R e g i s t r a t i e k a m e r
Raad van State
..'s-Gravenhage, 11 maart 1997 . Ons kenmerk 95.V.113.03 . Onderwerp Advies inzake jurisprudentiedatabanken
Geachte A, Bij brief van 18 mei 1995 hebben de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, en in het verlengde daarvan Justex, een project-organisatie die is ondergebracht bij de Stichting Studiecentrum Rechtspleging (SSR), de Registratiekamer verzocht te adviseren over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bij de verspreiding van relevante jurisprudentie van onder meer de Afdeling bestuursrechtspraak (Judok), de Centrale Raad van Beroep (Kris) en de vreemdelingenkamer van de rechtbank 'sGravenhage aan de rechterlijke macht en andere derden, zoals uitgevers. De hier genoemde jurisprudentie-databanken zijn thans in beginsel alleen voor intern gebruik, dat wil zeggen als huisdatabank binnen hetzelfde rechterlijke college, beschikbaar. Op 12 oktober 1995 heeft de Registratiekamer een concept-advies uitgebracht en aan u voorgelegd voor een reactie. Het concept is door u aan SSR-Justex en het ministerie van justitie voor een nadere reactie voorgelegd. Naar aanleiding daarvan heeft er op 20 december 1996 een gesprek plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van de Registratie-kamer, de Raad van State, de SRR en het ministerie van justitie. In dat gesprek is van de kant van de Registratiekamer haar concept-advies toegelicht. Van de zijde van de Raad van State, de SSR en het ministerie zijn nieuwe vraagpunten naar voren gebracht. Een en ander is voor de Registratiekamer aanleiding geweest om het eerdere concept-advies op onderdelen aan te vullen dan wel te verhelderen.
Prins Clauslaan 20 Uw brief
Postbus 93374
Bijlagen
2509 AJ 's-Gravenhage
Contactpersoon
Tel. 070-3811300
Doorkiesnummer
Fax 070-3811301
Datum
Ons k enmerk Blad
11 maart 1997 95.V.113.03 2
De Registratiekamer heeft kennis genomen van het advies van de Werkgroep jurisprudentiedocumentatie/derden, naar haar voorzitter de werkgroep-Moltmaker genoemd, van 28 november 1994. Hierin wordt het belang van jurisprudentieverspreiding als volgt omschreven: "Een van de belangrijkste pijlers van de rechtsstaat is een goede rechtspraak waarin de burgers vertrouwen hebben. Dit vertrouwen kan slechts worden gewekt en in stand gehouden door een behoorlijke kwaliteit van de rechtspraak en door de mogelijkheid tot publieke controle. De openbaarheid van de rechtspraak is slechts gewaarborgd door een goed opgezet, doorzichtig en controleerbaar systeem van de publicatie." (blz. 4) De voorstellen van deze werkgroep tot uitwerking van dit uitgangspunt leiden ertoe dat deze jurisprudentiebestanden ook voor andere genteresseerden zullen worden open gesteld. In de adviesaanvrage worden in dat verband drie wijzen beschreven waarop de openstelling kan plaatsvinden. In de eerste plaats kan worden gedacht aan een samenhangende verzameling in elektronische vorm bestaande uit een selectie van uitspraken met ontsluitingskenmerken. Voorts kan gedacht worden aan uitspraken met ontsluitingskenmerken en aan uitspraken als WP 5.1-bestand zonder ontsluitingskenmerken. Feitelijk is de voorkeur uitgegaan naar de eerste variant, een jurisprudentie-databank op CD-rom welke door middel van trefwoorden en andere ontsluitingskenmerken toegankelijk is. Een dergelijke CD-rom is voor de databanken Judok, Kris, Awb Nieuwsbrief en vreemdelingen reeds ontwikkeld door Justex. De adviesaanvrage betreft de toepasselijkheid van de Wet persoonsregistraties (Wpr) en in het bijzonder de consequenties daarvan voor de mogelijkheid van de verspreiding van jurisprudentie op CD-rom en de daarbij in acht te nemen maatregelen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
1. Toepasselijkheid Wet persoonsregistraties
Datum
Ons k enmerk Blad
11 maart 1997 95.V.113.03 3
Persoonsregistratie Een persoonsregistratie is volgens de definitie van artikel 1 Wpr een samenhangende verzameling van op verschillende personen betrekking hebbende persoonsgegevens, die langs geautomatiseerde weg wordt gevoerd of met het oog op een doeltreffende raadpleging van die gegevens systematisch is aangelegd. Over het feit dat de geautomatiseerde jurisprudentie-databanken van de verschillende rechterlijke colleges persoonsregistraties zijn in de zin van de wet bestaat geen verschil van inzicht. Voor enkele van deze databanken zijn dan ook privacy-reglementen als bedoeld in artikel 19 Wpr vastgesteld (bijvoorbeeld het Privacyreglement Judok Raad van State van 1 juli 1990, aangemeld bij de Registratiekamer).
Houder Ingevolge artikel 1 Wpr is de houder van een persoonsregistratie degene die de zeggenschap heeft over een persoonsregistratie, dat wil zeggen bevoegd is het doel, de inhoud en het gebruik daarvan te bepalen. Uit de omschrijving volgt dat ook een rechtspersoon als houder kan optreden, evenals organen, hoofden van dienst of het bestuur van instellingen van de overheid. Uiteraard kan in ondergeschiktheid aan de houder een deel van de registratie of zelfs het geheel in feitelijk beheer zijn van een ander binnen de organisatie van de houder. Ook kan de houder het beheer opdragen aan een buiten zijn organisatie bestaande bewerker. Dit doet dan echter geen afbreuk aan zijn verantwoordelijkheid voor die registratie. In de sfeer van de overheid, waar de verhoudingen overwegend van publiekrechtelijke aard zijn, valt bij het houderschap te denken aan het betrokken orgaan dan wel aan het bestuur van het betrokken orgaan dat tot optreden op het betrokken terrein bevoegd is.
Datum
Ons k enmerk Blad
11 maart 1997 95.V.113.03 4
Ingevolge de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet op de Raad van State, Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie, de Beroepswet etc. bestaat de rechterlijke organisatie uit zelfstandige onderdelen met een eigen zeggenschap- en bevoegdhedenstructuur. Dit heeft tot gevolg dat er ten aanzien van de binnen de rechterlijke organisatie gevoerde persoonsregistraties verschillende houders moeten worden onderscheiden De rechterlijke organisatie kan in het licht van de Wpr niet als één geheel worden beschouwd. Zo is dan ook bij de Raad van State de Vice-President van de Raad van State als de houder aangegeven in de bij de Registratiekamer gemelde privacy-reglementen. Bij de arrondissementsrechtbanken en de gerechtshoven zullen de presidenten als houder kunnen worden aangemerkt. Ten aanzien van de persoonsregistraties bij de SSR is de Stichting houder; in dat geval is niet een orgaan maar de rechtspersoon zelf houder. Dat er sprake is van verschillende houders binnen de rechterlijke organisatie is van belang voor de beoordeling van de mogelijkheden van het verstrekken van gegevens aan derden.
Bewerker Bewerker is degene die het geheel of een gedeelte van de apparatuur onder zich heeft, waarmee een persoonsregistratie waarvan hij niet de houder is, wordt gevoerd. Hierbij valt te denken aan een servicebureau of rekencentrum, dat voor de persoonsregistratie van een ander apparatuur ter beschikking stelt of met betrekking tot die registratie bepaalde diensten verleent. Tussen de houder en bewerker zal in de regel sprake zijn van een contract op basis waarvan de bewerker zijn werkzaamheden verricht. Wanneer ten behoeve van de ontwikkeling en het uitbrengen van een geïntegreerd jurisprudentiesysteem een externe instelling of bedrijf, bijvoorbeeld een uitgever, wordt ingeschakeld om dit realiseren, dan zal deze kunnen worden beschouwd als bewerker. Hiervoor is vereist dat dit externe bedrijf zelf geen zeggenschap heeft over de persoonsregistratie, maar in opdracht van de houder(s) de door de houder(s) gewenste bewerkingen uitvoert.
Datum
Ons k enmerk Blad
11 maart 1997 95.V.113.03 5
Derdenverstrekking Een derdenverstrekking is ingevolge artikel 1 Wpr het verstrekken van gegevens uit een persoonsregistratie aan een persoon of instantie buiten de organisatie van de houder, met uitzondering van het verstrekken aan de bewerker of de geregistreerde. Het ter beschikking stellen van (een selectie van) de jurisprudentie-databanken aan andere rechterlijke colleges dan het eigen rechterlijke onderdeel en aan andere personen of instanties, zoals uitgevers anders dan bewerker, moet dan ook worden beschouwd als een verstrekking aan derden in de zin van de wet. De wijze van verstrekken is op zichzelf niet van betekenis: dit kan mondeling, schriftelijk, langs elektronische weg of door het overhandigen van schriftelijke bescheiden met gegevens. Ook het verlenen van toegang tot een persoonsregistratie op zodanige wijze dat een ander deze geheel of gedeeltelijk kan raadplegen, valt onder de begripsomschrijving (onder verstrekken van gegevens moet niet alleen worden verstaan het nauwkeurig weergeven van de uit de registratie verkregen informatie, maar ook he t in iets andere vorm zoals op CD-rom of met gewijzigde inhoud, bijvoorbeeld door de direct identificerende gegevens te verwijderen, doorgeven van in wezen dezelfde gegevens). De conclusie is dan ook dat degene die gegevens op CD-rom ter beschikking stelt welke afkomstig zijn uit een persoonsregistratie, daarmee gegevens verstrekt aan een derde in de zin van de Wpr. Deze conclusie zou uiteraard anders luiden wanneer de verstrekking in zodanige vorm zou plaatsvinden dat individuele natuurlijke personen met behulp van deze gegevens direct noch indirect identificeerbaar zouden zijn omdat de wet in dat geval toepassing zou missen. De Wpr bevat in de artikelen 11, 12, 13, 14 en 18, derde lid, regels voor het verstrekken van persoonsgegevens aan derden. Voor de hier bedoelde verstrekking van persoonsgegevens komt slechts artikel 11, eerste lid, van de wet in aanmerking. Artikel 18, derde lid, Wpr dat een verruiming geeft voor overheidsorganen om gegevens te verstrekken aan andere overheidsorganen, mist hier toepassing nu deze bepaling niet is
Datum
Ons k enmerk Blad
11 maart 1997 95.V.113.03 6
bedoeld voor de hier bedoelde structurele gegevensuitwisseling. De Registratiekamer zal in dit advies derhalve slechts artikel 11, eerste lid, Wpr bespreken.
2. Doelverstrekking
Artikel 11, eerste lid, Wpr luidt: "Uit een persoonsregistratie worden slechts gegevens aan een derde verstrekt voor zover zulks voortvloeit uit het doel van de registratie, wordt vereist ingevolge een wettelijk voorschrift of geschiedt met toestemming van de geregistreerde". Het op CD-rom ter beschikking stellen van persoonsgegevens uit de jurisprudentie-databanken aan derden is - naar de Registratiekamer heeft kunnen vaststellen - niet vereist ingevolge een wettelijk voorschrift. De grondwettelijke voorschriften inzake de openbaarheid van de rechtspleging vormen weliswaar een legitieme grond voor het publiceren van uitspraken, maar dwingen niet tot de wijze van verstrekking als de onderhavige. Ook zal voor een dergelijke verstrekking de schriftelijke toestemming van de geregistreerden niet zijn verkregen. De verstrekking kan derhalve alleen ingevolge art. 11 plaatsvinden, indien er sprake is van een verstrekking die voortvloeit uit het doel van de registratie.
Voortvloeien uit het doel van de registratie De term "voortvloeien uit het doel" in artikel 11, eerste lid, Wpr vereist dat het doel van de registratie meebrengt dat de verstrekking aan een derde geschiedt. De aard van het doel en de betekenis daarvan in het maatschappelijk verkeer zullen hierbij in aanmerking moeten worden genomen. Bij de beoordeling in een concreet geval of de verstrekking van persoonsgegevens kan worden geacht uit het doel van de desbetreffende registratie voort te vloeien dient onder meer te worden gelet op de aard van de te verstrekken informatie in het licht van de onderliggende rechtsverhouding. In bepaalde gevallen zullen tevens de opvattingen binnen de betrokken sector of beroepsgroep daarbij een rol kunnen spelen.
Datum
Ons k enmerk Blad
11 maart 1997 95.V.113.03 7
Intern gebruik De door de afzonderlijke rechtscolleges aangelegde jurisprudentie-databanken zijn huisdatabanken en deze zijn aangelegd voor intern gebruik. Het in de huidige opzet hiermee samenhangende doel is het verschaffen van adequate, inhoudelijk informatie (jurisprudentie-documentatiesysteem) aan de eigen medewerkers die betrokken zijn bij de beha ndeling van de aan het rechtscollege voorgelegde zaken. Dit doel verdraagt zich niet met het verstrekken van persoonsgegevens aan derden. Gebruik binnen de rechterlijke organisatie Verruiming van de doelstelling is alleen mogelijk binnen de grenzen van de artikelen 4 jo. 18, eerste lid, Wpr. Een persoonsregistratie wordt slechts aangelegd voor een bepaald doel waartoe het belang van de houder redelijkerwijs aanleiding geeft. Voor de overheid wordt dit nog nader ingevuld met de bepaling dat de aanleg noodzakelijk moet zijn voor de goede vervulling van de taak van de houder. Een van de doelstellingen van het ter beschikking stellen van de huisdatabanken op ruimere schaal is de verbetering van de informatievoorziening binnen de rechterlijke colleges over de eigen en elkaars rechtspraak. Daartoe wordt jurisprudentie opgenomen in de databanken ten behoeve van de voorbereiding van de rechterlijke uitspraken en ter bewaking van de consistentie in de rechtspraak. Door deze uitbreiding van de informatievoorziening kunnen de kwaliteit en de efficiency van de rechtspraak worden verbeterd. Deze uitbreiding van de informatievoorziening vloeit mede voort uit de herziening van de rechterlijke organisatie en de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht per 1 januari 1994. In dit verband kan worden gezegd dat voor een goede vervulling van de taak van de diverse rechtscolleges het aan elkaar ter beschikking stellen van relevante uitspraken noodzakelijk is. Bij de beoordeling in een concreet geval, dient voorts onder meer te worden gelet op de aard van de te verstrekken informatie. In dit geval gaat het onder meer om een weergave van de uitspraken, de rechterlijke colleges die de uitspraak hebben gedaan, de partijen, de zaaknummers etc. Van een geoorloofde verstrekking kan slechts sprake zijn wanneer
Datum
Ons k enmerk Blad
11 maart 1997 95.V.113.03 8
in voldoende mate rekening is gehouden met de belangen van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Daaruit vloeit voort dat voor de rechtszekerheid en de kenbaarheid van het recht het niet noodzakelijk is dat alle persoonsgegevens van individuele, natuurlijke personen die de uitspraak bevat, openbaar worden gemaakt. Wel kan het aanvaardbaar zijn dat terwille van de organisatie van de rechtspleging dergelijke gegevens binnen met elkaar verwante onderdelen van de rechterlijke organisatie worden verstrekt. In het licht van het doel van de beschikbaarstelling van de huisdatabanken voor gebruik binnen rechterlijke organisatie behoeft slechts die informatie beschikbaar te komen die voor de beantwoording van de rechtsvraag cq. de interpretatie van de rechtsregels bepalend kunnen zijn. Dit zal doorgaans betekenen dat minder persoonsgegevens uit de databank van een bepaald gerecht worden verstrekt dan daarin zijn opgeslagen. Voorts dienen bij de beoordeling van een doelverstrekking de opvattingen binnen de sector of beroepsgroep worden betrokken. Daarbij dient te worden gelet op de gebruiken in de juridische wereld. Op deelterreinen is het wettelijk voorgeschreven dan wel al usance dat uitspraken van rechterlijke colleges in een geanonimiseerde vorm worden gepubliceerd. Daarbij valt primair te denken aan geschillen die voor een ieder een privacy- gevoelig karakter hebben. Geschillen in belasting-zaken worden van de personalia ontdaan voordat zij ter beschikking worden gesteld en in de vaktijdschriften c.a. worden gepubliceerd (art. 67 AWR). In strafzaken vindt aanduiding van verdachten en getuigen met initialen plaats volgens ongeschreven regels. Hetzelfde geldt in gelijke mate voor geschillen in de medische sector, ambtenaren-, arbeids- en sociale zekerheidszaken. Ook geschillen in het familierecht worden in de regel geanonimiseerd gepubliceerd. Voorts wordt in de rapporten van de Nationale Ombudsman zo veel mogelijk rekening gehouden met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (art. 27 No). In zoverre bestaat er al een traditie van de openbaarmaking van uitspraken in relatie tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Gebruik in bredere kring Uit de voorliggende stukken en uit de nader gegeven mondelinge toelichtingen blijkt dat de CD-rom deels is bestemd voor gebruik binnen de rechterlijke organisatie deels
Datum
Ons k enmerk Blad
11 maart 1997 95.V.113.03 9
evenwel is ook een externe verspreiding als commercieel product beoogd. De kring van afnemers wordt daarmee vergroot en dit is als zodanig derhalve ook een relevant gegeven. Het gaat daarbij niet langer om "controlled circulation", maar er is sprake van een verspreiding in bredere kring. Niet alleen degenen die direct betrokken zijn bij de rechtspraak krijgen toegang tot de persoonsgegevens, maar ook (andere) belanghebbenden cq. geïnteresseerde
derden. Hierbij dient ook te worden betrokken het feit dat de uitgevers van jurisprudentie bij de verspreiding van de CD-rom een commercieel belang hebben. De verstrekking kan dan alleen plaatsvinden indien deze uit het doel van de registratie voortvloeit. De doelstelling van de openbaarmaking van de jurisprudentie aan een bredere kring van geïnteresseerde derden, waaronder uitgevers, kan worden gevonden in het leveren van een bijdrage in de rechtszekerheid en de kenbaarheid van het recht in het algemeen. Dit belang is ook in het advies van de werkgroep Moltmaker naar voren gebracht. In het algemeen kan het ter beschikking stellen van jurisprudentie worden aangemerkt als een uitwerking van het in het EVRM en de grondwet verankerde beginsel van openbaarheid van procesvoering en de uitspraak. Dit beginsel is gediend met het toegankelijk maken van de uitspraak voor een breder publiek dan dat welke toevallig aanwezig is bij het openbaar uitspreken van het rechterlijk oordeel. Een dergelijke operationalisering van de openbaarheid is in overeenstemming met de relevante jurisprudentie van het EHRM. Er kan slechts sprake zijn van een geoorloofde doelverstrekking bij de verspreiding van de jurisprudentie-databanken op CD-rom wanneer die persoonsgegevens die niet relevant zijn voor de beantwoording van de rechtsvraag, cq. de interpretatie van de rechtsregels, zijn verwijderd uit het oogpunt van prevalerende privacy-aanspraken. Dit uitgangspunt is al betrokken bij de bespreking van de geoorloofdheid voor de verstrekking binnen de rechterlijke organisatie. In dat verband is de mogelijkheid opengelaten dat verstrekkingen van NAW gegevens van justitiabelen uit het doel van de databanken voortvloeit. Deze situatie is evenwel niet van toepassing bij verstrekking in bredere kring.
Datum
Ons k enmerk Blad
11 maart 1997 95.V.113.03 10
Dit zal in concreto betekenen dat de namen, adressen en woonplaatsen van natuurlijke personen die niet ambts- of beroepshalve bij het proces zijn betrokken (zoals partijen, derde-belanghebbenden en getuigen) dienen te worden verwijderd en eventueel te worden vervangen door een letter. Naar het oordeel van de Registratiekamer behoeft evenwel niet tot anonimisering te worden overgegaan van alle justitiabelen. Vergelijk in dat verband de rapporten van de Nationale ombudsman. De overheidsorganen waarover wordt geklaagd, worden daarin vermeld. Ook acht de Registratiekamer het niet noodzakelijk dat de feitelijke omstandigheden en objectieve gegevens welke onder omstandigheden herleidbaar kunnen zijn tot individuele natuurlijke personen, in alle gevallen worden verwijderd. Of dat noodzakelijk is, hangt af van de concrete omstandigheden van de uitspraak (het geschil, de rechtsvraag etc.). Elementen die een essentieel element vormen van de rechterlijke uitspraak en als zodanig bijdragen aan de jurisprudentievorming, behoeven dan ook niet te worden verwijderd. Het is duidelijk dat zich ten aanzien van deze omstandigheden en gegevens een bestendige praktijk zal moeten ontwikkelen die tot het opstellen van richtlijnen kan leiden. Hierbij wil de Registratiekamer desgevraagd gaarne nader van advies dienen. Gevoelige gegevens De noodzaak van het verwijderen van niet relevante persoonsgegevens knelt te meer nu naar de Registratiekamer constateert in uitspraken gewag wordt gemaakt van gevoelige gegevens in de zin van artikel 7 Wpr. Uitspraken kunnen gegevens bevatten betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, seksualiteit of intiem levensgedrag, alsmede persoonsgegevens van medische, psychologische, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke aard. Dergelijke gegevens worden in daartoe relevant geachte uitspraken als ontsluitingskenmerk opgenomen. Hiervoor bestaat slechts een rechtvaardiging voor zover de gegevens reden- of richtinggevend zijn voor de desbetreffende uitspraak.
3. De verstrekking aan de SSR/Justex
Datum
Ons k enmerk Blad
11 maart 1997 95.V.113.03 11
In het voorafgaande is de verstrekking van gegevens uit de huisdatabanken aan derden binnen de rechterlijke organisatie en in bredere kring besproken. Uitgaande van een meer toegespitste vraag of de huisdatabanken van de Raad van State ter beschikking kunnen worden gesteld aan andere rechtsprekende colleges met tussenkomst van de SSR/Justex, komt de Registratiekamer tot de volgende conclusies. De SSR/Justex is als instituut belast met onder meer de opleiding van de leden van de rechterlijke macht en de coördinatie van jurisprudentie voor de rechterlijke organisatie. De SSR/Justex speelt daarin een centrale rol. Bezien vanuit de rol en functie van de SSR/Justex binnen de rechterlijke organisatie kan de verstrekking aan deze instelling ten behoeve van het selecteren, bewerken en verspreiden van relevante uitspraken uit de huisdatabanken in dat licht worden beschouwd als voortvloeiend uit de doelstelling daarvan. De SSR wordt in dat geval zelf houder van een persoonsregistratie die als doel heeft de verzorging van de informatievoorziening van de rechterlijke organisatie. Op deze persoonsregistratie is de Wet persoonsregistraties van toepassing met alle gevolgen die daaraan ingevolge de wet zijn verbonden (aanmelding, rechten geregistreerden etc.).
Echter een andere optie is denkbaar. De SSR/Justex kan in plaats van te worden beschouwd als een derde of houder, ook worden aangemerkt als een bewerker indien de SSR/Justex de relevante uitspraken in opdracht selecteert, bewerkt en verspreidt voor de aanleverende rechterlijke colleges. Ten behoeve van de (gedeeltelijke) uitvoering van deze opdracht kan de SSR/Justex gebruik maken van een extern bureau. In deze optiek wordt de SSR/Justex niet zelf houder van een persoonsregistratie.
4. Conclusie 1. Ingevolge de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet op de Raad van State, Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie, de Beroepswet etc. bestaat de rechterlijke organisatie uit zelfstandige onderdelen met een eigen zeggenschap- en
Datum
Ons k enmerk Blad
11 maart 1997 95.V.113.03 12
bevoegdhedenstructuur. Dit heeft tot gevolg dat er ten aanzien van de binnen de rechterlijke organisatie gevoerde persoonsregistraties verschillende houders moeten worden onderscheiden. 2. Wanneer ten behoeve van de ontwikkeling en het uitbrengen van een geïntegreerd jurisprudentiesysteem een externe instelling of bedrijf, bijvoorbeeld een uitgever, wordt ingeschakeld om dit realiseren, dan zal deze kunnen worden beschouwd als bewerker. Hiervoor is vereist dat dit externe bedrijf zelf geen zeggenschap heeft over de persoonsregistratie, maar in opdracht van de houder(s) de door de houder(s) gewenste bewerkingen uitvoert. 3. Het ter beschikking stellen van (een selectie van) de jurisprudentie-databanken aan andere rechterlijke colleges dan het eigen rechterlijke onderdeel en aan andere personen of instanties, zoals uitgevers anders dan bewerker, moet worden beschouwd als een verstrekking aan derden in de zin van de wet. 4. Van een geoorloofde verstrekking kan slechts sprake zijn wanneer in voldoende mate rekening is gehouden met de belangen van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Daaruit vloeit voort dat voor de rechtszekerheid en de kenbaarheid van het recht het niet noodzakelijk is dat alle persoonsgegevens van individuele, natuurlijke personen die de uitspraak bevat, openbaar worden gemaakt. In het licht van het doel van de beschikbaarstelling van de huisdatabanken aan derden behoeft slechts die informatie beschikbaar te komen die voor de beantwoording van de rechtsvraag cq. de interpretatie van de rechtsregels bepalend kunnen zijn. Dit zal doorgaans betekenen dat minder persoonsgegevens uit de databank van een bepaald gerecht aan derden worden verstrekt dan daarin zijn opgeslagen. 5. Er kan slechts sprake zijn van een geoorloofde doelverstrekking bij de verspreiding van de jurisprudentie-databanken op CD-rom wanneer die persoonsgegevens die niet relevant zijn voor de beantwoording van de rechtsvraag, cq. de interpretatie van de rechtsregels, zijn verwijderd uit het oogpunt van prevalerende privacy-aanspraken.
Datum
Ons k enmerk Blad
11 maart 1997 95.V.113.03 13
6. Bezien vanuit de rol en functie van de SSR/Justex binnen de rechterlijke organisatie kan de verstrekking aan deze instelling ten behoeve van het selecteren, bewerken en verspreiden van relevante uitspraken uit de huisdatabanken in dat licht worden beschouwd als voortvloeiend uit de doelstelling daarvan. De SSR wordt in dat geval zelf houder van een persoonsregistratie die als doel heeft de verzorging van de informatievoorziening van de rechterlijke organisatie. 7. De SSR/Justex kan in plaats van te worden beschouwd als een derde of houder, ook worden aangemerkt als een bewerker indien de SSR/Justex de relevante uitspraken in opdracht selecteert, bewerkt en verspreidt voor de aanleverende rechterlijke colleges.
Hoogachtend,