, in paragraaf 11.3, wordt aangetoond dat foerageergebied niet de beperkende factor is voor de draagkracht als leefgebied voor grasetende watervogels. De aantasting leidt niet tot een significant negatief effect.
285 / 392
De passende beoordeling is als bijlage opgenomen bij het bestemmingsplan en bij de aanvraag vergunning Natuurbeschermingswet. 30.52 Reclamant is van oordeel dat ook de Deze mening wordt niet gedeeld. In de passende foerageer- en rustgebieden van de wulp onevenredig beoordeling is geconcludeerd dat het project de worden aangetast. foerageerfunctie van de Huissensche Waarden waarborgt door een toename van het oppervlak vochtig open grasland en slikkige rivieroevers. Door gerichte maatregelen zal ook de regionale slaap- en rustplaats worden behouden. Het voornemen heeft geen significant negatieve effecten op de natura 2000-instandhoudingsdoelen van wulp voor de Gelderse Poort.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
30.53 Reclamant is van oordeel dat op bij hem in gebruik zijnde gronden die een dubbelbestemming krijgen waarbij de agrarische functie kan worden voortgezet, er geen ruimtelijk relevant belang is voor die dubbelbestemming. Er kan ook een agrarische enkelbestemming worden toegekend, ter vermijding van onduidelijkheden en een discussie die zich kan vertalen in het voortbestaan van de pachtrelatie.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
In de bestemming 'Natuur' is agrarisch gebruik van de percelen uitgesloten. Deze gronden zijn bedoeld voor de ontwikkeling van natuur. Het gaat hierbij expliciet om natuurwaarden die niet onder regulier agrarisch beheer ontwikkeld kunnen worden. De gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' zijn bestemd voor : het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke waarden; het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden waaronder de aanleg van natuurvriendelijke oevers; het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied; de bescherming en het herstel van de wezenlijke kenmerken en/of waarden van het gebied in verband met de natuurontwikkelingsdoelstelling van de EHS. De bestemming 'Agrarisch met waarden' is conserverend van aard op basis van het vigerende
286 / 392
bestemmingsplan. Opname van deze gronden met de bestemming 'Agrarisch' is niet aan de orde ten einde de bescherming van de landschappelijke waarden te waarborgen. 30.54 Reclamant is van oordeel dat een aanpassing van de milieueffectrapportage noodzakelijk is nu er sprake is van een dichte Looveerwegdam, terwijl dat in de MER anders was.
In het MER staat beschreven wat de uitgangspunten Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de zijn van de onderzochte varianten. Op pagina 142 besluiten. staat, onder het kopje Rivierkunde, 4e punt, dat nader onderzoek in 2008 heeft uitgewezen dat tot afvoeren van 16.000 m3/s volstaan kan worden met één inlaat bij de Scherpekamp. Dit voorstel, een dichte Looveerdam, is in het voorkeurs-alternatief opgenomen. In verband met de benodigde rivierverruiming wordt niet gesproken over de noodzaak van een opening in de Looveerwegdam. Een aanpassing van de milieueffectrapportage is dan ook niet noodzakelijk.
30.55 Kwel- en verdrogingseffecten in de uiterwaard zijn niet onderzocht.
Het klopt dat geen onderzoek is gedaan naar Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de veranderende grondwaterstromen In de uiterwaard besluiten. en bij het industrieterrein Looveer. Dit is ook niet nodig. Het is bekend dat de grondwaterstanden onder dit buitendijks gelegen terrein een directe relatie hebben met de waterstanden in de rivier. De bestaande zandwinning in het Zwanenwater heeft mogelijk ook enige invloed. Dat zal niet wijzigen door de aanleg van de nieuwe zandwinplas. Deze beweegt immers ook mee met de rivier. De nieuwe zandwinning bedreigt niet de veiligheid van dit terrein. De afstand tot de insteek en de taludstabiliteit zijn immers voldoende groot. Het talud is bovendien veel flauwer dan die van het Zwanenwater.
30.56 Op de verbeelding ontbreekt de Oude Pannerdenseweg langs de boerderij van reclamant, zoals die nodig is voor het bereiken van woningen en onderdelen van het agrarisch bedrijf.
Op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn alle Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de bestaande wegen, overeenkomstig het vigerend besluiten. bestemmingsplan opgenomen met de bestemming 'Verkeer'. Deze zijn aangevuld met nieuw aan te leggen wegen. Wegen welke niet met de
287 / 392
bestemming 'Verkeer' zijn opgenomen, worden gelijk aan het vigerend bestemmingsplan, mogelijk gemaakt in de overige bestemmingen. Het gaat dan met name om secundaire wegen en paden bedoeld voor het bereiken van agrarische percelen. Rondom het perceel van reclamant is de bestemming 'Natuur' opgenomen. Binnen deze bestemming zijn wegen en paden toegestaan. De toegang naar het bedrijf vanaf het bedrijventerrein valt buiten dit plangebied. De oude Pannerdenseweg binnen het plangebied is geen bestaande weg, alleen een oud tracé. Na de herinrichting fungeert dit oude tracé niet als verkeersroute. Om die reden is een verkeersbestemming niet passend. 30.57 De huidige begrenzing van de terp is niet goed op de verbeelding weergegeven. Ingetekende beplanting rondom de boerderij geeft uitzichtbeperkingen. De noodzaak van een goede landschappelijke inpassing hoeft niet voor de boerderij te gelden, deze is al goed ingepast.
Het huisperceel en de terp is gelegen op het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de gezoneerde bedrijventerrein Looveer. Het maakt besluiten. onderdeel uit van de vigerende bestemmingsplannen voor het Looveer en is geen onderdeel van het bestemmingsplan Huissensche Waarden. De omliggende gronden maken deel uit van het bestemmingsplan voor de uiterwaarden (Buitendijks Gebied 2005). De huidige begrenzing tussen bestemmingsplannen is zoveel mogelijk overgenomen. Bij het bepalen van de plangrens is rekening gehouden met enerzijds het gebied waarbinnen de herinrichting plaatsvindt en wordt anderzijds een logische begrenzing nagestreefd en afgestemd op de plangrenzen van andere geldende bestemmingsplannen. Het planvoornemen betreft een algehele landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein Looveer. Hieronder valt ook de boerderij van reclamant. De uitbreiding van de landschappelijke inpassing rondom het bedrijfsterrein Looveer draagt bij aan de ontwikkeling van Ooibos in de Gelderse Poort. De
288 / 392
breedte draagt bij aan het bosklimaat. De landschappelijke inpassing zal, als onderdeel van de ecologische verbindingszone dienst doen als rustgebied voor bossoorten. Dit geldt ook voor de inpassing rond het bedrijf van reclamant. Die inpassing maakt deel uit van het omringende Natura-2000 gebied en draagt bij aan het functioneren van de natuur ter plaatse. Het uitzicht vanaf het perceel van reclamant verandert daardoor. Bovendien is sprake van een groene inpassing die niet direct grenst aan de woning. 30.58 Omdat de boerderij niet is aangesloten op de riolering is behoud van een wadi met bestemming agrarisch/weiland aan de westzijde van de terp van tenminste 1 ha. noodzakelijk, of zal de hele waterhuishouding aangepast moeten worden en zal een kostbaar riool moeten worden aangelegd.
De riolering is een verantwoordelijkheid van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Gemeente, Waterschap en eigenaar. Daarbij moet besluiten. voldaan worden aan wettelijke eisen. De door reclamant beschreven voorziening voldoet indien ook vuil water op dit systeem is aangesloten niet aan deze eisen. De noodzaak tot het behouden van een wadi en de omvang daarvan, zoals gesteld door reclamant is niet onderbouwd. Reclamant maakt niet duidelijk hoe momenteel het vuilwater wordt afgevoerd. De noodzaak tot het aanleggen van een riolering is door reclamant niet aangetoond. Een riolering wordt gebruikt voor de afvoer van vuilwater en in het verleden ook voor de afvoer van hemelwater (gemengd systeem). Tegenwoordig worden steeds meer gescheiden stelsels aangelegd en waar mogelijk wordt hemelwater (schoon water) afgekoppeld en afgevoerd naar open water, watergangen en of wadi's. Het water kan hier dan langzaam infiltreren in de bodem of opgaan in het openbare watersysteem. Als gevolg wordt het rioleringsstelsel en de zuiveringsinstallaties ontlast.
30.59 Het ontstaan van een ecologische blokkade voor zoogdieren door de ontzandingsplas vanaf het
Het gebied is aangewezen als verbindingszone voor moerassoorten. Deze zullen profiteren van de
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
289 / 392
parkeerterrein bij Huissen tot de invaart van de plas wordt ontkend terwijl deze fysiek waarneembaar is.
uitbreiding van moerasoevers en aanverwante habitats. Deze soorten en de soorten waarvoor binnen het Natura 2000-gebied doelen zijn opgesteld zijn voornamelijk vliegende (vogels en vleermuizen) en zwemmende (vissen, bever en amfibieën) soorten. Deze soorten worden niet beperkt in migratiemogelijkheden. De migratie van enkele zoogdieren zal beperkt worden ten opzichte van de huidige situatie maar niet onmogelijk worden. Van een blokkade is daarom geen sprake.
30.60 Het effect van het weghalen van de zes meter hoge historische meidoornhaag met een lengte van één kilometer is niet onderzocht.
Het effect van het weghalen van de opgaande beplanting is onderzocht en beoordeeld binnen het geheel van de Natura 2000-toets.
30.61 Er komt een onnodige en ongewenste natuurbestemming op drie plaatsen bij de winterdijk die bij reclamant in gebruik zijn, te weten een stukje vlakbij de Pleijbrug, een stukje bij de strang in Huissen en een stukje bij een waterplas halverwege tussen Huissen en Angeren. Reclamant is van oordeel dat die bestemming slechts wordt toegekend om voldoende compensatie en natuuroppervlakte te bereiken en niet rekenen met feitelijk en voortgezet gebruik.
Als basis voor de natuurbestemmingen is gebruik Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de gemaakt van het vigerende bestemmingsplan besluiten. 'Buitendijks Gebied' en de bijbehorende plangrenzen. In het bestemmingsplan is tevens een nieuwe natuurbestemming opgenomen voor de delen die door de planvorming dermate veranderen dat handhaving van de huidige bestemming, Agrarisch met waarden, niet meer mogelijk is. Voor de noordelijke natuurbestemming en de natuurbestemming bij de Huissensche Strang zijn dezelfde grenzen overgenomen als in het vigerend bestemmingsplan. Ten zuiden van de Looveerweg is een natuurbestemming opgenomen omdat dit nodig is voor het realiseren van de Natura 2000-doelen.
30.62 De rivieroever van het eigendomsperceel van reclamant ten noorden van Looveer is voor een te groot deel als water ingetekend. Topografische kaarten geven de juiste begrenzing aan.
Als basis voor de kaarten is gebruik gemaakt van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de een inmeting, uitgevoerd mei 2010, door besluiten. Landmeetkundig adviesbureau MEETbv. De grenzen komen tevens overeen met de grenzen met de bestemming 'Water' uit het vigerende bestemmingsplan. Er is geen reden om aan te nemen dat de grenzen incorrect zijn weergegeven. De door reclamant aangehaalde kaarten zijn niet maatgevend.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
290 / 392
30.63 In de geluidsberekening van de ontzandingsmachines is geen rekening gehouden met de tweede bedrijfswoning van de reclamant. Er is geen cumulatieve berekening van bestaand industrielawaai en de ontzandingsmachine gemaakt. Bij de aanvraag voor de tweede bedrijfswoning heeft de Gemeente getracht die te weigeren omdat de geluidsbelasting nu reeds te hoog zou zijn.
De vergunning voor de tweede bedrijfswoning bij het agrarisch bedrijf van de gebroeders Willemsen was ten tijde van het onderzoek naar geluid nog niet verleend. De woning is ook nog niet gebouwd. Derhalve is deze woning niet bij het onderzoek betrokken. De tweede bedrijfswoning wordt naast de bestaande woning gesitueerd. Op basis van de geluidscontouren uit het geluidsonderzoek is echter te zien dat de berekende waarden als gevolg van de zandwinning ter plaatse van de geplande woning lager liggen dan wettelijk toegestaan is (tabel 5.2, locatie IP02, Huissensche waarden, Geluidsonderzoek in het kader van de aanvraag om de Omgevingsvergunning (Wabo), R085622abA0.kn). Alleen in fase 7 wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) kort durend overschreden. Daarbij is nog geen rekening gehouden met de afschermende werking van de nieuw aan te leggen wal en de reeds aanwezige bebouwing. De zandwinactiviteiten hebben bovendien een tijdelijk karakter. Pieken in belasting doen zich alleen voor als winschepen in de directe omgeving aanwezig zijn. Het is dan ook niet zo dat de zandwinning de bouw van deze woning onmogelijk maakt.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
De voorziene locatie van de tweede bedrijfswoning bovendien onderdeel uit van het qua industrielawaai gezoneerde bedrijventerrein Looveer. Binnen deze zone geldt voor woningen en andere geluidsgevoelige objecten een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Cumulatie van beide berekende waarden is wettelijk gezien niet mogelijk.
291 / 392
31. Caprice Holding B.V. t.a.v. W.A. Elfrink, postbus 48, 6690 AA Gendt Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
31.1 Reclamant is als een van de grotere grondeigenaren vanaf het begin betrokken geweest bij het project en is een grote voorstander.
Deze opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
31.2 Rond de steenfabriek van reclamant is niet Depots zijn geen ontgrondingen, in de huidige overal de aanduiding Ontgrondingsgebied aanwezig. situatie zijn de depots ook niet als Dit kan onhandig zijn omdat ter plaatse depots ontgrondingsgebied bestemd. voorzien zijn en omdat het meer flexibiliteit geeft bij de uitvoering en inrichting.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
31.3 De bestemming bedrijventerrein en de toegestane oppervlakte aan bebouwing zijn niet toereikend voor de toekomstplannen van reclamant.
Voor de locatie De Scherpekamp is de bestemming Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de 'Bedrijventerrein' opgenomen. De bestemming is besluiten. conserverend opgenomen op basis van het vigerende bestemmingsplan Buitendijks gebied 2005. Het bestemmingsplan Huissensche Waarden vormt dan ook geen beperking ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan Buitendijks gebied. Naast het bestemmingsplan geldt voor deze locatie de Beleidslijn Grote Rivieren en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op basis van het geldend beleid is het niet zonder meer mogelijk het bedrijventerrein uit te breiden. Met uitzondering van de wens van reclamant, geuit in zienswijzen en inspraakreacties, is van zijn concrete uitbreidingsplannen geen sprake. Uitbreiding van het bedrijventerrein De Scherpekamp maakt en heeft nooit, onderdeel uitgemaakt van het project Huissensche Waarden.
31.4 De Betuwetunnel ligt onder bedrijf van reclamant. Dit deel kan door reclamant niet meer gebruikt worden voor reclamant passende doeleinden. Door het Rijk zijn toezeggingen gedaan in het kader van de aanleg van de Betuwetunnel. Reclamant verzoekt een passende regeling en
De aanleg van de Betuwetunnel heeft in het verleden Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de plaats gevonden en is als zodanig opgenomen in het besluiten. bestemmingsplan. vigerende bestemmingsplan. Eventueel gedane toezeggingen door het Rijk (c.q. ProRail) in het kader van de aanleg van de Betuwetunnel, zullen door het Rijk (c.q. ProRail) uitgevoerd en gehonoreerd
292 / 392
oppervlaktecompensatie in het bestemmingsplan op te nemen. De minimale toegestane uitbreiding van oppervlakte zou gelijk moeten zijn aan de situatie voor aanleg van de Betuwetunnel.
moeten worden. De gebruiksmogelijkheden behorende bij de gebiedsaanduiding 'tunnel', voortkomend uit het vigerende bestemmingsplan van deze locatie, zijn conserverend overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Dit geldt ook voor de uitbreidingsmogelijkheden van bebouwing. De gevraagde passende regeling en oppervlaktecompensatie als gevolg van de aanleg van de Betuwetunnel maken geen onderdeel uit van het bestemmingsplan Huissensche Waarden.
31.5 Uitbreiding ziet reclamant als belangrijk compensatiemiddel voor aanleg van de A15. Dit past goed in het nu voorliggende bestemmingsplan, omdat daarin Ruimte voor de Rivier wordt gemaakt.
De aanleg van de A15 staat los van dit Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de bestemmingsplan. Voor de aanleg van de A15 wordt besluiten. een tracébesluit voorbereid op basis van de Tracéwet. Op het ontwerp van dit besluit kan de reclamant, wanneer dit ter inzage is gelegd, zijn zienswijzen naar voren brengen en daarin kunnen de nu door hem genoemde elementen aan bod komen.
31.6 Reclamant ziet graag geformaliseerd dat de verantwoordelijkheid voor de planologische, juridische en milieuhygiënische gevolgen voor de fabriek van de doortrekking vooral bij de projectorganisatie A15 wordt gelegd.
De aanleg van de A15 staat los van dit Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de bestemmingsplan. Voor de aanleg van de A15 wordt besluiten. een tracébesluit voorbereid op basis van de Tracéwet. Op het ontwerp van dit besluit kan de reclamant, wanneer dit ter inzage is gelegd, zijn zienswijzen naar voren brengen en daarin kunnen de nu door hem genoemde elementen aan bod komen.
31.7 De aanduiding van het toekomstige tracé van de De aanduiding voor artikel 21.9 ‘vrijwaringszone weg’ Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de A15 ligt niet op de goede plaats. is gebaseerd op de aanwijzing van het reserverings- besluiten. gebied volgens het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de kaarten van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (bijlage 17.4). Voor een reservering anders dan hierin genoemd is geen wettelijke basis aanwezig. 31.8 Het tracé zal reclamant belemmeren in het gebruik van zijn terrein. Reclamant verneemt graag wie verantwoordelijk is voor eventuele planschade.
De gevolgen van de aanleg van de A15 worden geregeld in het tracébesluit. Daarin wordt ook geregeld dat voor eventuele schade een beroep kan worden gedaan op de Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
293 / 392
31.9 Het lijkt reclamant wenselijk om een uitwerkingsbevoegdheid voor het gebied op en rond de steenfabriek op te nemen. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van de geldige hoogwaterconcessie.
Zowel de aanleg van de Betuwetunnel als de aanleg Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de van de A15 staan los van dit project. Het opnemen besluiten. van de uitwerkingsbevoegdheid, voortkomend uit één van deze projecten dient plaats te vinden in het kader van deze projecten en kan niet worden meegenomen in het project Huissensche Waarden. Indien met de hoogwaterconcessie een Watervergunning afgegeven voor 1995 /1996 wordt bedoeld dan betekent dit dat in het spoor van de Waterwet bouwmogelijkheden niet meer getoetst kunnen worden aan het vigerende beleid t.b.v. de waterstaatkundige belangen in het rivierbed. Om die reden zijn na de hoogwaters van 1995/1996 ook in het ruimtelijke ordening spoor toetskaders opgenomen om te voorkomen dat de waterstaatkundige belangen worden geschaad en ervoor zorg te dragen dat ongebruikte bouwtitels uit bestemmingsplannen werden verwijderd. Juridisch is dit vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening onder de titel ‘Grote rivieren’. Uitbreiding van bouwmogelijkheden dient ook bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan getoetst te worden aan de waterstaatkundige belangen.Zoals voorgaande stelt, zorgt de hoogwaterconcessie waar reclamant melding van maakt, op basis van het vigerend beleid, niet automatisch voor uitbreidingsmogelijkheden.
31.10 Reclamant wijst op kansen voor A15, De aanleg van de A15 staat los van dit steenfabriek en milieu die ontstaan door een bestemmingsplan. gecombineerde aanpak met Huissensche Waarden. Reclamant suggereert ideeën daartoe op te nemen in vergunningen en/of werkplannen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
31.11 Reclamant merkt dat onder punt 2.15.3 van de In de inspraaknota wordt inderdaad het depot ten reactienota bij het ontwerp-bestemmingsplan westen van de steenfabriek bedoeld. waarschijnlijk abusievelijk over het oostelijk gelegen depot wordt geschreven terwijl het westelijke wordt bedoeld.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
294 / 392
32. Reclamant 32
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
32.1 Reclamant maakt zich ernstig zorgen over de gevolgen van de ontgronding, en met name over de effecten hiervan op de waterhuishouding. Reclamant woont niet ver achter de dijk. Veranderingen in de grondwaterstand door de ontgronding kunnen effect hebben op bestaande bebouwing in die zone, waaronder de woning van reclamant. Reclamant maakt zich zorgen dat de ontgronding op de middellange of lange termijn door een veranderende grondwaterstand zorgt voor verzakkingen die zijn huis aantasten, en mogelijk tot scheuren en/of andere aantastingen leiden. Dit zou tot een forse waardedaling van zijn huis kunnen leiden.
Uit onderzoek en rapporten die opgesteld en beoordeeld zijn in het kader van de Milieueffectrapportage, vergunningen, bestemmingsplan blijkt dat het project geen onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft voor natuur- en milieuaspecten, grondwatereffecten en de invloed daarvan op land en gebouwen.
Aanpassingen van besluit
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in het gebied waar de kans op schade door zetting Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt een groter aantal woningen. De selectie van op te dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de nemen woningen dient te worden gemaakt op basis zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, leiden. Uit figuur 7.18 van dat rapport blijkt dat de bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet gevolgen voor het grondwater in het gebied rondom door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd de woning van indiener in een extreem droge zomer voordat met de ontzanding kan worden maximaal 5 cm tot 10 cm zijn. In het rapport staat aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar tevens dat binnen de invloedszone van de geplande van de opname van hun woning te ontvangen. ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Scheuren en aantasting van de woning die ontstaan door de aanleg van de plas lijkt dan ook onwaarschijnlijk. Uit gegevens en onderzoek naar de bodemopbouw in de omgeving van de Huissensche Waarden blijkt ook dat, in de tijd gezien, momenteel van nature sprake is van een grote variatie (diverse meters) in grondwaterstanden. Dit wordt vooral veroorzaakt
295 / 392
door de invloed van wisselende waterstanden op de rivieren, de overwegend zandige opbouw van de diepere bodemlagen en in mindere mate het peilbeheer van het Waterschap. Lage waterstanden in de rivier, leiden ondanks de inname van water in zomer, dan ook tot lage grondwaterstanden. Hoger gelegen gevoelige lagen in de bodem zijn derhalve in de loop der eeuwen al ingeklonken. Uit analyse van alle bekende bodemonderzoeken uit de omgeving blijkt dat rondom de Huissensche Waarden er slechts op één locatie ondiepere veen en kleilagen zijn die door veranderende grondwaterstanden beïnvloed kunnen worden. Dit is niet het geval bij de locatie van de reclamant. In de meeste gevallen liggen klei en veenlagen zodanig diep dat deze, ook bij extreem lage waterstanden, altijd onder het hoogste grondwaterpeil blijven liggen. Deze bodemlagen zullen dan ook niet gaan inklinken door de aanleg van de zandwinplas. Extra inklinking is immers alleen te verwachten als de grondwaterstand in een zettingsgevoelige laag lager is dan ooit tevoren in deze laag, waardoor de historische voorbelasting wordt overschreden. De extra inklinking treedt ook pas op in enige mate als de lage waterstand in de zettingsgevoelige laag langdurig aanhoudt, omdat de zettingsgevoelige laag inklinkt (consolideert) naarmate het water uit de poriën van de grond ontsnapt. De consolidatietijd voor volledige zetting is afhankelijk van de grondsoort en is voor zettingsgevoelige grond als klei en veen aanzienlijk omdat deze grondsoorten slecht doorlatend zijn.
296 / 392
Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 32.2 Reclamant wil als bewoner van het gebied waarin door deze ontgronding mogelijk negatieve effecten kunnen optreden, juist, volledig en op tijd ingelicht worden, ook over de mogelijkheid tot het maken van bezwaar en het verhalen van schade, wanneer dit mogelijk mocht zijn. Volgens reclamant heeft de Provincie hier een taak te vervullen.
Het publiek wordt geïnformeerd over algemene informatie in overleg tussen Gemeente en initiatiefnemer. Het vastgestelde bestemmingsplan en de besluiten worden onder ander bekend gemaakt in het Gemeentenieuws. In de publicatie is vermeld wanneer men beroep in kan stellen. Nieuws omtrent het project wordt gepubliceerd op de website: www.huissenschewaarden.nl. Er zijn geen wettelijke eisen voor individuele schriftelijke
297 / 392
informatievoorzieningen ten aanzien van de uitvoering van het project. Voor schade die aantoonbaar veroorzaakt is door het project Huissensche Waarden is de initiatiefnemer van het project wettelijk aansprakelijk. De provincie Gelderland verzorgt een klachtenloket, waar alle klachten en schademeldingen kunnen worden ingediend. Deze zullen dan doorgeleid worden naar de verantwoordelijke partijen ter verdere afhandeling en worden geregistreerd. De indiener krijgt een melding over de verdere afhandeling. Het aannemen van dergelijke klachten en schademeldingen door de Provincie betekent niet dat de Provincie verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid hiervoor accepteert. Schadeverhaal door een particulier op een particuliere partij zoals de vergunninghouder of de voor hem werkende aannemers is een privaatrechtelijke kwestie tussen de eisende partij en de aangesproken partij, waarin voor de overheid geen rol is weggelegd 33. Reclamant 33
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
33.1 Reclamanten maken zich grote zorgen over de consequenties die het project kan hebben op de grondwaterstanden en dientengevolge op het gebied zelf en de (directe) omgeving. Deze bezorgdheid ook voor hun bezittingen, zoals hun woonhuis.
Uit onderzoek en rapporten die opgesteld en beoordeeld zijn in het kader van de Milieueffectrapportage, vergunningen, bestemmingsplan blijkt dat het project geen onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft voor natuur- en milieuaspecten, grondwatereffecten en de invloed daarvan op land en gebouwen.
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in het gebied waar de kans op schade door zetting het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij
298 / 392
Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Uit figuur 7.18 van dat rapport blijkt dat er in een extreem droge zomer geen gevolgen zijn voor het grondwater door de aanleg van zandwinplas in het gebied rondom de woning van reclamanten.
een groter aantal woningen. De selectie van op te nemen woningen dient te worden gemaakt op basis van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd voordat met de ontzanding kan worden aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar van de opname van hun woning te ontvangen.
Uit gegevens en onderzoek naar de bodemopbouw in de omgeving van de Huissensche Waarden blijkt ook dat, in de tijd gezien, momenteel van nature sprake is van een grote variatie (diverse meters) in grondwaterstanden. Dit wordt vooral veroorzaakt door de invloed van wisselende waterstanden op de rivieren, de overwegend zandige opbouw van de diepere bodemlagen en in mindere mate het peilbeheer van het Waterschap. Lage waterstanden in de rivier, leiden ondanks de inname van water in zomer, dan ook tot lage grondwaterstanden. Hoger gelegen gevoelige lagen in de bodem zijn derhalve in de loop der eeuwen al ingeklonken. Uit analyse van alle bekende bodemonderzoeken uit de omgeving blijkt dat rondom de Huissensche Waarden er slechts op één locatie ondiepere veen en kleilagen zijn die door veranderende grondwaterstanden beïnvloed kunnen worden. Dit is niet het geval bij de locatie van de reclamant. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering
299 / 392
Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 33.2 Het grondwateronderzoek dat aan het project ten grondslag ligt is tot stand gekomen op basis van onjuiste waarden. Er is geen rekening gehouden met de consequenties van klimaatverandering. Dit heeft consequenties voor de door Arcadis getrokken conclusies. Deze consequenties zijn niet bekend, noch bij de initiatiefnemer, Arcadis, de Provincie of Gemeente, laat staan voor een op dit gebied nietingewijde belanghebbende. Reclamanten concluderen dat er onvoldoende feitelijke en toetsbare gegevens beschikbaar zijn om goedkeuring aan de te nemen besluiten en op alle gepubliceerde en ter visie liggende ontwerpbeschikkingen en ontwerp-bestemmingsplan te geven
Het is niet correct dat er onvoldoende gegevens Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de beschikbaar zijn om goedkeuring aan deze besluiten besluiten. te geven. Nieuw en/of gedetailleerder onderzoek is niet nodig om de gevolgen van de ontgraving bij lage rivierwaterstanden beter in beeld te brengen. Door Arcadis is de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar mogelijke veranderingen in grondwaterstromen en de gevolgen voor zetting. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd in nauw overleg met het Waterschap en de Provincie. Ook is gebruik gemaakt van computermodellen, rekenmethoden en effectbepalingen die door deze overheden zijn voorgeschreven. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in het rapport “Grondwatereffecten Inrichtingsplan Huissensche Waarden’”. Het is onderdeel van de verschillende vergunningen en bestemmingsplan.
300 / 392
In het kader van de ingediende zienswijzen en vragen over klimaatverandering is dit rapport opnieuw gecontroleerd. Dit is mede gedaan door deskundigen die werkzaam zijn bij het bevoegd gezag en voorheen niet bij het project betrokken waren. Ook is onderzocht of de aannames met betrekking tot de in het rekenmodel opgenomen lage waterstanden gezien de huidige inzichten verantwoord zijn. Het blijkt dat de gekozen onderzoeksmethodiek met betrekking extreem lage rivierwaterstanden en de gevolgen voor de grondwaterstand vergelijkbaar is met de meeste van de overige Ruimte voor Rivierprojecten. Ook bleken berekende extreem lage waterstanden vrijwel overeen te komen met de standen die momenteel gehanteerd worden in de klimaatscenario's en effectstudies van het Deltaprogramma. Dit overheidsprogramma zorgt er dat de huidige en volgende generaties veilig zijn tegen het water en dat we de komende eeuw beschikken over genoeg zoet water. Bij PKB-Ruimte voor de Rivier-projecten wordt overigens wel rekening gehouden met in de toekomst optredende klimaatverandering en meer extreme weersituaties. De PKB Ruimte voor Rivier en het Deltaprogramma zijn juist opgezet om de gevolgen van klimaatverandering voor de waterhuishouding en de waterveiligheid te bestrijden. De aanpak voor alle PKB projecten is dat deze robuust moeten zijn en lange termijnmaatregelen niet in de weg mogen zitten. Dit geldt dus ook voor het project Huissensche Waarden. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. December 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de
301 / 392
nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 33.3 Volgens reclamanten worden onvoldoende en/of geen waarborgen geboden aan belanghebbenden die in of in de directe nabijheid van de onderhavige locatie wonen en hun bezittingen.
De woning van insprekers bevindt zich op circa 1300 Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de m van de ontgraving. Dit is buiten het gebied waar besluiten. grondwaterstanden door aanleg van de zandwinplas beïnvloed worden. Het is niet waarschijnlijk dat de bezittingen van de reclamanten nadelige invloed zullen ondervinden van het initiatief. Ten aanzien van beantwoording van de vraag over waarborgen wordt verwezen naar 33.4.
33.4 Daarnaast is niet voorzien in een duidelijke schaderegeling waaruit blijkt waar belanghebbenden die schade lijden terecht kunnen, welke schade(s) het dan betreft en welke procedure hierbij moet worden gevolgd.
Voor schade die aantoonbaar veroorzaakt is door het project Huissensche Waarden is de initiatiefnemer van het project wettelijk aansprakelijk. De provincie Gelderland verzorgt een klachtenloket, waar alle klachten en schademeldingen kunnen worden ingediend. Deze zullen dan doorgeleid worden naar de verantwoordelijke partijen ter
302 / 392
verdere afhandeling en worden geregistreerd. De indiener krijgt een melding over de verdere afhandeling. Het aannemen van dergelijke klachten en schademeldingen door de Provincie betekent niet dat de Provincie verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid hiervoor accepteert. Schadeverhaal door een particulier op een particuliere partij zoals de vergunninghouder of de voor hem werkende aannemers is een privaatrechtelijke kwestie tussen de eisende partij en de aangesproken partij, waarin voor de overheid geen rol is weggelegd. Voor zover geen bouwkundige nulopname gedaan is zal qua bewijslast zal allereerst worden bekeken of het gebouw in het invloedsgebied ligt, welke grondslag ter plaatse aanwezig is en op welke wijze het gebouw gefundeerd is. Vervolgens wordt bekeken of grondwaterstand door de zandwinplas ter plaatse substantieel gewijzigd is. Hiertoe worden de grondwaterstanden langjarig gemonitord door een erkend adviesbureau in opdracht van de vergunninghouder en gecontroleerd door het bevoegd gezag. Als blijkt dat structurele veranderingen in de grondwaterstanden ontstaan door de zandwinning zullen overigens passende maatregelen worden voorgeschreven. Deze hebben tot doel om schade door zetting te voorkomen. De gevraagde garantie wordt door bestaande wetten gewaarborgd. 34. Reclamant 34
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
34.1 De zienswijze wordt ingediend tegen alle besluiten, gepubliceerde en ter visie liggende
De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de terinzagelegging ingediend. De zienswijze komt besluiten.
303 / 392
ontwerpbeschikkingen en het ontwerp bestemmingsplan. Hierbij wordt verzocht om de zienswijze van de Gelderse Natuur- en Milieufederatie als herhaald en ingelast te beschouwen.
hieronder inhoudelijk aan de orde. De zienswijze van de Gelderse Natuur- en Milieufederatie wordt beantwoord onder nummer 27 van deze reactienota.
34.2 Grote zorgen worden gemaakt over natuur- en milieuaspecten in de allerruimste zin, alsook over de gevolgen voor het grondwater en daaraan gerelateerde invloed op land, gebouwen en het pand aan de Kerkstraat 30 te Angeren.
Uit onderzoek en rapporten die opgesteld en beoordeeld zijn in het kader van de Milieueffectrapportage, vergunningen, bestemmingsplan blijkt dat het project geen onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft voor natuur- en milieuaspecten, grondwatereffecten en de invloed daarvan op land en gebouwen.
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in het gebied waar de kans op schade door zetting Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt een groter aantal woningen. De selectie van op te dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de nemen woningen dient te worden gemaakt op basis zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet niet optreden. Uit figuur 7.18 van dat rapport blijkt dat door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd de gevolgen voor het grondwater in het gebied voordat met de ontzanding kan worden rondom de woning van indiener in een extreem aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar droge zomer maximaal 20 cm tot 40 cm zijn. van de opname van hun woning te ontvangen. Uit dat rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is
304 / 392
ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. Aangezien er echter discussies kunnen ontstaan over effecten van de zandwinplas, hebben de initiatiefnemer en de Gemeente besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen. Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten binnen delen van het invloedsgebied waar de grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor grondwatereffecten. Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren.
305 / 392
Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden. Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project. 34.3 Verzocht wordt om de besluiten, ontwerpbeschikkingen en bestemmingsplan te heroverwegen.
Iedere zienswijze is beoordeeld, beantwoord en eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze zijn weergegeven in deze reactienota. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet kan worden voorzien in alle opmerkingen of voorgestelde wijzigingen. Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
35.1 De zienswijze wordt ingediend tegen alle besluiten, gepubliceerde en ter visie liggende ontwerpbeschikkingen en het ontwerp bestemmingsplan. Hierbij wordt verzocht om de zienswijze van de Gelderse Natuur- en Milieufederatie als herhaald en ingelast te beschouwen.
De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de terinzagelegging ingediend. De zienswijze komt besluiten. hieronder inhoudelijk aan de orde.
35.2 Grote zorgen worden gemaakt over natuur- en milieuaspecten in de allerruimste zin, alsook over de gevolgen voor het grondwater en daaraan gerelateerde invloed op land, gebouwen en het pand aan Duimeling 5 in Angeren.
Uit onderzoek en rapporten die opgesteld en beoordeeld zijn in het kader van de Milieueffectrapportage, vergunningen, bestemmingsplan blijkt dat het project geen onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft voor natuur- en milieuaspecten, grondwatereffecten en de invloed daarvan op land en gebouwen.
35. Reclamant 35
De zienswijze van de Gelderse Natuur- en Milieufederatie wordt beantwoord onder nummer 27 van deze reactienota.
Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in het gebied waar de kans op schade door zetting het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij
306 / 392
Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook niet optreden. Uit figuur 7.18 van dat rapport blijkt dat de gevolgen voor het grondwater in het gebied rondom de woning van indiener in een extreem droge zomer maximaal 20 cm tot 40 cm zijn.
een groter aantal woningen. De selectie van op te nemen woningen dient te worden gemaakt op basis van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd voordat met de ontzanding kan worden aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar van de opname van hun woning te ontvangen.
Uit dat rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en
307 / 392
waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. Aangezien er echter discussies kunnen ontstaan over effecten van de zandwinplas, hebben de initiatiefnemer en de Gemeente besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen. Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten binnen delen van het invloedsgebied waar de grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor grondwatereffecten. Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren. Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden. Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project. 35.3 Verzocht wordt om alle besluiten, ontwerpbeschikkingen en bestemmingsplan te heroverwegen.
Iedere zienswijze is beoordeeld, beantwoord en eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze zijn weergegeven in deze reactienota. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet kan worden voorzien in alle opmerkingen of voorgestelde wijzigingen. Daar waar mogelijk,
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
308 / 392
inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen. 36. Reclamant 36 Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
36.1 De zienswijze wordt ingediend tegen alle besluiten, gepubliceerde en ter visie liggende ontwerpbeschikkingen en het ontwerp bestemmingsplan. Hierbij wordt verzocht om de zienswijze van de Gelderse Natuur- en Milieufederatie als herhaald en ingelast te beschouwen.
De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de terinzagelegging ingediend. De zienswijze komt besluiten. hieronder inhoudelijk aan de orde.
36.2 Grote zorgen worden gemaakt over natuur- en milieuaspecten in de allerruimste zin, alsook over de gevolgen voor het grondwater en daaraan gerelateerde invloed op land, gebouwen en het pand aan Kerkstraat 9 in Angeren.
Uit onderzoek en rapporten die opgesteld en beoordeeld zijn in het kader van de Milieueffectrapportage, vergunningen, bestemmingsplan blijkt dat het project geen
De zienswijze van de Gelderse Natuur- en Milieufederatie wordt beantwoord onder nummer 27 van deze reactienota. Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft voor meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt natuur- en milieuaspecten, grondwatereffecten en de voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om invloed daarvan op land en gebouwen. in het gebied waar de kans op schade door zetting het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan een groter aantal woningen. De selectie van op te Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt nemen woningen dient te worden gemaakt op basis dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd niet optreden. Uit figuur 7.18 van dat rapport blijkt dat voordat met de ontzanding kan worden de gevolgen voor het grondwater in het gebied aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar rondom de woning van indiener in een extreem van de opname van hun woning te ontvangen. droge zomer maximaal 20 cm tot 40 cm zijn. Uit dat rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter
309 / 392
bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. Aangezien er echter discussies kunnen ontstaan over effecten van de zandwinplas, hebben de initiatiefnemer en de Gemeente besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties
310 / 392
de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen. Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten binnen delen van het invloedsgebied waar de grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor grondwatereffecten. Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren. Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden. Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project. 36.3 Verzocht wordt om de besluiten, ontwerpbeschikkingen en bestemmingsplan te heroverwegen.
Iedere zienswijze is beoordeeld, beantwoord en eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze zijn weergegeven in deze reactienota. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet kan worden voorzien in alle opmerkingen of voorgestelde wijzigingen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen. 37. Waard Wonen, t.a.v. S. Holwerda, postbus 43, 6850 AA Huissen Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
37.1 De zienswijze wordt ingediend tegen alle
De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de
311 / 392
besluiten, gepubliceerde en ter visie liggende ontwerpbeschikkingen en het ontwerp bestemmingsplan.
terinzagelegging ingediend. De zienswijze komt hieronder inhoudelijk aan de orde.
besluiten.
37.2 Grote zorgen worden gemaakt over natuur- en milieuaspecten in de allerruimste zin, alsook over de gevolgen voor het grondwater en daaraan gerelateerde invloed op land en gebouwen.
Uit onderzoek en rapporten die opgesteld en Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de beoordeeld zijn in het kader van de besluiten. Milieueffectrapportage, vergunningen, bestemmingsplan blijkt dat het project geen onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft voor natuur- en milieuaspecten, grondwatereffecten en de invloed daarvan op land en gebouwen. Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook niet optreden. Uit dat rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland
312 / 392
en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. Aangezien er echter discussies kunnen ontstaan over effecten van de zandwinplas, hebben de initiatiefnemer en de Gemeente besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen. Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten binnen delen van het invloedsgebied waar de grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor grondwatereffecten. Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren. Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden.
313 / 392
Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project 37.3 Reclamant kan zich vinden in uitbreiding van water en uiterwaarden als kwaliteit van de woonomgeving.
De opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
37.4 Grote zorgen worden gemaakt over de gevolgen van de ontwerpbeschikking, met name gericht op het woningbezit van reclamant in Huissen, Angeren en Doornenburg. Op basis van de gepubliceerde stukken kunnen geen geotechnische conclusies voor zettingen enzovoorts getrokken worden.
Het is niet zo dat dat op basis van de gepubliceerde stukken geen geotechnische conclusies voor zettingen enzovoorts kunnen worden getrokken. Het onderzoek voldoet aan de eisen en maakt gebruik van gevalideerde modellen. Bovendien worden in de omgeving van de voorziene ontgronding de grondwaterstanden gemonitord. Daarnaast worden in een deel van het invloedsgebied ook nog nadere bouwkundige opnames gedaan.
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in het gebied waar de kans op schade door zetting het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij een groter aantal woningen. De selectie van op te nemen woningen dient te worden gemaakt op basis van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd voordat met de ontzanding kan worden aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar van de opname van hun woning te ontvangen.
Door Arcadis is de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar mogelijke veranderingen in grondwaterstromen en de gevolgen voor zetting. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd in nauw overleg met het Waterschap en de Provincie. Ook is gebruik gemaakt van computermodellen, rekenmethoden en effectbepalingen die door deze overheden zijn voorgeschreven. De resultaten van dit onderzoek zijn verwerkt in het rapport “Grondwatereffecten Inrichtingsplan Huissensche Waarden’”. Het is onderdeel van de verschillende vergunningen en bestemmingsplan. In het kader van de ingediende zienswijzen is dit rapport opnieuw gecontroleerd. Dit is mede gedaan door deskundigen die werkzaam zijn bij het bevoegd gezag en voorheen niet bij het project betrokken waren. Ook is onderzocht of de aannames met betrekking tot de in het rekenmodel opgenomen lage waterstanden gezien de huidige inzichten verantwoord zijn.
314 / 392
De gekozen methodiek is vergelijkbaar met de meeste van de overige Ruimte voor Rivierprojecten. Ook bleken berekende extreem lage waterstanden vrijwel overeen te komen met de standen die momenteel gehanteerd worden in de klimaatscenario's en effectstudies van het Deltaprogramma. Dit overheidsprogramma zorgt er dat de huidige en volgende generaties veilig zijn tegen het water en dat we de komende eeuw beschikken over genoeg zoet water. Het Arcadis rapport is dan ook niet gewijzigd. In het rivierengebied, inclusief het studiegebied, wordt bovendien al ruim 30 jaar zeer gedetailleerd geologisch onderzoek verricht. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Rijn-Maas onderzoeksgroep van de Universiteit van Utrecht. Er zijn honderdduizenden boringen met een totale lengte van meer dan 1.000 kilometer uitgevoerd, wat het rivierengebied tot de meest in detail gekarteerde delta ter wereld maakt. De resultaten van dit onderzoek zijn onder andere beschikbaar via de zogenaamde zandbanenkaart (Zanddiepte-kaarten van het Gelders Rivierengebied, met inbegrip van de uiterwaarden, Berendsen et.al. 2002, uitgegeven door de provincie Gelderland in samenwerking met Rijkswaterstaat, het waterbedrijf Gelderland en Universiteit Utrecht). De resultaten van dit onderzoek zijn toegepast in de door Arcadis gebruikte bodem en grondwater modellen. De basis voor de door Arcadis opgestelde rapporten is het Regionaal Geohydrologisch Informatie Systeem (REGIS) van TNO. Dit systeem biedt het meest actuele inzicht in de ondergrond en geohydrologische eigenschappen van de ondergrond en wordt breed geaccepteerd als de beste basis om regionale modellen op te baseren.
315 / 392
De samenstelling en de daarvan afgeleide doorlatendheid van de bodem met afwisselingen van zand, veen en kleiige afzettingen is verwerkt in het model. Dit model is vervolgens verfijnd met aanvullende gegevens van onder andere de doortrekking van de A15 en de zandbanenkaart van provincie Gelderland. Dit model is gekalibreerd op basis van werkelijk gemeten stijghoogten en grondwaterstanden in het onderzoeksgebied. Het “REGIS-model” wordt ook gebruikt bij andere Ruimte voor de Rivier-projecten. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting
316 / 392
veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 37.5 Verzocht wordt om de besluiten, ontwerpbeschikkingen en bestemmingsplan te heroverwegen.
In het kader van deze procedure worden alle zienswijzen beoordeeld en beantwoord. Eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze zijn weergegeven in deze reactienota. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet kan worden voorzien in alle opmerkingen of voorgestelde wijzigingen. Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
De zienswijze wordt ingediend tegen alle besluiten, gepubliceerde en ter visie liggende ontwerpbeschikkingen en het ontwerp bestemmingsplan. Hierbij wordt verzocht om de zienswijze van de Gelderse Natuur- en Milieufederatie als herhaald en ingelast te beschouwen.
De zienswijze van reclamant is binnen de termijn van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de terinzagelegging ingediend. De zienswijze komt besluiten. hieronder inhoudelijk aan de orde.
38.2 Grote zorgen worden gemaakt over natuur- en milieuaspecten in de allerruimste zin, alsook over de gevolgen voor het grondwater en daaraan gerelateerde invloed op land en gebouwen, Het betreft met name de panden in eigendom van reclamant en de panden die reclamant momenteel aan het aankopen is. Dit betreft o.a. panden in Peperstraat 1a en 1 b,Vierakkerstraat 7 en 7a,Rijnstraat 5a en 5b, Langestraat 25,Kerkstraat 6,Vierakkerstraat 2, allen in Lingewaard.
Uit onderzoek en rapporten die opgesteld en beoordeeld zijn in het kader van de Milieueffectrapportage, vergunningen, bestemmingsplan blijkt dat het project geen onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft voor natuur- en milieuaspecten, grondwatereffecten en de invloed daarvan op land en gebouwen.
38. Reclamant 38
De zienswijze van de Gelderse Natuur- en Milieufederatie wordt beantwoord onder nummer 27 van deze reactienota.
Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden” (Arcadis 17 maart 2011), blijkt dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in het gebied waar de kans op schade door zetting het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij een groter aantal woningen. De selectie van op te nemen woningen dient te worden gemaakt op basis van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling,
317 / 392
leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook niet optreden.
bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd voordat met de ontzanding kan worden Uit figuur 7.18 van dat rapport blijkt dat de gevolgen aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar voor het grondwater in het gebied rondom de woning van de opname van hun woning te ontvangen. van indiener in een extreem droge zomer maximaal 20 cm tot 40 cm zijn. Uit dat rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Aangezien er echter discussies kunnen ontstaan over effecten van de zandwinplas, hebben de initiatiefnemer en de Gemeente besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen. Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten binnen delen van het invloedsgebied waar de grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor grondwatereffecten. Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren. Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden.
318 / 392
Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 38.3 Verzocht wordt om de besluiten, ontwerpbeschikkingen en bestemmingsplan te heroverwegen.
Iedere zienswijze is beoordeeld, beantwoord en eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze zijn weergegeven in deze reactienota. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet kan worden voorzien in alle opmerkingen of voorgestelde wijzigingen. Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
319 / 392
zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen. 39. mr. A.J.M. Jordense juridisch adviesbureau b.v. t.a.v. A.J.M. Jordense, Ramstraat 16, 5555 KX Valkenswaard namens Van Dalen B.V. Huissen Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
39.1 De zienswijze moet als een gecoördineerde zienswijze worden beschouwd. Het bestemmingsplan wordt als vertrekpunt voor de zienswijze genomen, maar waar de zienswijze ook andere besluiten betreft geldt die ook daarvoor.
Deze opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
39.2 De samenvatting van de inspraakreactie van reclamant in de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden komt niet helemaal overeen met de inspraakreactie van reclamant. Terminologie is niet steeds overgenomen. Indien in het vervolg van de procedure niet deze brief, maar slechts de samenvatting wordt aangehouden dan vindt geen besluitvorming plaats op grond van het door reclamant gestelde.
In de reactienota die opgesteld is naar aanleiding van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de het voorontwerpbestemmingsplan zijn de punten uit besluiten. de inspraakreactie van reclamant inderdaad samengevat. Dit is ook in deze reactienota weer gebeurd. Het is daarbij niet te vermijden dat de gebezigde terminologie niet in zijn geheel is overgenomen. De aard en strekking van de bezwaren komt echter overeen met hetgeen reclamant gesteld heeft. De beantwoording hiervan is bovendien gebaseerd op de teksten in de zienswijze, niet slechts op de samenvatting. Besluitvorming vindt derhalve plaats op grond van het door reclamant gestelde.
39.3 Verzoek is puntsgewijs op de nu voorliggende zienswijze gemotiveerd te reageren.
Er zal puntsgewijs op de nu voorliggende zienswijze gereageerd worden.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
39.4 Punt 2 Op pagina 37 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerpbestemmingsplan Huissensche Waarden staat dat de geluidscontour niet correct is overgenomen. In het antwoord staat vermeld dat de geluidscontour digitaal is overgenomen. Dit is geen antwoord op het
Het bedrijventerrein Looveer is een gezoneerd bedrijventerrein in het kader van industrielawaai Wet geluidhinder (Wgh). Binnen deze wet is de huidige geluidzone aangemerkt als bestaand omdat deze al voor 1-1-2007 aanwezig was. De bestaande geluidzone vindt zijn oorsprong in het zonebesluit
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
320 / 392
gestelde. Aangegeven wordt dat helder en duidelijk de rechten en verplichtingen die verbonden zijn aan een wettelijke geluidzone moeten worden verbeeld en verwoord. De inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan dient hier als herhaald en ingelast beschouwd te worden. De motivering door de gemeente deugt niet.
(Koninklijk Besluit 28 oktober 1991, nr 91.00969). De bestaande geluidzone is opgenomen op de analoge plankaart van bestemmingsplan Looveer (januari 1995) en het digitaal vervaardigde plankaart van het bestemmingsplan Buitendijks Gebied 2005. Deze geluidszone is in het geheel digitale bestemmingsplan Huissensche Waarden op de voorgeschreven wijze opgenomen, waarbij de oorspronkelijke contour uit het zonebesluit uit 1991 als uitgangspunt heeft gediend om omissies te voorkomen. Voor de begrenzing, rechten en verplichtingen wordt dan ook verwezen naar het zonebesluit, uit 1991 voor het terrein Looveer (Koninklijk Besluit 28 oktober 1991, nr 91.00969). Het project Huissensche Waarden heeft derhalve geen invloed op het gezoneerde industrieterrein. Het maakt derhalve geen inbreuk op bestaande rechten en toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden die hieruit volgen. Ambtshalve is de contour op de verbeelding gecorrigeerd.
39.5 Punt 3 Bij 2.12.2 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden wordt niet ingegaan op de inhoud van de inspraakreactie, de samenvatting dekt hier in het geheel niet de inspraakreactie. De inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan dient als herhaald en ingelast beschouwd te worden. Verzocht wordt om daadwerkelijk en inhoudelijk een reactie te geven en aan te geven dat bestaande rechten worden gehandhaafd.
Het wordt betreurd dat reclamant van mening is dat bij 2.12.2 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden niet wordt ingegaan op de inhoud van de inspraakreactie en dat de samenvatting hier in het geheel niet de inspraakreactie dekt. Indertijd is getracht deze zo goed mogelijk samen te vatten en te beantwoorden.
De verbeelding zal worden aangepast conform de vigerende bestemmingen ten noorden van het bedrijventerrein Looveer.
Door reclamant is indertijd terecht geconstateerd dat een klein deel van deze gronden niet conform vigerende plannen is bestemd. Mede op basis van Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad besloten om deze inspraakreactie is besloten om zoveel mogelijk het vigerende bestemmingsplan Looveer volledig uit te gaan van eerdere bestemmingsplangrenzen haar gelding te laten behouden. Voor het en/of bestemmingen. De plankaart is ten opzichte onderliggende plan dienen de contouren van het van de kaart in eerdere procedure stappen dan ook huidige plan te worden gerespecteerd en dat het aangepast. De bestemmingen ten noorden van de voorliggende plan moet worden aangepast. Looveerweg zijn conserverend overgenomen van de
321 / 392
onderliggende en vigerende bestemmingsplannen. Dat geldt ook voor de gronden ten noorden van het bedrijventerrein Looveer. Een klein deel van het bestemmingsplan Looveer is, om heldere plangrenzen te krijgen, de verschillen tussen de analoge en digitale kaarten op te lossen en vanwege de rivierkundige en landschappelijke samenhang, opgenomen in het bestemmingsplan Huissensche Waarden. De aard van deze bestemmingen zijn niet gewijzigd. Het voorliggende bestemmingsplan Huissensche Waarden heeft dan ook geen negatieve gevolgen voor rechten voortkomend uit het bestemmingsplan Looveer. Rechten zoals de ligging van de bedrijvenbestemmingen en geluidscontouren worden gerespecteerd. Het onderhavige bestemmingsplan omvat geen nieuwe uitbreidingsmogelijkheden voor het bedrijventerrein Looveer. Zowel juridisch, ruimtelijk, bestuurlijk als financieel is de haalbaarheid en vorm van een dergelijke uitbreiding op dit moment onvoldoende duidelijk en zeker. Dit terrein maakt, net zoals in de huidige situatie bovendien geen deel uit van het plangebied van het bestemmingsplan Huissensche Waarden. Dit feit maakt hierdoor uitbreiding van het Looveer op termijn niet meer of minder mogelijk. Hiervoor zal een bij instemming van het bevoegd gezag een eventuele uitbreiding van het bedrijventerrein Looveer geregeld moeten worden in een aparte procedure. Voor een gedeelte van het bedrijventerrein Looveer is op 27 juni 2013 een nieuw bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen actualisatie 2013' vastgesteld en is voor het overige deel het vigerend
322 / 392
bestemmingsplan Looveer 1995 behouden. Bij vaststelling van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen actualisatie 2013' is rekening gehouden met de grenzen van het ontwerpbestemmingsplan Huissensche Waarden. De gemeenteraad heeft met betrekking tot het vaststellen van bestemmingsplangrenzen beoordelingsvrijheid. Op basis van deze vrijheid is indertijd gekozen om voor de uiterwaard en voor het bedrijventerrein Looveer een afzonderlijk bestemmingsplan op te stellen. Dat wil niet zeggen dat er tussen het bedrijventerrein en de uiterwaard geen ruimtelijke samenhang en functionele relatie is. In het MER traject is het terrein niet voor niets meegenomen. Ook bij het opstellen en vaststellen van dit bestemmingsplannen en de vergunningen is aandacht besteed aan onderwerpen als bereikbaarheid en veiligheid van de Looveerterrein. 39.6 Punt 4. Onterecht wordt een voorschot genomen op de nog niet definitieve aanwijzing in het kader van Natura 2000. Door de nieuwe bestemmingen wordt de uitbreidingsmogelijkheid voor reclamant onmogelijk gemaakt.
Zie ook de beantwoording bij 39.5.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Met betrekking tot de stelling van reclamant dat een voorschot wordt genomen op een definitieve aanwijzing als Natura-2000-gebied wordt het volgende gesteld: Reclamant geeft in de zienswijze op het ontwerpDe Huissensche Waarden zijn als onderdeel van de bestemmingsplan aan dat deze samenvatting uit de 'Gelderse Poort' op 24 maart 2000 aangewezen als inspraakreactie op het voorontwerpvogelrichtlijngebied. Daarnaast is het gebied bestemmingsplan niet de inspraak reactie dekt 'Gelderse Poort' inclusief de Huissensche Waarden omdat: Het gebied is a) niet definitief aangewezen op op 7 december 2004 op de communautaire lijst van grond van Natura 2000 en komt b) in het geheel niet habitatrichtlijngebieden geplaatst en op 11 september overeen met de situatie in het project Huissensche 2008 in ontwerp aangewezen als Natura 2000waarden. Aangegeven wordt dat de gebied. De definitieve aanwijzing als Natura 2000conceptaanwijzing toentertijd betrekking had op de gebied houdt feitelijk een wijziging in van de reeds huidige situatie, die volstrekt anders wordt dan in de bestaande aanwijzing als vogelrichtlijngebied en de toekomst (land wordt omgezet in water, hetgeen definitieve aanwijzing als habitatrichtlijngebied. De nu duidelijk gevolgen heeft voor soorten en geformuleerde ontwerpinstandhoudingsdoelstellingen etc.) Foerageren van instandhoudingsdoelstellingen vormen de basis voor
323 / 392
ganzen is niet meer aan de orde, zij eten geen water. Inhoudelijk als procedureel wordt van een verkeerd vertrekpunt uitgegaan. De inspraakreactie wordt gehandhaafd.
toetsing van activiteiten met mogelijk negatieve effecten op de ontwerpinstandhoudingsdoelstellingen. Het realiseren van water is getoetst aan de ontwerpinstandhoudingsdoelstellingen uit de ontwerpaanwijzing. Deze toetsing is gedaan in de opgestelde passende beoordeling. Nu blijkt dat er geen significant negatieve effecten optreden, vormt de aanwijzing als vogelrichtlijngebied en de ontwerpaanwijzing als habitatrichtlijngebied geen belemmering voor uitvoering van de activiteit.
39.7 Punt 5: Bij 2.12.4 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden wordt ook onterecht een voorschot genomen op Natura 2000 en een afgrendeling van het industrieterrein Looveer.
Voor de punten met betrekking tot natura 2000, de begrenzing van bestemmingen en het bestemmingsplan wordt verwezen naar de beantwoording bij de zienswijzen 39.5 en 39.6.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
De besprekingen van de stichting Huissensche Reclamant geeft in de zienswijze op het ontwerpWaarden zijn een private kwestie. Het bevoegd bestemmingsplan de volgende op- en aanmerkingen: gezag heeft hier geen enkele rol in vervuld. De gemeenteraad heeft in juni 2013 vastgesteld dat het vigerende bestemmingsplan Looveer blijft gelden voor het bedrijventerrein Looveer. Dat moet ook in het voorliggend bestemmingsplan Huissensche Waarden worden opgenomen.
Het schenden van de onderzoeksplicht is niet aan de orde. De bestemmingen zijn tot stand gekomen op basis van de vigerende situatie in combinatie met de de plandoelstellingen.
Er is steeds sprake geweest – ook in het kader van besprekingen met de Stichting Huissensche Waarden – van uitbreidingsmogelijkheden, zeker gezien karakter en functie van het kadegebonden industrieterrein. De gemeente kan dit plan niet los zien van het gehele industrieterrein Looveer en mogelijke uitbreiding. Onduidelijk is waarom de bestemmingen Natuur en agrarisch zijn gelegd, dit is een schending van de onderzoeksplicht.
324 / 392
39.8 Punt 6 Bij punt 2.12.5 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerpbestemmingsplan Huissensche Waarden wordt ongemotiveerd en zonder nadere argumenten aangegeven dat het plan geen negatieve gevolgen zal hebben.
Zie ook de beantwoording bij 39.5, 39.6 en 39.9.
39.9 Reclamant geeft in reactie op de beantwoording van punt 2.12.5 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden in de zienswijze op het ontwerp-bestemmingsplan de volgende op- en aanmerkingen. Dat de overstomingsfrequentie zal afnemen ligt niet vast. Door reclamant en anderen wordt ernstig betwijfeld of de Looveerweg na
De particulier initiatiefnemer van het Ruimte voor Deze zienswijze heeft gevolgen voor de Rivier project Herinrichting Huissensche Waarden is watervergunning. niet verantwoordelijk voor verbetering van de bereikbaarheid van de bedrijven op het Looveerterrein. De bereikbaarheid tijdens hoog water moet minimaal gelijk blijven. Daartoe zal in het kader van de herinrichting van de uiterwaard de zomerkade mede verlegd worden naar een tracé aan de
In het kader van het bestemmingsplan is onderzoek verricht naar de verkeerskundige gevolgen van het project Huissensche Waarden en met name de effecten als gevolg van de geplande jachthaven. Onder meer naar aanleiding van de zienswijze van Reclamant geeft in de zienswijze op het ontwerpreclamant is in oktober 2013 opnieuw verkeerskundig bestemmingsplan de volgende op- en aanmerkingen: onderzoek verricht. Uit het verrichte onderzoek blijkt dat de capaciteit van de huidige infrastructuur over Duidelijk moet zijn dat in de komende perioden geen het algemeen het extra verkeer goed kan verwerken onveilige verkeerssituaties ontstaan die de zodat van verkeersonveilige situaties geen sprake zal bedrijvigheid van reclamant en de andere bedrijven zijn. Daar waar dit niet het geval is zullen kan belemmeren. Door het nieuwe plan komen maatregelen worden getroffen. verschillende verkeersdeelnemers eerder met elkaar in onveilige verkeerssituaties terecht. Het is mede de Ten einde onveilige verkeerssituaties te voorkomen verantwoordelijkheid van de overheid om geen voorziet het planvoornemen in een nieuw ontwerp verkeersonveilige situatie te creëren. De stelling dat voor de kruising Looveerweg-Stadsdamde capaciteit voldoende is, wordt niet onderbouwd. Angerensedijk. Tevens krijgt de parkeerplaats Er komen juist meer soorten verkeersdeelnemers in Molenweide een gewijzigde aansluiting. Capaciteiten het gebied, waarin nu vooral een eensoortig verkeer van wegen en kruispunten worden door toevoeging van en naar het industrieterrein plaatsvindt. De van nieuwe functies niet overschreden. Het situatie ter hoogte van de Molenweide zal zeer verkeersonderzoek met daarin de gewijzigde gevaarlijk worden en een vlotte bereikbaarheid van inrichting van het gebied is door het bevoegd gezag het industrieterrein belemmeren. Verzocht wordt om beoordeeld als een goed onderzoek en goed dit goed te regelen en de zienswijze te honoreren. ontwerp, waarbij een veiligere verkeerssituatie wordt gecreëerd ten opzichte van de huidige situatie. De bereikbaarheid van het bedrijventerrein, als gevolg van meer en verschillende verkeersdeelnemers blijft gewaarborgd.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten. Er wordt wel een separate bijlage over het verkeersonderzoek bij het bestemmingsplan toegevoegd.
325 / 392
realisatie van het plan minder zal overstromen. De voorziene zomerkade, die ten zuiden van de Looveerweg zal worden aangelegd zou dit effect sorteren. Aangegeven wordt dat in de huidige situatie de Looveerweg juist vanuit het noorden overstroomt. Aangegeven wordt dat de redenering ten aanzien van de overstromingsfrequentie niet klopt. Uit de bijlage, onderdeel van de zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan, blijkt dat bij Rijkswaterstaat ook onzekerheid bestaat. Reclamant stelt dat het de initiatiefnemer slechts gaat om de kosten en de korte termijn. De voorliggende oplossing deugt niet.
zuidzijde van de toegangsweg naar het bedrijventerrein. De overstromingsfrequentie zal in geval het inlaatbeleid niet wijzigt minimaal gelijk blijven. Het beschermingsniveau van de Looveerweg blijft minimaal gelijk omdat de verlegde zomerdijk in het zuidelijk deel een vergelijkbare hoogte blijft.
Het Waterschap is bereid mee te werken aan een gedifferentieerd inlaatbeleid voor de buitenpolder Huissensche Waarden, mits de zomerkade rond het noordelijk deel van de uiterwaard zodanig wordt aangepast dat deze van voldoende waterkerend profiel wordt voorzien (kruin 3,00 meter breed, taluds Reclamant is van mening dat de Looveerweg 1:3, erosiebestendige grasmat) en dat in de minstens tot 13.10 m +N.A.P. moet worden toegangsweg naar het Looveerterrein een opgehoogd. Alleen dan is de overstromingsfrequentie schuifduiker wordt gemaakt. Met deze toegevoegde te verminderen. maatregelen wordt het mogelijk om het noordelijk deel van de buitenpolder later te laten inunderen bij Naast de inspraakreactie het voorontwerphoge rivierafvoeren dan in de huidige opzet. Het bestemmingsplan geeft reclamant aan dat ook de zuidelijk deel houdt het bestaande inlaatbeleid. inspraakreactie met betrekking tot het Schetsboek 2010 waarin een ander toekomstig profiel is Door de aanleg van een zomerkade (13,1m+N.A.P.) opgenomen dan in het huidige plan, hier als herhaald aan de zuidzijde en verbetering van de zomerkade in en ingelast dient te worden beschouwd. het noordelijke deel van de uiterwaard (12,6m+nap) kan de overstromingsfrequentie van de Looveerweg Reclamant geeft aan bereidt te zijn mee te denken afnemen. In de huidige situatie overstroomt de en te werken aan een effectieve en betere inrichting Looveerweg gemiddeld 3,4 dagen per jaar. Na van de Looveerweg. Reclamant kan het gestelde uitvoering van de werkzaamheden zal de door reclamant nummer 26, in haar zienswijze m.b.t. overstromingsfrequentie verminderen. alle aspecten van de Looveerweg, geheel onderschrijven en steunt deze dan ook van harte en Het is niet correct dat de door reclamant gewenste wenst deze hier dan ook als overgenomen en ophoging van de Looveerweg tot 13.10 m de enige ingelast te zien. wijze is om de overstromingsfrequentie te verminderen. Het nu voorliggende voorstel is minimaal gelijkwaardig. In voortraject waar het schetsboek een resultaat van is zijn meerdere opties bestudeerd die een zelfde effect kunnen bereiken. Dit schetsboek heeft geen formele status.
326 / 392
Het is goed te horen dat reclamant mee wil werken en denken aan een betere inrichting van de Looveerweg. Het bestemmingsplan staat dat dan ook niet in de weg. Het feit dat reclamant de zienswijze van reclamant 26 steunt is voor kennisgeving aangenomen. Omdat reclamant hij deze zienswijze hier ingelast wil zien kan dan ook verwezen worden naar de beantwoording van de betreffende zienswijze bij de punten van nummer 26. De effecten van de geplande ingrepen zijn getoetst en opgenomen in het rapport 'Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100. Dit rapport is als bijlage opgenomen bij het bestemmingsplan en de aanvraag voor de watervergunning. Geconcludeerd wordt dat een aanzienlijk effect op de afvoer van water mogelijk is zonder nadelige effecten op: 1. afvoerverdeling MHW, normaal hoogwater en laagwater, 2. sedimentatie in de vaarweg, 3. dwarsstromen. 39.10 Punt 7 Bij 2.12.6 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden wordt geen antwoord gegeven op de inspraakreactie. Deze inspraakreactie dient als zienswijze op het ontwerp-bestemmingsplan als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In de betreffende inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan staat dat reclamant van BTM een perceel van circa 1,5 ha heeft gekocht met de bedoeling om dit in de toekomst voor uitbreiding te gebruiken. Dit perceel heeft in het voorontwerpbestemmingsplan de bestemming water en natuur gekregen. De reclamant geeft opnieuw aan het hier niet mee eens te zijn. Hierbij geeft reclamant in de zienswijze de volgende onderbouwing:
Zie ook de beantwoording bij 39.5, 39.6, 39.8, en 39.9. Met betrekking tot de door reclamant gekochte gronden met de bedoeling deze in de toekomst voor uitbreiding te gebruiken heeft aldus BTM inspreker geen terrein met de vigerende bestemming bedrijfsterrein verkocht. Het bevoegd gezag heeft bovendien geen verwachtingen gewekt over de herbestemming van het terrein van reclamant. Evenmin zijn verwachtingen gewekt omtrent het meenemen van dit stuk grond in de bestemmingsplanherziening Huissensche Waarden omwille van de uitbreiding van het bedrijventerrein. Er wordt dan ook ook geen vastgestelde uitbreiding geschrapt.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
327 / 392
Duidelijk is steeds geweest dat het project in samenhang met de activiteiten op het industrieterrein Looveer moest worden bezien zoals o.a. de bereikbaarheid in relatie tot de mate van onverstoorbaarheid. Ook de uitbreiding is daarvan steeds onderdeel geweest. Het is een groot kadegebonden terrein waarop veel werkgelegenheid wordt gegenereerd. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur worden geschonden door de uitbreiding uit dit plan te schrappen en andere bestemmingen toe te laten die niet beargumenteerd zijn. 39.11 Punt 8 Bij 2.12.8 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden geeft de gemeente een onbevredigend antwoord. Reclamant is van mening dat een antwoord in de trant van dat uiteraard sprake zal zijn van evenwichtige belangenbehartiging voor de hand had gelegen. De inspraakreactie blijft dan ook gehandhaafd in deze zienswijze.
Zie ook de beantwoording bij 39.5, 39.6, 39.8, 39.9 en 39.10
39.12 Punt 9 Bij 2.12.9 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden wordt eveneens geen adequaat antwoord gegeven op de inspraakreactie. Niet gemotiveerd wordt waarom citaat “de activiteiten van reclamant niet in zijn geheel passen onder de omschrijving van de toegestane rivierkundige activiteiten en dat de vergunbaarheid niet vaststaat”. Wat wordt bedoeld?
Zie ook de beantwoording bij 39.5, 39.6, 39.8, en 39.9.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Het bevoegd gezag is van mening dat de tekst op pagina 17, tweede alinea onder 'Grondverwerving' correct is en een juiste weergave geeft van de te voeren procedure. Uitgangspunt blijft ook minnelijke verwerving van de gronden. Indien reclamant van mening is dat zijn belangen onvoldoende worden In de inspraakreactie op het voorontwerpgewaarborgd, dientengevolge waarvan de gronden bestemmingsplan staat dat op pagina 17 onder niet minnelijk kunnen worden verworven, zal het grondverwerving vermeld staat dat de initiatiefnemer instrument van onteigening worden ingezet. Op basis en gemeente naar minnelijk verwerving streven. daarvan zal reclamant dan een passende Daartoe heeft de reclamant meegewerkt en is schadeloosstelling krijgen. daartoe ook bereid mits er sprake is van een evenwichtige belangenbehartiging. Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Met betrekking tot de mogelijkheid van uitbreiding op basis van de status als watergebonden bedrijventerrein geldt het volgende. Door de provincie is in het vooroverleg niet aangegeven dat juist dit terrein, bedrijventerrein Looveer, moet worden uitgebreid om vervoer over
328 / 392
Reclamant onderbouwd zijn zienswijze als volgt. De stelling is dat Looveer geen deel uitmaakt van het project of het bestemmingsplan, maar het plan heeft wel gevolgen voor het Looveerterrein, de bereikbaarheid etc. en in het plan wordt wel degelijk op en om het terrein bestemmingen gelegd. Er is zonder meer een functioneel verband. Uitbreidingen moeten in verband met dit project worden beoordeeld. Verwijzing naar de actualisatie is onterecht en doet geen recht aan de planologische situatie. De inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan dient als herhaald en ingelast beschouwd te worden. In de inspraakreactie op het voorontwerp-bestemmingsplan staat dat door de provincie Gelderland het bedrijventerrein Looveer als watergebonden industrieterrein is gekarakteriseerd. Het beleid van de provincie is gericht om vervoer per water te stimuleren. Deze terreinen zouden zich moeten kunnen uitbreiden. Ook hier wordt een brede afweging voor het totaalgebied gemist.
water te stimuleren. Daarnaast is het zo dat niet alle bedrijfsactiviteiten van inspreker passen binnen de omschrijving van toegestane rivierkundige activiteiten binnen de Beleidslijn Grote Rivieren. Slechts het deel van de activiteiten gericht op overslag van goederen van vervoer over water is naar verwachting onder voorwaarden toegestaan binnen de Beleidslijn (artikel 5 Beleidsregels grote rivieren). De vergunbaarheid van eventuele bedrijfsuitbreiding staat derhalve op voorhand niet vast.
39.13 Bij 2.12.10 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden wordt slechts verwezen naar het rapport Rivierkundige toetsing van juli 2012. Inmiddels is Rijkswaterstaat nog met een vraag bij de initiatiefnemer gekomen, waarvan met de beantwoording niet kan worden ingestemd. Verwezen wordt naar de bijlage, onderdeel van de zienswijze van reclamant op het ontwerpbestemmingsplan. Reclamant verwijst in navolging van bovenstaande naar punt 6 van de zienswijze van reclamant (samengevat onder 39.9). Reclamant geeft aan dat niet kan worden ingestemd met de opvatting van de gemeente ter zake van de overstromingsfrequentie, veiligheid en bereikbaarheid. Er is geen onderzoek gedaan naar de gevolgen voor het industrieterrein op het punt van de grondwaterstromen.
Zie ook de beantwoording bij punt 39.9.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Ten aanzien van de door reclamant bedoelde bijlage (notitie Hoogwaterveiligheid Looveer van 18 maart 2013) het volgende: Mede naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen en op verzoek van Rijkswaterststaat zijn enkele aspecten zoals de overstromingsrisico’s van het Looveerterrein en de overstromingsrisico’s door ijsgang nader bekeken. Daaruit blijkt dat aan de westzijde van het hoogwatervrije deel van het Looveerterrein extra opstuwing ontstaat, waardoor de overstromingsfrequentie aldaar toeneemt Er is een maatregel aan het plan toegevoegd om de overstromingsfrequentie van het Looveerterrein gelijk te houden.
329 / 392
De ondergrond van het bedrijventerrein Looveer maakt deel uit van het regismodel (TNO). Dit grondwatermodel is gebruikt bij de bepaling van effecten. Het klopt dat geen specifiek onderzoek is gedaan naar veranderende grondwaterstromen bij het industrieterrein Looveer. Dit is ook niet nodig. Het is bekend dat de grondwaterstanden onder dit buitendijks gelegen terrein een directe relatie hebben met de waterstanden in de rivier. De bestaande zandwinning in het Zwanenwater heeft mogelijk ook enige invloed. Dat zal niet wijzigen door de aanleg van de nieuwe zandwinplas. Deze beweegt immers ook mee met de rivier. Door de afstand tussen het bedrijventerrein Looveer en de insteek van de zandwinning in combinatie met het flauwe talud heeft de zandwinning geen gevolgen voor de veiligheid van dit terrein. 39.14 Bij 2.12.11 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden wordt gesteld dat de gemeentelijke geluidnota geen industrielawaai behandelt. Gevraagd wordt waarom deze nota dan wel geldt voor bedrijventerreinen elders in de gemeente.
Het gemeentelijk geluidbeleid is vastgelegd in drie nota’s: over geluidbeleid algemeen, over wegverkeerslawaai en een nota ‘Bedrijven en geluid’ die in hoofdzaak over de bedrijven op nietgezoneerde terreinen handelt. De gemeentelijke geluidnota behandelt wegverkeerslawaai en geen industrielawaai. Het bedrijventerrein Looveer is een gezoneerd bedrijventerrein waardoor deze buiten de nota ´Bedrijven en geluid´ valt.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
39.15 Bij 2.12.13 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden wordt opgemerkt dat het besluit van de raad van juni 2013 in acht moet worden genomen. Aangegeven wordt dat aanpassing correct dient te geschieden van analoog naar digitaal.
De beantwoording met betrekking tot plangrenzen, Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de bestemmingen en het respecteren van de bestaande besluiten. rechten op basis van het vigerend bestemmingsplan Looveer, wordt beantwoord bij zienswijze 39.5. Met betrekking tot het raadsbesluit van 27 juni 2013, behorende bij het vastgestelde bestemmingsplan Bedrijventerreinen actualisatie 2013 geldt naast de beantwoording bij zienswijze 39.5 het volgende:
330 / 392
Voor een gedeelte van het bedrijventerrein Looveer is op 27 juni 2013 een nieuw bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen actualisatie 2013' vastgesteld en is voor het overige deel het vigerend bestemmingsplan Looveer 1995 behouden. Bij vaststelling van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen actualisatie 2013' is rekening gehouden met de grenzen van het ontwerpbestemmingsplan Huissensche Waarden. Zoals in de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden is aangegeven, is in het ontwerpbestemmingsplan voor het gebied aan de noordoostzijde van het bedrijventerrein Looveer de plangrens aangepast aan de vigerende plangrens. Hierdoor blijft aan de noordoostzijde van het Looveerterrein het vigerende bestemmingsplan Looveer 1995 gelden. De mogelijkheid voor de aanleg van een tweede loswal en de bijbehorende milieuvergunning blijven gelden op basis van het vigerende bestemmingsplan Looveer 1995. Dit is ook in het raadsbesluit van 27 juni 2013 met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Actualisatie 2013 opgenomen. 39.16 Bij 2.12.14 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden wordt geen motivatie voor het niet ten koste gaan van de winning van oppervlaktedelfstoffen gegeven. Het is onvoldoende om te stellen dat dat niet gebeurd is. Een onderbouwing ontbreekt.
Het wordt betreurd dat reclamant van mening is dat Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de 2.12.14 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. besluiten. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden geen onderbouwde motivatie geeft. Getracht is deze zo goed mogelijk te beantwoorden en motiveren. De winning van oppervlakte delfstoffen gaat niet ten koste van de bestaande industriële bedrijvigheid. Het winnen van oppervlakte delfstoffen maakt onderdeel uit van het planvoornemen in vindt plaats ten zuiden van de Looveerweg. De winning heeft geen invloed op de bedrijfsmogelijkheden en legt geen
331 / 392
beperkingen op aan de bedrijven gevestigd op het bedrijventerrein Looveer. Op basis van verschillende onderzoeken, welke zijn uitgevoerd in het kader van MER, bestemmingsplan en vergunning aanvragen kan worden gesteld dat de geplande oppervlakte delfstofwinning geen beperkingen oplegt aan de bedrijven. Zoals reeds in de Reactienota inspraak staat vermeld, zijn voor een aantal industrieën, gevestigd op het bedrijventerrein Looveer en Scherpekamp, de delfstoffen van belang voor het productieproces. De nabijheid van de winning kan tot economische en ecologische voordelen leiden. 39.17 Bij 2.12.15 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden wenst reclamant nadrukkelijk een antwoord dat hij tijdig bij de planontwikkeling bij de Molenwei zal worden betrokken. Reclamant is meer dan een gewone belanghebbende.
Door het bevoegd gezag is, gelijk aan het gestelde door reclamant, vastgesteld dat reclamant gronden bezit in het gebied van de Molenweide. Met betrekking tot het bedoelde perceel is sprake van een overeenkomst tussen gemeente en reclamant die voorziet in verkoop van het perceel aan de gemeente. Indien reclamant overleg wenst over de uitvoering van die overeenkomst kan reclamant daarvoor contact opnemen met de gemeente. De gemeente staat, binnen de voorwaarden van de gesloten overeenkomst, open voor overleg. In het kader van de planologische procedure worden alle belanghebbenden geïnformeerd over de planontwikkeling. Reclamant zal als grondeigenaar , gelijk aan alle belanghebbenden, tijdig worden geïnformeerd in het kader van de uitvoeringswerkzaamheden op basis van de verschillende vergunningen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
39.18 Voor 2.12.16 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden geldt een ondeugdelijke motivering. De bestaande terreinen en zeker de bestaande kadegebonden terreinen moeten vanwege hun unieke karakter, alsmede het beleid
Het wordt betreurd dat reclamant van mening is dat Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de 2.12.16 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. besluiten. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden een ondeugdelijke motivatie is. Getracht is deze zo goed mogelijk te beantwoorden en motiveren.
332 / 392
van stimulering van transport over water een uitbreidingsmogelijkheid kunnen hebben. Reclamant en andere bedrijven kunnen niet elders uitbreiden.
In aanvulling op de beantwoording van zienswijze 39.5 geldt dat het bestemmingsplan Huissensche Waarden voor het bedrijventerrein Looveer niet in beperkingen voorziet ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. De vraag naar mogelijke uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijventerrein speelt evenwel niet in het kader van het bestemmingsplan Huissensche Waarden, daartoe dient een aparte procedure doorlopen te worden. In dat verband zal dan aan de orde kunnen worden gesteld of sprake is van nut en noodzaak van uitbreiding van het bedrijventerrein.
39.19 Bij 2.12.18 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden wordt wederom ongemotiveerd gesteld dat de overstromingsfrequentie afneemt en sprake is van een verbeterde bereikbaarheid. Verwezen wordt naar het gestelde onder punt 10 en 6 van de zienswijze van reclamant met verwijzingen (hiervoor samengevat onder 39.9, 39.10 en 39.13).
Het wordt betreurd dat reclamant van mening is dat Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de 2.12.18 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. besluiten. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden een ongemotiveerd antwoord geeft. Getracht is deze zo goed mogelijk te beantwoorden en motiveren.
39.20 Bij 2.12.19 op pagina 42 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerpbestemmingsplan Huissensche Waarden wordt volgens reclamant niet overtuigend gemaakt waarom geen verkeersonveilige en conflict situaties zullen ontstaan.
Het wordt betreurd dat reclamant van mening is dat Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de 2.12.19 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. besluiten. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden geen overtuigend antwoord geeft. Getracht is deze zo goed mogelijk te beantwoorden en motiveren.
Reclamant geeft aan dat onder meer wordt gesteld dat het nieuwe kruispunt op de zomerkade zorgt voor een te allen tijde overzichtelijke situatie. Reclamant betwijfelt dit gezien de verschillende soorten verkeersdeelnemers waaronder veel zwaar vrachtverkeer van en naar het Looveer. Verwezen wordt naar punt 6. (hiervoor samengevat onder 39.8)
De aspecten met betrekking tot het verkeerskundig onderzoek worden beantwoord bij zienswijze 39.8.
Gewezen wordt naar de beantwoording bij zienswijzen 39.9, 39.10 en 39.13.
Zoals door reclamant correct wordt opgemerkt komen door het planvoornemen meer en verschillende verkeersdeelnemers met elkaar in contact. Ten einde onveilige verkeerssituaties te voorkomen voorziet het planvoornemen dan ook in een nieuw ontwerp voor de kruising Looveerweg-
333 / 392
Stadsdam-Angerensedijk en een nieuwe aansluiting voor de jachthaven en de Badweg, gelegen op de nieuwe zomerkade. Tevens krijgt de parkeerplaats Molenweide een gewijzigde aansluiting. De aansluiting van de ontsluitingsweg van de jachthaven op de Looveerweg tegenover de Badweg is verkeerstechnisch en ruimtelijk de beste oplossing. Het nieuwe landschap voorziet in vele hoogteverschillen. Het aanleggen van het nieuwe kruispunt op de zomerkade zorgt te allen tijde voor een overzichtelijke situatie. Zoals in paragraaf 5.6 van de toelichting op het bestemmingsplan staat beschreven is de nieuwe weg slechts bedoeld voor hulpdiensten, de aan- en/of afvoer van goederen en jachten door zwaar verkeer en kort parkeren ten behoeve van de bevoorrading van recreatievaartuigen. De belasting van het nieuwe kruispunt zal laag zijn. Door de ontsluitingsweg samen te laten vallen met de aansluiting van de Badweg ontstaan geen extra conflictsituaties ten opzichte van de huidige situatie. 39.21 Onder 2.12.20 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden wordt hetzelfde antwoord gegeven als bij punt 2.12.15. Verwezen wordt naar het gestelde onder punt 14 van zienswijze (hiervoor onder nummer 39.18). Aangegeven wordt dat betrokkenheid in een vroeg stadium is vereist.
Reclamant heeft correct opgemerkt dat bij punt 2.12.20 hetzelfde antwoord is gegeven als bij inspraakreactie 2.12.15. Door het bevoegd gezag is hiervoor gekozen, gezien de strekking van de inspraakreactie. Deze is bij beide inspraakreacties gelijk.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
De vraag van reclamant, betreffende betrokkenheid bij de planontwikkeling in een vroeg stadium wordt beantwoord bij zienswijze 39.17. 39.22 Bij punt 2.12.21 tot en met 2.12.22 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden herhaalt de gemeente haar standpunt ter zake van de planologische begrenzingen. Verwezen wordt naar het hiervoor gestelde ten aanzien van het
Reclamant heeft correct opgemerkt dat bij punt 2.12.21 en 2.12.22 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden de gemeente haar standpunt heeft herhaald ten aanzien van de planologische begrenzingen. Door het bevoegd gezag is hiervoor
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
334 / 392
onterecht op slot zetten van het Looveer, het ontbreken van het toepassen van een ruimtelijke samenhang tussen Looveer en het project. Reclamant geeft aan dat de gemeente ad hoc planologie toepast. Dat blijkt uit het recent verschenen ontwerp bestemmingsplan “Looveercafé”. In het vigerende bestemmingsplan Looveer is een planologisch gat geslagen, terwijl er natuurlijk een samenhang is tussen de activiteiten aldaar.
gekozen, gezien de strekking van de zienswijzen. Deze komt bij beide inspraakreacties overeen met de eerdere zienswijze waarbij gesproken wordt over de planologische begrenzingen. De beantwoording met betrekking tot plangrenzen, bestemmingen, het respecteren van de bestaande rechten op basis van het vigerend bestemmingsplan Looveer, uitbreidingsmogelijkheden voor bedrijven op het bedrijventerrein Looveer, de omgang met het vastgestelde bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen actualisatie 2013' en het bestemmingsplan Huissensche Waarden ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen wordt beantwoord bij zienswijze 39.5. Met betrekking tot het door reclamant gestelde ten aanzien van het ontwerp-bestemmingsplan “Looveercafé” kan in deze zienswijze beantwoording geen uitspraak worden gedaan, omdat dat buiten de plangrenzen van de bestemmingsplan is gesitueerd.
39.23 Bij 2.12.24 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden over de grondpositie van reclamant geldt hetzelfde als is gesteld onder punt 14 en 18 van de zienswijze (hierboven onder nummer 39.17 en 39.21).
Reclamant heeft correct opgemerkt dat bij punt 2.12.24 hetzelfde antwoord is gegeven als bij inspraakreactie 2.12.15 en 2.12.20. Door het bevoegd gezag is hiervoor gekozen, gezien de strekking van de inspraakreactie. Deze is bij beide inspraakreacties gelijk.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
De vraag van reclamant, betreffende betrokkenheid bij de planontwikkeling in een vroeg stadium wordt beantwoord bij zienswijze 39.17. 39.24 Bij 2.12.25 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden wordt aangegeven dat de bestaande bestemmingen zullen worden gehandhaafd en aangepast. Op basis van de uitspraak van de raad van juni jl. moet dit ook.
De beantwoording met betrekking tot plangrenzen, Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de bestemmingen, het respecteren van de bestaande besluiten. rechten op basis van het vigerend bestemmingsplan Looveer, uitbreidingsmogelijkheden voor bedrijven op het bedrijventerrein Looveer, de omgang met het vastgestelde bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen
335 / 392
Verzocht is om de bestemming ook daadwerkelijk actualisatie 2013' en het bestemmingsplan juist te verwoorden en niet alleen de verbeelding aan Huissensche Waarden ten opzichte van de vigerende te passen. bestemmingsplannen wordt beantwoord bij zienswijze 39.5. 39.25 Bij 2.12.26 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden staat dat het bevoegd gezag niet heeft aangegeven dat de uitbreiding Looveer binnen de planperiode niet aan de orde is. Gevraagd wordt wie het bevoegde gezag is. Reclamant geeft aan dat in het kader van de planontwikkeling steeds is gesteld dat met het project Huissensche Waarden een uitbreiding mogelijk moest zijn. Dat was een conditio sine qua non.
Het bevoegd gezag, waar in de beantwoording van inspraakreactie 2.12.26 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden en in deze zienswijze naar wordt verwezen is Gemeente Lingewaard.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
39.26 Bij 2.12.27 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden staat dat Natuur en extensieve recreatie goed samen gaan evenals natuur en industrie. Het gaat hier echter om een gezoneerd industrieterrein op grond van de Wet geluidhinder.
De beantwoording met betrekking tot plangrenzen, Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de bestemmingen, het respecteren van de bestaande besluiten. rechten op basis van het vigerend bestemmingsplan Looveer, uitbreidingsmogelijkheden voor bedrijven op het bedrijventerrein Looveer en het bestemmingsplan Huissensche Waarden ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen wordt beantwoord bij zienswijze 39.5.
Het bevoegd gezag heeft in het kader van het project Huissensche Waarden niet aangegeven dat uitbreiding van het bedrijventerrein Looveer binnen de planperiode aan de orde is. Het project Huissensche Waarden maakt de herinrichting van de Reclamant geeft aan dat men kon weten dat de uiterwaard mogelijk. De ontwikkelingsmogelijkheden uitbreidingswens er ligt. Beperking is wel degelijk aan van de bedrijven op het bedrijventerrein Looveer de orde. Door de uitbreidingswens niet mee te maken geen deel uit van het project of van het nemen wordt gehandeld in strijd met de afspraken. bestemmingsplan. De bedrijven op het Looveer worden als gevolg van dit plan, zoals staat beschreven in de beantwoording van zienswijze 39.5, niet beperkt in hun bedrijfsvoering.
Reclamant geeft aan dat elkaar bijtende functies vermeden moeten worden. Het gezoneerde industrieterrein was er eerder dan de voorziene ontwikkelingen. Vanuit goede ruimtelijke ordening is het een vereiste om bestaande situaties te respecteren en uitbreidingsmogelijkheden te geven.
Zoals gesteld in de beantwoording van de inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan wordt artikel 5 'Natuur' onder e niet gewijzigd. De bestemming 'Natuur' is, voor het noordelijke deel van de uiterwaard, gelijk aan het vigerende bestemmingsplan. Zo is ook de in het vigerende bestemmingsplan Buitendijks gebied
336 / 392
opgenomen bestemming Natuur onder g extensief recreatief medegebruik opgenomen. In het bestemmingsplan Huissensche Waarden is dit opgenomen als extensieve (dag) recreatie. Natuur en extensieve (dag) recreatie gaan goed samen. Natuur en industrie kunnen eveneens naast elkaar liggen. Hiervan zijn voldoende voorbeelden bekend. Ook in de vigerende situatie is dit op basis van bestemmingen het geval. Het feit dat het bedrijventerrein Looveer een gezoneerd industrieterrein is op grond van de Wet geluidhinder, maakt het niet onmogelijk dat beide bestemmingen naast elkaar liggen. 39.27 Bij 2.12.28 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden staat dat kribvakken en bestemmingen niet worden gewijzigd, verwezen wordt naar het gestelde onder punt 21 (hiervoor nummer 39.22). Verzocht wordt dit duidelijk vast te leggen.
De zienswijze van reclamant is op dit punt niet juist. In de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden is bij punt 2.12.28 het volgende antwoord gegeven.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
“Kribvakken worden niet gewijzigd en zijn opgenomen in de betrokken bestemmingen”. Het antwoord en de inspraakreactie van reclamant hebben betrekking op het gebied ten oosten van het bedrijventerrein Looveer. Het bevoegd gezag blijft bij de gegeven beantwoording. Ter aanvulling wordt gewezen op de beantwoording bij zienswijze 39.5 met betrekking tot plangrenzen, bestemmingen, het respecteren van de bestaande rechten op basis van het vigerend bestemmingsplan Looveer, uitbreidingsmogelijkheden voor bedrijven op het bedrijventerrein Looveer en het bestemmingsplan Huissensche Waarden ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen.
39.28 Bij 2.12.29 en 2.12.30 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-
Zoals reclamant correct opmerkt wordt in de inspraakreacties van 2.12.29 en 2.12.30 van de
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
337 / 392
bestemmingsplan Huissensche Waarden wordt geantwoord en verwezen naar de planbeschrijving die niet juridisch bindend is. Garanties zijn er niet. Voor het overige wordt verwezen naar het hiervoor gestelde over de Looveerweg. Met het antwoord wordt niet ingestemd.
Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden verwezen naar de planbeschrijving en de status van de planbeschrijving uitgelegd. De planbeschrijving maakt deel uit van de toelichting bij het bestemmingsplan. Als onderdeel van de toelichting is deze dus niet juridisch bindend. Voor zover onderdelen uit de planbeschrijving deel uit gaan maken van beschikkingen in het kader van de vergunningverlening, krijgen die onderdelen via het vergunningenspoor, al dan niet in aangepaste vorm, een bindend karakter. Gelijktijdig met het indienen van het ontwerp-bestemmingsplan zijn gecoördineerd de vergunningaanvragen en beschikkingen aangevraagd. Onderdelen uit de planbeschrijving krijgen in de beschikkingen een bindend karakter en worden juridisch bindend. Met betrekking tot de bereikbaarheid van het Looveerterrein en de kans op overstroming van de Looveerweg wordt verwezen naar de beantwoording bij zienswijzen 39.9, 39.10 en 39.13.
39.29 Bij 2.12.31 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden wordt gesteld dat varianten zijn getoond tijdens informatieavonden maar dat daaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Dit is in strijd met rechtszekerheid. De uiteindelijke uitvoering van de maatregelen wordt betwist. Verwezen wordt naar punt 6 e.v. van de zienswijze (hiervoor onder nummer 39.9 e.v.)
De reclamant wijst, gelijk aan inspraakreactie Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de 2.12.31, op getoonde varianten tijdens besluiten. informatieavonden. Het bevoegd gezag blijft bij het antwoord uit de Reactienota inspraak. Aan de getoonde varianten op de informatieavonden kunnen geen rechten worden ontleend. Dit is niet in strijd met de rechtszekerheid. De betreffende informatieavonden zijn georganiseerd door de initiatiefnemer en niet door het bevoegd gezag. De getoonde varianten zijn niet bekent bij het bevoegd gezag en zijn dan ook nooit door het bevoegd gezag als mogelijke variant getoond.
338 / 392
Zoals reeds is gesteld kunnen aan getoonde varianten dan ook geen rechten worden ontleend. Doordat de overheid geen rol heeft gespeeld met betrekking tot de informatieavonden en het opstellen van de varianten zijn geplande maatregelen niet in strijd met de rechtszekerheid. Het rechtszekerheidsbeginsel waar reclamant op doelt heeft zowel in formele als materiële zin betrekking op situaties en geschillen tussen overheid en burger. Het formele rechtszekerheidsbeginsel heeft betrekking op overheidsbesluiten en het materiële rechtszekerheidsbeginsel op onvoorspelbaar handelen van de kant van de overheid. Met betrekking tot de verwijzing naar punt 6 e.v. van de zienswijze (hiervoor onder nummer 39.9 e.v.) wordt verwezen naar de beantwoording bij zienswijzen 39.9, 39.10 en 39.13. 39.30 Bij 2.12.32 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden wordt gesteld dat de begrenzing in samenspraak met de gemeente is vastgesteld. Gevraagd wordt met wie die begrenzing is vastgesteld en of dit een adviseur betreft. Verwezen wordt naar punt 22 van de zienswijze (hiervoor nummer 39.25).
De bestemmingsplangrens wordt niet in Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de samenspraak met, maar door de gemeenteraad besluiten. bepaald bij de vaststelling van het bestemmingsplan. De in het voorontwerp- en ontwerp-bestemmingsplan opgenomen plangrenzen vormen een voorstel van het college aan de raad. Met betrekking tot punt 22 van de zienswijze van reclamant wordt gewezen op de beantwoording bij 39.25 en 39.5.
39.31 Bij 2.12.33 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden staat ongemotiveerd dat de bescherming beter is dan in de huidige situatie. Door reclamant wordt verwezen naar punt 6 e.v. (hiervoor nummer 39.9 e.v.).
Met betrekking de motivatie, het beschermingsniveau Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de en de verwijzing naar punt 6 e.v. van de zienswijze besluiten. (hiervoor onder nummer 39.9 e.v.) wordt verwezen naar de beantwoording bij zienswijzen 39.9, 39.10 en 39.13.
39.32 Bij 2.12.34 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan
Landschappelijk inpassing van het Looveer, ten zuiden van de Looveerweg, is in het plan
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
339 / 392
Huissensche Waarden staat dat de noordzijde niet is meegenomen in de landschappelijke inpassing. Niet aangegeven is waarom dit niet het geval is. Het betreft en constatering, geen motivering. Waarom het aangekochte stuk van reclamant wel een andere bestemming heeft gekregen is niet te volgen.
opgenomen. De inpassing aan de noordzijde niet. Deze maakt deel uit van de vigerende bestemmingsplannen Looveer en Bedrijventerreinen actualisatie 2013. Inpassing van het bedrijventerrein middels grondwallen en/of schermen dient plaats te vinden op basis van deze bestemmingsplannen. Op basis van het bestemmingsplan Huissensche Waarden kunnen geen rechten en plichten worden ontleent welke de landschappelijke inpassing van de noordzijde van het Looveer mogelijk maken. De bestemmingen ten noorden van de Looveerweg zijn conserverend overgenomen van de onderliggende en vigerende bestemmingsplannen. Dat geldt ook voor de gronden ten noorden van het bedrijventerrein Looveer.
39.33 Bij 2.12.35 van de Reactienota inspraak en advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan Huissensche Waarden wordt gesteld dat de huidige situatie met betrekking tot de bereikbaarheid van fietsers en voetgangers gelijk blijft. Gevraagd wordt of de huidige feitelijke of huidige juridische situatie wordt bedoeld.
Het project Huissensche Waarden voorziet niet in de aanleg van nieuwe fiets- en voetpaden om en nabij het Looveer terrein. De bestemmingen gelegen rondom het terrein, te weten de bestemmingen Verkeer, Natuur en Agrarisch met waarden zijn standaard bestemmingen welke gelden voor de gehele uiterwaard. Dit brengt mee dat in juridisch opzicht geen wijzigingen worden aangebracht in de mogelijkheden voor fiets- en voetpaden.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Met betrekking tot de planologische situatie rondom het bedrijventerrein Looveer wordt gewezen op de beantwoording van 39.5. 39.34 Bij 2.12.36 van de Reactienota inspraak en Indien reclamant ten tijde van de toekomstige advies n.a.v. het voorontwerp-bestemmingsplan uitvoering van de jachthaven belangen in het gebied Huissensche Waarden wordt ten aanzien van de heeft zal overleg worden gevoerd met reclamant. jachthaven gesteld dat er sprake is van een impressie van een mogelijke eindsituatie en dat dit te zijner tijd ter hand zal worden genomen. Reclamant wenst hierbij tijdig betrokken te worden.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
340 / 392
39.35 Reclamant verzoekt de zienswijzen te honoreren en de belangen van reclamant en alle betrokkenen in het gebied af te wegen/te heroverwegen en zo tot een wijziging van het bestemmingsplan te komen, zodanig dat in ieder geval uitbreiding van het terrein Looveer conform afspraken kan worden uitgevoerd. Dat geen beperkingen uit oogpunt van bereikbaarheid van Looveer ontstaat en dat absolute duidelijkheid ontstaat over de overstromingsfrequentie.
Iedere zienswijze is beoordeeld, beantwoord en Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de eventuele aanpassingen als gevolg van de besluiten. betreffende zienswijze zijn weergegeven in deze reactienota. In reactie op de door reclamant naar voren gebrachte zienswijzen is aangegeven dat een eventuele uitbreiding van het Looveer niet in onderhavig bestemmingsplan wordt vervat. Een en ander laat onverlet dat wanneer reclamant concrete uitbreidingsplannen heeft, hij het bevoegd gezag kan verzoeken om daar middels een planwijziging of omgevingsvergunning medewerking aan te verlenen. Zie ook beantwoording zienswijze 39.9
40. Reclamant 40
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
40.1 Reclamanten motiveren in de zienswijze dat zij voldoen aan het begrip belanghebbende conform de Awb.
Deze opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
40.2 De zienswijze richt zich op alle ter visie liggende Deze opmerking wordt ter kennisgeving stukken. Het bestemmingsplan en de vergunningen aangenomen (met verwijzing naar bijlagen) worden opgesomd.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
40.3 Reclamanten zijn ongerust over de veiligheid bij hoogwater en bij extreme lage rivierstanden vanwege hogere waterstanden aan de dijk, meer onveiligheid bij toekomstige ijsgang en vooral de verlaagde grondwaterstanden bij zeer lage rivierstanden. Gevreesd wordt voor de bezittingen van reclamant, ook door kwel bij hoogwater.
Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Daarbij zijn controle berekeningen uitgevoerd met de nieuwste gegevens. Hoewel er beperkte verschillen ontstaan in grondwaterstanden wijken de conclusies met betrekking tot zetting en schade niet af van eerdere rapporten. Deze extra toets zal als bijlage worden opgenomen bij de verschillende vergunningen.
Onderzoek en rapporten die opgesteld en beoordeeld zijn in het kader van de Milieueffectrapportage, aanvragen voor vergunningen, bestemmingsplan en beschikkingen geven aan dat het project geen onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft. Uit de rivierkundige berekeningen rapport 'Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100’ blijkt dat tegen de winterdijk over een traject van 6 km nabij Huissen en Angeren door de plannen Huissensche Waarden als
341 / 392
blijvende gevolgen van het meestromend maken van de uiterwaard een opstuwing van 10 cm op te treden. De bandijk is bestand tegen deze hogere waterstanden, waardoor de hoogwaterveiligheid van het binnendijkse gebied niet in gevaar komt. Het waterschap Rivierenland heeft één en ander positief beoordeeld. Om die reden heeft Waterschap Rivierenland aangegeven geen overwegende bezwaren tegen het plan Huissensche Waarden te hebben. In een brief d.d. 18 januari 2013 gericht aan RWS ON, met onderwerp ‘Watervergunning Ruimte voor de Rivier maatregel Huissensche Waarden, rivierkundige opstuwing tegen bandijk’, heeft het Waterschap Rivierenland dit bevestigd. Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook niet optreden. Uit dat rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. In het kader van de ingediende zienswijzen is dit rapport opnieuw gecontroleerd. De gekozen methodiek is vergelijkbaar met de meeste van de overige Ruimte voor Rivierprojecten. Ook bleken berekende extreem lage waterstanden vrijwel overeen te komen met de standen die momenteel gehanteerd worden in de klimaatscenario's en effectstudies van het Deltaprogramma. Het Arcadis rapport is dan ook niet gewijzigd.
342 / 392
De hoogwatersituatie in een gemiddelde winter is maatgevend voor de toename van de hoeveelheid kwel. In de hoogwatersituatie doet zich een toename van de kwelhoeveelheid met maximaal 2% voor in een deel van het gebied binnen het bebouwde gebied van Huissen. De mogelijkheid voor berging in het watersysteem neemt door deze extra kwel iets af. Het watersysteem zal uitgebreid worden. Het Waterschap heeft aangegeven dat de binnendijkse kweleffecten niet tot een verslechtering ten opzichte van de huidige situatie zullen leiden. Op de rivieren kan in koude perioden ijs worden gevormd. Gebeurt dit in een opstapeling van ijsschotsen dan spreken we van een ijsdam. IJsdammen kunnen het doorstroomprofiel van de rivier voor een groot deel afsluiten, waardoor grote verhogingen van waterstanden mogelijk zijn. Dijkdoorbraken en/of overstromingen kunnen het gevolg zijn. Problemen met kruiend ijs en de vorming van ijsdammen in de bovenrivieren ontstonden vooral in de periode voor de normalisatie van de rivieren in de negentiende eeuw en de daarbij behorende aanleg van kribben. Organisatorisch was het beheer van de rivier indertijd nauwelijks centraal georganiseerd. Ook beschikte men toen nog niet over de technische hulpmiddelen om, bij dreigend gevaar, ijsdammen te verwijderen. Een andere oorzaak waarom ijsgang de laatste tientallen jaren nauwelijks optreedt, is de toename van scheepvaart en de aanwezigheid van industrie langs de rivier. Met name energiecentrales gebruiken het water in de rivier voor koeling en lozen dit enigszins warmere water op de rivier. Het duurt dan langer voor er ijs op de rivier wordt gevormd. Ook begint de degeneratie van het ijs aan het einde van een vorstperiode sneller. Hoewel er steeds meer alternatieve energiebronnen zijn is het niet de
343 / 392
verwachting dat dit de komende jaren sterk zal wijzigen. Overstroming als gevolg van ijsdammen heeft zich meer dan 100 jaar niet meer voorgedaan. De kans dat zich in de nabije toekomst overstromingen als gevolg van ijsdammen voordoen, wordt daardoor sowieso als erg gering ingeschat. De vraag die hier beantwoord moet worden is of dit al kleine risico vergroot wordt door het project Huissensche Waarden. De reclamanten wijzen op het toegenomen gevaar van ijsdamvorming bij Malburgen (Arnhem) en schade en overstromingen als gevolg daarvan. In het geval de uiterwaard niet al eerder is ondergelopen, leidt het project in vergelijking tot de huidige situatie bij gemiddelde en lagere waterstanden tot een toename van het wateroppervlak wat bij vorst ijs kan worden. Dit ijsveld ligt tot dan opgesloten in het gebied. Het kan alleen op drift raken als de waterstanden in de rivier stijgen tot het niveau dat de Looveerdam overstroomt. Dat kan alleen in de situatie dat de Huissensche Waarden gaan meestromen en dat gebeurt alleen bij hoogwater, 8.000 a 9.000 m3/s te Lobith (de inlaat bij Scherpekamp en de kade parallel aan de Looveerweg zijn daar op geconstrueerd). Extra risico voor overstromingen door ijsdammen als gevolg van ijsgang in de Huissensche Waarden zou dus alleen kunnen voorkomen als het tegelijkertijd hoogwater is. Dan zou een in de ontzanding aanwezige ijsplaat moeten losschieten en door de uiterwaard met het hoogwater mee over de Looveerdam heen in benedenstroomse richting, richting Arnhem moeten drijven en daar vorming van ijsdammen met overstroming tot gevolg moeten
344 / 392
hebben. De kans dat het scenario van een dikke ijsplaat in de nieuwe ontzanding in de Huissensche Waarden en tegelijkertijd hoogwater zich voordoet is echter te verwaarlozen. Dat zou betekenen dat het in onze omgeving nog vriest terwijl het bovenstrooms in het stroomgebied van de Rijn al wekenlang aan het dooien is. De kans op dit scenario is uiterst klein. Het is theoretisch denkbaar dat ijs bij stijgende waterstanden tegen de Looveerdam vast komt te zitten. Mocht er zich een ijsdam voordoen op de tuimelkade op de Looveerdam dan is dat slechts een probleem als dit samengaat met een ijsdam in het zomerbed van de rivier en de andere uiterwaard. In dat geval zal de ijsdam met zwaar materieel moeten worden opgeruimd of opgeblazen. In alle gevallen moet eventuele schade aan de tuimelkade na hoogwater worden hersteld gelijk welke andere zomerkade dan ook. 40.4 Als aanvulling op de zienswijze worden twee notities ingebracht, geschreven door deskundige ingenieurs op het gebied van rivierkunde en rivierwaterbouwkunde. Deze bijlagen maken onderdeel uit van de zienswijze.
Het gaat om het rapport “Grondwaterproblematiek Voor zover dit deel van zienswijze gevolgen heeft door ontzanding Huissensche Waarden”, dat in deze voor de besluiten zijn deze aangegeven bij nr.17 reactienota is samengevat en behandeld onder de nrs. 20.14 t/m 20.22 en om de notitie “Rivierkundige opmerkingen m.b.t. plan Huissensche Waarden”, dat in deze reactienota is samengevat en behandeld onder de nrs. 19.24 t/m 19.35.
40.5 Aangegeven wordt dat het uitgevoerde onderzoek opnieuw gedaan moet worden en dat de plannen gewijzigd moeten worden om onder andere gevaar, schade en hinder te voorkomen en om de veiligheid te waarborgen.
Het uitgevoerde onderzoek, de zienswijzen en de beantwoording zijn beoordeeld door het bevoegd gezag en de gemeenteraad. De resultaten van de inspraak, het onderzoek en het beoordelingstraject geven geen redenen om de plannen ingrijpend te wijzigen. De veiligheid in algemene zin is niet in het geding.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten
Eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze en vragen van RWS zijn weergegeven in deze reactienota. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet alle opmerkingen of
345 / 392
voorgestelde wijzigingen kunnen worden meegenomen. Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen. Zo is de aanleg van een extra wal aan de westelijke zijde van het Looveerterrein als maatregel toegevoegd ter bescherming van het Looveerterrein. De resultaten van de inspraak, het onderzoek en het beoordelingstraject geven geen redenen om de plannen ingrijpend te wijzigen. De veiligheid in algemene zin is niet in het geding. 40.6 Verzocht wordt om verlenging van de periode ter bepaling van planschade, omdat nu al is te voorzien dat de plannen een lange realisatietermijn hebben en de effecten daarvan dus mogelijk op lange termijn pas zichtbaar zijn.
Een aanvraag om tegemoetkoming in schade ex Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening (ook wel besluiten planschade verzoek genoemd) dient op grond van artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening binnen vijf jaar nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden te worden ingediend. Planschade ziet toe op schade in de vorm van inkomensderving of een vermindering van waarde van een onroerende zaak als gevolg van met name een wijziging van het planologisch regime. In onderhavig geval is dat het bestemmingsplan. Verlenging van de termijn voor het indienen van een aanvraag om tegemoetkoming in schade is niet mogelijk. Schade als gevolg van de uitvoering van het project (waaronder zetting etc.) maakt geen onderdeel uit van de planschaderegeling. Aantoonbare schade kan te allen tijden verhaald worden op de initiatiefnemer.
40.7 De initiatiefnemer en het bevoegd gezag worden verantwoordelijk geacht voor eventueel ontstane schade en gevraagd wordt om nu al voorzieningen te treffen ter voorbereiding van een schadefonds en het uitvoeren en vaststellen van zogenaamde nulmetingen.
Voor schade die aantoonbaar veroorzaakt is door het Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over project Huissensche Waarden is de initiatiefnemer schade aan woningen door zetting en over de van het project wettelijk aansprakelijk. afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de De provincie Gelderland verzorgt een klachtenloket, ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van waar alle klachten en schademeldingen kunnen meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt worden ingediend. Deze zullen dan doorgeleid voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in worden naar de verantwoordelijke partijen ter het gebied waar de kans op schade door zetting het verdere afhandeling en worden geregistreerd. De grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij een
346 / 392
indiener krijgt een melding over de verdere afhandeling. Het aannemen van dergelijke klachten en schademeldingen door de Provincie betekent niet dat de Provincie verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid hiervoor accepteert. Schadeverhaal door een particulier op een particuliere partij zoals de vergunninghouder of de voor hem werkende aannemers is een privaatrechtelijke kwestie tussen de eisende partij en de aangesproken partij, waarin voor de overheid geen rol is weggelegd.
groter aantal woningen. De selectie van op te nemen woningen dient te worden gemaakt op basis van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd voordat met de ontzanding kan worden aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar van de opname van hun woning te ontvangen.
Voor zover geen nulopname gedaan is zal qua bewijslast zal allereerst worden bekeken of het gebouw in het invloedsgebied ligt, welke grondslag ter plaatse aanwezig is en op welke wijze het gebouw gefundeerd is. Vervolgens wordt bekeken of grondwaterstand door de zandwinplas ter plaatse substantieel gewijzigd is. Hiertoe worden de grondwaterstanden langjarig gemonitord door een erkend adviesbureau in opdracht van de vergunninghouder en gecontroleerd door het bevoegd gezag. Als blijkt dat structurele veranderingen in de grondwaterstanden ontstaan door de zandwinning zullen overigens passende maatregelen worden voorgeschreven. Deze hebben tot doel om schade door zetting te voorkomen. De gevraagde garantie wordt door bestaande wetten gewaarborgd. 40.8 Reclamanten hebben zich door deskundigen laten informeren over waterhuishoudkundige aspecten. De betreffende rapporten/adviezen worden herhaald en ingelast.
Het gaat om de notitie “Rivierkundige opmerkingen m.b.t. plan Huissensche Waarden”, dat in deze reactienota is samengevat en behandeld onder de nrs. 19.24 t/m 19.35 en om het rapport “Grondwaterproblematiek door ontzanding Huissensche Waarden”, dat in deze reactienota is samengevat en behandeld onder de nrs. 20.14 t/m 20.22
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
347 / 392
41. N.V. Nederlandse Gasunie t.a.v. A. Schilder, postbus 19, 9700 MA Groningen Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
41.1 In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 De zienswijze wordt gehonoreerd. Bro heeft reclamant een reactie ingezonden. De reactie is niet/niet volledig overgenomen in het voorliggende ontwerp-bestemmingsplan. Reclamant kan niet akkoord gaan met onderdeel 10.4.2 van de Regels omdat de daarin geregelde vrijstellingen voor omgevingsvergunningplicht onvoldoende waarborgen geeft voor de veiligheid van gasleidingen en verzoekt onderdeel 10.4.2 te verwijderen.
Aanpassingen van besluit Artikel 10.4.2 zal uit de bestemmingsplanregels worden verwijderd.
42. De Middelwaard biologisch landbouwbedrijf t.a.v. M. Reijers en M. Grob, Middelwaard 2, 6924 SE Loo Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
42.1 Reclamanten hebben per mail 2 brieven ingediend als inspraakreactie: een op de ontgrondingsvergunning en een op bestemmingsplan, omgevingsvergunning en ontgrondingsvergunning.
De eerste brief wordt hieronder behandeld onder nummer 42.2 tot en met 42.12, de tweede onder 42.13 tot en met 42.31
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
42.2 Reclamanten zijn het niet eens met de ontgrondingsvergunning
Deze opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
42.3 Reclamanten hebben gereageerd op het MER en het voorontwerp bestemmingsplan. Helaas is er met hun reacties en die van vele anderen vrijwel niets gedaan.
Bij de beoordeling van de zienswijzen worden Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de inhoudelijke opmerkingen en vragen behandeld. Het besluiten. planvoornemen kan niet voorzien in alle door insprekers en indieners zienswijzen ingebrachte opmerkingen en voorgestelde wijzigingen. Daar waar noodzakelijk, mogelijk en inpasbaar zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in aanpassing van het planvoornemen.
348 / 392
42.4 Bij de boerderij van reclamanten is een waterstandsverhoging te verwachten.
Uit de rivierkundige berekening blijkt op basis van het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de project Huissensche Waarden dat ter plaatse van besluiten. rkm 876, ter hoogte van de boerderij van de reclamanten, een lokale verhoging van de waterstand zal optreden. In de betreffende berekening is alleen uitgegaan van de effecten als gevolg van het project Huissensche Waarden. Als gevolg van de gezamenlijke projecten van de PKB – Ruimte voor de Rivier zal echter bij rkm 876 een daling optreden. De pakkettoets, waarbij de effecten van alle PKB-projecten worden doorgerekend, laat een verlaging van de waterstand zien. De hele taakstelling voor Ruimte voor de Rivier wordt net niet gehaald maar dat is geen probleem voor de veiligheid. Dit is in de voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer ook gemeld (VGR 22, 19 sept 2013, pag 21): De pakkettoets gebeurt aan de hand van samenhangende berekeningen van de afvoerverdeling en de effecten op de waterstanden van alle ontwerpen waarvoor een projectbeslissing is genomen. De resultaten van de vijfde pakkettoets zijn in februari 2013 beschikbaar gekomen. Over het geheel genomen wordt voldaan aan de veiligheidsopgave uit de PKB. Op twee locaties, op de Neder-Rijn bij Wageningen en op het Pannerdensch-Kanaal, is er ten opzichte van de vorige pakkettoets minder waterstandsdaling berekend dan verwacht. De waterveiligheid is echter gewaarborgd doordat met aanliggende waterschappen is vastgesteld dat de dijken de extra waterstand kunnen keren, dan wel dat het tekort wordt meegenomen in de lopende dijkverbeteringen. Indien er op andere plekken een lagere waterstandsdaling berekend wordt, zal in overleg met waterschappen worden gekeken of er aanvullende maatregelen nodig zijn.
349 / 392
42.5 De keuze voor de plaats van de vaarverbinding is voor reclamanten niet aanvaardbaar.
De gekozen locatie van de vaarverbinding is de meest optimale afweging tussen de rivierkundige en ecologische effecten. Het door reclamanten gewenste stroomopwaarts verplaatsen van deze verbinding is vanuit deze oogpunten niet gewenst. Het verplaatsen van de invaart veroorzaakt rivierkundige problemen welke alleen door kostbare ingrepen kunnen worden opgelost.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
De vrees voor verstoring door recreanten is op basis van de locatie van de woning van reclamanten niet reëel. De afstand van de woning tot de landtong van de invaart is >250m. De landtong is slecht bereikbaar over land. Daarnaast zal gehandhaafd worden op ongeoorloofd recreatief gebruik. In combinatie met het beoogde handhavingsbeleid is verstoring door recreanten niet reëel. 42.6 Hun bezwaren omtrent effecten over geluid, De inspraakreactie tegen het voorontwerp Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de veiligheid, oeverafslag en woongenot zoals verwoord bestemmingsplan (ontvangen op 16 oktober 2012) is besluiten. in hun formele inspraakreactie op het voorontwerp samengevat vanaf 42.33 e.v. bestemmingsplan Huissensche Waarden handhaven zij daarom. 42.7 Het biologisch landbouwbedrijf en het woonhuis van reclamanten ligt buiten het plangebied, maar midden in de uiterwaard die de effecten van de maatregelen moet opvangen. Reclamanten handhaven hun bezwaren die zij tegen het voorontwerp-bestemmingsplan hebben verwoord.
Het is onduidelijk welke effecten precies bedoeld Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de worden. Het is niet zo dat door de uitvoering van plan besluiten. vaker hoogwater, meer oeverafslag of hogere stroomsnelheden zullen optreden ter plaats van de woning van reclamanten. Potentiële negatieve effecten voor de omgeving tijdens de aanlegfase zijn beoordeeld in het kader van de vergunningverlening voor de ontgrondingsvergunning. In de toelichting bij het bestemmingsplan is een beschrijving geven van de toetsing van het plan aan de milieuregels die gelden voor externe veiligheid in paragraaf 5.10 en voor rivierkunde in de bijlage ‘'Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100’. Een akoestisch
350 / 392
onderzoek en een onderzoek naar de luchtkwaliteit (stofhinder) maken deel uit van de aanvraag voor de ontgrondingsvergunning. De beschreven milieueffecten geven geen aanleiding tot aanpassing van het plan. 42.8 In het ontwerpbesluit van de ontgrondingsvergunning treffen reclamanten geen extra beperkingen aan in de tijden waarop gewerkt mag worden. Reclamanten vragen dat er alleen gewerkt mag worden met ontgravingsmachines op maandag t/m vrijdag van 8.00 uur tot 17.00 uur.
De tijden waarop gewerkt mag worden zijn Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de opgenomen in de omgevingsvergunning (en niet in besluiten. de ontgrondingsvergunning). Deze zijn, op basis van de Wet geluidhinder, van 07:00 tot 19:00 uur op werkdagen. Dit zijn gebruikelijke werktijden in de industrie (dagperiode). De effecten blijven binnen de wettelijk toegestane waarden. Er is geen sprake van ontoelaatbare aantasting van het woongenot. Zie ook de beantwoording bij zienswijze 42.23.
42.9 Bij lawaai in en om huis dient de ontginner De berekende geluidimmissie (Lar,LT; Huissensche Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de geluidswerende maatregelen in de woning te betalen. Waarden, geluidonderzoek in het kader van de besluiten. aanvraag van de omgevingvergunning (Wabo), d.d. 15 mei 2013) is overeenkomstig de van toepassing zijnde gemeentelijke geluidnota’s getoetst. Gebleken is dat er aan geen enkele woning geluidsreducerende maatregelen getroffen behoeven te worden. In het geluidrapport (LBP|SIGHT, Geluidonderzoek in het kader van de aanvraag om de Omgevingvergunning (Wabo) 15 mei 2013, Bijlage bij de aanvraag voor omgevingsvergunning) is de geluidbelasting op de woning van reclamant uitgerekend. Deze bedraagt ten hoogste 50 dB(A) (langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT) 42.10 De aanvrager dient bij De Middelwaard de oever in kaart te brengen om later oeverafslag te kunnen meten, te herstellen en te vergoeden. Dit geldt ook voor de uitweg van reclamanten.
Oevererosie / oeverafslag als gevolg van een natuurlijk autonoom proces is de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de oever. De bestrijding van deze oevererosie is in dat geval dan ook de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de oever. Indien de oevererosie / oeverafslag veroorzaakt wordt door maatregelen die door de initiatiefnemer van de Huissensche Waarden in het hoofdwatersysteem worden genomen is deze
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
351 / 392
initiatiefnemer verantwoordelijk voor de bestrijding van deze oevererosie / oeverafslag. Ditzelfde geldt voor schade aan de oever die aantoonbaar veroorzaakt is door de uitvoering van de werkzaamheden in het kader van Huissensche Waarden. Die schade blijft de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer. 42.11Op p. 8 van de ontgrondingsvergunning wordt onder “g leefomgeving” gesteld dat enige overlast veroorzaakt wordt. Voor de boerderij van reclamanten wordt de grootste geluidsoverlast verwacht na de plaatsing van een geluidswal. De geluidsbelasting is dan nog veelal boven de 50 dB. Met overwegend westenwind over het water zijn reclamanten bang voor nog meer lawaaioverlast. Voor hun oude woning zijn de maatregelen onvoldoende. Zij vragen geluidsisolerende maatregelen in de woning.
De berekende geluidimmissie (LAr,LT; Huissensche Waarden, geluidonderzoek in het kader van de aanvraag van de omgevingvergunning (Wabo), d.d. 15 mei 2013) is overeenkomstig de van toepassing zijnde gemeentelijke geluidnota’s getoetst. Gebleken is dat er aan geen enkele woning geluidsreducerende maatregelen getroffen behoeven te worden.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
42.12 De Provincie en de Gemeente dienen als intermediair op te treden voor bewoners die grote overlast ondervinden.
Voor klachten rond het project wordt een Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de klachtenloket ingericht dat toegankelijk is via het besluiten. loket van de provincie Gelderland. Het provincieloket zorgt er voor dat klachten bij de juiste organisatie worden afgehandeld.
42.13 De bankgarantie van de houder van de vergunning dient voor extra hoogwateroverlast, afkalvingsherstel en maatregelen in woningen ter voorkoming overbelasting van geluid en fijn stof aangesproken te kunnen worden.
De bankgarantie in de ontgrondingsvergunning kan Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de door Gedeputeerde Staten worden aangesproken besluiten. voor het nakomen van de krachtens de vergunning geldende verplichtingen. Gedeputeerde Staten betrachten terughoudendheid bij het aanspreken van de bankgarantie. Als vergunninghouder niet op andere manieren te bewegen is de verplichtingen na te komen dan komt het aanspreken van de bankgarantie in beeld. Voor schade die particulieren ondervinden van de ontgronding is de vergunninghouder aansprakelijk.
42.14 Door het plan zijn meer erosie en afkalving en andere hoogwaterschade aan eigendommen van reclamanten te verwachten dan bij een autonome
Bochten in het zomerbed zorgen voor een rotatie in de stroom. Die rotatie stuwt het zand naar de binnenbochten. Hierdoor stroomt het meeste zand
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
352 / 392
ontwikkeling. Industrieterrein Looveer wordt juist ontzien. Dit punt wordt verder uitgewerkt en gemotiveerd in de volgende 6 punten.
via de binnenbochten en de bochtovergangen stroomafwaarts. Stroomopwaarts van de woning van reclamant liggen twee 'kuilen' in de oever. Deze fungeren als zandvang langs het PannerdenschKanaal. In gesprekken is door reclamant aangegeven dat door reclamant een vooroever verdediging is gemaakt om verdere afkalving te voorkomen. Dit vormt nu juist een verslechtering. Het huidige rivierbeleid van Rijkwaterstaat is met name gericht op handhaving of vergroting van de afvoercapaciteit en het in stand houden van de vaarwegfunctie. Daling van de zomerbedbodem is een natuurlijke eigenschap van een rivier met een zandige bodem. Rivierverruiming in de uiterwaarden leidt normaal gesproken tot een vermindering van erosie in het zomerbed. Dit geldt ook voor de Huissensche Waarden en dit is ook uit de eerste morfologische toetsingen gebleken. Rijkswaterstaat heeft deze effecten binnen het plan laten corrigeren opdat de maatregelen niet leiden tot een verondieping van de vaarweg.. Daarbij is nadrukkelijk gekeken naar het traject bij het veerpont van Loo, omdat hier de vaargeul breder moet zijn. Met het oog hierop is het verruimende effect van de maatregel verminderd. Het toevoegen van begroeiing en het verhogen van de tuimelkade op de Looveerdam maken onderdeel uit van de te treffen maatregelen. In de eindsituatie treedt nu jaargemiddeld een lichte erosie op in de orde van 1 tot 5 cm per jaar als gevolg van de maatregel (zie afbeelding 29 rapport 'Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100’).
42.15 De aanleg van een nieuwe bandijk langs de Looveerweg op 13.10 +NAP werpt een drempel op, 1,1 meter hoger dan de huidige situatie, wat een opstuwend effect heeft, dwarsstromen veroorzaakt,
Het is niet correct dat een nieuwe bandijk langs de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Looveerweg wordt aangelegd. Er komt ook geen besluiten. drempel die 1,10 m hoger ligt dan de huidige situatie. Het is wel zo dat de huidige zomerdijk wordt verlegd
353 / 392
en tot gevolg heeft dat vooral de overzijde ( “onze helft”) van de rivier meer water moet bergen en afvoeren. Verderop, voorbij het Looveer is er een flessenhals en daardoor dus meer hoogwateroverlast en erosie en afkalving van eigendommen van reclamanten.
en langs het zuiden van de Looveerweg komt te liggen. De hoogte van dit deel van de zomerdijk is 10 cm hoger als de bestaande zomerdijk. Deze ophoging heeft geen opstuwend effect bij de eigendommen van reclamanten. Voor zover er al een opstuwend effect optreedt is dit het geval aan de westzijde van het Looveer. De geplande licht verhoogde kade veroorzaakt geen extra dwarsstromen, maar zorgt voor een vermindering van de dwarsstromen. De overzijde van de rivier wordt niet nadelig beïnvloed door de aanwezigheid van de kade langs de Looveerweg. Onduidelijk is overigens welke flessenhals wordt bedoeld. Het project Huissensche Waarden creëert geen flessenhals stroomafwaarts van het Looveer. Eventuele effecten als gevolg van de genoemde flessenhals kunnen dan ook niet aan het project Huissensche Waarden worden toegeschreven.
42.16 Het verhogen van de zomerdam ten noorden Het is niet correct dat de zomerkade ten noorden van Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de van de Looveerweg tot aan de Pleijroute versterkt het het Looveer tot aan de Pleijroute in zijn geheel besluiten. flessenhals-effect. verhoogd zal worden. Het gaat alleen om het onderhoud, herstel, verbeteren van de stabiliteit en berijdbaarheid de bestaande kade. Verbetering van de kade ten noorden van het bedrijventerrein Looveer heeft geen negatieve effecten en veroorzaakt of versterkt geen flessenhals-effect. 42.17 Het aanleggen van een brede groenstrook om het Looveerterrein leidt tot veranderingen in stromingen en stroomsnelheden ten nadele van reclamanten.
De effecten van de landschappelijke inpassing zijn onderzocht en staan beschreven in de bijlage ‘'Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100’. De aanleg van de groenstrook rondom het bedrijventerrein Looveer is meegenomen in de rivierkundige berekeningen. Op pagina 15 van het rapport 'Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100’ is de afbeelding 'Vegetatieruwheden eindsituatie' opgenomen. In combinatie met de nieuwe hoogtekaart van het
.Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
354 / 392
plangebied is deze kaart de basis voor de rivierkundige berekeningen. Als gevolg van de groenstrook rondom het industrieterrein treden geen significante veranderingen op de stromingen van het rivierbed en de uiterwaard. 42.18 De taakstelling voor Ruimte voor de Rivier wordt afgemeten aan een referentiepunt ter hoogte van kilometerraai 871. Daar wordt 8 cm verlaging gerealiseerd. In en rondom het plangebied echter worden hogere stroomsnelheden, dwarsstromen en mogelijk plaatselijk hogere waterstanden verwacht (zie ook hoofdstuk 3.2 en afb. 11 benedenstroomse opstuwing in de rivieras uit de Rivierkundige toetsing van Arcadis).
Het plan Huissensche Waarden voldoet met een Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de waterstandsdaling van meer dan 8 cm bij besluiten. rivierkilometer 873 aan de taakstelling van de het project Ruimte voor de Rivier. De ingrepen hebben ook neveneffecten. Te weten, hogere waterstanden op de rivier (bedoeld ter plaatse van rivierkilometer 876), dwarsstromen, lokaal hogere stroomsnelheden, erosie en sedimentatie. De effecten van de geplande ingrepen zijn getoetst en de bevindingen zijn opgeschreven in het rapport 'Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100’. Dit rapport is als bijlage opgenomen bij het bestemmingsplan en de aanvraag voor de watervergunning. De conclusies van het onderzoek zijn met betrekking tot de neveneffecten: Hogere waterstanden op de rivier: De effecten van het RvdR-project Huissensche Waarden moeten gezien worden in het grotere geheel van de Ruimte voor de Rivier-projecten. Waar een individueel project voor bepaalde gebieden negatieve effecten, zoals waterstandsverhoging, kan veroorzaken, zorgen de gezamenlijke RvdR-projecten voor positieve effecten. Voor de locatie Middelwaard, zorgt het gehele RvdR-project voor een waterstandsdaling en een veiligere uiterwaard. Dwarsstromen, hogere stroomsnelheden, erosie en sedimentatie: De taakstelling voor Huissensche Waarden wordt bereikt door het mee laten stromen van de Huissensche Waarden. Als neveneffecten kunnen dwarsstromen, lokaal hogere
355 / 392
stroomsnelheden ontstaan en ongewenste sedimentatie in de rivier. Het plan Huissensche Waarden is zo ontworpen dat de effecten daarvan minimaal zijn. In het Rivierkundig Beoordelingskader zijn normen voor genoemde neveneffecten opgenomen. Het plan Huissensche Waarden is aan die normen getoetst. Eveneens wordt verwezen naar beantwoording bij zienswijze 42.4 42.19 De “terpen” van Middelwaard nr. 1 en 2, de toegangsweg van reclamanten en weilanden krijgen last van erosie. Reclamanten behouden zich het recht voor om schadevergoeding te eisen.
Op basis van het rapport 'Rivierkundige Toetsing Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli besluiten. 2012, C03021.000098.0100.0100’ wat als bijlage bij het bestemmingsplan is opgenomen wordt geconcludeerd dat er reeds erosie plaats vind bij de terpen van Middelwaard nr 1 en 2. Het planvoornemen voorziet niet in een verslechtering van de situatie rondom de terpen en veroorzaakt niet meer erosie als reeds aanwezig is. Voor schade die aantoonbaar door de zandwinning is ontstaan is de initiatiefnemer wettelijk aansprakelijk. Het behoud van het recht op schadevergoeding spreekt voor zich en zal door deze procedures niet wijzigen.
42.20 Reclamanten verlangen meer onderzoek specifiek voor hun situatie (de Middelwaard bij km raai 876) en inzage daarin. Het gaat daarbij om verwachte waterhoogten en stroomsnelheden bij verschillende afvoerhoeveelheden met stappen van 1.000 m3 tot 16.000 m3/sec bij Lobith. In het onderzoek is alleen voor 16.000 m3/sec een effect voor de Middelwaard te vinden, maar bij een ander debiet kan de situatie plaatselijk ongunstiger uitpakken. In 1995 hebben al woningen in de Middelwaard onder water gestaan.
Het rapport 'Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, besluiten. C03021.000098.0100.0100’ is als bijlage in het bestemmingsplan opgenomen. In het rapport is onderzocht wat de gevolgen van het project zijn voor de rivier én het gehele uiterwaarden gebied tussen rivierkilometer 860 en 885. Zoals op de verschillende afbeeldingen in het rapport is te zien geldt dit ook voor de locatie Middelwaard bij rivierkilometer 876. Samengevat zorgt de kade voor een opstuwend effect tussen bedrijventerrein Looveer en de Bandijk bij Huissen en zorgt in de Middelwaard niet voor opstuwing bij 16.000 m³/sec. bij Lobith en ook niet bij lagere hoogwaters (zoals in 1995).
356 / 392
42.21 De vaarverbinding met de Rijn komt te dicht tegenover het bedrijf van reclamanten te liggen. Dit geeft onnodig veel geluidsbelasting van de draaiende schepen, dicht bij de woning van reclamanten.
Deze locatie is de meest optimale afweging tussen de rivierkundige en ecologische en milieueffecten. De effecten van het voornemen zijn getoetst aan de geldende wet- en regelgeving, ook ter plekke van de woning van inspreker. De effecten blijven binnen de wettelijk toegestane waarden. Er is geen sprake van ontoelaatbare aantasting van het woongenot. Dit is terug te vinden in de onderzoeken die voor de aanvraag omgevingsvergunning (Wabo) zijn uitgevoerd, met name het geluidsonderzoek.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
42.22 Kaarten over het plan geven een vertekend beeld, deze schetsen alleen de eindsituatie vanaf 2025. De vaarverbinding kan veel breder worden gemaakt vanwege de ruimte die de ontgrondingsvergunning daarvoor biedt.
In de planbeschrijving, als bijlage opgenomen in het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de bestemmingsplan en onderdeel van aanvraag van besluiten. diverse vergunningen, is voor de startsituatie, de werksituatie en de eindsituatie op kaartbeelden weergegeven hoe het plangebied en de vaarverbinding met het Pannerdensch-Kanaal – Neder-Rijn er uit komt te zien. De vaarverbinding zoals weergegeven op het kaartbeeld van de werksituatie (Planbeschrijving, pagina 49, figuur 4.30 en detailtekening HW-0040-A0-20130220a) geeft de maximale breedte (circa 200 meter) van de vaarverbinding weer.
42.23 Geluidsoverlast van alle werkzaamheden, zal langer dan een decennium aanhouden. Werk- en woonplezier van reclamanten zal zeer zwaar op de proef worden gesteld. Omdat de overheersende westenwind het geluid van over het water in richting reclamanten draagt zal de overlast hierdoor verergeren. De werktijden van de zandwinning zijn te lang en moeten terug naar maximaal 10 uur per etmaal. Reclamanten vrezen dat zij en hun opgroeiende kinderen van 10 en 11 jaar te grote hinder zullen hebben van de ontginningsmachines en de schepen. De berekende geluidsoverlast voor hun woning is de grootste in/rond het plangebied. Reclamanten verlangen geluidsisolerende maatregelen in hun oude boerderijwoning
De effecten van het voornemen zijn getoetst aan de geldende wet- en regelgeving, ook ter plekke van de woning van inspreker. Zie onder meer hetgeen bij 42.8 en 42.9 is vermeld. De effecten blijven binnen de wettelijk toegestane waarden. Er is geen sprake van ontoelaatbare aantasting van het woongenot.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Aangezien de werkzaamheden zich door het werkgebied verplaatsen, bevinden deze zich voor een groot deel van de tijd op grotere afstand van de woning van reclamant dan waarop is getoetst. Het effect van overheersende windrichtingen is verdisconteerd in de berekeningen. Het bedrijfsbelang van de aanvragen vraagt om werktijden van 12 uur per etmaal. Bij de aangevraagde werktijden is er geen sprake van
357 / 392
ontoelaatbare hinder of aantasting van het woongenot. 42.24 Reclamanten verwachten gezien de overheersende westenwind een niet geringe stofoverlast, die schadelijk is voor hun gezondheid.
Zie het rapport “Luchtonderzoek in het kader Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de van de aanvraag om de Omgevingsvergunning besluiten. (Wabo”) en de bijhorende notitie “Oplegnotitie zeezoutcorrectie”. In deze rapportage zijn de concentraties in de lucht voor de stoffen stikstofdioxide en fijnstof berekend voor de meest maatgevende projectfasen. De betreffende woning is als toetspunt opgenomen in deze rapportage (zie toetspunt 02 in de tabel op p.8). Ook in de voor deze woning meest ongunstige jaar (eerste jaar van de zandwinning), blijven de waarden ruim onder de norm. Het effect van de overheersende windrichtingen is in de berekeningen meegenomen. Voor het overige stof - niet zijnde “fijn stof’ – geldt dat gezien de ligging van de woningen en de afstand tot de activiteiten en de depots op voorhand geen hinder van grof stof is te verwachten. In het geval van langdurig aan¬houdende droogte in combinatie met harde wind tijdens ontgrondingswerkzaamheden in de nabijheid van woningen toch verwaaiing optreedt dan zal de vergunninghouder preventieve maatregelen moeten nemen om verwaaiing zoveel mogelijk te beperken. Daartoe zal de vergunninghouder het verwaaien van stof tegengaan door dit te bevochtigen. Vergunninghouder is gehouden BBT (best beschikbare techniek) toe te passen. Het optreden van verwaaiing van grof stof is te voorkomen door bovengenoemde preventieve maatregelen te nemen. De Provincie ziet er op toe dat deze maatregelen worden genomen als deze nodig zijn.
42.25 Het prachtige uitzicht vanaf de boerderij van Het uitzicht zal veranderen. Er komt een invaart en reclamanten over de Rijn zal sterk negatief beïnvloed de begroeiing van de oever zal meer opgaand en worden. natuurlijk worden. Het planvoornemen is onder
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
358 / 392
andere getoetst op landschappelijke kwaliteit. Op basis van deze toetsing voldoet het aan het gewenste kwaliteitsniveau. 42.26 De waarde van eigendommen van reclamanten zal afnemen. Naast de waarde van het agrarisch gebruik zit de grootste waarde van het eigendom in de uitoefening van een recreatieve neventak. Mensen komen er graag, mede door de mooie leefomgeving. De langdurige aanlegperiode van het project strooit voor lange tijd roet in het eten. De 6 meter hoge aarden wal die aangelegd zal worden recht tegenover de boerderij van reclamanten dient dan wel het doel om de geluidsoverlast wat te verminderen, maar versterkt het bezwaar dat het landschap onaantrekkelijker wordt.
Zie ook de beantwoording bij 42.25. Gedurende de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de werkzaamheden worden op de oeverwal, tussen de besluiten. zandwinning en het Pannerdensch-Kanaal / NederRijn, depots aangelegd tot een hoogte van maximaal 5 meter boven huidig maaiveld. Naast de tijdelijke opslag van grond dienen deze depots om geluid, afkomstig van de zandwinning te verminderen. Na afronding van de werkzaamheden worden de depots gebruikt voor het verondiepen van de oeverzone van de oeverwal. De oeverwal zal na het ruimen van de depots worden opgehoogd tot maximaal 13,5 m+NAP, circa 2 a 3 meter boven het huidige maaiveld. De oeverwal zal gaan dienen als locatie voor de ontwikkeling van hardhoutooibos en stroomdalgrasland. De 5 m hoge grondwal bevindt zich op ca. 300 m afstand van de woning van reclamant en zal slechts een beperkt deel van de horizon in beslag nemen. Een afname van agrarische waarde van de eigendommen van reclamant is niet aan de orde omdat deze niet binnen het plangebied zijn gesitueerd. Voor de recreatieve neventak heeft het project Huissensche Waarden zeer beperkt invloed. Door het project zullen de natuur en landschapswaarden van het plangebied toenemen. Het uitzicht zal daardoor veranderen. Uit het inrichtingsplan blijkt dat de belangen van reclamant niet onevenredig worden geschaad.
42.27 Reclamanten vrezen voor veiligheidsrisico’s door schepen die elkaar gaat kruisen recht voor hun boerderij.
Op de rivieren is kruisende vaart een normaal Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de vaargedrag. In tegenstelling tot wegverkeer mogen besluiten. op de rivieren schepen ook links op de vaarweg varen. Dit geven ze aan met een blauw bord nabij de stuurhut. De tegenligger beantwoordt dit door ook een blauw bord te tonen. Kruisende koersen behoren
359 / 392
tot normaal vaargedrag. Bij twijfel is er marifoonverkeer tussen de schepen, waarbij vaarafspraken worden gemaakt. Bij de nieuwe invaart, schuin tegenover de boerderij van reclamanten, zijn conform de scheepvaart richtlijnen en in overleg met Rijkswaterstaat inrichtingsmaatregelen voorzien. Het gaat onder andere om bebording en lichtmasten. Daarnaast moeten zandschepen die het kanaal opvaren marifooncontact zoeken met schepen op het kanaal. Ook moeten de schepen voldoen aan wettelijke eisen met betrekking tot zichtbaarheid, snelheid en communicatie. Kruisend scheepvaartverkeer veroorzaakt geen significante toename / risico’s met betrekking tot de veiligheid. 42.28 Er zal een 6 meter hoge aarden wal aangelegd Zie beantwoording bij zienswijze 42.26. worden, recht tegenover de boerderij van reclamanten. Deze dient dan wel het doel om de geluidsoverlast wat te verminderen, maar versterkt wel het bezwaar dat het landschap onaantrekkelijker wordt.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
42.29 Reclamanten maken bezwaar tegen de zanden grintwinning, vooral de omvang en de diepte daarvan.
De omvang en de diepte van de ontzandingsplas zijn Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de het resultaat van de economische haalbaarheid van besluiten. de herinrichting. De ontzandingsplas nodig om het plan en daarmee de benodigde rivierruimte te kunnen financieren. De ontzandingsplas draagt bij aan de recreatieve en ecologische ontwikkeling van het gebied.
42.30 Reclamanten maken bezwaar tegen de (grootschaligheid van de) geplande jachthaven en waterrecreatie. Bij onvoldoende toezicht en handhaving vanuit de overheid leidt dat tot incidenten. Reclamanten zijn bijvoorbeeld bang voor plastic afval waar de koeien in kunnen stikken.
De effecten van de jachthaven en de waterrecreatie zijn onderzocht in het MER en de aanvulling op het MER, die als bijlagen bij het bestemmingsplan ter visie hebben gelegen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Handhaving van het aanlegverbod op Rijkswater en het havenreglement behoort tot de taken en functies van respectievelijk Rijkswaterstaat en Gemeente,dit onder meer om overlast en recreatieve verstoring te
360 / 392
voorkomen. Ten einde (geluids-)overlast na afronding van de ontgronding te voorkomen zal onder andere in het havenreglement een aanleg verbod worden opgenomen voor de invaartopening van de plas. Langs dit deel van de rivier is overigens nu al een aanlegverbod van kracht. Eventuele toekomstige overlast van recreanten kan door handhavingsacties van het bevoegd gezag worden aangepakt. 42.31 Reclamanten herhalen punten 42.9 en 42.11 uit de andere brief.
Hiervoor wordt verwezen naar de beantwoording bij 42.9 en 42.11.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
42.32 Reclamanten ervaren de beantwoording in de reactienota van het voorontwerp-bestemmingsplan als zwaar onvoldoende en teleurstellend, vooral de punten die hier als 42.17 en 42.19 zijn samengevat.
Bij de beoordeling van de zienswijzen worden Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de inhoudelijke opmerkingen en vragen behandeld. besluiten. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet kan worden voorzien in alle opmerkingen of voorgestelde wijzigingen. Daar waar noodzakelijk, mogelijk en inpasbaar zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in aanpassing van het planvoornemen. Het plan is getoetst aan vigerende wet- en regelgeving en voldoet hieraan. Voor een inhoudelijke beantwoording van de punten de 42.17 en 42.19 wordt verwezen naar de betreffende zienswijzen.
42.33 Reclamant handhaaft de bezwaren omtrent effecten over geluid, veiligheid, oeverafslag en woongenot zoals verwoord in hun formele inspraakreactie op het voorontwerp bestemmingsplan Huissensche Waarden
Reclamant herhaalt de eerder ingebrachte Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de inspraakreacties op het voorontwerpbesluiten. bestemmingsplan. Deze worden voor de volledigheid hieronder nogmaals beantwoord.
42.34 In de inspraakreactie van 16 oktober 2012 schrijft reclamant dat het industrieterrein Looveer buiten het Ruimte voor de Rivier-gebied valt.
Het bedrijventerrein valt buiten het plangebied voor dit bestemmingsplan. Het bedrijventerrein is een hoogwatervrij en geluidsgezoneerd terrein waarvoor een apart bestemmingsplan geldt. Op het terrein zijn ook geen maatregelen gepland.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
42.35 In de inspraakreactie van 16 oktober 2012 schrijft reclamant dat de ontgrondingsvergunning voor een groot deel op de rivier ligt. De
Zie beantwoording bij zienswijze 42.5
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
361 / 392
vaarverbinding met de Rijn komt dicht tegenover het bedrijf te liggen, deze zou drie kribben stroomopwaarts teruggedrongen kunnen worden. 42.36 In de inspraakreactie van 16 oktober 2012 schrijft reclamant dat de aanleg van een nieuw dijkje langs de Looveerweg op 13,50 +NAP een opstuwend effect zou hebben en dwarsstromen veroorzaken.
De kade langs de Looveerweg is van directe invloed op dwarsstromen die ontstaan bij de invaart van de plas. Indien er geen kade wordt aangelegd zullen er sterke dwarsstromen optreden. Te grote dwarsstromen zorgen voor hinder voor de scheepvaart.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
De aanleg van een kade zorgt voor een verkleining van de dwarsstromen en een veiligere situatie. Naar gelang de kade hoger wordt, treden kleinere dwarsstromen op. Op basis van berekeningen is de huidige hoogte van de kade bepaald, waarbij verschillende rivierkundige aspecten in de berekening zijn meegenomen. De nieuwe kade heeft een hoogte van 13.1 m +NAP. De kade heeft in de eindsituatie bij maatgevend hoogwater een opstuwend effect. Dit wordt gecompenseerd door andere rivierverruimende maatregelen in het kader van Ruimte voor de Rivier. De opstuwing in de eindsituatie doet zich enkel voor bij lagere hoogwaters en in de uiterwaard, tussen het bedrijventerrein Looveer en de Bandijk voor Huissen en heeft daardoor ook geen negatief effect voor de Middelwaard. Het voornemen, met een kade van 13.1m +NAP, voorziet in een optimale balans tussen opstuwing en dwarsstromen. 42.37 In de inspraakreactie van 16 oktober 2012 schrijft reclamant dat door het verkleinen van het ganzenfoerageergebied ganzen zullen uitwijken naar naburige gebieden. Op de Middelwaard zal dit voor overlast zorgen.
De grasetende watervogels zullen door de afname Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de van grasland in de Huissensche Waarden inderdaad besluiten. andere foerageergebieden opzoeken, waaronder mogelijk de Middelwaard. Voor schade die wordt aangericht door ganzen in het Natura 2000-gebied, waaronder de Middelwaard valt, bestaat een regeling voor schadevergoeding die in beheer is bij het Faunafonds.
362 / 392
42.38 In de inspraakreactie van 16 oktober 2012 schrijft reclamant dat de aankoop van grond met ecologische hoofdstructuur (EHS) middelen terwijl daar 90 ha zandwinplas voor terug komt ten kosten gaat van het totale budget voor de realisatie van EHS. Op de Middelwaard wordt al twintig jaar agrarische natuurbeheer bedreven. Laat de sectoren die van het project profiteren ervoor betalen.
Ten behoeve van het project worden geen gronden Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de verworven met financiële middelen die voor realisatie besluiten. van de EHS zijn bestemd. Het project wordt geheel met private middelen gefinancierd.
42.39 In de inspraakreactie van 16 oktober 2012 Zie beantwoording bij zienswijze 42.4 tot en met schrijft reclamant dat het verschillende milieueffecten 42.32 het bedrijf gaan raken tijden de aanlegfase (veiligheidsrisico’s voor de scheepvaart, oeverslag van de eigendommen, geluidsoverlast, stof).
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
42.40 In de inspraakreactie van 16 oktober 2012 schrijft reclamant dat het landschap dat wordt omgezet van agrarisch naar industrie en recreatieterrein, leidt tot een waardevermindering van het perceel leiden.
Het bestemmingsplan bevat voor het gebied van de ontgronding de eindbestemmingen water en natuur.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
42.41 In de inspraakreactie van 16 oktober 2012 schrijft reclamant dat de initiatiefnemers zouden hebben beloofd dat doorgerekend zou worden of het opschuiven van de vaarverbinding met de rivier acceptabel is. Dit is nog steeds niet gebeurd.
De invaart van de plas is één kribvak stroomopwaarts verplaatst. De locatie van de invaart is verantwoord in het rapport 'Rivierkundige Toetsing Rivierverruiming Huissensche Waarden, d.d. 21 juli 2012, C03021.000098.0100.0100’). De bijlage heeft bij het voorontwerp-bestemmingsplan ter inzage heeft gelegen en is digitaal beschikbaar via ruimtelijkeplannen.nl. De locatie van de invaart van de plas is van invloed op de dwarsstromen die ontstaan en daarmee samenhangend, de instroom van de plas. Op basis van studies, de logistiek van
Een afname van agrarische waarde van de eigendommen van reclamant is niet aan de orde omdat deze niet binnen het plangebied zijn gesitueerd. Voor de recreatieve neventak heeft het project Huissensche Waarden zeer beperkt invloed. Door het project zullen de natuur en landschapswaarden van het plangebied toenemen. Het uitzicht zal daardoor veranderen. Uit het inrichtingsplan blijkt dat de belangen van reclamant niet onevenredig worden geschaad. Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
363 / 392
de zandwinning en in overleg met rivierkundigen en Rijkswaterstaat is de beste locatie voor de invaart gekozen. Verdere verplaatsing stroomopwaarts veroorzaakt sterkere dwarsstromen. Te sterke dwarsstromen zorgen voor gevaarlijke situaties voor de scheepvaart. Het verder stroomopwaarts verplaatsen van de invaart is dan ook geen reële optie. 42.42 Reclamanten herhalen in de inspraakreactie Zie beantwoording bij zienswijzen 42.16, 42.17, de punten die hiervoor zijn samengevat onder de 42.18, 42.20, 42.29 en 42.30. nummers 42.16, 42.17, 42.18, 42.20, 42.29 en 42.30.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
43. Strijdbaar Angeren t.a.v. G. Bouwman,
[email protected] (geen postadres gegeven) Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
43.1 De antwoorden op de reacties van reclamant in eerste ronde hebben reclamant niet vrolijk gestemd. Volgens reclamant dreigt de ‘nieuwe situatie’ voor Angeren een half leeg glas te worden, doordat veel antwoorden gaan richting het inrichtingsplan.
Iedere zienswijze is beoordeeld, beantwoord en eventuele aanpassingen als gevolg van de betreffende zienswijze zijn weergegeven in deze reactienota. Hierbij moet worden opgemerkt dat niet kan worden voorzien in alle opmerkingen of voorgestelde wijzigingen. Daar waar mogelijk, inpasbaar of noodzakelijk zijn de ingebrachte zienswijzen omgezet in een aanpassing van het planvoornemen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
43.2 De zienswijze van reclamant geeft volgens reclamant weer wat de Angerse bevolking van de herinrichting van de Angerse Buitenpolder verwacht.
Deze opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
43.3 Reclamant onderschrijft de zienswijze van ing. H. Eerden: “bevindingen-reviewgrondwateronderzoek Huissense Waarden; grondwaterproblematiek juli 2013”.
Het gaat om het rapport “Grondwaterproblematiek door ontzanding Huissensche Waarden”, dat in deze reactienota is samengevat en behandeld onder de nrs. 20.14 t/m 20.22
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
43.4 De ontwikkelingen ter hoogte van Angeren worden in fase 3 en fase 4 worden uitgevoerd, in de jaren 2020-2027. Reclamant vraagt of Angeren daar
Zoals wordt aangegeven vinden de werkzaamheden aan de Angerensche Strang plaats gedurende fase 3, te verwachten in de jaren 2022-2027. De planning
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
364 / 392
zolang op moet wachten? Zo ja, dan is het de vraag of die voorzieningen nog wel nodig zijn. Dan is de Angerse bevolking niet vergrijsd, maar dan bestaat Angeren niet meer.
van de recreatieve elementen start echter eerder. Zoals in de planbeschrijving (bijlage bij het bestemmingsplan en aanvraag Waterwetvergunning) is te zien starten de eerste recreatieve maatregelen al vanaf 2014 met de herontwikkeling van het strand. Vanaf 2015 begint de renovatie van bestaande paden, de aanleg van nieuwe paden, kerkepaden en struinpaden en wordt de eerste struinnatuur toegankelijk. De afwerking van het planvoornemen, gepland in fase 4 Ruimtelijke Kwaliteit, vangt aan vanaf de start van het project en zal plaatsvinden gedurende het hele project. In verband met de werkzaamheden in de uiterwaard kunnen niet alle voorzieningen tegelijkertijd worden aangelegd. Durende de planperiode komen er steeds meer voorzieningen bij en wordt de toegankelijkheid van de uiterwaard vergroot. De bevolking van Angeren hoeft daardoor minder lang te wachten dan door reclamant wordt gesteld.
43.5 Reclamant stelt dat de Angerense bevolking zich zorgen maakt over piping en de schades die als gevolg van zettingen kunnen optreden. Reclamant vindt dat in het plan daartegen nog geen afdoende maatregelen worden genomen.
In samenspraak met het Waterschap is in het project opgenomen dat in het voorland van de dijk lokaal verbetering van het kleidek zal plaatsvinden. Piping zal daardoor juist verminderen. Uit de rapporten blijkt ook dat schades vanwege zetting zeer onwaarschijnlijk zijn. Hiervoor is bovendien een grondwater monitoringsprogramma opgezet. Ook worden in een deel van Angeren bouwkundige opnames voorafgaand aan de werkzaamheden verricht.
43.6 Reclamant heeft de indruk dat de vraag om schaatsrecreatiemogelijkheden nabij de Strang
Het plan voorziet in de aanleg van nieuwe plassen welke gebruikt kunnen worden voor kleinschalige
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om in het gebied waar de kans op schade door zetting het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij een groter aantal woningen. De selectie van op te nemen woningen dient te worden gemaakt op basis van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd voordat met de ontzanding kan worden aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar van de opname van hun woning te ontvangen. Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
365 / 392
verkeerd is geïnterpreteerd en vindt dat jammer. Reclamant wil dit graag mondeling bespreken. Reclamant geeft aan dat de (Angerensche) Strang ernstig is verland, zodat schaatsrecreatie niet meer mogelijk is, en vraagt om een kleinschalige natuurijsbaan die bij langdurige vorst maximaal 7 dagen per jaar gebruikt zal worden. Reclamant ziet niet in dat voor gemiddeld 7 dagen per jaar van 10.00 tot 22.00 uur een natuurijs schaatsplek niet past binnen het Natura 2000-beleid.
schaatsactiviteiten. Aanleg van een specifieke schaatsvoorziening is geen onderdeel van het plan. Het is altijd mogelijk om in overleg te treden met de betrokken overheden en de initiatiefnemer.
43.7 Als de voor Angeren 'historische' schaatsfunctie Voor een locatie bij het 'Baggergat' gelden hetzelfde niet bij de Strang gerealiseerd kan worden dan is een als bij de Angerensche Strang. Het plan voorziet in mogelijkheid bij het Baggergat bespreekbaar. de aanleg van nieuwe plassen welke gebruikt kunnen worden voor kleinschalige schaatsactiviteiten. Aanleg van een specifieke schaatsvoorziening is geen onderdeel van het plan. Het is altijd mogelijk om in overleg te treden met de betrokken overheden en de initiatiefnemer.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
43.8 Reclamant zou graag meer kleinschalige wandelmogelijkheden zien. Aansluitend op de huidige dijk op- en afritten verwacht reclamant een paar ommetjes buitendijks. Verwezen wordt naar bij de zienswijze gevoegde kaarten. Reclamant verzoekt de aanleg van verschillende wandelmogelijkheden Deze tracés zijn op bijgevoegde de tekeningen benoemd.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
In het inrichtingsplan zijn kleinschalige wandelmogelijkheden opgenomen. Voor deze wandelpaden is zoveel mogelijk de locatie van de bestaande paden en historische padenstructuur aangehouden, zoals aangegeven is door reclamant. Aanleg van andere (struin-)paden is op dit moment niet mogelijk vanwege de eigendomssituatie. De aanwezige dijkafritten worden geschikt gemaakt voor recreatie.
43.9 Reclamant ziet graag dat de nieuwe zomerdam een fietspadfunctie krijgt en is positief over ontvangen antwoorden.
Deze opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
43.10 Reclamant kan zich vinden in negatieve antwoorden op vragen over doornenhagen in de eerdere inspraakronde, maar blijft het betreuren.
Deze opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
366 / 392
43.11 Reclamant is van mening dat de oude Rijnstrangen onderlangs de Scherpekamp steeds beter in de plannen naar voren komen. Reclamant kan zich vinden in de bestemmingen en de ontwerpen.
Deze opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
43.12 Als de rudimenten van landhuis de Ward niet De huidige situatie van landhuis de Wardt blijft Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de zichtbaar worden gemaakt kan reclamant zich vinden behouden. Vanwege ondergrondse gasleidingen is besluiten. in de antwoorden op de eerdere inspraakreactie. het niet mogelijk om de grachten van 'De Wardt' weer zichtbaar te maken in het landschap. Een informatiebord langs het fietspad is wel mogelijk. Het bestemmingsplan maakt het accentueren van deze locatie niet onmogelijk. In overleg met de omgeving en aanliggende eigenaren en gebruikers, en met inachtneming van het uitvoeringsbudget, zal de initiatiefnemer samen met de gemeente uiteindelijk beslissen op welke manier de cultuurhistorische waarden in het gebied gemarkeerd worden. 43.13 Reclamant verzoekt om een tweetal kunstobjecten in de uiterwaard.
Het Bestemmingsplan laat de oprichting van kunstobjecten toe in de enkel bestemmingen: Agrarisch met waarden, Natuur, Recreatie, verkeer, Water. Indien een voorstel door Gemeente, initiatiefnemer en Rijkswaterstaat wordt gedragen en de partijen duidelijkheid hebben over de financiële dekking van aanleg en onderhoud is het mogelijk kunstobjecten te realiseren.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
43.14 Reclamant heeft in de antwoorden in de eerdere inspraakronde gelezen over een lokaal cultureel initiatief, wil daar graag een toelichting op en wil deelnemen.
Dit betrof het project 'het geluk van Lingewaard'. Een Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de initiatief van mevrouw M. Wiltingh. Dit project is besluiten. inmiddels afgerond. Over dit project is in de lokale media en op internet het nodige verschenen.
43.15 Reclamant ziet graag een kleinschalige parkeervoorziening op graskeien bij de uitkijktoren. Reclamant wil dat geen auto's op de dijkopritten worden geparkeerd.
Vanwege ecologische redenen, de eigendomssituatie Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de en verkeersaantrekkende werking is het niet besluiten. wenselijk om parkeervoorzieningen direct onder aan de dijkafritten te leggen. Ter hoogte van de Molenweide is een parkeervoorziening aanwezig. Op termijn is een parkeervoorziening voorzien nabij de Brouwketel. Deze zal worden aangelegd in combinatie met de ontwikkeling van de locatie Brouwketel.
367 / 392
43.16 Reclamant wenst duidelijkheid over de locatie van de kleinschalige zwemvoorziening. Het antwoord uit de eerste ronde komt niet overeen met de recreatieve ontwikkeling van de Brouwketel zoals opgenomen in het plan op pagina 79.
Naast het strand aan het Zwanewater is het toegestaan om langs de gehele nieuwe zandwinplas te zwemmen. Het klopt dat bij de Brouwketel een klein zwemstrand zal worden aangelegd.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
43.17 Reclamant geeft als tip de windrichtingen aan te duiden op de kaarten.
Alle kaarten zijn georiënteerd op het noorden, met uitzondering van die kaarten waarbij een noordpijl (logo HSRO) is weergegeven.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
43.18 Reclamant geeft als tip extra themakaarten over recreatie op te nemen.
In de planbeschrijving, bijlage bij het bestemmingsplan en de aanvraag Waterwetvergunning, zijn losse kaarten opgenomen voor ontsluitingsstructuur, recreatievoorzieningen en jachthaven. De kaarten geven een goed beeld van de initiële recreatieplannen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
43.19 Reclamant geeft aan niet de geohydrologische en grondmechanische effecten en risico’s van de ontgronding te kunnen doorgronden. Wel leven de ervaringen van de ’90-er jaren, met tweemaal langdurig hoogwater, nog sterk in Angeren. Reclamant is zich bewust dat de ondergrond van de woonomgeving als gevolg van het zich voortdurend verleggen van de rivierloop gedurende vele eeuwen zeer gevarieerd van samenstelling is en onder meer vele zandbanen kent.
Er is begrip voor de ervaringen uit de 90 er jaren. Het Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de doel van het project is juist om de veiligheid te besluiten. vergroten zoals vastgelegd in de PKB-Ruimte voor de Rivier.
43.20 Reclamant ziet geen groot risico in afschuiving Deze opmerking wordt ter kennisgeving van de oever van de zandwinplas. aangenomen
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
43.21 Reclamant maakt zich zorgen om piping via zandbanen die zou kunnen optreden als gevolg van het blootleggen van zandpakketten.
De insteek van de zandwinning ligt ver buiten de zone waar piping kan plaatsvinden. Bestaande ecologische en archeologische waarden, de keur, Waterwet en het bestemmingsplan laten vergraving binnen deze zone ook niet toe.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
43.22 Reclamant merkt op dat ambtenaren van Provincie en Waterschap naar elkaar verwijzen als wordt gevraagd naar informatie over piping. Het algemene belang is van dien aard dat het niet een dergelijke handelwijze rechtvaardigt. Reclamant
In het kader van deze procedure is sprake van een door de Provincie gecoördineerde procedure waarbinnen alle betrokken overheden met elkaar overleggen over eenduidige reacties. Naar aanleiding van de reacties is de grondwater- en
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
368 / 392
verzoekt om een eenduidige reactie op de vraag om informatie over piping. Reclamant verzoekt de aanvraag nog eens kritisch op piping te (laten) toetsen.
zettingsproblematiek extra getoetst en is vastgesteld dat van piping geen sprake zal zijn.
43.23 Naar reclamant begrijpt is uitgerekend dat de zetting van de bodem als gevolg van de ontgronding lokaal 29 mm kan bedragen. Reclamant bemerkt dat er gerede twijfel bestaat over de juistheid van de waterpeilen die in de berekeningen als grondslag zijn genomen. Daarmee komt ook de conclusie dat deze zetting in de kernen Huissen en Angeren beperkt zal blijven tot 5 mm in een ander daglicht te staan. Reclamant verzoekt om de initiatiefnemers de juistheid van deze uitgangspunten en conclusies nader te laten onderbouwen.
In het kader van de ingediende zienswijzen is het rapport “Grondwatereffecten Inrichtingsplan Huissensche Waarden’”opnieuw gecontroleerd. Dit is mede gedaan door deskundigen die werkzaam zijn bij het bevoegd gezag en voorheen niet bij het project betrokken waren. Ook is onderzocht of de aannames met betrekking tot de in het rekenmodel opgenomen lage waterstanden gezien de huidige inzichten verantwoord zijn.
Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Daarbij zijn controle berekeningen uitgevoerd met de nieuwste gegevens. Hoewel er beperkte verschillen ontstaan in grondwaterstanden wijken de conclusies met betrekking tot zetting en schade niet af van eerdere rapporten. Deze extra toets zal als bijlage worden opgenomen bij de verschillende vergunningen.
De gekozen methodiek is vergelijkbaar met de meeste van de overige Ruimte voor Rivierprojecten. Uitgangspunt is daarbij een laagwater dat gemiddeld eens in de tien jaar voorkomt. De waterstanden worden niet op basis van dagwaarden maar op basis van weekgemiddelden berekend. Ook bleken berekende extreem lage waterstanden vrijwel overeen te komen met de standen die momenteel gehanteerd worden in de klimaatscenario's en effectstudies van het Deltaprogramma. Dit overheidsprogramma zorgt er dat de huidige en volgende generaties veilig zijn tegen het water en dat we de komende eeuw beschikken over genoeg zoet water. De gehanteerde weekgemiddelde methode is logisch omdat grondwater zeer langzaam stroomt (3 tot 10 m per jaar) en de grondwaterstand op grote afstand van de rivier langzaam reageert op de rivierwaterstand. Lagere dagwaterstanden komen zeer beperkt voor en zullen geen weken duren. Door de lage snelheid van grondwaterstromen en de grote afstand tussen
369 / 392
de zandwinning en de rivier zullen de binnendijkse grondwaterstanden nauwelijks reageren op laagste standen die slechts een of enkele dagen aanhouden. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. 43.24 Het voorgaande roept de vraag op of de monitoringsverplichting die uit de ontgrondingsvergunning voortvloeit wel afdoende is. Reclamant verzoekt dat aspect te heroverwegen en tot een dichter netwerk voor de monitoring van zettingen te besluiten. Reclamant kan niet overzien of een zetting van 5 mm
De monitoringsverplichting is afdoende. Het net is voldoende dekkend. De monitoringsperiode is voldoende lang. Het is niet correct dat slechts één meetbout per kern geplaatst zal worden. Metingen in eerder geplaatste peilbuizen die gebruikt kunnen worden om de nulsituatie mede te kunnen bepalen zijn gestart tussen 1990 en 1998. Daarnaast zijn in
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om
370 / 392
géén schade aan gebouwen teweeg kan brengen en of het plaatsen van één bout per kern wel toereikend kan zijn om dergelijke veranderingen afdoende te monitoren. In dat kader vraagt reclamant zich af of de staat van bestaande gebouwen niet nadrukkelijk moet worden vastgelegd en tijdens de ontgronding gemonitord om eventuele schade als gevolg van de ontgronding tijdig te signaleren.
augustus 2011 in opdracht van de initiatiefnemer 15 peilbuizen rondom het inrichtingsgebied geplaatst. De metingen zijn gestart op 23 september 2011. In 2012 zijn er 11 extra peilbuizen geplaatst door gemeente Lingewaard. Deze zijn in beheer bij Vitens. Tot aan het tijdstip dat de zandwinplas de dijk zal naderen zijn vanaf 2011 geredeneerd, zeker vier jaar te gaan. Bovendien wordt ook gebruik gemaakt van oudere literatuur- en actuele modelgegevens. Hierbij zijn ook gegevens van veel oudere meetpunten betrokken.
in het gebied waar de kans op schade door zetting het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij een groter aantal woningen. De selectie van op te nemen woningen dient te worden gemaakt op basis van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd voordat met de ontzanding kan worden aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar van de opname van hun woning te ontvangen.
Het geheel is in samenspraak met het Waterschap, Provincie en de Gemeente ontwikkeld. Het is mede een resultaat van het onderzoek dat Arcadis de afgelopen jaren gedaan heeft naar mogelijke veranderingen in grondwaterstromen en de gevolgen voor zetting. De resultaten van deze metingen zijn of worden via internet publiek toegankelijk (Dinoloket) gemaakt. In overleg met de Provincie en Waterschap worden daarnaast periodiek en afhankelijk van de voortgang van het project door Vitens en een erkend adviesbureau in opdracht van de vergunninghouder monitoringsrapporten opgesteld. Ook deze worden openbaar gemaakt. Ook kan de berekende en werkelijke toekomstige situatie vergeleken worden met de huidige situatie. Door oude en nieuwe metingen te combineren is een dataset langjarige metingen beschikbaar. Ook zijn met het verbeterde en meer uitgebreide Regis model langjarige effecten te bepalen en voorspellingen te doen. Aangezien er discussies kunnen ontstaan over effecten van de zandwinplas, hebben de initiatiefnemer, het Waterschap en de Gemeente besloten om op een beperkt aantal representatieve
371 / 392
en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen. Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten binnen delen van het invloedsgebied waar de grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor grondwatereffecten. Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren. Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden. Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project. Om eventuele veranderingen in de bouwkundige staat van gebouwen vast te stellen, worden opnamerapporten opgesteld door een onafhankelijk deskundige. Een kopie van het rapport wordt aan de gebouweigenaar verstrekt. Dit rapport kan onder andere bestaan uit foto's van het gebouw, foto's van eventuele bestaande scheuren, voegmetingen en een schriftelijke inventarisatie van de huidige toestand. 43.25 Reclamant vraagt hoe afdwingbaar het is dat de geplande recreatiepaden en andere voorzieningen daadwerkelijk worden uitgevoerd. Is aan te geven welk dwingend recht in de vergunningen is ingebouwd om te borgen dat die omlijstende werkzaamheden binnen een gestelde
In voorschrift 13 van de ontgrondingsvergunning is vastgelegd dat de inrichtingsmaatregelen moeten worden gefaseerd conform de planbeschrijving. Indien de vergunninghouder zich niet aan die fasering houdt kan de Provincie handhavend optreden en uitvoering van de vastgelegde fasering afdwingen.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
372 / 392
termijn zullen worden uitgevoerd? Bijvoorbeeld in een vergunning opgenomen dat aan een volgende fase van de zandwinning niet mag worden begonnen wanneer de vorige fase van de omlijstende werkzaamheden niet zijn afgerond?
In de vergunningen is niet opgenomen dat niet mag worden begonnen aan een volgende fase indien in de voorgaande herinrichtingsfase de omlijstende werkzaamheden niet zijn afgerond. Zoals in de fasering is te zien overlappen de fases elkaar. Hierdoor kunnen fases naast elkaar worden uitgevoerd.
43.26 Reclamant wordt geprikkeld door de opmerking “In het zuidelijk deel van de uiterwaard wordt de uitvoeringsplanning afgestemd op die van de A15doortrekking. Het aanleggen van nieuwe paden is daar om praktische redenen niet in de beginjaren gepland”. Reclamant vraagt hoe groot het bedoelde zuidelijk deel is en bepleit een snelle aanleg van alle voorzieningen ten westen van de steenfabriek aan de Scherpekamp.
Deze opmerking heeft alleen betrekking op het mogelijke A15 tracé. Op de verbeelding is deze weergegeven met de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone – weg'. Mogelijk zal daaromheen een werkgebied worden aangehouden. Afstemming zal er toe leiden dat doorgaande paden, watergangen en natuurgebieden volgens planning kunnen worden aangelegd. Daar waar specifiek peilers of grondlichamen komen, zal te zijner tijd maatwerk verricht moeten worden.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
44.1 Reclamant wijst erop dat er een voormalige vuilstort is gelegen net buiten het inrichtingsgebied. Deze stort is in de 60-er jaren in gebruik genomen onder voorwaarde dat na beëindiging van de stort een leeflaag van ten minste 50 cm aangebracht zou worden. Nu bestemmingen en gebruiksmogelijkheden in de omgeving van het perceel wijzigen is het naar oordeel van reclamant noodzakelijk om de bodemvervuiling ter plaatse op te lossen. De grondeigenaar is daartoe bereid en volgens reclamant zouden ook Gemeente en Provincie daartoe bereid moeten zijn. Reclamant doet een dringend beroep op de overheden om samen verantwoordelijkheid te nemen, de
De aangeduide locatie, kadastraal bekent als Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Huissen sectie C no 633, is gelegen aan de besluiten. noordzijde van het Zwanenwater, ten noorden van de Badweg. Rond deze locatie zijn geen ontwikkelingen voorzien. Er worden ten noorden van de Looveerweg geen graafwerkzaamheden uitgevoerd behorende bij het planvoornemen. De huidige bestemming van het perceel is 'Agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden'. Het planvoornemen en nieuwe bestemmingsplan voorziet in het handhaven van de bestemming 'Agrarisch met waarden voor het perceel van de voormalige vuilstort.
44. Reclamant 44
373 / 392
bestemmingsgrenzen te wijzigen en de bodemvervuiling op te lossen.
Het in het kader van het bestemmingsplan Huissensche Waarden saneren van de locatie is niet noodzakelijk en niet aan de orde.
44.2 In de reactienota van 3 juni 2013 die reclamant heeft ontvangen is vermeld dat verdere sanering niet noodzakelijk is. Dit is tegenstrijdig met een brief van 2006 waarin wordt aangegeven dat een leeflaag van 10-50 cm onvoldoende is.
Gewezen wordt op een tegenstrijdigheid tussen de beantwoording en een provinciale brief dd. 27 maart 2006. Uit de provinciale brief blijkt niet dat er noodzaak is tot sanering. Hoewel aangegeven wordt dat de leeflaag onvoldoende dik is, kan pas, zoals in de brief wordt aangegeven, na nader onderzoek worden bepaald of sanering noodzakelijk is. Nader onderzoek heeft (voor zover bij de bevoegde gezagen bekend) nog niet plaatsgevonden en is een verantwoordelijkheid van de eigenaar.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
44.3 De eigenaar van het perceel kan de verantwoordelijkheid voor de verspreiding van verontreiniging (door de Gemeente veroorzaakt) niet dragen. Door een geringe aanpassing van de bestemmingsplangrenzen is er een vrijwel kosteloze oplossing. Reclamant vraagt indringend om een heroverweging en verzoekt de betreffende locatie alsnog in het herinrichtingsplan te betrekken.
De locatie ligt in het plangebied maar maakt geen deel uit van de herinrichting. In het kader van het project zijn hier geen werkzaamheden gepland en voor het voldoen aan de doelstellingen van het project is dat ook niet nodig. Omgekeerd heeft het project ook geen invloed op de verspreiding van de verontreiniging van de voormalige stortplaats. Er is op dit moment geen aanleiding tot nader onderzoek c.q. nadere sanering. Indien de eigenaar nader onderzoek en eventueel nadere sanering wenst, kan separaat met Rijkswaterstaat overleg worden gevoerd over een vergunning voor de dan benodigde ophoging van de afdeklaag op het perceel. Voor het bestemmingsplan is dit echter niet relevant. Het heroverwegen en het betrekken van de betreffende locatie in het herinrichtingsplan is niet aan de orde.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
44.4 Als mogelijke tussenoplossing stelt reclamant De locatie ligt in het plangebied maar maakt geen voor dat Gedeputeerde Staten de grond in eigendom deel uit van de herinrichting. In het kader van het overneemt tegen een compensatie in geld of grond. project zijn hier geen werkzaamheden gepland en voor het voldoen aan de doelstellingen van het project is dat ook niet nodig. Er is dan ook geen noodzaak tot het overnemen van de gronden.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
374 / 392
44.5 Reclamant treedt graag met de Gemeente en/of Zie beantwoording bij zienswijze 44.1 tot en met Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de de exploitant in overleg over een overname in 44.4. De noodzaak tot het verwerven van de gronden besluiten. eigendom. is op basis van het planvoornemen en in het kader van het project Huissensche Waarden niet aan de orde. 45. Reclamant 45
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
45.1 Reclamant ziet zich na lezing van de plannen en bestudering van de reactienota op het voorontwerp bestemmingsplan genoodzaakt te reageren op de plannen voor de ontzanding Huissensche Waarden. Deze reactie is vooral een uiting van zorg over de woning en leef- en woongenot van reclamant.
Deze opmerking wordt ter kennisgeving Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de aangenomen. In de beantwoording van de specifieke besluiten. zienswijzen hieronder wordt ingegaan op de zorgen omtrent het leef- en woongenot.
45.2 De woning van reclamant is een gemeentelijk monument, niet op staal gefundeerd, gesitueerd op een verhoogd terrein aan de Rijnbandijk. Reclamant weet uit eigen ervaring dat het gebied rond de Duimeling uiterst kwetsbaar is voor kwel bij hoogwater. Mede op grond van het rapport van Arcadis concludeert reclamant dat zijn woning en percelen risico-objecten zijn. Reclamant vreest dat significante schade kan ontstaan (verzakking van de woning) door wijzigingen in de grondwaterstand en inklinking of zetting van de bodem gedurende en na de uitvoering van het project.
Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt besluiten. dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook niet optreden. Dit rapport is opgesteld door een gekwalificeerd bureau. Het bureau heeft gewerkt volgens de methodiek die voorgeschreven is door het waterschap Rivierenland. Het is daarnaast ook nog gecontroleerd door de provincie Gelderland. Uit dit rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Uit gegevens en onderzoek naar de bodemopbouw
375 / 392
in de omgeving van de Huissensche Waarden blijkt tevens dat, in de tijd gezien, momenteel van nature sprake is van een grote variatie (diverse meters) in grondwaterstanden. Dit wordt vooral veroorzaakt door de invloed van wisselende waterstanden op de rivieren, de overwegend zandige opbouw van de diepere bodemlagen en in mindere mate het peilbeheer van het Waterschap. Lage waterstanden in de rivier, leiden ondanks de inname van water in zomer, dan ook tot lage grondwaterstanden. Hoger gelegen gevoelige lagen in de bodem zijn derhalve in de loop der eeuwen al ingeklonken. In een extreme zomersituatie daalt de grondwaterstand door de aanleg van de plas maximaal 0,2 tot 0,4 meter ten opzichte van de huidige situatie. Uit analyse van alle bekende bodemonderzoeken uit de omgeving blijkt dat rondom de Huissensche Waarden er slechts op één locatie ondiepere veen en kleilagen zijn die door veranderende grondwaterstanden beïnvloed kunnen worden. In de meeste gevallen liggen klei en veenlagen zodanig diep dat deze, ook bij extreem lage waterstanden, altijd onder het hoogste grondwaterpeil blijven liggen. Deze bodemlagen zullen dan ook niet gaan inklinken door de aanleg van de zandwinplas. Extra inklinking is immers alleen te verwachten als de grondwaterstand in een zettingsgevoelige laag lager is dan ooit tevoren in deze laag, waardoor de historische voorbelasting wordt overschreden. De extra inklinking treedt ook pas op in enige mate als de lage waterstand in de zettingsgevoelige laag langdurig aanhoudt, omdat de zettingsgevoelige laag inklinkt (consolideert) naarmate het water uit de poriën van de grond ontsnapt. De consolidatietijd voor volledige zetting is afhankelijk van de grondsoort en is voor zettingsgevoelige grond als klei en veen aanzienlijk omdat deze grondsoorten slecht doorlatend zijn.
376 / 392
Tenslotte is de inklinking evenredig met de dikte van dat deel van de zettingsgevoelige laag dat extra droog komt te staan. Als bijvoorbeeld de grondwaterstand in een extreem droge zomer 40 cm lager zou staan dan voorheen, en deze 40 cm. verlaging geheel in de zettingsgevoelige laag plaatsvindt, dan is de extra inklinking een percentage van deze 40 cm. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013. In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden.
377 / 392
45.3 Reclamant verzoekt om realisatie van een meetpunt om de grondwaterstand gedurende de volledige looptijd van het project en vijf jaar nadien te kunnen monitoren. Op die manier kunnen scheuren en verzakkingen van woningen worden vastgesteld. Deze metingen en monitoring zouden voor rekening van Basal voor een onafhankelijke instantie moeten worden uitgevoerd.
Om scheuren en zakkingen te constateren zijn Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de peilbuizen niet noodzakelijk. Hiervoor is het beter om besluiten. voorafgaand aan de start van de werkzaamheden bouwkundige opnames te verrichten en inspectierapporten op te starten. Dit zal bij reclamant naar alle waarschijnlijkheid dan ook gebeuren. Door de plaatsing van peilbuizen kunnen veranderingen in de grondwaterstand worden geconstateerd. Hiertoe is echter al een dekkend meetnet opgezet. In de directe omgeving van het pand staat op ongeveer 250 m voor aanvang van het project al een peilbuis (P800). Buitendijks is op circa 100 m afstand een nieuwe buis geplaatst. Een extra peilbuis op deze locatie is dan niet noodzakelijk om meer informatie voor het grondwatermeetnet te verkrijgen. De metingen worden verricht door een onafhankelijk deskundig ingenieursbureau. De resultaten worden gecontroleerd door Provincie, Gemeente en Waterschap. De monitoringsrapporten en de metingen worden via Internet openbaar gemaakt via het Dino loket.
45.4 Vanwege ligging en leeftijd van de woning, waar bovendien een afrit richting uiterwaarden vlakbij ligt, vreest reclamant geluidsoverlast en trillingen. Reclamant vreest voor een ernstige aantasting van woon- en leefgenot gedurende de volledig projectduur en nadien als gevolg van geluidsoverlast.
De wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu ziet er onder meer op toe dat het woongenot naar maatschappelijke maatstaven voldoende wordt beschermd. De effecten van het voornemen zijn getoetst aan de geldende wet- en regelgeving, ook ter plekke van de woning van inspreker. De effecten blijven binnen de wettelijk toegestane waarden. Er is geen sprake van ontoelaatbare aantasting van het woongenot.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
De berekende geluidimmissie (LAr,LT; Huissensche Waarden, geluidonderzoek in het kader van de aanvraag van de omgevingvergunning (Wabo), d.d. 15 mei 2013) is overeenkomstig de van toepassing
378 / 392
zijnde gemeentelijke geluidnota’s getoetst. Gebleken is dat er aan geen enkele woning geluidsreducerende maatregelen getroffen behoeven te worden. Er is door het project geen toename van trillingen en geluidshinder als gevolg van verkeer te verwachten. Het aantal vrachtwagens dat per dag passeert neemt nauwelijks toe, omdat er geen grond per as wordt afgevoerd en het materieel voor het grondverzet het gebied alleen incidenteel voor mobilisatie of demobilisatie het gebied verlaat. De noodzaak tot het uitvoeren van trillingsmetingen is niet aan de orde. Gelijk aan de situatie gedurende de uitvoering van het planvoornemen worden er geen negatieve effecten voorzien na afronding van het project. 45.5 Reclamant verzoekt om de toezegging dat in het Er zullen geen nieuwe afritten worden gerealiseerd. kader van het project of anderszins geen nieuwe afritten zullen worden gerealiseerd tussen HMP 66 en 69.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
45.6 Reclamant vraagt de toezegging dat de buitendijkse afrit en weg ter hoogte van HMP 67 ook na afronding van het project niet zal worden gebruikt voor recreatief en/of werkverkeer.
De buitendijkse afrit zal, zoals nu ook het geval is, gebruikt blijven worden voor recreatief verkeer. Dit levert geen belemmering voor een goed woon- en leefklimaat. Deze toezegging kan niet worden gegeven.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
45.7 Reclamant vraagt de toezegging dat in dien door hem gewenst voor rekening van Basal geluidsmetingen zullen worden verricht.
Met het akoestisch onderzoek zijn de effecten van het project in kaart gebracht. Uit de toetsing van deze effecten ten aanzien van de geldende normen is gebleken dat de effecten binnen de normstelling blijven. De provincie Gelderland verzorgt een klachtenloket, waar alle klachten en schademeldingen kunnen worden ingediend. Deze zullen dan doorgeleid worden naar de verantwoordelijke partijen ter verdere afhandeling en worden geregistreerd. De indiener krijgt een melding over de verdere afhandeling. In geval van
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
379 / 392
overtreding van de geluidsniveaus in de vergunning zal door het bevoegd gezag tot handhaving worden overgegaan. Geluidsmetingen zijn niet noodzakelijk. Het aannemen van dergelijke klachten en schademeldingen door de Provincie betekent niet dat de Provincie verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid hiervoor accepteert. Schadeverhaal door een particulier op een particuliere partij zoals de vergunninghouder of de voor hem werkende aannemers is een privaatrechtelijke kwestie tussen de eisende partij en de aangesproken partij, waarin voor de overheid geen rol is weggelegd. 45.8 Reclamant vraagt de toezegging dat de buitendijkse afrit en weg ter hoogte van HMP 67 tijdens de gehele duur van het project niet zal worden gebruikt door projectgerelateerd werkverkeer om extreme geluidsoverlast en trillingen te voorkomen.
Het optreden van extreme geluidsoverlast en trillingen is niet acceptabel.
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Aan- en afvoer van grond per as maakt geen onderdeel uit van de vergunning. Dit gebeurt via het het water. Om die reden is er geen reden om extreme geluidsoverlast en trillingen te verwachten als gevolg van werkverkeer over de weg. Mochten deze toch optreden én deze aan dit project toegerekend kunnen worden, zullen er maatregelen getroffen worden. Het niet gebruiken van deze afrit is dan één van de mogelijke opties, afhankelijk van de aard van de overlast en de alternatieve aanvoerroutes.
45.9 Reclamant vraagt de toezegging dat de aan- en Aan en afvoer van grond per as maakt geen afvoer van grond, materieel en dergelijke niet onderdeel uit van de vergunning en is derhalve niet plaatsvindt via de Rijnbandijk. toegestaan (zie ook zienswijze 45.4. en 45.8). Dit wordt in de definitieve voorschriften van de Omgevingsvergunning milieu (Wabo) opgenomen.
In de Omgevingsvergunning milieu (Wabo) zal het volgende voorschrift worden toegevoegd:
45.10 Indien aan de punten 45.7 en 45.8 niet tegemoet gekomen wordt verwacht reclamant realisatie van meetpunten op zijn perceel voor
Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de besluiten.
Gezien de opmerkingen bij 45.8 en 45.9 is er op dit moment geen aanleiding om trillingsmetingen uit te voeren. De provincie Gelderland verzorgt een
2.5.1 Het transport van gewonnen zand, klei, en grind moet plaatsvinden over water (middels schepen)
380 / 392
trillingen en de gevolgen daarvan gedurende de volledige looptijd van het project en vijf jaar nadien en dat voornoemde meting en monitoring voor rekening van Basal door een onafhankelijke instantie zal worden uitgevoerd.
klachtenloket, waar alle klachten en schademeldingen kunnen worden ingediend. Deze zullen dan doorgeleid worden naar de verantwoordelijke partijen ter verdere afhandeling en worden geregistreerd. De indiener krijgt een melding over de verdere afhandeling. Indien trillingen worden waargenomen als gevolg van het project zullen de trillingniveaus worden getoetst aan de SBR richtlijnen Meten en beoordelen van trillingen. Bij overschrijding van de normen in deze richtlijnen zal de vergunninghouder worden aangesproken op het nemen van maatregelen door de Provincie. Het aannemen van dergelijke klachten en schademeldingen door de Provincie betekent niet dat de Provincie verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid hiervoor accepteert. Schadeverhaal door een particulier op een particuliere partij zoals de vergunninghouder of de voor hem werkende aannemers is een privaatrechtelijke kwestie tussen de eisende partij en de aangesproken partij, waarin voor de overheid geen rol is weggelegd.
45.11 Reclamant vreest schade aan zijn woning en verzoekt daarom om een uitgebreide inventarisatie van de staat van zijn woning inclusief beeldmateriaal in opdracht en voor rekening van Basal voordat het project van start gaat en de garantie dat gedurende het project en vijf jaar daarna ten gevolge van het project ontstane schade aan woning en/of opstallen in opdracht van en voor rekening van Basal door een door reclamant te kiezen aannemer zal worden hersteld.
Verwezen wordt in de eerste plaats naar de reactie onder 45.3 In aanvulling daarop geldt het volgende.
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen Aangezien er discussies kunnen ontstaan over tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de effecten van de zandwinplas, hebben de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van initiatiefnemer en de Gemeente besloten om op een meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt beperkt aantal representatieve en relevante locaties voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen. in het gebied waar de kans op schade door zetting het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten een groter aantal woningen. De selectie van op te binnen delen van het invloedsgebied waar de nemen woningen dient te worden gemaakt op basis grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor voordat met de ontzanding kan worden grondwatereffecten. aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar
381 / 392
van de opname van hun woning te ontvangen. Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren. Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden. Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project. Om eventuele veranderingen in de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen, worden opnamerapporten opgesteld door een onafhankelijk deskundige. Een kopie van het rapport wordt aan de gebouweigenaar verstrekt. Dit rapport kan onder andere bestaan uit foto's van het gebouw, foto's van eventuele bestaande scheuren, voegmetingen en een schriftelijke inventarisatie van de huidige toestand. 45.12 Voor bepaling van de grondwaterstand is slechts een meting verricht en alleen de eerste resultaten worden beschreven waardoor er een incompleet inzicht bestaat. Er zijn onvoldoende referentiemogelijkheden. Dat bemoeilijkt de bewijsvoering inzake de gevolgen. Reclamant vraagt hoe hierin te voorzien zodat verschillen ten opzichte van de huidige situatie juridisch steekhoudend kunnen worden aangetoond.
Het is niet correct dat slechts één meting is verricht. Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Metingen in eerder geplaatste peilbuizen die gebruikt besluiten. kunnen worden om de nulsituatie mede te kunnen bepalen zijn gestart tussen 1990 en 1998. Daarnaast zijn in augustus 2011 in opdracht van de initiatiefnemer 15 peilbuizen rondom het inrichtingsgebied geplaatst. De metingen zijn gestart op 23 september 2011. In 2012 zijn er 11 extra peilbuizen geplaatst door gemeente Lingewaard. Deze zijn in beheer bij Vitens. Tot aan het tijdstip dat de zandwinplas de dijk zal naderen zijn vanaf 2011 geredeneerd, zeker vier jaar te gaan. De monitoringsperiode is derhalve voldoende lang. Bovendien wordt ook gebruik gemaakt van oudere literatuur- en actuele modelgegevens. Hierbij zijn ook gegevens van veel oudere meetpunten betrokken. Al met al zijn er voldoende referentiemetingen zodat
382 / 392
duidelijk kan worden of er onaanvaardbare veranderingen in de grondwaterstanden optreden. 46. Reclamant 45
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Aanpassingen van besluit
46.1 Reclamant heeft kennis genomen van de ter inzage liggende plannen voor de Huissensche Waarden. Op basis van een artikel in de Gelderlander, geeft reclamant aan dat deskundigen ernstige zorgen hebben over het plan. Ontzanding zou ernstige gevolgen kunnen hebben voor het binnendijks gebied.
Uit onderzoek en rapporten die opgesteld en Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de beoordeeld zijn in het kader van de besluiten. Milieueffectrapportage, vergunningen, bestemmingsplan blijkt dat het project geen onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft voor natuur- en milieuaspecten, grondwatereffecten en de invloed daarvan op land en gebouwen.
46.2 Reclamant is eigenaar en bewoner van de woning aan de Polseweg 30. De woning ligt op korte afstand van de dijk in een gebied met een wisselende grondwaterstand vanwege kwelinvloed. Reclamant vreest dat diepe ontzandingen schadelijk kunnen zijn voor woningen binnendijks, waaronder de woning van reclamant. Hierdoor maakt reclamant bezwaar tegen de voornemens van de overheid om aan de plannen medewerking te verlenen.
Uit het rapport “Grondwatereffecten inrichtingsplan Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de Huissensche Waarden”(Arcadis 17 maart 2011), blijkt besluiten. dat het niet waarschijnlijk is dat de aanleg van de zandwinplas tot onaanvaardbare extra zetting zal leiden. Schade aan bebouwing zal hierdoor dan ook niet optreden. Uit figuur 7.18 van dat rapport blijkt dat de gevolgen voor het grondwater in het gebied rondom de woning van indiener in een extreem droge zomer maximaal 20 cm tot 40 cm zijn. Uit dat rapport blijkt dat, binnen de invloedszone van de geplande ontgronding de maximaal te verwachten zetting theoretisch 5 millimeter tot 3 centimeter bedraagt. Dit effect is berekend in het geval de in het rapport aangenomen laagste waterstand 30 jaar lang zou optreden. Dit is in de praktijk niet het geval omdat lage waterstanden nooit zo lang aanhouden. Naar aanleiding van diverse zienswijzen is één ander nogmaals getoetst. Zie het aanvullend onderzoek naar aanleiding van zienswijzen, d.d. december 2013.
383 / 392
In deze toetsing is gebruik gemaakt van de nieuwste rekenmodellen. Het grondwater modelinstrumentarium MORIA (Modellering Ondergrond Rivierenland Interactief en Actueel) is ontwikkeld voor het beheergebied van Waterschap Rivierenland. MORIA is ontwikkeld in opdracht van Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Waterbedrijf Vitens door TNO (opgegaan in Deltares na 1 januari 2008), Alterra, TAUW en Royal Haskoning. Ook is onderzocht hoe de waterstanden in de rivier zich verhouden tot de grondwaterstanden binnendijks. Daarbij is gebruik gemaakt van de nieuwe peilbuizen welke in het kader van het project zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat lagere waterstanden in de rivier beperkt invloed hebben op de grondwaterstanden binnendijks. Neerslag en waterhuishouding zorgen voor een dempend effect. De maximale grondwaterdaling, dicht bij de winterdijk, ligt tussen 45 en 65 centimeter. Verder van de dijk is het effect beperkt. De maximale zetting veranderd niet. Dit komt door de opbouw van de bodem en de bestaande natuurlijke variatie in grondwaterstanden. Aangezien er echter discussies kunnen ontstaan over effecten van de zandwinplas, hebben de initiatiefnemer en de Gemeente besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen. Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten binnen delen van het invloedsgebied waar de grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor grondwatereffecten.
384 / 392
Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren. Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden. Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project. 46.3 Reclamant gaat er vanuit dat de overheid niet eerdere medewerking verleent aan het project, dan na het moment dat de woning van reclamant geen schade lijdt en dat de grondwaterstand niet wordt beïnvloed.
De bevoegde gezagen hebben, op basis van de Deze zienswijze heeft geen gevolgen voor de onderzoek en rapporten die zijn opgesteld en besluiten. beoordeeld in het kader van de Milieueffectrapportage, vergunningen, bestemmingsplan en beschikkingen, beoordeeld dat het project geen onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft voor natuur- en milieuaspecten, grondwatereffecten en de invloed daarvan op land en gebouwen.
46.4 Reclamant verlangt een nulmeting van bestaande woningen, waaronder die van reclamant.
De initiatiefnemer en de Gemeente hebben besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen.
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt binnen delen van het invloedsgebied waar de voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het in het gebied waar de kans op schade door zetting gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is een groter aantal woningen. De selectie van op te gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor nemen woningen dient te worden gemaakt op basis grondwatereffecten. van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat voordat met de ontzanding kan worden er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren. van de opname van hun woning te ontvangen. Dit is tevens van toepassing op locaties waar de
385 / 392
laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden. Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project. 47. Reclamant 47
Samenvatting zienswijze
Reactie bevoegd gezag
Reclamant geeft aan dat in het rapport: Grondwatereffecten Inrichtingsplan Huissensche Waarden van 17 maart 2011, in hoofdstuk 6 en 7, staat dat het gebied waar reclamant woont het meest te maken krijgt met niveauverschillen in de grondwaterstand. Reclamant stelt dat de mitigerende maatregelen gedurende het project nog geen effect zullen hebben. Ook schrijft reclamant dat in 2006, tijdens een informatieavond in de Valom, ir. Visser van Arcadis aangegeven heeft dat oude, op staal gefundeerde huizen in dit gebied last zullen gaan krijgen van scheurvorming, vanwege de minder goede fundatie. Reclamant vraagt om bij de vergunningverlening de monitoring van het huis van reclamant, door middel van foto's en metingen, op te nemen. Tevens verzoekt reclamant om in die vergunning een schadevergoedingsregeling vast te leggen.
De initiatiefnemer en de Gemeente hebben besloten om op een beperkt aantal representatieve en relevante locaties de bouwkundige staat van gebouwen vast te leggen.
Aanpassingen van besluit
Een deel van de insprekers maakt zich zorgen over schade aan woningen door zetting en over de afhandeling van die schade. Om aan die zorgen tegemoet te komen wordt voorschrift 10 van de ontgrondingsvergunning, waarin het plaatsen van Dit gebeurt voordat de werkzaamheden starten meetbouten op slechts enkele gebouwen wordt binnen delen van het invloedsgebied waar de voorgeschreven, vervangen door het voorschrift om grootste grondwatereffecten te verwachten zijn. Het in het gebied waar de kans op schade door zetting gaat om gebouwen die gefundeerd zijn op staal en/of het grootst is bouwkundige opnamen te verrichten bij ouder zijn dan 1970. Als het gebouw op palen is een groter aantal woningen. De selectie van op te gefundeerd, is het namelijk niet gevoelig voor nemen woningen dient te worden gemaakt op basis grondwatereffecten. van de criteria verwachte grondwaterstandsdaling, bodemprofiel en funderingswijze. De selectie moet Gebouwen worden eveneens niet onderzocht als uit door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd bestaand bodemonderzoek en sonderingen blijkt dat voordat met de ontzanding kan worden er geen zettingsgevoelige lagen liggen binnen de aangevangen. Huiseigenaren dienen een exemplaar zone waar de grondwaterstanden kunnen variëren. van de opname van hun woning te ontvangen. Dit is tevens van toepassing op locaties waar de laagst voorkomende en/of berekende grondwaterstanden zodanig liggen dat voorbelasting van zettingsgevoelige lagen heeft plaatsgevonden. Hier zijn namelijk geen verzakkingen voorstelbaar die mede veroorzaakt kunnen worden door het project.
386 / 392
Hoofdstuk 4: Overzicht wijzigingen bestemmingsplan 4.1 Algemeen Voorgestelde wijzigingen hebben alleen betrekking op het bestemmingsplan en niet op de vergunningen. 4.2 Ambtshalve wijzigingen Naast de wijzigingen die voortvloeien uit de zienswijzen is er ook ambtshalve aanleiding het bestemmingsplan op een aantal onderdelen aan te passen. Het betreft de volgende aanpassingen. Toelichting 1. Taalkundige verbeteringen. Spelling en grammatica. Dit betreffen ondergeschikte aanpassingen 2. Pagina 7: Dubbele tekst verwijderd. De eerste alinea van 1.5 stond hier dubbel. 3. Pagina 56 + 57: In verband met hoogwaterveiligheid van het bedrijventerrein Looveer wordt een kade aangelegd om de zuidoostzijde van het
bedrijventerrein. Op pagina 57 van de toelichting is deze maatregel toegelicht. Bij de planbeschrijving zal een aanvulling worden opgenomen. De kade is realiseerbaar binnen de regels / verbeelding van het bestemmingsplan. 4. Pagina 90 – 93: Paragraaf 5.6 is geactualiseerd na aanleiding van de bijlage 'Verkeersanalyse Huissensche Waarden', d.d. Oktober 2013. Na
aanleiding van enkele ingediende zienswijzen is besloten de verkeersanalyse uit te breiden en bundelen in een apart document. Dit ter verduidelijking van de analyse en paragraaf 5.6. 5. pagina 118, paragraaf 8.4 'Zienswijzen' is geactualiseerd na aanleiding van de procedure 6. Bijlagen: De Reactienota over de zienswijzen 'Reactienota m.b.t. ingediende zienswijzen tegen het ontwerp-bestemmingsplan en de ontwerp
besluiten' wordt toegevoegd. Regels 1. Taalkundige verbeteringen. Spelling en grammatica. Dit betreffen ondergeschikte aanpassingen 2. De verwijzing in artikel 21.2.1 naar sub e wordt gewijzigd in een verwijzing naar sub d. 3. Regels: Artikel 21.9.1 wordt aangepast aangezien onderhavig bestemmingsplan niet voorziet in de aanleg van een nieuwe hoofdweg 387 / 392
Aangepaste regel: 21.9.1 Bouwregels Op de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone – weg' mag, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, niet worden gebouwd. Verbeelding 1. Aan de hand van recente luchtfoto's is geconstateerd dat er een klein stukje bestaand bedrijventerrein niet is bestemd, dit wordt gerepareerd door een kleine aanpassing van de verbeelding. De grens van de enkelbestemmingen zal worden aangepast. De enkelbestemming 'Bedrijventerrein' wordt vergroot in noordwestelijke richting. De bestemming 'Agrarisch met waarden' wordt hierdoor kleiner. 2. De contour van de gebiedsaanduiding 'geluidzone – industrie' is opgenomen conform het zonebesluit genomen voor het terrein Looveer (Koninklijk Besluit 28 oktober 1991, nr 91.00969). Bijlagen Nieuwe bijlagen: 1. Verkeersanalyse d.d. oktober 2013; 2. Reactienota met betrekking tot de ingediende zienswijzen; 3. Aanvullende notities Huissensche Waarden d.d december 2013; 4. Planschaderisicoanalyse d.d. 17 april 2012 4.3 Wijzigingen naar aanleiding van de zienswijzen Hierna wordt een overzicht gegeven van alle wijzigingen van toelichting, verbeelding en regels die naar aanleiding van de ingediende zienswijzen worden doorgevoerd. Zienswijze
Toelichting
7.1
Versie ON02: Pagina 14: tekst verwijderen: “Rijkswaterstaat en Provincie hebben vervolgens niet helder aangegeven dat, rekening houdend met een
Regels
Verbeelding
388 / 392
goede ruimtelijke ordening en regelgeving vanuit natuur en water, tijdig tot een economisch haalbare inpassing gekomen kan worden. Het college van Burgemeester en wethouders hebben naar aanleiding hiervan besloten om deze locatie dan ook niet in dit bestemmingsplan mee te nemen.” Tekst is verwijderd in versie VA01 7.2
Versie ON02: Pagina 112: tekst wijzigen Oude tekst: 'Uit onderzoek en de daarop volgende reacties van het bevoegd gezag blijkt dat gehele of gedeeltelijke verplaatsing van het bedrijf binnen de Huissensche Waarden niet realistisch is.' Versie VA01: Pagina 114+115 onder 'Mogelijkheden verplaatsing agrarisch bedrijf op het Looveer' is gewijzigd.
7.3
Versie ON02: Pagina 41: tekst actualiseren Tekst onder kopje: De “AMvB Ruimte” het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (barro).” Versie VA01: tekst is geactualiseerd vanaf pagina 42
7.4
Artikel 4.2.5 en 4.5 worden als volgt aangepast: 4.2.5
a
Afwijking van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor: het afwijken van het bepaalde in 4.2.1 ten behoeve van het geheel of gedeeltelijk herbouwen van een bedrijfsgebouw op, dan wel het geheel of gedeeltelijk verplaatsen van een bedrijfsgebouw naar een andere dan de bestaande locatie, met inachtneming van de voorwaarde, dat de herbouw op respectievelijk de verplaatsing naar de andere locatie niet leidt tot een verslechtering van: de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs; de waterhuishouding; de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit en de milieuhygiënische, akoestische en
389 / 392
b
c
d
verkeerstechnische situatie; het afwijken van het bepaalde in 4.2.1 ten behoeve van het vervangen van meerdere bedrijfsgebouwen door één nieuw bedrijfsgebouw, dan wel door een kleiner aantal gebouwen, met inachtneming van de voorwaarde, dat de vervanging niet leidt tot een verslechtering van: de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs; de waterhuishouding; de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit en de milieuhygiënische, akoestische en verkeerstechnische situatie; bij de toepassing van de bevoegdheid zoals beschreven onder lid a en b moet voldaan worden aan het geen gesteld is in Bijlage 2 ‘overzicht bestaande bebouwing’ kolom Oppervlakte maximaal toelaatbaar inclusief 10 % (bestaand in m2); alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a en onder b dient Rijkswaterstaat een positief advies te hebben uitgebracht.
4.5 Nadere eisen Het bevoegd gezag kan met inachtneming van het positieve advies van de waterbeheerder nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken indien en voor zover dat noodzakelijk is om te voorkomen dat in artikel 4.2.5 lid a en b genoemde belangen worden geschaad. 7.5
Artikel 9.3 wordt als volgt aangepast: 9.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 9.1 en 9.2 voor het toestaan van horeca en recreatieve activiteiten waarbij de oppervlakte
390 / 392
hoofdgebouwen met maximaal 250 m2 en de inhoud met maximaal 750 m3 mag toenemen. 7.6
Artikel 21.2 is aangepast als volgt: 21.2 jachthaven De met de aanduiding 'jachthaven' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd ten behoeve van de realisatie van een jachthaven met maximaal 400 ligplaatsen met bijbehorende jachthavenvoorzieningen, te weten een drijvende dienstwoning, drijvend kantoor, drijvende horeca, drijvend sanitair, beschoeiing, oeverbescherming, groen, parkeerplaatsen, wegen, paden, pontons en steigers.
7.7
Aanpassing van de Regels van het bestemmingsplan. Artikel 21.9.2 wordt vervangen door: Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 21.9.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen. In voorkomend geval is daarop het bepaalde in artikel 4.2.5 en 4.5 van toepassing."
7.8
Aanpassing van de Regels van het bestemmingsplan: Artikel 22.1 onder a wordt verwijderd. Artikel 4.2.1 onder b wordt vervangen door: de oppervlakte mag per bedrijfsgebouw niet meer bedragen dan voor het betreffende bedrijfsperceel per bedrijfsgebouw is aangegeven in bijlage 2 'Overzicht bestaande bebouwing', in de kolom “Oppervlakte maximaal toelaatbaar inclusief 10 % (bestaand in m2)”.
30.1
De toelichting van het bestemmingsplan zal worden bijgesteld. In hoofdstuk 7, paragraaf 5, 'Verwerving en onteigening' zal nader worden ingegaan op het verwerven van gronden in de verschillende plandelen, het eventueel onteigenen van gronden en zal nader worden ingegaan op het onderzoek, gedaan naar de mogelijke verplaatsing van de agrarische bedrijven.
391 / 392
30.5 / 30.27
De verbeelding zal worden aangepast. De plangrens zal ter plaatse van de kuilvoerplaten worden aangepast. De kuilvoerplaten vallen geheel buiten de plangrenzen van het bestemmingsplan Huissensche Waarden.
30.6 / 30.28
Toevoeging aan artikel 5.1.1 onder l: – een ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
39.6
De verbeelding zal worden aangepast conform de vigerende bestemmingen ten noorden van het bedrijventerrein Looveer.
41.1 2.15 / 2.19 / 4.4 / 10.4 / 12.19 / 25.5 / 25.21 / 39.8 / 39.20
De verbeelding zal worden aangepast. De functieaanduiding 'ontsluiting' (os) zal worden opgenomen.
Artikel 10.4.2 zal uit de bestemmingsplanregels worden verwijderd. De zienswijze heeft aanleiding gegeven om voor bepaalde wegen en wegvakken dieper in te gaan op de materie. Het onderzoek 'Verkeersanalyse Huissensche Waarden', d.d. oktober 2013, is als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
392 / 392