Rapportage openbare verlichting 2007-2022 Technische en financiële achtergronden bij raadsinformatiebrief OVL 2014 1 februari 2014
Colofon Deze rapportage is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van de gemeente Amersfoort, afdeling Stedelijk Beheer, met ondersteuning van Spectrum Advies & Design B.V te Putten © 2013, gemeente Amersfoort Uitgegeven in eigen beheer
Alle rechten voorbehouden. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Publicatie en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming. De gemeente Amersfoort aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
Titel
Openbare verlichting; technische en financiële achtergronden bij RIB 2014-XX
Document
#4425458 v2 - achtergronden bij raadsinformatiebrief ovl 2014;
Datum
19-02-2014
Status
definitief
Opstellers
Hans van Bakel, Ad van den Berg, Ko Dieleman, Diane Geerts en Jan-Wim Vermeulen
Inhoudsopgave Samenvatting
4
1
Inleiding
7
2
Verlichtingsbeleid tot 2007
8
2.1
Stand van zaken medio 2007: feiten en cijfers
9
2.2
Doelstellingen en ambities uit nota Verlicht Amersfoort 2007-2012 10
3
Wat is in de periode 2007-2012 gebeurd?
12
3.1
Wijkgerichte verbetering in de periode 2007-2012
12
3.2
Vervangingen in de periode 2007-2012
12
3.3
Meer licht met minder energie: lamptechnologie
13
3.4
Kostensoorten: exploitatie en vervanging
15
3.5
Ontwikkeling van de kosten in de periode 2007-2012
15
3.6
Ontwikkeling van het budget voor verlichting in 2007-2012 Effect van prijsstijging op besteedbaar budget 2007-2012
16 17
4
Aanpak in de periode 2013-2022
18
4.1
Algemeen: beleid en uitvoering wordt veel meer budget gestuurd
18
4.2 4.2.1
Algemeen: bij beheer gaat exploitatie vóór vervanging Effect van nullijn op exploitatie en investeringen
19 19
4.3.1
Benodigd budget voor exploitatie Effect van de nullijn voor de exploitatie
20 20
4.4.1
Benodigd budget voor vervanging Effect van de prijsstijging voor de vervangingen
21 23
4.5
Totaal overzicht benodigd en beschikbaar budget
24
4.6 4.6.1
Tekort opvangen door uitstel vervanging van masten en armaturen 25 Effect op de lange termijn. 25
4.6.2
Aanpak in de periode 2013-2022
25
4.7
Verbetering van de lichtniveaus in de periode 2013-2017
26
5
Motie “Veilig en duurzaam besparen op straatverlichting”
27
6
Bijlagen
29
3.6.1
4.3 4.4
-3-
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
Samenvatting Voor het schrijven van deze rapportage zijn er twee aanleidingen: In de eerste plaats geeft deze rapportage de technische en financiële achtergronden voor uitvoering van de motie “Veilig en duurzaam besparen op straatverlichting”, die de gemeenteraad in november 2012 heeft aangenomen. In de tweede plaats heeft de meest recente beleidsnota over verlichting, de nota Verlicht Amersfoort 2007-2012, een looptijd tot 2013. De vraag doet zich dan voor wat de stand van zaken is en of bijstelling van het beleid gewenst is. In deze rapportage komen achtereenvolgens drie tijdvakken aan de orde: de periode tot 2007, de periode van 2007 tot en met 2012 en de periode van 2013 tot en met 2022. Al vanaf begin jaren ’90 van de vorige eeuw wordt de openbare verlichting (afgekort als OVL) planmatig beheerd, dat wil zeggen dat van iedere lichtmast Wist u dat…
alle gegevens geautomatiseerd worden bijgehouden. Eveneens begin jaren ’90 is gekozen voor het op grote schaal vervangen van
..één lichtmast jaarlijks ongeveer 200 kWh gebruikt? Voor elke 2 a 3 huishoudens is ongeveer 1 lichtmast nodig.Per huishouden is het energiegebruik voor OVL niet meer dan 83 kWh per jaar. Dat is 2,5% van het gemiddelde energiegebruik per huishouden per jaar. Een gemiddeld huishouden gebruikt 3400 kWh per jaar.
niet-energiezuinige verlichting door de meest energiezuinige verlichting van het moment. Ongeveer 11.000 armaturen (40% van het totaal) zijn toen vervangen door energiezuinige apparatuur met lage onderhoudskosten. Omdat energiezuinige verlichting al lange tijd wordt toegepast is er nog maar een klein verschil tussen het energiegebruik van de aanwezige energiezuinige verlichting en de nieuwste vormen van energiezuinige verlichting, zoals LED. In die zin is er sprake van een remmende voorsprong. Zou er nog verlichting zijn uit bijvoorbeeld de jaren ’80 van de vorige eeuw, dan is het energiegebruik daarvan zo hoog zijn dat een forse verbeterslag mogelijk zou zijn. Dat is in Amersfoort niet het geval. In de nota Verlicht Amersfoort 2007-2012 zijn de beoogde resultaten voor de periode 2007-2012 vastgelegd. De belangrijkste doelstelling was verhoging van het verlichtingsniveau in een reeks van wijken. Die doelstelling is gehaald; in de wijken die in 2007 daar voor waren aangewezen is de verbetering van de verlichtingsniveaus ook gerealiseerd. En ondanks de verhoging van het lichtniveau per lichtmast in de wijken die zijn aangepakt, is het energiegebruik per lichtpunt gelijk gebleven. Dat is het gevolg van het toepassen van nieuwe technologie. Kortom: de geplande verbeteringen in de lichtniveaus zijn volgens planning en op een duurzame manier gerealiseerd. De andere doelstelling uit de nota Verlicht Amersfoort 2007-2012 was de gemiddelde leeftijd van lichtmasten bij vervanging terug te brengen tot circa 40 jaar. Lichtmasten hebben een gegarandeerde levensduur van 40 jaar. De stabiliteit van lichtmasten ouder dan 40 jaar loopt terug en moet dus steeds regelmatiger gecontroleerd worden. De gemiddelde leeftijd bij vervanging was in 2007 41,7 jaar. Doelstelling was die leeftijd terug te brengen tot ongeveer 40 -4-
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
jaar. Om dat te bereiken moesten zo’n 2.000 lichtmasten vervangen worden in de periode 2007-2012. In werkelijkheid zijn er niet meer dan 1320 vervangen zodat de gemiddelde leeftijd bij vervanging in 2012 is opgelopen tot ruim 42 jaar. Deze doelstelling is dus niet gehaald en het daarvoor beschikbare budget is niet volledig besteed. Als gevolg daarvan is de reservering voor vervangingsinvesteringen voor verlichting opgelopen tot € 1,8 mln. De aanpak voor de komende jaren wijkt niet af van de aanpak uit de periode 2007-2012. Er is dus geen noodzaak voor vaststelling van nieuw beleid, alleen het concretiseren van de doelstellingen aan de hand van het bestaande beleidskader. Voor het concretiseren van de te behalen resultaten is het beschikbare budget leidend. Na implementatie van de bezuinigingen gaat het niet primair om de vraag: hoeveel geld is er nodig voor uitvoering van het beleid, maar wordt de vraag: welk deel van het beleid is uitvoerbaar met het beschikbare budget en welke prioriteiten stellen we daarbij. De eerste prioriteit bij het besteden van het beschikbare budget ligt bij het veilig stellen van de exploitatie van de verlichting. Op kosten voor energie, oplossen van storingen, reparatie van schade enzovoorts, valt niet veel te bezuinigen. Het overblijvende deel van het budget is beschikbaar voor vervangingen. De ontwikkeling van LED ten opzichte van andere energie zuinige armaturen is zodanig dat LED zich nu kan meten aan andere technieken voor wat betreft gegarandeerde levensduur en de verhouding tussen investerings- en exploitatiekosten. Dat geldt in ieder geval voor de hoofdverkeerswegen, voor woonstraten is conventionele energiezuinige verlichting nog steeds efficiënter. Het beleid was, is en blijft het toepassen van de meest energiezuinige technologie, voor zover dat past binnen het beschikbare budget. Op dit moment is de gemiddelde leeftijd bij vervanging van lichtmasten opgelopen tot ruim 42 jaar. Om die achterstand niet verder op te laten lopen is voor vervanging in de periode 2013-2022 een bedrag nodig zijn van € 8,6 mln. (prijspeil 2012). In de periode 2013-2022 is er, uitgaande van de meerjaren begroting waarin de bezuinigingen zijn verwerkt, een bedrag beschikbaar voor exploitatie en vervanging samen, van 20,6 mln. De exploitatiekosten bedragen in die periode in totaal € 14 mln., zodat er € 6,6 mln. overblijft voor vervangingen. Samen met de nog niet bestede reserve van € 1,8 mln. is er in totaal voor vervangingen een bedrag van € 8,4 mln. beschikbaar. Dat komt vrijwel overeen met het benodigde bedrag van € 8,6 mln., zodat het budget voor vervangingen voor deze periode voldoende is om de achterstand in vervangingen niet verder op te laten lopen. Belangrijk daarbij is dat alle berekeningen gebaseerd zijn op prijspeil 2012. Als het budget voor verlichting door de jaren heen niet aangepast wordt aan de ontwikkeling van de prijzen zal de achterstand in vervanging toch verder toenemen. In 2013 en 2014 worden de budgetten in de gemeentebegroting -5-
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
sowieso niet geïndexeerd, voor de jaren 2015 en 2016 is de verwachting dat ook dan de nullijn zal worden gehanteerd. Zie daarvoor de doorrekening van het collegeprogramma, aan de raad aangeboden ter voorbereiding op de besluitvorming over de begroting 2014. Als de prijzen in de periode 2013-2022 met hetzelfde percentage stijgen als in de periode 2007-2012, namelijk 2,2 %, en de prijsstijging niet verwerkt wordt in het budget voor verlichting in de gemeentebegroting, dan ontstaat het volgende beeld: totaal kosten versus beschikbaar budget in de periode 2013-2022 kostensoort
prijspeil 2012
met 2,2%index
Nodig voor exploitatie
€ 14 mln.
€ 15,6 mln.
Nodig voor vervangingen
€ 8,6 mln.
€ 9,8 mln.
€ 22,6 mln.
€ 25,4 mln.
totaal kosten beschikbaar budget
prijspeil 2012, niet geïndexeerd
beschikbaar in begroting
€ 20,6 mln.
beschikbaar als reservering
€ 1,8 mln.
totaal beschikbaar
€ 22,4 mln.
verdeling exploitatie / vervanging
prijspeil 2012
met 2,2%index
nodig voor exploitatie
€ 14 mln.
€ 15,6 mln.
blijft over voor vervanging
€ 8,4 mln.
€ 6,8 mln.
tekort op vervanging
€ 0,2 mln.
€ 3 mln.
Het effect van het niet aanpassen van de begroting aan de prijsstijging zal zijn dat een belangrijk deel van de vervangingen niet kan worden uitgevoerd. Het gaat om een tekort van € 3 mln. op een totaal budget van € 9,8 mln., dat is 30% van het vervangingsbudget voor de periode 2013-2022. Gevolg daarvan is weer dat vervangingen niet allemaal kunnen worden uitgevoerd en de verbetering van de verlichtingsniveaus, bijvoorbeeld de toepassing van LED, in de periode 2013-2022 achter zal blijven bij de planning. Het niet aanpassen van de budgetten aan de prijsontwikkeling heeft ook tot gevolg dat een steeds kleiner deel beschikbaar komt voor vervanging. Bij een prijsstijging van 2,2% is rond 2022 ongeveer het gehele budget nodig voor exploitatie, waardoor er ná 2022 helemaal geen geld meer is voor vervanging. Omdat de lichtmasten in Amersfoort relatief jong zijn is het benodigde budget voor vervangingen in de periode 2013-2022 relatief laag. Anders wordt dat in de periode 2022-2045, omdat dan de verlichting in de “groeistad”-wijken aan vervanging toekomt. Om dat op te kunnen vangen zal vanaf 2022 een forse aanpassing van budget noodzakelijk zijn.
-6-
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
1 Inleiding Deze rapportage geeft een beeld van de huidige situatie van de openbare verlichting en laat de aanpak voor de komende jaren zien uitgaande van het beschikbare budget. Voor het schrijven van deze rapportage zijn er twee aanleidingen, namelijk: Motie veilig en duurzaam besparen op straatverlichting. Op 6 november 2012 heeft de raad de motie M-3.5a aangenomen veilig en duurzaam besparen op straatverlichting. In die motie verzoekt de raad het college: 1. in een business case inzichtelijk te maken hoe snel op de kosten voor openbare verlichting kan worden bespaard, rekening houdende met de terugverdientijd, ruimtelijke kwaliteit en een milieuanalyse, 2. in het eerste kwartaal van 2013 voorstellen te doen voor een aanpak
van de openbare verlichting. Nota Verlicht Amersfoort 2007-2012 Naar aanleiding van de motie is nagedacht over de vraag of het beleid voor verlichting wellicht moet worden aangepast. Die vraag is ook aan de orde omdat het bestaande beleid is vastgelegd in de Nota Verlicht Amersfoort 2007-2012. Deze Nota heeft dus een werkingsduur tot 2013.
LEESWIJZER Achtereenvolgens komt aan de orde: De stand van zaken tot 2007. In dat jaar is het laatste beleidsplan vastgesteld (hoofdstuk 2).
Uitgevoerde maatregelen in het kader van het planmatig beheer in de periode van 2007 tot en met 2012, en het effect er van op de verlichtingsniveaus en de energiebesparing. Daarbij wordt ingegaan op de ontwikkeling van het beschikbare budget, het effect van de prijsstijgingen en de ontwikkeling van de technische mogelijkheden tijdens deze periode (hoofdstuk 3)
Op basis van de huidige stand van zaken is een aanpak ontwikkeld voor het planmatig beheer in de komende jaren, binnen de randvoorwaarde van het in de toekomst beschikbare budget (hoofdstuk 4).
In het laatste (hoofdstuk 5) wordt uiteengezet hoe het planmatig beheer aansluit op de motie “Veilig en duurzaam besparen op straatverlichting”.
De opbouw van de rapportage is dus gebaseerd op de verschillende genoemde tijdvakken. Om het verhaal te kunnen volgen is de noodzakelijke inhoudelijke toelichting opgenomen in de hoofdstukken per tijdvak.
-7-
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
2 Verlichtingsbeleid tot 2007 Amersfoort is in al in het begin van de 90-er jaren begonnen met het planmatig beheren van de OVL. Al meer dan 20 jaar wordt, met behulp van automatisering, van elke lichtmast en elk armatuur bijgehouden waar en wanneer het geplaatst is, welk type het betreft enzovoorts. In 1994 is een eerste nota “Verlicht Amersfoort” vastgesteld door de gemeenteraad. Deze nota is voor het eerst gebaseerd op gegevens van de OVL die in het beheersysteem zijn bijgehouden. In de nota Verlicht Amersfoort Energiebesparing in het verleden
2007-2012 zijn de beleidsdoelen uit 1994 aangescherpt en geconcretiseerd. De openbare verlichting heeft primair tot doel bij te dragen aan de veiligheid van
Eind 90-er jaren heeft de gemeente in 5 jaar tijd circa 11.000 armaturen (40% van het totaal) vervangen door - op dat moment - de meest energiezuinige apparatuur met zeer lage onderhoudskosten. Deze apparatuur is nu stap voor stap weer aan de beurt om vervangen te worden.
de stad. Daartoe worden wegen en woongebieden verlicht gedurende de periode tussen zonsondergang en zonsopgang. De nota Verlicht Amersfoort 2007-2012 geeft daarvoor de volgende beleidsuitgangspunten: Bij nieuwbouw binnen de bebouwde kom dient de verlichting te voldoen aan 1
de landelijk opgestelde richtlijnen . De richtlijnen gaan over de gewenste hoeveelheid licht, ondermeer afhankelijk van het type straat en het tijdstip in de nacht. Bij bestaande bouw dient minimaal 80% van de straten aan deze richtlijnen te voldoen. Bij aanleg en herstructurering van een gebied wordt een eigen gemeentelijk OV- net aangelegd. Daartoe is besloten om, zeker op termijn, minder afhankelijk te zijn van de netwerkbeheerder.
Het absolute effect op de energiebesparing van vervanging is nu veel beperkter, omdat de bestaande armaturen al energiezuinig zijn.
Rekening houden met het beperken van lichthinder en lichtvervuiling door hierop te sturen bij het ontwerp. Het zorgvuldig kiezen van de positie van de lichtmasten en apparatuur, waardoor geen licht in ongewenste richting schijnt, draag hieraan bij.
Niet verlichten van parken en groenstroken en het beperken van de verlichting in buitengebieden. Op locaties waar geen sociale controle aanwezig is, kan verlichting een onterecht gevoel van veiligheid oproepen. Daarom worden bijvoorbeeld speelplaatsen en honden- uitlaatplaatsen niet verlicht.
Het verlichten van particuliere achterpaden en onderdoorgangen is soms wel gewenst, maar behoort niet tot de verantwoordelijkheid van de gemeente.
Sinds de jaren ’90 wordt energiezuinige OVL toegepast. De technische ontwikkelingen op dit gebied worden gevolgd. Bij vervanging wordt altijd de meest energiezuinige variant gekozen, voor zover dat economisch verantwoord is.
Ingekochte stroom is 100% groene stroom.
1
Landelijke verlichtingsrichtlijnen: in 1994 was NSVV-richtlijn voor openbare verlichting. In 2002 is deze geactualiseerd in de NPR 13201-1. In 2011 is hiervoor de ROVL 2011 in de plaats gekomen en deze richtlijn is tot op dit moment nog steeds actueel. -8-
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
Bovenstaande beleidsuitgangspunten zijn nog steeds actueel. 2.1 Stand van zaken medio 2007: feiten en cijfers Openbare verlichting bestaat uit verschillende technische onderdelen. Allereerst is er het netwerk, de kabels in de grond, waarop de verlichting moet worden aangesloten. De meeste lichtmasten in Amersfoort zijn direct aangesloten op de elektriciteitskabels voor huishoudens en bedrijven. Een deel is aangesloten op een apart netwerk voor OVL. In 2007 waren er in totaal 26.000 lichtmasten, daarvan waren er 3.100 aangesloten op een apart OVL-net, alle andere zijn direct aangesloten op algemene voedingskabels. De algemene voedingskabels zijn in beheer bij de netwerkbeheerder Stedin. Afrekening met Stedin vindt plaats op basis van het berekende energiegebruik, het energiegebruik wordt dus niet gemeten. Naast het netwerk bestaat de OVL uit lichtmasten, armaturen en lampen:
Armatuur
Lamp
Lichtmast
Bij het Stedinnet is de zekering het overdrachtspunt tussen Stedin en de gemeente Amersfoort
Stedinnet, laagspanningskabel Eigennet, OV-kabel Amersfoort
Zekering
Aftakmof
Enkele kengetallen uit 2007: Cijfers 2007 omvang
toelichting
Lichtmasten
26.000
stuks, waarvan 1.200 ouder dan 40 jaar
Armaturen
27.400
stuks, waarvan 1.500 ouder dan 20 jaar
Lampen
30.900
stuks.
Totaal energiegebruik
5.140
MWh per jaar (berekend).
Energiegebruik per lichtmast
198 kWh
Gemiddeld per lichtmast per jaar (2007)
-9-
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
2.2 Doelstellingen en ambities uit nota Verlicht Amersfoort 2007-2012 Verlichtingsniveaus worden per wijk of buurt beoordeeld. Immers, bij aanleg van een hele wijk of buurt wordt gekozen voor één bepaald systeem, gebaseerd op de van toepassing zijnde norm. Verbetering van de verlichting wordt daarom ook per wijk of buurt uitgevoerd. Voor vervanging van lichtmasten is een levensduur van ongeveer 40 jaar uitgangspunt. Armaturen moeten minstens de helft van de levensduur van een mast meegaan, dus minimaal ongeveer 20 jaar. In 2007 was de gemiddelde levensduur van masten die werden vervangen 41,7 jaar. Er bestond dus een achterstand in vervanging, uitgaande van een levensduur van 40 jaar. Doelstelling in 2007 was de toen bestaande achterstand in de periode 20072012 in te lopen. Kwalitatieve doelstelling van de beleidsnota 2007-2012 was dat in 2012 in minimaal 80% van de straten in een wijk, voldaan zou worden aan het landelijk 2
geaccepteerde verlichtingsniveau. .
2
In 2007 was dat de NPR 13201-1 (NPR=Nederlandse Praktijkrichtlijn). In 2011 is hiervoor de ROVL 2011 in de plaats gekomen (ROVL=Richtlijn Openbare Verlichting). - 10 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
Kattenbroek – Bruggensingel.
Het plaatje linksboven geeft de situatie in 2005 weer, het plaatje rechtsboven de aanpak zoals die in 2007 is gepland. Beide plaatjes zijn overgenomen uit de beleidsnota 2007. Hieronder is de gerealiseerde situatie in 2012 weergegeven, gemeten naar de normen van 2012. De normen voor verlichting liggen in 2012 wat hoger dan de normen uit 2007. Daardoor zijn er een aantal wijken in het zuid-oosten van de stad die in de geplande aanpak voor 2007 donkergroen waren, uiteindelijk niet meer dan lichtgroen. Dit ondanks alle investeringen in die wijken. Voor oudere wijken is het niet mogelijk overal te voldoen aan de ROVL 2011 omdat daarvoor hier en daar de afstand tussen de lichtmasten te groot is.
Gerealiseerde situatie 2012, gemeten naar de normen van 2012.
Uit de plaatjes blijkt dat de kwalitatieve ambities uit 2007 voor 2012, grotendeels zijn gehaald. - 11 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
3 Wat is in de periode 2007-2012 gebeurd? 3.1 Wijkgerichte verbetering in de periode 2007-2012 De aanpak 2007-2012 is als volgt samen te vatten: In 2007 had de gemeente 7087 armaturen met verouderde technologie in beheer. Eind 2012 was dat aantal gedaald tot 4535, een reductie van 35%. Bij vervanging is steeds gekozen voor het meest energiezuinige armatuur waarmee het beoogde verlichtingsniveau kan worden gehaald en dat past binnen de financiële randvoorwaarden.
Op hoofdwegen loont het om gedimde verlichting toe te passen. Daarom zijn, op het moment dat vervanging aan de orde is, op dit soort wegen consequent lichtmasten met dimunits geplaatst. Een voorbeeld daarvan is de Zielhorsterweg. De dimunits werken zelfstandig per lichtmast en behoeven niet centraal te worden aangestuurd, zie de bijlage op blz. 36. Het aantal lichtmasten met gedimde verlichting is gestegen van 530 in 2007 naar circa 1.000 stuks eind 2012.
Het totale energiegebruik OVL in Amersfoort is gestegen ten gevolge van de flinke uitbreiding van Vathorst en herinrichtingprojecten in de bestaande stad.
Ondanks de verhoging van het lichtniveau per lichtmast in de wijken die zijn aangepakt, is het energiegebruik per lichtpunt vrijwel gelijk gebleven. Dat is het gevolg van het toepassen van nieuwe technologie, zie daarvoor paragraaf 3.3.
Resumerend: de geplande kwalitatieve verbeteringen op wijkniveau zijn gerealiseerd. 3.2 Vervangingen in de periode 2007-2012 In Amersfoort staan er eind 2012 in totaal 29.020 lichtmasten. In die masten zitten in totaal 31.227 armaturen. Het aantal armaturen is hoger dan het aantal masten omdat sommige masten meer dan één armatuur hebben. Voor vervanging van lichtmasten is een levensduur van ongeveer 40 jaar uitgangspunt. In 2007 was de gemiddelde levensduur van masten die werden vervangen 41,7 jaar. Gemiddeld betekent in dit verband dat masten die in zandige, droge en schone grond staan soms pas na 50 jaar worden vervangen, terwijl gecorrodeerde lichtmasten vaak veel eerder aan vervanging toe zijn. Verlichting wordt per wijk of per buurt aangelegd en vervangen. Hoe die wijkgerichte aanpak in de periode 2007-2012 concreet per wijk is uitgevoerd wordt weergegeven in de bijlage op bladzijde 34. In de periode 2007-2012 zijn 1320 bestaande masten vervangen. Doelstelling in de nota Verlicht Amersfoort 2007-2012 was de gemiddelde leeftijd bij
- 12 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
vervanging terug te brengen tot circa 40 jaar. Om dat te bereiken zouden er zo’n 600 masten meer moeten zijn vervangen dan nu het geval is geweest. De doelstelling uit 2007 om de gemiddelde leeftijd bij vervanging terug te brengen is niet gelukt. Integendeel, de gemiddeld leeftijd bij vervanging is opgelopen van 41,7 jaar in 2007 naar ruim 42 jaar in 2012. Het achterlopen van de vervangingsinvesteringen in genoemde periode is vooral het gevolg van onvoorziene personele omstandigheden. Het vervangen van de extra 600 masten, inclusief armaturen, zou een investering hebben gevergd van ruim € 700.000. Dat geld was beschikbaar. Minder snel vervangen leidt tot het niet volledig besteden van de beschikbare middelen. Ondanks de bezuinigingen en ondanks de extra vervangingen van armaturen is het beschikbare budget voor vervangingsinvesteringen medio Wist u dat… ..openbare verlichting relatief zuinig is. Eén lichtmast gebruikt jaarlijks ongeveer 200 kWh. Voor elke 2 a 3 huishoudens is ongeveer 1 lichtmast nodig. Voor OVL is het energiegebruik per huishouden per jaar niet meer dan 83 kWh. Dat is 2,5% van het gemiddelde energiegebruik per huishouden per jaar. Een gemiddeld huishouden gebruikt 3400 kWh per jaar.
2013 opgelopen tot € 1,8 mln. 3.3 Meer licht met minder energie: lamptechnologie Hoofddoelstelling van de nota Verlicht Amersfoort 2007-2012 was het verlichtingsniveau in een groot aantal wijken te verhogen, zie paragraaf 3.1. Bij de uitvoering van die doelstelling is steeds gekozen voor het meest energiezuinige armatuur waarmee het beoogde verlichtingsniveau kan worden gehaald. Randvoorwaarde was wel dat de meerkosten van hogere investeringen voor een energiezuiniger armatuur, terugverdiend moet worden door lagere kosten tijdens de levensduur van het armatuur. De gekozen aanpak heeft resultaat gehad dankzij de ontwikkeling van steeds energiezuiniger lamptechnologie. Het verlichtingsniveau in de aangepakte wijken is verhoogd door toepassing van moderne armaturen, terwijl het gemiddelde energiegebruik per lichtpunt vrijwel gelijk is gebleven. Was in 2007 het gemiddelde energiegebruik per lichtmast 198 kWh per jaar, in 2012 is dat gestegen tot niet meer dan 200 kWh per jaar. In de achterliggende periode was de LED-verlichting weliswaar beschikbaar, maar de meerprijs ten opzichte van conventionele energiezuinige armaturen kon op geen stukken na terugverdiend worden tijdens de gegarandeerde levensduur. Intussen gaan de ontwikkelingen heel snel en is de gegarandeerde levensduur van LED-verlichting toegenomen tot ongeveer 20 jaar, dus vergelijkbaar met conventionele energiezuinige armaturen. Daarnaast is de aanschafprijs zodanig gezakt dat de meerkosten nu terug verdiend kunnen worden uit de lagere kosten voor onderhoud. Dat geldt in ieder geval voor de grotere vermogens die toegepast worden langs hoofdverkeerswegen. Naast de langere gegarandeerde levensduur en de lagere aanschafprijs speelt nog een ander aspect van de LED-verlichting mee. De hoeveelheid licht bij het zelfde elektriciteitsgebruik is fors toegenomen. Een LED-lamp uit 2011 die 500 mA gebruikt geeft 140 lumen / watt, nu koop je een LED-lamp met
- 13 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
hetzelfde vermogen die 182 / watt lumen geeft. Dat is een toename in lichtniveau van 30%. Vergelijking LED- en conventioneel energiezuinige verlichting voor hoofdverkeerswegen 2010 Kosten componenten Prijs armatuur met lamp Totale energiekosten per armatuur in 20 jaar Onderhoudskosten in 20 jaar Extra armatuur i.v.m. levensduur 12 jaar
Conventioneel energiezuinig € 576 € 423 € 373
€ 1.371
Totale kosten over 20 jaar Verschil in kosten in 20 jaar Gegarandeerde levensduur in jaar Terugverdientijd meerkosten LED in jaren
20
2013 LED € 1.050 € 400 € 12 € 1.050
Conventioneel energiezuinig € 588 € 449 € 345
€ 2.512 + € 1.141 12
€ 1.382
20
nooit
zit in het lagere energiegebruik; het grootste verschil zit in de lagere kosten voor vervangingen tijdens de levensduur. Conventionele energiezuinige OVL is ook zeer energiezuinig, maar de lampen moeten om de zoveel tijd wel vervangen worden. Dat laatste geldt niet voor LED. Overeenkomstig de doelstellingen uit de nota Verlicht Amersfoort 2007-2012 wordt altijd de meest energiezuinige variant gekozen, uitgaande van het vereiste lichtniveau en passend binnen het budget. Dat heeft uiteraard geleid tot een duidelijke toename van het percentage energiezuinige armaturen, zowel standaard energiezuinige armaturen als armaturen met de nieuwste technieken
- 14 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
€ 652 € 318 € 16
€ 986 - € 396 20
3,5 jaar
Opvallend is dat het grootste verschil tussen kosten tijdens de levensduur niet
zoals LED.
LED
3.4 Kostensoorten: exploitatie en vervanging Bij de besteding van het budget voor OVL is er onderscheid tussen exploitatiekosten en vervangingskosten:
Exploitatiekosten: o energie o netwerk o onderhoud: oplossen van storingen, afdoen van meldingen, om de zoveel tijd vervangen van lampen - afhankelijk van het type armatuur, incidenteel vervangen van lichtmasten bij schade, etc.
Vervangingskosten: o vervanging van het armatuur – meestal op de helft van de vervangingsperiode voor de lichtmast; o vervanging van de lichtmast. Een lichtmast heeft een gemiddelde technische levensduur van 40 jaar. Langer kan wel, maar dan moet de technische staat van de lichtmasten vaker gecontroleerd worden.
De exploitatiekosten worden direct uit het jaarbudget betaald. Voor de planmatige vervangingen wordt gebruik gemaakt van het Fonds Openbare Ruimte. Omdat het bij vervangingsinvesteringen meestal om grotere bedragen gaat, wordt het ene jaar geld onttrokken aan het fonds, terwijl het fonds in andere jaren wordt bijgevuld vanuit het jaarbudget. 3.5 Ontwikkeling van de kosten in de periode 2007-2012 De energieprijzen zijn in een periode van 5 jaar met ruim 12% gedaald, maar die daling wordt gedeeltelijk weer teniet gedaan door de stijging van de energiebelasting. De kosten voor onderhoud en vervangingen zijn prijzen die door de markt worden bepaald; deze werkzaamheden worden aanbesteed. De netwerkkosten worden eenzijdig bepaald door de netwerkbeheerder. Al met al gaat het om niet beïnvloedbare prijsstijgingen. Kostensoort
% van het budget
Energie Energie belasting Netwerkkosten Groepsremplace Onderhoud Vervangingen
17,79% 3,56% 17,91% 7,95% 29,95% 22,84%
Prijs ontw. 2007 2012 -12,12% 18,20% 21,41% 16,80% 12,40% 12,40%
gemiddelde gewogen naar % van budget
gemiddeld / jaar -2,55% 3,40% 3,96% 3,15% 2,37% 2,37% 2,18%
De prijsstijgingen van de diverse kostensoorten tellen niet allemaal even hard mee in de besteding van het budget. Afhankelijk van het deel van het budget waar het over gaat is een totaal gemiddelde berekend voor de gehele periode, namelijk 2,18% per jaar.
- 15 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
Wat verder opvalt in bovenstaande tabel is dat het deel van het budget dat de achterliggende jaren besteed is aan vervangingen kleiner is dan in het landelijke beeld. Niet meer dan 23% is besteed aan vervangingen, terwijl het landelijke percentage voor vervangingen, gemiddeld over een lange termijn, op ongeveer 50% van het budget ligt. Het accent lag in de beschreven periode op kwalitatieve verbetering van het verlichtingsniveau in de daarvoor aangewezen wijken. Het beeld van de bestedingen wijkt daardoor af van het algemene landelijke beeld voor kostenverdeling van OVL.
3.6 Ontwikkeling van het budget voor verlichting in 2007-2012 Voor OVL was in de periode 2007-2012 ongeveer € 1,75 mln. per jaar beschikbaar. Van dat budget is ongeveer € 1,4 mln. nodig voor de exploitatiekosten van de verlichting, zodat zo’n € 0,35 mln. over blijft voor vervangingen, dat is een verhouding van respectievelijk 80% voor exploitatie en 20% voor vervangingsinvesteringen. In de periode 2007-2012 zijn bezuinigingen doorgevoerd. De eerste keer in 2011, vervolgens in 2012 en 2013. Vanaf 2014 wordt een deel van deze bezuinigingen weer gecompenseerd, omdat duidelijk is dat het budget voor vervangingen te veel onder druk is komen te staan. In de oorspronkelijke meerjarenbegroting, vóór de bezuinigingen uit 2011 tot 2013, was rekening gehouden met de toenemende kosten voor vervanging. Doelstelling was de achterstand in vervanging in te lopen, zodat stadsbreed de gemiddelde leeftijd bij vervanging van lichtmasten weer teruggebracht zou worden naar zo’n 40 jaar. Het beschikbare budget voor verlichting liep in de oorspronkelijke meerjarenbegroting op van € 1,75 mln. in 2008 naar € 2,3 mln. in 2016.
- 16 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
Het blijvend effect van de bezuinigingen is per saldo een structurele budgetverlaging voor verlichting van € 135.000 per jaar, dat komt overeen met 6,5% van het budget. In de grafiek hieronder wordt de ontwikkeling van het budget van 2007 tot 2022 weergegeven, gebaseerd op de bezuinigingen en de besluitvorming in de gemeenteraad tot en met de begroting 2014, prijspeil 2012.
In totaal is er voor de periode 2013-2022 een budget beschikbaar van € 20,6 mln., het oorspronkelijke budget, dus zonder bezuinigingen, was voor die periode € 22,4 mln. Alle bedragen zijn prijspeil 2012. 3.6.1
Effect van prijsstijging op besteedbaar budget 2007-2012
Naast bovenstaande reguliere bezuinigingen is het niet compenseren van de prijsstijging van grote invloed. Van 2007 tot en met 2012 is het gemeentelijk budget voor OVL over de hele periode met in totaal met 2,73% verhoogd, terwijl de prijzen in die periode met 11,5 % zijn gestegen. Dat het budget over de gehele periode met niet meer dan 2,73% is verhoogd is het gevolg van niet meer aanpassen van de budgetten in de gemeentebegroting aan de prijsstijgingen. Een index van 2,73% over 5 jaar komt neer op een gemiddelde verhoging van 0,54% per jaar. Het verschil tussen de kostenstijging in deze periode, namelijk gemiddeld 2,2% per jaar, en de gemeentelijke index van 0,54% per jaar, is 1,66%. Dat lijkt weinig, maar over 5 jaar gaat het om 8,6% van het totaal. Op een jaarbudget van grofweg € 1,75 mln. gaat het om een impliciete bezuiniging van € 150.000.
- 17 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
4 Aanpak in de periode 2013-2022 4.1 Algemeen: beleid en uitvoering wordt veel meer budget gestuurd De nota verlichting Amersfoort 2007-2012 was gebaseerd op de gedachte: we stellen het beleid vast voor een sobere, doelmatige en duurzame verlichting en het geld dat daarvoor nodig is wordt vervolgens in de begroting geregeld. Op die manier was voor uitvoering van de nota uit 2007 voldoende geld beschikbaar, een tekort werd toen eerst verwacht vanaf 2018 / 2020, omdat dan relatief veel masten vervangen moeten gaan worden. Met de komst van de kredietcrisis in 2008 en de daarop volgende bezuinigingen is de manier van denken omgekeerd. Uitgangspunt is nu veel meer het beschikbare budget; beleid maken waarvoor extra geld nodig is heeft geen zin. De vraag is nu: wat hebben we beschikbaar en wat kunnen we daar maximaal mee doen, voor een doelmatige en duurzame verlichting? Vandaar dat in dit hoofdstuk eerst wordt ingegaan op het benodigde en beschikbare budget en daarna pas op de beleidskeuzes die daaruit voortvloeien. Bezuinigingen worden op 2 manieren ingevoerd. In de eerste plaats door reguliere bezuinigingen: bepaalde posten op de begroting worden verlaagd. In de tweede plaats door voor één of meer jaar de prijsstijging niet, of niet geheel, te compenseren. Er is dan sprake van “de nullijn”. Vaak is het effect van het niet compenseren van de prijsstijging verdergaand dan het effect van een budgetverlaging in één keer. Zeker in een rapportage die gaat over de aanpak tot en met 2022 is het van belang de (mogelijke) effecten van de nullijn expliciet aandacht te geven. Daarom wordt bij ieder onderwerp steeds een aparte paragraaf gewijd aan het effect van de prijsstijgingen. Duidelijk is, dat in ieder geval voor 2013 en 2014 de prijsstijging niet gecompenseerd wordt, zie de doorrekening van het collegeprogramma, blz. 19. Over compensatie van de prijsstijging ná 2014 is op gemeentelijk niveau nog geen definitief besluit genomen, maar voorgesteld wordt de nullijn voort te zetten tot en met 2017, zie bladzijde 24 van de genoemde doorrekening . Het niet of niet geheel compenseren van de prijsstijging vergt ook een andere manier van omgaan met de cijfers. Tot 2008 was het regel dat de bedragen in de begroting werden verhoogd met de gemiddelde prijsstijging. Daarvan uitgaand was het mogelijk de bedragen van nu toe te passen op de jaren in de toekomst. Bijvoorbeeld: als het budget nu voldoende is om lichtmasten te vervangen met een prijs van € 750, dan is dat budget ook voldoende in, bijvoorbeeld, 2018. Immers, de prijs van zo’n lichtmast kan wel omhoog gaan door de inflatie, maar de hoogte van het budget gaat dan – in grote lijnen – mee.
- 18 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
Nu het voor de eerstkomende jaren regel lijkt te worden dat de prijsstijging niet of slechts gedeeltelijk wordt gecompenseerd, is er met hetzelfde budget in de toekomst minder te doen. Dat zorgt er voor dat je voortdurend alert moet zijn op de vraag: heb je het over euro’s uit 2012 of over euro’s uit, bijvoorbeeld, 2018. 4.2 Algemeen: bij beheer gaat exploitatie vóór vervanging Jaarlijks is er geld beschikbaar binnen de gemeentebegroting voor verlichting. De exploitatiekosten voor bijvoorbeeld energie, het verhelpen van storingen en het vervangen van lampen worden direct uit het jaarbudget betaald. Voor planmatige vervanging van armaturen en lichtmasten wordt gebruik gemaakt van het Fonds Openbare Ruimte. Omdat het bij vervangingsinvesteringen meestal om grotere bedragen gaat, wordt het ene jaar geld onttrokken aan het fonds, terwijl het in andere jaren wordt bijgevuld vanuit het jaarbudget. Op de exploitatiekosten is vrijwel niet te bezuinigen, tenzij je verlichting uitzet. Als bezuinigen gaat over grotere bedragen komt het dus vrijwel altijd neer op minder geld voor investeringen. Dat principe geldt niet alleen voor verlichting maar is in hoofdlijnen ook van toepassing op andere aspecten van beheer: wegen, groen (met name bomen), riolen, water (baggeren), afval inzameling en verwerking, bruggen en andere civiele kunstwerken, 4.2.1
Effect van nullijn op exploitatie en investeringen
Het effect van een langdurige nullijn is vaak groter dan het effect van incidentele kortingen op het budget. Bovendien is het effect van de nullijn op voorhand moeilijker in kaart te brengen, omdat de toekomstige prijsstijgingen nog niet bekend zijn. Schematisch ziet het effect van de nullijn er als volgt uit:
Het effect van de nullijn op het budget voor investeringen.
De bovenstaande grafiek is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: - 19 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
exploitatie gaat vóór vervanging;
budgettaire nullijn gedurende 10 jaar;
prijzen stijgen met 2,2% per jaar (zie paragraaf 3.5);
verhouding exploitatie versus investeringen is 80 / 20% van het oorspronkelijke budget (zie paragraaf 3.6).
Het resultaat is dat bij deze uitgangspunten het budget voor vervangingsinvesteringen in 10 jaar tijd terugloopt van 20% naar 3% van het oorspronkelijke budget. In de bijlage op bladzijde 31 wordt verder ingegaan op de financiële achtergronden, daar staan ook grafieken die gebaseerd op andere percentages voor de prijsstijging. Bovenstaande grafiek is een schematische weergave, het maakt inzichtelijk op welke wijze het beschikbare budget wordt verdeeld bij toepassing van de nullijn. Hieronder wordt eerst weergegeven welke budgetten voor exploitatie en onderhoud noodzakelijk zijn. Vervolgens wordt het tekort in kaart gebracht en worden de consequenties voor de uitvoering beschreven. 4.3 Benodigd budget voor exploitatie De opbouw van exploitatiekosten ziet er gemiddeld per jaar als volgt uit (prijspeil 2012):
energie + energiebelasting
€ 360.000
netwerkkosten
€ 330.000
groepsremplace (vervangen lampen)
€ 140.000
onderhoud (storingsdienst, incidentele vervangingen etc.) € 570.000 totaal exploitatiekosten / jaar € 1,40 mln. Het bedrag voor exploitatie kan vrijwel niet beïnvloed worden, tenzij er verlichting wordt uitgezet of weggehaald. Bezuinigingen op exploitatie kan vrijwel niet. 4.3.1
Effect van de nullijn voor de exploitatie
De gemiddelde prijsstijging van 2007 en met 2012 was 2,2%. Voor de periode 2013-2022 wordt dat percentage als uitgangspunt genomen, ook al zal de kostenstijging van 2013 tot en met 2022 eerder meer zijn dan minder. Met een gemiddelde prijsstijging van 2,2%. per jaar zullen de kosten voor exploitatie stijgen van € 1,40 mln. in 2013 tot € 1,73 mln. in 2022. Over de gehele periode 2013-2022 is er voor exploitatie een bedrag nodig van € 15,6 mln. Als de kostenstijging van 2013 tot en met 2022 hoger is dan 2,2%, wat heel goed mogelijk is, zullen de exploitatiekosten navenant stijgen. Zie daarvoor ook de grafieken in de bijlage over financiële achtergronden op bladzijde 31.
- 20 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
4.4 Benodigd budget voor vervanging Uit landelijke gegevens blijkt dat, gemiddeld over de lange termijn, dat de kosten voor vervanging ongeveer gelijk zijn aan de kosten van exploitatie. Dat die situatie zich in Amersfoort (nog) niet voordoet komt door de relatief lage gemiddelde leeftijd van de masten. Dat is dan weer het gevolg van de groeistad periode.
Als er geen masten vervangen zouden worden loopt het percentage masten, ouder dan 40 jaar, na 2017 en 2022 snel op, zoals blijkt uit de rechter grafiek. Dat is uiteraard een vrij theoretische benadering, uitgaande van de situatie dat er helemaal niet meer vervangen wordt. Het beeld roept wel de vraag op hoeveel geld er nodig is om de geschetste ontwikkeling te voorkomen. Een lichtmast kost, inclusief plaatsing maar exclusief armatuur, gemiddeld € 750. Een armatuur kost gemiddeld € 450 (prijspeil 2012, ex BTW). Alles bij elkaar vertegenwoordigen lichtmasten en armaturen in Amersfoort de volgende waarde (prijspeil 2012, ex BTW): Aantallen
Waarde investering
lichtmasten
29.060
€ 21,8 mln.
armaturen
31.227
€ 14,0 mln.
samen
€ 35,8 mln.
Algemeen uitgangspunt is dat lichtmasten na zo’n 40 jaar vervangen moeten worden, maar intussen is de gemiddelde levensduur bij vervanging al opgelopen naar ruim 42 jaar. Vervanging van het armatuur vind zoveel mogelijk halverwege de levensduur van de mast plaats. Een punt is natuurlijk dat de aantallen te vervangen masten en armaturen helemaal niet evenredig verdeeld zijn over de jaren. Dat levert over de jaren heen een sterk wisselend beeld op van de aantallen te vervangen masten en armaturen:
- 21 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
In bovenstaande grafiek is uitgegaan van een gemiddelde levensduur van 42 jaar per mast, dus van circa 21 jaar per armatuur. Het blijkt dat het aantal masten dat voor vervanging in aanmerking komt in de periode 2013 tot 2022 laag ligt. Dat is het gevolg van de nog beperkte groei van de stad tot 1985. Het grootste aantal masten zal vervangen moeten worden in de periode 2027–2052, als gevolg van de groei van de stad in de periode 19852010 (Zielhorst, Kattenbroek, Nieuwland, Vathorst). Als we voorgaand grafiek toespitsen op de periode 2013-2022 ontstaat het volgende beeld:
Ook in deze grafiek is uitgangspunt de vervanging van masten bij een gemiddelde leeftijd van 42 jaar en vervanging van armaturen bij een gemiddelde leeftijd van 21 jaar. Omdat het qua uitvoering niet altijd lukt vervanging precies in het geplande jaar uit te voeren, zijn de vervangingen steeds gemiddeld over een periode van 3 jaar; dat zijn de gestippelde lijnen.
- 22 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
Voorgaande grafiek, omgezet in geld, geeft het volgende beeld voor het benodigde budget voor vervangingen (prijspeil 2012 – gemiddeld over perioden van 3 jaar):
Het aantal masten dat voor vervanging in aanmerking komt in de periode 2013 tot 2022 ligt relatief laag. Heel anders ligt dat de met aantallen te vervangen armaturen. In de periode 2013-2022 moeten relatief veel armaturen worden vervangen, omdat relatief veel armaturen in die periode de leeftijd bereiken van 21 jaar of ouder. Armaturen die geplaatst zijn in de periode 1990-2000 zijn dan aan vervanging toe, bijvoorbeeld in Kattenbroek en De Hoef Voor de periode 2013-2022 zijn de kosten voor vervanging van armaturen ongeveer 6 keer zo hoog als de kosten voor vervanging van de masten.
masten armaturen
totaal in 2013-2022 prijspeil 2012 aantallen euro's 1609 € 1.207.000 16456 € 7.405.050
gemiddeld per jaar prijspeil 2012 aantallen euro's 161 € 120.700 1646 € 740.505
€ 8.612.050
€ 861.205
totalen
In de tabel hierboven zijn alle kosten voor vervanging in de periode 2013-2022 bij elkaar opgeteld. Daarbij is geen rekening gehouden met de effecten van prijsstijging, alle cijfers zijn prijspeil 2012. 4.4.1
Effect van de prijsstijging voor de vervangingen
Duidelijk is dat de nullijn van toepassing is op de jaren 2013 en 2014. Onduidelijk is nog of die nullijn ook voor de jaren daarna zal worden gehandhaafd, dat wordt besloten in de nieuwe raadsperiode na april 2014.
- 23 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
Het effect van de prijsstijging blijkt uit onderstaande tabel. Het is dezelfde berekening als de tabel hierboven, maar dan met als uitgangspunt dat de prijzen jaarlijks met 2,2% stijgen, dezelfde prijsstijging als in de periode 20072012.
masten armaturen
totaal in 2013-2022 met 2,2% prijsstijging / jr. aantallen euro's 1609 € 1.379.564 16456 € 8.391.038
gemiddeld per jaar met 2,2% prijsstijging / jr. aantallen euro's 161 € 137.956 1646 € 839.104
€ 9.770.602
€ 977.060
totalen
Rekening houdend met een prijsstijging van 2,2% per jaar is er voor vervanging van masten en armaturen in de periode 2013-2022 een bedrag nodig van € 9,8 mln. 4.5 Totaal overzicht benodigd en beschikbaar budget Met behulp van voorgaande berekeningen is nu een overzicht te maken van de benodigde budgetten voor exploitatie en vervanging van de OVL over de gehele periode 2013-2022. Kosten van:
gemiddeld / jaar
totaal 2013-2022
totaal 2013-2022
prijspeil 2012
prijspeil 2012
met 2,2% index
exploitatie
€ 1,4 mln.
€ 14,0 mln.
€ 15,6 mln.
vervanging
€ 0,86 mln.
€ 8,6 mln.
€ 9,8 mln.
€ 2,26 mln.
€ 22,6 mln.
€ 25,4 mln.
samen
Voorafgaand aan de reguliere bezuinigingen, dus de verlagingen van het budget in de jaren 2011, 2012 en 2013, was er in de begroting voor de periode 2013-2022 een bedrag beschikbaar van € 22,4 mln., zie paragraaf 3.6. Na de bezuinigingen in genoemde jaren is het totale budget voor de periode 20132022 € 20,6 mln. Al deze bedragen zijn prijspeil 2012. Als we er van uitgaan dat het budget de gehele periode 2013-2022 niet wordt aangepast aan de prijsstijgingen, dan ontstaat er een tekort over deze periode van € 25,4 minus € 20,6 is € 4,8 mln. Daarop moet in mindering worden gebracht de reservering voor vervanging van verlichting in het Fonds Openbare Ruimte van € 1,8 mln., zodat een tekort resteert van € 3 mln. Dat tekort komt in mindering op het budget voor vervangingen.
- 24 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
4.6 Tekort opvangen door uitstel vervanging van masten en armaturen 4.6.1
Effect op de lange termijn.
Zoals eerder gezegd is het gevolg van bezuinigingen op het budget voor verlichting dat vervangingen worden uitgesteld. Bij plaatsing van de huidige masten in Amersfoort is gekozen voor een levensduur van 40 jaar, het beschikbare vervangingsbudget was daar ook op afgestemd. Langer wachten met vervanging kan wel, dat blijkt uit de praktijk. Maar oudere masten moeten vaker gecontroleerd worden, er komen meer incidentele vervangingen en er komen meer storingen. Dat betekent dat de exploitatiekosten toenemen bij uitstel van vervanging. Bovendien kan bij ouder wordende bestaande masten de fysieke veiligheid in het geding komen. Masten kunnen doorrotten waardoor ze, onder fysieke belasting, om kunnen vallen. Het financiële effect van het uitstel van vervangingen over een lange termijn, dus meer dan 40 jaar is, in verhouding tot het totale benodigde jaarbudget, relatief klein. Voor de tabel hieronder is het gehele bestand lichtmasten en armaturen doorgerekend voor vervanging bij een levensduur oplopend van 40 tot 48 jaar. Alles op prijspeil 2012. Het blijkt dat uitstel van vervanging van lichtmasten met 2 jaar leidt tot verlaging van de vervangingskosten met iets meer dan 4%. Daartegenover staan hogere exploitatiekosten die op voorhand lastig zijn in te schatten, omdat er geen ervaringscijfers zijn.
levensduur
aantal te vervangen lichtmasten/jaar
aantal te vervangen armaturen per jaar
totale vervangingskosten per jaar
40 42 44 46 48
726 691 660 631 605
1561 1487 1419 1358 1301
€ 1.246.733 € 1.187.364 € 1.133.393 € 1.084.115 € 1.038.944
Later vervangen van masten en armaturen heeft vooral financieel effect op de kortere termijn. Door het opschuiven van de leeftijd bij vervanging is het beroep op het vervangingsbudget gedurende enkele jaren uiteraard lager. Maar het structurele effect op langere termijn is beperkt omdat de te maken kosten worden doorgeschoven naar de toekomst. 4.6.2
Aanpak in de periode 2013-2022
Bij vervanging van lichtmasten bij een gemiddelde leeftijd van 42 jaar moeten er – gemiddeld over de lange termijn – zo’n 700 lichtmasten en zo’n 1500 armaturen per jaar worden vervangen. Dat zijn de gemiddelden over de totale levensduur van masten en armaturen, dus een periode van meer dan 40 jaar. Die aantallen over de lange termijn zijn veel hoger dan de aantallen genoemd voor de periode 2013-2022. Voor de periode 2013-2022 gaat het gemiddeld om 161 lichtmasten en 1650 armaturen per jaar. Maar na 2013-2022, vanaf 2023 - 25 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
tot ongeveer 2045, moeten er veel grotere aantallen masten en armaturen vervangen worden. Dat zijn de effecten van de groeistad periode van na 1985. Het tekort op vervangingen bedraagt € 3 mln.; het totale geplande bedrag aan vervangingen in de periode 2013-2022 is € 9,8 mln. Zo’n 30% van de geplande vervangingen kunnen dus niet doorgaan; dat komt overeen met het niet vervangen van grofweg 50 lichtmasten en 500 armaturen. Het gevolg daarvan is weer dat meer vervangingen naar de toekomst worden verschoven en de verbeteringen, ook in de zin van duurzaamheid, later zullen worden uitgevoerd. Op voorhand is lastig te zeggen welke masten en welke armaturen niet vervangen zullen worden. Dat wordt bepaald aan de hand van de technische staat van de masten en armaturen. Door regelmatig die kwaliteit te checken kan de ontwikkeling worden gevolgd. Sommige armaturen gaan wel 25 jaar mee, anderen moeten al na 18 of 19 jaar worden vervangen. 4.7 Verbetering van de lichtniveaus in de periode 2013-2017
In nieuwere wijken wordt voldaan aan de huidige standaard, namelijk ROVL 2011. Dat zijn de donkergroene wijken. Verbetering van het lichtniveaus in de oudere wijken wordt bereikt door vervanging van de armaturen door armaturen met meer lichtopbrengst. Ook dan is het voor oudere wijken niet altijd mogelijk overal te voldoen aan de ROVL 2011 omdat de daarvoor hier en daar de afstand tussen de lichtmasten te groot is. Dat is niet op te lossen door vervanging van de armaturen, ook niet door vervanging van de lichtmasten op dezelfde plaats. Op die plekken waar de lichtmasten te ver uit elkaar staan kan alleen aan de ROVL worden voldaan door de verlichting opnieuw aan te leggen. Dat is uiteraard veel te kostbaar. Voor ongeveer 10% van het verlichte gebeid in de oudere wijken kan niet worden voldaan aan de verlichtingsnorm, voor 90% van die gebieden gaat dat wel lukken. - 26 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
5 Motie “Veilig en duurzaam besparen op straatverlichting” Op 6 november 2012 heeft de raad de motie M-3.5a aangenomen veilig en duurzaam besparen op straatverlichting. Deze motie is afgedrukt als bijlage bij deze rapportage op bladzijde 35. In die motie verzoekt de raad het college: 1. in een business case inzichtelijk te maken hoe snel op de kosten voor openbare verlichting kan worden bespaard, rekening houdende met de terugverdientijd, ruimtelijke kwaliteit en een milieuanalyse, 2. in het eerste kwartaal van 2013 voorstellen te doen voor een aanpak van de openbare verlichting. De raad verwijst in zijn motie onder meer naar recente aanpassingen van de richtlijnen voor verlichting. Voor openbare verlichting gelden geen wettelijk voorgeschreven normen. De noodzaak van openbare verlichting vloeit voort uit de algemene verantwoordelijkheid van een gemeente voor de veiligheid van gebruikers van de openbare ruimte. Die verantwoordelijkheid is gebaseerd op de algemene wettelijke aansprakelijkheid voor de toestand van wegen en alles wat daarbij hoort, geregeld in artikel 174 van het Burgerlijk Wetboek. In de praktijk wordt algemeen gewerkt met richtlijnen die worden opgesteld door de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV). Het ontwikkelen van die richtlijnen wordt voorbereid door een commissie die voor ongeveer de helft is samengesteld uit vertegenwoordigers van belangengroeperingen en beheerders, en voor de andere helft uit vertegenwoordigers van de verlichtingsindustrie. Kern van de nieuwe richtlijn is dat er meer mogelijkheden worden geboden om verlichtingsniveaus te variëren. De regeling voorziet in vereenvoudiging van de regels voor het plaatsen en toepassen van dimmers. Niet alleen het dimmen in een deel van de nacht wordt daardoor beter uitvoerbaar, ook het meebewegen van verlichting met fietsers en wandelaars wordt daardoor mogelijk binnen de richtlijn. Tilburg heeft de primeur voor een wijkbrede toepassing van dit principe. De raadsstukken over de besluitvorming hierover zijn te vinden op de website van de gemeente Tilburg. In Tilburg worden verouderde SOX armaturen vervangen door LED verlichting. Bovendien wordt die LED verlichting zoveel mogelijk gedimd. Daarmee wordt het energiegebruik van de verlichting 80% lager en kunnen de meerkosten van de investering terug betaald worden met de uitgespaarde energiekosten.
- 27 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
De vraag van de raad van Amersfoort is of een dergelijke aanpak ook hier toegepast kan worden: verbeteren van de verlichting en verlagen van het energiegebruik tegen dezelfde of lagere kosten. Is daar een businesscase van te maken? Om het antwoord op deze vraag niet theoretisch te benaderen wordt de aanpak in Tilburg vergeleken met de situatie in Amersfoort. De volgende feiten zijn van belang:
De armaturen die in Tilburg vervangen worden lopen nogal achter qua techniek en energiegebruik. Het gaat om 5% van het totale aantal armaturen in Tilburg. Die 5% gebruikt 10% van het totale energiegebruik 3
van de verlichting in Tilburg .
Het energiegebruik van de te vervangen armaturen in Tilburg is 458 KWh per jaar per lichtpunt. Door toepassing van LED in combinatie met dimmen wordt dat energiegebruik verlaagd tot 86,1 KWh per jaar per lichtpunt.
In het raadsvoorstel van Tilburg wordt als risico benoemd de onzekerheid over de stijging van de energiekosten. Als de energiekosten minder stijgen dan verwacht zal de te realiseren besparing ook minder zijn en wordt de investering minder snel rendabel.
Verlichting woonstraat met LED in Tilburg. Lampen worden aangestuurd met een sensor, zodat het licht “meebeweegt”.
Vanaf begin jaren ’90 zijn verouderde armaturen in Amersfoort stelselmatig vervangen door de meest energiezuinige van dat moment, rekening houdend met de kosteneffectiviteit van die armaturen. De investeringen zijn voor een deel betaald uit de besparingen op energiekosten. Het effect van deze
3
Aldus de verantwoordelijk wethouder in Tilburg bij mondelinge toelichting op het raadsvoorstel in de raad. - 28 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
investeringen blijkt uit het gemiddelde energiegebruik per lichtpunt in Amersfoort, namelijk ongeveer 200 KWh per lichtpunt per. Dat is beduidend minder dan de 458 KWh van de lichtpunten die in Tilburg vervangen worden. Het gemiddelde energiegebruik per lichtpunt in Amersfoort is de afgelopen jaren niet lager geworden, ondanks toepassing van de meest energiezuinige verlichting. Dat is het gevolg van de verbetering van de verlichtingsniveaus in een reeks van wijken. Amersfoort heeft dus last van een remmende voorsprong. Omdat er veel geïnvesteerd is in energiezuinige armaturen is het gemiddelde energiegebruik relatief laag en zijn ook de energiekosten relatief laag. Verdergaande energiebesparing brengt dan in verhouding weinig geld op. Aan de andere kant is verdergaande besparing op energie nu en in de toekomst zeker mogelijk. Bij vervanging wordt altijd gekozen voor de meest energiezuinige variant, passend binnen de randvoorwaarden van lichtopbrengst, budget en levensduur. De ontwikkeling van LED ten opzichte van andere energie zuinige armaturen is zodanig dat LED zich nu kan meten aan andere technieken voor wat betreft gegarandeerde levensduur en de verhouding tussen investerings- en exploitatiekosten. Dat geldt in ieder geval voor de hoofdverkeerswegen, voor woonstraten is conventionele energiezuinige verlichting nog steeds efficiënter. Het beleid was, is en blijft het toepassen van de meest energiezuinige technologie, voor zover dat past binnen het beschikbare budget.
- 29 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
6 Bijlagen Bijlage A.
Financiële achtergrondinformatie
31
Bijlage B.
Wijkgerichte aanpak 2007-2012
34
Bijlage C.
Motie Veilig en duurzaam besparen op straatverlichting
35
Bijlage D.
Toepassen van dimunits op stroomwegen in Amersfoort
36
Bijlage E.
Praktijkvoorbeelden uit andere gemeenten
37
- 30 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
Bijlage A. Financiële achtergrondinformatie De kosten van OVL zijn te onderscheiden in exploitatiekosten en vervangingskosten:
Exploitatiekosten: o energie o netwerk o onderhoud: oplossen van storingen, afdoen van meldingen, om de zoveel tijd vervangen van lampen - afhankelijk van het type armatuur, incidenteel vervangen van lichtmasten bij schade, etc.
Vervangingskosten: o vervanging van het armatuur – meestal op de helft van de vervangingsperiode voor de lichtmast; o vervanging van de lichtmast. Een lichtmast heeft een gemiddelde technische levensduur van 40 jaar. Langer kan wel, maar dan moet de technische staat van de lichtmasten vaker gecontroleerd worden.
Jaarlijks is er geld beschikbaar binnen de gemeentebegroting voor verlichting. De exploitatiekosten worden direct uit het jaarbudget betaald. Voor planmatige vervanging van armaturen en lichtmasten wordt gebruik gemaakt van het Fonds Openbare Ruimte. Omdat het bij vervangingsinvesteringen meestal om grotere bedragen gaat, wordt het ene jaar geld onttrokken aan het fonds, terwijl het in andere jaren wordt bijgevuld vanuit het jaarbudget. De mogelijkheden voor bezuinigingen volgen uit de beschreven kostenindeling:
Op kosten van energie en overige beheerkosten is vrijwel niet te bezuinigen, tenzij de verlichting minder vaak of deels helemaal niet wordt ingeschakeld.
Op de vervangingskosten kan worden bezuinigd door de vervanging van de lichtmasten uit te stellen. Direct gevolg daarvan is dat ook de vervanging van armaturen langer zal gaan duren – vervanging van armaturen vindt immers bij voorkeur plaats halverwege de (geplande) levensduur van de lichtmast.
Bezuinigen zullen in hoofdzaak tot gevolg hebben dat er minder of geen geld overblijft voor vervangingsinvesteringen. Effect van de nullijn – in diverse varianten – op het budget voor investeringen.
In paragraaf 4.2.1 is aangegeven wat het effect is van toepassen van de nullijn op het beschikbare budget. De conclusie is dat het budget voor investeringen, nu zo’n 20% van het totaal, na 10 jaar vrijwel is verdwenen. Die conclusie is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
exploitatie gaat vóór vervanging;
budgettaire nullijn gedurende 10 jaar;
prijzen stijgen met 2,2% per jaar (zie paragraaf 3.5);
verhouding exploitatie versus investeringen is 80 / 20% van het oorspronkelijke budget (zie paragraaf 3.6). - 31 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
Deze uitgangspunten zijn ontleend aan het recente verleden: de prijzen voor OVL namen tussen 2007 en 2012 met gemiddeld 2,2% toe en de budgetverdeling is op dit moment 80 / 20% voor exploitatie en investeringen. Belangrijkste variabele in bovenstaande uitgangspunten is uiteraard het percentage voor de gemiddelde prijsstijging per jaar. Hieronder volgen dezelfde plaatjes als de grafiek op in paragraaf 4.2.1, maar dan voor een kostenontwikkeling van respectievelijk 1,5%, 2,5% en 3,5%:
Conclusie: bij een prijsstijging van 1,5% per jaar is er na 10 jaar nog 9% van het budget beschikbaar voor vervangingsinvesteringen.
Conclusie: bij een prijsstijging van 2,5% per jaar is er na 10 jaar geen geld meer beschikbaar voor vervangingsinvesteringen.
- 32 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
Conclusie: bij een prijsstijging van 3,5% per jaar is er na 7,5 jaar geen geld meer beschikbaar voor vervangingsinvesteringen en ontstaat er een tekort op de exploitatie. Daarbij komt dat de prijzen voor de kapitaalgoederen in dezelfde periode ook zullen stijgen, zodat de waarde van het budget voor investeringen nog verder zal afnemen. De bovenstaande grafiekjes zijn schematisch, uitgaande van een vaste verdeling van 80% exploitatiekosten ten opzichte van 20% kosten voor vervangingsinvesteringen. Duidelijk is dat die verhouding op de lange termijn zeker niet klopt. Gemiddeld over de hele levensduur van lichtmasten, dus meer dan 40 jaar, zijn de kosten voor exploitatie ongeveer gelijk aan de kosten voor vervanging.
Kosten verdeling OVL; landelijk beeld, niet specifiek Amersfoort. Los van de effecten van het niet compenseren van de prijsstijging zou het budget voor vervanging sowieso al stapsgewijs verhoogd moeten worden omdat de vervangingen in de “groeistad”-wijken er aan zit te komen, zeker na 2018.
- 33 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
Bijlage B. Wijkgerichte aanpak 2007-2012 Verlichting wordt per wijk of per buurt aangelegd en vervangen. Die wijkgerichte aanpak is in de periode 2007-2012 als volgt uitgevoerd:
wijk Bosgebied Buitengebied-Wst Calveen De Berg-Noord De Berg-Zuid De Koppel De Kruiskamp Hoogland Hooglanderveen Isselt Kattenbroek Leusderkwartier Liendert Nieuwland Park Schothorst Randenbroek Rustenburg Schothorst-Noord Schothorst-Zuid Schuilenburg Soesterkwartier Stadskern Stoutenburg-Nrd Valleipoort Vathorst-Centrum Vathorst-De Laak Vathorst-De Velden Vermeerkwartier Zielhorst Zonnehof totalen
wijkgerichte aanpak 2007-2012 vervangingen uitbreidingen lichtmasten armaturen lichtmasten armaturen 17 27 8 3 3 13 10 35 54 8 10 140 455 30 32 70 54 31 54 200 128 104 161 40 439 7 87 200 226 65 179 10 58 73 35 331 8 175 179 32 29 9 84 5 5 43 218 16 16 12 31 44 675 49 52 60 74 14 20 14 408 30 12 55 91 2 0 496 365 513 0 56 65 0 377 515
48 47 50 1320
0
509
458
160 1269 50 5661
31 1797
38 2128
In totaal zijn in de periode 2007-2012 1320 lichtmasten en 5661 armaturen vervangen. Het accent lag dus op vervanging van de armaturen, niet op vervangen van lichtmasten, De kwaliteitsverbetering in lichtniveaus wordt immers bereikt met het vervangen van armaturen. De uitbreidingen zijn het gevolg van de groei van Vathorst en herinrichtingprojecten in de bestaande stad.
- 34 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
Bijlage C. Motie Veilig en duurzaam besparen op straatverlichting Gemeente Amersfoort, motie Veilig en duurzaam besparen op straatverlichting, raadsvoorstelnummer M-3.5a, gemeentebegroting 2013-2016, Amersfoort 6 november 2012:
- 35 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
Bijlage D. Toepassen van dimunits op stroomwegen in Amersfoort Het dimmen van verlichting is gebaseerd op de gedachte dat de verlichting in de stille uren van de nacht wel wat minder kan zonder de veiligheid geweld aan te doen. Dat is vooral effectief bij verlichting van de hoofdverkeerswegen (stroomwegen) van de stad, omdat het energiegebruik per lichtmast langs die wegen relatief hoog is. Dan zijn de kosten van een dimunit per lichtmast rendabel. Bij het vervangen van de armaturen langs de stroomwegen wordt in elk armatuur een dimunit ingebouwd. Dit is bijvoorbeeld gedaan langs de Zielhorsterweg en de Rondweg-Oost, Bij ingebruikname van het armatuur wordt in de eerste drie dagen het middentijdstip van de brandtijd bepaald. Vanaf de vierde dag gaat de dimunit van 5 uur voor tot 5 uur na het middentijdstip het verlichtingsniveau dimmen. We spreken dan van een 10 uursdimming. Verrekening energiegebruik openbare verlichting bij 10 uursdimming. Het overgrote deel van de lichtmasten is direct op het net aangesloten, dus zonder KWh meter. Dan is er dus sprake van onbemeterde aansluitingen. Aan de netwerkbeheerder wordt één keer per jaar een opgave gedaan van het energiegebruik van alle lichtmasten die op het onbemeterde net zijn aangesloten. Basis opgave is het energiegebruik per lichtbron als deze 100% brandt. De netbeheerder berekent aan de hand van deze opgave de besparing van het energiegebruik. Deze besparing wordt in mindering gebracht op de basis opgave. Zielhorsterweg, met gedimde verlichting
Voorbeeld: Lichtbron van 60 Watt met een energiegebruik van 67 Watt en brandt per jaar 4150 uur. Het gebruik per jaar is 278 KWh. Als deze lichtbron gedimd wordt tijdens de uren dat er weinig verkeersaanbod is kan er energie bespaard worden. Met de toegepaste dimunit wordt er per jaar ca. 53,5 KWh bespaart. Dit levert een besparing op van circa 20%.
Tijdsperiode in uren Lichtniveau in % Opgenomen vermogen in Watt
16- 17- 18- 19- 20- 21- 22- 23- 24- 01- 02- 03- 04- 05- 06- 07- 0817 18 19 20 21 22 23 24 01 02 03 04 05 06 07 08 09 100 100 100 100 68
68
68
68
68
68
68
68
68
68
100 100 100
67
50
50
50
50
50
50
50
50
50
67
67
67
Besparing in Watt/uur 0 0 0 0 17 17 17 17 17 17 17 17 Gemiddelde besparing per jaar is: 8,625 uur per dag x 17 Watt x 365 dagen is 53518 Watt is afgerond 53,5 KWh per jaar per lichtmast. Overzicht van berekening energie besparing.
17
17
0
0
0
67
67
67
50
- 36 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
Bijlage E. Praktijkvoorbeelden uit andere gemeenten
Op diverse locaties in het land realiseren gemeenten en provincies projecten met energiezuinige openbare verlichting. Enkele voorbeelden:
Amsterdam voert groen licht in Erasmuspark Apeldoorn dimt intelligent Brochure Gemeente Assen toont durf in duurzaam verlichten Den Helder plaatst ledlantaarns bij voetgangersoversteekplaatsen Doetinchem duurzaam verlicht Friesland verlicht slim en zuinig rond natuurgebied de Groote Wielen Brochure Provincie Gelderland geeft het goede voorbeeld Brochure Gemeente Groningen overtreft eigen ambities Groningen loopt voorop met dimmen Halderberge: samenwerking gemeente, lichtfabrikant en energiebedrijf zorgt voor meer dan verlaging CO2 Heerenveen houdt het buiten donker; het licht mag soms ook uit Brochure Heerenveen houdt het donker Heerenveen kijkt anders naar openbare verlichting Brochure Helmond vergroot besparing met slimme combinaties Lelystad: Zon en wind verlichten rotonde Nieuwegein heeft een aangepast verlichtingsregime voor een 30 km-zone Rotterdam: Coolsingel mooi en energiezuinig verlicht Stadskanaal bespaart 65% op onderhoudskosten; licht aan alleen als nodig Stadskanaal verlicht flexibel en op maat Tilburg: presentatie openbare verlichting veilig, duurzaam en energiezuinig Tilburg kiest gelijkmatigheid boven sterkte Twenterand dimt met behoud van lichtkarakter Zevenaar spaart geld en energie door nachtelijke controles Omgekeerd dimmen in Zwolle
Hier te vinden: http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/ovl/praktijkvoorbeelden/
- 37 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
- 38 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014
- 39 -
Openbare verlichting, achtergronden bij RIB OVL 2014