1
Ik blijf hier!
2 Als je ouders heimwee hebben naar hun piepkleine dorpje heel ver weg, en daar weer willen wonen, dan moet je als twaalfjarige echt wel mee. Ook als je het op je Nederlandse school heel goed doet. De dorpsschool in Turkije is alles heel anders en Hümeyra heeft grote moeite om te wennen. Haar broers blijven in Nederland en mailen haar zodra ze een computer kan bemachtigen. Haar hond maakt het ook wat makkelijker. Maar... daar is nog een jonge Nederlander, hij woont in de bergen, Hij is bijzonder en nadat ze eerst heftige ruzie maken, worden ze heel goede vrienden, iets wat eigenlijk niet kan in dat land. Zijn grootmoeder is iemand die je als lezer niet meer vergeet, iemand die jij ook in het echt zou willen ontmoeten. Op het laatst willen ze allebei helemáál niet meer terug naar Nederland! Puttaparthi 1-2-2012 Herzien december 2013 Puttaparthi Karin Hilterman, 2014
3 In het kamertje waren de ramen dichtgespijkerd. Blijkbaar had er al eerder iemand in vastgezeten. Erol controleerde alle mogelijkheden maar moest het opgeven. Ook al was hij niet geboeid, hij zou er niet uit kunnen komen op eigen kracht. Wachten dus. Pas drie uur later kwam zijn vader, want die had hij wél herkend, alleen al diens stem, hem halen, hij zei dreigend:‘Je komt zo bij een vriend van mij, die heeft een interessant voorstel en je zegt ja, alleen maar ja. Begrijp je wel? Je hebt geen keuze!’ Hij liet Erol voor zich uitgaan zonder diens handen vast te binden, dus de jongen kwam met een klein beetje hoop de kamer binnen waar drie mannen hem nauwelijks bekeken. Ze rookten alle drie en hij kon daardoor de mannen niet goed onderscheiden. Erol hoestte meteen heftig, zijn longen waren gewend aan berglucht. ‘Oké, ik kan die jongen meenemen en zaken met hem gaan doen? Hij ziet er redelijk uit, ik kan er wel wat mee, dat rode haar valt vast wel in de smaak,’ hoorde hij een man zeggen die het dichtste bij zijn vader zat. Alle drie wisten ze blijkbaar wat er bedoeld werd. Erol hoefde helemaal geen ja of nee te zeggen. Toen hij vroeg wat de bedoeling was, kreeg hij een drankje voorgehouden en dat glas moest hij leegdrinken. Tegenstribbelen hielp niet. Ze hielde hem met hun drieën vast en goten het hem gewoon door de keel. Hij haalde nog net de drie trappen naar beneden en de auto waar hij in geduwd werd en wist toen helemaal niets meer. Tegen de tijd dat hij weer gewaar werd dat hij het leven had, was hij al op een boot op de Bosporus1*. Hij zag dat hij weer in een dichte kamer was en voelde dat er onder de kamer een sterke deining was. Het moest dus water zijn waar hij op verzeild was geraakt. Hij voelde dat zijn broek nat was. Gatver, hij moest in zijn broek hebben geplast, dat kwam vast door dat drankje. Het was inderdaad al lang geleden dat hij een toilet gezien had en hij voelde zich alsof er een bus over hem heen gegaan was. O help, wat moest hij nou toch beginnen? In de verte hoorde hij dansmuziek.
1
Bosporus: stuk zee tussen het Europese en Aziatische stuk van Istanbul
4
Hoofdstuk 1 ‘Nee, ik wil niet mee, ik blijf hier! Nee!’ Razend keek mijn kleine zusje ons aan. Ze krijste nog een keer: ’Neeee! Ik ga hier niet weg! Jullie krijgen mij niet mee! Ik blijf híer! Jullie kunnen me wat!’’ Ze knalde de keukendeur achter zich dicht en stormde naar boven. De deur van haar kamer dreunde als een schot na. Ik zag dat vader met zijn hand over zijn ogen streek en dat mijn moeder meteen druk aan het aanrecht bezig ging. Met de slip van haar hoofddoek veegde ze over haar ogen toen ze dacht dat niemand keek. Mijn broer Turgut pakte de droogdoek en ging al klaarstaan voor het eerste afgewassen bord. Niemand zei iets, iedereen was onder de indruk van Hümeyra’s felle protest op de mededeling van vader. Hij had ons allen bij elkaar geroepen en in de keuken, waar we altijd aten en thee dronken, had hij ons zijn besluit verteld. Hij wilde terug naar Turkije, naar zijn geboortedorp, gewoon terug naar Af. Al heel lang voelde hij zich hier in ons Nederlandse provinciestadje niet op zijn plaats en het dorp van zijn ouders lokte, vooral nu de dokter iets had ontdekt waarover hij niet met ons wilde praten. Ik wist dat hij al jaren heimwee had naar zijn geboortedorp. Wij wisten dat allemaal heel goed. Ik voelde best dat hij hier niet op zijn plaats was, zoals ik dat ben. Maar ja, ik ben hier geboren, ik wil dan ook beslist niet mee, geen haar op mijn hoofd die daaraan denkt. Nee, ik blijf gewoon hier en boek af en toe wel een goedkoop ticket naar Turkije om mijn ouders te zien. En ook om mijn zusje te zien. Ja, mijn kleine zus die nu zo kwaad boven lag te huilen op haar bed, ik zou haar natuurlijk missen. Maar áls ze hier zou blijven zou dat betekenen, dat ik… Ik kreeg meteen allerlei visioenen dat ze haar zin zou doordrijven in puberale zaken, dat ze met al haar problemen bij mij zou aankloppen. Nee, ik moest er niet aan denken om een opvoeder van mijn zusje te zijn, dat kan niet, ik ben pas achttien, bijna negentien. Nee, dat wíl ik ook niet. Papa zou het ook nooit goed vinden! Hoe zou ik hier de verantwoordelijkheid voor een kind, een meisje nog wel, van twaalf op mijn schouders kunnen nemen? Ik was nog niet klaar met mijn studie bestuurskunde en had alleen een kleine kamer in het studentenhuis. Nee, dat kon echt niet, ze was ook nog veel te jong om zonder ouders te zijn. Maar ik voelde erg met mijn kleine zus mee, dat zeker. Gelukkig zei vader, zuchtend: ’Ja, Hümeyra doet nu wel erg moeilijk, maar ze blijft natuurlijk gewoon bij ons, ze gaat met ons mee. Daar zijn ook scholen. Geen probleem.’ Hij stond op, liep om de tafel heen en deed resoluut de keukendeur achter zich dicht. Ik wist dat hij in de voorkamer zijn bidkleedje zou uitspreiden, ook al was het nog geen tijd om te bidden. Hij had behoefte aan een samenzijn met zijn God en zou al zijn problemen voor Allah neerleggen. Met ons zou hij er niet meer over praten. Hümeyra ging gewoon mee en daarmee uit. Vaders wil was wet.
5 16 maart ‘Het is gemeen Het is echt gemeen, ik kan hier niet blijven, ik kan hier echt niet blijven echt echt echt niet!!! Het is gemeen, ik kan niet naar dat achterlijke dorp waar ik helemaal niet kan doen wat ik zelf wil en ik wil dierenarts worden, lekker met dieren werken en niet doen wat die stomme vader van me allemaal wil. Het is gemeen!!! Ik ga gewoon naar mijn vriendin, ik ga daar wonen, we zijn toch al bijna zusjes want we gaan altijd samen naar school, maken altijd samen huiswerk en haar moeder vindt het vast goed. Geen probleem, ik ga wel in de vakantie daarnaar toe, maar met een retourticket. Zal mama wel missen…ja, dat wel!
Hoe kan ik verdomme in zo’n heel ander land weer wennen, naar school gaan daar zeker! Meisjes mogen daar niks, helemaal niks! Ja, mijn neus, ik loop weg, ze krijgen mij niet mee! Echt niet! Ik blijf hier! Hümeyra bleef heel lang boven. Toen moeder haar drie keer geroepen had voor het avondeten en ging kijken, vond ze de deur op slot. Buiten was haar fiets weg, die stond voor de heg, dat wist ik zeker. Ze was ‘m dus gesmeerd. Naar haar vriendin natuurlijk. Langs de regenpijp. Niemand wist het nummer of het adres van die vriendin, dus bleven wij in stilte in de keuken zitten, terwijl moeder onze borden vol schepte. Het eten smaakte niet, ook al had moeder heerlijk gekookt. Geen van ons schepte nog een tweede keer op. De plaats van Hümeyra was zo nadrukkelijk leeg en de beslissing van vader lag ons allemaal toch wel zwaar op de maag. De conversatie kwam ook niet van de grond, toen ik op de vraag van vader naar mijn studieresultaten had geantwoord, drukte het stugge tikken van de keukenklok ons ongenoegen uit. Laat in de avond kwam Hümeyra thuis. Heel stilletjes probeerde ze naar haar kamer te sneaken, maar ik was haar te snel af. Ze had de sleutel van haar kamer net in het slot gedaan toen ik haar bij de schouder greep, vlug een hand voor haar mond hield en fluisterde: ‘Hé zus, we moeten echt even praten.’ Ze slaakte een onderdrukte kreet. Maar ze liet de deur open voor me toen ik haar losliet. Liggend, met haar gezicht in de gebloemde sprei stond ze mij te woord. Dat pikte ik natuurlijk niet en ik rukte haar bij een schouder overeind. Ik ben ten slotte haar oudere broer. In de kamer ernaast hoorden we allebei het bed van onze ouders kraken, ze hadden ons gehoord. Maar ze liet zich weer vallen en bleef theatraal op haar bed liggen en draaide zich met haar gezicht naar de muur, zodat ik haar ogen niet kon zien. Ik trok haar aan een arm overeind en fluisterde kwaad dat ze me aan moest kijken. Dat was wel niet de Turkse gewoonte, maar ze was niet anders gewend op de Nederlandse school. Terwijl ze zich met grote tegenzin losmaakte van haar bed, en eindelijk op de stoel voor haar tafeltje zat, mij nors aankijkend, besefte ik ineens dat het inderdaad een heel erg grote verandering voor haar zou betekenen als ze écht naar het dorp van onze grootouders verplaatst zou worden. We waren er meermalen geweest, een heel klein dorp, ver weg van alles, op minstens een uur rijden van een stad, een plek waar iedereen elkaar kende en waar je niets kon uithalen zonder dat iedereen erover praatte. En niet alleen erover praatte, maar je waar men je ook ter
6 verantwoording riep. Ja, dat besefte mijn zusje natuurlijk ook al in die paar seconden nadat vader ons zijn besluit had meegedeeld. Ik begreep ineens die heftige tegenzin heel goed. Op Nederlandse scholen, mag je waarschijnlijk bijna alles als je het vergelijkt met de scholen daar. En mijn zusje was geen gemakkelijk persoontje, ze was verwend als jongste met drie oudere broers. Het was nog een geluk voor haar dat onze oudste broer Sadik er niet was. Hij had haar waarschijnlijk al een pak slaag gegeven, ook al hadden onze ouders dat niet goed gevonden. Hij was de meest ouderwetse Turk van ons allemaal. Ik zou het niet vreemd vinden als hij ook mee terugging naar ons eerste vaderland, hij kon daar als handige jongen meteen aan de slag waarschijnlijk. Hij was vooral goed in muren stuken, dat deden ze misschien nog niet daar, maar Sadik zou het er wel inbrengen. Hij kon geweldig goed doordrijven wat hij wilde, en hij vond Hümeyra een vreselijk verwend mormel. Tja... Ik had die avond als oudere, liefhebbende broer een fluisterend, maar wel goed gesprek met mijn kleine zusje. Haar woede hing als een donderwolk in de kamer. Op de een of andere manier wilde ik zo graag dat ze anders naar de dingen ging kijken. Het arme kind zat er zó mistroostig bij. Maar ze luisterde wel naar me. ‘Zusje, zie je dan niet dat vader kapot gaat aan heimwee? Dat hij daar veel gelukkiger zal worden, vooral nu het huis van opa en oma leeg staat en hij er iets moois van kan maken?’ ‘Ja, nou èn, dan gaat ie toch? Ik blijf hier. Ik mag bij Margot wonen. Haar moeder heeft het zelf gezegd, dan ga ik wel in de vakanties naar dat achterlijke dorp.’ Ze spuugde er bijna bij, zo kwaad was ze nog. En het kostte haar duidelijk moeite om zachtjes te praten. Haar gezicht dat werkelijk woedend stond, wendde ze weer van me af, ze rommelde in haar laatje en ging nog zachter door: ‘Ik heb mijn zakgeld gespaard en ik kan ook werken. Bij de supermarkt mag ik vast in het weekend werken, ik ben al twaalf en de baas vindt het vast goed, ik heb er al eerder geholpen. Dan kan ik de moeder van Margot geld geven voor mijn eten.’ Ze zuchtte even diep en riep toen bijna hardop:’Ik ga écht niet mee, hoor!’ Toen ik niks zei, om haar uit te laten razen, ging ze verder: ‘Margot d’r moeder vindt het heel leuk om twee dochters te hebben in plaats van eentje. Haar vader is er toch vandoor en het is ook leuker voor Margot, zei ze. Nou, dan is er toch een goede oplossing. Als ik groot ben en meer geld verdien, ga ik wel vaker langs bij papa en mama, maar nu kan ik niet weg hier. Ik ga naar het VWO en ik wil dierenarts worden, dat kan vast helemaal niet dáár!’ Ze zei het zachtjes, maar erg uitdagend, met haar kin naar voren en keek me woedend aan bij die laatste woorden. ‘Ja, zus, ik snap het helemaal, ik zou het ook hartstikke moeilijk vinden als ik jou was. Echt!’ Ze keek me verbaasd aan.’Echt?’ ‘Ja, ik ga niet mee met papa en mama, maar ik ben al bijna twintig en dan mag je je eigen beslissingen nemen, maar ik ga natuurlijk wel langs daar, als ik geld voor een ticket heb.’ ‘Ja, jij bent een jongen, dat is het grootste verschil. Het is gemeen, hartstikke geméén, zo misselijk dat jij dat zelf mag beslissen!’ Ze siste het van ingehouden woede, want we beseften allebei heel goed dat in de aangrenzende kamer onze ouders met oren op steeltjes lagen te luisteren.
7 ‘Ach, arme jij, kom hier zus, ‘zei ik toen met uitgestrekte armen. ‘Ik snap best dat je woest bent, kom maar.’ En ze kwam, ze lag in mijn armen en smoorde haar woede in mijn trui. Ik kon het aan haar rug voelen in al die heftige snikken ‘Gelukkig dat Sadik op voetbalweekend is, hè? Van mij zal hij niet horen wat je hebt gezegd, hoor!’ Ze begreep het verkeerd en keek me met de tranen in haar ogen verbaasd aan: ‘Maar hij hoort het toch wel als blijkt dat ik hier blijf?’ Ik snapte dat ze begreep dat ik haar steunde en het met haar eens was en daarom maakte ik haar voorzichtig van me los en fluisterde: ‘Maar lief zusje van me, je snapt toch wel dat het niet kan, dat je hier blijft, alleen? Vader vindt het nooit goed en de dokter heeft iets gezegd waardoor hij voorlopig niet mag werken, hij moet in de ziektewet blijven. Hij mag zich ook niet opwinden, hij móet echt wel terug, anders... gaat ie misschien wel dood.’ Geschrokken keek ze me aan. ‘Is papa dan ziek? Gaat ie dood?’ Ze vergat even haar stem te dempen, verborg meteen haar gezicht weer in mijn trui. Ze klonk heel klein toen ze met een piepstemmetje zei: ‘Als hij dood gaat, dan… dan is dat het ergste wat er gebeuren kan. Mama kan helemaal niet alleen blijven hier. Maar dan… dan…’ Ja, zus, het is echt het beste wat papa besloten heeft, voor mama en voor hem, al zal ik jullie heel erg missen, echt!’ Ze maakte zich los en ging op de stoel zitten, met haar handen voor haar gezicht. Een diepe snikkende zucht vanonder uit haar buik steeg op. ‘Maar dan, maar dan… dan móet ik wel mee, anders gaat papa dood… en dat kan niet, nee, dat kan niet…’ Nou ja, het is helemaal niet zeker dat ie dood gaat, we weten niet wat er is, hij praat er niet over, dat weet je. Maar dat er iets aan de hand is, iets ernstigs waar hij met ons niet over wíl praten, dat is wel zeker.’ Ik ging naast haar staan en aaide over haar hoofd dat treurig naar beneden hing. ‘Dus, ik moet mee, want anders…?’ ‘Ja zusje, ik denk helaas echt dat het ‘t beste is als je…’ ‘Nee, maar dat wil ik niet, dan zie ik Margot nooit meer en dan kan ik geen dierenarts meer worden en moet ik trouwen met een of andere boerenknul uit dat dorp!’ ‘Nou, dat weet je helemaal niet zeker, kom, ze houden heus wel rekening met wat jij wilt daar, denk ik. Kom, we gaan nu eerst slapen, het is al heel laat en dan weet je morgen best wel dat het niet anders kan, zusjelief. Je moet er eerst nog maar eens een nachtje over slapen, dat zeggen ze hier toch altijd?’ Het gezicht van mijn zusje sprak duidelijke taal. Ze voelde wel dat ze er niet onderuit zou kunnen, maar wilde het niet toegeven. Nog niet. Voorlopig niet. De volgende morgen kwam ons zusje met dikke rode ogen aan het ontbijt. Vader had duidelijk met moeder afgesproken dat hij niets zou zeggen over haar verdwijning. Voordat ze ging zitten, pakte ze vaders hand en bracht die naar haar mond en voorhoofd.
8 In het Turks zei ze zachtjes: ‘Papa, sorry van vannacht, ik was heel boos, ik wil echt niet mee, maar ik ben wel heel verdrietig dat je ziek bent, dat wist ik niet, wil je daarom naar… eh je oude dorp terug?’ Nu was het papa die met zijn mond vol tanden stond. Hij keek naar moeder, die meteen driftig knikte en knikte toen ook maar. ‘Nou eh, ja kısım2, ik wil echt heel graag terug.’ ‘Maar ben je echt ziek, babam?’ ‘Nou, eh, de dokter, eh… ik eh…’ ‘Je vader wil niet graag praten over ziekte, kind, maar het is echt beter als we teruggaan, dat vind ik ook.’ Moeder knikte nadrukkelijk bij deze woorden. Hümeyra keek van haar vader naar haar moeder en barstte weer in tranen uit. ‘Maar dan móet ik wel mee, en ik wil niet, ik wil niet naar dat dorp, dat gehúcht, ik wil in Nederland blijven. Ik kan bij Margot wonen, haar moeder vindt het goed en ik verdien zelf geld in de supermarkt en ik, ik…’ Haar tranen belemmerden haar om verder te spreken. Nu begon moeder ook te huilen. ‘Och meisje, ik kan toch helemaal niet zonder jou, en je vader ook niet, je bent ons enige meisje, ik wil je bij me hebben.’ Ik zag dat papa het ook te kwaad kreeg. O jee, het werd één groot gehuil in onze keuken. Ik kan slecht tegen tranen en sloop op mijn tenen naar de gang. Later zou ik wel horen hoe het afgelopen was 18 maart Ik vind het nog steeds stom stom stom, maar Hasan zegt dat papa ziek is, dat hij misschien doodgaat als hij hier blijft. Zou die ziekte dan heimwee zijn? Margot zegt dat je daar aan dood kunt gaan, maar dat kun je niet aan papa zien. Margot zegt dat je het niet altijd aan niemand kunt zien dat ie bijna dood gaat. Ik wil niet dat papa doodgaat, maar dan moet ik wel mee en dat wil ik niet. Bah, wat moeilijk, ik wil bij Margot gaan wonen maar ik kan papa en mama niet missen. Ik wil dat ze gewoon hier blijven dat alles gewoon zo doorgaat. Nederlandse scholen zijn vast veel leuker dan Turkse scholen, dan moet ik ook zo’n stom uniform aan en mag je je haar niet los, dat is gemeen! Bah, ik wil niet mee, maar ik ben zo bang dat ik wel zal moeten. Help, ik ben nog lang geen dertien! En Sadik doet weer zo stom, waarom heb ik toch zo’n stomme broer gekregen, hij denkt zeker dat hij hier de wet kan voorschrijven, die idioot. Hij wil dat ik braaf doe wat hij zegt. Papa is veel liever, maar die wil ook dat ik, nee nee nee, ik wil niet! Ik ga niet mee!
Het heeft wel een beetje geholpen dat ik met Hümeyra gepraat heb, de donderwolk hangt er nog wel maar is al wat minder. Ze ziet nu wat beter in dat papa iets heeft waardoor hij wel moet gaan. Heimwee is inderdaad een soort slopende toestand die allerlei andere ziektes in haar kielzog kan hebben, ik las dat in een artikel in de krant.
2
kısım: mijn meisje, dochter
9 Papa wil ook met mij niet praten over wat er met hem aan de hand is. Hij zegt dat praten erover het alleen maar erger maakt.
20 maart Het is nog steeds heel naar hier in huis, als het even kan ben ik weg, naar school of naar Margot, daar ben ik altijd welkom. Het is zo belangrijk om een goede vriendin te hebben. Margot begrijpt me, zij zou het nooit doen, landverhuizing als ze niet wilde. Haar moeder zegt dat ik met papa moet praten, dat het om mijn toekomst gaat, dat dit heel erg belangrijk is. Ja, dat vind ik ook, maar als ik zie dat papa zich heel erg verheugt om terug te gaan naar zijn dorp van vroeger, dan voel ik me wel schuldig dat ik niet wil dat hij gaat. Dat ik niet wil gaan, maar dat is eigenlijk hetzelfde. Ik ben nog te jong om zelfstandig te zijn, zo afschuwelijk vervelend is dat! En daar is niks aan te doen! Ik weet niet of mama zich ook verheugt om naar het dorp van papa te gaan, het is niet haar dorp, zij komt ergens anders vandaan. Maar het is wel goed, ze praat ook bijna nooit met andere mensen, met Nederlanders. Voor haar zal het dus ook wel fijn zijn om hier weg te gaan. Alleen voor mij is het helemaal helemáál niet fijn! Het is zelfs afschuwelijk! Ik wil echt niet, niet, niet!
10
Hoofdstuk 2 Ik ben verdomme gearresteerd! Stomme pech, ik had het allemaal zo goed uitgeknobbeld en verdraaid, word ik gepakt door de flikken! Het was zo mooi gelopen en ik heb zo dringend geld nodig, supermarkten verdienen toch meer dan genoeg en wij klanten worden belazerd waar we bijstaan door die idioot hoge prijzen! Abdallah heeft weg kunnen komen, de gluiperd, hij liet mij voor alles opdraaien, maar ik heb zijn naam niet verraden! Nog niet. Maar als ze het me heel moeilijk gaan maken weet ik het nog niet… Het is wel heel lullig dat mama de borg heeft moeten betalen aan de politie, voor haar schaam ik me wel, voor de rest niet. Nu zit ik dan wel thuis maar ik moet voorkomen en dan weet je het wel. Ze moeten buitenlanders ook altijd hebben!Het is gewoon gemeen, Nederlandse jongens kunnen veel meer maken en de politie kijkt niet eens! Ik mag van mama niet naar buiten, heb beloofd dat ik niet zal gaan ook, maar wat moet ik hier de hele dag? Schoolwerk doen zeker! Nou, met die hele school wordt het toch niks meer. Nee, het gaat écht slecht met me, ze zullen op school nu wel zeggen dat die Erol Kaya altijd al een mislukkeling was! Bah! Toen Sadik gehoord had van de grote verhuizing, was hij ook kwaad geworden. ‘Heb je dat al besloten, zonder mij daarin te kennen?’ kefte hij kwaad tegen zijn vader. ‘Ik ben de oudste! Wat moet ik dan doen? Heb je daaraan gedacht? Ik kan toch niet alleen in dit huis wonen als Hümeyra met jullie meegaat en nu Hasan al op kamers woont? Ja, Turgut, die gaat natuurlijk ook mee, dat ventje kan helemaal niet zonder zijn moeder, maar ik… wat moet ik dan doen?’ Vader had overal aan gedacht. ‘Jij gaat met ons mee en dan kan je in de grote stad naar school, daar kun je je technische opleiding afmaken. Handige jongens als jij zijn overal in de wereld nodig, dat weet je toch! Voetbaallen kun je daar ook, denk maar aan Galata Saray. Ja, en Turgut gaat natuurlijk ook mee, hij weet het nog niet, maar als hij vanavond thuis komt, zal ik het hem vertellen. Hij wil vast wel mee, kappers hebben ze daar ook nodig.’ Die arme Turgut. Hij had gisteren nog helemaal niets gezegd, was meteen na het eten weggegaan, niemand wist waarheen. Dat hij homo was, wat hij zelf natuurlijk al lang wist maar waar hij nog nooit over had gepraat in onze familie, was wel een probleem. Ze zouden het in Turkije, in het dorp van papa natuurlijk ook, metéén zien. Turgut kan het gewoon niet verbergen dat hij op jongens valt. Zou hij echt mee willen? Die avond was het huis te klein voor alle emoties. Turgut had zelf al zijn beslissing genomen, het was de eerste keer dat ik hem echt opgewonden zag. Mijn eigen broer. Hij was altijd zo lief, zo aardig en zo meegaand. Nu vroeg hij op een voor hem heftige manier onze aandacht. ‘Ik wil wat zeggen. Ik eh, ik heb besloten om niet mee te gaan,’ zei hij, harder dan nodig was en met een hoogrode kleur. ‘Ik kan écht niet meegaan. Jullie weten allemaal dat ik eh, dat ik eh homo ben, en dat zoiets in Turkije niet normaal gevonden wordt. Dat ze homo’s zelfs straffen. Het mag daar gewoon niet, dat weten jullie best. Ik kan daarom niet meegaan. Op de
11 kappersschool ben ik nog niet klaar, maar ik heb een vriend en als jullie echt weggaan, gaan wij eh, ja als jullie echt hier weggaan, dan gaan wij eh… samenwonen. Mijn vriend heeft een appartementje en hij heet Robert. Hij is heel lief en echt gek op mij. En ik op hem.’ Alsof er een bom in de keuken was gevallen. Iedereen zat als getroffen. Hümeyra was de eerste die reageerde. Ze stond op, stapte op haar broer af en gaf hem een kus op zijn wang. ´Nou broer, gefeliciteerd, ik vind het fijn voor je dat je een lieve vriend hebt gevonden. Natuurlijk kun je niet mee als je, eh als je eh… homo bent. Dáár zijn ze heus nog niet zo ver dat ze dat snappen. De vader van Margot was, o nee is, ook een homo, hij kon daar ook niks aan doen, maar had nooit met haar moeder moeten trouwen.´ Vader moest geweldig hoesten na die woorden en moeder huilde. Ze draaide zich weer naar haar aanrecht en begon omstandig water in de ketel te laten lopen. Daarbij ging de helft er overheen. Hümeyra pakte haar de ketel af en duwde haar weer op haar stoel. ´Straks zetten we thee, mama, nu nog even niet,’ zei ze zachtjes. Na zijn hoestbui en wat gedraai op zijn stoel, zei vader: ‘Je gaat dus echt niet mee, Turgut zoon van mij?’ Turgut keek naar het tafelzeil en zei niets. Vader snoot zijn neus en vroeg toen dringend: ‘Ga je écht niet met ons mee, ook niet als je moeder en ik het erg graag willen?’ Nu werd Turgut voor het blok gezet. Hij werd nog roder en friemelde aan zijn bloes, kuchte nerveus en fluisterde vervolgens meer dan hij praatte: ‘Babam3, u weet hoeveel ik van u houd, en van mama ook, maar u weet toch ook hoe Turkse mensen over homo’s denken? Ik heb daar geen leven, dat weet u best en dan moet ik in de grote stad gaan wonen, alleen, zonder Robert, want die gaat heus niet mee naar Turkije! En ik wil bij hem blijven, hij en ik zijn gewoon een stel. Echt een goed stel! Geloof me nou!’ Mama huilde nu nog harder, Hümeyra ging op haar schoot zitten en streelde over haar haar. Ze fluisterde in haar oor: ‘Mama, als Turgut echt van Robert houdt, dan moet hij toch wel hier blijven? Hij komt heus wel op vakantie bij jullie.’ ‘Hoezo bij jullie?’ Sadik had goede oren en hij rook lont. ‘Jij gaat toch zeker ook mee? Jij kunt niet hier blijven als meisje, als kind! Dat snap je toch zeker ook wel?’ Hümeyra keek hem brutaal aan vanaf haar moeders schoot maar zei niets. ‘We hebben het nu over Turgut,’ zei vader beslist. En ja, mijn zoon, ik snap jou wel, je hebt misschien wel gelijk, maar ik dacht… ik dacht dat als je in een nabije grote stad zou wonen, je best wel gelukkig kunt worden. Je hoeft niet per se bij ons in het dorp te blijven wonen.’ ‘Nee vader,’ zei Turgut nu een stuk fermer, ‘u weet best dat ik dan heus niet gelukkig kan worden. In Turkije zijn homo’s zondaars, ze zeggen dat dat in de Koran staat, maar dat geloof ik gewoon niet en dat ben ik niet, zéker niet, een zondaar, het idee! Idioot gewoon! Ik ben alleen homo, daar heb ik zelf heus niet voor gekozen, hoor, om homo te zijn. Dat bén ik gewoon!’ Het woord ‘homo’ klonk zo raar in onze keuken. Niemand had het woord ooit nog uitgesproken. Dat Turgut zo was had iedereen geweten, maar gezegd had niemand het nog. En nu werd het zo maar gezegd, meerdere malen zelfs. Dat was een revolutie. 3
babam: (mijn) vader/papa
12 Ik moest er ook iets over zeggen, als middelste zoon, ook al zou Sadik er boos door worden: ‘Als Turgut gelukkig wordt met die vriend en als u daarover uw zegen uitspreekt, vader, is er in ieder geval een probleem minder, denkt u niet?’ Ik keek naar vader en ook naar moeder. Ze bleef mijn blik met waarschuwende ogen even vasthouden, alsof ze wilde zeggen: “Kijk uit voor je broer, maak hem niet boos.’ ‘Ja zeg, ben je gek, mijn eigen broer een homo, ik schaam me rot voor mijn vrienden, ik durfde al niemand hier uit te nodigen. Jullie weten het toch, het is een al zonde als er zo over homo’s gepraat wordt, dat weten jullie best, in de Koran staat…’ Sadik wond zich enorm op, de aders op zijn hoofd waren dik en hij sprak te hard. Maar vader liet hem niet uitspreken en Turgut stond al half boven zijn stoel, toen moeder dwars door wat vader zei heen ineens het woord nam. Ze ging met een ruk staan, Hümeyra gleed van haar schoot, en ze zei met trillende stem: ‘Ik heb altijd al geweten dat een van mijn drie zoons anders was. Ik heb het nooit gezegd, maar ik geloof niet dat iemand die vanzelf zo is, dat die dan een zondaar is. Dat kan niet, Allah heeft geen fouten gemaakt, wij hebben dingen uit de Koran misschien wel verkeerd begrepen. En als Turgut beter hier kan blijven, nou, dan blijft bij hier. Hij zal heus wel met zijn vriend of zonder zijn vriend bij ons op bezoek komen. Vast wel!’ Ze legde sterke nadruk op die beide laatste woorden en keek ons verhit aan. Donkerrode blossen tekenden zich af op haar wangen en ze liep naar haar middelste zoon Turgut toe en drukte hem aan haar boezem. Turgut barstte in tranen uit. Hümeyra rende naar hen toe en drukte zich aan de andere kant tegen hem aan. Ze huilde ook. Nou zeg, wat een tranen in onze familie in zo’n korte tijd, ik werd zenuwachtig van. Maar ja, het was ook een heel belangrijke beslissing om mijn broer en zijn anders zijn te willen accepteren, dat zeker! Hoe veel Turken er ook anders over mochten denken. Moeder had helemaal gelijk: Allah maakte geen fouten. Het was blijkbaar Zijn bedoeling dat er ook homo‘s waren, maar ik bedankte Hem tegelijkertijd dat ik er geen was. Het leek me erg moeilijk, vooral in ons moederland, ik wist heel goed hoe men daar over jongens en mannen als mijn broer Turgut denkt. Stom eigenlijk, bedacht ik ineens, men twijfelde dus eigenlijk wél aan Allah’s bedoelingen, niemand wilde toch zeker homo zijn, níemand zou er zelf voor kiezen. Maar ja, als je er echt eentje was, dan kon je toch jezelf niet veranderen omdat er iets negatiefs over in de Koran stond…’ Turgut was niet snel uitgehuild, moeder en Hümeyra stonden daar met hem in hun armen en keken vader en mij hulpeloos aan. Doordat hij zo lang en heftig huilde, raakte iedereen ervan overtuigd dat het voor onze broer toch wel een heel probleem geweest was en nog... Dat hij nu blijkbaar heel erg opgelucht was dat er nu eindelijk over gepraat kon worden. Zou hij hier kunnen blijven, zonder grote ruzie? Maar Sadik was al boos de keuken uitgestampt. Van hem zouden we nog het nodige te verduren krijgen. 25 maart Iedereen kan toch zien dat Turgut een homo is, wat maakt dat nou uit, zo gemeen als Sadik doet, bah, hij denkt alleen maar aan wat die andere Turken van ons zullen zeggen, dat is stom! Wat kan mij dat nou schelen, Turgut is een lieve broer, het was
13 misschien beter geweest als hij een meisje was geworden, dan had ik tenminste een zus gehad. Dat was veel leuker geweest, drie broers is veel te veel broers. Maar Hasan en Turgut zijn wel heel aardig en lief voor mij, dat maakt veel uit! Mama is aldoor zo bedroefd dat ik niet mee wil, ze zegt dat ik eraan moet wennen en dat het wel leuk is daar en dat ik veel vriendinnen zal krijgen, dat alle tantes heel lief zijn en dat ze lekkere dingen zal maken voor me en dat het meevalt om een uniform te dragen, dat dat beter is omdat we dan allemaal hetzelfde zijn. En ik wil helemaal niet dat we allemaal hetzelfde zijn! Ik ben mij en ik ben aardig en ik heb leuke kleren, die wil ik gewoon aandoen naar school! En gewoon straks naar het vwo! Bah, ik wil gewoon echt heus waar hier blijven! Margot wil het ook! Ze zegt dat ze altijd al een zusje had willen hebben, net als ik dat wil, altijd al wilde. Nou, dan kan het nu toch gewoon!?Maar ik heb wel medelijden met mama, die moet ook gewoon maar mee, die heeft ook niets te zeggen. Maar ze zegt dat papa ziek is. Hij moet wel terug, zegt ze. Ja, dan…
Op de Hogeschool heb ik al meerdere homo’s gespot, je kan het bij sommige al zien aan de manier waarop ze lopen en in mijn mentorgroep zit er een met wie ik het goed kan vinden, alleen al doordat hij zich heel secuur aan de afspraken in ons studiegroepje houdt. Hij lift nooit op het werk van anderen, doet wat hij moet doen en dat is prima in orde. Op hem kun je rekenen. Zo werk ik ook. Heel prettig als mensen zich aan hun afspraken houden. Niet iedereen doet dat en er was iedere keer ruzie als we bij elkaar kwamen. Dan keken Edwin en ik elkaar aan, als om te zeggen: ‘Ha, wij tweeën hebben het prima voor elkaar en verdorie, die anderen…’ Een keer toen we samen koffie dronken, zeiden we dat ook echt tegen elkaar. Met veel voldoening. Edwin mag dan homo zijn, hij is een prima vent. Het is gewoon fijn als mensen gewoon doen wat we afspreken, de wereld zou een stuk prettiger zijn als iedereen dat deed. Toch? Mijn broer Turgut doet dat ook, als moeder hem vraagt om dingen mee te nemen, kan ze ervan op aan dat hij ze meeneemt, hij helpt haar goed met het huishouden, maar Sadik pest hem daarmee. Niemand reageert als Sadik zulke rotopmerkingen maakt. Het heeft geen zin. Zijn plaats als oudste zoon is er een van macht, macht die hij zichzelf toe-eigent. Daar kan niemand wat tegen doen. Sadik is lichamelijk de sterkste van ons allemaal, hij traint elke weekdag op de sportschool in kickboksen en hij kan vuistslagen toedienen waar je weken later nog last van hebt. Zelfs vader kan er niets tegen doen. Door de voetbalclub kan hij ook geweldig hard schoppen en rennen. Gelukkig heeft hij vader nog nooit geslagen, maar ik zou er geen eed op durven doen dat hij vader nooit te grazen zal nemen. Sadik denkt gewoon dat de sterkste altijd wint, heel primitief, want echt intelligent is hij niet. Dan zou ik winnen als er een wedstrijd in zou worden gedaan in onze familie. Maar ja, ik weet ook heel goed hoe weinig je hebt aan intelligentie als er iemand voorbijkomt die flink met de vuisten weet te rammen… Op de Hogeschool wordt gelukkig nooit gevochten. Maar er wordt wel gezwijnd met werkstukken. Iedereen weet dat, en ook dat de leraren niet vaak controleren op plagiaat*4. Ik vind dat ze dat wel moeten doen. Het is zo gemakkelijk om te jatten! Samen met mijn studiegroep had ik net een stuk af over onze voorspellingen over de economie in Europa en onze uitkomsten waren vernietigend. Heel negatief. Corruptie*5 gaven 4
plagiaat: het overnemen van werk van anderen zonder dat te vermelden
5
corruptie: bedriegen, meestal met geld
14 wij aan als de voornaamste bron van verval van onze welvaartsmaatschappij. Dat lijkt misschien gemakkelijk, maar ik verzeker je dat we heel veel onderzoek hebben verricht. De leraar had er bij het tentamen wel een half uur voor uitgetrokken. Ten slotte moest hij toegeven dat we wel eens gelijk konden hebben. Edwin en ik lachten samen. Ja, het was wel een nare uitkomst, maar als wij de kans kregen om er iets aan te veranderen, zouden we het zeker doen. Chinezen zeiden op tv dat wij slaapkoppen zijn en veel te verwend door onze welvaartsmaatschappij. Nou, ook een Turk als ik ziet dat. Maar ik zag nog meer. Ik zag ook dat Edith, een ander lid van onze studiegroep, een lid dat ook hard werkte aan ons onderwerp, mij leuk vond. Het is absoluut niet mijn gewoonte in te gaan op de glimlachjes van een blond meisje, maar Edith is wel een heel speciaal blond meisje. Heel serieus en heel slim en, ja ik geef het toe, heel aantrekkelijk. Wat mijn ouders zullen zeggen van zo’n meisje voor mij, had ik al een tijdje weggeduwd. Maar nu ze ver weg gaan wonen, lijkt het ineens geen probleem meer. Edith en mij wordt nu geen strobreed meer in de weg gelegd. Ik zou haar op mijn kamer kunnen uitnodigen en er is straks geen oudste broer meer om ons te zien lopen en ons te verraden. Je weet nooit waar Sadik opduikt in zijn drang om anderen te controleren. Opgeruimd staat netjes! Ja, ik weet dat ik zoiets niet over mijn eigen familie hoor te denken, maar zo voelt het nu wel. Edith is echt een super meisje, zal ik haar…? Durf ik dat??? Het is fijn om in mijn bed te denken aan allerlei mogelijkheden. Het zou prima zijn om jaarlijks een goedkoop ticket te boeken en zelfstandig naar Turkije te reizen om een tijdje bij mijn ouders te zijn. Als het echt iets wordt met Edith, hebben ze het maar te accepteren. Hadden ze maar niet in Nederland moeten gaan wonen! Sadiks mening is dan onbelangrijk. Hij zal zelf waarschijnlijk uitgehuwelijkt worden aan een meisje uit het dorp, traditioneel als hij is. Net zoals het onze eigen ouders is vergaan destijds. Ik moet een foto van Edith hebben. Zal ik er stiekem eentje maken met mijn telefoon? 4 april Je kunt zien dat Hasan heel blij is dat hij niet mee hoeft, hij is een geluksvogel. Op die school van hem schijnt het ook allemaal goed te gaan. Hij is slim, veel slimmer dan Sadik. Bofkont. Maar ik denk dat er ook nog iets anders aan de hand is, dat hij verliefd is of zo. Hij kijkt anders, blij, als hij denkt dat ik niet naar hem kijk. Maar ik kijk wel maar durf er nog niets over te zeggen. Misschien is het wel niet zo. Ik hoop wel dat hij op een meisje is, want twee homo’s in de familie is wel een beetje veel. Hij is echt een lieve broer, hij luistert tenminste naar me, hij troost me en slaat niet gelijk, zoals Sadik die stomme broer van ons. Als Hasan een meisje heeft, wat leuk zou dat zijn, dan wil ik haar zien, dan heb ik misschien toch een beetje een zusje. Maar als hij hier blijft en ik moet weg, dan heb ik er niks aan. Stom hoor dat ik mee moet…Ik ga niet, maar ik denk dat ik toch wel mee moet. Ook al wil ik helemaal helemaal helemaal niet!!! O, ik huil zo vaak tegenwoordig, ik kan niet wennen aan het idee dat ik mee moet, moet, dwang, gewoon pure dwang. Ik heb niks te zeggen over mijn eigen leven, helemaal niks. Wat moet ik toch beginnen?
15
16
Hoofdstuk 3 Het stond met dikke letters in die brief die mama kreeg gisteren: “Erol Kaya wordt van gestuurd wegens verregaande brutaliteit. Twee weken geschorst en dan weer voorwaardelijke toelating.” Ik mag me twee weken niet op school vertonen. Die dioten daar in die directie, ze snappen ook niks van ons, helemaal niks! Mijn moeder moest er weer aan te pas komen, ze zei dat ze zich schaamt voor mij, maar ze ging er toch heen om te smeken of ik toch eerder weer toegelaten mag worden. Ik zou zo achter raken. Nou, ik haal het toch nooit meer in, dat is wel zeker! Ze schreeuwde tegen me dat ik mijn beloften moet houden, anders ben ik niet respectvol en kan ze mij niet meer respecteren. Nou, dan niet. Wat heb ik aan respect? Niks toch? Hümeyra’s humeur is al wekenlang slecht, ze kan het maar niet accepteren dat ze niet haar eigen dingen kan blijven doen. Moeder heeft heel wat te verduren, want Hümeyra kuurt het voornamelijk op haar uit. Als Sadik thuis is, kijkt ze wel uit om vervelend te doen, ze mijdt hem zoveel ze kan want ze weet veel te goed hoe hard hij kan slaan. Tegen mij is ze wel wat aardiger, maar over het algemeen is het niet leuk om in mijn zusjes buurt te zijn. Maar vaak is ze weg, bij haar vriendin, die blijkbaar steeds aandringt op een zusterschap want mijn lieve zus blijft maar herhalen dat ze heel graag bij Margot zou wonen en hier studeren voor dierenarts. Vader heeft tegen mij gezegd dat het in Turkije niet gemakkelijk voor haar zal worden om zo’n beroep uit te oefenen, als ze al tot de studie toegelaten zou worden. Maar tegen haar heeft hij dat niet toegegeven. Hij weet het ook niet zeker, in Turkije zijn er ook dingen veranderd in de tussentijd. Ja, vader doet alles om de rust in het gezin te bewaren. Hij bezweert Sadik zich koest te houden. Dat hoorde ik, in het schuurtje, waar hij en Sadik soms dingen in elkaar sleutelen. Ik was ernaast bezig het slot van mijn fiets te vernieuwen, en hoorde hoe Sadik zich verweerde en papa verweet dat hij veel te slap tegen ons allemaal was, vooral tegenover Hümeyra. De manier waarop vader zich verweerde trof mij. Hij zei eenvoudig: ‘Sadik, mijn zoon, ik houd van mijn kinderen, ik wil het beste voor allemaal. Ja, voor jou ook, Sadik, en ik ben heel blij dat je met ons meegaat. Jij zult ons helpen daar en in het dorp blijven wonen, ze zullen heel blij zijn met een handige jongen als jij! Ik zal trots op je zijn, reken maar!’ Als Sadik ergens niet tegen kan is het tegen complimenten. Daar wordt hij week van en verlegen, ik denk dat hij nooit een compliment van de leraren heeft gekregen. Zoiets werkt jaren lang door. Stom van leraren om niet in te zien dat alle kinderen regelmatig een compliment nodig hebben! Hij had niks meer gezegd over Hümeyra of Turgut. Samen hadden ze de fiets van Hümeyra gerepareerd en gepoetst tot hij glom als nieuw. Ze gingen zelf samen zingen! Een Turks heldenlied. Edith keek verrast op toen ik haar vroeg of ik koffie voor haar kon halen. Ze lachte toen ik het bekertje voor haar neerzette en vroeg waaraan ze de eer verdiend had. ‘Aan je harde werken voor ons werkstuk,’ zei ik zachtjes zodat de buren het niet konden horen.
17 ‘Oja? Vind je dat ik hard gewerkt heb?’ ‘Nou,’ ik lachte plagerig, ‘niet zo hard als Edwin en ik natuurlijk, maar wel veel harder dan Joep en Gijs en Emilie, dat is zeker. Ik stel dat op prijs en ik vind je ook leuk.’ Dat laatste voegde ik er in één adem zonder te hakkelen aan toe en ze keek nu nog verbaasder. ‘O ja? Is dat zo? Niet zo hard als jij en Edwin?’’ ‘Nou, heel hard in ieder geval en dat vond ik erg fijn!’ Ze keek me geamuseerd aan en glimlachte op haar eigen mooie manier, ze krijgt dan in beide wangen kuiltjes, dat staat haar zo prachtig. Nu moest ik een tweede stap zetten: ‘Ja, ik vind jou leuk en ik wil graag een keer met je uit. Kan dat?’ Het kon en het ging zelfs zo ver dat ik haar hand even mocht vasthouden toen we samen naar de volgende les liepen. Heel even, maar het sprak boekdelen. Zij nam het initiatief ertoe. Wow! Het vertrek wordt nu definitief voorbereid, ze vertrekken aan het begin van de grote vakantie. Er is veel gedoe met formulieren voor het pensioen van mijn ouders, ze zijn allebei nog geen vijfenzestig. Ook gedoe met de ziekteverzekering en het opzeggen van de huur, de verkoop van de grote meubels en nog veel meer. Papa laat mij veel doen. Tussen al die drukte van het regelen was er ineens een officieel bezoek van de vriend van Turgut. Mijn ouders wilden hem zelf zien, hoewel Sadik ertegen was. Vader had gezegd dat het bezoek echt moest plaatsvinden, hij wilde de vriend van hun zoon zelf keuren, maar dat Sadik er niet bij hoefde te zijn. Liever niet zelfs. Sadik was daar dagen lang boos over, maar op de avond dat Robert zou komen, vertrok hij. Nog steeds boos. Toen de bel ging, was Hümeyra er als de kippen bij om de deur open te doen. ‘Hallo Robert, kom binnen, hoş geldiniz!6’ riep ze uitgelaten, toen de beide jonge mannen in de gang stonden. ‘Geef mij je jas maar, daar is de kamer.’ Volkomen overbodige woorden want ik zag door de open deur al dat Turgut de beide jassen op de kapstok hing en zijn vriend daarna even een kneepje gaf voordat ze naar binnen gingen. Robert is een knappe jongen met golvend blond haar en een dikke bril. Een stuk groter dan Turgut. Het was niet te zien dat hij een homo was, zoals hij de kamer binnenkwam. Vader en moeder stonden op om hem een hand te geven, maar toen we zaten, ontstond er een ongemakkelijke stilte. Moeder stond met de enorme bos bloemen van Robert bij het aanrecht en worstelde zenuwachtig met de plastic verpakking. Onze zus verbrak die stilte door te zeggen dat ze zijn jasje heel mooi vond. Hij had inderdaad een apart jasje aan, met gekleurde stippeltjes en bloemetjes, heel ongewoon voor een man. Maar Hümeyra maakte zo een opening voor gesprek. ‘Ik heb gehoord dat u teruggaat naar uw geboortedorp, en dat u het goed vindt als Turgut bij mij komt wonen,’ zei Robert glimlachend naar vader. ‘Ja, daar hebben we over gepraat… ‘Vader slaakte een diepe zucht als om aan te geven dat het een moeilijke beslissing was geweest. ‘Wij gaan terug en ik kom niet meer naar 6
hoş geldiniz: wees welkom
18 Nederland, de kinderen komen naar ons toe in Turkije.’ ‘Ja, wij komen zeker ook als u daar gesetteld bent.’ Robert lachte weer innemend. Hij had ook kuiltjes in zijn wangen als hij lachte. ‘Gesett…?’ Vader begreep het woord niet en Turgut kwam hem te hulp. ‘Ja, als u het huis van opa en oma verbouwd heeft, en u bent daar goed gewend, dan komen wij ook kijken.’ Ja, iedereen wist heel goed dat je aan Turgut helemaal niets hebt als er verbouwd moet worden. Maar dat bedoelde hij niet. ‘Ja, dan komen we kijken hoe mooi het is geworden, babam*7!’ ‘Dan kan hij meteen uw haren knippen, baba!’ Hümeyra deed enthousiast: ‘Dan spaart u het geld voor de kapper uit. Is daar wel een kapper eigenlijk?’ Het was waar, Turgut knipte iedereen in de familie altijd, zelfs zijn zus onderwierp zich aan zijn schaar. Robert keek naar Turgut, streek over zijn golvende haren en zei: ‘Mij knipt hij ook, hoe vinden jullie het?’ Natuurlijk riep Hümeyra meteen dat het er goed uitzag, zijn kapsel. ‘En heb jij een baan?’ Papa kon niet nalaten dit te vragen. ‘Ja, ik werk op een bank, de Rabobank hier in de stad.’ Dat viel in goede aarde. Banken zijn zekere instellingen voor papa, ook al bewijst de economische crisis dat dit helemaal niet zo is. ‘Dat is mooi, dan verdien je genoeg om Turgut…’ Dat wiel verkeerd. ‘Ik kan mijn eígen geld verdienen, vader, ik werk ook. Al ben ik nog niet klaar met mijn studie, ik werk parttime, dat weet u toch? Straks als ik het diploma heb, werk ik ook fulltime, net als Robert en dan kunnen we misschien een groter appartement nemen.’ Ja, Turgut had toch zijn eigen eer op te houden. Ik moest inwendig lachen. Ook bij homo’s heb je een verdeling, niet zoals man en vrouw maar wel iemand die meer manlijk is dan de ander. Zo te zien is Robert de meest mannelijke. Nou, hij mag van mij, het lijkt me een prima stel zo. Moeder zette de schaal met zoetigheid op tafel. Iedereen kreeg thee en iedereen at koek. Weer was het stil en weer redde onze zus de situatie. Ze vertelde uitvoerig hoe goed Turgut altijd onze haren knipte en hoe haar vriendinnen eigenlijk ook wel eens door hem geknipt wilden worden.. Uiteindelijk werd het een redelijk ontspannen bezoek, want Robert bleek leuk te kunnen vertellen over zijn werk en over de streken van hun beide zwarte katers. Gelukkig maar. Toen ze allebei weg waren, zei vader met een voorzichtig lachje: ‘Nou, het kon erger, het lijkt me wel een aardige jongen.’ Een groter compliment was op dit moment niet mogelijk uit mijn vaders mond. Hij had het geaccepteerd. Nu al! Gelukkig! 10 april 7
bBm: (mijn) vader/papa
19 De vriend van Turgut is een mooie jongen, hij is blond en heeft haar met golfjes erin, heel mooi. Ik had erin willen zitten met mijn hand, lekker zacht, voelen of het anders voelt dan Turks haar, maar dat kon natuurlijk niet. Dan denkt hij dat ik ook homo ben of zo. Het is wel te gek dat papa en mama zo aardig tegen hem en Turgut waren, ze vinden het nog steeds helemaal niet gewoon maar doordat Sadik zo gemeen doet, doen zij juist aardiger. Want Sadik is zo stom bezig tegenover Turgut. Als ik Turgut was, zou ik nog veel bozer worden. Maar het helpt natuurlijk niet bij Sadik, die geeft alleen om zichzelf en om wat andere Turken van ons denken. Stom! Stel je voor dat er heel veel mensen in dat dorp net zo zijn als Sadik! O, wat zou dat erg zijn. Afschuwelijk zelfs!!! Maar mama zegt dat het niet zo is, maar mama vindt bijna iedereen aardig. Zelfs dat mens hier in de straat dat altijd over iedereen roddelt. Het ziet ernaar uit dat ik echt mee moet, ik mag niet bij Margot wonen van papa en mama en bij Hasan kan ik niet wonen en helemaal niet bij Turgut en Robert natuurlijk. Maar ik wil ik wil wil wil niet niet niet!!! Ik wil bij Margot logeren, een heel weekend, dan heb ik even niet die spanning, maar het mag niet van papa en mama, stom! Ik mag bijna niks, ik vind het gemeen!!!
Het kost mijn zusje heel veel moeite om te aanvaarden dat ze werkelijk aan landverhuizing gaat doen. Ze is vaak bij Margot en wil daar ook een weekend lang blijven slapen, ze zeurt er weken lang over. Vader vond het eerst niet goed, maar toen zijn kleine meisje een keer ontroostbaar begon te huilen, Sadik was er niet, gaf hij toe. Ze mocht er twee nachtjes logeren in het eerste weekend van de meivakantie, op voorwaarde dat ze haar huiswerk maakte. Ze moest natuurlijk wel goed overgaan. ‘Ach, dat maakt nou toch niks meer uit, in Turkije kunnen ze mijn rapport niet eens lezen, ook al ga ik goed over!’ snauwde ze meteen. Daar zat wel wat in, maar vader hield voet bij stuk. Toen ze beloofde dat ze ook met Margot zou werken aan het werkstuk dat ze na de vakantie in moesten leveren, mocht ze. Twee hele nachten zou ze niet thuis in haar eigen bed slapen! Er werd een grote weekendtas gepakt en met veel trompetgeschal vertrok onze kleine zus. Ze was nog nooit een nacht van huis geweest. Maar het duurde niet lang, die tweede avond belde de moeder van Margot, onze zus had zo’n heimwee, ze huilde en wilde beslist in haar eigen bed slapen, of iemand haar alsjeblieft even op kon komen halen. Dat was ik dus. Op de bagagedrager klampte mijn zus zich aan mij vast alsof ze me weken lang niet had gezien. Heimwee. Ik plaagde haar niet. Maar toen Sadik thuiskwam, sprak hij schande van haar gedrag en hief zijn hand op toen ze een brutaal antwoord gaf. Ik sprong er net op tijd tussen. Mijn zusje heeft het al moeilijk genoeg. Maar haar lot was nu dus definitief beslist: Hümeyra kan niet zonder haar eigen bed, dus niet zonder haar eigen moeder en vader. Ze weet nu wat heimwee is, net als vader. Maar ze moet het straks wel doen zonder Turgut en mij. Wij blijven echt hier! 3 mei
20 O lief dagboek, ik kon het niet uithouden bij Margot toen ik daar eindelijk mocht logeren. Ik had me er zo op verheugd, maar ik wilde écht naar mama toe, want ik had die eerste nacht gedroomd dat ze al verhuisd waren naar oma’s dorp, zonder afscheid van mij te nemen. Heel afschuwelijk! Ik kon alleen maar huilen bij dat idee van die droom, ik schaamde me rot! Die droom was zo sterk, het leek net echt! Wat zullen Margot en haar moeder wel niet van me gedacht hebben! Natuurlijk zouden papa en mama mij zoiets nooit aandoen, maar die droom was heel heftig. Het leek hartstikke echt! Ik was zo bang! Nee, ik zou mama nooit kunnen missen en papa ook niet natuurlijk. Ja, ik geef het toe nu, alleen aan jou lief dagboek, ik moet nu wel mee, want ze gaan echt, en ik wil het nog steeds niet maar ik moet nu wel! Het is echt gewoon zo dat ik hier niet alleen zonder papa of mama kan blijven, dat blijkt nu dus: één nachtmerrie en ik ben al helemaal kapot, stom hoor! Zo ontzettend slap van mij! O lief dagboek, kon ik maar iets verzinnen waardoor ze niet gaan of waardoor ik ineens 6 jaar ouder en minder afhankelijk ben, of dat papa weer helemaal gezond is zodat hij niet hoeft te gaan, dan mocht ik het zelf weten. Hoewel het voor mij als meisje natuurlijk weer anders ligt dan voor mijn broers, dat is toch zo gemeen! Ik ga lekker feministisch doen daar, net als de moeder van Margot, die zegt dat vrouwen gelijk zijn aan mannen en dat vrouwen eigenlijk zelfs beter en sterker zijn dan mannen. Ja, ze zegt dat als mannen kinderen moesten krijgen, er veel minder kinderen zouden zijn omdat dat heel erg pijn doet om ze te krijgen. Mannen zijn veel kinderachtiger, zegt Margots moeder. Ik geloof dat best vooral als ik naar Sadik kijk. Het is ongelooflijk dat hij mijn broer is, hij is zo anders dan Hasan of Turgut. O ja, we gaan bij Turgut eten in de meivakantie, Hasan en ik, het wordt vast heel gezellig, vader en moeder vinden het zo maar goed, Hasan beloofde goed op mij te passen. Stom idee dat er nog steeds op me gepast moet worden, bah!
Het vertrek brengt nog veel met zich mee, allerlei beslommeringen waar niemand van ons tevoren aan gedacht had. De beslissingen over wat wel en wat niet mee moet waren al zwaar, vader had eigenlijk alle meubels wel mee willen nemen, maar dat kan natuurlijk niet. En Hümeyra wilde de wagen volstouwen met al haar spulletjes en alle cadeautjes die ze van haar vriendinnen had gekregen, maar daar is geen plek voor. Sadik heeft ook zijn wensen en er blijft dus een heleboel staan. Turgut en ik kunnen wel van alles gebruiken, maar er moeten ook veel dingen verkocht worden. Het huis moet helemaal leeg, we hebben afgesproken dat Turgut, Robert en ik dat doen, zodat de huurbaas het leeg en schoon terugkrijgt, zo hoort dat. Het zal nog een hele klus worden want het kippenhok in de tuin moet nog worden afgebroken. De kippen heeft Sadik al geslacht, die hebben we ook al achter de knopen. Ze waren een beetje taai. Eerst nog het afscheid. 12 mei Het was echt cool bij Robert, een heel prachtig appartement heeft hij, met allemaal leuke spullen en ik mocht overal aan zitten. Ik heb overal gekeken, zelfs in de slaapkamer, hij heeft een woon- en een slaapkamer, in de slaapkamer staat een tweepersoonsbed, daar slapen ze samen in. Ik kan me niet voorstellen hoe ze het doen met die seks, ik wil er ook niet aan denken eigenlijk. Ik weet er niks van, wel hoe gewone mensen, man en vrouw het doen, maar niet hoe homo’s… maar daar heb ik niks
21 mee te maken natuurlijk, ook al ben ik wel hartstikke nieuwsgierig, maar ja zulke dingen vráág je niet, ook niet aan je eigen broer. Ze zijn wel heel lief voor elkaar, brengen lekkere dingen, stoppen de lekkerste hapjes in elkaars mond. Robert weet precies hoe Turgut wil zitten, met een kussentje in zijn rug omdat hij een niet zo’n goeie rug heeft. O, het lijkt me zo fijn om in een huis te wonen met iemand die zo lief tegen me is en die van mij houdt, van mij! Ik weet heus wel dat ik niet altijd zo lief ben, maar dat komt alleen maar doordat ik dingen moet doen die ik niet wil en dan word ik vanzelf boos en chagrijnig, toch logisch? Maar voor Turgut is er geen reden om boos en chagrijnig te worden, hij heeft Robert die heel gek op hem is, wat wil hij nog meer? Nou ja, natuurlijk dat mensen niet zo stom doen tegen homo’s, ik weet best dat het in Nederland ook nog niet helemaal geaccepteerd is, op sommige plekken helemaal niet zelfs. Gek eigenlijk, de kerk van Nederland wil het ook niet, heb ik op school gehoord. De juf zei dat de kerk vindt dat homo’s eigenlijk ziek zijn, volgens de paus dan, de baas van de katholieke kerk, maar de juf vindt dat ook stom. Ze zei het zelf, nou goed hoor dat ze dat durft te zeggen op school, het is toch een katholieke school. Iedereen mag zijn die hij of zij is, zei ze ook nog. Nou, dat vind ik ook. Ik ben trouwens veel meer een Nederlandse dan een Turkse en straks moet ik dat omdraaien, nee, dat wil ik niet. Het enige voordeel daar is dat het er veel vaker mooi weer is. Het regent nu zo hard buiten,ja dat is wel afschuwelijk hier, altijd dat koude, natte weer, getver! Ik kan me eigenlijk helemaal niet goed voorstellen hoe het daar zal zijn, vooral niet nu ik echt wel weet dat ik gaan moet. Zo’n klein dorp, iedereen kent en let op elkaar, je kan niks doen of het hele dorp weet het. Dat zal me wat worden als ik wat uit ga halen op die school. Hier zijn ze wel boos als ik iets doe wat niet mag, maar ze slaan je niet en je krijgt gewoon straf, helemaal niet zo erg. Maar als ik papa moet geloven, duwen ze je ’s winters tegen de brandende kachel aan voor straf, dat hebben ze bij een vriendje van hem gedaan vroeger, of je moet in een donker hok zitten, de hele dag. Maar dat was natuurlijk vroeger, misschien nu niet meer. Ik hoop het maar want ik ga heus niet zo’n brave Hendrik worden (dat zegt onze juf altijd als iemand verkeerde dingen doet, dat hij dat moet worden) heus niet! Het valt allemaal reuze tegen, het kippenhok geeft zoveel troep en de tuin moet in dezelfde staat worden teruggebracht. Bah, wat een vies werk, ik ben helemaal niet aan zoiets gewend. Maar het gaat wel, al is het allemaal veel meer moeite dan ik gedacht had, ook om de spullen te verkopen. Wat hebben mensen toch veel te zeuren en ze willen altijd het onderste uit de kan, bah! En het is allemaal al zo goedkoop. Van mijn eigen landgenoten krijg ik zo wel een rothumeur! Het doet me echt zeer om onze spullen zo goedkoop te moeten verkopen. Maar het wordt steeds een beetje leger binnen. Zo raar… er is een tijdperk aan het eindigen, mijn jeugd dus… 28 mei. Ik ben al aan het pakken, ik wil nog steeds niet, maar er zit niks anders op. Ik mag maar heel weinig meenemen. Geen boeken, alleen sommige kleren, want wat ik hier draag mag ik daar soms helemaal niet aan,korte rokjes bijvoorbeeld. Ik moet een net meisje worden. Wel wat dingetjes waar ik aan gehecht ben, één kleine koffer maar. Dat is toch niets, de rest gaat naar familie of een goed doel, afschuwelijk! Nou daar ben ik natuurlijk weerheel boos over geworden, Sadik mag veel meer in de auto meenemen,
22 natuurlijk al zijn gereedschap, dat snap ik wel, maar dat weegt tonnen! Het is heel oneerlijk dat ik geen boeken mee mag nemen, hoe kan ik dan mijn Nederlands bijhouden? Ze hebben op school wel beloofd te schrijven, maar of ze het echt doen, dat betwijfel ik. Een beetje veel. Ik zou zelf denk ik ook net aldoor naar de pen grijpen, we zijn zo gewend te e-mailen. O ja, want de computer gaat ook niet mee. Hasan zegt dat onze computer oud is en dat hij het met internet waarschijnlijk niet goed doet daar. We hebben hem tweedehands gekocht, dat wel, maar zonder computer??? Ik kan me niet voorstellen dat ik niet kan mailen of iets opzoeken! We gaan terug naar het stenen tijdperk, lijkt het wel! Als ik heel erg zeur, koopt papa er vast wel eentje. Alleen Hasan zegt dat ons dorp misschien nog niet is aangesloten op het net of zoiets…Dan kan hethelemaal niet, een eigen computer…Balen! 9 juni Ik moet zo afschuwelijk veel leren, de cito-toets hebben we natuurlijk al lang gehad en ik dacht dat we niks meer zouden moeten, maar onze juf wil dat we ons Engels oppoetsen voor een speciale toets, ook aardrijkskunde en geschiedenis moet ik doen. Ze willen geloof ik dat onze school op het vwo uit zal blinken, vergeleken met andere lagere scholen. Stom hoor, ik moet toch meedoen ook al ga ik weg. Nee hoor, je doet gewoon mee, zei dat mens, je hoort er nog steeds bij en later zul je blij zijn dat je zoveel geleerd hebt! Nou, ze kan me wat! De schoolmusical komt er ook aan. Ik heb een kleine rolletje, ik hoef maar drie regels te zeggen en twee liedjes mee te zingen. Alleen, ik kan helemaal niet zingen, vind ik zelf, maar het moet. Ik denk niet dat papa en mama komen kijken, die vinden zoiets als een musical stom en zonde van de tijd. Misschien komt Hasan wel kijken, en wie weet draven Robert en Turgut ook nog op. Ik hoop het! Ik hoop het zo! Van de andere kinderen komt de hele familie wel kijken! 11 juni Ja, het ging allemaal heel goed, alleen zakte mijn rok af tijden het zingen, het elastiek was geknapt, maar ik hield hem vast en zong gewoon door. Niemand zag het. Hasan en Turgut zaten in de zaal, achteraan, maar ze hebben het goed gezien, zeiden ze. Ze vonden dat ik heel mooi praatte. Ja hoor, drie regels, maar ik vond het toch supercool dat ze het zeiden. Toen het afgelopen was, kregen we allemaal een oorkonde, zo noemden ze het, van de school en een blikje cola en een zakje snoep.. 21 juni Vandaag is mama jarig, ja ze weet het niet zeker, in Turkije schrijven ze die datum niet op. Snap ik niet, het is toch heel belangrijk wanneer je kind geboren wordt? Maar we hebben deze datum gekozen voor haar verjaardag, het begin van de zomer. We hebben lekkere dingen bij de thee, heb ik gekocht bij de bakker, van die lekkere tompoezen, met gele room. En Turgut kookt vanavond, hij maakt pizza, lekker. Ik kan me nog steeds kwaad maken over ons vertrek, maar ik word er zo moe van, ook al zeg ik niks meer erover. Misschien moet ik niet meer boos zijn, moeilijk… want ik moet toch mee, wat ik ook denk of zeg…Stom!
23 26 juni Het is zo’n drukte thuis, er komen nog steeds mensen die onze spullen willen zien om ze te kopen, we zitten onderhand op de grond. Ik vind het heel akelig als er mensen komen kijken naar onze spullen, ook die op mijn kamer. Ik snap het wel, we moeten ze wel verkopen, we kunnen haast niks meenemen, maar als mensen komen kijken, meestal Turken, naar mijn tafel of bed, of boekenkastje, dan voelt het net of ze mij erbij willen kopen als dienstmeisje bijvoorbeeld. Maar het moet. Dat denk ik de hele tijd: het moet het moet het moet! Niet cool, heel stom zelfs. Op school is het ook al stomvervelend, want daar denk ik de hele tijd: het is nog maar veertien dagen, nog dertien, nog twaalf dagen dat ik hier kan zijn, de eerste dag van de vakantie gaan we weg. Echt weg! Helemaal weg! Kon ik maar leuke momenten in een doosje stoppen, net zoals ze in de film van Annie Schmidt zongen. Hasan en Robert hebben de foto’s van de musical echt af laten drukken, op glanspapier, groot! Ze zijn gaaf, ik sta er goed op, ook al houd ik de hele tijd die rok vast. Volgende week gaan we weg. Echt weg.
24
Hoofdstuk 4 In Amsterdam werd die dag de moeder van Erol Kaya begraven na een noodlottig ongeval. Op weg naar haar werk als verpleegkundige werd ze samen met haar zoon op de fiets geschept door een vrachtwagen.. Erol zou zijn moeder achterop wegbrengen naar haar werk in het ziekenhuis en met haar fiets naar school gaan. Ze was op slag dood. Erol was niet gewond hij kon net op tijd wegspringen. Op een prachtige zonnige dag reed Sadik ’s morgens vroeg de bestelauto vol met spullen én onze ouders en zus, met gewoon alle belangrijke dingen uit ons ouderlijk huis de straat uit. Gewoon de Egelantierstraat uit, de hoek om. Weg. Einde van een tijdperk. Het was een heel vreemde dag, zo onwerkelijk om je ouderlijk huis kwijt te raken! Het afscheid was zwaar, iedereen huilde, natuurlijk zouden we elkaar terug zien, maar het was voor mij en voor Turgut ook een afscheid van onze jeugd. Die was op deze dag afgelopen, nu waren we zelfstandig geworden, in één klap!. Vader en moeder zouden nu mensen in een ander land zijn, nooit meer gezellig om de keukentafel met het bolletjeszeiltje in de keuken in de Egelantierstraat, nooit meer thee van moeder in de gebloemde kopjes. Daar met die volgeladen wagen reed mijn jeugd de straat uit. Hümeyra en moeder zwaaiden tot we hen niet meer konden zien, ze zouden ongetwijfeld huilen en Sadik zou zeker iets akeligs daarover zeggen. Ook al had hij al zijn aandacht bij het stuur nodig. Ik hoop zo dat ze de reis zonder brokken af kunnen maken, tot in papa’s dorp. O, dat ze daar maar gelukkig mogen worden, alle vier. Ja, dat ze alle vier maar echt geluk mogen vinden daar. Turks geluk. Hoe dan ook. 8 juli O, dat ze daar stonden, Hasan en Turgut en Robert, te zwaaien naar ons in de bus. Ik vond het zo afschuwelijk, maar ik heb toch teruggezwaaid. En gehuild toen ik ze niet meer kon zien. Dat ik ons huis nooit meer zal zien, nooit meer in mijn kamer kan slapen, nooit meer in onze straat kan fietsen en nooit meer naar onze school kan gaan en ook niet naar het atheneum waar Margot heen gaat na de vakantie. O, wat erg wat erg wat erg! En al die spullen die ik niet mee mocht nemen, ze hadden er best bij gekund, ik had best op een koffer kunnen zitten en al Sadiks gereedschap moest wel mee, stom, hartstikke zwaar! Mijn boeken en mijn mooie spulletjes, ik heb ze bijna allemaal aan Margot gegeven. Ze zegt dat ze in Turkije komt, volgend jaar als ons huis is opgeknapt, dan hebben we meer plaats voor haar en haar moeder. Maar ik geloof niet dat ze echt komen, ze hebben erg weinig geld nu Margots vader weg is. Haar moeder heeft weinig diploma’s en ze heeft geen werk. Het is ook moeilijk om werk te krijgen nu in Nederland, heel veel mensen hebben geen werk, het gaat allemaal niet zo goed door de crisis, dat zegt iedereen.En je moet echt diploma’s hebben ook. Het komt ook door de banken. Nou ja, in Turkije gaat het goed met de economie, zegt Hasan. Hij weet heel veel, het is fijn om met hem te praten, alleen kan nu ik heel lang niet meer met hem
25 praten! Ook niet mailen. In dat dorp is vast geen internetcafé. Mijn liefste broer… O, daar komt die idiote Roemeense grensman weer aan, wat wil hij nou weer van ons. Bah, hij houdt ons vreselijk op, gewoon pesten, hij wil meer geld, maar dat geven we hem heus niet, we hebben het zelf nodig! Kom op hebberd, we moeten doorrijden, zo komen we er nooit! En het duurt allemaal al zo vreselijk zo vreselijk lang!
Toen kwam de dag dat Turgut, Robert en ik samen uit eten gingen om het schone, lege huis en onze zelfstandigheid te vieren. We hadden die dag alles, het hele huis en de tuin, keurig opgeleverd, al het materiaal van het oude kippenhok was naar de stort, de schutting gerepareerd, toen de meneer van de woningbouwstichting kwam kijken. Robert bleek ongelooflijk handig, hij heeft ook veel gereedschap. Ik ben al helemaal aan hem gewend nu, weet alleen dat de Turkse gemeenschap hier er schande van spreekt dat Turgut met hem samenwoont. Nou, ze doen maar, het kan me geen malle moer schelen! Toen de man van de woningbouwstichting alles gezien had, kregen we goedkeuring, gelukkig! Ook het ondertekende formulier. Gelukkig! Ik zal het doorbellen. In het nieuwe Turkse restaurant in de stad dronken we wijn en toastten op onze vrijheid en de wijn fonkelde in onze glazen. De zon scheen er door het raam precies in, mooi, en Robert zei dat het een heel goed voorteken was. ‘Ja, dat was een goede beslíssing van onze ouders,’zei Turgut tevreden. ‘Nu kunnen we echt Nederlanders worden.’ ‘Nederlanders?’ Robert keek verbaasd. ‘Ja, als onze ouders waren gebleven, dan hadden we altijd onder hun controle en die van Sadik gestaan en toch meer Turks dan Nederlands gebleven. Nu kunnen we doen wat we zelf goed vinden.’ Turgut straalde toen hij dat zei. ‘Dat vind jij toch ook? Dat we Nederlanders zijn?’ Robert was diplomatiek: ‘Ik vind je prima zoals je bent, of je nu Turks of Nederlands bent, dat maakt me niks uit!’ Ik vertelde hun over mijn vriendin Edith. Dat we nu echt een stel waren en liet een foto van haar zien op mijn mobiel. ‘Mooi, nu hebben we allebei een geliefde,’ zei Turgut, terwijl hij me in mijn arm kneep. Robert stemde daarmee in: ‘En zo’n mooi meisje ook nog, gefeliciteerd, schoonbroer!’ Ze hebben gelijk, het is heerlijk om verliefd te zijn. Edith en ik gaan natuurlijk nog lang niet samenwonen, maar we zijn zo verliefd! Ik had nooit gedacht dat het zo cool is om een meisje te hebben. Volgende week gaan we naar haar ouders. Spannend! Het eerste wat we hoorden van de familie was een telefoontje, nadat we zelf per sms doorgegeven hadden dat het huis overgedragen was. Ze belden terwijl Edith en ik bij Turgut
26 en Robert zaten te eten, dat kwam goed uit. Ze stonden aan de grens van Roemenië en ze hadden het zwaar te verduren met de douane. Lange rijen en betalen. Ja, dat weet iedereen die met de auto naar Turkije gaat. Het was de eerste keer dat vader met de auto ging. Bij andere bezoeken waren ze met het vliegtuig gegaan. Moeder vertelde dat Hümeyra en Sadik erge ruzie hadden en dat ze niet meer spraken met elkaar, dat ze dat erg moeilijk vond. Ze had duidelijk behoefte aan een opbeurend woordje. Ik vroeg Hümeyra aan de telefoon en praatte met Turgut naast me tegen onze zus: ‘Ach zusje toch, Sadik vindt rijden moeilijk, dat weet je toch. Alsjeblieft lieve Hümeyra, wees een beetje liever,’ stonden Turgut en ik wang aan wang te roepen door dat kleine telefoontje. Wat ze terug zei verstonden we niet goed, toen kwam papa: ‘Gaat het goed, jongens, zo zonder ouders? Kunnen jullie het wel redden?’ We stelden hem gerust, het ging prima, als zij maar zorgden dat ze zonder ongelukken in het dorp van opa en oma kwamen. 3 augustus Het duurde zo lang die reis, zo ontzettend lang, onbegrijpelijk lang en ik had als we stilstonden helemaal geen zin om te schrijven, was ook bang dat Sadik het dagboek af zou pakken en voor zou gaan lezen. Hij doet echt zulke dingen. Hij mag het nooit nooit nooit te zien krijgen. Nooit! Die stomme broer was de hele weg toch zo akelig tegen me, ik had er zo heel erg zat genoeg van onderweg. Gelukkig had papa een plekje gemaakt tussen de bagage achterin waar ik kon liggen met mijn benen opgetrokken en dotjes in mijn oren zodat ik die nare stem van Sadik niet de hele tijd hoefde te horen en ook niet te zien. Dat scheelde wel. Maar nu zijn we er een paar dagen, bijna een week, in ons nieuwe thuis, dat nog helemaal niet voelt als thuis, nee helemaal niet! Ik huil vaak stiekem, Sadik wordt heel kwaad als hij het merkt en mama gaat ook huilen als ze het ziet en papa wordt boos, en dat wil ik niet. Hij heeft het al moeilijk genoeg met die familie die eerst niet uit ons huis wilde. Moet je kijken wat ik schrijf: óns huis, het is helemaal niet ons huis, het is het huis van opa en oma, jammer dat ze allebei dood zijn! Ik huil stiekem, in bed of in de schuur, of in de bergen, als ik ontsnap, want ik mag niet alleen gaan wandelen. Wat mag ik eigenlijk wel hier???Mama wil dat ik meega naar alle tantes en ooms, dat ik laat zien wat een goed opgevoed en schattig meisje ik wel niet ben, niet dus, en hoe goed ik Turks kan praten, ook niet dus. Ze spreken hier een raar soort dialect. En daar heb ik allemaal toevallig helemaal geen zin in.’s Morgens voordat de anderen uit bed komen, ben ik vaak al weg. De bergen zijn prachtig, ik wist niet dat zoiets bestond. Ik loop daar heel graag. Hoewel ik het niet mag van papa en mama. Papa zegt dat er beren en andere gevaarlijke dieren zijn, maar ik heb er nog nooit eentje gezien. Zo vroeg ’s ochtends is het licht zo mooi en zo fris, dat heb je niet in een stad. Zo heerlijk om daar te wandelen, ik praat dan Nederlands tegen de stenen en de bergen, ook tegen de bloemen en de struiken. Lekker, Nederlands praten tegen de natuur in plaats van op te zitten en pootjes te geven bij de visite. De natuur is tenminste eerlijk! Ik neem water en brood en fruit mee en kan er de hele dag mee toe. Ik ga pas laat terug en dan krijg ik van papa of van Sadik een pak slaag, zo boos zijn ze dan. Maar dat heb ik er wel voor over, dit is mijn vrijheid. Alleen, Sadik kan wel hard slaan. Gelukkig, ze belden toen ze aangekomen waren. Ik had toch wel in spanning gezeten of het allemaal goed ging. Het is zo’n gevaarlijke reis. Turgut was ook de hele tijd gespannen, ten
27 slotte heeft Sadik nog niet zo lang zijn rijbewijs en papa rijdt gewoon niet goed, dat weten we allemaal. Maar ze zijn dus goed aangekomen! Het bleek nog moeilijk om familieleden die hun intrek in het huis van opa en oma genomen hadden er zonder al te erge ruzie uit te werken. De verbouwing zal ook niet zonder de nodige strubbelingen verlopen en met Hümeyra is geen land te bezeilen, zo dwars is ze. Arm zusje. Papa vertelde dat ze alleen de bergen ingaat, ’s morgens vroeg en dat ze soms pas met donker terugkomt. Dat zoiets heel gevaarlijk is met wilde dieren en zo. Nou, ik denk dat hij banger is voor loslopende mannen… Hümeyra is ten slotte een mooi meisje. 15 augustus Papa heeft besloten om mij op de lagere school hier te doen. Dat stomme schooltje in het dorp hier, met al die kleine boerenkinderen in een klas. Bah bah bah! En dat terwijl ik goed naar het atheneum kon. Met Margot samen! Ik was op twee na de beste van de klas. Ja, in Nederland. Moet ik nu groep acht overdoen? Stom! En waarom? Voor straf omdat ik wat dwars ben? Omdat ik niet hierheen wilde? Het is zo oneerlijk. Natuurlijk kan ik beter Nederlands dan Turks, dat is toch logisch en ik heb helemaal geen zin om Turkse boeken te gaan lezen. Daarom moet ik zeker naar dat boerenschooltje hier? Nou, ze zullen weten dat ik er geen zin in heb, ik ga spijbelen en lekker in de bergen wandelen. Dat is veel leerzamer voor mij! Margot heeft nog steeds geen brief geschreven. En ze heeft er tijd genoeg voor gehad want de school begint pas volgende week. Ik wil er niet op wachten maar ik wacht er toch op, stom van mij! Het is iedere keer als de post komt zo’n teleurstelling! Gisteren heeft mama mij gedwongen om op visite te gaan, ze hadden de deur van mijn kamer op slot gedaan, de sleutel afgepakt toen ik gisteren weg was, ik was vergeten hem mee te nemen, stom! Ik moest echt mee, en het was stom, heel erg stomvervelend, om in die kamer te zitten met allemaal boerenmensen die mij aanstaarden en bij alles wat ik dan moest zeggen gingen lachen. O, wat doe ik hier in hemelsnaam, ik wil helemaal niet hier zijn! Help!
Vader belde dat hij had besloten dat ze eind augustus het laatste jaar van de lagere school in het dorp over zou doen. Natuurlijk had onze zus zwaar protest aangetekend, maar het ging wel zoals vader wilde. Het jaar daarop zou ze pas in de grote stad die het dichtste bij was naar het Lise*8 gaan. Dat leek de leraar van groep 8 daar en papa allebei het beste. In Turks schrijven en lezen is ze helemaal niet zo goed. Wel heel zielig voor ons zusje, ze zal nu helemaal wel niet te genieten zijn! Ook die arme mama, zij zit er het meeste mee als ons zusje boos is. Met mij gaat het gewoon zijn gangetje. Edith en ik raken steeds meer op elkaar gesteld, ze is vaak op mijn kamer, of ik op de hare, werken lekker samen aan alle opdrachten. Ze is gewoon het allerliefste en leukste meisje van de stad! Ze blijft steeds vaker slapen. Spannend! We zijn heel voorzichtige eraan begonnen, ja seks is zo bijzonder, vooral als je echt van je meisje houdt. Maar het was niet gemakkelijk om het meteen goed te weten. Weten wat je moet doen als jongen zodat het voor haar ook lekker is. Ik heb er al zoveel over 8
lise: middelbare school, vergelijkbaar met havo/atheneum
28 gehoord, maar het is niet alleen maar om het klaarkomen, het gaat om het samenzijn, dat het spannend is, ook voor haar. Ja, we leren nog steeds, lezen er ook boeken over. Maar porno gaan kijken, zoals zoveel jongens van mijn klas doen, ja ze vertellen er heel stoer over, dat doen we niet. Edith vindt dat heel afschuwelijk. Maar we gebruiken de pil natuurlijk wel. Omdat we in de grote vakantie naar Turkije gaan, leert Edith Turks uit een boekje, ik doe haar de uitspraak voor. Ze wil daar ook wat kunnen zeggen, goed van haar! Met Turgut gaat het ook prima, hij is gelukkig, dat kan ik zien als ik met Edith bij hem kom eten. Robert kan zo goed koken dat we bijna elke week bij hen gaan eten. Zo verloopt het eerste jaar van onze zelfstandigheid gladjes. Alles gaat zoals het gaan moet. Begin oktober, ik weet niet eens hoeveelste O, kon ik maar even met mijn liefste broer Hasan kletsen, hij zou wel begrijpen dat het heel erg moeilijk is hier op die stomme school, tussen die kleine boerenkinderen. Groep 8, hier klas 6!!!, terwijl ik in Nederland bijna de beste van de klas was in groep 8. Maar papa wou het per se. En wat vaders willen… Margot heeft nog maar één brief geschreven en de andere kinderen van de klas hebben alleen een kaart gestuurd. Ik ben hier zo alleen, het is echt heel vreselijk. Kon ik maar een uurtje gezellig met Turgut en Hasan bij Robert kletsen. Ik heb niemand om mee te kletsen, al die stomme grieten in mijn klas vinden mij gek, ze passen helemaal niet bij mij, ze hebben geen computers en vinden computers stom. Ik heb hier ook geen computer, ik mis het zo ontzettend, ik wil mailen met mijn vriendinnen thuis. Ja, thuis, dat is toch echt de Egelantierstraat en niet hier. Mama vindt het hier heel fijn en kletst met alle buurvrouwen, maar ik zit alleen op mijn kamertje en ik ben zo alleen. Zo voelt eenzaamheid nu, ik wist daar niks van eerst. Ik weet ook niet wat ik moet doen, soms denk ik dat ik geld ga pikken van papa of van een van al die ooms en terugga, liften, of ik moet zoveel geld en mijn paspoort pikken dat ik met het vliegtuig terug kan gaan. Wat moet ik anders doen??? Ik ben veel en veel te Nederlands voor dit land. Ze vinden alles wat ik zeg stom! Die primitievelingen hier! Ik wil terug! Maar bij Margot wil ik niet meer wonen, ze is mij nu al vergeten. Ze schreef maar één brief en helemaal geen lange en ik ben hier nu al drie maanden. Wat een trut! Ja, mensen beloven wel van alles, maar ze doen het niet! Maar ik mis haar hier wel, ook al is het nu een trut. Ik heb helemaal geen vriendin hier, niemand. En een vriendje al helemaal niet! Stel je voor, een vriendje, hier!
De tentamenweek komt eraan en Edith en ik hebben samen een werkstuk gemaakt over de Griekse situatie. Iedereen weet dat er een crisis van jewelste is hier in Europa en dat het komt door de Grieken, maar niet alleen door hen, er is veel corruptie overal is bedriegerij aan de gang en ik zou zo graag een soort serum uitvinden dat je over heel Europa kon utstrooien, ja over de hele wereld en dat dan al die corruptie opgelost zou zijn. Die corruptelingen doen niet met de goeien mee, ze denken alleen aan zichzelf. De eenheid van Ons Europeanen is een lachertje. Als we zo doorgaan met al die smerigheid dan is het gedaan met de euro, dan kunnen we die Europese eenheid wel op ons buik schrijven… Edith en ik filosoferen erover hoe het zou kúnnen zijn… maar het is niet zo, de harde werkelijkheid is anders.
29 We denken erover om straks als we klaar zijn een bureautje op te zetten waar mensen om raad kunnen komen en voor het invullen van belastingbiljetten. Maar misschien moet je daarvoor eerst ervaring op een of ander kantoor hebben? Nou ja, eerst afstuderen. 5 december Het is nog steeds rot hier, nee, het is heel rottig hier, ik schrijf niet vaak meer in mijn dagboek het helpt toch niet tegen dat rotgevoel. En het is ook nog koud op mijn kamertje, hier is geen cv, we hebben alleen beneden een houtkachel. Papa en mama zijn hier heel blij, de hele tijd, vooral sinds het huis klaar is. Ik krijg de zenuwen van hun blijheid! Sadik is de held van het dorp omdat hij alle klusjes kan doen voor iedereen. Hij verdient er ook best veel geld mee, ook al zegt hij nooit hoeveel. Hij geeft mij ook nooit wat, de gierigaard. Ik schrijf nog steeds in het Nederlands, ook omdat ik het stom vind om in het Turks te schrijven, stomme taal! Op school gaat het niet zo goed, ook omdat ik het niet meteen wil doen als de meester me iets toeschreeuwt, ik wil dat hij aardiger tegen me praat, maar dat doet hij nooit. Turks is een stomme taal, helemaal om te schrijven, ik maak veel fouten vergeleken met de andere kinderen. En als ik hardop moet lezen, lachen ze allemaal Zij spreken dingen verkeerd uit, dialect, maar dat snappen ze zelf niet. Stom, maar het lijkt wel of ik die taal niet goed kan of wil leren, een van de twee. Ra ra welke het is… Nederlands is gewoon veel leuker en ze zingen hier nooit, alleen dat stomme volkslied en om iedere dag die vlag te hijsen en allemaal te gaan staan zingen, zo stom. Ne mutlu Türküm diyene! Nou, ik ben helemáál niet blij Turks te zijn, ik ben een Nederlandse, ik ben daar geboren. Een musical, daar heeft hier nog nooit iemand van gehoord en als ik al eens over mijn Nederlandse school vertel, beginnen ze allemaal stom te lachen en kijken ze me aan alsof ik gek geworden ben. Vandaag is het Sinterklaas, ik denk aldoor aan de Sinterklaas die op school kwam en dat alle kleine kinderen zo bang voor hem en voor Zwarte Piet waren. Ik ook toen ik klein was. Hier is dat natuurlijk niet, hier is geen Sinterklaas of Zwarte Piet, maar als ik mijn ogen dicht doe, dan zie ik ze toch. Vorig jaar kreeg ik een heel mooi blikken doosje met kleurpotloden van de Sint, zo leuk. Ik heb het nog, heb het stiekem meegenomen. Zo idioot dat ik het mooie doosje stiekem mee moest nemen, maar ik heb de potloden lekker toch! Als ik het doosje mee naar school neem, willen ze allemaal ermee kleuren. Daarom neem ik het niet meer mee, want dan gaat de potloden heel snel op, ze hebben geen goede puntenslijper hier. Hasan schreef dat hij met Kerstmis hier komt om te zien hoe het met ons is. Hij neemt zijn nieuwe vriendin mee. Zie je wel dat hij een vriendin heeft, ik dacht het wel, ze heet Edith. Mooie naam. Soms wou ik ook zo graag dat ik ook een vriendje had, zou verliefd zijn echt cool zijn? Als ik thuis stelletjes samen zag, was ik soms jaloers, ze hadden het zo lekker samen. Intiem heet dat geloof ik. Of dat ik tenminste een echte vriendin had, maar al die meiden hier zijn stom, helemaal niet modern, ze dén ken hier anders, of ze denken niet of zoiets. Maar Margot is ook stom, zo snel als ze mij vergeten was…Kan dat wel eigenlijk, echt goeie vriendinnen, dat je elkaar vertrouwt en trouw bent. Trouw bent en vertrouwt, gek die woorden lijken op elkaar.
30
31
Hoofdstuk 5 Die eerste decembermaand in de hut bij zijn oma was zwaar voor Erol. Het was heel erg wennen om na de drukte van Amsterdam in de bergen te zijn zonder andere mensen dan alleen zijn oma. In de vroege ochtend van die 5 decemberdag dacht Erol ineens aan het Sinterklaasfeest en even later aan het kerstfeest dat in Nederland zeker weer groots gevierd zou worden. Al die lichtjes in de stad en al die mooie etalages. Dat waren Nederlandse feesten waar ze hier vast nog nooit van gehoord hadden, dus wat hij ermee te maken hier? Niks toch zeker. Helemaal niks! Het was al heel wat dat hij zich aanpaste aan dat primitieve leven hier! Hoewel zijn oma wel een bijzondere vrouw was, dat zeker! En de sfeer in de bergen was toch wel bijzonder. Hij miste de gabbers niet, totaal niet, maar hier was alles was zo anders dan in Amsterdam! Zo heel erg anders…Toch, hout hakken in plaats van naar school te moeten was wel beter. Maar geen Ipod… geen computer…geen bier… Kerstmis in Turkije. Ik weet best dat het daar helemaal niet gevierd wordt, maar in Nederland is het een zo alles overheersend feest, dat ik eraan moest denken toen we in het vliegtuig zaten. We vlogen naar Alanya en vandaar was het maar drie uurtjes rijden met bus en dolmuş. Hier is het ook koud, dat viel tegen, ik was er nooit in december geweest. Het was zo vreemd om mijn ouders te zien in een totaal andere omgeving in een totaal veranderd huis. Het huis van mijn grootouders destijds zag er niet uit. Nu was het verbouwd en geverfd en het was anders geworden van binnen en ook van buiten. Veel mooier en beter. Bij aankomst stonden mijn ouders in de tuin, ze vormden een schilderachtige aanblik want moeder had haar aloude sjalvar*9 weer aan, hoofddoek om en vader had ook zijn oude boerenbroek met laag kruis aan. Net oude Turkse plattelanders en dat zijn ze natuurlijk nu ook weer. De jaren in Nederland zijn totaal weggevaagd. Het is duidelijk: hier horen ze. Mijn zusje vloog me in de armen, ze huilde toen ze me zag, heel hard en heel onbeheerst, het gaat niet goed met haar zo te zien. Ze is een stuk magerder, nauwelijks gegroeid. Heimwee, maar nu de andere kant op. Ik weet nog niet goed hoe ik moet doen tegen haar. Maar Edith snapt het wel, ze ging na de ontmoetingsceremonie en het eten met Hümeyra wandelen. Ze wilde de bergen wel eens van dichterbij zien, zei ze en mijn zusje wilde wel de weg wijzen. Ik moest natuurlijk als goede zoon eerst uitgebreid met papa praten en mama van alles vertellen, maar Edith had medelijden met mijn ontheemde zusje en ging samen met haar het pad achter het huis op. Ik zag papa kijken en ik hoorde hem zeggen: ‘Nou vrouw, het is nu maar goed dat er even geen sneeuw ligt voor ons meisje!’ ‘Kom hier eens kijken, Edith, hier bloeit de mooiste bloem van álle bergen hier in de buurt. Ook al is het winter, hij bloeit toch!’ Ik kwam snel dichterbij en zag Hümeyra, mijn kleine magere schoonzusje, wijzen waar een kleine rozerode bloem die zich vanuit een rotsspeet naar de buitenwereld waagde. 9
sjalvar: Turkse plofbroek met laag kruis
32 ‘Ja mooi, maar veel ander bloemen zijn hier niet, hè?’ ‘Nee, het is toch winter, dan is het dus kaler, maar in de winter kun je wel de dieren beter zien.’ Het Nederlands van mijn schoonzusje was nog heel goed, ze scheen geen enkel woord te zijn vergeten en toen ik dat zei, begon ze meteen te huilen. ‘Ja, dat kan toch niet anders, ik denk in het Nederlands, ik kan niet wennen aan de taal die iedereen hier spreekt, het is nog dialect ook, en ik wil niet in het Turks praten, maar op school moet het wel, jammer genoeg.’ Ik sloeg mijn arm om haar magere rugje en troostte haar zonder wat te zeggen. Maar Hümeyra had genoeg te zeggen, een stortvloed van klachten brak los aan het adres van haar ouders, andere familieleden en alle mensen in het dorp. Ook haar broer Hasan, mijn lief, kreeg ervan langs: ‘Hij had me wel meer kunnen schrijven, vanuit Nederland heb ik maar heel weinig post gehad. Ik heb toch geen computer hier en ik kan dus niet mailen.’ Toen verklapte ik wat Hasan en Turgut haar voor cadeau wilden geven, wat we voor haar zouden gaan kopen in de stad, maar wat we nog niet hadden laten weten: zo’n tablet met internet erop waarmee ze kon bellen en mailen naar haar onmisbaren. Ze vloog me om de hals. ‘Echt? Kan die hier gebruikt worden dan? In dit stomme dorp?’ ‘Nou, dit dorp is nog niet zo stom, denk ik. Ik denk dat Hasan hem hier in de stad gaat kopen om te weten of het hier wel kan. Dan weet je het zeker, als je er in Nederland eentje koopt, weet je dat niet. Hij heeft ervoor gespaard, voor jou!’ Hümeyra barstte weer in tranen uit, ik kon zien dat ze de laatste tijd heel veel gehuild had, er was een soort wanhopige snik in haar huilen die me ontroerde. Haar ouders wisten vast niet hoe ze haar moesten troosten, misschien was hier wel een rol voor mij weggelegd… ‘Hé, lief schoonzusje van me, ik heb nog niet veel gezien, maar ik snap nu al dat jouw ouders hier veel gelukkiger zijn dan in Nederland. Alleen voor jou is het erg moeilijk zo te zien.’ Ik wilde haar laten snappen dat het heus niet gek was dat ze moeite had met wennen en dwars was op haar leeftijd. Ik aaide haar af en toe over haar ruggetje, terwijl we langzaam op het steile pad omhoog liepen. Wat een adembenemend uitzicht boven op die berg! ‘Ja, hier sta ik vaak en dan denk ik aan Nederland en dan huil ik. En dan komt er soms een vogel boven mijn hoofd vliegen, altijd dezelfde, en die krijst dan drie keer, soms vier keer, die praat dan zo met mij, gek hè?’ Ik kreeg tranen in mijn ogen, dat meisje was echt heel erg alleen in dit dorp. Maar ik zei: ‘Ja, dieren voelen veel meer aan dan mensen denken. Waarom heb je niet een hond of zo, die kan dan met je mee de bergen in, dan ben je niet helemaal alleen, toch?’ Hümeyra keek me sprakeloos aan. ‘Ja, een hond, cool, wat een goed idee, ze hebben in onze straat net een nest met puppies, ik mag er vast eentje van die mensen. Ga ik doen! Ga ik doen!’ De tranen waren ineens weg, ze danste op het paadje en riep: ‘Ja, een hond, wat een goed idee, dan ga ik hem trainen om de dieren niet weg te jagen, maar aardig voor ze te zijn! En dan is mama blij dat hij op me past met enge mannen en zo, want daar is ze bang voor.’ We liepen verder en ze wees me op allerlei mooie dingen, speciale vormen in de bergen en verborgen bijzonderheden. Het was duidelijk dat ze hier veel tijd had doorgebracht.
33 ‘Hou je echt van mijn broer Hasan?’ vroeg ze opeens terwijl ze me aankeek. ‘Ja, ik houd echt van hem, hij is een heel goed mens en we kunnen het prima vinden samen.’ ‘Ga je ook met hem samenwonen? Net als Turgut en Robert?’ ‘Nou, ik denk dat mijn ouders dat niet zo leuk zullen vinden, ze zijn nogal gereformeerd, maar als ik dat nodig vind, dan doe ik het wel.’ Hümeyra knikte goedkeurend, ik was blijkbaar goedgekeurd door mijn schoonzusje. Mooi. Nu was het mijn beurt om wat te vragen: ‘Denk je dat ze ons in één kamer laten logeren?’ Hümeyra keek me peilend aan en vroeg: ’Wil je dat dan?’ ‘Ja, dat wil ik wel, we logeren vaak bij elkaar op de studentenkamer en wij maken er geen punt van dat we niet getrouwd zijn. Alleen willen we geen van beiden onze kamer opgeven, want ze zijn nogal klein.’ ‘We hebben plaats genoeg om jullie apart in twee kamers te laten slapen, ik denk dat papa en mama dat liever willen.’ ‘O, ja dat dacht ik wel.’ Ik was toch wat teleurgesteld, maar wilde het niet laten blijken. ‘Je vindt het heel erg jammer? Maar je ziet hem toch de hele dag als je dat wilt?’ Hümeyra was duidelijk nog niet toe aan verliefdheid, maar we zouden wel zien. Nu was het belangrijk dat zij en ik het goed met elkaar konden vinden. We liepen een tijdje zwijgend door het betoverende landschap, toen ze opeens eruit flapte: ‘Als jullie gaan trouwen, dan moeten jullie ook hier trouwen, hier een feest geven, twee keer trouwen dus. Dat vindt mama heel leuk en ook belangrijk en papa ook, dat weet ik zeker.’ Ze keek me stralend aan. ‘O ja?’ Ik wist even niet hoe ik moest reageren. Hasan en ik hadden nog niet over trouwen gesproken, dat was nog een brug te ver. Voorlopig hadden we het goed samen, eerst de examens volgend jaar. Als we allebei een baan hadden, konden we verder gaan denken. ‘We zullen wel zien, we zijn nog niet klaar met onze studie,’ zei ik zachtjes, zelf niet overtuigd. ‘Maar als je dan een baby krijgt?’ Wow, dat was nog niet in me opgekomen, natuurlijk gebruikte ik de pil, dat deed ieder meisje met een vriend, dat sprak vanzelf, maar mijn ouders wisten dat niet. ‘Een baby?’ ‘Ja, als je samen… eh als je samen gaat in bed, dan gebeurt dat toch. Dan kan dat toch gebeuren?’ Hümeyra wist blijkbaar nog niets over mogelijkheden om dat soort problemen te voorkomen, ze was nog een kind dat niet genoeg voorgelicht was. Hier lag een schone taak voor mij en ik vertelde haar over de pil. Ook over aids, dat gevaar lag er vlak naast, erger nog dan zwanger te worden. Ze luisterde met verbazing, ik zag dat ze me amper aan durfde te kijken, maar ze had oren op steeltje. Ik vertelde er niet bij dat die ziekte onder homo’s vaker voorkwam dan onder
34 hetero’s omdat ze dan misschien bang zou worden dat haar broer Turgut ook… Maar nee, dat was echt niet nodig. Turgut, die ik meermalen ontmoet had, was vast zijn Robert trouw. Hümeyra luisterde en vroeg nog meer over het beroemde onderwerp. ‘Ja weet je, eh… hier praat niemand over dat soort dingen, dat doe je niet hier, maar ik denk dat iedereen erover denkt,’ zei ze. ‘Het is echt een heel moeilijk onderwerp hier. Een hond zal me vast en zeker beschermen tegen mannen die dát willen van mij, denk je ook niet?’ ‘Ja, dat kan heel goed, we gaan straks kijken naar dat nest, dan zal ik je wel zeggen of het een goede beschermer zal worden. Mijn ouders hebben veel verstand van dieren, mijn vader is dierenarts.’ Nu had ik het helemaal goed geschoten, Hümeyra veerde op, keek me fonkelend aan en riep: ‘Dierenarts, wow, dat wil ik ook worden, maar hier kan dat helemaal niet, dat doen meisjes niet, die gaan hier alleen maar trouwen en kinderen krijgen, supersaai. Ik wil ook dierenarts worden, dat weet ik echt heel zeker! Ik ben dol op dieren!’ ‘Dan is het helemaal raar dat je nog geen hond hebt,’ kon ik niet nalaten te zeggen. Dat moest ze toegeven. ‘We gaan straks meteen kijken, dan kiezen we er samen eentje uit.’ Inderdaad, we waren nog niet beneden of Hümeyra stapte naar haar vader. ‘Pap, mag ik een hond, hij gaat ons allemaal beschermen en Edith weet of hij me goed zal beschermen in de bergen want haar vader is dierenarts!’ Hij keek naar mij, ik knikte, en hij stemde toe toen hij zag hoe enthousiast zijn dochter over het idee was. ‘Maar hij moet wel buiten blijven ‘s nachts, hoor, dat gaat hier zo,’ zei hij en keek weer naar mij. Net alsof ik dat goed moest keuren, maar ik keek alleen maar blij. Daar kon Hümeyra niet meteen mee akkoord gaan. Maar die maatregel kon later nog veranderen, zag ik haar denken. Na de thee gingen we kijken. Het was een nest met bijzondere honden, ze hadden een blauw en een bruin oog. Kangals heetten ze, mooie honden en waaks ook. Mijn entree als buitenlandse hadden ze direct in de gaten en het hele nest gromde, de moeder en kleintjes. ‘Nou schoonzusje, ik koop er eentje voor je, dit zijn goede waakhonden, dat weet ik zeker, ze zijn nu al waaks, kijk maar en deze zal jou goed beschermen.’ Ik wees op een exemplaar dat heel helder uit zijn ogen keek. Een mannetje. ‘Hij lijkt me echt een hond voor jou, vind je niet?’ Hümeyra pakte hem uit het nest en hield hem tegen zich aan. Ze verborg haar gezicht in zijn donzige vacht en zei: ‘Ja, deze is van mij. Koop jij hem nou echt voor me?’ ‘Vraag maar hoeveel hij kost, dan kunnen we via jou onderhandelen, gelukkig spreek jij de taal.’ Daar moest ze wel om lachen en na enig loven en bieden was Kanga, want zo moest hij heten, van ons, van Hümeyra dus.
35 Over een of twee weken kon ze hem ophalen, zei de eigenaar. Dan kon hij van zijn moeder af. Ik heb het nog niet aangedurfd om iets te laten horen van mijn bescheiden kennis van de taal. Ben toch bang om uitgelachen te worden, Turks is een moeilijke taal, kolay değil10* en ik maak niet graag fouten. Morgen, als we een nachtje geslapen hebben, durf ik het misschien wel. 24 december Ik heb een hond, ik heb een hond, een heel gave hond en hij gaat met me mee, met hem mag ik wel in de bergen lopen, zegt papa, als hij wat groter is dan. Ik ben zo blij, ik ben zo blij, dat was een idee van Edith, mijn schoonzus. Ze is heel verstandig en aardig en haar vader is dierenarts! Ik ben zo blij dat Hasan haar heeft gevonden! Nu voel ik me al minder alleen, maar hij is nog niet groot genoeg, moet nog bij de moederhond blijven. Ik noem hem Kanga, dat vind ik een mooie naam! Ik ben zo blij. Nu ben ik niet meer zo alleen, honden begrijpen veel van mensen, zegt Edith en hij heeft al in mijn oor gelikt, hij bedoelde natuurlijk dat hij blij was dat ik zijn baasje word! Leuk! Nou, mijn vriendin heeft het goed geschoten bij mijn zusje. Ze is voortdurend in haar buurt, mijn zusje en het idee dat ze nu een vriendin heeft met wie ze Nederlands kan praten, doet wonderen. Ze at alles op wat er op haar bord werd geschept door moeder. Die keek daardoor ook blij, ze vertelde me later dat Hümeyra nog nooit haar bord leeg had gegeten sinds ze hier is. Die hond, wat een fantastisch idee! 6 januari Ze zijn weer weg, maar nu heb ik Kanga om met me mee te gaan. Hij mag nog niet zo lang lopen omdat hij nog een baby is, maar hij groeit heel snel, is nu al veel grote dan toen ik hem voor het eerst oppakte. Hij eet alles op wat ik voor hem neerzet, vooral pap en hij is zo leuk, hij gaat overal mee naar toe, blijft echt bij mij en kijkt dan aldoor naar mij. Hij is echt mijn hond! Kanga! Hij gaat waar ik ga, hij is zo super echt mijn hond! Zo’n goed idee van Edith. Nu mag hij nog in de keuken slapen omat het met het nieuwe jaar zo koud is geworden en hij nog klein is. Straks maakt papa een hok voor hem naast het huis en dan moet hij waken over ons, als hij volwassen is, maar dat duurt nog wel even. Ik hoop dat het dan niet meer zo koud is. Die sneeuw die na de Kerst viel is wel heel mooi, maar het betekent dat ik niet meer in de bergen kan wandelen, je glijdt zo weg op die paadjes nu. Jammer. Mijn tablet heeft natuurlijk ook een telefoon en ik kan mailen, zo’n moderne tablet kost een heleboel maar ik weet niet precies hoeveel. Het is een kleintje en ik moet er erg mee uitkijken dat ik hem niet laat vallen of zo. Ook dat ik niet te veel gebruik want het is een prepaid. Er zit driehonderd lira op. Gekregen van Hasan, Turgut en papa samen. Zo heerlijk om hem te hebben! Ik kan hem haast niet wegleggen. Het kan nu ook, via een mast die ze pas geplaatst hebben, gelukkig! Eerst kon het niet, maar de müdür van het dorp, de burgemeester dus, wilde ook internet en dus is die mast geplaatst, drie keer gelukkig! Misschien ga ik eens bij hem langs, hij heeft vast iemand nodig die er meer van weet. En ik weet er lekker meer van. Misschien wel meer dan hij, ha! 10
kolay değil: helemaal niet makkelijk
36 Het was heel fijn dat Hasan en Edith hier waren, ze mochten niet in een kamer slapen van papa en mama, maar omdat ze helemaal boven in het huis de twee logeerkamers naast elkaar hadden, weet ik heus wel dat ze niet apart sliepen. Ach, moeten ze zelf weten, ze hebben toch die bijzondere pil. Ik ben heel blij dat ze geweest zijn, we hebben ze vanmorgen uitgezwaaid en ze beloofden dat ik bij hem mag logeren, in de vakantie. Als ik beloof weer terug te gaan, dat wel. Nou, dat heb ik beloofd. Ik kan toch niet bij Hasan wonen en ook niet bij Turgut, ik moet hier blijven tot ik volwassen ben. Dat weet ik nu zo onderhand heus wel! Maar ik verheug me erop om ook bij de ouders van Edith te logeren, we hebben gemaild. De vader van Edith vindt het leuk dat ik ook dierenarts wil worden en hij gaat me dingen in zijn praktijk laten zien. Maar het duurt nog een hele tijd voor ik kan gaan. Ik moest wel beloven dat ik het beter zal doen op die kinderachtige school. Dat heb ik écht moeten beloven waar Hasan en Edith bij waren en dus moet ik het ook doen. Maar ik heb gezegd dat ik het alleen doe als ik naar Nederland terug mag in de vakantie. O ja, Sadik gaat trouwen met de dochter van iemand in het dorp, een heel saai meisje, niet knap, met een hoofddoek en helemaal volgens de traditie, dat dacht ik wel. Hij is nu bezig een huisje op te knappen waar ze gaan wonen. Het wordt een grote bruiloft in maart. Hasan zal proberen weer te komen, Turgut ook. Dat is het enige leuke eraan. Behalve dan dat Sadik niet meer bij ons zal wonen. Nu slaapt hij soms al in zijn huisje, hij is niet bang voor de kou, ook al is er nog geen kachel. Ze heet Fatma, gewoner kan het niet. Fatma zal wel niet aan de pil gaan, dus dan word ik zeker tante. Tante! Ja, raar idee, maar hij is in maart wel weg hier gelukkig, onder de pannen, zoals ze het in Nederland zeggen. Lekker rustig.
37
Hoofdstuk 6 O, te kunnen vliegeren, dat prachtige ding omhoog te kunnen laten gaan in die strakblauwe lucht en hem daar te zien staan, onbeweeglijk als een kunstwerk van papier. Hoe kunnen mensen dit niet prachtig vinden? Morgen ga ik weer! Ik heb in Amsterdam nooit iemand zien vliegeren, ze weten daar niet wat ze missen! In de lucht hing een vreemde vogel, rood en wit en groen waren zijn kleuren. Hümeyra keek wat scherper en toen zag ze dat er een touw aan die vogel moest zitten. En touw dat naar beneden liep en dus ergens aan vast zat. Aan iemand. Die wilde ze van dichtbij zien. ‘Kom Kanga, loop door.’ Ze wist best dat ze al te lang gelopen had voor de jonge hond, die met de tong uit zijn bek achter haar aandraafde, maar deze vogel moest door iemand zijn gemaakt. Wie was dat??? Ze zag nooit iemand hier in de bergen, behalve de oude vrouwen die hier brandhout verzamelden dan. Halverwege de volgende bergkam rustte ze even uit. Ze legde een warme doek over de hond, die onmiddellijk neerstortte. Het was nog koud, vroeg voorjaar, maar de sneeuw was eindelijk op de meeste plaatsen gesmolten en haar hond mocht niet ziek worden. Ach, het beestje was knock-out. Zachtjes aaide ze hem over zijn kop die onder het dekentje uitstak. Weer keek ze omhoog. De bijzonder gekleurde vogel zweefde nog steeds triomfantelijk voor haar uit. Wie zou er zo ’n mooie vlieger gemaakt hebben? Die kon je hier vast niet kopen. In Nederland had ze ‘n keer kinderen zien vliegeren op het landje, maar dat waren allemaal gekochte vliegers, dat kon je zo zien. Deze was heel bijzonder! Kanga kwam langzaam overeind toen ze iets uit haar tas pakte, hij schrokte het brood met vleesvet uit het zakje op en ging met een zucht weer liggen. Ja, hij was echt moe, jammer want ze wilde echt graag die vliegeraar zien. Wie zou dat kunnen zijn? Niet iemand van haar school, die kinderen gingen nooit wandelen, de meisjes bleven vast allemaal braaf thuis bij moeder om te helpen en de jongens hielpen mee in de schuur en op het land of ze haalden allerlei jongensdingen uit. Ja, zo voorspelbaar als ze hier waren… dacht ze een beetje bitter. Toen Kanga wat minder hijgde en ze het gevoel kreeg dat het wel weer kon, trok ze hem overeind en liep het bergpad weer op. De vogel hing er nog steeds, hoog en onaantastbaar troonde hij in de blauwe lucht boven alle bruine rotsen. Het was toch nog wel een heel eind verder. Als ze de weg terug maar kon vinden, ze keek goed om zich heen om zich in te prenten waar ze liep. Na een kwartier ging Kanga weer liggen. Hij was echt doodmoe. Ze keek naar haar hond en kreeg medelijden. Ja, het was nog steeds een puppy, hij mocht niet zo lang sjouwen in de bergen. Papa had het duidelijk gezegd en de man van de familie waar hij was geboren ook. Spijtig keek ze naar de vlieger, ze kon gewoon niet bij het begin van het touw komen vandaag. Maar met zo’n prachtige vlieger ging die persoon, wie het ook was, vast nog wel een vliegeren. Dat kon gewoon niet anders. Ze ging zitten, pakte een boek van school uit haar tas en begon te lezen, terwijl Kanga met zijn tong uit zijn bek onder het dekentje lag te hijgen. Oké, huiswerk dan maar, het dier ging voor haar nieuwsgierigheid. Aan de andere kant van de berg keek de jongen met grote tevredenheid naar zijn gekleurde vogel die hoog boven hem in de lucht danste. Door de luchtstromingen danste hij en even
38 later stond hij weer strak aan het touw, doodstil. In de bergen waren allerlei thermieken had oma verteld. Op die luchtstromen konden echte vogels ook zeilen, zonder lichamelijke inspanning, dus zonder vleugelslag. Vooral gieren en arenden konden dat goed, met uitgestrekte vleugels zeilden ze rond op zoek naar een prooi. Hun ogen konden van bovenaf een muis zien lopen! Oma had dat allemaal bestudeerd in boeken en ook in de natuur. Zij wist zoveel interessants over de natuur en over de mensen, ze kwam vast nooit uitverteld. Hij keek op zijn horloge, nog een half uur, dan moest hij hout hakken voor het middageten, want er lag niets meer onder het afdak. Oma had hem aangeraden om de nieuwe vlieger die ze samen hadden gemaakt vanmorgen uit te proberen, er stond precies de goede wind voor, had ze gezegd. Ze was er zelf niet, er waren mensen in de bergen die haar hadden laten roepen, iemand was ziek geworden. Iedereen die hier woonde wist dat zij precies de goede kruiden voor elke ziekte wist te vinden. Ze had haar dokterstas gepakt, zo noemde Erol de tas met alle zakjes en doosjes waarin gedroogde kruiden zaten, en was snel het pad opgelopen. Haastig omdat de man die haar was komen waarschuwen heel serieus had gekeken. Hij keek omhoog en zag dat er een arend in grote kringen om de vlieger zeilde. Oei, dat was gevaarlijk. De vlieger was veel te mooi om hem door een roofvogel die er een concurrent in meende te zien, kapot te laten maken. Snel nam hij het touw in, nog veel sneller toen de arend een venijnige uitval deed. Razendsnel kwam de vlieger naar beneden. De grote vogel zag er een nederlaag voor de ander in en slaakte een scherpe kreet. Gelukkig vloog hij toen verder. Opgelucht haalde Erol adem. Gelukkig, zijn vlieger was gered. Hij zou nu toch maar naar de hut gaan, het hout moest klaar en hij kon al beter aan het eten beginnen, dan was het al een heel eind klaar als oma terugkwam. Hij rolde het einde van het touw om de klos en nam de grote vlieger op zijn rug. Daar was de hut van oma al, de bijl lag op zijn vaste plaats en al snel had Erol een stapel houtjes voor de kachel gehakt. Nóg maar een stel voor morgen en overmorgen, hij kon oma dit werk niet meer laten doen. Hij had wel gemerkt dat ze ’s nachts af en toe kreunde van de pijn in haar rug. Het was ’s nachts nog flink koud en dat werkte ook niet mee natuurlijk. Ze wist voor iedereen goede medicijnen te vinden, maar voor zichzelf kon ze blijkbaar weinig doen. ‘Ja, jongen als je ouder wordt, komen de klachten, maar het heeft geen zin om erover te klagen, het is gewoon zo, je hebt er maar mee te leven. In de zomer gaat het beter, daar wachten we dan maar op,’ had ze gezegd toen hij ernaar vroeg.. Hij wist het goed, in Nederland was zijn moeder verpleegkundige geweest en ze had vaak verteld over al die oude mensen in het ziekenhuis, die zoveel werk gaven waar ze helemaal niet genoeg tijd voor kreeg van haar werkgever. Ze was daardoor constant moe geweest, want ze probeerde alles toch voor elkaar te krijgen. Daardoor was ze ook… Nee, niet aan denken nu, het was veel te fijn hier en de vlieger was ook veel te mooi om aan nare dingen te denken. Hakken dus! Toen Erol het zweet van zijn hoofd veegde, lag er een flinke hoop kachelhout, die hij netjes onder het afdak opstapelde. Net op het moment dat hij zijn handen aan zijn broek afveegde, kwam oma om de hut gelopen met haar tas op de rug. Ze lachte toen ze de stapel kachelhout zag en zei: ‘Aferin* Erol, canım*, goed werk, nu gaan we samen iets te eten maken, ik heb honger!’ Een tijdje later zaten ze samen voor de hut in de zon brood met kaas en warme soep te eten. Zwijgend, want volgens oma was praten tijdens het eten ongezond. Ze zei: ‘Als je eet,
39 dan willen je verteringsorganen hun werk doen samen met je tanden en je tong en dan is praten lastig voor ze. Ja?’ Als oma zoiets zei, dan had ze gewoon gelijk. Ja, ze had eigenlijk altijd gelijk, dat wist Erol in die paar maanden dat hij bij zijn oma woonde, wachtend op de komst van zijn vader, al heel goed. Hij besefte steeds meer dat hij het had getroffen met haar, lekker niet naar school en veel leren over de natuur, hoe kon hij het beter treffen na dat wat er met zijn moeder was gebeurd? Vader zou heus niet snel terugkomen, hij moest eerst een hoop geld verdienen, waar en hoe dan ook. Doordat hij geen computer of telefoon had hier, kon hij niets te weten komen, dat was wel jammer, maar niets aan te doen. Oma had geen geld voor zulke dingen en waarschijnlijk was er toch geen bereik hier. Lekkere soep. Oma had wilde peterselie en nog andere soepkruiden gevonden onderweg en er zat nog een stuk van de kip van gisteren in. Ja, het was in het begin wel even wennen geweest, de overgang van het fast food in Amsterdam en de snel in elkaar geflanste maaltijden van zijn moeder naar de bergen en gezonde voeding van zijn oma. Maar hij had haar manier van doen wel leren waarderen na zijn eerste weken van stugheid en problemen met de aanpassing, hij voelde zich ook een stuk sterker nu.. Zijn oma had hem na die tijd van aanpassen op een gegeven moment bij de schouders gepakt en gezegd: ‘Erol, canım, je bent een goede jongen, maar laat die jongen nu eens naar buiten komen, anders gaat het op den duur niet goed met ons samen hier!’ Ze had hem daarbij aangekeken op een speciale manier. Alsof ze ín zijn hoofd keek, in zijn hart of zijn ziel, en hij had daarin gevoeld dat ze gelijk had. Hij had er immers zelf voor gekozen niet in Nederland te blijven, maar om weg te gaan na het vreselijke met mama en naar zijn Turkse familie te gaan. Wat moest hij anders, op straat kon hij toch niet blijven zonder geld, en zo was hij niet gehecht aan de jongens met wie hij op straat van alles had uitgehaald. Turkije leek de beste mogelijkheid. Het spannende onbekende. Samen met zijn vader die op de begrafenis van mama ineens was opgedoken. Het nieuwe van een ander land waar hij nooit was geweest had hem onweerstaanbaar aangetrokken. Maar zijn oma bleek de enige die het echt met hem wilde proberen, hij was al te groot voor de familie van de enige broer van papa. Daar waren de kinderen al de deur uit, daar paste hij niet. Zijn Turks was ook heel zwak. Toen papa nog thuis was, had hij hem wat leren praten. Daar had hij op gestaan, maar veel was het niet. Maar op de een of andere manier had oma Engels geleerd en dat kwam nu goed van pas. Ze probeerde steeds meer om alleen Turks met hem te spreken. En ze had gelijk, ze had altijd gelijk, leek het wel. Ze had hem bij die allereerste ontmoeting vorsend aangekeken, dat voelde vreemd toen, net of ze hem van binnen bekeek. Hij had maar even terug kunnen kijken en vervolgens de berghut geringschattend opgenomen. Hallo, moest hij hier wonen? Hoe was dat in vredesnaam mogelijk om in zo’n primitieve, zo’n armoedige hut te wonen, in zo’n dump, midden in de bergen? Hoe moest hij dan naar school? Maar hij had het maar één keertje gezegd, voelde onmiddellijk zijn oma’s kracht. Zijn vader was zeer beslist geweest. Had hem direct hard geslagen om zijn negatieve blikken en opmerkingen.. Zo zou het gaan, vader besliste: hier zou hij blijven! Geen gezeik! Beursgeslagen had hij naar de hut, de bergen en naar zijn oma gekeken, ze keek ferm terug en had hem niet geholpen bij het pak slaag. Hoe zou ze verder doen? ‘Hoezo naar school?’ had oma later gevraagd, ‘wil je dan zo graag naar school?’ ‘Nou nee, eigenlijk niet,’ had hij moeten bekennen.
40 ‘Nou dan.’ Oma was schouderophalend aan het hout hakken gegaan en hij had dat veel later pas van haar over willen nemen. Maar dat hout hakken bleek nog zo eenvoudig niet. Oma had hem geleerd er wijdbeens bij te staan en ook hoe je bijl het beste op het hout neer kon laten komen en niet in je been. Hoe je de blokken handig kon splijten met de bijl. Oma had hem zoveel geleerd, zagen, koken en hoe je een konijn of parelhoen kon strikken en het villen en schoonmaken. Wat je moest doen als je een beet van welk gevaarlijk beest dan ook had gekregen. Ja, er waren kleine slangen in deze bergen en schorpioenen. Vooral voor die laatste beestjes moest je echt uitkijken! Kortom: hij had oma erg leren bewonderen in die paar maanden dat hij hier nu woonde. Eigenlijk kon hij zich helemaal niet meer voorstellen dat hij ooit nog naar Amsterdam terug zou gaan. En vandaag dan, met die schitterende vlieger, dat was helemaal te gek. Oma had hem geleerd, met veel geduld, en latjes die ze zelf gezaagd hadden, papier dat ze nog in een kist in een hoek van de hut had, om zo’n prachtige vogel te maken. Een vogel met kleuren die in het echt natuurlijk ook voorkwamen, maar die hij nu zelf had samengesteld. ‘Ik had niet gedacht dat vliegerpapier ooit nog te gebruiken,’ had oma tevreden gezegd. ‘Ja, ik wist wel dat ik nog een kleinzoon had, maar die woonde in een andere wereld. En hij is hierheen gevlogen en nu mag ik met hem hier een vogel maken, is dat niet prachtig door God bedacht?’ Ja, God, oma praatte over God alsof het een vriend van haar was. Ze raadde Erol ook aan God als aan een goede vriend te denken en vaak tegen hem te praten. ‘Hij is natuurlijk geen vriend, maar eigenlijk wel, hij is altijd bij ons, hij ziet alles en begeleidt ons met liefde,’ zei ze dan raadselachtig. ‘Moet je kijken, hij heeft al die prachtige natuur bedacht, vind je dat geen superprestatie?’ Ze zei het vaak, keek dan naar de bergen die hen omringden en werd stil, leek dan naar binnen te keren. Later voegde ze er nog aan toe: ’Je vereert God het meest met je bewondering en stilte.’ Daar had Erol over nagedacht. Stilte. Ha. In Amsterdam was het nooit stil en als er in de groep vrienden op de straathoek of in het buurthuis ooit eens een stilte viel, lachte iedereen ongemakkelijk en wisten ze niet hoe snel ze die stilte op moesten vullen met klets of lawaai. Of met gettoblasters, telefoongesprekken. Hier kon hij uren zitten kijken naar de vogels en de bergtoppen, naar de kruiden in oma’s tuintje of de beestjes die zo watervlug langs de rotsen schoten. Ook naar oma’s kippen. Hoe die beestjes samen en helemaal juist niet samen het voer oppikten en rondscharrelden. Zo venijnig als ze naar een bepaalde kip konden zijn, echt een underdog, een underkip dus, dat deed gewoon pijn als hij ernaar keek.. Oma had het ook niet meer aan kunnen zien hoe dat ene beestje gepikt en gepest werd door het hele groepje. Ze hadden hem gisteren samen opgegeten. Oma had voorgedaan hoe je zo’n dier moest slachten. Hij had het gruwelijk gevonden, maar wel meegedaan want hij herinnerde zich de heerlijke smaak van goed bereid kippenvlees. Ze zaten beiden onderuitgezakt na de maaltijd op het bankje, toen oma ineens overeind kwam en zei: ‘Canım, hoe zou je het vinden als ik jou leerde om mensen te behandelen? Ik denk dat je dat best kan en ik kan het je leren.’ ‘Huh ik? Zieken behandelen? Denkt u dat ik dat kan? Echt?’ Erol wist niet hoe hij het had. Een paar maanden geleden nog was hij gewoon een knul die Amsterdam onveilig maakte en nu zat hij hier op een berg en vroeg iemand die hij respecteerde hem of hij genezer van mensen wilde worden! Mama zou het wel amusant gevonden hebben, die wel. Maar wat vond hij er zelf van?
41 ‘Oma, ik weet niet, ik kan niet, het is…’ ‘Ja jongen, ik snap best dat je dat nu niet weet, denk erover na. Ik wil graag een opvolger hebben, ik ben al wat ouder nou en jij hebt er talent voor. Je hebt al zoveel geleerd in die paar maanden dat je nu hier bent! Ik heb bewondering voor je. Echt!’ ‘Bewondering?’ Erol keek zijn oma van opzij aan. ‘Ja, je hebt nogal geen overgang gemaakt. Ik denk dat het daar in Amsterdam heel anders is dan hier en toch blijf je hier nu, bij mij. Ja toch? En ik heb het idee dat het je goed gaat hier, dat je best wel gelukkig bent. Is dat niet zo?’ Het duizelde Erol. Hij had er zelf nog niet zoveel over nagedacht. Het leven hier was natuurlijk totaal anders, stiekem had hij zichzelf al een paar keer op de gedachte betrapt dat het eigenlijk wel fijn was dat hij nu van dat machogedoe af was. Met die andere jongens was het altijd spannend geweest. Daar ging het alleen maar om stoerheid, flink doen en de Nederlandse maatschappij rotzooi bezorgen. Het was immers de stomme schuld van die gesettelde Nederlanders dat zij, de coole buitenlandse jongens er niet bij hoorden? Toch? Je moest wel meedoen met de groep, want als je dat niet deed, dan was je een watje, een sukkel, lag je er helemaal uit en wie wilde dat? Niemand toch? Hij had ook geen afscheid van zijn vrienden genomen, was onder dwang van zijn vader vertrokken na het erge met zijn moeder. Zijn vader was bij de begrafenis ineens opgedoken en had hem geen keuze gegeven. Hij wist op de een of andere manier dat Erol al twee keer opgepakt was wegens rotzooi trappen en ook gezeten had voor diefstal. Niet dat Erol die dingen zelf had gewild, hij had het alleen gedaan om in de ogen van de leiders als waardig lid van de groep te worden geaccepteerd. Dat soort dingen moest gewoon, anders lag je eruit. Tegenover zijn moeder had hij zich doodgeschaamd, maar hij had het haar niet uit kunnen leggen. Haar verdriet over die miskleunen was hem diep in zijn ziel gebrand. Maar ja, zij was de hele dag weg of ze sliep vanwege nachtdiensten, ze was er toch veel te weinig? En hij was nu eenmaal niet opgewassen tegen de druk van de groep. Je moest als jongen toch zeker ergens bij horen? Je kon toch niet in je eentje tegen die hele rotmaatschappij zijn en wat moest hij anders doen in zijn vrije tijd? Zijn moeder had hem vele malen gewaarschuwd voor de groep, de jongens die helemaal niet aan hun toekomst werkten. Ze had hem superbezorgd, met die nare rimpels in haar voorhoofd, voorgehouden dat hij moest leren op school, voor diploma’s, omdat dat de enige manier was om een baan te krijgen. ‘Je kunt toch niet verwachten dat ik altijd voor jou blijf werken? Ik heb het zwaar genoeg in dat ziekenhuis,’ had ze meermalen met schrille stem geroepen. ‘Ik wil ook wel eens dat er iemand anders geld voor het huishouden op tafel legt, jongen! De huur is zo hoog en volgende maand gaat ie weer omhoog, hoe moet ik dat allemaal betalen? Hè?’ Schuldgevoel, daar was niets tegen te beginnen, alleen blikjes bier en af en toe een joint, of veel joints, ja dat hielp er wel enigszins tegen. Soms zelfs een snuif van een of ander sterker spul, cocaïne, ja, dat hielp helemaal om je goed te voelen. Of wat pillen waarvan hij nauwelijks wist wat ze deden. Je stoer te voelen. Maar dan moest je wel geld hebben. Die laatste keer dat hij fors in de fout ging, had hij gewoon geen cent op zak en mama had haar portemonnee en haar pasjes meegenomen. Ja, dan moest je toch gewoon wel uit stelen gaan? School was zo ontzettend saai en vervelend. Die leraren wilden dat je werkte, alleen maar dat, en verder kon je de boom in. Je mond houden, schrijven en luisteren. Die havo kon hij toch nooit afmaken, als hij nog een keer bleef zitten, was het sowieso afgelopen.
42 Eigenlijk was mama’s dood wel een beetje op tijd gekomen. Dat idee gaf hem een flinke schok. Wow, wat een vreselijke gedachte! Zijn arme moeder. Hij zag haar weer liggen, al dat bloed… en sloot meteen zijn herinnering af. Weg, weg met die gedachte. Weg ermee! Hij keek zijn oma van opzij aan. Ze had haar ogen dicht en was rechtop gaan zitten. Erol wist dat ze mediteerde. Dat noemde ze zelf zo, mediteren, met God in jezelf praten. Stil zijn. In het begin had hij dat ontzettend irritant gevonden, al zijn haren gingen dan recht overeind staan en hij kreeg overal jeuk, kon dat niet verbergen. Tot oma hem er zelf op aansprak. ‘Canım,’ had ze zachtjes gezegd. ‘Als jij je zo ergert, krijg je maagproblemen. Laat me toch met mijn God praten. Hij is in mij en hij is ook in jou. Respecteer mij en praat ook met hem. Het is heel makkelijk: je doet gewoon je ogen dicht, gaat rechtop zitten, je ruggengraat recht en dan komt hij ook in jouw hoofd. Je doet het toch goed hier? Ik ben blij met je, trots op je! Nou dan!’ Na een tijdje, toen oma naar een zieke was, had hij het geprobeerd. Eerst was er alleen de ruisende, gonzende stilte van de bergen, het geluid van roofvogels hoog in de lucht, insectengeluiden, dat duurde lang, maar hij had volgehouden. En toen was er ineens een fijn soort stilte, alsof er iemand die hij kon vertrouwen naar hem keek en luisterde. Toen was hij hardop tegen God begonnen te praten, zomaar, in het Nederlands, en als een stortvloed waren er een hele hoop woorden uit hem gestroomd, zinnen zelfs. Over alles wat hem dwarszat: over zijn moeder, het afschuwelijke ongeluk, Nederland, zijn zogenaamde vrienden, zijn verblijf hier, alles! Dat hij het hier in de bergen met zijn oma eigenlijk wel prettig vond. Dat hij dat nooit of te nimmer had gedacht. Hij had tenslotte God zelfs bedankt voor zijn verblijf hier. Wow, vet cool! Dat laatste gaf hem zelfs een glimlach op zijn gezicht. Hij schrok er even van en voelde toen dat het goed was. Gewoon, dat het goed voelde. Raar maar waar. Was dit wat oma bedoelde met mediteren? Zij deed het zachtjes, zonder woorden zo te merken. Maar hij durfde het haar niet te vragen. Later had hij het vaker gedaan, altijd als oma weg was. Naar een zieke was. Hij durfde het gewoon niet samen met haar te doen. Maar nu ze samen op het bankje in de zon zaten, nu durfde hij het ineens wel. Wel stil. Oma zei ooit dat als je het samen deed, het nog beter ging. En dat was waar.
43
Hoofdstuk 7 Het is hier in Turkije steeds een beetje fijner aan het worden.De bergen zijn een goede plek voor mij nu. Ja, ik ben gewend hier en ga niet meer terug naar Amsterdam. Mama is er toch niet meer. Oma is goed voor me. Ik leer veel. Maar pa moet nog langskomen. Ik zie niet naar hem uit, helemaal niet, maar er moeten dingen beslist worden. Hij kan iedere dag komen… Hümeyra kon de mooie vlieger niet uit haar hoofd zetten. Maar de volgende dag regende het en de dag daarop ook. Het was goed dat het regende want de tuinen hadden echt water nodig en vader en moeder waren blij. De mensen in het dorp ook. Opgetogen kwamen de buurvrouwen thee drinken bij Hümeyra’s moeder en na school vond ze de hele groep in de keuken. Luid pratend over alles wat er in het dorp gebeurde. Kanga volgde haar een paar passen toen ze toch met hem naar buiten wilde gaan, maar toen hij merkte dat het water werkelijk met bakken uit de lucht kwam, rende hij snel terug naar de warme keuken. Daar kreeg hij lekkere hapjes toegestopt. Hij keek Hümeyra van onder de keukentafel aan alsof hij wilde zeggen: ‘Je bent toch gek, als je met dat weer uit wilt gaan?’ Dat was ook zo en mistroostig keek Hümeyra op haar kamertje naar de waterstralen die over het raam gleden. Wie kon er toch in vredesnaam zo’n mooie vlieger hebben gemaakt? Het leek een wonder dat er daar in de bergen, zoiets bijzonders in de lucht had gehangen. Een soort teken, een voorteken dat iets beloofde voor haar. Iets fijns. Ze wilde zo graag gaan kijken, maar met dit weer liet die persoon hem toch niet op en kon ze zoeken wat ze wilde. Ze moest wel wachten tot het beter weer werd. Ze wierp zich maar op haar huiswerk, want ondanks haar belofte om beter te werken, ging het allemaal niet goed. Het cijfer dat ze vandaag terug gekregen had was weer onvoldoende geweest, en de meester had gegrimlacht. Dat was een woord dat haar juf in Nederland gebruikte als iemand het niet goed deed in de klas, dan grimlachte ze en dan wist je wel hoe laat het was. Deze meester had het echt niet op haar, dat was duidelijk. Hij vond haar arrogant en vervelend. Hümeyra besefte ineens duidelijk, terwijl ze naar de regen staarde, dat hij eigenlijk wel gelijk had, dat ze inderdaad niet leuk meedeed. Ze had vaak kritiek en verpestte de sfeer door te proberen de andere meisjes tegen hem op te zetten. Ja, ze had aan Hasan en Edith beloofd om het beter te doen, maar ze deed het niet. Waarom eigenlijk niet? Ze had Kanga toch en ze mocht toch naar Nederland in de vakantie en logeren bij die dierenarts, de vader van Edith, en er zou een oplossing komen voor haar studie voor dierenarts, toch? Vol ijver begon ze ineens haar proefwerk over te schrijven en de fouten die de meester verbeterd had goed op te schrijven. O ja, zo moest dat woord geschreven worden en zo ging die regel voor dat werkwoord dus. Inderdaad, de juf in Nederland had heel vaak gezegd dat je een proefwerk over moest schrijven, tenminste de fouten, dat je daarvan leerde. Nou, ze zag ineens dat het waar was. Deze fout hier had ze al vaker gemaakt, wat stom! En die ook. Wow! Nou nog even die lesjes voor morgen.
44 Na ’n anderhalf uur geconcentreerd gewerkt te hebben, ging ze naar beneden. Het eten was bijna klaar en de buurvrouwen waren naar hun eigen huizen. Mama stond voor de aanrecht en met haar armen om haar moeders lichaam en haar gezicht tegen haar rug bleef Hümeyra een tijdje staan. Mama zei niets, ze was lekker zacht en warm en Hümeyra liep met haar mee naar het fornuis waar de börek* in de pan schuimde. Na een tijdje stak mama een stuk wortel om de hoek van haar eigen rug. Hümeyra deed het in haar mond en kauwde. Dat klonk raar in je eigen oren als je tegen je moeders rug aan stond. ‘Ging het niet zo goed op school, meisje van me?’ Moeders stem klonk ook vreemd nu. ‘Nee, ik heb weer een onvoldoende gekregen voor taal. Stom van me! Maar nu heb ik de toets overgedaan boven, zoals de juf in Nederland altijd zei en nu snap ik het wel!” ‘Had je dat dan niet eerder zo gedaan?’ ‘Nee, stom hè? Ik ben best wel niet zo aardig geweest op school, ik deed eigenlijk niet zo mijn best hier. Ik was de hele tijd boos. Maar nu ik Kanga heb, wil ik écht beter…’ ‘Ga je nu echt beter werken dan? Door Kanga?’ ‘Ja, mama ik beloof het, maar nog niet tegen papa zeggen, eerst moet ik een voldoende voor taal gehaald hebben.’ ‘Oké, ik zeg niks, maar je belooft mij nu dat je het écht beter gaat doen? Je kunt anders straks nóg niet naar het lise, dat weet je wel toch, hè? Het examen is heel streng, veel strenger dan in Nederland!’ Mama viste de rollen börek met een schuimspaan uit de grote braadpan en legde ze in het vergiet. ‘We gaan zo eten, de tafel is al half gedekt, maak jij het even af?’ Op een paar kilometer van Hümeyra’s huis viste oma ook de börek uit de pan. Ze wist dat Erol daar dol op was. Hij was de geiten die op een weitje hoger op de berg stonden extra voer aan het brengen, ze konden in deze tijd van het jaar niet alleen van het gras daar leven. Even later kwam hij drijfnat binnen. Hij hing zijn jas bij het vuur en dekte de tafel, terwijl hij met een handdoek over zijn hoofd wreef. ‘Wow, heerlijk, weer börek, lekker oma!’ ‘Ja, ik weet dat je het lekker vindt, canım, daarom heb ik het gemaakt. Maar ik doe het ook omdat je morgen of overmorgen naar het dorp moet om een paar dingen te halen.’ ‘Boodschappen dus?’ ‘Ja, ik weet dat je daar niet zo’n zin in hebt meestal.’ Dat was waar. Erol ging met tegenzin naar het dorp omdat de mensen zo naar zijn vuurrode haar keken. In Nederland was hij daar ook al vaak mee gepest, maar hier was het helemaal iets om de hele tijd naar te staren. Iedereen had hier gewoon pikzwart haar. Zo’n hekel had hij aan dat loeren naar zijn haar. Zijn vader kwam van Trabzon, hij had ooit verteld dat meer mensen daar rood haar hebben en hij had zelf diep donkerrood haar, dat veel vrouwen prachtig vonden. Zijn moeder was er ook verliefd op geworden en omdat ze zelf hoogblond was, wat zijn vader weer prachtig vond, was hij nu vuurrood. Een echte vuurtoren, zoals ze
45 altijd pestten in Nederland. Mama had altijd gezegd dat hij haar roodhoofdje was, haar lieve, lieve roodhoofd. Maar nu was ze dood en niemand zou dat ooit nog zeggen. ‘Moet ik iets voor u halen dan?’ ‘Ja, naar het postkantoor, er ligt waarschijnlijk een pakje voor me en meel, suiker en olie hebben we nodig. Ik heb geld gekregen van de man van Hatice, met wie nu weer wat beter gaat. Wil je morgen gaan alsjeblieft?’ Erol bromde iets. Dat betekende ja. Oma begreep het. Maar eerst was daar de börek, veel börek met salade en rijst. In het dorp kreeg hij bij het postkantoortje een tamelijk groot pak mee voor oma. De man achter het loket kende hem nu onderhand wel, dus hij hoefde alleen een krabbel te zetten. Vervolgens naar de bakkal*11 en zwaarbeladen slofte Erol door een straatje. Diep in gedachten verzonken botste hij onverwacht tegen iemand op. Het pakket voor oma viel daardoor op de grond. ‘Hé, eikel, kun je niet uitkijken?’ Volkomen van zijn stuk stond Erol oog in oog met een woedend meisje met een tas op haar rug. Ze had halflang zwart haar, was in schooluniform en leek gewoon een Turks meisje. Ze schrok van haar eigen uitval en zei er meteen in het Turks achteraan: ‘Afedersiniz*12, ik had je niet gezien.’ Ja, je schold hier niet zo gemakkelijk als in Nederland, dus bood ze maar een vaag soort excuus aan tegenover die stomme knul met dat idiote haar, die zelf helemaal niet uitkeek. Dat zij zelf ook niet uitgekeken had, drong op dat moment niet zo tot Hümeyra door. Ze wilde doorlopen, maar ineens won haar nieuwsgierigheid het van haar haast om naar huis te gaan. Ze kende die vuurtoren niet, wie was dat? ‘Woon je hier in het dorp?’ Erol pakte het pakket, gelukkig had hij niet gehoord dat er iets in gebroken was, en richtte zich weer op. ‘Jij zei ‘eikel, kun je niet uitkijken tegen mij,’ hoe kan dat?’ Hij zei het ook in het Nederlands en deed meteen een stapje opzij zodat Hümeyra niet door kon lopen in de smalle straat. Zijn Amsterdamse leven kwam onmiddellijk terug. ‘Nee hoor, dat zei ik niet,’ loog het meisje voor hem, weer in het Turks, ’ik wil naar huis, laat me erdoor.’ Ze deed een stap naar voren, maar Erol sloot direct ook die kant van het straatje af met zijn ene been. Hij zei een beetje pesterig in het Nederlands: ‘Eerst zeggen, dan pas laat ik je erdoor.’ ‘Nou zeg, jij hebt het hoog in de bol,’ Hümeyra verviel ogenblikkelijk weer in de straattaal van haar eerste vaderland. ‘Jij denkt zeker dat je sterker bent, nou mooi niet!’ Ze gaf een ruk aan het pak dat hij omhoog trachtte te houden met een hand en probeerde er door te glippen, omdraaien was tegen haar eer in geweest. Het pak viel weer, maar Erol stak snel zijn been verder uit waardoor Hümeyra languit op de keien viel. Enkele voorbijgangers sloegen het tafereel nieuwsgierig gade. 11
bakkal: kruidenier
12
affedersiniz: sorry
46 ‘Klootzak die je bent!’ Het was eruit voor ze het wist. Gelukkig verstonden de omstanders het niet, maar dat ze kwaad was, kon niemand ontgaan. Er kwamen meer mensen bij, maar niemand hielp haar opstaan. Toen ze zelf maar overeind kwam, bleek een van haar kousen een groot gat te vertonen. Nu was de boot helemaal aan. ‘Dat ga jij betalen, rooie idioot, je kunt me niet zomaar laten struikelen, dat kost minstens 10 lira.’ Ze sprak nog steeds Nederlands, woedend als ze was, maar het bedrag vermeldde ze wel in lira’s. Erol moest daarom lachen. Hij keek naar het gat en zei met een pesterig lachje om zijn mond: ‘Nou, die benen van jou mogen anders best gezien worden, hoor trutje.’ Omdat er steeds meer mensen kwamen kijken, besloot Hümeyra de bijeenkomst op te heffen door hard naar huis te lopen, ondanks haar zere been. Ze probeerde heel hard om niet te huilen en ze rende omdat ze niet wist was ze anders kon doen. Maar ze wilde eigenlijk iets heel anders. Tegelijk weg, maar ook weten wie die akelige knul was en hoe hij haar Nederlands in vredesnaam kon verstaan en ook beantwoorden op zo’n stomme manier. Ook wilde ze weten waar hij woonde, om hem voortaan te kunnen vermijden. Maar tegelijk was het zó spannend om Nederlands te kunnen spreken op zo’n straatmanier, maar dat wilde ze zichzelf eigenlijk niet toegeven. Ook niet dat ze eigenlijk de hele scène het liefst over had gedaan, maar dan anders. Anders, zodat ze gewoon met die knul had kunnen praten, lekker in het Nederlands. Maar dat zou wel nooit meer kunnen, hij deed zo stom! Het was vast een rotknul. Een stomme vuurtoren! Thuis bleek haar knie ook nog te bloeden. Mama trok haar de hele maillot uit en waste haar knie. ‘Nu ben je echt nog een lagere schoolmeisje,’ zei ze plagend, ‘die vallen vaak door wilde spelletjes, deed jij ook zo’n wild spelletje?’ Dat was te veel voor Hümeyra, ze huilde en huilde en wilde niet eens getroost worden. Had ze die rotknul maar nooit ontmoet. Toen moeder het gat in de kous inspecteerde, liet ze weten dat het best nog gestopt kon worden. Je gooide natuurlijk niet zo maar sokken of maillots weg, die stopte je eerst een aantal keren, dat vond niemand hier gek. Alleen Hümeyra want in Nederland deed niemand dat. Met een stop in je kous of sok, of een lap op je broek liep je toch gewoon voor gek. Ja, alleen als je een broek zo kocht, dan was het wat anders. Mama liet de maillot in een emmertje met sop zakken en liet haar dochter beslag roeren. Erol baande zich met al zijn pakjes een weg door de mensen die commentaar gaven op wat ze gezien hadden, maar zei niets meer. Hij moest nog lachen over zoveel boosheid. Maar dat het een verdraaid mooi meisje was, dat moest hij toegeven. Jammer dat ze elkaar zo hadden ontmoet, nu zou er wel geen gelegenheid meer komen om Nederlands met elkaar te praten. Zo te zien had ze geen goede bui gehad, zou ze heimwee hebben naar Nederland? Met deze vragen liep hij het bergpad op. Als hij door het keukenraam van het huis dat het dichtste bij het pad lag gekeken had, had hij een huilende Hümeyra kunnen zien. Maar hij keek recht voor zich uit en floot een liedje, terwijl hij met beide armen alle boodschappen en
47 het pak voor oma vasthield. Hij moest een rugzak hebben, op het Waterlooplein in Amsterdam hadden ze goedkope tweedehandse gehad… maar ja, hij was nu hier. In de doos voor oma zaten allemaal plastic bakjes met deksels, potjes en allerhande bewaarmogelijkheden voor oma’s kruiden. Ze pakte ze uit met een glimlach, haar vroegere buurvrouw had zich aan de afspraak gehouden. Ze had alles voor haar bewaard en nu waren die dingen weer van nut. Oma had haar geschreven of ze alles op wilde sturen. Voor de post had ze destijds een bedrag achtergelaten. Neuriënd zette oma alles uit de doos op een rijtje op de tafel voor de hut. ‘Nu hebben we extra planken in huis nodig, Erol. Kun jij daar voor zorgen, als handige man?’ Erol keek bedenkelijk, het was een mooie dag, hij had eigenlijk weer willen gaan vliegeren. Maar voor zijn oma wilde hij wel een hoop doen. Alsof oma zijn gedachten raadde, zei ze: ‘Dan zaag je voor de lunch die stronk tot planken en maak ik lekker eten klaar. Na de lunch kun je dan het karwei afmaken en daarna gaan vliegeren. Tamam*13?’ De stronk was een boom die in de laatste storm omver was gegaan. Oma had er al delen afgezaagd, maar om er planken van te maken was andere koek. Het moest met een trekzaag, dus met zijn tweeën. Oma kwam net op het goede moment uit de hut en pakte de andere kant van de zaag. Heen en weer, zo’n dertig keer per plank. Het zweet stroomde Erol van het hoofd. De planken werden niet echt egaal, maar dat maakte niets uit, zei oma. De potjes waren toch van plastic. Als ze er maar op konden staan. Na de lunch, ging Erol schuren. Het duurde lang voor een plank een beetje egaal was en weinig splinters meer bevatte. Het vliegeren leek erbij in te schieten, maar ja, er kwamen meer dagen. Het was fijn om met oma samen te werken. Hij had al vaak gedacht over oma’s voorstel om bij haar in de leer te gaan als opvolger. In het begin stelde hij zich voor hoe de jongens op straat in Amsterdam zouden reageren, maar hun reacties zetten hem op het verkeerde been. Hij voelde het zelf. Hij had immers helemaal niks meer met hen te maken. Gelukkig maar. Hoe zou het zijn als er mensen kwamen om oma te halen voor een zieke en ze zagen hem? Oma zou hem meenemen op haar bezoeken, dat had ze tot nu toe nog niet gedaan. Hij had er ook niet om gevraagd. Terwijl hij al schurende hierover nadacht, kwam er een vrouw over het pad naar de hut gerend. ‘Emine moet bevallen, haar water is gebroken. Kom.’ Ze zei het eenvoudig en met een armgebaar. Oma waste meteen haar handen in de emmer water bij de deur en ging naar binnen. Met haar tas kwam ze weer naar buiten en volgde de vrouw. Erol kreeg een warme glimlach. Toen ze over de bergkam verdwenen was, dacht Erol heel veel tegelijk. Hoe kon hij oma vervangen, hoe kon hij ooit baby’s ter wereld helpen brengen? Dat was toch echt vrouwenwerk? Dat kon toch nooit een man doen. Nooit! Maar toen herinnerde hij zich dat hun aardige buurman in het vorige huis, voordat papa weg ging, gynaecoloog was geweest. Mama had hem uitgelegd wat dat was. Vrouwenarts, 13
tamam:oké
48 zwangere vrouwen begeleiden, baby’s ter wereld brengen. Ze had hem gelijk voorgelicht, verteld waar de baby’s vandaan kwamen en hoe ze erin kwamen. Hij herinnerde het zich heel goed. Zo verbaasd als hij was geweest. Mama vertelde ook over de tijd dat ze op de zuigelingenafdeling had gewerkt en dat met die kleintjes werken, en met hun moeders, het allermooiste was wat ze gedaan had in het ziekenhuis. Hij wist nog goed hoe ze keek toen ze dat zei, met een blik die geluk uitdrukte, puur geluk. ‘En als zo’n kleine wezentje het dan niet haalt,’ had ze gezegd met tranen in haar ogen, ‘dan is dat zo erg, zo erg… Maar ik weet dat het regelrecht naar de hemel gaat, het kindje hoefde blijkbaar maar kort te leven, maar toch…’ Hij kon het zich nog letterlijk herinneren, ook hoe mooi dat moment was geweest. ‘Dag mama,’zei hij zachtjes. In stilte dacht hij aan zijn moeder, wat hij anders altijd maar kort deed, omdat het vreselijke hem dan weer voor ogen kwam. Nu kon het langer. Zo maar ineens had hij haar nooit meer iets kunnen vragen, was ze weggeweest. Dood. Niet meer aanspreekbaar, geen moeder meer. Hij had het de jongens op straat niet verteld. Had geweten hoe schamper ze zouden reageren. Gevoel kon gewoon niet op straat, dat maakte zwak en zwakheid was het ergste wat je kon overkomen tussen de jongens. Geërgerd schudde hij met zijn hoofd. Hè, dit was verleden tijd. Nu was het toch totaal anders! Zijn moeder zou hij nooit terug zien. Nooit! Maar toch was het even of ze naar hem keek, van bovenaf. Eventjes maar. Kom op, niet zeuren, er moesten nog drie planken geschuurd worden. Hij pakte de volgende en meteen had hij een fikse splinter in de muis van zijn hand. Au, wat een gemeen ding! Binnen pakte hij de verbanddoos, met een pincet haalde hij het ding eruit en deed jodium op het gaatje. Met een pleister erop ging hij weer verder. O, wat zou het nu heerlijk zijn om nu te vliegeren, er stond precies de goede wind. Maar eerst dit, hij wilde oma verrassen met minstens twee kant en klare planken voor haar potjes. Het ophangen van die planken was echter weer een ander probleem. Moeder had hem nooit technische dingen geleerd en voordat papa hem iets had kunnen leren, was hij al met de noorderzon vertrokken. Ook nu wist Erol weer niet waar zijn vader was. Alleen dat hij geld aan het verdienen was met wat voor karwei dan ook. Hij hoopte maar dat het een legaal karwei zou zijn. Een dag later was er tijd om te vliegeren. Oma had het hem opgedragen: ‘Ja jonge, je moet ook nog spelen, jongen, je bent nog niet volwassen, hoor. Als een jongen niet genoeg gespeeld heeft, wordt hij geen goede man. Vooruit, ga vliegeren!’ De potjes stonden op de planken en hij was die ochtend voor het eerst mee geweest naar een zieke. De man had een zieke maag. Oma had een kruidenbrouwsel gemaakt en Erol precies laten zien waar ze de kruiden vond en hoeveel van elk kruid er in het brouwsel moest. De man moest het voor elke maaltijd innemen en geen peper of andere specerijen nemen. Hij had wat tegen gesputterd, Erol kon duidelijk zien dat het voor hem moeilijk was om door een vrouw betutteld te worden. Maar iedereen in de hut wist dat het met drank te maken had. Oma zei het pas toen ze weer thuis waren. ‘Ja jongen, drank,’zei ze en een zucht, ‘de Koran heeft het niet voor niets verboden, drank is een van de grootste vijanden van de mens, van de man vooral. Drank maakt zo veel kapot.’
49 ‘Ja, in Nederland was er een spot op tv die zei: ‘Drank maakt meer kapot dan je lief is.’ En die heb ik best vaak zien langskomen. ‘Precies!’ zei oma. ‘Goed dat ze dat zo doen in Nederland, was het op tv? Zag iedereen het?’ Erol vertelde dat het op tv en op de radio was gekomen, heel vaak, zodat iedereen het wel een keer had gehoord of gezien. Ook hoe de jongens op straat veel dronken, hoe hij meegedaan had. Bier in blik en breezers, ook wel sterker spul in flessen. Toch had hij geprobeerd het te beperken omdat zijn moeder het zo erg vond. Je kon immers net doen of je drie slokken nam, terwijl je er maar eentje nam. Dan hadden de andere jongens het niet in de gaten en werd hij niet zo dronken als zij. Het was belangrijk om niet dronken te worden, dat had hij al snel ontdekt. De politie was altijd vlakbij en bij controle kon je dan niet meer zo hard weglopen. Net zoals die keer in de supermarkt toen hij nóg meer drank voor de jongens moest halen… En openbare dronkenschap was ernstig, net als diefstal, daar moest je voor zitten. ‘En je vader? Drinkt die veel?’ Erol moest het antwoord schuldig blijven. Hij was zes of zeven jaar toen zijn vader wegging. Hij kon zich niet herinneren dat er een drankfles op tafel stond. Mama had een gruwelijke hekel aan drank gehad. ‘Hij heeft vast ervaring met alcohol,’ zei oma somber. ‘Weet je dat ik blij ben dat jij niet veel op je vader lijkt? Soms Erol, soms krijg je een kind met wie je het niet goed kunt vinden. Jij bent heel anders dan je vader. Gelukkig maar, want anders zou ik het niet met je uithouden hier samen in de hut. Je vader is een harde man. Net als zijn opa. Heel hard en niet erop uit om anderen te helpen. Volgens mij ga jij het veel beter doen.’ ‘Mama was heel verliefd op hem, maar hij heeft haar laten zitten met mij toen ik nog klein was. Ze heeft er heel veel om gehuild, dat hoorde ik ’s nachts in mijn bed.’ ‘Nou, dat verbaast mij niet,’ zei oma peinzend. ‘Hij zal in de hemel geconfronteerd worden met al zijn daden.’ ‘In de hemel?’ ‘Ja, als je overgaat, doodgaat, dus, dan kom je in wat wij hemel noemen, cehennet, en dan kom je oog in oog te staan met wat je allemaal hebt gedaan in je leven. Of misdaan. Dan word je ter verantwoording geroepen door je eigen ziel. Maar de meeste mensen hebben helemaal geen contact met hun ziel, die laten ze maar wat wapperen.’ ‘Dus als je dood gaat, kom je in de hemel? Iedereen?’ ‘Ja natuurlijk, jongen, de hel is wat we hier op aarde al hebben. In al die landen die oorlog hebben en daar waar nog slavernij is en er is nu meer slavernij op de wereld dan ooit tevoren, dat is dus de hel. Die hel heeft zoveel vormen, maar het betekent altijd lijden. Lijden met een hoofdletter dus. Zorg maar dat je jouw eigen ziel met open vizier tegemoet kunt treden als het zover is. En je kent dag noch uur voor je overgang, niemand weet wanneer het zijn of haar laatste dag is. Ook al ben je nog zo machtig en rijk!’ Erol keek zijn oma aan en zag dat ze het allemaal heel erg meende. Hij kende haar gezicht nu goed, als ze iets zei dat eeuwigheidwaarde leek te hebben, hadden haar ogen en mond een speciale uitdrukking. Dan stonden haar wenkbrauwen in mooi ronde boogjes en had haar mond een vrolijke stand. Dan kwam er een bepaalde glans op haar gezicht, alsof ze in contact stond met iets wat je niet kon zien, iets hogers of zo.
50 Ja, zijn oma was een heel apart mens! Dat was zeker. Hümeyra had haar eerste hoge cijfer voor taal te pakken en ze straalde van plezier. ‘Zie je wel, als je maar je best doet,’ zei de meester die ook blij leek. ‘Ga nu maar door met hard werken, je kunt dan misschien wel goed door het examen voor het lise heen komen, kız*14.’ Ze nam zich voor om thuis eerst een uur of twee te leren, op haar vrije middag, en dan met Kanga de bergen in te gaan. Hij kon nu langer lopen en ze hoefde niet meer zo op te passen. Kanga sprong enthousiast tegen haar op. Hij wilde graag de bergen in, ze had het al minstens een week niet meer gedaan. Haar knie was al lang weer genezen. Gewoon lekker wandelen en de frisse lucht van de bergen in haar haren voelen. En zoeken naar de vlieger en wie hem opliet, dat gaf ze zichzelf amper toe, maar dat zat er wel achter. Na een half uur liet ze Kanga even rusten. Ze gaf hem een stuk brood met vleesvet, at zelf een koek en keek wat in een boek dat ze toch meegenomen had, maar na tien minuten wilde ze weer verder. Kanga rende voor haar uit. Joeg vogels op en zat achter een ander beest aan. Maar hij kreeg het niet te pakken. Hümeyra bedacht dat als ze hem aan een riem zou houden, hij minder snel moe zou worden. Dan kon hij niet achter van alles aan zitten. Ze zou het aan papa vragen. Na een tijdje zag ze ineens de vlieger. Hoog en majesteitelijk stond hij stil in de blauwe lucht. Af en toe bewoog hij even. Het leek nog een aardig eind weg. Hümeyra twijfelde, zou ze echt dat hele eind richting vliegertouw gaan? Wie weet wie ze daar aan zou treffen. En wat zou die persoon vinden van een meisje dat helemaal alleen met een hond zo ver weg ging? Alleen om die vliegerpersoon te vinden? Ze ging op een steen zitten en gaf Kanga de gelegenheid om uit te rusten. Met haar kin in haar hand zat ze de voordelen en de nadelen op te sommen van een ontmoeting die niet helemaal positief zou kunnen verlopen. Ze kende de oordelen van de mensen hier over te eigenwijze jonge meisjes inmiddels wel. Die vergaten nooit iets, misschien was het een familie die mensen in het dorp kende en die zouden zeker kletsen over haar. Dat kon ze papa en mama niet aandoen. Maar ze wilde zo heel erg graag weten wie die mooie vlieger gemaakt had, wie er zo goed kon vliegeren dat die prachtige vogel zo doodstil in die strakblauwe lucht kon staan. Ze wilde eigenlijk ook graag een keer zelf met die prachtige vlieger... Dat laatste gaf de doorslag, maar ze wilde eerst moed verzamelen. Vandaag zou het niet gaan gebeuren, maar zondag, een dag dat ze niet naar school hoefde, dan wel! Die zondag was ze al vroeg op. Vandaag zou het gaan gebeuren. Ze pakte brood en fruit en wat gedroogd vlees in haar tas en eten voor Kanga, een fles water en een bakje voor haar hond om uit te drinken. Ook twee boeken van school, want het was niet bij een voornemen om beter te gaan leren gebleven. Dat eerste hoge cijfer had haar de smaak gegeven van presteren, net als ze op de Nederlandse school had gedaan. Het ging nu om haar eer! Ze zou die dorpsgrieten en de meester eens wat laten zien! Na de eerste anderhalf uur liet ze de hond rusten en at wat. Verder. Na nog een uur was ze zelf ook wel moe en ze rustte samen met Kanga in een weitje. Het was wel mooi weer, maar 14
kız: meisje
51 niet echt warm. Haar jas was echt nodig als ze stil zat. In de bergen waren de herfst en de winter jaargetijden om niet te onderschatten. Toch was er nog geen sneeuw gevallen. Als er sneeuw lag, kon ze niet meer gaan wandelen. Maar de blauwe lucht maakte veel goed en er zou in ieder geval die dag geen sneeuw komen. Toen ze opstond, zag ze de vlieger ineens. Degene van wie hij was liet hem net op. Hoger en hoger klom hij langs het zwerk. Uitbundig dansend alsof de vlieger het zelf fijn vond om in de lucht te zijn. Hümeyra kon een kreet van verrukking niet onderdrukken. Kanga keek haar verbaasd aan en blafte toen hij zag waar ze zo blij van werd. ‘Nu gaan we hem vinden, wie heeft er zo’n mooie vlieger gemaakt? Ik wil het weten en ik ga het uitzoeken ook vandaag, Kanga, kom op!’ zei ze tegen de hond, die meteen kwispelde. Na een hele tijd lopen, waarbij ze goed oplette dat ze de weg terug nog kon vinden, zag ze na een bergkam ineens een jongen met de vlieger. Hij liet het touw net een beetje vieren. Hümeyra zag meteen zijn rode haar en kreeg een schok van herkenning. Verdraaid, het was diezelfde knul die zo rot tegen haar had gedaan op straat. O jee, wat nu? Ze dook meteen achter een rotsblok en dacht na. Het zat haar dwars dat er iemand in de buurt was die Nederlands kon spreken zonder dat ze dat samen deden. Ja, dat was toch stom! Kende er iemand Nederlands en dan was het zo’n vervelende knul! Maar misschien was hij helemaal niet zo erg als toen in dat straatje? Misschien als ze haar excuses maakte, was hij aardiger? Maar dan moest zij… Ja, dahag, dat ging ze heus niet doen! Maar dan kon ze ook niet naar beneden om mee te vliegeren! Ze moest het goedmaken, dat was echt het enige wat ze kon doen. Jemig! Maar dat… Ze streed met zichzelf. Een hele tijd. Opeens zag ze dat de vlieger gevierd werd. Hij duikelde naar beneden. De jongen hield er blijkbaar mee op. Maar dat ging zo maar niet! Zij wilde ook ermee. Ineens kwam ze achter het rotsblok vandaan en rende het pad af. Naar beneden. De jongen met het rode haar keek verbaasd op toen ze ineens voor zijn neus stond Hij had haar niet aan horen komen, zo druk was hij bezig met de vlieger. ‘Hé, hallo,’ begon Hümeyra haastig in het Nederlands. ‘Sorry van toen, ik had een rotbui, kwam door school. Mag ik ook een keertje met je vlieger?’ Toen de jongen niets zei en alleen verbaasd keek, voegde ze eraan toe: ‘Ik ben Hümeyra en ik zag je vlieger. Ik heb naar je gezocht, maar ik wist niet dat jij het was…’ ‘O, zo! ‘zei de jongen. Hij rolde het touw verder op en ving de vlieger die nu naar beneden kwam handig op. ‘En jij wou met mijn vlieger?’ ‘Ja, als dat mag?’ ‘Nou, het is wel een heel bijzondere vlieger, ik laat niet zomaar iedereen ermee…’ Hij zei het een beetje plagend en Hümeyra voelde zijn plaaglust meteen. Ze keek hem onzeker aan. Nu ging hij weer op die toer. Wat nu? ‘Dan mag jij met mijn hond spelen!’ ‘Met jouw hond spelen? Wie zegt dat ik dat wil?’
52 ‘Nou, het is een heel fijne hond, een Kangal, hij speelt heus niet met iedereen.’ Hümeyra voelde dat ze terrein verloor en wiebelde met haar ene been. Wat nu? ‘Nou goed, dan ga ik weer terug naar het dorp, als jij zo stom doet,’ besloot ze bruusk. Ze draaide zich om, floot Kanga en wilde het bergpad weer op rennen. Heel teleurgesteld, dat wel. Wat een vervelende knul, haar eerste indruk was toch goed geweest, zie je wel! ‘Ach, kun je niet eens tegen een beetje geplaag, trutje, ik mag je toch wel een beetje pesten, je bent toch een Nederlander? Geweest? Net als ik?’ Hümeyra liep nog twee passen door voordat ze zich omdraaide. ‘Nederlander? Ja, dat was ik, ben ik nog steeds, ja. Jij ook dan?’ ‘Nou, kom terug, trutje, doe niet zo flauw. Ik ben een plaaggeest, als je wilt vliegeren met mijn vlieger, moet je daar maar tegen kunnen, hoor.’ ‘Ik heet Hümeyra,’ zei ze stijfjes, ‘en ik wil niet dat je me trutje noemt. Hoe heet jij?’ ‘De naam is Erol,’ zei Erol en hij boog voorover als om aan te geven dat hij ook ergens een gentleman was. ‘Mag ik met je vlieger? Hij is zo mooi!’ ‘Tja,’ zei Erol en hij zoog zijn lippen naar binnen, ‘het is natuurlijk een heel bijzondere vlieger en ik wil hem niet kwijtraken of dat ie kapot gaat. Heb je wel eens gevliegerd?’ Nee, dat had ze nog nooit. ‘Jammer dan,’ zei Erol, ‘maar dan wil ik alleen met je sámen vliegeren, niet dat je het alleen doet. En nu moet ik eerst naar huis, want mijn oma wacht op me met de lunch.’ ‘Zal ik dan hier wachten?’ ‘Nou, dat hoeft niet, je mag gewoon mee. Oma heeft vast wel genoeg voor een klein maagje erbij’, denk ik.’ Ze liep achter hem aan, een beetje boos over dat kleine maagje. Al spoedig zag ze achter de bergkam in een klein dal een eenvoudige hut liggen. Er stonden op een iets hoger gelegen weitje twee geiten aan een touw en er lag brandhout onder een afdak. Er was een vrouw de tafel buiten aan het dekken. Een oude vrouw met grijs haar dat opgestoken in strengen om haar hoofd lag. Ze bekeek met haar hand boven haar ogen wie er met haar kleinzoon de berg afkwam. ‘Hé Erol, heb je een ontdekking gedaan?’ Ze riep het voordat ze bij haar waren. ‘Ja, ik heb een meisje gevonden. Dit is Hümeyra, oma en Hümeyra, dit is mijn oma. Wij wonen hier.’ Hij wees op de hut en ging aan de tafel zitten. ‘U heeft toch wel een beetje meer gekookt voor een klein maagje, is het niet, oma?’ ‘Ja hoor, er is genoeg. Als jij tenminste niet eet als een wolf, Erol, is er helemaal genoeg voor drie.’ Oma lachte en haalde binnen nog een bord en bestek. ‘Je hebt een mooie hond,’ zei ze, toen ze weer naar buiten kwam. ‘Hoe kom je aan een echte Kangal?’ ‘In het dorp hebben ze een nest. Er is er nog een die ze nog niet kwijt konden. Wilt u hem hebben, het is een meisjeshond. Maar hij kost wel iets.’
53 ‘Een teefje dus, ‘zei Erol in het Nederlands. ‘Ja, ik weet het Turkse woord er niet voor, maar wel het Nederlandse.’ Oma keek geamuseerd naar de twee. ‘Hé, wat is dat, gaat het hier om twéé NederlandsTurkse jonge mensen?’ vroeg ze geamuseerd. Hümeyra vertelde in een mix van Nederlands en Turks over thuis en Erol reageerde erop. Zijn Turks was veel slechter dan dat van haar, maar omdat hij ook in Engels tegen zijn oma en haar vertelde, kon zij niet alles volgen. Het werd een vreemde mix van drie talen daar aan tafel. ‘Nou, jullie zijn er inmiddels wel achter dat de studie van de Turkse taal een must is, toch?’ vroeg oma toen alles schoon op was. Kanga had het restje in de pan gekregen. ‘Ja oma, u heeft weer helemaal gelijk. Volgende keer neem ik boeken mee van de school, als dat mag van de meesters Ik moet inderdaad beter Turks leren spreken. En jij ook, maar ook beter Engels, want dat is een wéreldtaal, Hümeyra.’ Het was de eerste keer dat hij haar bij haar naam noemde. En het klonk niet alsof hij haar nog wilde plagen. ’s Avonds in bed bedacht Hümeyra dat hij gelijk had met dat Engels. Ze zou Hasan vragen om een leerboek Engels-Nederlands mee te nemen als hij de volgende keer zou komen. Op de lagere school had ze wel een jaar Engelse les gehad in groep acht en heel fanatiek meegedaan omdat de juf hetzelfde als Erol had gezegd. Maar een jaar was wel weinig. Als dierenarts moest je vast ook Engels kennen, er waren natuurlijk veel nieuwe dingen over dierenbehandelingen op internet die je dan moest lezen. Maar ze had Erol en zijn oma niet verteld dat ze dierenarts wilde worden. Nog niet. Maar zeker was dat ze terug zou gaan, met Kanga. Ja, die Erol viel heel erg mee, hij was best aardig. En misschien namen ze wel die overgebleven meisjeshond, dat teefje. Dat zou helemaal leuk zijn! Het vliegeren was heel goed gegaan, de vlieger had statig boven hen gestaan, heel stil en rustig. Het neerhalen was ook gebeurd zonder dat de vlieger op de grond was gekomen. Nu wist ze hoe het moest. Ze herinnerde zich dat Nederlandse kinderen briefjes langs het touw omhoog stuurden. Konden ze ook doen. Maar naar wie eigenlijk?
54
Hoofdstuk 8 Wonen in de bergen is het mooiste wat ik heb meegemaakt in mijn leven, met mijn wijze oma is het helemaal gaaf. Maar als er een mooi meisje komt om speciaal met mij te vliegeren, wordt het helemaal te gek! Mooi weer, een mooi meisje en de mooiste vlieger van de wereld! Hümeyra heet ze, die naam heb ik nog nooit gehoord, hij klinkt als een heel bijzonder meisje. Wow! Is dit wat ze geluk noemen? Het werd steeds kouder in de bergen. Zodra de eerste sneeuw was gevallen, mocht Hümeyra niet meer op pad. Dat vond ze heel erg, vooral nu ze een soort vriendschap met Erol had gesloten. Nou ja, vriendschap, ze hadden in ieder geval geen ruzie meer gemaakt en het leek alsof hij haar leuk vond. Zij hem ook, ze was er nu drie keer geweest en het werd steeds leuker om hem te zien. De oma van Erol had de laatste Kangal gekocht en daar was ze blij om. Nu wilde ze de honden vaker samen zien, maar dat kon dus niet. Ze moest het toegeven, als ze het pad achter het huis opging, dan was het best link, glad, je kon zo vallen. Ze kende dat pad wel goed, maar door de sneeuw kon je niet zien waar het precies ging. Papa had wel gelijk. Bah, er leek nu een lange koude periode aan te komen met veel sneeuw. Pas als die weg zou zijn, kon ze weer naar Erol. Niemand kon daar wat aan doen. Op school ging het nu beter, ze had eindelijk de slag te pakken en er waren meisjes die toenadering zochten. Ze zei geen lelijke dingen meer over de meester en zo nu en dan liet hij haar een klusje doen. Dat betekende dat ze in genade aangenomen was, een grote opluchting voor Hümeyra. In de kleine bibliotheek van de school, het waren eigenlijk niet meer dan drie planken in een kamertje, kon je boeken lenen en dat deed Hümeyra nu ook. De meeste boeken waren oud en saai gekaft, maar het was toch best leuk om nu in haar tweede taal te kunnen lezen. Nederlandse boeken waren spannender en zagen er ook mooier uit. Maar dit was beter dan niets en ze besefte best dat ze veel vlotter moest kunnen lezen voor het Lise. Haar vader en moeder zagen de verbetering, ze beloonden hun dochter met knuffels en met de stellige belofte dat als ze zo doorging, ze zeker en vast naar Nederland zou gaan zodra de zomervakantie aanbrak. Met dat idee voor ogen werkte Hümeyra steeds harder. Als er competitie in het spel was ging Hümeyra daarvoor. Nu wilde ze de beste van de klas worden, net als in de Nederlandse klas. Alleen Sandra en Onno waren beter geweest dan zij. Dat had ze kunnen verwerken want Sandra’s moeder was schrijfster en ze hadden thuis veel boeken. En Onno was bijna beroepslezer. Ja, lezen hielp echt wel. Gewoon dóórlezen in wat er aan boek was, dat deed ze nu en het zou echt helpen! Papa was naar de stad gegaan en had twee jeugdboeken en ook een paar boeken die eigenlijk voor volwassenen waren voor haar gekocht. Hij ging er zelf ook in lezen omdat hij het goede voorbeeld wilde geven. Mama deed ook mee, maar doordat ze maar drie jaar op de lagere school had gezeten, ging dat niet zo goed. Ze liet Hümeyra voorlezen, dat ging veel beter. Terwijl mama op het wasbord de kleren waste, las de dochter voor en ze kon dat net zo lang volhouden tot de hele was klaar was. Ze vond het zelfs leuk.
55 Ze begon in een boek van een Turkse schrijfster Renan Demirkan, het ging over een Turkse vrouw die in Duitsland woonde en zij had eigenlijk hetzelfde als Hümeyra met twee verschillende landen, alleen andersom. Het heette ‘Zwarte thee met drie klontjes suiker’. De vrouw werd, net als Hümeyra heen en weer geslingerd tussen twee culturen, twee nationaliteiten. Het was een interessant boek, mama ging er zelf langzamer van wassen om het goed te kunnen horen. Het was wel een beetje te volwassenen voor Hümeyra maar dat namen zij en haar moeder voor lief, het was zo fijn om zo samen te werken! De een wassend en de ander lezend. Als Sadik thuis was, wilde Hümeyra niet voorlezen. Sadik sprak er schande van dat zijn zusje die wereldse boeken las en dat zijn moeder ernaar wilde luisteren. ‘Ze kan beter de Koran voorlezen, dan leren jullie tenminste nog wat. Mohamed, heilig is zijn naam, heeft goede en belangrijke dingen geschreven en daar hebben wij als familie het meeste aan. Onthoud dat toch!’ Als Hümeyra dan giechelde, werd hij woedend en beende hij meteen het huis uit. Naar zijn eigen huisje dat bijna klaar was. Hij zou in maart trouwen, iedereen trof al voorbereidingen. Maar Hümeyra vond dat Fatma, zijn aanstaande, erg gehoorzaam was. Wat Sadik allemaal wel niet van haar leek te eisen. Een andere leesbeurt, toen ze even stopte om een glas water te pakken vroeg ze haar moeder: ‘Mama, vindt u het ook fijn dat Sadik weggaat hier?’ Mama keek haar onderzoekend aan en zei: ‘Ja zeker, hij heeft de leeftijd om te trouwen, dus is het goed dat hij hier weggaat.’ ‘Nee, dat bedoel ik niet, u weet best wat ik bedoel!’ Mama pakte een gebloemd kussensloop, kletste het stuk zeep erop en zei: ‘Je bedoelt dat Sadik erg streng in de leer is en wij niet zo en dat het beter is dat hij dat in zijn eigen huis toepast?’ ‘Ja, dat bedoel ik. Wat vindt u daarvan?’ ‘Tja,’ mama hief peinzend haar gezicht naar het raam van de keuken, ‘als hij dat zo goed vindt, waarom niet? Fatma wil dat ook zo, denk ik, dus waarom niet?’ ‘Denkt u dat de profeet Mohamed het echt zo streng bedoeld heeft?’ Nu keek mama ook streng naar haar dochter. ‘Wat de profeet Mohamed, vrede zij met Hem, bedoeld heeft weet niemand, maar je moet doen wat er in de Koran staat. Dat weet iedereen.’ ‘Ja natuurlijk, maar er staan best veel dingen in die je heel gemakkelijk anders of verkeerd kunt begrijpen, toch?’ ‘Ja zeker, dat is waar.’ ‘Maar hoe weet je dan wat goed is?’ ‘Dat weet niemand, dat moet je van binnen voelen, dat kan voor mensen verschillend zijn. Alleen weet ik wel zeker dat heel streng voor niemand goed is.’ Mama zei het nu meer peinzend. ‘Ja, en dit weet ik wel zeker: van ‘n héél streng geloof krijg je stiekeme mensen en dat wilde de profeet vast niet.’
56 ‘Nee, dat denk ik ook. Maar Sadik is wel heel streng met het geloof. En hij wil dat wij dat ook doen. Hoe zou dat komen, denkt u?’ ‘Tja, dat komt misschien wel door vroeger, Sadik is minder slim dan jij en dan Turgut en helemaal dan Hasan. Dat heeft hij als klein kind al iedere keer gemerkt en daar heeft hij een gevoel dat hij minder is aan overgehouden, denk ik. Als hij nu heel streng in het geloof wordt of al is eigenlijk, dan heeft hij misschien het gevoel dat hij iets heel goed doet. En dat beloont hem dan. En wat denk jij?’ Hümeyra stond op en ging naar het raam. Ze stond daar een tijdje peinzend naar de sneeuw op de berg te kijken en zei toen zachtjes: ‘God, en Sadik zegt Allah, is dáár in de sneeuw en in de berg en in ons allemaal. Dat zei de juf op school in Nederland. Ik denk dat God helemaal niet zo van strenge mensen houdt, maar wel veel van mensen die van de natuur houden, de natuur mooi houden en die van elkaar houden en die lachen en die huilen. Het woord respect komt aldoor in mijn hoofd als ik aan God denk, vindt u dat gek, mama?’ ‘Nee, dat vind ik helemaal niet gek. Als je respect hebt voor de anderen en voor de natuur, voor de dieren, geen dingen kapot maakt en goed zorgt dat je de wereld mooi houdt, dan heb je het over respect. En dat is goed.’ ‘Ik heb op internet gelezen dat in Europa veel dieren in de bio-industrie allerlei medicijnen krijgen om ze sneller te laten groeien en dat de mensen die dat vlees eten dan sneller ziek kunnen worden. Dat is toch wel heel gek, hè mama?’ ‘Ja, daar weet ik niet veel van af. Kun je dat op dat kleine schermpje allemaal lezen dan?’ ‘Ja, ik wil toch dierenarts worden, dan moet ik toch allemaal dingen erover weten?’ ‘Denk je dan dat dit waar is, over die medicijnen? Misschien zijn die dieren wel ziek.’ ‘Nee, ze worden sneller groter van al dat spul, want de boeren hebben geen geduld om ze gewoon te laten groeien. Zo verdienen ze meer. En die arme dieren moeten ook altijd binnen blijven in de stal. Gemeen hè?’ ‘Wij eten niet veel vlees, want papa vindt dat niet zo goed. Hij heeft toch ook gewerkt in zo’n bedrijf in Nederland en hij heeft gezien wat voor een akelig leven die dieren hebben.’ ‘O, was ik toen nog klein of zo, ik weet dat helemaal niet.’ ‘Eigenlijk wilde je vader helemaal geen vlees meer eten toen. Hij vond het zo zielig voor al die koeien, kippen en geiten. Maar hier hebben de dieren wel een goed leven en dus eten we wel vlees hier. Alleen niet zo veel.’ ‘Ja, daarom moppert Sadik vaak dat we weinig vlees hebben. Weet Sadik dan niet hoe die dieren behandeld worden in Nederland?’ ‘Ja, ik heb het uitgelegd, maar hij vond dat stom. Hij wilde gewoon vlees eten.’ ‘Ja, dat bedoelde ik nou,’ zei Hümeyra bedachtzaam. ‘Dat je van dieren houdt en ze een goed leven wil geven. Zoals Kanga dat heeft hier.’ De hond lag aan haar voeten en hief zijn kop op. Hij moest eigenlijk buiten in het hok, maar als vader weg was, haalde Hümeyra hem binnen. ’s Nachts als het echt koud was, hoefde hij niet in het hok, maar mocht hij in de bijkeuken slapen. Voor de deur. ‘En ook dat je niet elke dag vlees moet eten omdat de dieren niet zo snel kunnen groeien, ’ voegde ze er nog aan toen terwijl ze haar moeder aankeek. ‘Ja, dat is prima. En nou moet je me helpen draaien.’
57 De ouderwetse wringer waar het wasgoed doorheen gedraaid moest worden om het waswater eruit te persen stond naast de teil met het wasbord. Hümeyra draaide met beide handen aan de slinger en mama leidde het wasgoed erdoor. Ze moet daarbij goed uitkijken dat haar vingers niet tussen de rollen van de wringer kwamen. Hümeyra lette daar ook op. ‘Wanneer gaat papa een wasmachine voor u kopen?’ vroeg Hümeyra toen ze buiten adem was na vier lakens erdoor gedraaid te hebben. ‘Misschien wel nooit,’ lachte mama, ‘zo gebruiken we veel minder stroom en stroom is duur hier en gaat ten koste van de natuur. Jij bent toch heel sterk en respectvol naar de natuur en je wilt me toch graag helpen?’
58
Hoofdstuk 9 De natuur is wel het allergeweldigste wat er bestaat. Ik denk het steeds vaker en in Amsterdam dacht ik dat nooit. Er moet wel een God bestaan die dit allemaal bedacht heeft want dat verhaal van de schepping dat ze vroeger op school vertelden geloof ik gewoon niet. Zoals die arenden door de lucht zeilen en zoals de kleinste bloempjes tussen de rotsen groeien en ook nog geur afgeven, hoe de dieren leven, ja dat is toch zo geweldig! Oma leert mij die dingen te zien… en ik word er ook blij van. Ja, blij, stom woord, en dat was ik eerst nooit, niet op die manier! Gewoon blij…jemig wat soft! En straks, als de sneeuw weg is, komt ze natuurlijk weer vliegeren. Nu is het koud en winter en zitten we opgesloten hier met die sneeuw, maar ik zal wel zien hoe het gaat. Samen met oma. Gewoon goed. En het duurt vast niet zo lang. Die eerste winter ging toch betrekkelijk snel voorbij en toen de voorbereidingen voor de bruiloft van Sadik en Fatma startten, was het al duidelijk te zien dat de natuur haar rechten terug pakte. De knoppen aan de bomen werden dikker en de vogels floten weer ’s morgens vroeg. Hümeyra ging elke ochtend vroeg voor school Kanga uitlaten en ze kon al een eind de berg op, waar de sneeuw was gesmolten. Maar hogerop lag het er nog dik. Wachten dus nog, voordat ze weer lange wandelingen kon maken. Lekker samen met Kanga. Naar Erol. Ze was de vliegerjongen zeker niet vergeten. Die vliegerjongen had intussen een zware winter achter de rug. Oma was ziek geweest in de koudste periode. Erol had haar moeten verzorgen en vader was nog steeds niet op komen dagen. Dat kon natuurlijk ook niet door de sneeuw, maar het was toch teleurstellend voor Erol. Ze hadden een geit moeten slachten en het vlees gezouten, zodat ze het lang konden bewaren. Beiden waren ze dunner geworden. De winter in de bergen was geen makkie, dat realiseerde Erol zich sterk nu het weer lente werd. Toch had hij niet het gevoel dat hij dit nooit meer mee wilde maken. Het had hem meer volwassenen gemaakt en dat was fijn, dat voelde hij zelf. Oma en hij waren veel dichter bij elkaar gekomen, vooral in de periode van haar ziekte. Ze had hem gedurende al die lange donkere avonden veel verteld over haar beroep en Erol had het op haar aanraden allemaal in een dik schrift met een harde kaft geschreven. Dat schrift was nu meer dan halfvol en regelmatig las Erol alles over. Hij voelde zich groeien in zijn nieuwe beroep. Hij was nu een lange, magere knul met enorm pezige armen en benen. De voorraad die hij vlak voor de eerste sneeuwval in drie keer uit het dorp had gesjouwd was nu bijna op en hij moest er nodig weer eens op uit. Natuurlijk had hij vaak aan Hümeyra en aan Nederland gedacht. Meestal dacht hij aan Nederland als hij aan haar dacht. Dat vond hij zelf niet raar, ze was een heel leuk meisje én zij was de enige met wie hij de taal van dat land kon spreken. Hij wilde die taal absoluut niet vergeten. Toen hij door de bergen liep met de lege rugzak, die hij die winter zelf in elkaar gestikt had deinend op zijn rug, dacht hij aan haar. Hümeyra, wat een mooie naam was dat toch! De hond met wie hij in die winter heel goede maatjes was geworden, rende voor hem uit. Liefa had hij haar genoemd, omdat ze lief was en het zo toch Turks klonk.
59 Liefa had goed gewaakt, er waren wolven geweest en hun gehuil had zij beantwoord vanuit de hut. Oma en Erol durfden haar ’s nachts niet buiten te laten, het was toen ook echt heel koud. Binnen kon ze immers ook waken. De geiten stonden in de stal naast de hut en daar konden de wolven niet bij. De deur en de wanden waren van dikke planken. Daar kwamen hongerige roofdieren niet zo gemakkelijk doorheen. Maar het was wel griezelig geweest, dat akelige gehuil. Ja, zo ging het nu eenmaal in de natuur. Zijn Turks was veel beter geworden, want hij had de boeken die hij van de school had mogen huren allemaal drie keer doorgenomen. In gesprekken met oma die nu geen Engels meer gebruikte, kon hij nu bijna alles volgen en meestal ook zeggen. Dat was een vooruitgang waar hij zelf blij mee was. Tweetaligheid was een groot goed! In het dorp bestelde hij van alles, bijna meer dan hij kon dragen. Maar het was nu te veel moeite om twee keer te gaan. Er was van alles te doen bij de hut nu de sneeuw weg was. Hij zou onderweg wel rustpauzes inlassen. Hij liep met zijn zware bepakking langs de school en zag Hümeyra zitten in de rij bij het raam. Zij was ingespannen bezig en zag hem niet. Maar toen hij langs haar huis liep, sloeg Kanga aan. Blaffend liep hij naar het hek in de tuin. Liefa snuffelde aan de andere kant. Het leek toch alsof ze elkaar herkenden. Beide honden kwispelden. Erol besloot te wachten tot Hümeyra uit school zou komen. Hij klopte aan bij dat laatste huis en legde aan de moeder van Hümeyra uit dat hij haar kende en graag met haar Nederlands wilde spreken. De vrouw zag Erol en hoorde hem iets in het Nederlands zeggen, als om te bewijzen dat hij het echt sprak. Ze besloot dat het goed was als hij in de keuken wachtte en maakte koffie voor hen allebei. Liefa en Kanga dolden in de tuin, ze waren duidelijk blij elkaar terug te zien. De moeder van Hümeyra en Erol keken samen naar de honden en lachten om de capriolen die ze maakten Het duurde een half uurtje voor Hümeyra thuis kwam, ze keek verbaasd toen ze haar moeder en Erol gezellig aan de keukentafel in gesprek vond. ‘Wow, Erol, wat leuk dat je hier al bent, de sneeuw is toch nog niet helemaal weg?’ Ze sprak meteen Nederlands en het voelde vreemd aan in haar mond. Maar ook heerlijk. ‘Nee, maar alles was op, dus ik moest wel.’ ‘Erol, je kunt hier mee-eten, hoor. Dan maak ik koekjes voor je oma. Kom je ook een keertje met je oma hierheen?’ Dat was mama. Hümeyra keek haar moeder dankbaar aan. Die begreep toch ook altijd wat ze wilde. ‘Nou graag, mijn oma heeft het flink te pakken gehad, ze moet echt eerst wat aansterken, denk ik. Maar dan zal ze dat ook leuk vinden.’ Hij zei het in het Turks, maar wendde zich meteen weer tot Hümeyra in het Nederlands. Vroeg over school en Kanga. Hümeyra en Erol keken elkaar glunderend aan terwijl ze hun eerste taal spraken. Ze praatten over doodgewone dingen, herinneringen in Nederland, zoals hun huizen en de ervaringen op hun beider scholen, de politie die daar zo anders optrad dan hier en nog veel meer. Ze liet hem haar computertablet zien, het dure cadeau van haar broer en vader. Erol nam meteen de kans waar om een vriend in Amsterdam even snel iets te mailen. Hij kende het adres nog uit zijn hoofd.
60 ‘Ja, dat was eigenlijk mijn enige echte vriend,’ vertelde hij Hümeyra, ‘met hem schaakte ik, dat had zijn vader ons geleerd. Hij was iemand op wie je echt kon vertrouwen, ja dat was fijn. Op die anderen allemaal niet eigenlijk.’ Natuurlijk wilde ze weten waarom niet en hij vertelde over de drugsscene waarin hij met de andere jongens zat, over de geforceerde sfeer, al het stoere gedoe en het gebrek aan echt vertrouwen. Ook dat hij best afhankelijk van hen was. ‘Ach,’ zei hij met een overdreven gebaar, ‘een snuifje coke is zo lekker westers, hè? Dan hoor je er echt bij, toch? Maar nu zie ik dat allemaal heel anders. Verslaafdheid is iets verschrikkelijks, ik ben zo blij dat ik eruit ben. Die jongens maken hun leven kapot, alleen maar omdat ze erbij willen horen.’ Hij vertelde zonder stoer te doen, hij verbaasde zich er zelf over. ‘Ja, ik ben nu heel anders, dat komt door de bergen en de natuur en doordat ik veel met mijn oma heb gepraat, ze is echt een heel wijze vrouw, daardoor ben ik veranderd, denk ik.’ Hij keek uit het raam naar de beide honden terwijl hij dat zei en vervolgde: ‘Ik denk dat het heel goed was dat het allemaal zo gegaan is, ik ben er blij mee, achteraf, snap je?’ Hümeyra voelde dat hij haar nu vertrouwde, wat een goed gevoel. Hij was echt veranderd gedurende die winter. Meer volwassen geworden. Zou dat bij haar ook zo zijn? Dat ze… maar ze durfde het niet aan hem te vragen. ‘Nu zou je me niet meer op de grond gooien als ik iets kattigs zei, hè?’ vroeg ze met een lachje. ‘Ja wel, natuurlijk wel, ik zou je…’ Ze moesten beiden lachen. Ja, nu was het anders. De moeder van Hümeyra luisterde glimlachend, ze begreep dat het inderdaad belangrijk was voor haar dochter dat ze Nederlands kon spreken. Ze kon toch ook niet met haar mond vol tanden staan als ze de vakantie in Nederland doorbracht. Zelf begreep ze niet veel van wat er gezegd werd, ze had nooit haar best gedaan om Nederlands te leren. Ze zorgde dat ze heel vroeg konden eten en nodigde Erol en zijn oma uit voor de bruiloft. Twee weken later stond alles op zijn kop. Turgut en Robert, Hasan en Edith, ze waren er allemaal. Met cadeaus voor hun broer en zwager én zijn bruid. Alle kamers waren bezet in het huis. Hümeyra was zo enthousiast dat ze nu allemaal aanwezig waren, dat ze na hun aankomst maar heen en weer bleef rennen om met iedereen Nederlands te praten. Ze hield maar niet op. ‘Laat ons nu maar even rustig alleen, zus van me,’ riep Hasan toen ze voor de derde keer zijn kamer binnenkwam. ‘We hebben een hele reis achter de rug en nu willen we even rustig…’ ‘Maar ik heb zo lang gewacht, ik wil zo graag met jullie praten,’ ze keek zo superteleurgesteld dat Edith haar niet weg wilde sturen. ‘Ach zusjelief, ga jij voor ons van die lekkere olijven halen, hier heb je wat lira’s. Die zwarte, die vind Edith zo lekker.’ Ze ging, voor Edith wilde ze alles wel halen.
61 Het leek wel alsof alle mensen van het dorp er waren, zo veel mensen had Hümeyra nog niet eerder bij elkaar gezien. Een bruiloft was natuurlijk het grootste soort feest dat mogelijk was. Helemaal als er iemand van buiten Turkije was teruggekeerd naar het nest. Zo had ze het iemand horen zeggen. Sadik was de enige van hen die hier geboren was, en ‘het nest’ had hem goed ontvangen. Hij was een gerespecteerd burger nu, iedereen maakte gebruik van zijn handigheid en vader en moeder en ook Fatma waren apetrots op hem. Na de plechtigheid was het tijd om de felicitaties in ontvangst te nemen. Velen gaven geld, ze speldden dat op de jurk van Fatma en de bruid lette erop dat de bankbiljetten goed vastgespeld werden. Het huisje was dan wel min of meer klaar, maar er stond nog weinig in. Het stel had nog meubels nodig en vee. Dat had Sadik duidelijk laten weten, hij wilde graag kippen en geiten en liefst ook een schaap. Hümeyra zag een dorpsgenoot met een grote doos aankomen. Sadik had zijn dak gerepareerd en nu kreeg hij als geschenk een complete kippenfamilie geleverd. Vader en moeder kip en tien kuikentjes zaten er in die doos. De haan kukelde meteen toen hij binnen de afrastering die Sadik al wel had gemaakt vrijgelaten werd. Een andere gast kwam met een grote zak kippenvoer, waarvan er meteen een paar handenvol in de ren werd gegooid. Een andere familie kwam aan met een jong geitje. Ook voor dat dier was een plek. Vervolgens kwam er iemand met een luie stoel. Toen alle cadeaus waren overhandigd, het was een bonte verzameling, hielp iedereen mee om alle huisraad in het nieuwe huisje te brengen. Deur dicht en vervolgens ging het in een optocht naar het ouderlijk huis, alwaar de taart al klaar stond. En niet alleen taart, mama had samen met de buurvrouwen dagenlang gewerkt aan een enorme hoop feestvoedsel. Zoet en gekruid, het stond allemaal feestelijk uitgestald op lange schragentafels in de tuin en voor het huis. Iedereen had van thuis een stoel meegenomen, want zoveel zitmeubels had de familie niet en toen iedereen zat, werd er gezongen ter ere van het bruidspaar. Trots zat Sadik naast zijn bruid, die er prachtig uitzag in een hooggesloten, zedige witte bruidsjurk. Hümeyra zag dat Fatma supergelukkig naar haar Sadik opkeek. . Erol was er ook met zijn oma, zij zaten naast elkaar op stoelen van binnen en Hümeyra zag dat oma meteen aanspraak had van mensen uit het dorp. Iedereen kende haar blijkbaar. Erol zat ernaast en zei keek rond. Ineens kreeg Hümeyra een eigenaardig gevoel. Het was alsof ze op een wolkje overal boven zat, naar beneden keek en zag hoe alles toeging. Erol lag naast haar en ze voeren samen weg van het hele feestgewoel. Allebei wilden ze alles zien maar niet echt meedoen. Niet met al de mensen praten over dingen die niet echt interessant waren. Van boven af leek alles heel vredig. Heel mooi. Een bruiloft van twee mensen die van elkaar hielden. Alles was goed. Het voelde vreemd, helemaal niet passend bij de drukte om haar heen. Maar toen ze zich omdraaide om naar binnen te gaan, stond Erol ineens naast haar. ‘Heb je zin om even mee naar boven te gaan?’ vroeg hij. Hij had een groot stuk koek in zijn hand. Automatisch pakte ze een fles met sap en liep met hem mee. Het pad achter het huis op. Vanaf het pad konden ze het feest goed gadeslaan, bijna net als op die wolk van daarnet. Wat een gekrioel van mensen om die tafels. Iedereen probeerde lekkere dingen te pakken te
62 krijgen en het leek alsof de koeken en de pasteien op de schalen en de borden heel snel weg smolten. Met de witte vlek van de bruid in het midden.. ‘Bruiloft hier betekent blijkbaar veel en snel eten,’ zei Erol in het Nederlands. ‘We hier zitten om te kijken. Hier heb je de helft.’ Hij ging op een rotsblok zitten en brak het stuk koek doormidden. Hümeyra draaide de fles appelsap open en ze dronken om beurten nadat ze samen tegen de fles getikt hadden met als zegenwens dat Sadik en Fatma gelukkig mochten worden. ‘Zou jij ook zo willen trouwen met een jongen uit het dorp?’ Erol vroeg het na een tijdje, terwijl hij aan een afgeplukt bloempje rook. Eigenlijk had hij iets heel anders willen vragen, of beter zeggen. Hij had haar willen vertellen over de krankzinnige droom die hij voor de tweede keer had gehad en waar hij helemaal niets mee kon. In die droom zat hij in een idioot glitterpak op een boot in een soort zaal en er waren vrouwen met veel sieraden om op die aan hem zaten. Ze roken enorm naar parfum. Benauwend zelfs. Iedereen leek ook sigaretten te roken. Hij kon niet weg, zat vast aan die stoel, kon ook helemaal niets doen, de opgetutte dames wilden op zijn schoot zitten en voerden hem van alles. Hij kon echt niet weg, door die vrouwen en zij zagen die touwen waarmee hij vast zat helemaal niet of wilden die niet zien. Zo benauwend was die droom en ook zo werkelijk leek het allemaal, dat hij er telkens zwetend van angst uit wakker geworden was. Hij was zelfs uit bed gegaan om in de koele nachtwind buiten te zitten. Buiten had hij zich herinnerd dat hij die droom eerder had gehad, ook bij oma in de hut, enkele maanden geleden, maar toen was die niet zo angstaanjagend geweest als nu. Toen had hij niet vastgezeten en kon hij zich bewegen tussen die dure en aanhalige dames. Toen was het leuker geweest, spannender. Maar hij durfde het Hümeyra niet goed te vertellen, uit angst uitgelachen te worden. Zijn oma had hij die droom ook nog niet durven vertellen. Later misschien. ‘Hè joh, wat denk jij nou? Nee hoor, zéker niet!’ riep Hümeyra. ‘Ben je gek? Dat duurt nog heel lang, ook al is Fatma maar vier jaar ouder dan ik, ik wil studeren en van alles meemaken, reizen en heus niet meteen aan kinderen beginnen zoals zij vast gaan doen.’ ‘Mooi,’ zei Erol. ‘Hoezo mooi?’ ‘Nou, dat dacht ik wel.’ ‘En jij?’ ‘Ja, ik weet helemaal niet hoe het zal gaan. Mijn vader is nog steeds niet gekomen. Mijn oma was erg ziek van de winter en nu is ze wel beter, maar het houdt niet over. Ze wil dat ik haar taak als genezer overneem.’ Hümeyra keek hem verbaasd aan maar zei niks. ‘Ze wil dat echt en ze heeft me van de winter al heel veel geleerd. Ik denk er serieus over.’ Hij staarde een tijdje voor zich uit, dacht weer aan de akelige droom, zuchtte toen en vervolgde: ‘Maar aan de andere kant is het natuurlijk wel een beetje vreemd dat een jongen dat soort dingen gaat doen. Het is eigenlijk een vrouwentaak. Maar ik moet zeggen dat het me wel ligt. Onze geit heeft gejongd, het ging moeilijk en ik hielp haar. En het leek net alsof ik precies wist wat ik moet doen, vooral toen een van de twee verkeerd in de baarmoeder lag. Dat was een heel bijzondere ervaring! Misschien heb ik het wel van mijn oma geërfd, als dat kan tenminste…’
63 ‘En ga je dan ook echte bevallingen doen, want mama zegt dat jouw oma dat ook doet.’ ‘Ja, hé hallo, nu heb je meteen een moeilijk punt te pakken, dat doen meisjes nu altijd, mij meteen met het moeilijkste te grazen nemen,’ zei Erol en krabde op zijn hoofd. ‘Ik heb al tegen oma gezegd dat dit wel een moeilijk punt wordt, maar ze zei dat een kraamvrouw die geen andere keuze heeft, en in de bergen zijn gewoon geen dokters, het heus wel zal accepteren als ik goed mijn best doe.’ ‘O,’ Hümeyra keek hem verbaasd aan. ‘Wat apart dat je het echt wilt. Ik word dierenarts, dan zijn we later allebei met zieke wezens bezig. Alleen ga ik het op de hogeschool of de universiteit leren, en jij leert het van je oma. Denk je niet dat je beter naar de universiteit kunt gaan? Dan geloven de mensen eerder dat je echt wat kunt.’ ‘Ja, maar dan moet ik eerst het Lise doen en daar heb ik helemaal geen zin in. In Amsterdam vond ik school al zo oervervelend!’ ‘Ja, ik ook, en ik zit nog op die stomme lagere school hier, moest van mijn vader, terwijl ik in Nederland zo naar het atheneum kon!’ ‘Ja, pech zeg.’ Hümeyra voelde dat hij dacht dat ze samen wel een goed geneesstel zouden kunnen worden, dat ze ooit nog samen zouden kunnen werken. Maar ze wist ‘t niet zeker en ze wilde dat helemaal niet horen, nog lang niet! Het was nog veel te vroeg voor zoiets. Ze stond met een ruk op en holde naar beneden. Erol kwam achter haar aan. Dan maar niet over die droom vertellen. Volgende keer beter. ‘Als we niet vlug zijn, is alles op,’ riep ze hem toe. ‘Kom op, Erol!’ In de maanden na de bruiloft ging alles heel snel ineens. Hümeyra leerde ijverig en ging met steeds een beetje meer plezier op school. Ze zag Erol af en toe, Kanga wist de weg al, en ze leerde goed vliegeren. Het boek voor Engels van Hasan was niet te moeilijk en ze leerde er samen met Erol uit. Hij kwam bij haar en zij bij hem. De hele natuur leefde op na al die sneeuw en het was heerlijk om in de bergen te wandelen. Maar de mensen in het dorp zagen haar alleen weggaan en Erol komen en gaan en ze spraken erover. De dedikodu*15 in het dorp was als een soort tamtam, die roddel verspreidde en op een avond kwam Sadik zijn zus tot de orde roepen. ‘Jij kunt niet zo maar met een jongen omgaan, samen dingen doen en in de bergen wandelen, de mensen praten erover en ik wil dat het ophoudt. Je ziet die jongen niet meer! Dit is niet volgens de regels, het hoort gewoon niet!’ Hij riep het op zijn gewone bozige manier. Vader was niet thuis en mama was bezig in de keuken en hoorde haar oudste zoon. Ze kwam haastig de huiskamer binnen en zei: ‘Sadik, het is nog een kind, Erol helpt haar met Engels, dat kan niemand hier. Het is goed dat ze Engels leert.’ ‘Helemaal niet, ze is geen kind meer, ze heeft haar maandelijkse stonden toch al? Nietwaar? Nou, dan is ze een vrouw en ik wil niet dat de mensen in het dorp over onze familie kletsen!’
15
dedikodu: roddel
64 Hümeyra stond met gebalde vuisten bij het raam, was die vervelende oudste broer eindelijk weg, kwam hij haar toch weer de les lezen. Wat kon het haar schelen dat de mensen kletsten, zij hoefde zich nergens over te schamen. O zo! ‘Ze zitten samen met de boeken bij mij in de keuken of bij zijn oma, er gebeurt niks wat niet door de beugel kan,’ probeerde mama nog. Maar Sadik was niet te stoppen: ‘Het is afgelopen, ik schaam me voor mijn eigen familie. Ik ga vader zoeken, hij moet het ook verbieden, het is afgelopen met die schandelijke vriendschap!’ Hümeyra bleef verbluft achter en huilde van woede: ‘Die idiote Sadik! Wat is het toch een hufter! We deden helemaal niks verkeerds. Erol is gewoon een heel aardige jongen, we leren samen en vliegeren en verder niks.’ ‘Ergens heeft Sadik wel een punt,’ zei mama bedachtzaam. ‘Erol is al bijna een man en hij vindt jou duidelijk heel leuk. Een man en een meisje mogen hier volgens de zeden niet samen zijn, daar ben ik het wel mee eens.’ ‘Maar u bent er toch bij als we leren?’ ‘Maar niet als jullie in de bergen wandelen en ook niet als zijn oma weggeroepen wordt voor een zieke.’ ‘Nou, dan gaat Erol altijd mee, hij moet het vak toch leren? Hij laat mij gewoon alleen in de hut, de honden passen dan op mij en ik vind het heel goed van hem dat hij zo van zijn oma wil leren.’ Vader was het dit keer met Sadik eens. Hij zei ook dat een vriendschap tussen een jongen en een meisje hier niet kon. In Nederland hadden ze nooit zoiets bij de hand gehad, maar hier kon het echt niet. Hij wilde niet dat anderen in het dorp over zijn gezin kletsten, zijn goede naam en eer mochten niet beklad worden. Hij keek van zijn vrouw naar zijn dochter en voegde er voorzichtig aan toe: ‘Ik vind Erol ook een aardige jongen, het is heel goed dat hij van zijn oma een vak leert en hij werkt hard, dat zie ik ook. Maar het kan echt niet dat je alleen met hem door de bergen loopt. Ik wil écht niet dat de mensen in het dorp over ons roddelen, dat is verkeerd.’ ‘Is dat roddelen verkeerd of dat ik met Erol samen vlieger of Engels leer?’ Hümeyra wist best wat het antwoord was en vader negeerde die vraag dan ook. ‘Maar ik heb wel een idee, als jij die jongen zo leuk vindt, dan kunnen we afspreken dat jullie gaan trouwen over een paar jaar, dan liggen de zaken meteen anders. Dan nog is het niet goed als jullie samen in de bergen gaan wandelen, maar ik zie Erol wel zitten als schoonzoon, wat jij, vrouw? En zou je dat willen, Hümeyra dochter van me?’ Hümeyra was totaal verbluft. Ze had nooit gedacht aan trouwen, met wie dan ook. Haar idee was dat ze na het Lise zou gaan studeren en van het leven genieten, veel dingen doen en reizen en dan wie weet, ooit, heel veel later, trouwen. Maar zich nu al vastleggen? Trouwen? Het idee was zo benauwend dat ze naar haar kamer vluchtte. Huilend. Toen Erol langs langskwam, sprak Hümeyra’s vader hem erop aan. Hümeyra zelf was bij een vriendin, en vader overviel Erol met zijn vraag.
65 Wat vond hij van het idee zich vast te leggen met een huwelijk te zijner tijd in deze familie? Vader legde de nadruk op zijn sympathie voor Erol en het feit dat hij zijn oma zo goed ondersteunde in haar werk. Het zou gewoon een voorgenomen huwelijk zijn zoals dat vaker voorkwam in die streken, dan hield het dorp vanzelf op met de roddel. Erol schrok ook van het idee. Zijn oma had er al eens iets over gezegd, dat ze Hümeyra een leuke schoondochter zou vinden. Maar Erol had het als een grapje opgevat. Hij vond het meisje ook heel cool, zeker ook aantrekkelijk, maar trouwen! Hij was met zestien jaar nog veel te jong om zich vast te leggen. Hij maakte er zich vanaf door te zeggen dat hij het er met zijn oma over zou hebben en vluchtte het huis uit. Hij rende door de bergen met de boodschappen en overviel zijn oma die rustig in de zon zat onverhoeds met zijn probleem. ‘Oma moet u horen, Hümeyra’s vader wil dat ik afspreek om met haar te trouwen? Dat kan toch niet als je pas zestien bent? Ik ben daar toch veel te jong voor?’ Hij vroeg het met paniek in zijn ogen. ‘Ik heb nog nooit serieus gedacht aan trouwen en als ik dan, je weet het nooit, later van gedachten verander, kan ik er natuurlijk niet meer onderuit.’ Hij bleef staan voor zijn oma, hijgde en hipte van het ene been op het andere. Oma keek hem verbaasd aan en zei nog niets. ‘ Ja, ik vind haar heel leuk, maar trouwen? Wat moet ik nu doen?’ ‘Ja jongen, je bent nog wel erg jong en we weten helemaal niet wat je vader wil. Als je het niet wilt, dan doen we het gewoon niet. Maar dan kan Hümeyra niet meer met je gaan vliegeren, dan moet ík mee, of haar moeder.’ ‘Ja, hallo, dat is idioot, dat kan toch niet, daar hebben jullie toch helemaal geen tijd voor en we doen heus niks wat niet mag.’ Ze praatten nog een tijdje over de onmogelijkheden van het voorstel van de vader van Hümeyra. Erol voelde zich in een hoek gedrongen, hij ging alleen de bergen in om na te denken. Maar toen hij terug kwam, was er bezoek. Zijn vader was eindelijk gearriveerd en hij had het al gepresteerd om binnen een half uurtje ruzie te krijgen met oma. ‘Wat denk je wel, oude vrouw, het is míjn zoon en ík heb het over hem te zeggen, mijn wil is wet!’ schreeuwde hij. Erol luisterde achter de hut naar het geschreeuw. Hij wist onmiddellijk dat het zijn vader was en dat die een verkeerd plan had. Eerst luisteren. Hij was nog steeds van slag door het trouwplan en wilde eerst weten waar hij met zijn vader aan toe was. Hij kon de kalme stem van oma voor de hut jammer genoeg niet goed verstaan, maar hij kon wel ongeveer bedenken wat ze zou zeggen. Zoiets als dat hij haar opvolger zou worden en vader zou dat helemaal niks vinden. Hij zou het belachelijk maken en grove woorden gebruiken. ‘Erol is mijn zoon en als ik wil dat hij gaat werken, dan gáát hij werken!’ Oma zei iets waar zijn vader helemaal van stuiterde. ‘Als jij denkt dat mijn zoon zo’n idiote softie is, dan heb je het helemaal verkeerd. Hij zat in Nederland in de gevangenis, hij is een boef, hij ging uit stelen en gebruikte drugs. Hij was
66 zwaar inde vernieling door verkeerde vrienden, verpestte zijn leven en dat van mijn vrouw. Hij moet leren zich te schikken naar dat wat zijn vader wil!’ Oma praatte nu ook harder, ze was duidelijk boos: ‘Jouw vrouw? Laat me niet lachen! Jij hebt haar met een klein kind in de steek gelaten, ze gewoon laten zitten toen ze ziek was en je niks meer van hen aangetrokken. Praat me niet van jouw vrouw en jouw zoon, je hebt nauwelijks iets aan zijn opvoeding bijgedragen!’ Erol knikte goedkeurend, oma had helemaal gelijk. Hij zat achter de hut met Liefa naast zich, ze wist dat ze zich stil moest houden want Erol had haar strak bij haar halsband. Hij zat met zijn hoofd op zijn knieën en bedacht een ogenblik dat hij moest vluchten. Vluchten voor de een of andere fabriek waar zijn vader hem in wilde hebben. Weg uit de bergen? Nou, dat was het laatste wat hij wilde! ‘Jij hebt je nooit bekommerd om die jongen, je liet je vrouw er alleen voor opdraaien, jij deed alleen dingen voor jezelf, dat doe jij je hele leven al! Ik wil niet dat jij je zoon dat egoïstische voorbeeld geeft!’ Oma was nu echt kwaad en Erol kon haar duidelijk verstaan. ‘Egoïstisch? Moet je eens naar jezelf kijken. Nadat jij die afschuwelijke misdaad hebt begaan, kon je nergens anders meer heen. Iedereen in Urfa en omstreken weet dat, je kunt er nooit van je leven meer terugkomen en nu zit je hier als kluizenaar in je armoedje, belachelijk! En denk je dan werkelijk dat je van mijn zoon, míjn zoon, ook een kluizenaar kunt maken? Jij bent helemaal gek geworden hier in je eentje in de bergen! Gek oud wijf!’ Dit kon Erol niet over zijn kant laten gaan. Hij stond op en ging naar de voorkant van de hut. ‘Daar ben je dan eindelijk, pak je spullen, je gaat met mij mee en je blijft hier geen dag langer. Ik heb werk voor je gevonden!’ Liefa rook aan de vader van Erol en gromde, ze liet haar scherpe tanden dreigend zien. Erol pakte haar weer bij de halsband en ging met haar achter zijn oma staan. Hij raakte bemoedigend haar arm aan. Liefa bleef grommen en Erol gaf haar een zachte tik. ‘Ik blijf hier bij oma, ik ga niet in een fabriek werken, ik blijf hier en ga zeker níet met je mee. Oma was heel ziek van de winter en ze heeft steun nodig. Ik help haar en dat vind ik fijn. Hoor je dat, pa, ik help jouw moeder, pa, en dat is nodig.’ Zijn vader maakte een woedend geluid, waarop Liefa meteen erger ging grommen. ‘Haal die hond weg, bind hem vast aan die boom daar. Wat een rothond, zeg. Kom op, bind hem vast. Daar!’ Hij wees op de boom achter de hut. ‘Ik hoef de hond helemaal niet vast te binden, ze bijt alleen mensen die slechte dingen in de zin hebben, ze beschermt ons.’ Erol zei het voordat hij had nagedacht. Zijn liefde voor de hond ging heel ver. Hij zou het beest vast niet mee kunnen nemen als hij ergens in een fabriek zou moeten gaan werken. ‘Erol heeft me heel goed geholpen afgelopen winter. Hij heeft ook talent om mij op te volgen hier. De mensen zullen hem zeker accepteren.’ Oma zei het nu zachter, maar wel heel beslist. De vader van Erol keek van de een naar de ander. Zijn samengeknepen ogen priemden in hun gezichten alsof hij zo een ingang zocht om toch zijn zin door te drijven. Hij voelde goed dat hij tegen een machtige eenheid streed.
67 ‘Je hebt mij vorig jaar deze jongen gegeven, mijn kleinzoon en ik heb hem van een straatjongen, die hij inderdaad was omgeturnd in een natuurliefhebber met gevoel voor kruiden en welzijn. Het gaat goed met ons!’ Oma zei het heel beslist. De vader gromde en Liefa gromde ook, van de weeromstuit. ‘Kruidenvrouw, is dat wat je wilt worden, zoon? Hoe is het in vredesnaam mogelijk, ik schaam me dood! Wat een achterlijk idee!’ Hij lachte minachtend en priemde zijn blik weer in Erols gezicht. ‘Ja, vader, ik wil hier blijven, we verdienen ons eigen geld en we leven van de natuur. Ik heb nooit geweten dat zoiets kan, maar ik voel me híer heel goed, veel en veel beter dan in Amsterdam. Bedankt dat je me hier gebracht hebt. Ik blijf dus hier!’ Erol keek zijn vader tartend aan. Dit was een soort statement dat zijn vader moest overtuigen want Erol zei het met een heel lage stem, met heel zijn hart en alle kracht die hij in zich voelde. Het was duidelijk dat zijn oma helemaal achter zijn beslissing stond. Dat gaf moed. Zijn vader draaide zich om en keek naar de bergen. Daarna boorde hij zijn ogen weer in die van Erol en zei met een dreigende stem: ‘En weet jij dan niet wat jouw grootmoeder gedaan heeft toen ze nog in Urfa woonde? Wat voor een verschrikkelijke misdaad ze daar heeft begaan? Als de politie haar hier zou vinden, nou dan is ze voorlopig nog niet klaar!’ Hij zei het in het Nederlands en Erol verstijfde. Oma rechtte haar rug en zei: ‘Als jij dat bekend maakt aan de politie dan weet ik hier dingen te doen die de rest van jouw leven tot een hel maken, een regelrechte hel. En ik zal het zeker meteen weten als je dat gedaan hebt, meteen! Jij en ik zijn helaas met elkaar verbonden door onze moeder-zoon relatie. Je kunt me dus niks maken of ik wéét het. Jij hebt helemaal niets te maken met wat ik in Urfa gedaan heb, het had ook niets met jou te maken, helemaal niets!’ Oma stond daar als een rots, ze was woest, dat kon Erol zien aan de ader op haar voorhoofd die heftig pulseerde. Ze hield haar beide handen met gebalde vuisten achter haar rug en keek als een furie. Erol had geen idee waar het over ging, maar wel wist hij zeker dat oma niets had gedaan wat slecht was. Dat kón ze helemaal niet eens. Zijn vader daarentegen wel. Van hem kon je alles verwachten. Nu moest er iets beslist worden. De vader van Erol zette zijn handen op zijn knieën en zei met een heel lage en dreigende stem: ‘Dus als ik zeg dat je nú met mij mee gaat, dat je gaat werken voor je geld en dat het nu de laatste keer is dat je mij ziet, als je níet meegaat, wat zeg jij dan, zoon van míj?’ Erol keek zijn vader recht in de ogen en zei ferm: ‘Dit is dan zéker de laatste keer dat wij elkaar zien. En waag het niet om de naam van oma zwart te maken of naar de politie te gaan, ik kom haar wreken, als je dát doet!’ Heel even stond de man met de zwarte, woeste baard te twijfelen. Hij keek van de een naar de ander en deed een stap naar voren. Liefa gromde weer onheilspellend.
68 Toen klapte hij in zijn handen, een keer, en schreeuwde: ‘Nou, dan ben ik van de verantwoordelijkheid voor jou af!’ Hij zei het met een grauw en een vreemde kuch er achteraan. Vervolgens draaide hij zich om en begon het bergpad op te lopen. Niet één keer keek hij om. Erol keek zijn vader na en voelde heftige woelingen in zijn binnenste. Lang bleef hij kijken, tot de man helemaal uit het oog verdwenen was. Daar ging zijn vader, hij zou hem nooit meer zien. Hij hoopte dat ook echt op dat moment. Maar het zou ijdele hoop zijn… Oma was de hut ingegaan en zat met haar ogen dicht toen Erol weer binnenkwam. ‘Je hebt zelf de beslissing genomen,’ zei ze met een vreemde lage stem, nog steeds met haar ogen dicht. ’Hij is weg en jij blijft dus hier, jongen. Ik ben er blij mee.’ Erol pakte een stoel en ging vlak voor haar zitten. ‘Het is goed zo oma, ik wil hem ook nooit meer zien, hij was toch nooit een echte vader voor me en hij liet mama in de steek toen ze ziek was. Dat was laf. Het is prima zo.’ ‘Goed jongen.’ Erol wachtte even en zei toen: ‘Oma, ik ben blij dat ik hier gekomen ben en dat ik bij u mag blijven. Ik zal echt mijn best doen om uw vak goed te leren en ik geloof helemaal niet dat u echt iets misdadigs hebt gedaan. Dat geloof ik absoluut niet.’ Oma bleef met haar ogen gesloten zitten en zuchtte diep. Ze wachtte een hele tijd. Toen zei ze met nog een diepe zucht vooraf: ‘Ja jongen, dat in Urfa had te maken met eerwraak. Het meisje, de twee meisjes die het betrof werden zo ongelooflijk onrechtvaardig behandeld en zo door de gemeenschap veroordeeld dat het echt niet kón. Ik heb ze geholpen tegen alles en iedereen in. Ik was de enige die hen hielp. Misschien ook wel de enige die hen kon helpen.’ ‘Ik weet zeker dat het goed was, oma,’ zei Erol. ‘De mensen hier hebben zo snel een oordeel, ook over mij en Hümeyra, hun regels zijn veel te strak.‘ ‘Ja, jongen, maar wat ik gedaan heb is echt een misdaad in de ogen van justitie hier. In Nederland schijnt het wel te mogen, maar hier niet. Die beide meisjes waren zwanger van een kerel die hen allebei wilde trouwen, zijn tweede en derde vrouw zouden ze moeten worden, zijn slavinnen dus. Hij was een vreselijke bruut, had ze in de val gelokt en verkracht. Maar hij had geld en macht. En die meisjes niet. Ik heb twee keer abortus gepleegd. Ze zijn gevlucht daarna, ik heb ze geld gegeven, ze gingen samen naar de grote stad om daar werk te zoeken. Het was hun enige kans om nog iets van hun leven te maken, nooit konden ze meer in het dorp terugkomen. Eigenlijk was hun leven al grondig verpest. Maar zonder baby in hun baarmoeder hadden ze tenminste nog een kleine kans op geluk.’ ‘O, maar in Nederland mag dat gewoon als er echt geen kans op geluk is voor de moeder. Veel vrouwen laten abortus plegen als ze verkracht zijn of zoiets. Dat mag daar.’ ‘Ja, maar hier niet. De Koran verbiedt dat, en de man is altijd de baas over de vrouw. Dat is de regel van de islam. Abortus is hier een heel erge misdaad, het gebeurt alleen stiekem en met de ergste gevolgen vaak. Maar ik kon die meisje niet een leven van slavernij tegemoet laten gaan. Ik had zo’n medelijden met hen! Het was zo’n bruut!’ ‘Doet u dat hier ook wel eens, oma?’
69 ‘Hier?’ ‘Ja, hier bij de mensen in de bergen?’ Erol wilde het eigenlijk niet weten, maar vroeg het toch. ‘Nee, hier heb ik het nog niet hoeven doen, gelukkig. Ik ken gelukkig kruiden die zulke dingen kunnen voorkomen. Maar als het moet, doe ik het wel. Weet je, in Urfa zijn de regels nog strakker dan hier, de mensen daar zijn meer bijgelovig en banger dan de mensen hier, ze controleren elkaar nog veel meer, maar ja, als ik weer in zo’n situatie terecht zou komen, dan zou ik het weer doen. Ik kán gewoon niet tegen onrechtvaardigheid!’ ‘Ik kan me voorstellen dat mannen als mijn vader koste wat kost hun macht willen laten gelden, over vrouwen, ook over mij als zijn zoon, maar nu heeft hij niet tegen ons sámen op gekund, goed hè, fijn hè?’ Erol lachte, pakte beide handen van zijn oma, trok haar overeind en danste met haar rond. Hij riep blij: ‘Wow, dit is bijzonder, dit moeten we vieren, oma. Heeft u niet iets heel lekkers voor een speciale gelegenheid in huis?’ Voor heel speciale gelegenheden had oma een fles wijn. Oude rode wijn, en die trok ze nu open. Met een grote, brede glimlach. Met ieder een glas vol van het helderrode vocht klonken ze samen voor de hut, in de zon. Op de samenwerking.
70
Hoofdstuk 10 Ik blijf hier! Ik blijf hier! Ik blijf hier! Bij mijn oma in de hut en ik word genezer in de bergen, hier midden in de natuur. Nu is het besloten. Pa is afgedropen en wij zijn de baas over onszelf, oma en ik. Wow, het is heel erg goed zo! Pa komt nooit meer terug hier! Ik ben nog steeds blij. Amsterdam is verder weg dan ooit! Over het eventuele latere huwelijk met Hümeyra kon Erol maar geen beslissing nemen. Hij tobde er dagen over. Natuurlijk wilde hij nu niet trouwen en ook niet beloven ooit te zullen trouwen, hij wilde haar gewoon blijven zien, zonder dat officiële gedoe. Hij praatte nog een keer met zijn oma en tobde erover in zijn bed en onder het werk. Maar hij wist het niet. Hij wist ook niet wat Hümeyra erover dacht. Daarom besloot hij haar een brief te schrijven Het was heel lang geleden dat hij een brief schreef, maar dit was nu de beste manier. Een mail behoorde gewoon niet tot de mogelijkheden. Lieve Hümeyra, Je vader heeft mij gezegd dat we niet meer met elkaar om kunnen gaan zonder dat er iemand anders bij is. We kunnen niet meer in de bergen gaan wandelen, want oma of je moeder kunnen niet mee, ze hebben hun eigen werk en het zou ook heel gek zijn als ze wel mee gingen. Denk je niet? Ik vind je heel aardig en heel leuk, maar ik wil nog helemaal niet denken aan trouwen en ook niks beloven aan jou of aan je ouders. Daar zijn we allebei nog veel te jong voor. We kunnen nog wel Engelse les doen bij jouw moeder in de keuken. Want alleen wandelen hierheen is voor een meisje ook niet zoals het hoort, zegt mijn oma. Hier in het dorp en in de bergen wordt veel gekletst en jouw ouders en mijn oma willen niet dat er over ons gekletst wordt. Het gaat om de eer, ja iets onzichtbaars als de eer, heel belangrijk hier. Dat vind ik allemaal heel stom, maar het is gewoon zo. Dus, zit er niks anders op dan dat we alleen Engelse les doen als ik bij jullie koffie kom drinken of zo. Maar iets anders kan niet meer. Ook niet vliegeren. Jammer hè? Ik vind het heel erg jammer. Maar we zijn niet meer in Nederland. Liefs van Erol
Hümeyra huilde toen ze de brief had gelezen die Erol bij hen in de brievenbus had gedaan. Ze had er ook over getobd, maar wist het uiteindelijk ook niet. Nu had Erol al voor hen allebei beslist. Ze voelde wel dat hij gelijk had, het leven was hier heel anders, iedereen lette zo op elkaar, ze wisten alles, heel vervelend.
71 Maar mama had gezegd dat het ook goede kanten had, dat iedereen zo bij elkaar betrokken was, dat je als je ziek was hulp kreeg, en medeleven als er iets ergs was gebeurd. ‘In Nederland kun je wekenlang dood liggen in je huis,’ zei ze, ‘zonder dat iemand zich wat van je aantrekt. Veel oude mensen zijn heel erg alleen. Hasan had dat voorgelezen uit de krant, weet je nog?’ Ja, dat kon Hümeyra zich herinneren, dat was inderdaad afschuwelijk. ‘Maar waar zijn ze dan zo bang voor, wat is er nou zo onfatsoenlijk aan onze vriendschap?’ ‘Tja, meisje, daar heb je toch wel eens iets over gehoord? Jongens en meisjes kunnen dingen doen die niet horen, ze kunnen gaan…’ Hier aarzelde moeder. ‘O, u bedoelt vrijen?’ ‘Ja, zoiets.’ ‘O, denkt u dan dat wij dat doen? Nee toch?’ ‘Nee, dat denk ik niet, maar anderen misschien wel. Maar als je dat wel zou gaan doen, jongens willen dat heel vaak, en als je dan geen maagd meer bent…’ Hier aarzelde haar moeder. ‘Ja, wat dan?’ ‘Nou, dan willen jongens je niet meer. Je moet maagd zijn als je trouwt.’ ‘U bedoelt dat als je gevrijd hebt, je als meisje geen maagd meer bent, dat geen jongen je meer wil dan?’ ‘Ja, dat bedoel ik.’ Mama was opgelaten met het onderwerp, zag Hümeyra, ze had blosjes op haar wangen en keek weg. Ze bedacht dat ze er inderdaad nog nooit samen over hadden gepraat. Maar de meisjes op de lagere school in Nederland hadden het er vaak over gehad, daardoor wist Hümeyra er al best veel van. ‘En als jongens vrijen, dan zijn ze toch ook geen maagd meer? Willen meisjes dan ook niet meer met hen trouwen?’ ‘Nou, eh… voor jongens ligt het wel een beetje anders,’ zei haar moeder en draaide zich af naar het aanrecht. ‘Dus meisjes mogen niks en jongens mogen alles?’ ‘Nou, zo is het natuurlijk niet, iedereen let ook op de jongens, maar wel meer op de meisjes eigenlijk.’ Hümeyra ging naast haar moeder staan, zei: ‘Máma, mogen jongens alles en meisjes niks? Geef antwoord!’ en probeerde haar aan te kijken. Maar mama wendde zich af en was duidelijk verlegen met het gesprek. ‘Jongens mogen dus echt véél meer dan meisjes, is het niet zo?’ Geen antwoord, mama had de klont deeg voor het brood gepakt en ging verder met kneden.. Hümeyra voelde dat ze heel kwaad werd. Altijd dat ongelijke gedoe, het was gemeen. Waarom was dat toch altijd zo ongelijk, zo onrechtvaardig. Meisjes leken met die stomme maagdelijkheid wel een eigendom, of meer een soort verzekering voor de eer van de familie. Stom toch?
72 Ze vroeg het haar moeder weer en die ontkende het niet. Met haar hoofd diep geboden naar de aanrecht kneedde ze het brood. Toen Hümeyra het nog een keer vroeg, harder, zei ze zachtjes dat ze liever niets meer wilde zeggen over dit onderwerp. ‘Zeker omdat u het er helemaal mee eens bent, hè?’ ‘Wij vrouwen hebben niet zo veel te vinden, meisje, wen daar maar aan. Zo gaat dat hier.’ Stampend ging Hümeyra de trap op. Ja hallo! Wen er maar aan! Nooit zou ze kunnen wennen aan zulke stomme en onrechtvaardige regels. Middeleeuwse regels die haar vriend Erol van haar afpakten. Bah! Boven pakte ze haar dagboek. 13 mei Een hele tijd heb ik niet in jou geschreven, mijn lieve dagboek, maar nu is het er weer hoog tijd voor. Erol heeft me geschreven, ja een echte brief, dat hij niet kan of wil beloven dat hij met me gaal trouwen later. Ja wat een stom idee, we zijn daar natuurlijk ook nog veel te jong voor, ik zit in groep acht, voor de tweede keer dan wel buiten mijn schuld, maar dertien is toch veel jong om aan trouwen te denken. Erol is zestien! Maar het moet van het dorp, de mensen kletsen over ons, die roddel is hier te gek, iedereen weet alles over iedereen. Stom hoor! Sadik wil dat we het uitmaken, net of we verliefd zijn of zo, of dat we verkering hebben, want hij hoorde de mensen kletsen over ons. Superstom! Maar dat betekent dat we niet meer bij elkaar kunnen komen, alleen met mama of papa erbij. Sadik zou natuurlijk het liefst op onze lip zitten en elke keer als ik iets zeg dat van hem niet mag, alarm slaan. Stel je voor dat ik geen maagd meer zou zijn. Nou, geen haar op mijn hoofd heeft erover gedacht om met hem te willen neuken. Zo heet dat in Nederland. Idioot. Neuken wow, dat wil ik helemaal niet. Ik zou niet eens weten hoe het moest. Ja, technisch natuurlijk wel, dat hebben de meisjes op de school in Nederland wel verteld, maar om met Erol dat te doen… nee, dat wil ik heel zeker niet. Misschien wel ooit kussen, zoenen, maar nu nog niet. En nou kan ook dat niet meer, áls we het al zouden willen! Mama heeft er met me over gepraat, ze schaamde zich dood voor dat onderwerp en ze wilde eigenlijk bijna niks zeggen, keek me niet eens aan! Ze zijn hier heel gefrustreerd over die dingen. Ik wed dat Sadik er niets over wist voordat hij trouwde. En Fatma natuurlijk al helemaal niet. Ze is nog niet zwanger, dus misschien kunnen ze het wel helemaal niet! Het idee, Sadik in bed met Fatma en ze weten niet hoe het moet! Gillen! Maar het is heel vreselijk en gemeen dat Erol en ik niet meer samen in de bergen mogen wandelen met de honden en niet meer mogen vliegeren! Dat is heel heel heel heel erg! Superstom! Maar als we het wel doen, krijg ik Sadik achter me aan, die gaat natuurlijk meteen slaan en dan krijgen mama en papa een slechte naam. Ik ben een soort verzekering voor ze, met mijn maagdelijkheid. Maagdelijkheid! Stom!!! In mijn groep acht in Nederland waren er twee meisjes die HET al gedaan hadden, die daar groos op waren ook nog. Maar hun vader en moeder wisten het waarschijnlijk niet. Zouden ze ook die pil van Edith hebben dan? Ik wist toen nog niet dat die bestond. Want ik weet heel goed dat als je dat doet, vrijen of neuken, dat je dan een kind kunt krijgen. Ja, en een kind op je dertiende! Dat wil niemand natuurlijk! Het kan wel want ik heb al elke maand mijn ongesteldheid, sinds enkele maanden. Die meisjes op school hadden het over een condoom of zoiets. Ze lieten me dat pakje zien en daar stond dat woord op. Een ding dat hen beschermde of zo.
73 Ik weet niet wat ik nu moet doen, want ik wil hem wel blijven zien. Hij is mijn beste en enige vriend. Zou hij van zijn oma een brief hebben moeten schrijven aan mij? Ik kan hem niet bellen en ik mag er niet meer naar toe. Shit! Afwachten dus, echt wat vrouwen hier moeten doen, afwachten, BAH! Waarom ben ik in vredesnaam hierheen gekomen???In Nederland mocht ik veel meer… O, Ik kan via de post wel een brief naar Erol schrijven… maar dan duurt het een hele tijd voordat hij hem krijgt en dan ziet dat mannetje van het postkantoor het ook, die is altijd zo nieuwsgierig en dan gaat hij dat aan anderen vertellen natuurlijk. Nee, nog maar even niet schrijven dus. Afwachten, bah!
Erol had er zwaar de pest in. Hij had die brief geschreven en ‘s morgens heel vroeg bij Hümeyra in de bus gedaan omdat zijn oma hem dat dringend gevraagd had. Alleen daarom. Niet omdat hij het er mee eens was. Hümeyra was best belangrijk voor hem geworden. Hij wandelde graag met haar door de bergen en vliegeren was een sport voor hen beiden geworden. Een sport waarin ze elkaar de loef probeerden af te steken. Dat kon dus allemaal niet meer. Door die stomme ouderwetse controle, door de dorpse klets. Hij moest toegeven dat hij wel eens aan seks met Hümeyra gedacht had. Gedacht ja, maar dat was toch zeker niet verboden. Gedachten mocht je toch hebben zoveel je wilde, die waren vrij, dat was zeker! Maar gedaan had hij het zeker niet, natuurlijk niet. Hümeyra was een goede vriendin en ze was pas dertien. Hij had wel gefantaseerd over hoe ze eruit zou zien onder haar kleren, hoe het zou zijn als ze die haren heel lang liet groeien en dan los deed. Maar dat deed volgens hem iedere jongen. En dat hij ’s nachts in bed best vaak aan haar dacht en als hij dan opgewonden werd, dan… Nou ja, hij viel er dan niemand mee lastig en iedere jongen deed dat. De jongens in Amsterdam hadden vaak opgeschept over hun seksuele avonturen, maar hij had er weinig van geloofd. Net als hij waren ze ’s nachts ook in hun eigen bed op een andere manier actief. Hij had er nooit opgereageerd, op die stoere seksverhalen. Natuurlijk niet, wist hij veel, hij had immers nog geen enkele ervaring, of het moest dat meisje van zijn klas zijn met wie hij op het schoolfeest gekust had. Met Emily, heel opwindend was het geweest. Ze hadden allebei van tevoren alcohol gedronken omdat het op school niet geschonken zou worden. Daardoor was Emily waarschijnlijk heel wat williger geweest. Maar ze had niet mee naar buiten willen gaan die avond. Dat was erg jammer. Alleen, de dag erna had Emily hem niet meer bekeken. Dat was niet te verteren geweest, Emily was een heel cool meisje. Eigenlijk had Hümeyra niet veel aan de computer voor het mailen. De meisjes van haar klas in Nederland van wie ze het mailadres had, mailden na een keer niet terug. Alleen Margot liet af en toe nog wel eens een paar regels lezen. Maar enthousiast was het niet. Misschien was het ook wel logisch, Hümeyra snapte het ergens wel, Margots leven was totaal anders dan het hare, ze ging naar het atheneum en had nieuwe vriendinnen een zwaar rooster en proefwerken. Het viel haar best tegen omdat Hümeyra haar nu niet meer steunde met het huiswerk. Dat schreef ze wel. Daarover voelde Hümeyra een wreed soort genoegen. Ha, had ze maar beter op moeten letten toen ze nog samen werkten, zij had vaak genoeg het huiswerk van Margot gemaakt.
74 Met Hasan en Turgut kon ze wel mailen en dat gaf haar veel steun. Ze schreef aan Hasan over de brief van Erol en over wat hun moeder had gezegd, met een cc’tje naar Turgut en Robert.. Hasan schreef diezelfde avond nog terug: ‘Lieve zus, ik snap dat je zwaar teleurgesteld bent. Ja, dat heb je in zo’n dorp veel sneller dan in onze stad hier, hoewel de Turkse gemeenschap hier ook érg op elkaar let. Ze zullen zeker roddelen over Edith en mij, we lopen vaak zwaar gearmd door de straten. Maar dat geklets kan ons niets schelen, en pa en ma zijn ver weg en hebben er geen last van gelukkig. In jullie dorp is dat heel andere koek. Zielig voor je, ik weet nog hoe leuk ik jullie vriendschap vond op de bruiloft, maar toen dacht ik al dat ze het niet zo lang meer zouden pikken. Ik wilde je er alleen nog maar niks over zeggen, wilde je plezier niet bederven. Maar zus, al die fijne momenten die kunnen ze je niet meer afpakken, die heb je gehad, probeer ze je goed te herinneren. Schrijf er over in je dagboek! Kus, van je liefhebbende broer Hasan
Lief van Hasan. Hij snapte tenminste wat ze doormaakte. Ja, hij zat lekker in het land waar wel alles kon. Hoewel, ze wist best dat de andere Turken in hun stadsdeel erg op elkaar letten, over Turgut werd heel wat afgekletst. Maar Hasan trok zich er niets van aan als ze het over Edith en hem hadden en Turgut ook niet meer, sinds hij met Robert samenwoonde in een ander stadsdeel. Gelukkig maar. Turgut schreef later op de avond: ‘Liefste zus, Naar voor je, maar het was wel te verwachten. Jammer, Erol is zo’n leuke vriend voor je. Organiseer maar flink veel Engelse les, Erol kan er ook niks aan doen. Hij moest het van zijn oma en voor de lieve vrede. Als je met hem in de keuken zit, blijft mama er heus niet de hele tijd bij om af te luisteren en je kunt toch al een beetje in het Engels met elkaar praten nu. Toch? Sterkte in de strijd, zusjelief. Dikke kus! Hartelijk groeten van Robert en mij, Turgut Wat moest ze zonder de steun van die lieve broers van haar? Niks toch zeker, want vader en moeder praatten er niet meer over. Alleen hoorde Hümeyra ze er een keer over praten in hun slaapkamer, toen ze niet op verdacht waren dat hun dochter het kon horen. ‘Jammer hè, voor onze dochter, dat ze niet gewoon net als de Nederlandse kinderen een vriendschap met een jongen aan kan gaan,’ hoorde ze haar moeder zeggen, terwijl ze zich uitkleedde.
75 Hümeyra zat op de wc met de deur op een kier en hoorde haar vader instemmend brommen. Daarna zei hij: ‘Maar hier is onze naam en eer belangrijker dan zo’n puberliefde, hier telt dat niet, ze moet zich schikken en dat kan alleen als je zo’n vriendschap onder toezicht zet. Dus let erop dat ze meteen na school thuiskomt en als hij hier komt voor die Engelse les, blijf jij erbij, zodat ze er in het dorp niks van kunnen zeggen. Ja?’ Als papa zo’n streng ‘ja?’ achter een zin plakte, moest je hem serieus nemen. Erol zat tegenover haar aan de keukentafel en vroeg: ‘Do you know what is the meaning of secretive?’ ‘No, I don’t know,’ hield Hümeyra zich van de domme. ‘It means that you do things and someone else does not have to know what you do.’ ‘O, yes.’ Hümeyra giechelde en keek meteen naar haar moeder die aan het aanrecht brood stond te kneden. Ze keek niet om. ‘Tell me about it.’ Hümeyra keek hem afwachtend aan. ‘Well, you can do things that you want to do.’ ‘But some one else is not know?’ ‘Someone else does not know!’ Erol legde de klemtoon op does. ‘O, nice.’ Hümara giechelde weer. Nu keek haar moeder wel om en fronste. Het was duidelijk dat ze haar taak als chaperonne* niet leuk vond. Hümeyra begreep dat best wel en gaf Erol daarom een seintje dat ze gewoon het boek moesten doen, niet dat haar moeder iets van hun steenkoolengels begrijpen kon, maar toch. Ze wilde haar moeder geen argwaan geven, daar was ze te lief voor, zij kon er ook niets aan doen dat het hier in Turkije voor meisjes zo anders geregeld was dan voor jongens. Waarschijnlijk had ze er zelf ook onder geleden. Wat Erol had verzonnen moest hij maar op een andere manier brengen. Erol had inderdaad wat verzonnen. Hij kon zich er niet bij neerleggen dat de fatsoensregels hem zo beperkten in zijn vriendschap met Hümeyra. Hij had zijn hoofd gepijnigd met allerlei ideeën om onder de strenge beperkingen uit te komen en zijn oma die hem inmiddels heel goed kende, had hem gewaarschuwd. ‘Erol,’ had ze gezegd, ‘als jij iets van plan bent wat Hümeyra kan schaden, dan ben je heel verkeerd bezig, want het schaadt niet alleen haar maar ook jou. Alles wat je verkeerd doet, bewust verkeerd doet, schaadt jezelf het meeste, het keert zich tegen je en werkt als een boemerang. Je weet toch wel wat dat is, nietwaar?’ ‘Natuurlijk wist Erol wat een boemerang was, maar dat wat hij van plan was zich zo zou kunnen ontpoppen, dat wist hij niet. Hij dacht erover na. Maar het kon hem er niet van af houden om de regels te ontduiken. Het zou Hümeyra vast niet schaden als hij het goed voorbereidde. Samen met oma had hij nóg een vlieger gebouwd, een lichtblauwe met roze randen. Práchtig was hij. En oma vond hem zo mooi, dat ze hem zelf die eerste keer wilde oplaten.
76 ‘Maar hij is voor Hümeyra, hoor oma,’ had hij nog gegrinnikt, ‘als u hem inwijdt, kan het alleen maar een supervlieger voor haar zijn, denkt u niet?’ ‘Oma had haar hoofd geschud, maar ze zei niets. Ze hadden samen de beide vliegers naar het platte stuk gebracht en oma had het touw langzaam laten vieren. De blauw met roze vlieger was statig gerezen en had als een vreemde ster in de lucht gestaan, heel prachtig met de lange staart af en toe zwiepend in de bergwind. ‘Hoe ga je die aan Hümeyra geven?’ vroeg ze toen ze samen terug liepen. ‘Nou gewoon, ik ga erheen met deze vlieger en dan geef ik hem voordat we de Engelse les houden. Ze vindt heus wel een plek om hem op te laten, denkt u niet?’ Oma keek hem veelbetekenend aan. ‘Wat? Denkt u soms dat ze toch hierheen komt?’ ‘Ja, dat denk ik, dit is gewoon de beste plek om te vliegeren. Als ze het in het dorp gaat doen loopt iedereen uit om te kijken en commentaar te geven en daar houdt ze niet van.’ Erol had zijn schouders opgehaald. Het was de keuze die Hümeyra zelf moest maken, maar hij wist dat ze heus wel zou komen om hem te laten zien hoe goed ze kon vliegeren. En ze kwam. Tijdens de les Engels had de vlieger als een roze-blauwe belofte in een hoek van de keuken gestaan. Moeder had zich er heel lovend over uitgelaten en Hümeyra was sprakeloos in het begin. ‘O, wat een mooie! En wat jammer dat we nou niet meer samen kunnen vliegeren!’ Dat was alles wat ze uit kon brengen. ‘Mooi cadeau, Erol, de hele familie zal ermee vliegeren, ik denk dat de vader van Hümeyra het ook wel eens wil proberen.’ Mama maakte chocolademelk en lachte blij. Ze dacht dat het gevaar van samen met die ene vlieger te willen vliegeren nu geweken was. Maar ze had het mis. Hümeyra wilde nu per se die beide vliegers samen in de lucht zien staan. Een echte wedstrijd houden! Natuurlijk ging ze met haar vader tot groot bekijks van de buurt vliegeren. Hij kon het goed en het ding stond strak in de blauwe lucht. Maar ’s nachts droomde ze van de beide vliegers die als een symfonie van kleuren samen in de lucht buitelden, zonder bekijks van dorpsgenoten en ze kon het niet uitstaan dat haar zo’n prachtig spektakel onthouden werd. Ze werd narrig wakker. Het was zondag, dus was er geen school. Na het ontbijt pakte ze de vlieger beet en floot Kanga. ‘Waar ga je naar toe?’ Dat was papa. ‘Ik ga vliegeren, maar ik heb geen zin om al die mensen van het dorp een leuke show te geven. Ik ga de bergen in, met Kanga.’ ‘Nee, dat ga je niet.’ Papa was heel stellig in zijn verbod. Hij wilde de vlieger pakken om hem weer in de hoek van de keuken te zetten. Hümeyra wilde hem eerst niet loslaten, ze trokken er beiden even aan, voordat ze losliet. Gelukkig scheurde er niets. ‘Zal ik dan met je meegaan?’ vroeg hij tenslotte, toen hij het boze gezicht van zijn dochter zag.
77 ‘Nee, dat hoeft niet, ik kan best alleen gaan.’ ‘Nee, dat is nou juist niet de bedoeling, kindje.’ ‘Ik ga heus niet ver, ik weet een goed plat stuk hier vlakbij.’ Er klonk een klop op de deur. Daar was Fatma, ze stond bij de deur alsof ze toestemming vroeg om binnen te komen. ‘Gegroet schoonvader, Sadik vraagt of u komt,’zei ze eerbiedig tegen Hümeyra’s vader. Er is een probleem en hij heeft uw hulp nodig.’ ‘Nou, dan kan ik dus niet mee met jou om te gaan vliegeren, zei hij en stapte langs Fatma heen. Die bleef staan. Bij de buitendeur keerde hij zich om en riep: ‘Hé Fatma, goed dat je er bent, kun jij met onze dochter meegaan de bergen in, ze wil zo graag gaan vliegeren.’ Fatma keek alsof haar gevraagd werd een dolle hond te bedwingen. De beide schoonzusters praatten eigenlijk nooit met elkaar. Hümeyra vermoedde dat Sadik zijn vrouw nogal beïnvloedde tegen haar, omdat hij absoluut niet wilde dat ze haar voorbeeld van vrijheidstrijder zou volgen. Nou, hij kon gerust zijn hoor, Fatma was in de ogen van Hümeyra een toonbeeld van fatsoen en volgzaamheid. Supersaai en absoluut geen leuk gezelschap dus. Maar Fatma weigerde niet, ze ging bereidwillig op vaders voorstel in en Hümeyra kon er niet onderuit. Zo kwam het dat ze samen de bergen in trokken. De jongste voorop met de vlieger en de oudste volgde, met de tas met proviand die moeder inderhaast had samengesteld. Na tien minuten hield Hümeyra halt. Ze draaide zich om en zei op haar allerbesliste toon: ‘Jij wilt dit helemaal niet, Fatma, dat is heel duidelijk. Sadik heeft waarschijnlijk allerlei klusjes voor je en ik wil je helemaal niet ophouden. Ga maar gewoon naar je huis, ik red me wel.’ ‘Nee, maar dat mag ik niet van je vader. Dat weet je toch?’ ‘Oké, dan gaan we terug, want zo heb ik er geen zin meer in. Ik hoef niet bewaakt te worden, helemaal niet door jou.’ ‘Je ként mij helemaal niet, en je hebt er ook nog helemaal geen moeite voor gedaan,’ was Fatma’s onverwachte antwoord. ‘Misschien ben ik wel veel aardiger dan jij denkt...’ Hümeyra keek haar verbaasd aan. Wow, was dit die onderdanige Fatma? ‘Hoezo ken ik jou niet?’ ‘Nou, jij denkt dat ik alles maar goed vind en alles doe wat je broer wil, maar dat is helemaal niet zo.’ ‘O nee?’ Hümeyra was stomverbaasd maar ze wilde toch gehaaid antwoorden: ‘Geef dan eens een voorbeeld?’ ‘Nou, Sadik wilde al heel snel een baby en ik niet, dus krijgen we niet heel snel een baby.’ Daar keek Hümeyra van op. ‘Gebruik je dan de pil?’ vroeg ze meteen. ‘Ja, de pil, die kun je hier ook krijgen. Sadik wilde het eerst niet, maar ik heb hem ervan overtuigd dat het zo beter is. Ook al kijkt mijn moeder iedere keer naar mijn buik, ik wil eerst
78 minstens twintig zijn voordat we een kind krijgen, als dat al lukt, want dat weet je natuurlijk nooit.’ Wow, dit was een heel andere Fatma, Hümeyra keek erg op van dat voorbeeld en ze begon te denken dat ze zich misschien in haar schoonzus vergist had. ‘En ging hij je toen niet slaan?’ ‘Sláán? Nee hoor, dat deed hij niet. Je moet het met hem gewoon anders aanpakken! Jij bent net een ezel, een koppig kind, dat zich verzet en daardoor flink klappen krijgt, je kunt het beter anders doen. Mannen willen graag voor de gek gehouden worden.’ ‘O?’ Dat was alles wat Hümeyra hierop te zeggen had. ‘Je broer wordt snel kwaad, dat weet iedereen, dus moet je ervoor zorgen dat hij om de tuin wordt geleid, zo heeft mijn moeder dat ook altijd met mijn vader gedaan en het ging altijd goed. Behalve als er ezels op zijn pad kwamen, van die koppige mensen als jij.’ Hümeyra bekeek haar schoonzus vol verbazing. ‘Bij de bruiloft dacht jij natuurlijk dat ik een lam was, gehoorzaam en dat ik altijd precies doe wat je broer wil, maar dat is niet zo. Nee hoor! Het huis is ingericht zoals ík dat wil en met de dingen die ik mooi vind. En met al de dieren die ik wilde hebben in de tuin. Hij zorgt ervoor, terwijl ik iedere dag voor mijn moeder zorg, je hebt toch wel gezien op de bruiloft dat ze invalide is, nou dat doe ik dus, want ik heb geen zusters. Maar dat wíl ik ook zelf. Mijn moeder is mij heel lief.’ Fatma ging op een steen zitten, want ze stonden tegenover elkaar en de zon brandde al behoorlijk. Ze pakte de tas en nam een grote slok van de appelsap die moeder zelf gemaakt had. ‘Hm lekker, hier, neem ook een slok.’ Ze hield Hümeyra de fles voor. Maar die stond haar met open mond aan te kijken. Dus Fatma vervolgde: ‘Jij wilt naar die vriend van je, hè? En dat snap ik ook. Maar je moet wel bedenken dat iedereen hier ogen in zijn achterhoofd heeft en dat je betrapt zult worden als je het stiekem gaat doen. Ze vinden het leuk om je te betrappen, dat geeft afleiding in dit saaie dorp. Ik niet, van mij mag je doen wat je wilt, als je mij maar niet in de problemen brengt.’ Ze nam rustig nog een grote slok. ‘Ja, dat had je niet gedacht, hè? Zo doen wij Turkse vrouwen het, je moet slim zijn om toch je zin te krijgen, schoonzusje!’ Hümeyra was zo verbaasd dat ze echt met haar mond vol tanden stond. Ze zakte neer op de steen naast Fatma en haalde diep adem. Daarna zei ze aarzelend: ‘Ja, je hebt gelijk, dat had ik niet gedacht allemaal en ja, ik wil graag met Erol vliegeren en dat mag dus niet van papa. Hoe moet ik dat dan aanpakken volgens jou?’ ‘Nou, we gaan er gewoon heen en ik weet een kortere weg dan jij. Hij weet die weg blijkbaar ook niet, maar ik zal je hem wel wijzen. En dan gaan jullie lekker vliegeren. Ik zit dan bij die oma en ga gezellig met haar kletsen, wie weet heeft ze wat om de pijn van mijn moeder te verlichten en na een uurtje gaan we gewoon weer terug. Het moet niet te lang gaan duren want ik heb thuis nog genoeg te doen. Tamam*16?’
16
tamam: oké?
79 Ze stond op en nam de tas op haar rug. Ze wist inderdaad een kortere weg naar de hut van Erols oma, wel wat meer klimmen. Met de vlieger op haar rug klom ze achter Fatma aan, die als een klipgeit de rotsen nam. Met tas en al. Erol was thuis en zijn oma ook, ze keken verbaasd. ‘Je hebt je bewaking mee?’ vroeg hij pesterig. ‘Ja, Fatma wilde graag met je oma kletsen en ik ga met jou vliegeren. Oké?’ Ze zei het in het Nederlands, tenminste nog iets van privacy. En zo ging het inderdaad, het vliegeren ging precies zoals ze had gehoopt, de beide vliegers stonden statig naar elkaar en raakten niet met elkaar in de knoop. Het was een prachtig gezicht. Wat niet gepland was, was de kus die Erol op haar neus plantte, toen ze zei dat ze weer naar huis moest. Hij deed het onhandig en Hümeyra probeerde hem op het laatste moment toch op te vangen, hoewel ze er eigenlijk ook van schrok. Hij kwam op haar neus terecht en Erol wist even niet hoe hij moest kijken. Hij kleurde en ging alvast maar voorop naar de hut. ’Ik wil je zo laten weten dat ik om je geef, dat je wél mijn vriendin kunt zijn en dat we nergens bang voor hoeven te wezen,’zei Erol achterom kijkend, ‘en ook dat ik het liefste zou willen dat we ons niet al te veel aantrekken van wat al die volwassenen voor ons willen regelen. We zien later wel of we nog willen trouwen of niet. Wat vind jij?’ Daar was Hümeyra het helemaal mee eens, ze haalde hem in en pakte even zijn hand vast. Later zouden ze wel zien, nu nog lang niet. Fatma wilde best vaker met Hümeyra de bergen in en vader en moeder vonden het goed. Zo was iedereen min of meer tevreden. Alleen Erol voelde zich toch in zijn vrijheid beperkt. Hij had zich geschikt in zijn verblijf in de bergen en in de nieuwe rol van genezer en alles wat daarbij kwam kijken, maar af en toe overviel hem een behoefte aan andere jongeren. Even door de stad lopen en dingen meemaken die een jongere in Amsterdam normaal vindt. Even gewoon cool doen en patat eten met een biertje. Niet dat hij echt behoefte had aan alcohol, maar even los te gaan. Dat wilde hij wel. Oma zag het, hij hoefde het niet eens te zeggen. Daarom bedacht ze dat haar nicht in Istanbul vast wel zin had in een berichtje van haar. Ze maakte een pakje en vertelde Erol dat het noodzakelijk was dat hij naar de grote stad ging. Naar haar nicht. Dat was een behoorlijke reis. Hij was blij verrast toen ze het hem voorstelde. Die oma van hem toch, die kon écht gedachten lezen. Maar Istanbul! Hij was er alleen doorheen gereden met de bus na aankomst, had er dus weinig van gezien. En hij kende niemand daar. Istanbul was een supermetropool, zulke grote steden had je helemaal niet in Nederland en hij was er benieuwd naar, heel benieuwd.. ´Mijn nicht woont in Beyazit, dat is zo´n beetje het handelscentrum van het land, daar is ook de Kapılı Çarsı, de grote overdekte bazaar. Daar moet je voor me in de Egyptische bazaar een aantal dingen halen, die hebben ze alleen daar. Heb je er zin in, jongen?’ Nou, Erol moest even slikken, alleen naar Istanbul gaan, dat was even niet niks, maar hij had zéker wel zin.
80 ´Je kunt gewoon slapen bij mijn nicht, dan heb je geen hotelkosten of zo. Koken kan ze ook als de beste en ze is helemaal geen zeurpiet die op je dak zit als je de stad in wilt, hoor. Ze is heel aardig en wie weet heeft ze ook wel wat klusjes voor een handige jongen als jij!’ Dit idee van een reis gaf Erol weer energie. Hij was al zo lang in die berghut en al heel lang bezig met genezer te worden, het was lekker om er even uit te zijn. De rugzak kwam vol met dingen voor de reis, het pak voor de nicht en een kaart die oma van de grote stad had. Je route gaat zo’ zei oma: ‘Het eerste stuk moet lopend, dan de dolmuş17*, dan de grote bus, heel lang en dan ben je op het grote busstation van Istanbul. Als je geluk hebt, brengt de busmaatschappij je met een minibus naar de wijk, Beyazit dus. Neem de bus van Ali Koς, die geven meestal zo´n goede service.’ Eerst nog een keertje vliegeren met Hümeyra. Ze reageerde teleurgesteld op de mededeling dat Erol een tijdje weg zou zijn, maar ze gunde het hem wel Vol verlangen en een beetje jaloers riep ze: ´O Erol, kon ik maar mee, ik wil ook zo graag die stad zien. Zo héél anders dan dit kleine gat hier zal het daar zijn.’ Ze zei het zo gretig, even dacht Erol dat het toch moest kunnen, haar mee te nemen. Maar meteen besefte hij dat het helemaal verkeerd was om er zelfs maar aan te dénken! Nee, hij ging alleen, had ze maar geen meisje moeten worden! Dit keer gingen de vliegers wel in de knoop en ze hadden de grootste moeite om de twee kunstwerken heel op de grond te krijgen. ´Nou, als je terugkomt, kan ik het zó goed dat we nooit meer in de knoop raken, ik ga heel veel oefenen,’ zei Hümeyra vastberaden. ´Mag ik Fatma leren vliegeren met die van jou?´ Erol moest daar wel even over nadenken en zei toen zuinigjes: ´Nou, ik denk dat ze beter met oma een eigen vlieger kan maken. Er is nog wel genoeg papier voor een vlieger. Ik ben eigenlijk heel zuinig op die van mij.´ Er was inderdaad nog genoeg papier want oma ging meteen kijken in de kist en legde de kleuren papier die over waren bij elkaar op tafel. Ze zochten samen de kleuren bij elkaar die Fatma zei mooi te vinden. ´Dus jullie meisjes komen me ook opzoeken als Erol er niet is straks?’ vroeg oma verheugd. ´Ja natuurlijk,’ riep Hümeyra meteen en Fatma stemde ermee in. Ze vond het leuk om dingen buiten haar kleine huishouden te doen en Sadik vond het alleen maar nuttig dat ze zijn zusje koest hield. Maar om echt naar die grote stad te gaan en nog wel alleen, was toch wat anders dan wensen te kunnen gaan. Erol deed stoer over vertrekken, maar oma zag dat hij het toch wel erg spannend vond. ‘Istanbul is een wereldstad, canım, maar de mensen zijn er eigenlijk nog erg dorps. Ze helpen je heus wel als je het beleefd vraagt. Er is een metro en er is een stadstram 17
81 tegenwoordig, die kosten heel weinig maar je moet wel zo’n munt ervoor uit de automaat halen, anders krijg je een dikke bekeuring. Ach, de busonderneming brengt je vast wel naar Beyazit. Het appartement van mijn nicht ligt in een straat tegenover de overdekte bazaar. Daar moet je echt uitgebreid gaan kijken, jongen, de bazaar is op zichzelf al heel mooi. Wat ze daar allemaal wel niet hebben!’ Erol besloot om de komende maandag te gaan en had dus nog twee dagen om zich voor te bereiden. Hij schreef precies op wat oma wilde hebben van de Egyptische bazaar en wat hij van de nicht mee moest nemen voor oma. ‘Je moet haar maar even bellen zodra je ergens een telefooncel ziet, maar ze is bijna altijd thuis.’ Oma lachte toen ze dat zei. ‘O ja, zij heeft nog spullen van de erfenis van mijn ouders, haar oom en tante dus. Kleine dingen kun jij wel mee naar hier nemen, toch?’ Erol beloofde alles wat nodig was mee te nemen en stond die maandag al heel vroeg klaar om te vertrekken. Met zijn rugzak om en een klein buiktasje dat hij ook had gemaakt onder zijn kleren was hij klaar voor de grote stad. Uren later in de bus, inderdaad Ali Koς, bedacht hij dat hij niet echt afscheid van Hümeyra had genomen. Meteen verwierp hij het spijtgevoel, hij zou straks gemakkelijk vanuit Istanbul kunnen mailen, daar hadden ze vast internetwinkels en haar adres stond in zijn kleine boekje. Dan kon hij haar op de hoogte houden van wat hij meemaakte. Oma had hem geld meegegeven. Zelf had hij ook nog wat uit de erfenis van zijn moeder.
82
Hoofdstuk 11 O, te mogen reizen door mijn tweede vaderland, te kunnen gaan naar de supermetropool Istanbul en daar een paar dagen rond te kunnen kijken, wat ben ik een geluksvogel, wat een bofkont ben ik toch! Hello Istanbul, here I come! Het busstation was druk, maar inderdaad goed georganiseerd, oma had hem verteld dat het oude busstation vroeger een schilderachtige plek was geweest waar alles door elkaar krioelde en waar zij uren kon zitten kijken. ‘Het nieuwe is van beton, modern en heel efficiënt. Hier kruipen de bussen handig om elkaar heen, want bij schade moeten de chauffeurs zelf de kosten betalen, hebben ze mij verteld. En die enorme spiegels aan de zijkanten van elke bus zijn erg kwetsbaar. Let er maar op als je daar bent. Geef je ogen goed de kost, jongen! De chauffeur wees hem een minibus waarin hij een tijdje moest wachten voordat die de passagiers gratis naar diverse wijken bracht. Daardoor kreeg Erol al een beetje een idee van de wereldstad. Hij had een goed gevoel voor oriëntatie en kon gedurende de rit volgen welke wijken na elkaar kwamen. De chauffeur noemde telkens de wijk die hij aandeed op en Erol probeerde het te onthouden. Beyazit werd alleen vanaf de buitenkant aangedaan omdat het spitsuur was en het er een enorme drukte zou zijn: ‘Die wijk, nee, sorry, daar waag ik me nu niet in,’ zei de chauffeur, ‘dan kom ik zeker vast te staan.’ Erol moest dus het laatste stuk lopen maar dat was juist leuk en het was inderdaad zo dat mensen, als hij het netjes vroeg, hem wilden wijzen welke kant hij op moest. Na twintig minuten lopen kwam hij bij de plek waar zijn oudtante ergens moet wonen. Maar hij wilde nog niet naar binnen, eerst kijken, eerst proeven. Het was zo’n grote overgang! Hij ging zitten op een terras dat gewoon op een stoep neergezet was en bestelde thee met een simit18*. Toen hij die op had wilde hij meer thee en simit. Die had hij in Amsterdam ook wel gehad, die ringen met sesamzaad beplakt, maar hier smaakten ze beter! Veel beter. Hier hóórden ze. Wow, nu was hij eindelijk in Istanbul. Inderdaad, het léék niet eens op Amsterdam, dat was een dorp. Tante bleek een kleine kogelronde vrouw die moeite had met lopen. Ze hield zich vast aan het meubilair waarmee de kleine kamers vol stonden en verwelkomde Erol allerhartelijkst. ‘Welkom, jongen, in mijn bescheiden appartementje, je bent van harte welkom! Je oma schrijft dat je handig bent, nou jongen, dat komt heel goed uit. Ik heb wel een paar klusjes voor je, maar eerst gaan we samen eten.’ Nu had Erol spijt dat hij al twee simits op had. Zijn oudtante had de tafel gedekt en de spijzen hadden weliswaar een tijd op hem moeten wachten, maar het rook heerlijk in de kleine 18
Simit: rond broodje met sesamzaad erop en een gat erin
83 keuken. Zijn jongensmaag bleek rekbaar genoeg en toen hij achterover leunde, lachte de tante tevreden. ‘Zo, je hebt goed je best gedaan. Kijk, hier staan de spulletjes die je mee moet nemen naar je tante, maar nu gaan we even tv kijken en daarna gaan we slapen. Jij mag na het nieuws de bediening vasthouden. Je hebt vast lang geen tv gekeken, nietwaar? Dat was waar, maar na een half uurtje tv was Erol al in slaap gevallen; de tante maakte hem wakker en dirigeerde hem naar een kamertje met een veel te zacht bed. Slapen! Vlakbij, in dezelfde buurt woonde een aantal mannen samen op een appartement. Het was er een bende van vuil vaatwerk, stoffige hoeken en ongewassen beddengoed. De vader van Erol was een van hen. Hij had er die dag zwaar de pest in, want een plan van hem om een partij goederen met flinke winst te verkopen was akelig mislukt. Doodzonde en de groep gaf hem er de schuld van. Dat ging hem flink geld kosten! Dus toen hij de volgende middag met een humeur beneden alle peil ineens zijn zoon op straat tegenkwam vlak voor hun appartement, waren de rapen gaar. Hij greep hem onmiddellijk met twee handen bij zijn jasje en voordat Erol wist wat er gebeurde, had zijn vader hem in een houtgreep en werd hij een trap, twee, drie trappen opgestuwd. Zijn vaders handen leken wel van ijzer, hij had geen enkele kans om zich te verdedigen. Boven werd hij zonder dat er een woord werd gewisseld in een kamertje zonder ramen opgesloten. De vader van Erol had in een lelijke impuls gehandeld en hij moest zelf eerst even bedenken wat hij zou doen. Maar hij wist al heel snel wat hem te doen stond. Hij belde een vriend en vertelde hem dat hij een prima voorstel had om de domper van de dag ervoor goed te maken. Die vriend zou diezelfde avond komen kijken. Hümeyra had het eerste bericht van Erol ontvangen. Hij had die ochtend meteen in een internetshop gemaild: ‘Hallo vriendin, Alles goed, wow wat een wereldstad, ben goed aangekomen. Ik ga overal kijken. Gaan jullie dit tegen oma zeggen? Zo veel mensen, zo’n grote overgang na die bergen hier. Te gek! Wilde dat je het ook kon zien! Tante is aardig, ze groet oma. Erol’
Hij was dus vol enthousiasme. Ja, zij wilde dat ook wel, die grote stad zien! Papa had een boek over Istanbul voor haar geleend bij een kennis en nu kon ze toch een beetje zien wat Erol zag, ook al was het boek al meer dan twintig jaar oud. De overdekte bazaar was er toen ook al en ze zag hoe al die handelaren hun waren in de kleine winkeltjes onder dat grote dak met die blauwrode versieringen hadden opgesteld en hoe druk het er was. Op school hadden ze veel toetsen en mondelinge testen en ze had eigenlijk al haar aandacht nodig om haar voornemen waar te maken dat ze bij de besten van de klas zou horen. Het zat er wel in dat het haar zou gaan lukken, ook al waren Emine en Orhan eigenlijk nog iets beter dan zij.
84 In het kamertje waren de ramen dichtgespijkerd met ruwhouten planken. Blijkbaar had er al eerder iemand in vastgezeten. Erol controleerde alle mogelijkheden maar moest het opgeven, ook al was hij niet geboeid. Hij zou er niet uit kunnen komen op eigen kracht. Na drie uur kwam zijn vader, want die had hij in de gauwigheid wel herkend, alleen al diens stem, hem halen. ‘Je komt zo bij een vriend van mij, die heeft een interessant voorstel en je zegt ja, alleen maar ja. Begrijp je wel? Je hebt geen keuze!’ Ook nu boeide hij Erol niet, dus de jongen ging een klein beetje hoopvol naar binnen in de kamer waar drie mannen hem nauwelijks bekeken. Ze rookten alle drie en hij kon in de kleine kamer daardoor de dingen niet scherp onderscheiden. Erol hoestte, zijn longen waren gewend aan berglucht. ‘Dus ik kan die jongen meenemen en zaken met hem gaan doen? Hij ziet er redelijk uit, ik kan er wel wat mee, dat rode haar valt vast in de smaak,’ hoorde hij een man zeggen die het dichtste bij zijn vader zat. Erol hoefde helemaal geen ja of nee te zeggen. Toen hij vroeg wat de bedoeling was, kreeg hij een drankje voorgehouden en dat glas moest hij leegdrinken. Tegenstribbelen hielp niet. Ze goten het hem gewoon door de keel. Hij haalde nog net de drie trappen naar beneden en de auto waar hij in geduwd werd en wist toen helemaal niets meer. Tegen de tijd dat hij weer gewaar werd dat hij het leven had, was hij al op een boot in de Bosporus*, maar dat wist hij niet. Hij zag alleen dat hij weer in een dichte kamer was en dat er onder de kamer een sterke deining was. Het moest dus water zijn waar hij op verzeild was geraakt. Hij voelde dat zijn broek nat was. O getver, hij moest in zijn broek hebben geplast, dat kwam vast door dat drankje. Het was inderdaad al lang geleden dat hij een toilet gezien had en hij voelde zich alsof er een bus over hem heen gegaan was. O, wat moest hij nou toch beginnen? In de verte hoorde hij dansmuziek. Hij doezelde weer weg. Na wat een hele tijd leek, werd de deur opengedaan. Twee mannen kwamen binnen en sjorden hem overeind. ‘Hé, wakker worden!’ Iemand sloeg hem links en rechts om de oren. ’Kom op jongen en trek die broek uit, viezerik.’ Ze begonnen al aan de rits te trekken, maar Erol had het benul zelf verder overeind te komen en die natte broek uit te trekken. Daar stond hij in zijn natte onderbroek. ‘Ja zeg, wás je, je moet schoon zijn voor deze baan, idioot!’ Iemand zette een fles drinkwater voor hem neer en beduidde dat het dan maar daar mee moest. Ze legden een soort glitterpak voor hem op de stoel. Dat moest hij aan. Erol deed het, nadat hij zich zo’n beetje gewassen had met het water uit een fles die ze bij zich hadden. Het zat rot zonder onderbroek. Maar hij wilde liever iets aan hebben dan daar in zijn nakie te staan voor die kerels. Wat een achterlijk pak, feestkleren! ‘Zo, nu begint de job, ben je genoeg wakker? Drink de rest van dat water op.’ De ene man keek hem zowaar een beetje vriendelijk aan. Zo direct brengen we je naar een feest en het is de bedoeling dat je de dames gaat verwennen. Er zijn hier rijke dames, niet van
85 die gewone, rijke met goed geld dus en die dames hebben behoefte aan een leuke jongen. Jij bent die leuke jongen en je doet alles wat zij willen. Hoor je? Alles!’ Hier vernauwden de ogen van de man zich tot spleetjes. ‘Hóór je me?’ Erol wist niet wat hij moest zeggen, zijn tong leek wel verstard. Hij had enorme dorst, het water in de fles was veel te weinig voor hem en hij wilde alleen maar weg. Maar dat kon natuurlijk niet, dit was een schip. Dames? Rijke dames? Wat werd er in vredesnaam van hem verwacht? Dat hij rijke dames ging verwennen? Ineens wist hij dat dít was wat hij al een tijdje droomde. Hij had al een aantal keren die nare droom gehad, meer een nachtmerrie eigenlijk, dat hij temidden van opgedofte dames op een stoel zat, dat het onder hem deinde en dat hij zich doodongelukkig voelde. Ze zaten aan hem, aan zijn rode haar en aan zijn schouders die door al het houthakken behoorlijk ontwikkeld waren. Aan zijn spierballen en aan zijn gezicht. Hun lange vingernagels waren met nagellak gekleurd en ze hadden allemaal zoete geuren om zich heen. Ze kirden in de droom, een idioot geluid, en spraken in een onbegrijpelijke taal over zijn mogelijkheden. Heel akelig die droom en die was al een aantal keren teruggekomen. Erol herinnerde zich dat hij de eerste keer dat die droom hem overkwam helemaal overrompeld was geweest en toch ook seksueel opgewonden. Hoe kon dat nou, door een droom! En was het nu dan echt aan het gebeuren, dat wat hem toen in die dromen overkwam? Dit moest het dus in het echt zijn, ja! Het was dus een voorspellende droom geweest. Maar hoe had hij dit óóit kunnen voorkomen als de dromen waarschuwend bedoeld waren geweest? Hij kreeg geen tijd om over al deze vragen na te denken, werd ruw overeind gesjord, ze gaven hem nog wat klappen op zijn wangen, als om hem tot de werkelijkheid terug te brengen. Vervolgens leidden ze hem twee trappen op. Naar een grote zaal waar inderdaad drommen dames en heren rondwandelden. Met drankjes en sigaretten in de hand. Er zat een klein orkest in de hoek te spelen en een aantal stellen danste. Er was een bar en er waren obers die met dienbladen rondgingen. Wat was nu precies de bedoeling? De ene man die hem begeleidde, pootte hem op een stoel en ging vlak voor hem zitten. Met een frons tussen zijn wenkbrauwen begon hij Erol te instrueren: ‘Deze dames hebben recht op een mooie jongen om zich mee te vermaken. Jij bent zo’n mooie jongen, je ziet er goed uit en dat vinden ze leuk. Doe precies wat ze je zeggen, ook als je het nog nooit gedaan hebt. Wees beleefd, het is een feest, dus kijk feestelijk en uitnodigend, niet zo dus.’ Hij gaf Erol en flinke tik op zijn wang en eiste dat hij glimlachte. Dat ging moeilijk want Erol was niet gewend te glimlachen op bevel. Ten slotte produceerde hij een zwak glimlachje want de man keek steeds bozer, hij moet wel. Er kwamen twee dames op hen af en de ene vroeg: ‘O, is deze jongen voor ons beschikbaar, Erdoğan? Hij ziet er geweldig uit, heeft hij nog niet zo veel ervaring?’ ‘Ja zeker mevrouw, hij heet Erol en hij wil u graag van dienst zijn. Dat is zijn plezier, ziet u?’ Erol voelde de vingers van de vrouw op zijn schouder. Ze moest lange nagels hebben want hij voelde er een paar in zijn huid dringen. Hij huiverde en probeerde vriendelijk te kijken, zo schuin omhoog naar die mevrouw.
86 O God, wat was dit voor een nachtmerrie, zou hij hieruit weer wakker worden, net zoals die vorige keren? Uren later wist hij heel goed dat dit niet zou gebeuren. Het was pure werkelijkheid, de dames waren echt en ze bepotelden hem de hele tijd, vonden hem spannend. Hij wist niet veel van dit soort dingen. Natuurlijk, in Amsterdam had hij hoeren gezien, vrouwelijke, maar ook mannelijke voor homo’s. Homo’s die hij met de andere jongens natuurlijk fors gepest en achterna gezeten had. Die mannelijk hoeren ook. Walgelijk had hij het gevonden en samen met de anderen had hij ze flink te grazen genomen en uitgescholden. En kijk hier, nu was hij er zelf een geworden. Gelukkig geen homohoer, hoewel er ook mannen belangstelling voor hem hadden getoond, aan zijn haar hadden gezeten. Maar de dames hadden niet toegelaten dat de mannen van zijn aandacht snoepten. Ze kirden en draaiden om hem heen alsof ze in de gaten hadden dat het heel bijzonder was dat Erol daar zat en dat die jongen een beetje bemoediging nodig had. Ze knepen in zijn vlees en duwden hem drankjes in handen waarvan Erol al meteen kon ruiken dat er fors alcohol in zat. Gelukkig hoefde hij ze niet per se op te drinken en kon hij ze op het tafeltje naast hem zetten. Eindeloos leek die feestavond en de muziek werd steeds opzwepender. Ineens kwam daar een dame aan die eveneens rood haar had. ‘O, kijk nou, wat enig, hij is mijn match,’ riep ze, ‘ik wil met mijn match dansen. Kom op, schone jonkman, dans met mij!’ Ze trok hem overeind en greep zijn middel. ‘Houd me vast, ik dans toch met je, toen nou!’ Erol hield haar middel vast alsof het een doos eieren was en probeerde zich soepel op de muziek te bewegen opdat de dame het toch maar zou waarderen. Hij liet haar aan één hand draaien en nog een keer, haar zwaar geverfde mond spleet van plezier. Erol zag grote schitterende juwelen om haar hals en pols, wow, zij zag eruit alsof ze zo de hele overdekte bazaar op zou kunnen kopen. ‘Kom op, mooie rooie jongen, lach naar me en dans, laat zien wat je kan, dans voor me!’ Ze siste het hem bijna toe, lachte vervolgens alsof ze een prijs had gewonnen en gebaarde met haar ene hand iedereen aan de kant. Erol voelde haar andere hand uit de zijne glijden en merkte dat iedereen in een kring om hem heen ging staan. O God, wat moest hij nu toch? Dansen als een aap of een beer aan een touw? Maar de kring dure dames en heren klapte mee op de maat van de muziek. Ze eisten het van hem en er zat dus niets anders op. Ze bleven ritmisch klappen, steeds harder, om hem aan de gang te krijgen. De muziek zwol aan tot een forse beat en Erol begon met de moed der wanhoop met zijn heupen te schokken en met zijn armen te zwaaien. O God, help me toch! De kring klapte nog steeds om hem zo gek te krijgen dat hij een supersolodans voor hen ging doen en hij dééd het ook nog. Het leek de enige mogelijkheid. Met een zwaai zette hij zichzelf in beweging, het was toch krankzinnig allemaal hier, nou, dan zou hij al die rijke idioten hier eens wat laten zien! Hij gooide zijn benen in de lucht en stampte met het ritme mee en ging helemaal uit zijn dak in die idiote glitterkleren. Het orkest deed mee in een steeds sneller ritme met flink wat houselbeat erin. Best lekker eigenlijk, realiseerde Erol zich in een flits. Dansen! Wow, zo had hij nog nooit gedanst!
87 Een oorverdovend applaus was zijn deel. De dames en heren klapten en stampten en wilden meer. Maar na deze dans was Erol ineens uitgeput. Hij zocht een stoel en wilde eerst een groot glas water. En wat te eten. Dat had hij al een hele tijd niet gehad. De dure dame liet het onmiddellijk aanrukken. ’Hij is nog jong, hij moet goed eten hebben, niet van die liflafjes,’ riep ze en de ober kwam even later aan met een stuk stokbrood waar de kaas, worst en salade uit puilden. Gretig zette Erol zijn tanden erin nadat hij een glas water in één teug had leeggedronken. Toen het op was, zag hij dat een deel van de kring nog steeds in afwachting stond van een nieuw optreden van hem, maar hij keek verontschuldigend naar de dure dame naast hem en zei: ‘Even wachten, even dit laten zakken, mevrouw.’ Ze begreep het, klapte in haar handen en de mensen verspreidden zich. ‘Jij gaat vanavond met mij mee, mooie jongen. Ik regel het wel met de eigenaar hier. Ik zal je eens wat laten zien, kıpkımızı oğlan*19, mooi roodhoofdje van me.’ Ze zei het, dacht Erol, alsof het een hoofdprijs betrof. Hij echter kon alleen maar wensen dat hij aan haar kon ontkomen, zodra haar aandacht zou verslappen. Hoewel, vanuit haar huis zou hij waarschijnlijk beter weg kunnen komen dan van dit schip hier. Maar toen hij, uren later, in de grote chique slaapkamer in het halfduister om zich heen keek, wist hij dat dit niet zo was. Bij elke deur stond zo ongeveer een bediende en de dame had zich voor ze ging slapen helemaal om hem heen gewikkeld, zo gek was ze op hem geworden in de ene avond en nacht. Terwijl zij sliep of deed alsof, met een vreemde ongeregelde ademhaling, lag Erol slapeloos in het grote zachte bed. De dame had geen seks van hem geëist, alleen aanrakingen, strelingen en een massage van haar rug. Ze had zich niet naakt voor hem uitgestrekt, iets waar hij haar heel dankbaar voor was, blijkbaar had ze vooral behoefte aan genegenheid. Zo dichtbij in het zachte licht van het nachtlampje naast het bed zag hij dat ze helemaal niet jong meer was. Nu ze afgeschminkt was, waren haar rimpels goed zichtbaar en ook al de oneffenheden van het ouder worden in haar huid. Ze was zeker de zestig al gepasseerd. Maar ze was eigenlijk best aardig. Ze had Erol haar huis laten zien, maar niet met een air van ‘kijk mij eens een groot duur huis hebben’ meer zo van ‘kijk, hier woon ik nu eenmaal.’ Ze was blijkbaar niets anders gewend en vanuit haar huis had je een prachtig uitzicht op de Bosporus. Erol had vol bewondering voor de grote ramen gestaan en gekeken naar alle lichtjes op het water dat Istanbul in twee delen spleet. De maan was bijna vol en had groots, geel en nagenoeg rond boven de spiegelingen in het water gestaan. Erol zuchtte voorzichtig, hij herinnerde zich dat oma eens gezegd had dat bij volle maan er vreemde dingen konden gebeuren. Alles leek wel een bizar soort sprookje. Nu hij daar dan lag, met een arm en een been van de rijke, roodharige mevrouw over zich heen, voelde hij dat hij echt weg wilde, weg uit deze bizarre droom. Maar dat was nu gewoon absoluut onmogelijk. Later dan maar. Eerst slapen, eerst uitrusten van al die vermoeiende dingen van die eerste hele dag in deze stad. Hij kon er toch niet uit. Het was diep in de nacht en veel te licht buiten. Zijn oudtante echter werd naarmate de avond vorderde steeds ongeruster. Ze woonde haar hele leven al in de grote stad en had wel enig idee van mogelijke gevaren. Ofschoon ze nooit 19
knalrode jongen
88 ’s avonds uitging, hoorde ze van haar vriendinnen wel van de dingen die gebeurden in cafés en over zaken die rijke mensen zich konden permitteren. Ze zat eerst lang in de huiskamer te tobben en ging toen maar eens kijken in Erols tas of ze een aanknopingspunt kon vinden. Met haar nicht kon ze niet bellen, met niemand die Erol kende eigenlijk. En voor de politie was het echt veel te vroeg, die zouden meteen zeggen dat jongens van Erols leeftijd op avontuur gingen. Daar zouden ze geen minuut aan willen besteden. In een klein boekje vond ze een aantal adressen. Nederlandse adressen. Nee, daar had ze niets aan. Ook een paar emailadressen. Eentje maar met TK erachter. Daar kon ze wel eens wat aan hebben. Dat van ene Hümeyra. Maar de tante wist niets van e-mails versturen, ze wist alleen dát het zo’n soort adres was door de @. Haar schoonmaakster die de volgende dag kwam, wist er meer van. ‘O, mijn zoon heeft zo’n ding, zo’n plaat, zo’n ding waarmee je kan emailen en dit in dat boekje is zo’n adres, zo’n emailadres, denk je niet? Zal ik hem even bellen?’ Hij kwam, de oudtante moest hem er wel voor betalen, maar dat wilde ze wel. Hij mailde naar het adres van Hümeyra dat Erol verdwenen was, dat niemand wist waar hij was en dat de tante bang was. Meer kon hij er niet in zetten, alleen dat. Ze wisten immers niets anders. En zijn eigen adres voor contact en dat van de straat van de tante in Beyazit. Hij tikte het in op zijn moderne tablet en de tante en zijn moeder keken samen vol spanning toe. Net alsof via de display van het supermoderne ding Erol ineens tot hen zou spreken. Maar de jongen zette het ding uit, verdween weer en de schoonmaakster begon aan haar taak. Tante dwaalde doelloos door haar appartementje, denkend aan die mooie, roodharige jongen die ze meteen gemogen had. Er kon veel in Istanbul gebeuren met zo’n jongen. Bidden was nu nog het enige wat ze kon doen. Ze hoorde toevallig net de gebedsoproep op de minaret en pakte haar bidkleedje. Hümeyra las de mail en schrok heftig. Wow, Erol was verdwenen en nu kreeg ze deze mail van een onbekende. Een jongen. Of een meisje, zelfs dat was onduidelijk. Was het een vriend van Erol? Niets wist ze. Ze ging naar haar vader, maar die wist ook niet wat er gedaan kon worden. Ook hij realiseerde zich dat de politie in dit stadium helemaal niks kon noch zou willen doen. De oma van Erol, zij wist vast wat. Ook al kon het haast niet. Samen met de inderhaast opgetrommelde Fatma ging Hümeyra die middag naar oma. Het was zondag, dus ze hoefde niet naar school, Sadik was op klus en het was heerlijk weer. Het leek wel een uitstapje want de moeder van Hümeyra had snel heerlijke dingen in een tas gepakt. Oma schrok niet, ze wist het inderdaad al. Erol had haar gewaarschuwd. Hoe dat kon wilde ze niet uitleggen. Met Fatma en Hümeyra voor zich in de hut deed ze haar ogen dicht en concentreerde ze zich. Heel diep haalde ze een paar keer adem en liet de lucht langzaam weer door haar neus weggaan. Na zo’n tien minuten of langer, Hümeyra had het tafereel steeds ongeduldiger gadegeslagen, deed ze haar ogen open en zei: ‘Ja, Erol heeft zijn vader ontmoet en die heeft kwade bedoelingen. Maar ik denk dat Erol nu niet meer in gevaar is. Hij is bij iemand.’ ‘Hoe kan dat nou? Hoe weet u dit soort dingen?’ Hümeyra was helemaal verbluft en naast haar Fatma ook.
89 ‘Willen jullie met niemand spreken over wat er nu hier gebeurt? Alsjeblieft meisjes, dat kan echt niet. Het gaat hier om Erol, mijn kleinzoon, met wie ik een heel sterke band heb, met wie ik dus heel sterk verbonden ben. Als er iets is met hem, dan weet ik dat, maar nu is er geen echt gevaar meer. Gisteravond en vannacht wel, die vader van hem die moet zijn handen van hem af houden, anders…’ Haar gezicht was even een grimas. Ze maakte de zin niet af, stond op en pakte uit de kast een doosje. In het doosje zaten kleine kegeltjes. Oma zetten een zo’n kegeltje in een houder en stak het aan met een lucifer waarbij ze iets mompelde. Een heerlijk geur vulde langzaam de hut. Oma ging weer zitten en snoof de geur luid op. Ze bad, prevelde zachtjes. Na een tijdje deed ze haar ogen open en beduidde de meisjes om met haar mee te bidden. ‘Alleen bidden kan hem helpen, de politie niet, niemand niet, alleen bidden. Doe maar met mij mee.’ Ze bad voor en de meisjes zeiden het na. Er ontstond een vreemde, gewijde sfeer in de hut, die door de geur van de wierook nog verstrekt werd. Het duurde lang, het gebed. Oma herhaalde hetzelfde enige malen en bleef nog een tijd met haar ogen dicht zitten. Hümeyra probeerde hetzelfde te doen en alleen maar aan Erol te denken. Het lukte niet helemaal, maar de stilte vermengd met de heerlijke geur maakte indruk op haar. Ze probeerde zich helemaal te concentreren op haar vriendje. Erol moest gewoon heel en gezond terug komen, dat was nu het enige belangrijke, dat was zeker! ‘Zo,’ zei oma na een hele tijd, ‘dit zal Erol helpen en dat jullie ook meededen maakte het alleen maar sterker.’ Het was al een flink eind in de ochtend, buiten was het licht hel en de vogels in de tuin zongen. Erol was klaar wakker. Hij was plots wakker geworden en zag zichzelf in het grote weelderige bed liggen met de arm van de vrouw met het rode haar over zich heen. Daardoor durfde hij zich niet te bewegen ofschoon hij erg naar het toilet moest. Wat er die vorige dag allemaal gebeurd was kwam hem weer onvermijdelijk voor de geest en hij was ineens bang dat zijn tante vreselijke ongerust zou zijn. Wat zou ze doen met die ongerustheid? Ze kon niemand bellen, zou ze in zijn spullen zoeken? Wat zou hij zelf doen in dit geval? Hoe hij zijn hersens ook pijnigde, hij wist het niet. Plotseling was er een soort klikje in zijn hoofd en kwam het wijze oude gezicht van zijn oma voor zijn geestesoog. Het stond heel vriendelijk alsof ze hem wilde geruststellen. Alsof ze wilde laten weten dat het allemaal goed zou komen, dat zij bij hem was. Hoe dat nu weer kon, was hem een raadsel, het was te absurd allemaal. Maar het was wel fijn. Maar toen de vrouw wakker werd, eerst bewoog ze haar armen en benen, deed ze haar ogen open en ze glimlachte meteen toen ze zag dat Erol naar haar keek. ‘O canım, daar ben je nog steeds met je mooie haren, wat heerlijk dat je er bent.’ Ze rekte zich uitgebreid uit en zei toen: ‘Blijf vandaag bij me, wil je. Dat kan ik goed gebruiken, je hebt een goede energie.’ Ze hield hem nog even vast, maar wilde toen uit bed. Erol moest haar helpen, ze bleek flink stijf in de rug en hij hielp haar naar de badkamer. Ze herinnerde hem aan zijn oma, die ’s morgens soms ook moeilijk uit haar bed kon komen. Dan ondersteunde hij haar net zo. Zijn oma, hij zag meteen dat wijze gezicht weer voor zich, zou ze voelen dat het niet goed met hem ging? Ze was zo gevoelig voor allerlei dingen. Zou ze voelen dat hij in gevaar was? Ofschoon gevaar, deze mevrouw zou hem niet veel kunnen maken, maar wat zou zijn vader
90 doen nu hij gezien had dat er geld met hem, zijn zoon, te verdienen was? Dat de rijke dames hem aantrekkelijk vonden? Hij kon alleen maar gissen. Niets was zeker, alleen dat deze mevrouw hem erg leuk vond en tot nu toe nog geen te gekke dingen van hem gewild had. Zou zij hem beschermen tegenover zijn vader? Zou hij het haar vertellen? Allemaal vragen die hij niet durfde te stellen. Eerst maar wassen en aankleden. Na de luxe badkamer te hebben gebruikt, bleef hij met een handdoek om zich heen staan voor de stoel waar zijn kleren op lagen. Moest hij die idiote feestkleren van gisteren weer aan? Hij pakte de broek van de stoel en rook meteen de sigaretten weer die er in die zaal zoveel gerookt waren. De lucht van drank. Bah! ‘Kijk maar in de kast van mijn zoon in de kamer hiernaast, hij is ongeveer even groot als jij, canım. Pak maar wat je past.’ De mevrouw was ongemerkt de slaapkamer binnen gekomen en pakte hem bij zijn schouder. ‘Ga maar kijken, hij heeft goede kleren.’ Dat liet hij zich niet nog een keer zeggen. Wow, in die kast in de kamer van die zoon hingen zoveel leuke kleren, dat hij een heel tijdje nodig had om iets uit te zoeken. In de la lagen stapels chique boxershorts. Ten slotte kwam hij in een spijkerbroek en een lichtblauw shirt naar beneden. De mevrouw knikte goedkeurend. Ze had de bedienden blijkbaar opgedragen om in de tuin een ontbijt te serveren. Alles stond al op de tafel: van vruchtensap tot geroosterd brood, gekookte eieren en alle soorten vruchten die hij maar kon bedenken. Heerlijk! Erol at tot hij echt niets meer naar binnen kon krijgen en keek de aardige mevrouw voldaan aan. ‘En nu?’ leek hij te zeggen. ‘Ja jongen, je mag hier best een tijdje blijven, ik vind het heel gezellig met jou. Mijn zoon zit in het buitenland en mijn dochter heeft het veel te druk met de zaak om met haar moeder iets te doen. Dus?’ ‘Ja, maar, ja, er is een probleem, ziet u…’ Zou ze begrijpen dat het niet zo maar kon, dat hij eerst zijn tante bericht moest sturen? ‘Ja jongen, wie heeft er geen probleem? Vertel maar, problemen kunnen opgelost worden, zie je, canım?’ Ze glimlachte welwillend. ‘Ja ziet u, mijn tante, mijn vader…’Erol wist niet met wie hij zou beginnen. ‘Mijn tante woont in Beyazit en mijn vader ook…’ begon hij. ‘Nou, dat is toch geen probleem,’ zei de mevrouw met een lachje. ‘Nee, mijn vader heeft mij gisteren ontvoerd en naar die boot gebracht, terwijl ik het niet wist.’ ‘Hoe kan het dan dat je het niet wist?’ Ze trok van verbazing haar gepenseelde wenkbrauwen hoog op. ‘Dat kan met een drankje gebeuren, heel eenvoudig.’ Erol moest er zelf even om lachen. Ja, het bleek zo eenvoudig om iemand onverhoeds te ontvoeren. Ook als het je eigen vader betrof.
91 ‘Het was je eigen vader? Sta je niet op goede voet met je vader dan?’ Erol vertelde in het kort wat het probleem was en de vrouw luisterde. Ze wipte met haar voet in de gouden sandaal heen en weer. Erols blik werd naar dat glanzende ding getrokken. Wat een ding, zo anders dan de grove sandalen waarmee zijn oma zich op de berg verplaatste! Deze vrouw kon zich alles permitteren, maar ze verveelde zich en daarom ging ze naar dit soort rare feesten, om dan mooie jongens te kopen voor in haar bed en tuin. Eigenlijk best zielig, zijn oma zou zoiets nooit doen, niet omdat ze het niet kon betalen, maar omdat ze het nooit zou willen! Haar leven was niet leeg, er waren altijd andere mensen die haar nodig hadden. Erg nodig zelfs soms en zijn leven zou ook zo gaan. In dienst van anderen. Maar ja, nu verleende hij eigenlijk ook een dienst… Het was vreemd dat hij dit kon denken, voelen en tegelijk zijn verhaal kon vertellen. ‘Ik kan m’n bediende sturen naar het adres van je tante, wil je dat?’ ‘Ja, dat wil ik wel, kan hij een briefje van mij meenemen dan?’ ‘Ja, natuurlijk kan dat. Pak maar een papier, binnen ligt een notitieblok op mijn bureau. Dan hoeft je tante niet meer ongerust te zijn en kun jij nog een tijdje hier blijven om je voor je vader te verbergen. Wat is het adres van je tante? Weet je dat uit je hoofd?’
Hallo tante, Maakt u zich niet ongerust, ik ben bij iemand aan de Bosporus en er is iets gebeurd. Ik kom wel weer terug, het gaat goed nu. Ik stuur bericht. Groet van Erol.
Toen de bediende weg was met zijn briefje, kreeg Erol een rustiger gevoel. Zijn vader zou hem hier nooit durven zoeken en al helemaal niet halen. Oma zou vast ook op haar manier merken dat hij niet meer in gevaar was. Hoewel hij niet wist of het wel kon, rekende hij toch op haar. In het hemelsblauwe zwembad dat uitkeek op de Bosporus lag Erol een hele tijd te dobberen. Heerlijk. De mevrouw vond alles goed als hij maar af en toe met haar kwam kletsen. Hoe was het mogelijk dat hij zo een dag kon doorbrengen en nog geld verdiende ook. Want dat had ze gezegd. Hij zou geld van haar krijgen als hij bleef, een dag of een paar dagen. Natuurlijk had hij ja gezegd, zo was hij in ieder geval veilig voor zijn vader en zijn tante wist waar hij was. Ze moest natuurlijk niet zijn vader tegenkomen. Dan zou hij het adres vast wel uit haar loskrijgen. Hij schoot omhoog bij die gedachte en stootte zijn hoofd tegen een uitstekende versiering van het zwembad. Au, verdorie. Hij moest wel helder blijven natuurlijk. Hij had zijn tante in het briefje moeten waarschuwen voor zijn vader. Maar misschien was ze zelf wel zo verstandig. Ze kende zijn vader toch wel? Of niet? Hij kon even niet bedenken of ze hem wel of niet kende. Ze moest gewoon uitkijken. Zijn vader was gevaarlijk.
92 Want natuurlijk zou de vader van Erol proberen om te weten te komen wie de vrouw met het rode haar was die zijn zoon in haar limousine had meegenomen. Het was vast niet gemakkelijk om dat adres te pakken te krijgen. Maar het zou hem tenslotte wel lukken. En zo kwam het dat de snode vader die middag inderdaad zag dat zijn zoon een zweefduik van de duikplank maakte in de tuin van een bijzonder luxueuze villa in een van de duurste buurten van Istanbul. Hij zag duidelijk dat het zijn zoon Erol was, ook al was diens rode haar nat. Knarsetandend zat hij achter de heg. Wat nu?
93
Hoofdstuk 12 In Istanbul te zijn, in weelde te baden, verwend te worden en me toch ongerust te maken. Hoe is dat toch mogelijk? Over een tijdje lach ik hierom, maar nu is het even toch heel raar allemaal. Maar oma denkt aan mij, ik voel het en dat helpt. De volgende dag verliep ook zo. Het was prachtig weer en het ontbijt in de tuin was weer fantastisch. Erol genoot van al het lekkers en zwom, lag in een van de tuinstoelen en speelde een potje schaak met de mevrouw. Dat was lang geleden, met zijn vriend vroeger speelde hij wel ooit schaak, maar de mevrouw moest hem wel min of meer opnieuw leren spelen. Ze won de eerste keer van hem. Makkelijk. De tweede keer ging het al wat moeilijker en de derde keer won Erol. ‘Mooi zo, canım, je weet het weer. Winnen van mij is niet echt moeilijk, ik speel niet goed schaak. Je zou eens tegen mijn dochter moeten spelen. Van haar win ik nooit!’ Erol leunde achterover in de groene zwembroek van de zoon en keek de vrouw aan. Hij lachte tegen haar, dat was niet moeilijk, ze was echt aardig. Ze was gewoon eenzaam en daarom trok ze jongens aan. ‘Heeft u ook een echtgenoot?’ ‘Een echtgenoot? Hoe kom je dáár nou bij?’ Ze lachte op een nare manier en keek hem tartend aan. Haar gepenseelde wenkbrauwen hoog op het voorhoofd. ‘Nou, u heeft een zoon en een dochter, dus u bent getrouwd of getrouwd geweest. Toch?’ ‘Ja, ik ben wel getrouwd geweest, dat zeker, maar de meeste mannen houden te veel van alcohol, de mijne ook. Hij heeft het leven erbij gelaten, ja jongen, alcohol is een erge vijand van je lever. Dat zag je gisteravond toch wel, hoe die mannen drinken? Al die flessen rakı en scotch op de bar? Hoe ze zo hun levers en hun levens verwoesten? Rakı is een grote vijand van ons Turken! Dat je dat maar weet! Maar jij dronk gisteravond niets dan water, heb ik dat goed gezien?’ ‘Ja, ik wil geen alcohol meer. Dat heb ik al wel geleerd.’ Hij vertelde over zijn Amsterdamse leven en hij was net midden in een zin, toen er een vreemd geluid van achter de heg klonk. Net alsof er iemand onderdrukt niesde. Maar er was verder niemand in de tuin. Zat er iemand achter de heg? Erol dacht onmiddellijk aan zijn vader. Hij rende op blote voeten op de heg af, pakte de grashark die de bediende naast het pad had laten liggen en stak de lange stok snel en keihard door de takken van de heg. Er klonk een luide vloek. Nog een, en toen Erol weer met een wild gebaar de stok dwars door de heg heen stak, klonk er het geluid van wegrennende voetstappen. ‘Het is een man, er zit een man achter de heg. Wat denk jij? Wie zou dat zijn?’ De vrouw was naderbij gekomen, ze klonk niet bang, eerder geamuseerd. Ze voelde zich veilig in haar bastion, met haar bedienden en met hem in de buurt, dacht Erol.. ‘Hoe heeft hij in de tuin van de buren kunnen komen?’ De vrouw vroeg het zich hardop af.
94 ’O ja, die zijn met vakantie, ze konden hem dus niet tegenhouden. De bedienden hebben hem dus niet gezien. Maar ja, die letten ook niet op als de mensen weg zijn natuurlijk. Wat denk je Erol, zouden we echt zo slecht beveiligd zijn dat iedere kerel tot achter de heg en wie weet verder kan komen?’ Ze keek Erol aan, maar die kon ook niet op die vragen antwoorden. Wist hij veel over beveiliging? Hij wist alleen dat het zijn vader moest zijn en dat hij dus gevaar liep. ‘Moet u eh, moet u de politie niet bellen?’ vroeg hij voorzichtig terwijl hij naar het huis liep naast de mevrouw. ‘De politie? Ach jongen, politie, dit is niet Amsterdam, dit is Istanbul en de misdaad wordt hier amper tegengegaan door de politie, die doet er zelf heftig aan mee. Nee, van de politie hier moet je het hier niet hebben. Zeker niet!’ Ze klonk verbitterd, alsof de politie haar al diverse kolen had gestoofd. Maar Erol durfde niet te vragen wat er was gebeurd. Ze gingen weer zitten en begonnen aan hun vierde potje schaak. Maar Erol lette niet goed op en net als bij het eerste potje, won de mevrouw. Inderdaad, oma voelde zich die ochtend niet meer zo ongerust. Ze wist niet waar Erol was, maar ze voelde dat het niet meer zo gevaarlijk was. Hij was rustig en het zou allemaal goed komen. Mooi! Ze bracht de geiten naar een hoger gelegen weide en bond ze vast. Ze mekkerden dankbaar voor het gras dat daar zo lekker mals groeide. Straks zouden Fatma en Hümeyra wel komen om te horen of ze al wat had gemerkt van Erol. Het ging steeds beter tussen Fatma en Hümeyra, je zou kunnen zeggen dat de schoonzusjes vriendinnen geworden waren. Ze gingen elke week wel een keer samen naar boven om Erol en zijn oma te zien en nu Erol weg was, gingen ze vaker om over hem te horen. Ze vonden het allebei heel spannend dat zijn oma, als er iets was, contact met hem kon hebben zonder telefoon of internet, écht draadloos contact dus. Hümeyra’s bewondering voor de oma van Erol werd groter en groter. Ze praatte onderweg veel met Fatma en zocht haar ook op in haar huisje als ze zeker wist dat Sadik niet thuis was. Ze had Fatma met haar hand op haar hart laten beloven dat ze nooit iets tegen Sadik zou zeggen over wat ze haar vertelde. En Fatma had het beloofd. Ze kon goed luisteren, ze kon soms ook wijze dingen zeggen als reactie op Hümeyra’s uitlatingen. Over dat dierenarts worden bijvoorbeeld. ‘Wil je dat echt, dierenarts worden?’ had Fatma gevraagd. ‘Het is een zwaar beroep hoor, heb je wel eens een wilde ram gezien? Die moet jij dan bedwingen en hem misschien wel een injectie geven. Zou je dat durven?’ Hümeyra bleef haar het antwoord schuldig. Ze had eigenlijk meer aan leuke zieke honden gedacht die zij beter zou maken. En poezen, zoals die van hun buurvrouw, van die leuke zachte aaibare katten. Die zou ze dan pillen door de bekjes wurmen en injecties geven. Maar wilde rammen, die konden schoppen en bijten, dat was toch eens tuk minder aantrekkelijk. ‘En heb je wel eens op een paard gezeten?’ Nee, dat had ze nog nooit.
95 ‘Paarden zijn heel kostbare dieren. Als ze ziek zijn, moet je het écht goed doen, anders krijg je boze eigenaren en forse schadeclaims. En als die dieren boos zijn, en ze houden natuurlijk niet van de dokter want die doet hun meestal pijn, kunnen ze heel venijnige trappen geven. Dierenartsen moeten daarmee om kunnen gaan. En ze moeten ook heel sterk zijn.’ ‘Sterk?’ ‘Ja natuurlijk, als een veulen verkeerd in de baarmoeder ligt, moet jij hem met je handen in de baarmoeder, dus aan de binnenkant draaien en hem er zo uittrekken. Met je blote handen, want zo kun je het beste voelen binnen in het dier.’ ‘O,’ Hümeyra zag zichzelf al trekken terwijl er boeren toekeken. Wat een raar idee! ‘En een koe met een kalf dat verkeerd ligt, dat komt vaker voor dan je denkt. Soms moet jij je hand en arm wel tot aan je oksel erin steken om het kalf anders te leggen, te draaien. Durf jij dat dan?’ ‘Dat leer ik dan toch wel op de hogeschool?’ Hümeyra keek haar schoonzus schrikachtig aan. ‘Ja, dat zal vast wel, maar in de praktijk leer je het meeste en de boeren verwachten veel van je als een echte dierenarts bent. Ga maar eens kijken in de stallen van de boeren in het dorp.’ ‘Ja, maar ik wilde eigenlijk met kleinere dieren werken, met huisdieren of zo…’ Hümeyra leek al minder zeker van haar keuze. Fatma lachte en zei: ‘In Turkije hebben mensen vee, buiten, en weinig huisdieren, niet in huis. Wel waakhonden. Alleen de rijke mevrouwen hebben schoothondjes. Je vader wil Kanga toch ook al lang niet meer binnen hebben?’ Dat was waar. Door zulke realistische gesprekken met haar schoonzusje werden de ideeën van Hümeyra geleidelijk naar de werkelijkheid omgebogen. Dat werkte veel beter dan de rotopmerkingen van haar oudste broer of de geringschattende blikken van de tantes en ooms. ‘Maar het leek me zo’n goed idee om met dieren te werken,’ probeerde Hümeyra nog, ze zag de achterkant van Fatma die een steil stuk bergwand nam voor zich uit klimmen ‘Nou, dan houd je toch lekker aan dat idee vast, ik houd je niet tegen, hoor,’ hijgde Fatma boven haar. ‘Iedereen moet haar eigen ideeën vasthouden als ze goed voelen. Doe ik ook.’ ‘Wat heb jij dan voor ideeën?’ ‘Ja, ik heb zelf ook zo van die ideeën.’ Fatma ging even zitten op een uitstekend rotsblok. Ze keek heel serieus en vertelde: ‘Ik wil graag dat vrouwen in ons dorp meer te zeggen krijgen en ik ben met de vrouw van de müdür*20 bezig om een soort vergadering op te zetten waarin wij kunnen zeggen wat we willen. Zij, ze heet Ayfer, zegt dat dan tegen haar man en die regelt het dan, dat hopen wij tenminste. Maar ik denk wel dat het haar lukt.’ Hümeyra keek haar schoonzus nieuwsgierig aan. ‘O, wat goed van je en wat willen jullie dan bijvoorbeeld?’ ‘Nou, dat er een peuterspeelzaal komt, zodat de vrouwen zonder die handenbinders naar de wijngaard kunnen gaan voor het werk. Dan werken we veel fijner daar.’ ‘Moet de müdür dan subsidie geven of zo?’ 20
müdür: burgemeester, directeur
96 ‘Ja, misschien, maar we betalen die vrouw die op de kindjes past heus wel zelf, het is alleen dat de mannen het ook goed moeten vinden en als de müdür het goedvindt, nou dan zijn we al een heel stuk verder.’ Hümeyra vond het een goed idee en ze zei dat ze best mee wilde helpen om de müdür te overtuigen. Maar dat hoefde niet van Fatma. ‘Nee, we laten er geen kinderen bij, dat overleg moet echt alleen met getrouwde vrouwen gedaan worden, heel serieus. Die hebben er belang bij, jij niet.’ Hümeyra zweeg beledigd. ‘Maar nu wat anders, is het je niet opgevallend dat je vader zo mager aan het worden is? Hij ziet er helemaal niet goed uit, vind je niet?’ Nee, Hümeyra had dat niet gezien. Haar vader was gewoon hetzelfde als altijd in haar idee. Maar ze zei dat ze erop zou letten en ook op wat haar vader at. De hut van oma kwam in zicht. Beide meisjes renden het laatste stuk, zo nieuwsgierig waren ze om nieuws te horen over Erol. Erol zelf had de man achter de heg wel weggejaagd, maar natuurlijk niet voor lang. Zijn vader wist nu dus waar hij zat en hij zou zijn prooi zeker niet zo maar loslaten, tenzij hij hem goed getroffen had met de steel van de tuinhark. De mevrouw maakte zich niet zo druk om de insluiper. ‘Mijn personeel zorgt goed voor mij en ik voor hen, dus maak je niet druk, canım.’ Ze ging zich verkleden en toen ze beneden kwam, zei ze: ’En nu gaan we gezellig wat lekkers eten in de stad. Dan denk je tenminste even niet aan die insluiper. Wat dacht je van Sultan Ahmed?’ Nou, dat was een aanbod dat hij niet af kon slaan. Sultan Ahmed was het belangrijkste centrum van de stad waar het oudheden aanging. De Aya Sofia en de Blauwe moskee stonden daar al eeuwen te pronken. Erol had de wens om die gebouwen te zien al heel lang. Ze gingen met de limousine en de chauffeur. Erol moest toegeven dat het echt heel prettig was om zoveel luxe te hebben, als was het dan maar voor een tijdje. Hij leunde behaaglijk achterover in de outfit van de zoon en probeerde zich geen zorgen te maken. ‘We gaan eerst even kijken in de Aya Sofia, het oudste gebouw van de hele stad. Ik denk dat je het wel mooi zult vinden, canım.’ Ze werden voor het grote rozerode gebouw met de vier minaretten afgezet op een enorm plein. Drommen toeristen hadden hetzelfde plan. Zij betaalde de toegang voor hen beiden en ze liepen het enorme gebouw met de gigantische koepel in. Erol hield zijn adem in. Wow, dit had hij niet verwacht. Zo’n enorme koepel! Wat een ruimte! ‘Overweldigend hè jongen, dat ze dit meer dan 1400 jaar geleden al konden bouwen, hè?’ Erol kon eerst even niks zeggen, z’n indruk maakt het gebouw op hem. Maar hij voelde dat ze een reactie van hem verwachtte en hij mompelde: ‘Ja, ik kan nooit begrijpen dat ze vroeger zulke gebouwen konden maken, zonder de werktuigen die wij nu allemaal hebben.’ Hij wachtte even, slikte twee keer en keek alleen maar, draaide zich om en keek.
97 Maar hij voelde dat ze via hem wilde genieten. Daarom mompelde hij weer: ‘Ja nou, geweldig, in Amsterdam hebben we ook zulke bijzondere bouwwerken staan.’ Maar verder hield hij zijn mond want hoe verder hij de Aya Sofia inkwam, hoe meer hij vervuld werd van diep ontzag. De mevrouw wenkte een man die graag als gids wilde optreden en hij vertelde hun alles wat Erol wilde weten. De mevrouw had er duidelijk plezier in dat Erol zoveel belangstelling had. ‘Goh, ik heb nog nooit een plezierjongen gehad die zoveel interesse had voor onze oudheden, aferin*oğlan21!’ Ze zei het goedkeurend, glimlachend. Erol hoorde alleen dat ene woord, ‘plezierjongen’. Hij schrok ervan, keek even wild om zich neen. Nee, niemand had het gehoord, ook de gids niet. Gelukkig. Wow, was hij hier in Istanbul nu ineens zo diep gezonken dat hij een plezíerjongen voor oudere dames was? Mijn God, wow, dat was dus blijkbaar wat hij nu was, ook als het hem lukte zijn vader te ontwijken. Maar…ja, hij was zeker wel zo’n plezierjongen, in ieder geval zo lang als hij bij deze mevrouw bleef hangen. Dat kon niemand ontkennen… Ineens was er bij al het bijzondere van het oeroude gebouw om hem heen die pijnlijk prangende vraag: plezierjongen, maar dat was toch een schándelijk beroep? Ja, volgens heel veel mensen was het echt een heel erg schandelijk iets om te doen! Schandknaap was het Nederlandse woord ervoor. Iets om je zwaar voor te schamen dus! Het besef van dat woord en dat dit nu op hem sloeg, trof hem als een zweepslag. Hij wist nog heel goed hoe hij en zijn straatvrienden tegen dit soort jongens aankeken. Sommige oudere mannen in Amsterdam hadden wel wat met hem gewild, maar daarop ingaan zou hetzelfde zijn geweest als een soort zelfmoord. Zoiets deed je hooguit stiekem en dan écht alléén voor het geld. Een snelle beurt, stiekem, niemand mocht het weten, en dan was het, vreemd genoeg, helemaal niet zo’n schande, vooral niet als je zo’n oude kerel ook nog even beroofde. Dat kon je gemakkelijk met een of twee andere jongens afspreken. Dan was je stoer, dan had het niets meer met schande te maken. Terwijl hij naar de Turkse uitleg van de gids probeerde te luisteren, dreunde het door zijn hoofd: schandknaap, schandknaap! Hè, seks op die manier van schandknaap, zonder roof, omdat je het je beroep was, dat was toch iets heel walgelijks. Hij had het nooit gedaan, maar wist van andere jongens dat die het wel eens deden. Maar enkel en alléén voor het geld en met de kans om zo’n oudere man te beroven, flink te grazen te nemen en daar dan over op te scheppen. En dan met het geld triomfantelijk trakteren natuurlijk! Of ze het ooit lekker vonden, daar werd natuurlijk nooit over gepraat. Taboe! Maar met dure mevrouwen de schandknaap spelen, daar had hij nog nooit over gehoord. Hij deed alsof hij ernstig luisterde naar de gids, maar zijn hart ging als een razende te keer. De enorme moskee, nu museum, leek ineens te klein voor hem. Het woord schandknaap echode in zijn hoofd, in zijn hele lijf, in het hele gebouw leek het wel. O, wat een schandelijk besef! Maar toen was daar ineens de verlossende gedachte dat hij geen seks had hoeven te hebben met de dame, dat had ze nog niet gevraagd van hem. Dat hij alles wat ze hem gevraagd had, had kunnen doen, massage, knuffelen als ze triest was, ’s nachts haar rug warm houden en 21
aferin oğlan: goed zo, jongen
98 helpen met allerlei kleine dingen, uit bed helpen. Vooral het praten met hem had ze fijn gevonden, dat zei ze vaak. Dat was niet zo schandelijk allemaal, toch? Hij wist ook heel goed dat zijn vader de schuld van deze toestand was. Niet hij. Hij kon er gewoon niets aan doen dat hij hier was met die mevrouw! Dat besef deed hem ineens opgelucht ademhalen en met hernieuwde aandacht luisterde hij naar de gids. De rozerode stenen wanden, de hoge koepel en de wonderschone hoge vensters met al die kleuren troostten hem. Schoonheid was toch echt een troost voor mensen, altijd al geweest. Deden de mensen in vroeger tijden zo veel moeite om al die mooie gebrouwen voor God neer te zetten omdat al dat mooie en harmonieuze hun ziel kalmeerde en troostte? Zoiets als dit bouwde je niet alleen voor het geld, dat kon niet. In de Blauwe moskee aan de overkant van het parkje waar ze na de lunch in een van de betere restaurants heengingen, een enorme moskee in blauw met zes minaretten, was het ook de pracht van de ramen, de vele nuances blauw en het heel hoge van de koepels wat Erol rustiger maakte. Oma roerde in de thee. ‘Ik heb geen alarmberichten meer ontvangen van Erol,’ zei ze rustig. ‘Dat betekent dus dat het goed gaat. Ik heb natuurlijk geen idee wat er met hem gebeurt, maar het heeft iets te maken met zijn vader, daar ben ik zeker van.’ ‘Hoe zit dat dan met zijn vader?’ Hümeyra wilde het echt weten, hoewel ze wist dat het een onbescheiden vraag was. ‘Ja meisje, het is moeilijk voor me om jullie dát uit te leggen. Ik zal het proberen. Als je een kind krijgt en het zal jullie beiden heus wel ook overkomen, dan kijk je zo’n baby na de geboorte voor de eerste keer aan. Dat is een wereldmoment! Al die maanden heeft dat wezen in je baarmoeder gezeten en dan is het er ineens uit en kijk je het aan.’ Fatma keek gespannen, het zou haar zeker binnen een of twee jaar overkomen, langer kon ze Sadik niet laten wachten op zijn eerste kind. ‘Dan kijk je zo’n kind aan, het kijkt terug en dan weet je meteen of het goed zal gaan tussen jou en dat kindje. Toen ik mijn eerste kind, een dochter, ze is helaas al overleden, aankeek, wist ik meteen dat het goed zat. Maar toen Ibrahim werd geboren en hij in mijn armen gelegd werd, wist ik meteen dat het niet goed zat met hem. Met ons. Hij heeft een kwade genius, dat betekent dat hij geneigd is tot het kwade, het boze, het akelige. Daar kan hij zelf niet echt iets aan doen, dat is een gegeven. Er moeten op deze wereld mensen zoals hij zijn, anders is het goede en het kwade niet in evenwicht, en we hebben te leren van het goede zowel als van het kwade. Dat heeft God zo bedoeld. Snappen jullie meisjes, dat ik van hem moest leren? Dat het zo bedoeld was met ons beiden?’ Beide meisjes keken haar aan alsof ze het niet snapten. ‘Kan zo’n kind dan niet leren om het goed te doen en anderen geen verdriet te doen?’ vroeg Fatma. ‘Soms wel, natuurlijk kan dat soms wel, maar met Ibrahim was dat niet zo. Altijd was er trammelant, thuis, op school, in de buurt en altijd had hij ermee te maken. Heel moeilijk voor ons allebei en voor zijn oudere zus en jongere broer. Maar het was gewoon zo en ik had ermee te leven. Hij ook. Toen hij oud genoeg was om voor zichzelf te zorgen, ging hij weg. Op een nacht was hij verdwenen, ik wist het van tevoren, dus ik had er geen verdriet over. Verdriet om Ibrahim had ik sowieso mijn hele leven al.’
99 Ze stond op en ging voor het venster staan, ze strekte haar rug en zette haar handen in haar zij. ‘Ja meisjes, zo’n kind is een taak van God, maar wel een heel erg moeilijke, want het blijft je je hele leven achtervolgen. Het is voor hem zelf natuurlijk ook een heel moeilijke opdracht, dat begrijpen jullie toch wel, hè? Hij kiest er ook niet graag voor om zo’n donker leven te hebben. Maar soms moet dat dus. Snappen jullie dat, meisjes?’ Ze knikten allebei, maar het was niet overtuigend. ‘Nu is Ibrahim dus weer in het geding, hij ontmoette waarschijnlijk mijn kleinzoon in de stad en heeft iets akeligs gedaan. Hij heeft altijd geld te kort en Erol is een mooie jongen, dus wie weet wat voor sinistere ideeën hij nu weer heeft uitgevoerd…’ De meisjes hielden van schrik hun adem in. ‘Denkt u dat hij Erol…’ Fatma durfde het niet te vragen en Hümeyra vulde haar gedachten aan: ‘Dat hij Erol verkocht heeft of zo? De juf in Nederland zei dat er nog steeds veel mensenhandel en slavernij in de wereld is en dat het vaak met seks te maken heeft. Nee hè oma, dat kan toch niet, hè?’ ‘Ik weet het niet, ik weet alleen dat wanneer Ibrahim erbij is, het niet leuk is. Maar wellicht heeft Erol ook nog iets te leren van zijn vader en van akelige dingen leer je eigenlijk het meeste, raar maar waar.’ Ze keerde terug naar de tafel en ze keken haar angstig aan. Maar oma was de rust zelve. ‘Het enige wat we kunnen doen is bidden, nou laten we dat dan maar doen. Samen werkt dat het allerbeste.’ Ze stak een puntje wierook aan, sloot haar ogen en concentreerde zich met een frons in haar voorhoofd. Na een tijdje vouwde ze haar handen, de frons was weg, en de meisjes deden haar na. Weer zeiden de meisjes wat oma hen voorzei. Erol had met groot ontzag gekeken naar al die prachtige nuances blauw in de Blauwe Moskee, naar de mozaïeken op de wanden. Ja, nergens een afbeelding van welke heilige dan ook, dat was verboden in de Islam, had de gids gezegd. Niet zoals in de katholieke kerk waar zijn moeder hem wel mee naar toe genomen had. Al die afbeeldingen en beelden daar hadden hem als kind groot ontzag ingeboezemd. Maar dit, dit was schoonheid van de overtreffende trap. ‘Je vindt het écht mooi, hè,’ zei de mevrouw tegen hem. Hij stond op kousenvoeten met hoofd in zijn nek, zover mogelijk uitgestrekt in het midden van de moskee en kon maar niet genoeg krijgen van de pracht van de koepels. Echt overweldigend was het en deze moskee stond er al zo lang. Al dat blauw met wit in al die schakeringen! Hoe konden mensen zoiets moois maken? Dit keer had ze geen gids gewenkt, ze had alleen de toegang betaald en Erol voor zich uit laten lopen. Zij ging waar hij ging en liet zich door hem leiden, de hele moskee door. Hij werd er stil van. Na een uur vond de mevrouw het genoeg. ‘Ik wil nu naar buiten, even op een bankje bij de fontein zitten. Ga maar mee, Erol.’ Hij volgde haar naar het schelle zonlicht buiten en ze zaten samen stil op het bankje bij de vijver met de fonteinen die water spoten waarin het zonlicht fonkelende kleuren toverde. ‘Denk je dat het je vader was die in de tuin van de buren zat?’
100 Met die vraag bracht ze Erol met een schok weer naar de werkelijkheid. ‘Denk je dat hij je achterna zit?’ Toen de oudtante van Erol boodschappen wilde gaan doen, keek ze eerst in het spionnetje dat aan haar raam op de eerste verdieping was bevestigd. Ze zag een man met een zwart leren jack bij haar deur staan, een man die haar vaag bekend voorkwam. Zijn gezicht kon ze niet zien, hij keek niet omhoog maar leek ergens op te wachten. Na een half uur stond hij er nog. De tante besloot niet uit te gaan en te eten wat er nog in de koelkast over was. Erol zou toch wel niet komen. Toen ze na anderhalf uur weer keek, was hij weg, maar in het donker kon ze aan de overkant iemand half verscholen onder de luifel van een winkel zien staan.
101
Hoofdstuk 13 Istanbul is echt de stad der steden, zo’n bijzondere stad. Die oeroude gebouwen en de zee of beter de Bospurus, aan drie kanten de wijk van Sultan Ahme omringend, zo bijzonder. De sultans en kaliefs hebben hier geregeerd en vele oorlogen gevoerd. Dat geeft een heel andere sfeer dan die in een nieuwe stad als Almere bijvoorbeeld hangt. Ik voelde ook dat er tussen de Aya Sofia en de Blauwe Moskee bijzondere lijnen moeten liggen. Oma heeft zoiets gezegd maar ik geloofde het niet. Nu voelde ik het zelf. Laylines, zei oma. Krachtlijnen in de aarde. O, ik ben zo blij dat ik het allemaal mag zien en ook nog betaald word. Niet te geloven! Nog twee dagen, dan ga ik weer naar de bergen, naar oma en het echte werk. Af en toe verlang ik zo naar de frisse lucht en die prachtige aanblik. Maar nu nog even Istanbul. ‘Zullen we je tante op de thee nodigen?’ De mevrouw kwam met een opgewekte lach de tuin in, waar Erol onderuit gezakt met een boek waar hij niet in las, op een tuinstoel hing. ‘Mijn tante, hier uitnodigen?’ Het idee overviel hem. Zijn kogelronde tantetje hier in dit deftige huis? Misschien nog niet eens zo’n gek idee. Wie weet wist ze iets. ‘Ja, wilt u dat voor me doen? Leuk, ik vind dat wel een goed idee. Dank u wel.’ ‘Nou, dan stuur ik straks een bediende met de wagen naar haar toe. We zullen eerst even bellen.’ Natuurlijk wilde tante graag komen, maar de bediende moest wel zorgen dat ze veilig weer haar huis binnen kwam, want er stond de hele tijd een man voor de deur. Daar schrok Erol van. Een man bij zijn tante voor de deur? Dat moest met zijn vader te maken hebben. Blijkbaar kon hij haar zelf niet te pakken krijgen. ‘Ik stuur Yusuf er wel op af, dat is mijn stevigste bediende, hij gaat ook maar met de tram.’ De mevrouw lachte en voegde eraan toe: ‘Het wordt zo een echt avontuur, hè canım?’ Erol lachte niet. Hij bewoog nerveus met zijn handen, als wilde hij iemand grijpen. ‘Ja, het lijkt er wel op, mevrouw, ik vind het heel naar. Ja, voor u, maar ook voor mijn tante.’ ‘Nou, voor jou is het ook niet leuk, maar ik help je wel, hoor, wees maar niet bang.’ Nou ja, bang was Erol niet echt, maar hij had geen idee wat hij moest verwachten, zijn vader rook geld en hij was de bron van het geld. Had hij gewoon in de bergen moeten blijven, in de veilige hut van zijn oma? Maar dat was toch te gek, hij … Zijn gedachten werden onderbroken door visite. De dochter van mevrouw kwam onverwachts op bezoek. De mevrouw stelde Erol voor als een huisvriend, maar de dochter bekeek hem nauwelijks. Ze wilde haar moeder alleen spreken en Erol bleef op het gazon achter.
102
Toen de dochter weg was, kwam de mevrouw naar Erol toe met de boodschap dat ze Yusuf zijn tante zou laten halen en dat er een andere bediende in de tussentijd in het appartement van de tante zou blijven. ’Wat vind je daarvan, Erol? Is het niet een heel goed idee van mij? Dan kan je vader of een van zijn handlangers dat appartement in ieder geval niet binnen dringen om wat voor reden dan ook. Nou?’ Erol was het er natuurlijk mee eens. Hij aarzelde even en durfde toen ook nog te vragen of de bediende dan misschien ook even een paar klusjes voor tante kon doen. De klusjes die hij eigenlijk zelf had zullen doen. Maar de mevrouw vond het geen probleem. Ze zei dat ze hem wel wat gereedschap mee zou laten nemen. Erol haalde opgelucht adem. Hij zag dat de mevrouw het allemaal leuk en spannend begon te vinden. Wow, hij maakte haar saaie, luxe leven leuker. Wie had dat ooit gedacht! Tante keek totaal verbijsterd rond in de ontvangstkamer Ze zette haar enorme boodschappentas en die van Erol voorzichtig naast de stoel ging op het puntje zitten, terwijl Erol haar uitlegde hoe alles zo gekomen was. Ze keek een beetje schichtig naar de mevrouw die de thee inschonk.. ‘Jongen toch, jongen toch,’ was alles wat ze uit kon brengen. Toen ze een beetje van haar verbazing bekomen was, beraadden ze zich samen over de brutaliteit van Erols vader. ‘Ja jongen, hij was nooit aardig eigenlijk, als hij kon hield hij je voor de gek, of erger... Niemand kon van hem op aan. Ik heb hem niet vaak gezien, maar wel medelijden met je moeder gehad. Ze heeft het niet verdiend om zo’n zoon te hebben. En nu heeft hij jou ook nog te pakken gehad!’ Erol keek haar peinzend aan en vroeg toen: ‘Heeft u wel eens gepraat met hem?’ ‘Nee, gepraat eigenlijk niet. Toen hij nog een kind was, heb ik hem vaker meegemaakt dan nadat hij volwassen was. Als kind was hij erg moeilijk, ongehoorzaam, hij verpestte eigenlijk heel vaak de sfeer, deed altijd alleen wat hij zelf wilde, hield nooit rekening met zijn zus, broer of zijn moeder. Zijn vader gaf hem dan een pak slaag, maar later toen hij sterker was dan zijn vader, was het maar goed dat hij er voor koos om weg te gaan. Niemand was daar rouwig om eigenlijk. Wat hij toen is gaan doen… je moeder weet het ook niet, maar het zal niet veel goeds zijn.’ ‘Nee, dat zal wel niet, weet u zeker dat hij het was die voor uw deur stond?’ Nee, dat weet ik niet, hij stond half verscholen en door het spionnetje kan ik niet alles zien beneden, hij had een pet op. Maar ik weet wel bijna zeker dat hij het op mijn deur had voorzien. Hij keek te vaak omhoog.’ ‘Wat kunnen we nu doen?’ Erol vroeg het zich hardop af. Zijn tante keek hem boos aan. Ze schudde haar hoofd en zei: ‘We moeten hem in een val lokken en dan een flink lesje geven, aan de politie overleveren. Wat hij jou aangedaan heeft…’ Erol vroeg zich af wat ze er precies van wist en wilde haar iets vragen, maar de mevrouw was hem voor: ‘Ach mevrouw, de politie, we hebben totaal geen bewijs en dacht u dat zulke
103 typen van justitie leren? Ze worden alleen maar gevaarlijker. Ik denk dat we beter niets kunnen doen. Erol gaat op den duur gewoon weer terug naar zijn oma in de bergen, zonder dat hij bij u terug komt want dat is nu te gevaarlijk en daar in de bergen komt hij vast die vader van hem nooit meer tegen.’ Erol knikte. Ja, ze had gelijk. Zijn vader zou heus niks leren van zo’n val, als hij er al in trapte. En om hem een lesje te leren… hij zou niet weten hoe! Tante schudde haar hoofd en zei ineens een stuk minder flink: ‘Maar als hij dan bij mij voor de deur blijft staan, dan kan ik niet eens boodschappen gaan doen.’ ‘Dacht u dat hij daar blijft staan als Erol niet meer bij u terugkomt?’ ‘Welnee, dat doet hij vast niet, hij moet dan toch andere bronnen van inkomsten gaan zoeken.’ De mevrouw wist het zeker en overtuigde tante door meer argumenten te geven. Tante liet zich bepraten en zei toen: ‘Gelukkig heb ik jouw spullen en die van je oma in mijn boodschappentas meegenomen, zo kon hij jouw rugzak niet zien.’ ‘Ja, dat was wel slim van u, tante. Bedankt.’ Erol keek meteen of ze alles mee had genomen. Mooi, nu kon hij van hieruit vertrekken. ‘Ga je echt al bijna weg, canım?’ De mevrouw keek hem spijtig aan. ’Ik vind het zo fijn dat je hier bent, je bent zo’n aardige jongen. Blijf nog een paar dagen. Dan laat ik je nog veel meer van de stad zien, gaan we ook op de Bosporus varen.’ ‘Ja, maar mijn oma weet niet waar ik ben. Ik wil niet dat ze ongerust is.’ ‘Dan sturen we een telegram, dan weet ze het wel.’ Zo kwam het dat er een man van de post de berg op kwam sjouwen met een heus telegram voor oma. Op dat moment waren Hümeyra en Fatma net bij oma op bezoek. Ze zaten voor de hut in de zon te naaien. Oma gaf hun naailes want ze hadden allebei gezegd dat ze dat wilden leren. Maar het was meer een excuus om oma te bezoeken dan dat Hümeyra het wilde leren eigenlijk. ‘Ze is een bijzonder mens, gewoon bijzonder, anders dan anderen in het dorp, ze weet zo veel en ze kan er zo mooi over vertellen en nu leer ik ook nog beter te naaien,’ zei Fatma op de weg terug. En dat was precies wat Hümeyra ook had willen zeggen. ‘Gelukkig maar dat Erol helemaal niks mankeert hè, dat hij gauw weer terug komt,’voegde Fatma eraan toe. ‘Ja, gelukkig, maar wel vreemd dat oma dacht dat het niet goed met hem ging, zou er toch wat gebeurd zijn?’ Hümeyra vertrouwde het niet helemaal. Nou ja, ze zou het wel horen als hij kwam. Hümeyra verheugde zich toch wel behoorlijk op de terugkeer van haar vriendje. Ze gaf het niet toe toen haar moeder het vroeg, maar zelf wist ze heel goed dat ze hem gemist had. Erol had iets wat de saaie dagen in het dorp goed maakte, iets origineels en leuks, iets wat niet te benoemen was gewoon. De dag dat hij zou arriveren was ze gespannen op school, ze lette niet goed op, kreeg een beurt en wist het antwoord niet.
104 De meester keek haar verbaasd aan, dat was hij de laatste tijd niet gewend van zijn leerlinge. Maar zodra de bel ging, was ze weg, rennend naar huis waar Fatma haar al opwachtte met een picknicktas. ‘Ga je met hem trouwen?’ vroeg Fatma, terwijl ze de tas even neerzette om uit te blazen.. ‘Trouwen? Hoe kom je daarbij? Doe niet zo idioot! Zeker omdat je zelf getrouwd bent?’ Hümeyra reageerde een beetje kattig, kattiger dan ze zelf wilde. Ze wilde helemaal niet denken aan dit soort dingen! Trouwen! Ze was pas dertien, wat een belachelijk idee. Maar het idee kwam bij haar af en toe ook op, want ze merkte nu wel dat ze toch wel gehecht was aan Erol, dat ze hem behoorlijk miste eigenlijk. Was ze nu verliefd, was dit gevoel het nu? Nee, natuurlijk niet, stom kind, schold ze zichzelf dan uit, Erol was gewoon de leukste jongen uit de hele buurt. Van alle kinderen die ze kende, niemand van die knulletjes op school kon tegen hem op. Kindertjes waren dat, Erol was al veel volwassener. Erol was gewoon superleuk, besloot ze. Toen ze Fatma hoorde giechelen werd ze bijna kwaad. Bijna. Ze beheerste zich want ze wist dat Fatma alleen maar meer zou plagen als zij kwaad werd. In plaats daarvan bromde ze wat en pakte ze een stuk brood met beleg uit de tas en ging al etende verder de berg op, richting Erols huis. Fata zou heus wel volgen. De mevrouw had Erol geld gegeven voor zijn gezelschap, hij had bijna geprotesteerd, zoveel was het, maar net op tijd zijn mond gehouden. Zij had toch meer dan genoeg en zijn oma zou het goed kunnen gebruiken. Hij had haar dankbaar aangekeken. Ze had hem zelf in de auto met chauffeur naar het busstation gebracht en ook nog geld voor een kaartje gegeven. Tot in de bus had ze hem gebracht en een tas met allemaal lekkere dingen voor onderweg naast hem naast hem op de bank gezet, met tranen in haar ogen afscheid genomen. ‘Je bent altijd welkom, weet je dat wel, Erol?’ had ze gezegd. ‘Altijd, canım.’ De andere buspassagiers keken belangstellend toe. Erol kon bijna horen wat ze ervan dachten maar hij wilde zich er niets van aantrekken. Toen de bus eenmaal reed, deelde hij met degenen die bij hem in de buurt zaten de lekkernijen, maar beantwoordde niet hun vragen. Dat was zijn zaak. De dure kleren die hij droeg deed iedereen waarschijnlijk denken dat hij ook rijk was, nou ze dachten maar! Gedurende de hele reis dacht hij na over wat hij zou gaan doen met alles wat hij meegemaakt had. Het was zo vreemd eigenlijk om samen te wonen met een rijke mevrouw die veel ouder was dan hij en die hem zo lief vond. Hij had ook geprofiteerd van haar, al het lekkere eten en de uitstapjes, daarvoor hoefde hij ’s nachts alleen maar tegen haar aan te slapen, haar warm te houden, haar pijnlijke rug te masseren en haar ’s morgens uit bed te helpen. En haar gezelschap te houden natuurlijk. Helemaal niet moeilijk, als zij seks van hem verlangd had was het anders geweest, hij wist dat schandknapen, het woord blééf hem steeds maar in het hoofd hangen, dat wel deden, moesten doen. Hij keek naar buiten naar het landschap, de tas met de spullen voor oma die hij samen met de mevrouw in de Egyptische bazaar gekocht had op zijn schoot en merkte dat hij verlangde naar de bergen. Naar oma, de zuivere lucht. Hij had haar nu al bijna tien dagen niet gezien en dat was best lang. Hoe zou het met haar gaan, kon ze ’s morgens wel op gang komen zonder dat hij haar rug deed? En met het hout voor de kachel? Had ze nog wel genoeg om op te koken? Hij zou er voor zorgen zodra hij thuis was.
105 Ja, thuis, het was echt zijn thuis geworden en plotseling besefte hij tot in zijn ruggenmerg dat hij ging doen wat oma deed. Hij zou haar echt gaan opvolgen. Genezer worden, mensen beter maken met kruiden en andere medicijnen, de bergen verschaften immers bijna alles wat nodig was. En hij zou ook baby’s geboren laten worden. Voorlopig zou oma zijn leermeesteres zijn, ze zou vast honderd jaar worden en hem alles leren en nog meer. En Turkije zou zijn land zijn! Zijn vaderland, terwijl Nederland ver weg zijn moederland was. Tevreden keek hij naar buiten. Het zou allemaal goed komen met hem, hoe had hij dat ooit kunnen denken toen hij nog over straat zwierf in Amsterdam? Even dacht hij in de weerspiegeling van het raam het gezicht van zijn moeder te zien, die hem goedkeurend aankeek. ‘Erol zal vandaag komen.’ Het was duidelijk in oma’s hoofd. Haar kleinzoon over wie ze in de zorgen had gezeten, hoewel ze had geweten dat het goed zou komen, zou weer thuis komen. Ze kookte zijn lievelingskostje, börek en maakte spinazie, kaas en rijst klaar, kookte het nog niet en ging in de stoel voor de hut zitten. De zon scheen lekker op haar pijnlijke benen en de geit mekkerde tevreden, zij had vers gras voor haar neus. In de loop van de middag verschenen Fatma en Hümeyra, met vragende gezichten. Ze wisten dat oma Erol die dag verwachtte. ‘Nee, hij is er nog niet, maar hij komt. Hij komt vandaag.’ ‘Met de bus van drie uur?’ Hümeyra keek gespannen, ze hijgde, ze had flink gelopen. ‘Hij komt, maar met welke bus, dat weet ik niet. Ben je blij dat hij komt?’ Ze knikte, wilde best toegeven dat ze hem gemist had. Fatma kon het minder schelen, zij kwam voor oma. Haar eigen moeder was al zo lang ziek en hulpbehoevend dat ze niet echt veel steun van haar had. Hümeyra ging de keuken in en keek in de pannen, snoof bij de börek en lachte. ‘U heeft precies gemaakt waar Erol dol op in!’ riep ze naar buiten. ‘Kijk eens, we hebben allemaal meegebracht waar Erol dol op is!’ Ze hield een plastic tasje omhoog. Toen Erol een uurtje later het pad opkwam, zag hij de drie voor de hut zitten. Even betreurde hij het dat hij geen fototoestel had. Hij prentte het beeld van die drie in zijn hoofd en stevende op ze af. ’s Avonds in bed ging hij nog eens na hoe zijn oma nou precies gereageerd had op zijn verhalen. Ze wist het eigenlijk al, hij verbaasde zich niet meer over haar, vroeg zich alleen af of hij dit talent ook zou kunnen ontwikkelen. Dat je zo verbonden was met iemand dat je zo ongeveer wist wat er met hem of haar gebeurde. Dat je niet bang hoefde te zijn, omdat je wist dat er dit of dat zou gebeuren en dat je met je gedachten iemand vast kon houden. Echt contact! Draadloos! Dat had hij op die boot wel gevoeld, had hij achteraf beseft. Dat er ergens iemand was die hem in gedachten vasthield, steunde. Dat was een heel fijn besef geweest. Zijn oma was iemand uit duizenden.
106 Terwijl ze terug liepen was het eerst stil, de beide meisjes dachten na over wat ze gehoord hadden. Een hele tijd liepen ze achter elkaar over de smalle paden, klommen ze over de rotsblokken heen. ‘Wat vind jij nou van die mevrouw van Erol?’ waagde Fatma het ten slotte aan Hümeyra te vragen. ‘Nou, ik denk dat als je heel veel geld hebt, het na een tijdje saai is. Je hebt alles en als je alles hebt, hoef je niks meer te doen. Dan ben je klaar en dan verveel je je. Denk je niet? Dan heb je niet zoveel vrienden misschien. Of die vrienden vervelen zich ook en dan ga je zulke gekke dingen doen misschien. Ik weet het niet, ik kan het me helemaal niet voorstellen.’ Hümeyra trok diepe rimpels in haar voorhoofd. ‘Nee, ik ook niet.’ Fatma bleef even staan en keek haar schoonzus aan. ‘Zou jij zo rijk willen zijn dat je jonge kerels kon kopen?’ ‘Kopen? Nee, bah nee zeg, ik wil er niet eens over dénken!’ ‘Maar als je helemaal alleen bent, met alleen bedienden die voor geld voor je werken en je kunt zo’n jongen als Erol voor geld een hele tijd om je heen hebben?’ Fatma hield vol. ‘Nee, hou op, ik wil er niet eens over dénken. Voor geld kun je heel veel kopen, natuurlijk, maar niet dat iemand van je houdt, dat niet!’ ‘Houd je dan van Erol?’ ‘Zeg ik dat dan?’ ‘Nee, maar ik vroeg het me af, je keek zo blij toen hij kwam.’ ‘Jij ook.’ ‘Ja, ik was blij dat hij gezond en wel terug kwam, maar jij keek nog veel blijer dan ik.’ ‘Nou, als je het per se weten wilt, en je praat er niet met Sadik over hoor, Erol is mijn enige vriend hier, hij is best belangrijk voor me. Ja, best wel belangrijk.’ Ze wipte van een rotsblok af, keek haar schoonzus dwingend aan en ging verder: ‘Maar ik wil nog helemaal niet aan trouwen of zo denken, doe nou toch niet zo moeilijk, je lijkt Sadik wel!’ Hümeyra die voelde dat ze nog meer kattige dingen zou willen zeggen, deed haar mond stijf dicht en rende een stukje voor Fatma uit. Toen Fatma haar ingehaald had, zei ze stug zonder haar aan te kijken: ‘Je moet niet zo over Erol en mij praten, dat jij zo jong wilde trouwen moet jij zelf weten, maar ik ga dat zéker niet doen. Hoe veel ik ook om Erol geef, ik wil mijn eigen leven regelen voordat ik met wie dan ook trouw. Misschien trouw ik helemaal niet!’ Fatma zei niets, ze hield ook haar hoofd naar beneden en keek precies waar ze liep. ‘En je zegt écht niets tegen Sadik over wat Erol vertelde hè, je hebt het beloofd!’ Gedurende de weken die volgden gingen de beelden van Istanbul telkens door Erols herinnering en hij vertelde zijn oma erover. Bijvoorbeeld waarom hij de Aya Sofia zo mooi had gevonden: ‘De mensen willen echt omhoog als ze aan God denken, hè? Die kerk of
107 moskee, of museum nu, is zo hoog als ze toen konden komen, heel hoog dus, en die rozerode stenen geven aan hoe belangrijk ze God vonden. Voor mij is die kleur de kleur van liefde.’ Oma keek hem van opzij aan terwijl ze het brood kneedde. ‘Natuurlijk is het ook de kleur van de aarde op sommige plaatsen, maar ik zie nooit huizen met die kleur of gebouwen, alleen daar. Zo mooi was die koepel met die roosvensters, dat vergeet ik nooit meer. En de Blauwe moskee ook, zo blauw, mooi mozaïek, ik ben zo blij dat ik dat allemaal heb mogen zien.’ ‘Zag je dan alleen mooie dingen daar?’ Oma keek hem nog steeds aan van opzij. Ze smakte met de klont deeg op het aanrecht, haar sterke handen maakten dat het brood straks lekker luchtig zou zijn.. ‘Ik zag ook heel veel armoede, veel mensen die enorm moeten ploeteren voor hun brood. Heel akelig om te zien en heel anders dan hier in het dorp. Daar zorgen de mensen nog voor elkaar, maar in Istanbul niet. Met uw nicht gaat het wel goed, zij heeft geen armoede, maar zo veel mensen wel! O oma, ik heb me daar echt rot bij gevoeld, terwijl ik maar bij die rijke mevrouw woonde, zij heeft alles te veel, terwijl die anderen…’ ‘Ja jongen zo is het al heel lang op de wereld. Veel te lang. Wij begrijpen blijkbaar iets niet.’ ‘Wat dan? Wat begrijpen we niet?’ ‘Dat dit hier allemaal niet afgelopen kan zijn, niet klaar kan zijn voordat we de dingen delen en aardiger zijn tegen elkaar. Meer sámen zijn.’ ‘Moet het dan klaar zijn hier op de aarde?’ ‘Ja, we zijn hier om te leren, te delen en niet om dingen te verzamelen, zoals rijke mensen doen. We moeten leren dat we allemaal van één grote familie zijn. Delen en samen leven, echt samen.’ ‘Zoals wij hier in de bergen doen?’ ‘Ja bijvoorbeeld. Hier delen wij, zodra ik van iets meer heb dan ik nodig heb, deel ik het. Nu wonen wij wel een stuk van elkaar vandaan, maar ik zie veel mensen door ons beroep en we ruilen dingen. En zo doen anderen hier het ook, niemand heeft hier gebrek.’ Erol hoorde goed wat ze zei, maar vooral hoorde hij dat ze zei ‘ons beroep’. Ons beroep, ze zag hem dus nu echt als haar opvolger, dat gaf hem een goed gevoel en hij nam zich voor diezelfde avond voor de zoveelste maal zijn aantekeningen te bestuderen. Je vergat nog wel eens wat en dat mocht niet. Niet in hun beroep! Hümeyra slaagde voor het toelatingsexamen van het Lise en was trots. Haar vader en moeder richtten een feestje aan voor haar en klasgenoten. Het was wel een modern soort feestje voor het dorp, naar Nederlands voorbeeld, want er kon gedanst worden. En er werd ook af en toe westerse muziek gedraaid. Hümeyra wilde het per se zo en de verlegen Turkse kinderen stonden schutterig aan de kant, terwijl Hümeyra danste en met handgebaren te kennen gaf dat ze wilde dat de anderen ook kwamen dansen. Maar geen van de kinderen durfde mee te doen. Pas toen er lekkere dingen op tafel kwamen, deden ze mee. Die lekkere dingen van moeder gingen snel op en toen wilde Hümeyra weer dansen. Er waren prijsjes voor wie het ‘t langste
108 volhield, leuke prijsjes en toen deden ze wel mee. Maar het was voor sommigen heel erg wennen om op het dansvloertje te staan. Eigenlijk deden alleen de brutaalsten echt een tijdje mee. Hümeyra besefte die avond weer eens heel erg dat ze niet in Nederland was. Maar het wende wel, dat moest ze toegeven. Het was jammer dat Erol niet gekomen was, maar de roddel die het zou geven als hij wel kwam was niet te overzien. Beter zonder, maar ze miste hem wel. Fatma troostte haar halverwege de avond, door voor te stellen om de volgende dag naar de hut te gaan om het daar nog een keertje te vieren dat ze geslaagd was. ‘Avonds in bed bedacht ze dat haar vader inderdaad erg mager aan het worden was, zoals Fatma gezegd had. Ze had hem tijdens het feestje in de tuin zien staan terwijl de wind zijn bloes en broek strak tegen zijn lijf drukte en was geschrokken van hoe ver dat ging. Ze had hem ook niets van al het lekkers zien eten. Maar ja, het was ook voor haar verjaardag, en bestemd voor de kinderen. Zou dat uitmaken voor vader? Ze moest toch eens goed naar hem kijken en er over praten met mama… Maar eerst was het dus vakantie en het plan dat ze naar Nederland zou gaan werd waarheid. Ze wilde ook heel graag gaan. Maar het probleem was met wie ze zou gaan want dat ze alleen het vliegtuig zou nemen was uitgesloten natuurlijk. Ze kwam zelf op het idee dat papa haar op het vliegtuig zou zetten en dat Hasan haar dan van Schiphol af zou halen. De stewardess zou op haar kunnen passen tijdens de vlucht en dan hoefde papa niet helemaal naar Nederland waar hij immers nooit meer heen wilde? Er werd lang en breed over gepraat en het einde van het liedje was dat papa ermee instemde dat er in het vliegtuig door de leiding, zo noemde hij het, op haar gepast zou worden en dat Hasan bij de uitgang zou staan en haar op zou vangen. Best spannend. Haar moeder was erg nerveus bij het idee, maar Hümeyra wilde per se gaan en ze zag wel dat er geen andere keuze was. Dus toen haar vader en moeder witjes stonden te zwaaien en Hümeyra daarna met een stewardess, die er duidelijk helemaal geen zin in had om met een kind opgescheept te zitten, door de luchthaven liep, voelde ze zich tegelijk blij en bang. Maar de vlucht ging prima en ze zag Hasan op Schiphol al voordat hij haar zag. Hij en Edith stonden met een idioot bordje met haar naam erop klaar voor welke calamiteit dan ook. En ze sprong haar broer op zijn nek voordat hij er erg in had. Gelukkig, eindelijk terug. Toen ze met Hasan en Edith in de trein zat en buiten in de platte weilanden de zwart-witte koeien zag lopen, kon ze niet nalaten ze zeggen: ‘Ha jongens, lekker Nederland, hier hoor ik, ik ga nooit meer terug, ik blijf lekker hier!’ Toen Hasan geschrokken keek, zei ze vlug: ‘Maar niet heus!’
109
Hoofdstuk 14 Hümeyra is weer in Nederland, maar ik ben blij dat ik hier ben. De bergen zijn nu mijn thuis. Hier hoor ik echt! Het lijkt wel of Amsterdam aan de andere kant van de wereld ligt, zo ver weg als het maar kan voor mij. Ik ben hier en blijf hier voorlopig, hier hoor ik nu. Mama is in de hemel en pa ver weg, hij kan me niet meer grijpen! Maar het is goed om af en toe stil te staan en te denken, aan al die andere mensen, aan al die andere levens. Er zijn nog veel meer werkelijkheden dan hier in onze berggemeenschap. En vooral er is nog heel veel te doen voordat we met ons allen genoeg geleerd hebben. Als het al ooit zover kán komen. Ja, ik heb veel nagedacht over wat oma zei. De vader van Edith leek op het eerste gezicht een strenge man. Zijn boord was hoog gesloten, ook al was het hoogzomer, zijn kleren vlekkeloos, zijn manier van spreken afgemeten, maar hij was vriendelijk tegen Hümeyra. Als een hoofd van een school tegen een leerling. ‘Zo meisje, kom jij helemaal uit Turkije om hier het klappen van de zweep te leren?’ Hij keek Hümeyra vragend aan, maar toen ze niet meteen antwoordde, zei hij er achteraan: ‘Nou, ik heb aardig wat dieren hier waar je op kunt oefenen. Kom morgenochtend in mijn spreekuur om mee te helpen.’ Het was niet zozeer een vraag als wel een gebod, en Hümeyra kwam gehoorzaam na het ontbijt naar de spreekkamer. De moeder van Edith had haar een ontbijt van havermout bezorgd in de keuken, terwijl haar man al weg was. ‘Ja, dat at Edith vroeger ook altijd, zij vond het heel lekker!’ Hümeyra niet, maar ze at het wel op. Als gast had je niet veel in te brengen, vermoedde ze. ‘Ja meisje, er was een spoedgeval, een kalf wilde maar niet geboren worden. Dan moet mijn man komen, hij is de dierenarts voor een heel groot gebied hier.’ De avond tevoren hadden Edith en Hasan haar hier gebracht en toen was de vader ook al bij een spoedgeval geweest. Hij kwam pas terug vlak voordat Hasan en Edith weggingen. In de gang hadden ze nog even staan praten, terwijl de moeder Hümeyra haar kamer liet zien. Een tamelijk grote, maar saaie kamer, die de kamer van Edith was geweest voordat ze ging studeren. Er stonden wat ouderwetse poppen op een rijtje op de kast en er hing een poster van elfjes op een paddenstoel en eentje van de Beatles. Niet bijzonders of opwindends, vond ze. Terwijl ze haar tas uitpakte, kreeg ze het gevoel dat hier strenge regels golden en dat ze vast niet uit kon gaan ’s avonds, net zoals ze dat in het dorp thuis niet kon. Maar ja, dit hier was ook een dorp, een dorp met een grote hoge kerk in het midden. Hier werd gewerkt gegeten en geslapen, meer niet. Er werd ook gebeden, voor het ontbijt had de moeder van Edith samen met haar gebeden. Zij had gevraagd of ze haar de gebeden voor zou zeggen en Hümeyra die ook niet wist wat ze moest zeggen, had maar geknikt. Zo hadden ze samen tot de Here God gebeden. ‘Heb jij dan geen geloof? Jij bent toch moslim?’ had de vrouw eerst verwonderd gevraagd.
110 ‘ Ja, maar wij doen er thuis niet veel aan. Mijn vader gaat wel naar de moskee, maar mijn moeder bijna nooit. Alleen mijn broer bidt elke dag vijf keer. Wij soms, niet elke dag.’ ‘O,’ was alles wat de moeder had gezegd. En toen hadden ze samen gebeden. Een plechtig gebed waarin ze ook om kracht voor haar logee had gevraagd. Hümeyra had het zachtjes nagezegd en er een wonderlijk gevoel bij gekregen. Erol had eens beweerd dat er zeker een God was, ergens, waarschijnlijk wel in ieder mens, maar zeker in bloemen, bomen en bergen. Hümeyra zag hem nog zitten op het rotsblok toen hij dat zei. Ook herinnerde ze zich dat hij beweerde dat er een hemel was waar zijn moeder zeker zou zijn. Hij had verteld van het ongeluk en er even bij gehuild. Verteld dat het zijn schuld was, hij had die vrachtwagen niet gezien. De avond tevoren had hij te veel gedronken, ook coke gebruikt en daardoor was het waarschijnlijk gekomen dat hij niet oplette. Zij had hem getroost, het ging vanzelf. En nu zei deze mevrouw dat die God van haar alle mensen liefhad, echt alle mensen, zonder uitzondering. Erol had dat ook al gezegd. ‘Ook jouw vader?’ had Hümeyra meteen gevraagd. ‘Ja natuurlijk, ook mijn vader, er moeten toch ook slechte mensen zijn, anders is het hier veel te saai. Het is net zoals met zwart en wit, licht en donker. Je weet niet wat licht is als er geen donker is, toch? Slechte mensen maken het evenwicht Oma zegt dat en ik vind dat ook..’ Daar had Hümeyra lang over nagedacht. Ze vroeg het de vrouw tegenover haar aan tafel. ‘Denkt u dat God van alle mensen houdt? Ook van de slechte?’ De moeder van Edith keek wat zuinigjes bij die vraag. ‘Nou, ik denk dat Hij meer houdt van de mensen die het goed doen. Maar uiteindelijk houdt Hij wel van iedereen, denk ik. Dat moet haast wel.’ Hümeyra at haar pap heel langzaam, probeerde het weg te spoelen met de thee en keek rond in de keuken. Het leidde af van die pap. De tegeltjes met de oude ambachten vond ze mooi, maar het oude fornuis, de gordijnen en de kasten met hun beige kleur konden er zoveel leuker uitzien. ‘Ik vind het in Nederland fijner dan in Turkije,’ zei ze toen. ‘Waarom dan, kindje?’ Door het woord ‘kindje’ moest Hümeyra even extra adem halen, maar ze zag dat de vrouw het goed bedoelde ‘Nou, in Nederland mág je als meisje gewoon meer, en er wordt niet zo op je gelet als in Turkije. Daar zijn meisjes en vrouwen zo vreselijk belangrijk voor de eer van de familie, hier niet bij Nederlanders.’ ‘O, maar dáár vergis je je in, kindje. Hier is dat ook zo, bij ons gereformeerden is dat precies hetzelfde, de meisjes en de vrouwen dragen ook een grote verantwoordelijkheid voor de eer van de familie. Wij kunnen zéker niet zomaar doen wat wij willen. Nee, zeker niet.’ Daar keek Hümeyra van op. Een half uurtje later keek ze nog veel meer op. De vader kwam thuis met een bebloed voorschoot. Hij had geen tijd gehad om dat te verwisselen en hij riep onmiddellijk bij binnenkomst zijn vrouw om hem te helpen. ‘Het spreekuur had al moeten beginnen, ik werd zo opgehouden bij die boer, maar het is goed gekomen. De Heer heeft mij geholpen!’ riep hij streng. Hümeyra kwam ook kijken en ze deinsde terug voor het bloed.
111 O jé ja, een dierenarts krijgt daar natuurlijk mee te maken, dacht ze meteen. Kom op, flink zijn. Ze ging weer aarzelend de spreekkamer binnen. Daar legde de vader wat operatiespullen klaar en steriele doeken. Hij had nu zijn witte doktersjas aan, een schone. ‘Ja, zo direct krijg ik een aantal sterilisatiegevallen achter elkaar en die handel ik meteen achter elkaar af, dat gaat sneller en daarbij kan ik wel wat hulp gebruiken, meisje. Daar hangt een schort.’ Hij drukte op een bel en er kwam een vrouw binnen met een grote Deense dog. Het beest was nerveus, ze rook de dokter en deinsde terug voor de behandeltafel. ‘Ja, meisje, pak die hond vast en houd hem koest. Ik moet even…’ Hij rommelde in de kast en Hümeyra greep het beest bij de halsband, de vrouw hield het beest aan de andere kant in bedwang, maar het lukte niet. Meteen had ze de tanden van het enorme beest in haar arm staan. Hümeyra gilde. Bedwong zichzelf meteen. Wat stom, dat gillen! De vader keek vanuit de kast om en ze zag een dikke rimpel boven zijn wenkbrauwen. O jee, niet goed. Hij keek naar haar arm voordat hij met de hond verder ging en zag dat de hond niet door had gebeten, er stonden alleen wat grote afdrukken in haar vel. Er was dus niks aan de hand. Vervolgens gaf hij de hond een spuitje van achter in haar bil en tilde het dier met een zwaai van zijn beide armen op de tafel. De mevrouw van de hond ging weg toen ze zag dat haar huisdier al wegdoezelde: ‘Nou dokter, ik laat het verder aan u over. Tot straks.’ De dokter trok een ooglid van de hond op, stak een sissende slang in de bek van de hond, maakte die vast met pleisters en gaf zijn jonge assistente een teken dat ze moest kijken. Met een scherp mes maakte hij een snee in de onderbuik van de hond. Het bloed begon meteen op te komen en Hümeyra keek even vol afgrijzen toe en wendde zich toen af. ‘Ja, je moet wel blijven kijken, meisje, anders heb ik niks aan jou.’ Met een apparaatje legde hij de beide kanten uiteen en begon in de buik van de hond te wroeten. Tenminste, zo leek het Hümeyra. Ze voelde zich wee van binnen worden, maar beet dapper op haar tong. De hond lag helemaal out voor haar, kronkelde toch even in een onbewuste beweging. De man beduidde dat ze de slang die daardoor een beetje uit de bek van de hond was gegleden weer goed in de bek moest aanbrengen. Hümeyra aarzelde. ‘Ja, we hebben een beetje haast vanmorgen, meisje, je moet wel doen wat ik zeg, anders gaat het fout en dat kan niet. We hebben met levende schepsels Gods te maken.’ Diep in de hond maakt de man nog een snee en het bloed vloeide rijkelijk. Hümeyra probeerde zich niet af te wenden. Ze keek en keek en wist toen opeens niets meer. Even later tikte de vrouw van de dokter haar op de wang. ‘Hé meisje, hoe heet je ook al weer, ik ben je naam vergeten, wakker worden, gaat het een beetje? Je bent flauw gevallen.’
112 Ze lag in de kamer van de dokter onder de operatietafel. Van daar af kon ze de poten van de hond over de rand van de tafel heen zien steken. De vrouw gaf haar wat water te drinken en praatte tegen haar man: ‘Ja, Edward, ik help je wel, dit meisje moet eerst even tot rust komen, ja?’ ‘Ja, meisje als je van bloed al flauwvalt, dan…’ Hij praatte half over zijn schouder en maakte zijn zin niet af. Hümeyra keek verbijsterd om zich heen, ze voelde een donkerrode blos opkruipen. Dierenarts worden had hier niets te malen met lieve hondjes en poezen. Bloed en nog eens bloed. Ze vermande zich en ging overeind zitten. ‘Ja meneer, ik wil ook echt wel helpen, heus echt waar, maar het is de eerste keer dat ik… eh…’ zei ze zachtjes. ‘Ik dacht, ik dacht…’ ‘Ja, je moet als dierenarts niet zoveel denken, je moet doen, veel doen, sterk zijn en er komt veel bloed aan te pas, dat weet je nu meteen,’ zei de dokter grimmig. ‘Nou, ga dan maar in de keuken zitten, mijn vrouw helpt me nu en deze operatie moet snel afgehandeld worden, dat zie je. En er wachten nóg drie honden in de wachtkamer.’ Het waren eenzame uren die Hümeyra in de keuken doorbracht. Dierenarts worden was helemaal niet leuk dus, veel bloed en enorme honden die meteen beten, ook al was het niet door. Wilde ze dat echt? En ’s nachts je bed uit voor kalfjes die niet geboren wilden worden? Thuiskomen met bebloede kleren? Het was helemaal niet romantisch! Maar het was wel de werkelijkheid en de vader van Edith had haar die even heel snel laten zien. Liet ze zich zo snel ontmoedigen? Toen de vader van Edith na uren opereren en behandelen in de keuken kwam voor koffie, keek hij Hümeyra streng aan en zei: ‘Je moet het niet meteen opgeven, meisje met de moeilijke naam, je kunt me vanmiddag gewoon komen helpen met de kleine huisdieren, met kleine ziektetjes. Je had waarschijnlijk niet gedacht dat een dierenarts dit allemaal doet, hè? Maar het betekent nóg veel meer en ik zal het je laten zien, we geven het nog niet zo gauw op, toch? Hij nam een flinke hap van de ontbijtkoek, kauwde flink, slikte hoorbaar en zei toen: ‘Maar als je voelt dat je weer flauw gaat vallen, doe dat dan niet naast de operatietafel, ga even in de keuken of zo, dat is minder lastig.’ Hümeyra bloosde en wist niet wat ze moest zeggen. ’s Avonds in haar kamer belde ze met Hasan en vertelde hem wat haar was overkomen. ‘Ja zusje, ik dacht wel dat het niet mee zou vallen, maar kop op, je weet nu waar je aan toe bent als dierenarts, je kunt altijd nog veranderen, toch?’ Dat moest ze wel toegeven, maar een ander beroep kiezen? Dierenarts worden zat erg vast in haar hoofd, dat voelde ze zelf wel. Maar nu werd het toch anders, als ze aan al dat bloed en dat snijden met dat enge mes dacht… ‘Ach meisje, je hebt nog zoveel tijd. Je krijgt vast wel een goede indruk van het vak als je daar bij Ediths vader en moeder om je heen kijkt. Je geeft het toch nog niet op nu?’
113 Hij weet niet wat hij anders met mij aanmoet, dacht Hümeyra meteen. Nee, ze zou heus niet met hangende pootjes bij haar broer aankomen, ze zou het de afgesproken tijd volhouden hier, dat was zeker! ‘Ja zus, je bent een fijngevoelig meisje, je kunt toch ook lerares of kleuterleidster worden. Ik vind het hartstikke goed van je dat je nu ervaring opdoet bij een echte dierenarts, knap hoor, zusjelief! Maar nu even iets anders: hoe bevalt het je bij de ouders van mijn schattebout?’ Ja, daar was Hümeyra ook niet echt heel enthousiast over, ze miste haar moeder nu al. Maar ze zei het niet, als ze dat toe zou geven, nou… Flink zijn.. ‘Ze zijn heel aardig voor me, echt, maar ik moet havermout eten en vroeg naar bed, ’s avonds doen ze niks leuks hier.’ ‘Ach, dat houd je wel vol, je bent toch niks anders gewend ook, in het dorp thuis?’ Thuis? dacht Hümeyra, thuis was voor Hasan toch niet in Turkije, maar ze zei het niet. Ze beëindigde het telefoongesprek met de belofte dat ze na de anderhalve week dierenartspraktijk bij Hasan kwam en zou trakteren op tompoezen. Daar keek ze nu al naar uit. Nog negen nachtjes slapen en negen ontbijten met havermout. Maar die eerste nacht huilde ze in haar bed, met haar hoofd onder de dekens. Niemand mocht het horen. Na minder dan een week wist Hümeyra het zeker: het vak van dierenarts was niet haar stiel, dingen met bloed erbij hadden niets te maken met wat zij zou gaan doen als ze groot was. Niets. Misschien iets met mode, kleuterleidster, apotheker, ze kon het allemaal worden, er was zoveel keuze in beroepen. En het voelde al niet eens meer spijtig, zo veel bloed en zo veel enge beesten had ze gezien. Vooral op boerderijen waar de vader haar mee naar toe had genomen. Het moment dat de dierenarts haar een grote lange handschoen had gegeven om met haar arm van achteren in een koe te gaan, was beslissend geweest. Ze had het niet gedaan, was achteruit de stal uit gelopen en had de dierendokter hoofdschuddend achtergelaten. Nee, alles behalve dierenarts zou ze worden!. Ze had er met de moeder van Edith uitvoerig over gepraat. ‘Ach meisjelief, je moet eerst nog de middelbare school doorlopen, je hebt tijd zat om te kiezen, meer dan genoeg. Geen man over boord hoor,’ had ze vrolijk lachend gezegd. ‘En het is maar goed dat je hier kwam logeren, anders had je dit niet geweten!’ Op de laatste middag zat ze op haar broer te wachten. Ediths moeder had thee klaar met koekjes keurig op een schaaltje. ‘Ik heb altijd al een dochter willen hebben zoals jij, een dochter die het ook gezellig vindt om samen te handwerken en thee te drinken.’ ‘Wilde Edith dat niet dan?’ ‘Nou, Edith is veel meer een sportfiguur, ze was bijna altijd in de sporthal, ook al was dat op zondag niet toegestaan, alle andere dagen was ze aan het basketballen. Gereformeerde sportclubs hebben hun toernooien op andere dagen, zie je. Aan gezellige dingen met haar moeder kwam ze niet zo toe, door schoolwerk en al haar vriendinnen.’ Hümeyra keek de vrouw nog eens goed aan. Zoals ze daar in de stoel bij het raam zat, was ze de ideale huisvrouw, net als haar moeder. Iemand die alles in het huishouden deed, met de kinderen op de eerste plaats, ook al had ze alleen Edith dan, en haar man en zijn beroep waren haar leven. Ze was zijn assistente, ook al had ze er niet voor geleerd, ze kon het toch. Omdat
114 het nodig was, een assistent werd gewoon te duur voor een plattelandspraktijk. Dat had ze allemaal verteld aan Hümeyra. Meerdere malen had ze bekend dat een dochter als Hümeyra precies was wat ze altijd gewenst had. Een dochter die veel thuis was en met haar meedeed. Ze had Hümeyra leren haken en breien, de trui van rode wol was nu al half af en Hümeyra had beloofd hem echt af te maken, ze wist nu hoe het moest. Ze had al die tijd geweten dat het allemaal maar voor anderhalve week zou zijn en gezien hoe de moeder van Edith verlegen zat om iemand die naar haar luisterde. Voor die korte tijd kon ze dat allemaal wel opbrengen en het was best gezellig geweest om zo samen voor het raam te zitten, en de gemeenteleden die langs kwamen te groeten met een zwaai van hun hand. Hun nieuwsgierige gezichten te zien, die wilden weten wie zij met dat zwarte haar was en er samen om te lachen. Maar op de ene zondag die kwam was ze niet mee gegaan naar de kerk. Dat was een brug te ver, had de vader van Edith gezegd. Dat hoefde niet, een moslim in hun kerk, dat kon niet echt. Hij had dat laatste niet gezegd, maar Hümeyra had het goed gevoeld. Ze had urenlang in de tuin gezeten met de poes op schoot en nagedacht over haar toekomst. Toen Edith en Hasan binnen kwamen, veranderde de hele sfeer. Edith stoof gelijk naar boven om tussen haar spullen te zoeken naar iets en Hasan ging met Ediths vader naar de praktijk om naar een middel tegen iets vervelends bij zijn kat te zoeken. Ze bleven een tijd weg en daar zaten de moeder en Hümeyra samen weer voor het raam met de theepot tussen hen in. ‘Zie je, dat bedoel ik, maar jij bent er nog en dat vind ik heel gezellig,’zei ze met een lachje. ‘Kom je nog een keertje terug, lief meisje van me?’ Hümeyra beloofde het, maar ze zei erbij dat ze bij lange na niet kon zeggen wanneer dat zou zijn. Maar ze dacht even na en zei toen: ‘Door u heb ik niet zo’n last van heimwee gehad, doordat u zo lief tegen me bent.’ Ze meende het. In de trein vroegen Edith en Hasan hoe het was geweest. Hümeyra antwoordde dat het fijn was geweest, maar dat ze nu zeker wist dat ze geen dierenarts wilde worden. ‘Te veel bloed zeker,’ raadde Edith al. ‘Ja, ik had het je kunnen vertellen, maar nu heb je het zelf meegemaakt, dat is beter.’ ‘Ik zag dat moeder het heel fijn vond dat jij er was, Hümeyra, zag jij dat ook, Hasan?’ Hasan knikte.. Tevreden keek Hümeyra naar de koeien in de weilanden waar ze langs raasden. Nu zou ze echt een tijdje in Nederland wonen en doen wat ze zelf wilde. Nog anderhalve week.
115
Hoofdstuk 15 Turkije is nu mijn land en het is een mooi land, met bergen en roofvogels, er is genoeg plaats voor iedereen. Genoeg bomen en groen voor allemaal. Het is een uitverkiezing dat ik hier mag zijn en van mijn oma mijn vak mag leren. Ik wen er steeds meer aan dat ik genezer zal worden. Maar soms zou ik nog wel eens even door Amsterdam willen lopen, de jongens vanaf de overkant van de straat bezig zien, alleen om het verschil te voelen. Heel diep te voelen… Erol had hard gewerkt. Een dode boom een eindje verderop had hij omgehakt en tot spaanders en blokken voor de kachel verwerkt. En dat allemaal in driekwart dag. Het zweet had de band rond zijn hoofd drijfnat gemaakt en nu het karwei klaar was, rukt hij hem af. Tevreden bezag hij de stapel hout naast de hut. Nou, oma kon tevreden zijn. Het was dan wel zomer, maar de herfst kwam er al weer aan, de nachten werden killer en het werk moest gedaan. Terwijl hij met een grote mok water en brood met kaas op de stoel voor de hut zat, gingen zijn gedachten naar Amsterdam. Hij kon zich bijna niet meer voorstellen dat hij daar rondgesjouwd had met die andere jongens. En dan die school! Nee, dit leven was voor hem uitgeknipt, helemaal goed. Hier zou hij heel lang wonen. Toch wandelde hij in zijn dromen af en toe nog wel door de stad waar hij was geboren. Heel even, alleen maar om te vergelijken. Hij was helemaal tevreden met het idee dat hij zijn oma zou opvolgen en een paar mensen uit de bergen die hij daarover aangesproken had, vonden het ook een goed idee. Als zijn oma het zo wilde, was het gewoon tamam22*. En daarmee uit. De mensen praatten niet veel, bergmensen waren kort van stof, hijzelf was ook niet gewend om lang over dingen te praten. Zijn moeder had die neiging ook al niet gehad, nu wist hij zeker dat het goed was om in je hoofd je conclusies te trekken. Dat kon later weer veranderen want niets stond immers vast, alleen dat je elke dag moest eten. En het vuur om dat eten te verwarmen was nu een heel tijdje gegarandeerd door al het hout naast de hut. In de bergen had je zo je zekerheden, heel anders dan in de stad. Geld had je niet zo hard nodig, alleen voor de rijst, suiker, zout en meel, maar in het dorp kon je alles op de pof krijgen als dat moest. De mensen kenden elkaar en dat was genoeg. En een konijn kon je zelf vangen, kruiden voor de thee zoeken. De koe gaf melk en de geit ook. Tenminste als ze niet net gejongd hadden, en dat kon je ook zelf regelen. Het leven was overzichtelijk zo. Toch voelde hij onrust. Hij had Hümeyra al een hele tijd niet gezien, ze was in Nederland geweest, maar ze was vast al weer terug. Maar om nou naar haar huis te gaan, voor de deur te gaan zitten en de afweer van die vader te voelen, nee, dat was te veel gevraagd. Ze moest maar hier komen, met haar chaperonne Fatma. Was hij nou verliefd op haar? Hij vroeg het zichzelf streng af en die directe vraag deed hem huiveren. De haartjes op zijn armen gingen even rechtop staan. Ja dus. Hij kon het zichzelf wel bekennen. Wat wilde hij nou eigenlijk van haar? Haar gewoon zien en samen vliegeren, een verdwaalde kus planten op haar lieve gezichtje? Dat kon eigenlijk niet hier. Wat dan? Onrustig wriemelden zijn vingers aan de mok. In Amsterdam kon je wel een snelle wip 22
Tamam: oké, goed, in orde.
116 regelen als je zo onrustig was, hier was dat absoluut onmogelijk. Voor wat breezers deden meiden veel daar. Niet dat hij dat ooit gedurfd had. Maar wat wilde hij dan eigenlijk, toch niet zoiets ontzettend doms? Zoiets oneervols? Het hakken en slepen had zijn lichaam moe gemaakt maar zijn geest buitelde rond. Beelden uit Istanbul kwamen hem weer voor de geest, de gezichten van die vrouwen op die boot, die hem bekeken met een vreemde uitdrukking. Begeerte was dat. Begeerte van vrouwen op leeftijd was best griezelig. Hij wist zich die blikken nog heel goed voor de geest te halen. Terwijl hij daar in zijn eentje danste voor al die mensen, hadden de vrouwen en ook sommige mannen hem blikken toegeworpen die hij eng en tegelijk spannend had gevonden. Toch had niemand hem op die manier aangeraakt. Alleen de rijke mevrouw, maar dan ook alleen maar strelen, verder niets. Zij was blijkbaar klaar met dat onrustige gevoel. Hij niet. Boven hem vloog een roofvogel. Zijn vleugels waren in rust, wijd gespreid. Zwevend gaf het dier een prachtig zicht op die enorme vliegcapaciteit. Opeens zag het dier ergens een prooi want hij dook steil naar beneden. Hebbes. Iets met een staart hing af in de snavel toen de machtige vogel weer steeg in de blauwe lucht en wegvloog. Ja, dieren hadden het gemakkelijker dan mensen, geen regels, geen straf als je iets deed wat niet kon of niet mocht, Je haalde je prooi, of het gras zelf en aan seksualiteit had je alleen behoefte in het paarseizoen. Waarom hadden mensen er zo vaak behoefte aan? Ja mannen, vrouwen niet zo erg, tenminste zo leek het. Maar die oudere vrouwen blijkbaar wel. Hoe dat kon moest hij maar eens aan oma vragen, zij wist immers alles. Achter een rotsblok op honderd meter afstand van de hut deed hij wat mannen kunnen doen als ze zo onrustig zijn. Zo was het beter, hier had helemaal niemand er last van. ‘Dacht je nou echt dat vrouwen geen last hadden van hun seksualiteit?’ Erol keek haar verwachtingsvol aan. Hij had de vraag toch durven stellen, wist dat zij hem serieus zou nemen. Zij was dan ook de enige aan wie hij dit zou durven vragen. ‘Jongen toch! Meisjes en vrouwen hebben dat ook, dat onrustige, alleen worden wij niet geacht te masturberen, dat is haram23*. Dat mag niet. Toch doen veel vrouwen dat stiekem, in afzondering natuurlijk, wat moeilijk is hier in Turkije omdat vrouwen eigenlijk zelden alleen zijn. Mannen kunnen het wel samen doen soms, met vrienden, wie het eerste klaar is, of zoiets. Maar vrouwen niet. Daarbij komt dat mannen vaak helemaal niets weten van seksualiteit als ze trouwen. Ze weten alleen dat ze ‘érop’ moeten, dat ze kinderen moeten verwekken, vooral zoons, maar van hoe ze het een vrouw naar de zin kunnen maken, nee, daarvan weten ze niets. Helemaal niets en dat geeft veel verdriet, veel onrust. Het zou heel goed zijn als je er op school les in kreeg, ik heb me laten vertellen dat er in oude culturen in India les werd gegeven in vrijen. Hoe je elkaar wederzijds het beste kunt bevredigen. Dat er allerlei standen waren waarin de vrouw ook aan haar trekken kwam, waarin het heerlijk was om seks te hebben en het was helemaal niet gek of taboe daar om erover te praten en ermee te experimenteren. Het scheen er daar veel meer gelijk aan toe te gaan in die tijden tussen de seksen. Maar hier in Turkije is dat allemaal taboe. Er wordt echt heel wat afgeleden in de echtelijke bedden. Mijn echtgenoot kon er ook iets van. Ik wist toen ook van niets, maar ik heb er over gelezen, stiekem allemaal en nu weet ik beter hoe of het ook kan zijn. Dat boek heb ik nog wel ergens voor jou. Ik vertel de vrouwen hier soms hoe ze 23
Haram: verboden, slecht volgens de leer van de islam.
117 het ook kunnen doen en vooral ook hoe ze het kunnen vermijden om ieder jaar zwanger te zijn. Want dat geeft ook veel stress en verdriet. ‘Leert u het mij ook alstublieft?’ Erol voelde zelf hoe verlangend hij was meer over dit onderwerp te weten. ‘Nou, ten eerste, masturbatie is niet gek, als je het verlangen voelt om jezelf te bevredigen en je hebt geen partner dan doe je dat gewoon. Ergens apart natuurlijk want het is niet fijn als je gestoord wordt. En ten tweede: het moet met je partner zeker niet zo zijn dat je haar gebruikt, het moet voor haar ook leuk zijn. Bevredigend dus, zij kan ook klaarkomen, zoals dat heet. Zij kan dat ook zelf bereiken, alhoewel veel vrouwen niet weten hoe dat moet, helaas. Het kan een hoop stress weghalen als je dat zelf doet, lichamelijke stress. Vooral als je een man hebt die er niets van wil weten. En veel mannen willen er echt niets van weten dat vrouwen ook gevoel hebben daar van onderen. Ja, echt.’ Erol kleurde, hij wist niet wat hij moest zeggen. ‘Ja, ik zie dat je het begrijpt, want als vrouwen echt als gelijke worden behandeld op dit gebied, en niet als een koe of geit die je drachtig kunt maken, dan is er al heel wat gewonnen. En helemáál als we niet meer worden gezien als draagsters van de eer van de hele familie! Dat is zoiets vreselijks, dat beperkt ons in alle opzichten en niemand van ons vrouwen heeft daarom gevraagd! Helemaal niemand!’ Erol zweeg, hij zag dat oma zich opwond over dat onrechtvaardige van die eer, de namuz*24. ‘Dat van die namuz, dat is al ééuwenoud en het heeft er natuurlijk mee te maken dat de mannen zeker willen weten dat het hun kind is dat hun vrouw draagt. Anders willen ze er geen stap voor verzetten. Mannen doen meestal alleen moeite voor hun eigen kinderen, en soms nog niet eens, zoals jouw vader dus, en daarom is dat van die eer uitgevonden. Vrouwen mogen niks, moeten bij het huis of binnen blijven, anders is het niet zeker dat het kind in haar buik van haar man is.’ Ze keek Erol aan en snoof diep. ‘Ja, zo eenvoudig werkt dat. En zoveel verdriet komt daaruit voort voor vrouwen. Vraag maar eens aan een man of hij net zo goed een vrouw had willen zijn. Afgrijzen krijg je dan, pure afkeer, geen man had een vrouw willen zijn; ja, erger nog, er is verdriet en afschuw als er een meisje geboren wordt en als er een jongen komt, is er drie dagen feest. Een tweeling aan jongens en het hele dorp viert feest. Maar omgekeerd…’ Erol stond op om thee in te schenken. ‘Ja, neem het simpele feit dat jij uit jezelf voor mij thee inschenkt, een man hier zou dat zeker niet gauw doen, de meeste mannen nooit. Dat is vrouwenwerk.’ ‘Maar het is toch gewoon aardig of beleefd.’ ‘Ja, beleefd, maar je wílt toch gewoon voor mij thee inschenken, of niet? Voor mij?’ ‘Ja natuurlijk, ik houd toch van u, oma.’ Erol zei het een beetje stuntelig, maar hij meende het en keek haar nu recht aan. ‘Ja oma, ik houd van u en ik ben heel blij dat ik hier kan wonen en nog blijer dat ik u kan opvolgen als genezer hier in de bergen. ‘Jongen, het woord liefde, het ‘ik hou van jou’, is het meest misbruikte woord, zinnetje dat er bestaat. Mensenliefde is eigenlijk een primitief iets, maar daarmee wil ik jouw genegenheid voor mij niet ter discussie stellen, nee helemaal niet. Maar mensenliefde is eigenlijk een 24
Namuz: eer, familie-eer, die gewroken dient te worden als ze geschonden wordt.
118 middel tot een doel, een egocentrisch doel. En hou nu eens op met dat ge-u. Ik ben gewoon ‘jou’ vanaf nu.’ Ze snoof weer diep en stond op om Erol aan haar boezem te drukken. Toen ze weer zat, zei ze: ‘Voor jou is het heel belangrijk dat je iemand hebt, alleen was je echt voor de bijl gegaan, denk ik zo, met jouw Amsterdamse verleden.’ ‘Ja oma, je hebt gelijk.’ Hij gaf het gewoon toe, ze had gelijk. Maar met een snik in zijn stem voegde hij eraan toe: ‘Maar toch, ik geef echt veel om u, om jou. Natuurlijk heb ik je nodig en u mij ook wel een beetje, die hele boom had jij nooit zo in stukken voor de kachel naast de hut gekregen.’ ‘Nee, je hebt gelijk, Erol canım, en natuurlijk ben jij mij ook heel dierbaar geworden in de al die tijd dat je hier nu bent, ik kan het me in mijn eentje niet meer voorstellen. En het fijnste is nog wel dat je mijn opvolger wilt worden. Ja echt!’ Ze knikte zo overtuigend met haar hoofd dat haar knot losschoot en haar lange grijze haar over haar rug viel. Toen Erol die avond naar bed ging, was hij een stuk wijzer over hoe de seksualiteit van de mens in zijn werk ging, beter nog: hoe het bij meisjes en vrouwen zat. Twee dagen later kwam Hümeyra met Fatma in haar kielzog over de berg aangewandeld en Erol voelde hoe blij was haar te zien. Maar hij had met zijn oma afgesproken dat hij haar niet aan zou raken, op geen enkele manier. ‘Als je dat gaat doen verlies je haar, want zij weet heel goed dat dit niet kan, ook al heeft ze in Nederland gewoond. Hier kan dat niet en je verpest het voor jezelf, jongen, als je het toch doet. Beheers je!’ Toch voelde Hümeyra enige spijt dat hij geen enkele poging deed bij het vliegeren. Zelf durfde ze het niet om hem aan te raken, ofschoon ze een flauwe poging deed toen haar vlieger dicht bij die van hem stond. Maar Erol ging snel achteruit toen ze dichtbij kwam. Over Nederland had ze eigenlijk heel weinig te vertellen. Alleen toen hij vroeg over haar plannen als dierenarts, deed ze hem kort uit de doeken dat het haar gruwelijk tegen was gevallen om in een praktijk van een dierenarts te zijn. Dat had Erol wel gedacht, maar hij zei het niet. Ze zou niet blij zijn met zo’n opmerking. Zijn oma keek goedkeurend toen ze zag dat hij dat inslikte. Gaf hem een knipoogje. Fatma lachte, ze wist het al, had hetzelfde gedacht. Het lekkere uit Nederland bestond uit Haagse hopjes. Oma vond ze lekker en nam er twee tegelijk in haar mond toen ze ging koken voor de lunch. ‘Lekker, dat smaakt naar Nederlandse koffie,’ lispelde ze. ’s Avonds in bed dacht Hümeyra na over het feit dat Erol haar dit maal geen verdwaalde zoen had gegeven. Ze had het gemist. Eigenlijk had ze er een beetje naar verlangd, hoewel ze geweten had dat Fatma het had moeten vertellen thuis, áls ze het gezien had. Maar het had best kunnen gebeuren zonder dat Fatma iets gezien had. Moest zijzelf dan iets doen? Dat kon toch niet? Maar Erol was toch ook een Nederlander en bij hem kon je zoiets toch gewoon doen. Of niet? Hier niet? Was hij eigenlijk nog wel een Nederlander? Hij had een paspoort, net als zij, maar dat betekende niet dat je ook echt een Nederlander was, of bleef.
119 Zelf had ze in Nederland regelmatig het gevoel gehad dat ze er niet meer bij hoorde, dat ze nu écht een buitenlandse was. Hier had ze dat nu minder dan in het begin. Maar in de ogen van de kinderen op school was ze dat nog steeds wel. Maar nu kon ze opnieuw beginnen op het Lise, hoewel er minstens acht kinderen uit het dorp ook gingen. Overmorgen zouden ze voor de eerste keer naar school gaan, met de vroege dolmuş*25. Spannend. Natuurlijk ging het allemaal goed die eerste dag. Ze werd door de leraar op een plaats gezet naast een meisje met wie ze het meteen goed kon vinden. Bij alle vakken zat ze naast Fatihe, ze keken elkaar af en toe aan en merkten dat het echt klikte tussen hen. Ze woonde wel een heel eind uit de buurt van het dorp van Hümeyra, maar ze konden elkaar elke dag zien en in de pauze bij elkaar zitten. Met de kinderen van het dorp had Hümeyra elke dag veel contact in de dolmuş. Ze wisselden huiswerk uit en bespraken de lessen. Niet alle kinderen zaten in dezelfde klas want er waren drie parallelklassen. ’s Avonds in bed ging Hümeyra die dag helemaal na. Nee, er was niets wat niet leuk was geweest, of het moest de hoeveelheid huiswerk zijn die ze elke dag zou moeten maken. Maar ja, dat hoorde bij het Lise. Verder waren er veel vakken, niet allemaal even interessant. Natuurlijk, ook dat hoorde erbij. Haar ouders waren erg geïnteresseerd in haar ervaringen die eerste dag en dat deed haar goed. Het was fijn om nu eindelijk echt op het Lise te zitten, ze had er die dag niets van gemerkt van anders dan anderen te zijn. Ook Erol was benieuwd naar haar bevindingen. Toen ze na een week school in het weekend de bergen beklom en buiten adem van het klimmen aankwam bij de hut, Fatma achter haar aan, stond hij bij de deur te wachten, net of hij wist dat ze kwam. ‘Hallo lise-studente, én, hoe ging het?’ Oma kwam ook meteen naar buiten en ze dronken thee in de zon. Oma hielp Fatma met een breiprobleem en Hümeyra merkte dat Erol echt benieuwd was. Hij keek zo lief en leefde zo met haar mee dat ze op een gegeven moment zelfs bloosde toen hij zei dat hij het heel fijn vond dat ze een vriendin in Fatihe had gevonden. ‘Laten we gaan vliegeren!’ zei ze ineens en ze voegde de daad bij het woord door haar vlieger uit de hoek in de hut te halen. Fatma bleef liever bij oma om over handwerken te praten en zo kwam het dat ze een tijdje alleen waren. ‘Zo, lekker even alleen met jou,’ zei Erol, terwijl ze naar het weitje liepen, elk met hun vlieger op de rug. ‘Ja, fijn dat Fatma zo graag breit, hè?’ ‘Ik moet je even iets zeggen,’ zei Erol een beetje te nadrukkelijk. Hij schopte een kei naar beneden en kuchte een beetje vreemd. ‘Ik vind jou heel leuk en ik ben een beetje verliefd op je, een beetje veel, maar ik wil niet dat je daarvan schrikt of bang wordt of zo.’ Weer schopte hij een kei nar beneden en haalde diep adem voor hij verder ging. ‘Ja, ik vind jou gewoon een heel erg leuk meisje en wil je dat alleen maar zeggen. Soms zou ik je graag een zoen willen geven maar dat mag hier niet. Dat vind ik echt jammer maar ik zou nooit…’ Hij slikte en keek naar de bergen om zich heen. ‘Wat zou je nooit?’ informeerde Hümeyra. 25
Dolmuş is een kleine bus die mensen vervoert, soort openbaar vervoer. Vol is vol betekent het letterlijk.
120 ‘Ik zou je nooit pakken, misbruik van je maken of zoiets stoms, daar moet je me op vertrouwen.’ ‘Hoezo misbruik?’ ‘Nou je weet toch dat mijn vader niet zo’n leuke man is, dat hij mijn moeder sloeg en zo.’ ‘Nee dat wist ik niet, wel dat hij jou ontvoerde in Istanbul, en dat hij helemaal geen goede vader is. Maar je denkt toch niet dat ik denk dat jij mij…nee, dat zou jij nooit doen, toch?’ ‘Nee, natuurlijk niet. Maar ik wilde je alleen…’ ‘Je vindt mij leuk en je wilt me wel…’ Erol knikte en sloeg een klein beetje zijn arm om haar schouder, nu ze niet meer zichtbaar waren vanaf de hut. ‘Mag dat?’vroeg hij, opzij kijkend. ‘Ja,’ zei Hümeyra met een piepstemmetje alsof ze heel verlegen was, ‘ik vind het spannend als je dat doet, echt, maar kijk uit voor Fatma.’ Ze wachtte even en keek naar Erol die nog steeds haar ene schouder omvatte. ‘Ik vind jou ook lief en ik ben blij dat je gezegd hebt dat je mij lief vindt.’ Ze bloosde weer, enorm nu, en probeerde het hem niet te laten zien door een beetje opzij te kijken. ‘Ik zie heus wel dat je bloost, maar dat vind ik juist zo mooi bij jou.’ Hij gaf een zoen op haar neus en nog eentje op haar wang. Toen keerde zij zich naar hem toe en zoende hem op zijn mond. Hij schrok ervan en beantwoordde haar kus niet meteen. Even was er een fantastisch moment van roerloze lippen op elkaar en toen, toen beantwoordde hij haar kus wel. Drukte zijn lippen fel op die van haar en speelde even met zijn tong ertegen. Het was maar een kleine kus, nog niet echt zoals ze dat op de film gezien had. Een eerste echte kus die ze allebei wilden. Haar hele lichaam reageerde en ze voelde dat hij dat ook had. ‘En nu gaan vliegeren!’ riep ze om haar verlegenheid voor te zijn. Ze rende vooruit en wikkelde het touw van de klos. Gelukkig stond er een goed windje en al snel klom de hare hoog in de blauwe lucht. Oma keek Erol op een heel speciale manier aan toen ze terugkwamen. Erol bloosde, maar zag meteen dat Fatma helemaal verdiept was in haar breipatroon. Zij merkte niets. Oma lachte fijntjes en vroeg of ze soms koffie wilden. Dat vroeg ze anders nooit, het was altijd thee wat ze dronken. ‘Ja, lekker koffie, door de filter? Geen nescafé?’ vroeg Erol, ‘Ja, daar heb ik nu echt trek in.’ Oma verdween in de hut en Erol ging erachteraan. ‘Jullie stralen helemaal, is het nu officieel dat jullie verliefd zijn?’ vroeg oma zachtjes, terwijl ze de koffiebus van de plank pakte. ‘Gelukkig zat Fatma hardop steken te tellen.’ ‘O oma, is het zo duidelijk? Ja, ik vind haar heel lief en leuk, ik denk dat ik wel verliefd ben.’
121 ‘Ach jongen, ik ken jou toch, ik vind het prima allemaal, maar houd goed rekening met Fatma, die heeft een man die niet van deze dingen op de hoogte gebracht mag worden, anders zie je haar niet meer.’ ‘Ja, je hebt gelijk, we zullen heel voorzichtig zijn, als ze maar blijft komen want die Engelse les is afgelopen nu ze op dat Lise zit.’ De koffie was heerlijk, het was een soort bevestiging van hun vriendschap, en oma had ook nog een pak koekjes bewaard voor iets feestelijks. Fatma keek een beetje verbaasd van al die feestelijkheid van de een naar de ander. ‘Ja, het is vandaag een prachtige dag, vind je niet Fatma, en we vieren dat Hümeyra het fijn heeft op haar school, wie had dat ooit gedacht! Ze wil hier vast nooit meer weg!’ lachte oma.
122
Hoofdstuk 16 Ik woon hier in de bergen, ik ben een verliefde bergbewoner, mijn meisje is beeldschoon en heel lief! We spreken elkaars talen allebei, dat is belangrijk. Ik word genezer, leer heel veel en ben zwijgzamer dan vroeger, denk na over wat ik doe en wat ik laat en ik ben gelukkig. Mijn leven kon niet mooier zijn dan het op dit moment is en ik voel me een met de natuur. Heel vaak. Ik had nooit, echt helemaal nooit gedacht dat zoiets mogelijk is. In Amsterdam was ik heel iemand anders. Die persoon is weg, ver weg. Ik ben een bergbewoner. Ik houd van mijn meisje en van de bergen met hun prachtige vormen en kleuren, wil hier nooit meer weg! Het werd dat jaar snel winter, het najaar duurde niet lang en de kille vlagen van regelrechte najaarswinden joegen de Lise-leerlingen ’s morgens vroeg om de oren als ze op de dolmuş stonden te wachten. Hümeyra vond het maar niks, als het slecht weer was, kon ze niet naar de hut om Erol te zien en had Fatma geen zin om haar huishoudentje in de steek te laten. Eigenlijk zou Erol ook een telefoon, beter nog zo’n tablet moeten hebben, dan konden ze tenminste elkaar mailen, bellen of sms’en. Fatma had niet zo’n zin, die laatste keer dat Hümeyra voorstelde naar de hut te lopen. Het was duidelijk dat ze toch zwanger was, ondanks haar idee om dat nog een tijd uit te stellen. Maar ze had het nog niet officieel aan de familie meegedeeld. Sinds Erol haar min of meer zijn liefde verklaard had, wilde ze vaker naar boven, maar stootte dan op het verbod van vader. ‘Als je alleen naar de hut gaat, word ik echt heel erg boos,’ had vader gezegd. ‘Jij als meisje hebt de eer van de familie hoog te houden en ik wil absoluut niet dat het dorp over ons gaat roddelen. Je kunt alleen gaan als Fatma ook gaat.’ Daar had ze het mee te doen. Ze wilde hem ook niet boos maken omdat hij er zo breekbaar uitzag de laatste tijd. Maar ze had het er nog niet met mama over gehad, iets hield haar tegen. Toen Fatma op een zondag aankondigde dat de familie er een baby bij kreeg, wist Hümeyra dat ze iets anders moest verzinnen om Erol te spreken. Ze moest geld zien te verzamelen voor een telefoon. Ze mailde haar broers. Lieve broers, Ik ben verliefd en ik kan mijn vriendje Erol niet zien, papa wil het niet. Hij woont hoog in de bergen en het is al winter nu, ik kan er niet eens heen al zou het mogen. Hij wil mij ook zien maar alleen met Fatma kan ik er heen gaan en Fatma krijgt nu een baby, dus dan je weet het wel. Ik heb geld nodig voor een telefoon, zo eentje waar je ook mee kunt internetten. Jullie kunnen je toch wel voorstellen dat als je jouw geliefde niet meer kunt zien, dat heel erg afschuwelijk is? Dan kunnen jullie altijd nog bellen of mailen, wij niet, Erol heeft geen geld en zijn oma ook niet. Kunnen jullie wat bijdragen, ik heb ook gespaard, geef bijna niets uit, koop geen snoep op school, helemaal niks! Ja??? Liefs van jullie wanhopige zusje.
123 De broers begrepen het en ook dat hun vader niet hoefde te weten dat ze hun zusje geld stuurden. In een pakje met Haagse hopjes erin en met beertjes erop, speciaal voor hun zusje, stuurden ze haar geld. Gelukkig was het pakje nog dicht toen Hümeyra het in handen kreeg. Boven op haar kamer kuste ze de eurobiljetten van haar lieve broers. Ze kregen meteen een mail terug. O lieve broers, schattebouten! Dank jullie wel, wat zijn jullie toch een goede broers, jullie snappen tenminste dat ik die telefoon met internet echt nodig heb. Heel veel liefs van jullie zus!
In de buurt van haar school was een telefoonwinkel en Hümeyra die inmiddels wel enig verstand had van die dingen, kocht er de volgende dag in een uitvaluur een tablet met flinke korting. Ze pakte de verkoper in de winkel helemaal in met haar glimlachjes en beloofde vaker langs te komen. Hij bracht haar helemaal naar de deur en ze gaf hem tot besluit haar allerliefste lachje. Ze hoopte maar dat niemand het zag, want haar uniform van school verraadde dat ze nog maar een jong meisje was, ook al zag ze er ouder uit. Ze laadde het ding op haar kamer, zette er wat app’s en adressen op en zon op een mogelijkheid om het naar Erol te brengen. Ondertussen hoopte ze heel erg dat hij daar bereik zou hebben. Toeval wilde dat ze hem bij de kruidenier tegenkwam. Oma had hem naar beneden gestuurd om flink in te slaan voor als de herfst echt zo vroeg door zou zetten. Hij kwam net met een meer dan volle rugzak en een tas vol met boodschappen naar buiten. Liefa blafte vrolijk toen ze Hümeyra zag en sprong om haar heen. Natuurlijk konden ze elkaar niet aanraken, de straat bij de winkel was druk en iedereen keek naar hen. Ze waren ook een mooi stel, zag Hümeyra toen ze opzij keek en hen beiden in de winkelruit weerspiegeld zag. Die lange Erol met zijn rode krullen en zij met haar zwarte vlechten. Ze bekeek henzelf goedkeurend en wees er Erol ook op. Hij lachte en maakte een paar danspasjes. Nu hadden ze nog meer bekijks. ‘Ga mee naar mijn huis, mama heeft vast thee klaar.’ ‘Moet jij dan niks halen hier?’ ‘O ja, maar dat kan wel even wachten. Jij bent zo zwaar beladen.’ ‘Nee, ik wacht wel even, moet je veel halen?’ ‘Nee, alleen suiker. Oké, ik ben zo terug.’ Ze spraken Nederlands, automatisch deden ze dat, het was hun geheime taal hier midden in dat Turkse dorp Niemand kon hen lekker verstaan, dat gaf een stout gevoel, ontdekte Hümeyra toen ze binnen even op de suiker moest wachten en ze grimassend tegen Erol buiten mimede.. Buiten nam ze meteen een tas van hem over, samen liepen ze naar het laatste huis van het dorp. Mama had inderdaad de thee klaar, ze deed open toen Erol officieel aanbelde, keek naar de lange jongen, lachte en zei: ‘Erol, kom de volgende keer maar achterom. Ik heb je al zo’n
124 tijd niet meer gezien, onze Hümeyra wil af en toe toch echt Nederlands praten, dat weet je toch?’ ‘Ja, mevrouw, dat vind ik ook, het weer is alleen aldoor niet zo best. Oma had van alles nodig, dus ben ik er maar weer eens op uitgetrokken.’’ ‘Maar je taal bijhouden is toch ook belangrijk?’ ‘ Ja, ik wil ook Nederlands kunnen blijven spreken, zeker weten.’ Hümeyra keek naar haar moeder en Erol en bedacht ineens dat ze haar wel zou kunnen vertellen over de telefoon. Zij verklapte lang niet alles aan papa. ‘Ik moet even iets halen,’ zei ze toen. Rende naar boven en haalde het apparaat met het doosje er nog om. Met kloppend hart weer naar beneden. ’Kijk Erol, je kunt me hiermee opbellen en dan kunnen we Nederlands spreken, zodat we het niet vergeten, is dat wat voor je?’ Erol keek verbaasd, pakte de tablet uit de doos en stamelde. ‘Wow, is dat een telefoon? O nee ik zie het, het is zo’n tablet, die iedereen in Nederland al wel zal hebben!’ Ja, en mijn nummer en die van Hasan en Turgut staan er al in. En ook een paar app’s. Kun je me bellen. Je kunt hem toch wel opladen in de hut?’ ‘Ja, bij ons kan dat meestal wel, maar bij onze buren, die hebben echt altijd elektriciteit, kan ik hem zeker opladen. O Hümeyra, hoe kom je eraan?’ ‘Cadeautje van mij, je mag hem gebruiken, bruikleen dus, maar hij blijft van Turgut en Hasan, als ze hier komen moet hem je tijdelijk inleveren.’ Mama keek geamuseerd naar Erol en haar dochter. ‘Weet je vader hiervan, dochter van mij?’ ‘Nee, natuurlijk niet, ik heb hem net gekocht, er is zo’n winkel vlak bij mijn school. Hasan en Turgut vonden het een goed idee en ik moet toch mijn Nederlands blijven bijhouden van u?’ ‘Jaha, zeker, dat moet je ook, maar eh…’ Hasan en Turgut waren zo lief om mij wat geld te sturen zodat ik met Erol Nederlands kan blijven spreken als het winter wordt en Fatma en ik de berg niet meer op kunnen, snapt u? En ik had zelf ook nog wat gespaard, dus eh…’ Erol zat al haar nummer te bellen en inderdaad ging haar telefoon in de tas die in de gang stond af. ‘Leuke beltoon heb jij, zeg!’ Ze rende naar haar tas en belde meteen zijn apparaat terug. Hondengeblaf klonk door de stille keuken. ‘Wow, heb jij die beltoon voor me uitgekozen?’ Erol keek haar verbaasd aan. ‘Ja, het lijkt een beetje op de blaf van Liefa, vind je niet? Maar je kunt hem nog veranderen, er zijn honderden keuzen, kijk zelf maar.’ Mama greep haar dochter bij de arm en vroeg:’Zeg eens meisje, heb jij je broers echt geld afgetroggeld om met Erol Nederlands te kunnen blijven speken in de winter?’
125 ‘Ja mama, en ze vonden het een goede reden. Hier is het niet zo duur als in Nederland. Ik kan natuurlijk ook met Hasan of Turgut bellen om Nederlands te spreken, maar dat is erg duur. Erol woont dichtbij.’ Op dat moment geloofde ze even zelf in haar leugen. Ze zag vanuit haar ooghoek Erol lachen. Mama fronste, ze dacht even na en zei toen: ‘Nou, ik zal het er maar niet met je vader over hebben, maar ík vind het best wel een goede reden en je kunt inderdaad niet met Fatma naar boven als het straks gaat sneeuwen.’ ‘Ja, en daarna gaat Fatma heus niet meer mee als ze de baby heeft, denkt u niet?’ ‘Nee, dat zal wel niet.’ ‘Kan ik dan helemaal niet meer naar Erol, als de sneeuw weg is? ‘Tja, dat weet ik zo niet, meisje. Misschien kan ik wel eens meegaan?’ Hümeyra keek naar haar moeder en moest wel even lachen. Haar moeder was bepaald niet de dunste en ze zag haar al over de bergkammen sjouwen, nee, dat zou ze nooit halen. Ze wandelde nooit en zeker niet op hoogten. ‘Nou, voorlopig kan Fatma nog wel mee toch? Mijn oma leert haar naaien en breien, voor babykleertjes en zo.’ Erol trok zijn wenkbrauwen omhoog een keek hen vragend aan. ‘Ja, nu kan ze nog makkelijk meegaan. Laten we hopen dat de sneeuw niet vroeg komt dit jaar.’ Mama haalde haar schouders op en schonk thee in. Hümeyra wist al terwijl ze het zei dat het maar om een paar keer zou gaan en dat ze dan haar vriendje de hele winter niet meer zou zien. Tenzij de voorraden op raakten en hij echt naar beneden moest. Ze werd opeens verdrietig, keek Erol aan en hij leek meteen te merken wat ze voelde. Hij strekte zijn ene arm naar achter, krabde op zijn rug en raakte als terloops haar rug zachtjes aan. Mama zag het niet, dus herhaalde hij het gebaar. Het voelde echt als iets heel liefs. De sneeuw kwam inderdaad heel erg vroeg dat jaar en bleef liggen. De weg naar Erol was dus afgesloten en de weg voor hem naar beneden ook. Skiën kon niet in dit deel van de bergen. Hij zat met oma aan tafel ’s morgens vroeg toen ze wakker geworden waren van het witte licht en ze wisten dat er een tijd van tweezaamheid aangebroken was. ‘Ja jongen, nu zijn we weer op elkaar aangewezen. ‘ ‘Ach oma, je kunt toch wel een aantal mensen hier in de buurt bereiken. Ayse is bijna uitgerekend, je moet daar dan wel heen.’ ‘Ja en dan moet jij mee, dan zal ik je eens laten zien hoe dat in zijn werk gaat. Je moet het echt leren, wie weet hoe veel meer bevallingen er deze winter vervroegd plaats gaan vinden.’ Oma wreef vermoeid over haar gezicht en sloot een ogenblik haar ogen. ‘Er komt nog veel meer sneeuw dezer dagen,’ zei ze met een lage stem. ‘Maak je maar klaar voor je eerste praktijkoefeningen, jongen. Mijn rug doet nu al pijn en het kan best wel eens zo zijn dat je het alleen moet gaan doen.’ Erol veerde op en pakte zijn schrift met aantekeningen.
126 ‘Ik ben klaar,’ zei hij met iets van trots in zijn ogen. De rest van de ochtend besteedden ze aan weer een les in geneeskunde, nu speciaal aan bevallingen en in het schrift met de kartonnen kaft kwamen nog meer belangrijke aantekeningen te staan. Een week later kwam de man van Ayse aangegleden. De laatste helling nam hij veel te vlug waardoor hij viel en niet meteen kon opstaan. Hij had zich pijn gedaan, maar schreeuwde vanaf zijn plaats dat Erol en oma vlug moesten komen. ‘De baby komt en ligt niet goed,’ brulde hij. ‘Gaan jullie maar gauw, ik kom er wel achteraan.’ Oma greep haar tas, ze had die altijd klaar staan en inspecteerde vlug de inhoud. ‘Kom,’zei ze tegen Erol die ook al klaar stond met zijn tas. Die had hij die week samen met oma gemaakt van stevig leer van de geslachte geit en volgepakt met allerlei potjes kruiden, steriele doeken en verband. Hij voelde een vreemde spanning in zijn buik, maar liet niets merken. Half glijdend en elkaar steunend probeerden ze zo snel mogelijk over de berg heen te komen, gelukkig woonden Umut en Ayse niet zo ver weg. Ze konden haar al horen gillen toen ze nog een flink stuk van de hut af waren. ‘O, vlug, ren vooruit en geef haar dit. Met water in een glas.’ Ze haalde een zakje uit haar tas. Erol rende vooruit, gleed niet één keer uit en bereikte de hut waar hij binnen een heel nare toestand aantrof. Ayse lag in te veel bloed op het bed en gilde. Ze merkte amper dat Erol er was. Hij mengde snel het poeder met water en goot het slokje voor slokje door haar wijd open keel. Gelukkig had ze het besef dat het goed voor haar was en ze slikte. Klampte zich toen aan Erol vast. ‘Yavaş, yavaş26, je moet nu meerwerken Ayse, je baby gaat goed komen, rustig blijven, goed en diep ademen.’ Hij zei het diverse keren, wreef haar rug en Ayse gehoorzaamde ten slotte. Ze ging liggen en keek met angstige ogen naar de jongen die bij de ingang van de hut zijn oma naar binnen hielp. Ze was vlak voor de hut uitgegleden en zat vol met sneeuw. Maar ze was er en had niets gebroken. Samen bogen ze zich, na hun handen flink met desinfecterende zeep te hebben gewassen, over Ayse. Met een hand voelde oma hoe de baby lag. ‘Het kind ligt dwars, daarom heeft ze zo’n pijn. Het moet gedraaid. Kom hier, voel zelf maar.’ Even moest Erol een diepe, diepe aarzeling overwinnen voordat hij zijn hand in de bebloede schede van zijn patiënte kon steken. Toen deed hij het en voelde hij na enig rondtasten in de oneindige zachtheid eerst een armpje en toen, opzij, een hoofdje van het kind, een glad en glibberig beentje dat heftig spartelde, en een soort blaas, zat die niet meer helemaal om het kindje, was dat goed of niet? Meteen probeerde hij het hoofdje heel voorzichtig met het nekje naar beneden te bewegen. Heel langzaam en tegelijk met zijn vingers het ene armpje tot bedaren te brengen. ‘Het kind moet er nodig uit,’ zei oma, ‘het water is al bijna op binnen, grijp met die grote mooie hand van je het hoofdje, heel voorzichtig, vooral niet knijpen, draaien met de 26
Yavaş: rustig, rustig/ langzaam
127 schoudertjes erbij, heel langzaam en héél voorzichtig. Ik duw op haar buik. Ja jongen, je kunt het, je kunt het, mijn jongen.’ Met de uiterste inspanning om het vooral zachtjes maar wel dwingend te doen, greep Erol wat aanvoelde als schoudertjes, hoofdje en probeerde ze in de richting van Ayses schede te bewegen. ‘Kom op, baby,’ zei hij tussen zijn tanden, ‘ik laat je de uitgang zien, kom op, werk mee!’ Na enkele minuten nam oma het over. Ayse gilde nu niet meer, maar beet de binnenkant van haar mond aan flarden. Erol zag bloed op haar lippen, veel bloed. Hij keek rond, pakte met zijn andere hand een plastic zeepdoosje en stak het tussen haar tanden: 'Bijt hier maar op, Ayse!' Blijkbaar schaamde ze zich om te gillen. Maar oma moedigde haar aan om flink te kreunen: ’Maak geluid, Ayse, maak geluid, kreun, dat helpt je, dan hoort je kind je en dat geeft een goede band, dat is belangrijk, maak geluid, nog niet persen, even wachten, meisje.’ Toen gilde Ayse weer voluit en het gaf Erol een ijskoud gevoel, ondanks het vuur in de haard en het zweet van zijn enorme inspanning. Umut kwam gebogen van de pijn door zijn val, zijn jas bedekt met sneeuw de hut binnen. Zijn ogen angstig vragend. ‘Hallo Umut, ja, het gaat goed, trek die jas uit en ga heet water voor ons maken. Ja, het gaat goed. Vlug, heet water en schone lappen.’ Oma klonk bevelend en Umut, krom van de pijn, deed wat ze zei. ‘Straks kijken we wel naar jou. Nu eerst heet water.’ Erol was weer aan de beurt. Oma keek naar hem en zei zachtjes: “Nu jij weer, jij hebt grote en stevige handen, eerst wassen met onze speciale zeep, goed wassen. Doe heel voorzichtig, dit is een heel belangrijk stadium, het kind moet er nu snel uit. Keer het kind, het wil niet, maar het moet!’ Weer ging Erol, na het wassen, met zijn rechterhand bij Ayse naar binnen. Het ging vlotter nu, het drong niet meer tot hem door dat hij nog nooit een vrouw van die kant gezien had. Dat was nu volkomen onbelangrijk, van belang was alleen dat het kind er levend en wel uit moest komen. Alleen dat maar, verder helemaal niets. Het kind moest gered. Oma moedigde hem aan en drikte op de buik van Ayse, om het kind lager te krijgen. Na wat hem een heel lange tijd toescheen van draaien en telkens maar het glibberige en spartelende kindje ertoe te bewegen geboren te worden, waarbij oma op de buik van Ayse bleef drukken en haar bemoedigen, en telkens voelde of het wel goed ging, wilde het kind wél geboren worden. Ayse gilde nu hard, haar baarmoederuitgang moest nog wat verder uitrekken om het kind door te laten en dat deed haar geweldig pijn. Het tuterde Erol in zijn oren, maar hij ging door. Nu lag het kind er beter voor en hij drukte zachtjes en toch hard op haar buik met zijn grote sterke handen. Ja, na ettelijke pogingen was het donkere hoofdje te zien. Daar was het kindje, leefde het nog na al die strubbelingen? Een spannend moment. Wilde het kind het echt? Geboren worden in deze kille wereld? Zou het gaan ademen? Erol hield zíjn adem in. Ayse gilde nu voluit. Een wereldmoment! Ja, daar gleden de schoudertjes er uit, eerste de linker, een beetje scheef en toen de rechterschouder, o wat een
128 kleine schoudertjes, de rest volgde en het kind was geboren. Het lag paarsig op de handdoek tussen al het bloed en gaf geen kik. De navelstreng zag hij verbonden met de buik van het kindje. Erol hield zijn adem op dat moment al zo lang in dat het hem opeens schemerde voor de ogen. Vlug nam hij een diepe ademteug toen het kind daar voor zijn ogen ging spartelen. Het leefde! Wat een wonder! Maar het huilde niet. Oma pakte een schaar, pakte de streng die het kind met de moeder verbond en knipte die door. Ze keek op haar horloge en zei: ‘15.15 uur, schrijf op Umut, want dat is de geboortetijd van je zoon.’ Umut stond te huilen naast het bed, maar liet toch de hand van zijn vrouw los, pakte een pen en schreef het op. Ayse huilde ook, zachter nu, met lange uithalen, ze strekte haar armen uit naar haar kind. ‘Nee, even wachten, Ayse,’ zei oma. Ze pakte het rietje dat ze al klaargelegd had en zoog vlug het slijm uit de neusgaten van het kindje. Twee fikse tikken op zijn billetjes waren nog nodig. Toen begon het nieuwe wezen te huilen, heel zielig alsof de hele bevalling een vreselijke ervaring moest zijn geweest. Dat moet het ook echt zijn voor zo’n klein wezen dat nog niets kon weten, om door zo’n nauw gat geperst te worden, dat moest heel akelig voelen, besefte Erol. ‘Doeken, warme doeken, Umut, kom op jongen, doe wat, geef me die doeken.’ Oma had het kleintje al een beetje in Ayses laken gerold, ook al was het warm in de hut. Voor de baby was dat niet genoeg. Umut snoof diep, rende naar de kachel en greep wat daar hing, rende er zo snel als hij kon met zijn zere enkel mee terug naar het bed en oma wikkelde het kind erin. Meteen klonk het huilen van het zo heel kleine jongetje anders. Het vond die warmte fijn. Toen mocht Ayse haar zoon zien, ze nam hem heel voorzichtig over en kwam er half voor overeind. ‘O, dank u, o Allah, dank u Allah, een zoon, wat heerlijk, wat een groot geschenk van Allah, een zoon, hij zal Kemal heten naar je vader, Umut. Kemal.’ Zij zei het trots, huilde nu niet meer, net als het kind, Erol zag moeder en zoon naar elkaar glimlachen, tenminste, het kleintje trok een grimas dat op een glimlach leek. Zo mooi was dat eerste contact tussen die twee, dat hij bijna moest huilen. Oma zag het en klopte hem op zijn schouder. ‘Ja jongen, dit was nu je eerste kindje, je eerste bevalling. Er komen er nog veel meer en je deed het goed! Mooi zo.’ Toen kwamen er echt tranen in Erols ogen. Maar niemand die daar van opkeek. Iedereen leek van geluk te huilen. Iedereen behalve oma, zij was trots. Maar ook praktisch, ze bekeek Ayse van onderen, zette wat hechtingen, ontsmette het geboortegebied en ruimde het vuile laken op. De nageboorte, iets waar Erol echt even van schrok, deed ze in een kom en gaf Umut opdracht die, als het weer het zou toelaten, buiten te begraven. ‘Doe het diep en onder een boom, jongen. Dat brengt jullie geluk.’ De jonge vader, het was zijn eerste kind, leek niets meer van zijn kwetsuur te merken. Hij kon zijn ogen haast niet afhouden van het kind dat rustig aan de borst van zijn jonge vrouw
129 lag. Maar toen oma er naar vroeg, liet hij zijn been zien, dat bij de enkel flinke zwellingen vertoonde. Ook daarvoor had oma iets wat hielp. Toen Erol, zijn oma ondersteunend, door de oplichtende sneeuw terug naar de hut liep, voelde hij zich zo vreemd dat hij een paar keer aan zijn oma moest vragen of hij echt een kind ter wereld had helpen brengen. Echt? Hardop in de stille wereld van de sneeuw zei hij: 'O oma, dit is het allermooiste wat ik ooit meegemaakt heb en ik kan gewoon niet geloven dat ík dat was die daar met mijn hand dat kindje voelde in die baarmoeder van Ayse. Hoe kan dat, hoe kan het dat ik dat mag doen en dat het allemaal goed is gegaan? Zo wonderlijk is het!’ ‘Ja jongen,’ oma steunde zwaar op zijn arm, ‘dit zijn de wonderen van de wereld. Zo’n kindje is nog helemaal vers voor alle indrukken en als dat dan geboren wordt, en je ziet dat gebeuren, ja, dat is zo’n machtig wereldwonder. Ik ben er zelf ook altijd weer verstomd van. Zo’n groot wonder als dát is.’ Samen gleden ze ineens een stukje van een hellinkje, maar het ging goed, ze hielden elkaar in evenwicht. Heel langzaam naderden ze ten slotte de hut. Binnen zette hij zijn oma in een stoel, maakte thee en stookte het vuur in de haard op. Thee met honing en dikke boterhammen met kaas en tahin27. Dat hadden ze echt verdiend. Oma wakkerde het vuur in de kachel nog aan met een stuk karton. Erol keek naar haar en dat plaatje van zijn oma, gebogen, met haar jas nog aan en de oranje omslagdoek om haar schouders, grifte hij heel diep in zijn herinnering. Samen met dat nieuwe kindje dat onder zijn handen geboren was die dag. Elke dag had wel een bijzonder moment maar vandaag was een heel bijzondere dag. ‘Je hebt talent voor genezer, kleinzoon van me! Ik zag het heel duidelijk toen je je hand voor het eerst in de baarmoeder van onze patiënte stak om de ligging van het kindje te bepalen. Je had nog nooit een vrouw zo gezien en je aarzelde maar één enkel moment. Je was op dat moment geen jongen of jongeman maar een genezer, ook al heb je dan niet echt op de universiteit gezeten. Je bent er echt een! Knap van je hoor!’ Erol glom van trots maar hij zei niets. Zijn oma keek hem vanaf de andere kant van de tafel aan en voegde eraan toe: ’Ja, dokters jongen, er zijn dokters die nooit van hun leven dat gevoel zullen hebben over dat wonder van ons lichaam. Dat zijn mechanische dokter, geen genezers.’ Ze zuchtte diep, sllo haar ogen en ging verder: ‘Ons lichaam is een groot wonder, dat alles in ons en aan ons het zó lang doet, ook al zorgen sommige mensen helemaal niet goed voor hun voertuig. Ja, je kunt je lichaam zien als een soort voertuig voor je ziel en geest, waarin je je leven leeft, dat zorgt dat je verder kunt. Snap je?’ Ze deed haar ogen open en keek Erol aan. ‘Het is een wonder als je een kind geboren ziet worden, ook al is er vaak veel bloed en pijn en ruikt het niet fijn. Een heel nieuw leven en jij mag daarbij assisteren. Ik ben altijd zo dankbaar dat ik dat mag doen en ik zag dat jij dat ook voelde. Zo mooi, daar was ik echt blij mee, jongen! Laten we samen daar een ogenblik bij stil staan.’ Ze deed haar ogen dicht en Erol ging zitten en volgde haar voorbeeld. Het was doodstil in de hut, buiten mekkerde een geit in de stal, een keer, twee keer. Toen was er alleen nog maar de suizende stilte van de bergen. Erol voelde een dankbaarheid die groter was dan hijzelf en 27
Tahin: een voedzame sesampasta
130 die hem mee leek te voeren over de bergen heen naar een grote ijle hoogte. Oma en hij waren samen in die grote suizelende stilte, samen, op een manier waarop hij nog nooit met iemand samen was geweest. Dit was nu geluk. Twee weken later deed een plotselinge warme wind de sneeuw smelten. Overal ontstonden kleine beekjes en het gras dat al plat en dood leek, richtte zich weer een klein beetje op. ‘We krijgen toch nog wat echt najaar, daar moeten we gebruik van maken, jongen,’ zei oma, ‘wil je de geiten naar een hoger stuk brengen waar meer zon is?’ Toen hij terugkwam begon hij stukken hout die door de sneeuw van hoger gelegen hellingen naar beneden gekomen waren te verzamelen. Als ze droog waren, kon hij er een heleboel keer de kachel mee aansteken. ‘Hé, hallo daar!’ schalde er ineens een vrolijke stem door de zonnige lucht. Daar was Hümeyra en achter haar Fatma. Allebei met een flinke tas. ‘Ja, het is misschien wel de laatste keer van dit jaar dat we naar boven konden zonder roetsjpartijen, dus dachten we dat we dat maar moesten doen!’ Hümeyra lachte zo vrolijk dat ze Erol ermee aanstak. Fatma had vragen aan oma over de handwerken die ze mee had genomen. Hümeyra had van haar moeder allerlei lekkere dingen gekregen om de mensen boven eens goed te verwennen voordat de strenge winter in zou vallen. ‘Laten we eerst even wat nuttigs doen,’ zei Erol. ‘Ja sorry, maar dat moet, we moeten gebruik maken van dit weer want we hebben eigenlijk nog niet genoeg brandhout. Vind je het erg? Morgen is het misschien al weer afgelopen met dit weer.’ ‘Nee hoor, vast niet, maar kom op, eerst werken en dan eten we dit straks op. Heb je een touw?’ Met een flink stukken touw verzamelden ze op de hellingen dode takken en die bonden ze bij elkaar met het touw. Fatma bleef bij oma, als je zwanger was kon je natuurlijk niet zo sjouwen. ‘Fijn even tijd met jou samen,’zei Erol met een blije lach. ‘Ik ben zo blij met jouw tablet, ik surf ’s avonds soms op het internet, het komt niet altijd even scherp door, die mast staat eigenlijk een beetje te ver voor ons, maar soms is het heel duidelijk. Het geeft me het gevoel dat ik er toch een beetje bij hoor.’ ‘Waarbij dan?’ vroeg Hümeyra, die worstelde met een dikke tak. ‘Nou, bij de wereld, bij de andere surfers.’ ‘Speel je ook spelletjes met mensen in andere werelddelen? Mijn broer Hasan doet dat, hij speelt schaak met jongens in Australië en Maleisië, vindt ie leuk.’ ‘Nee, dat heb ik nog niet gedaan, ik zoek medische informatie, maar die taal is vaak heel moeilijk, en meestal in het Engels.’ ‘Als je er niet uit komt, kan ik het wel op school vragen. O, maar je hebt natuurlijk geen printer hier, nou dan mail je het naar mij, print ik het en dan vraag ik het aan mijn lerares Engels. Die komt uit Engeland, dus die weet het vast.’
131 ‘Ja, dat is een idee.’ Samen bonden ze een dikke stronk in Erols takkenbos. Erol vroeg zich af of hij haar zou vertellen over zijn eerste bevalling, maar hij besloot ermee te wachten. Ze zou het misschien niet begrijpen en dan zou die zo heel kwetsbare ervaring anders kunnen worden. Maar Hümeyra had andere ideeën, ze wilde weer een kus, een zoen. Ze had in Nederland zo vaak op tv gezien hoe dat ging, dat ze zelf ook die ervaring wilde hebben. Zo vaak als ze eraan had gedacht, nu moest het echt gebeuren! Toen ze allebei een flinke takkenbos verzameld hadden, wilde ze zitten. Ze zocht een stukje op waar het gras niet nat meer was en plofte neer. Erol aarzelde, maar hij ging toch naast haar zitten toen ze het vroeg. ‘Ben je moe?’ vroeg hij. ‘Nee, ik wil alleen even dicht bij jou zitten.’ ‘O,’ Ze pakte zijn hand en hield die tegen haar wang. O, wat was die meisjeswang zacht. Hij wilde het met de voorkant van zijn vingers voelen. Ze liet het toe, leunde een beetje tegen hem aan. ‘Jij vindt mij lief, hè?’ Ze vroeg het met een onzeker stemmetje, alsof ze bang was dat het niet zo was, maar toch heel graag wilde horen dat hij haar wel lief vond. ‘Ja, ik vind jou heel lief. Het liefste meisje van de wereld.’ ‘O, wat heerlijk.’ ‘Ik vind jouw wang ook zo heel erg zacht. Heel anders dan mijn wang.’ ‘Ja, jij moet je scheren, ik hoef dat gelukkig nooit.’ Ineens vertelde hij haar over zijn eerste baby. Hoe hij zo totaal gelukkig was geweest toen het kindje echt geboren was, zijn allereerste baby, hoe het voelde.’ Hümeyra verstrakte. Ze ging rechtop zitten en keek de andere kant op. Ze probeerde met alle macht te begrijpen wat haar vriend zo gelukkig had gemaakt, maar ze zag alleen pijn en bloed en ook dat Erol een andere vrouw naakt had gezien. Dat vooral. Het idee schokte haar. Voor het eerst voelde ze iets van jaloezie. Erol was dus heel gelukkig geweest toen hij een andere vrouw zo zag, een baby… ja maar toch… Ze werd meteen kwaad op zichzelf, stom om zo te denken, die vrouw kreeg een kind en Erol was een dokter aan het worden, dus moest hij zulke dingen doen. Stom van haar, maar toch… hij had die vrouw dus zonder kleren gezien, dat was toch wel… Ze stond, bruusk, ineens weer op, deed een paar stappen de berg op en pakte een losliggende tak, probeerde haar takkenbos nog wat groter te maken. Maar ze zei niks, kon het niet, haar keel zat dicht. Erol bleef bezeerd zitten. Hij begreep haar reactie niet, hij had haar willen vertellen hoe gelukkig die ervaring hem had gemaakt, willen delen. Had hij het dan beter voor zich kunnen houden? Hij keek hoe ze ineens zo druk bezig was. Voelde zich kil worden. Stond toen ook maar op.
132 Hümeyra was ineens overijverig het takken aan het verzamelen, ze draafde de berg een eindje op, haar bos groeide uit tot te grote proporties en Erol moest haar wel helpen dragen, ofschoon ze het niet wilde. Ze probeerde daarom een beetje te rennen, tegen de berg op met die enorme bos, maar dat ging niet goed. Er was een steen die ze niet zag. Zo kwam het dat ze viel. Met takkenbos en al. Ze rolde een eindje de helling af, kwam gelukkig niet al te hard terecht, maar haar kleren waren drijfnat van het beekje waar ze half in terecht kwam en haar enkel deed meteen heel erg pijn. Huilend lag ze daar. Erol moest haar uit het water trekken. Nóg harder huilde ze toen hij haar vroeg wat er zo’n pijn deed dat ze zó van streek was. Het duurde een tijdje voor ze wilde dat hij naar haar enkel keek. Ja, hij zag het meteen, die werd al dik, daar moest een nat verband omheen. Erol doopte zijn zakdoek in het water en bond hem stevig om haar enkel. Maar toen? Hij kon niet twee bossen dragen en haar met zich meenemen. Dus lieten ze de bossen liggen en nam hij haar op zijn rug. Eerst wilde ze dat niet, ze schaamde zich dat ze hun mooie moment zo verpestte. Maar hij dwong haar, ze was nat, mocht geen kou vatten en kon immers niet gewoon lopen, toch? Zo, moeizaam strompelend, kwam hij bij de hut aan, Hümeyra die zich vasthield aan zijn schouders, huilde. Oma en Fatma sprongen overeind en hielpen Hümeyra naar binnen. ‘Zo meisje, wat naar nou, je enkel verzwikt? Ach, dat is heel jammer voor jou want zo kun je niet naar huis en ook niet naar school. Dit duurt minstens een week.’ ‘Moet ik dan híer blijven?’ Hümeyra deed voorkomen alsof dat het ergste was wat haar kon overkomen. ‘Nou ja, ik denk niet dat Erol je het hele stuk naar huis kan dragen. Dat zou ook heel slecht voor zijn rug zijn, nietwaar?’ Oma voelde wel dat er iets gebeurd was, zag ook wel aan Erols houding dat die niet wist hoe hij moest kijken. Maar ze zei niets. Keek alleen Erol veelbetekenend aan, toen Hümeyra even niet keek. ‘Kan ik zo niet naar huis? Hoe moet dat dan?’ Hümeyra huilde nog steeds. ‘Ja maar, ik kan niet hier blijven, ik moet toch naar school. Ik moet toch zeker echt naar school?’ Ze was in haar ellende overgegaan in het Nederlands, maar Erol wist niet wat hij moest zeggen. Fatma keek hulpeloos van de een naar de ander. Het was haar schuld, zij had Hümeyra uit het oog verloren en ze had nog wel zo beloofd dat ze… ‘Nou Fatma, dat is echt onzin, rustig maar, ze waren hut aan het rapen voor de kachel, het is gewoon een ongelukje, niemand kan daar wat aan doen. Wij kunnen best voor je schoonzus zorgen hoor, maak je maar geen zorgen, ik blijf erbij. Ze is in goede handen met twee genezers hier.’ Oma wikkelde handig een nat verband om de enkel, schoof er een krukje onder en ging toen bezig in de keuken. ‘Hadden jullie niet allerlei lekkere dingen meegenomen?’ vroeg ze, terwijl ze water opzette. Die nacht kon Erol niet slapen. Hij hoorde zijn oma snurken en zijn vriendinnetje onrustig woelen in het opgemaakte bedje naast dat van zijn grootmoeder. Hij begreep nog steeds niet waarom ze nu ineens zo sikkeneurig was geworden, wilde erover praten maar dat ging dus
133 niet. Ze volhardde in een koppig zwijgen, praatte alleen met zijn oma over gewone huis- tuinen keukendingen en lag nu slapeloos in dat bed. Onbereikbaar. Oma had die dag al meerdere malen onderzoekend in zijn richting gekeken. Maar hij kon het haar ook niet vertellen omdat Hümeyra nu de hele tijd aanwezig was. Bah, wat een vervelende situatie. De volgende dag kwam de broer van Hümeyra weer, maar nu met twee sterkte mannen om zijn zus naar beneden te brengen. Ze protesteerde niet. Ze nam wat schichtig afscheid van Erol en zijn oma. De tocht ging met horten en stoten, sommige plekken waren gewoon niet gemakkelijk met zo’n last. Ten slotte bleek het ’t gewoon het gemakkelijkste om het meisje als een zak aardappelen over de schouder van een van de sterke mannen te leggen en haar zo bij toerbeurt naar beneden te dragen. Zo kwam ze weer in de keuken van haar moeder terecht. Erol haalde de beide takkenbossen een voor een op maar vertelde eerst aan zijn oma wat er was gebeurd. Hij kon er nog steeds niet over uit. ’Ja jongen, zo’n meisje kan zich nog niet voorstellen hoe een bevalling in zijn werk gaat, daar is ze te jong voor. Ze is, denk ik, een beetje jaloers omdat jij een andere vrouw in zo’n intieme positie hebt gezien. Naakt dus. En dat kan ze even niet aan, nu ze net verliefd is op jou. Vrouwen willen liever de enige en de eerste zijn voor hun geliefde.’ Erol zweeg en dacht na. Ja, het kon best dat oma gelijk had. Zelf zou Hümeyra er ook mee zitten, maar zij zou wel als eerste erover moeten mailen. Omdat zij onredelijk was. Niet hij. Nu was hij even koppig als zij.
134
Hoofdstuk 17 O, wat is het moeilijk om verliefd te zijn en het goed te doen bij haar! Natuurlijk is het ook heel fijn maar meisjes denken toch héél anders dan jongens, dat blijkt nu weer. Heel vreemd denken meisjes, ik snap het ehct niet! Ik probeer verstandig te zijn en haar te laten, maar het liefste zou ik haar uit bed sleuren of gisteren van het krukje in de keuken af trekken om te praten. Te praten over wat we nu toch voelen, waarom ze zo raar doet, wat we voor elkaar voelen. Maar dat vinden de meeste mensen moeilijk en zij dus ook. Ik vaak ook wel, ja. Oma helpt me er fantastisch mee. Het is de enige manier om wat ze denkt te weten te komen en te begrijpen hoe we voelen! Toch? Morgen ga ik het de bergen vragen. Wie weet geven ze wel het goed antwoord en weet ik wat ik moet doen. Ik geef zoveel om haar! Met haar voet op een krukje zat Hümeyra in de keuken met haar moeder. Ze had een pestbui. Nu kon ze niet naar school en dus niet de proefwerken maken waar ze al goed voor had geleerd. Niet haar vriendinnen zien en…ze had ruzie met Erol. Bah, het was allemaal naar en het regende ook nog, het was in de nacht een stuk warmer geworden ineens.. De sneeuw was overal al bijna gesmolten en het was buiten een grote modderzooi. Ze had hem zo graag weer willen kussen, dat bijzondere gevoel van die eerste keer weer willen hebben. Zó graag had ze dat gewild en zich in haar kamertje voorgesteld hoe het zou zijn, zonder de blikken van oma en Fatma. En nu was het zo stom gegaan! Een bevalling, hoe was het in vredesnaam mogelijk, die had hij gedaan! Het idee, die vouw was natuurlijk helemaal bloot geweest en Erol had met zijn handen, die lieve handen van hem, in die vrouw…Bah! Maar dat kon ze natuurlijk aan niemand kwijt. Het zat haar onnoemelijk dwars dat hij hun intieme moment ermee verpest had, dat hij dat soort dingen deed en dat hij er ook zo heel erg blij mee was. Hij zei dat hij zo blij was geweest. Nou zeg! Ze had het aan zijn gezicht gezien, net of hij verliefd was op die vrouw. Bah. Ze kon er niet over uit en ze had zich nog wel zo verheugd dat Fatma mee wilde en dat de sneeuw ineens bijna weg was en dat de zon scheen en ze eindelijk weer naar boven kon gaan. Naar Erol. En toen gebeurde er dat! Ook hoe ze door de bergen gesjouwd was, alsof ze een zak bieten was, of aardappels, dat zat haar ook nog heel erg dwars. De mannen hadden gewoon over mannendingen gepraat, terwijl zij daar zo achterlijk als een zak over hun schouder hing. Ondersteboven had ze het landschap aan zich voorbij zien trekken en de mannen een voor heen horen hijgen onder haar last. Ja, ze wist heus wel dat ze nu een beetje te dik was. Eerst was ze te dun en had iedereen gezeurd dat ze niet goed at en nu zat iedereen haar weer te pesten dat ze te dik was. Nou, heel leuk allemaal, hoor. Bah, ze zou niks eten zolang ze met dat been op een kruk moest zitten. Helemaal niets, dan hielden ze vanzelf weer op met dat gepest. En niemand hoefde haar meer te dragen, helemaal niet, ze kon de trap nemen op haar kont, gewoon tree voor tree en anders liep ze wel met die stomme enkel, al deed het erg pijn. Gewoon stom allemaal! En Erol?
135 Ze zag weer zijn bezeerde blik voor zich, toen ze niet wilde horen over zijn eerste bevalling. Hoe kon het dat hij daar zo enthousiast over was? Zoiets heftigs met een blote vrouw en een kindje, een baby… Hij werd echt een genezer en zou dit soort dingen altijd gaan doen, vooral als zijn oma te oud werd daarvoor. Ja, ook in de winter moest hij de bergen in om bevallingen te regelen. Met vrouwen die in hun bl… Ja, daar moest ze heel erg aan wennen. Het was toch háár vriendje. Zo tobde ze voort, terwijl haar moeder in het huis bezig was. Haar schoolwerk lag voor haar op de keukentafel, maar ze deed niets dan poppetjes tekenen en krassen in haar aantekeningenschrift. Maar de koek die ze bij de koffie kreeg weigerde ze met een boos gezicht. Het duurde inderdaad meer dan een week voor Hümeyra een beetje uit de voeten kon. Ze ging na een week weer naar school, met een kruk die haar vader in de stad voor haar had gehuurd. Maar haar bewegingsvrijheid was zeer beperkt. En er was nog geen nieuwe sneeuw gekomen, dus Erol zou haar best kunnen bezoeken, maar hij kwam niet. Hij mailde ook niet. En hij had nog wel van haar een tablet gekregen, ja in leen dus, hè! Niet echt gekregen. Al dat soort dingen ging voortdurend door haar hoofd. Ze werd steeds bozer op hem en op zichzelf vooral. En dat hielp zeker niet om zich beter te voelen. Op een avond, het was al laat en ze lag al in bed, greep ze haar tablet en mailde hem een sorry. Alleen maar dat : ‘Sorry, Hümeyra.’ Erol lag nog niet in bed, hij zat nog bij de lamp en bestudeerde zijn aantekeningen samen met een boek over genezen met natuurlijke middelen dat oma hem gegeven had. Zijn tablet lag naast hem en hij greep er onmiddellijk naar toen het ding pingelde. O, dus ze zag wel in dat zij fout zat. Gelukkig! Hij ademde diep in en streek met zijn vingers over zijn wangen. O, dus ze snapte het wel, eindelijk. Wat moest hij nu terug mailen? Want daar zat ze natuurlijk op te wachten. Oma sliep al, haar kon hij er niet mee lastig vallen. Hij moest het zelf doen, zelf bedenken. Nou goed dan, hij zou alleen melden dat hij oké was ermee. Toen hij dat gedaan had, kon hij als het ware op die afstand voelen dat ze helemaal niet tevreden was met dit antwoord. Net zoals hij niet tevreden was met haar sorry. Na een half uur kwam er weer een bericht: ‘Lieve Erol, het spijt me echt, het was stom van mij om zo te reageren op je verhaal. Ik heb ook nog nooit zoiets meegemaakt en wilde iets heel anders van je horen. Had geen idee. Ik vind je nog steeds lief en bedank je dat je me naar de hut droeg, het was stom van me om weg te lopen en om zo’n grote bos te maken. Je bent heel sterk en ik wil je graag zien, kan nog niet gewoon lopen nu, heb een kruk. Kom je alsjeblieft? Ik ben altijd om half 6 thuis van school. Liefs van Hümeyra’
Hiermee was hij wel blij. Hij stond op en ging met de handen in de zakken voor het raam staan. Die immense donkerte buiten, alleen de maan stond fier in de lucht in het laatste kwartier, samen een enkele heldere ster, gaf hem moed om te bedenken dat wat hij had gezegd tegen zijn vriendinnetje wel goed was geweest. Je hoefde heus niet altijd te doen wat een
136 ander van je verwachtte. Oma zei altijd dat je jezelf had te zijn, je je eigen innerlijke stem moest volgen. Wel, ze vroeg of hij kwam, wilde heel graag dat hij kwam. Fijn! Morgen al? Nou, hij kon best gaan, oma had toch nog boodschappen uit het dorp nodig en hij wilde zelf nog wat ijzerdraad voor strikken hebben. Oké, hij zou morgen naar het dorp gaan en zijn gehandicapte vriendinnetje bezoeken. Hij zou het haar meteen even mailen, ze wachtte er immers op: Lieve vriendin, goed, ik kom morgen langs om die tijd, moet toch boodschappen doen. Ben blij met je mails. Erol
Die nacht kon Hümeyra eindelijk weer goed slapen. Ze zat op de bank voor het huis toen hij aankwam met zijn boodschappen. De rol ijzerdraad had hij om zijn lichaam gehangen, zodat hij zijn handen vrij had voor een tas en de rugzak. Hij zag er uit als een vrijbuiter en ze voelde een grote stroom van warmte en genegenheid door haar lijf gaan. ‘Hoi Erol, leuk dat je er bent! Fijn!’ Hij gaf haar een aai over haar arm en wilde meteen naar haar enkel kijken. ‘Ja, tenslotte ben ik tegenwoordig een dokter,’ riep hij vol branie, ‘een soort dokter dan, hè. Laat me maar eens even kijken. Is het al wat beter?’ De enkel was een stuk beter, maar hij zei dat ze hem nog niet moest belasten. ‘Nog een weekje met de kruk en dan ren je weer over de bergen. Hopelijk gaat het voorlopig niet weer sneeuwen,’ zei hij om de conversatie gaande te houden. Even was er een raar soort stilte. Toen begon Hümeyra te lachen, ze schaterde zo hard dat ze bijna van de bank viel. Toen Erol vroeg waarom ze lachte zei ze: ‘We lijken wel een bejaard echtpaar zo op dit bankje en met die praat. Laten we normaal doen, ja?’ ‘Ja, en hoe moet dat dan?’ ‘Zo!’ zei ze en gaf hem een snelle kus op zijn wang, nadat ze eerst om zich heen gekeken had. Er was niemand te zien, dus het kon. ‘Vertel nog eens wat over je geneeskunst, nou wil ik het wel horen,’ zei ze toen ze weer gewoon naast elkaar zaten. ‘Het was echt stom zoals ik reageerde, het is het beroep dat je gekozen hebt, toch?’ Erol vertelde over de kleuter met kinkhoest, wiens moeder zo bezorgd was dat ze hem ’s avonds nog had laten roepen, het kalf dat geboren moest worden maar niet wilde en over een moederkoe met haar uierontsteking. Hij keek af en toe opzij om te zien of Hümeyra ook echt luisterde. Dat deed ze en bij het verhaal over de dieren die hij ook behandelde, viel ze hem in de rede: ’Hé, nu ik geen dierenarts meer wil worden, doe jij het er gewoon even bij, of vergis ik me?’ ‘Ja joh, als er geen dierenarts is, dan komen de mensen bij de dokter. De dieren zijn zo kostbaar en belangrijk voor hun leven, dat er echt naar gekeken moet worden. Ach, bij dieren
137 gaat het allemaal niet zo heel erg anders dan bij mensen. Een kalf kan ook dwarsliggen in de baarmoeder, net als een baby, alleen is het veel en veel groter dan een baby.’ ‘Steek je dan ook je arm in zo’n koe?’ Hümeyra wist het antwoord al maar keek toch wat huiverend opzij. ‘Ja natuurlijk, want het kalf moet goed recht liggen anders, kan hij er niet uit en dan gaat de koe dood en dat mag niet. Maar de eerste keer is het wel even slikken. Toch krijg ik dan iets over me van ‘kom op, Erol, je bent een dokter of je bent het niet.’ ‘Maar hoe voelt dat dan?’ ‘Heel zacht en warm, maar je moet de baby of het kalf goed voelen, hoe het ligt met het hoofdje of de kop de verkeerde kant uit en je moet voelen of de blaas met vocht nog heel is of niet.’ ‘Ik kan me niet voorstellen dat ik dat ook zou doen!’ Hümeyra zei het zachtjes, als wilde ze het toch tot zichzelf door laten dringen. ‘Maar heb je je dan nooit afgevraagd wat dierenarts worden echt betekende? Dat kan ik me niet voorstellen. Je weet toch dat dieren soms heel groot en wild zijn?’ ‘Nee, dom hè? Ik zag alleen leuke honden en katten, van die zachte poezen voor me, geen wilde paarden of bokken.’ Als vanouds spraken ze Nederlands. Daar kwam Hümeyra’s vader naar buiten. ‘Jullie zitten hier lekker, hebben jullie het over jouw vak, Erol? Ik hoorde in het dorp dat je het goed doet als dierenarts tegenwoordig. Dat je zelf koeien kunt laten bevallen. Mooi hoor, zo worden we nog trots op jou!’ Hij zei het op een manier dat Hümeyra voelde dat hij bang was dat zijn goede naam toch in het gedrang was, nu zij zo openlijk met een jongen op de bank voor het huis zat. Erol knikte naar de vader van zijn vriendinnetje, en groette hem beleefd, wist verder niet goed wat te zeggen. ‘Ja papa, Erol vertelde over zijn werk als dokter. Het gaat goed hè? Als ze in het dorp zo positief over hem praten, vindt u niet?’ Haar vader wist zich niet goed een houding te geven. Hij streek door zijn haren en deed zijn handen toen in zijn zakken, keek om hulp zoekend om zich heen. Op dat moment kwam zijn vrouw gelukkig met een blad met thee en koekjes naar buiten. Zij koos meteen de goede toon: ‘Hallo Erol, wat leuk dat je onze patiënte komt bezoeken, we hebben je een tijd niet gezien, hoş geldininz!’*28 Erol lachte en stond op om het blad over te nemen, zodat zij het tafeltje kon uitklappen. Hümeyra’s vader stond er handenwrijvend bij. Toch had hij ook iets aan Erol te vragen. ‘Kunnen we samen na de thee even een rondje maken, Erol?’ Het was moeilijk voor Erol om niet aan zijn vriendinnetje te vertellen wat haar vader tegen hem gezegd had. Hij had hem als dokter benaderd. Bij gebrek aan een echte dokter in het dorp, en ook omdat de vader helemaal geen echte dokter wilde zien. Erol was zo het minst bedreigend, ofschoon Erol natuurlijk best iets afwist van wat hem nu gevraagd werd. 28
hoş geldiniz: wees welkom
138 Hümeyra en haar moeder keken bevreemd op toen ze weer terug kwamen. Natuurlijk mochten zij het niet weten, maar ze hadden allebei hetzelfde gedacht: vader was toch hierheen gekomen omdat de dokter hem iets gezegd had. Iets akeligs, maar wat? Was dat niet over gegaan dan, nu hij hier woonde en zijn heimwee verleden tijd was? Zelfs tegen zijn vrouw had hij het niet verteld. En hij had er nooit meer iets over gezegd, dus dacht iedereen dat het over was. Maar hij was wel erg mager geworden. Dat hadden Hümeyra en haar moeder allebei al lang gezien. Vader en Erol gingen samen naar binnen. Naar boven, dus Erol moest iets onderzoeken. Hümeyra en haar moeder bleven angstig voor het huis zitten. Erol was dan wel geen echte dokter, maar vader nam hem dus wel serieus. Ze bleven een hele tijd boven. Daarna kwam Erol alleen naar beneden. Onder het eten was vader er wel, maar hij zat zwijgend tussen hen in en at nauwelijks iets.. Hij keek niet blij, Erol probeerde door allerlei verhalen over de bergen en zijn oma te vertellen de zaak een beetje aan de gang te houden, maar het zwijgen drukte op hen alle vier. Toen Fatma langskwam met Sadik was dat bijna een opluchting. Die avond praatte Erol met zijn oma over de verschijnselen die hij bij Hümeyra’s vader aangetroffen had. Zij keek toen ook somber. Heel somber. Ja, het was duidelijk dat het niet zo goed ging met de vader van Hümeyra. Hij at weinig, ook als mama heerlijk gekookt had, hij werd écht mager. Nu zagen ze dat pas goed, nu Erol hem onderzocht had. Hij wilde er absoluut niet over praten, weerde elke opmerking over zijn eetgedrag af met een armgebaar dat zijn ergernis aangaf. Sadik had er wel iets van gezien en na het eten op een avond had hij het er met Fatma en zijn moeder over. Zijn vader was nog even uitgegaan. ‘We moeten papa echt naar een ziekenhuis in de stad brengen voor onderzoek, het gaat niet goed zo.’ Met die zin midden in de stille keuken ontstond er meteen een diep bezorgde sfeer. Hümeyra zat aan de tafel in de aangrenzende kamer haar huiswerk te maken en probeerde niet te luisteren nadat Sadik en Fatma binnengekomen waren. Maar die gespannen stilte maakte dat ze haar oren spitste. ‘Hij eet slecht en gaat ’s nachts uit bed. Hij kan niet slapen, zegt hij.’ Mama klonk diep bezorgd. ‘Hij maakt zich zorgen, hij dacht dat het allemaal het wel over zou gaan als hij hier was, maar dat is dus niet zo.’ Sadik trommelde nerveus op de tafel. ‘Hij wil niks, ook niet naar een dokter, ik heb het al gezegd maar hij werd boos op me.’ Mama kneep zenuwachtig in haar zakdoek. ‘En hij moet steeds meer spuiten ook.’ Hümeyra wist dat haar vader suikerpatiënt was, maar dat laatste wist ze niet. Dat was vast een slecht teken. ‘Wat zou Erol gezegd hebben?’ Sadik klonk alsof het hem eigenlijk niet interesseerde. Ja, dat wist moeder ook niet. ‘Heeft hij dan óók een doktersgeheim? Hij is niet eens een echte dokter,’ riep Sadik laatdunkend. ‘Hij kan wel doen alsof, en baby’s helpen geboren te worden en kalveren, maar hij is het niet. Zijn oma ook niet.’
139 ‘Hij kan heel veel hoor!’ riep Hümeyra vanuit de keuken. Hij leert alles van zijn oma en die is heel knap en wijs!’ ‘Houd jij je erbuiten, kind, dit is een gesprek tussen grote mensen.’ Sadik keek boos haar kant uit, zag toen dat ze om de hoek van de keuken stond. ‘Ga jij nou maar je huiswerk maken, studiebol.’ ‘Het is ook mijn vader en ik maak me ook ongerust,’snauwde zijn zusje. ‘Laat dat kind ook meepraten, misschien heeft ze wel een goed idee.’ Mama keek haar geruststellend aan. ’Hij voor ons allemaal belangrijk, hoor.’ Op dat moment kwamen er drie mannen de keuken binnengestormd. ‘Kom, jullie moeten meteen komen, we hebben de ziekenauto uit de stad al gebeld, je man is ziek geworden, hij is bewusteloos. In het theehuis. Kom.’ ‘Jij blijft hier, ‘zei Sadik meteen grimmig tegen zijn zusje, ‘wij gaan met ons drieën.’ Een uur later kwam Fatma haar vertellen wat er was gebeurd. Tijdens een theepraatje was de vader van Hümeyra onwel geworden, hij was van zijn stoel gevallen en had niet meer gereageerd. Eerst hadden ze water over hem heen gegooid, maar na een tijdje hadden ze toch maar de ambulance van het stadsziekenhuis gebeld en mensen gestuurd om haar moeder op te halen. Sadik en moeder waren met de ambulance meegegaan en Fatma kwam nu bij Hümeyra slapen om haar niet alleen te laten. Ze had haar nachtjapon en tandeborstel bij zich. ‘Hij zag er akelig uit, helemaal grauw, en toen we zijn kleren een beetje open deden, zagen we dat hij graatmager was. Wat moeten we nu toch doen?’ Hümeyra keek haar hulpeloos aan en fluisterde. ‘Gaat ie dood? Wat denk je, gaat mijn vader dood?’ ‘Niemand weet dat, maar laten we net als toen bij oma bidden. Ik zeg het wel voor. Kom op, knielen, ik pak de bidmat.’ Even moest Hümeyra denken aan wat haar juf op school in Nederland ooit had gezegd: in nood leert men bidden. Ja, het was dus echt waar. Die keer samen met oma had ze gebeden en nu dus weer, allebei in noodsituaties dus. Maar ze knielde samen met Fatma op het kleedje van vader en Fatma zei voor. Alles om vader te redden. Maar ze kregen het niet voor elkaar om samen die mooie sfeer van toen op de berg terug te krijgen. Ten slotte gingen ze maar slapen. De volgende dag kwam Sadik terug. Heel somber was hij, met donkere kringen onder zijn ogen. Pas na lang aandringen van Fatma zei hij waar het op stond: ‘Papa is heel erg ziek. Hij heeft een gezwel in zijn buik. De dokter zei dat ze niet snapte dat hij nog zo lang rond heeft kunnen lopen. Hij kan niet meer thuis komen.’ Hij zuchtte diep, liep met zijn handen in zijn zakken door de kamer heen en weer en bracht er ten slotte uit: ‘Hij heeft kanker in zijn… ik weet niet meer hoe dat heet, maar dat heeft ook te maken met zijn suikerziekte. Het is heel ernstig.’ ‘Gaat hij dood?’ Hümeyra herhaalde haar vraag van de vorige avond. Dit was de doodsbange vraag die de hele nacht in haar dromen rondgespookt had.
140 ‘Dat heeft de dokter niet gezegd, maar…’ Sadik stak zijn beide handen machteloos omhoog, ‘maar als je ziet hoe hij in dat bed ligt…’ Ineens maakte hij vreemde geluiden, hij proestte, nee huilde, snikte het uit. Fatma rende naar hem toe en pakte hem vast. Hümeyra verliet hinkend de keuken. Ze besefte dat dit iets was tussen hen beiden. Hij wilde haar niet daarbij hebben, dat was zeker. Boven huilde zij ook. Heel erg. Haar vader ging dus dood. Terwijl hij nu toch in zijn eigen land was, in zijn eigen dorp nog wel. Haar grote, sterke vader. Hij zou niet meer thuiskomen. Daarom was Erol zo somber weggegaan die avond. Hij had het geweten. Maar hij kwam wél thuis. Omdat hij dat zelf echt per se wilde. Hij wilde thuiskomen in zijn huis, in zijn laatste dagen wilde hij in ieder geval de bergen kunnen zien, en zijn vrouw, zoon, dochter en zijn huis. Het huis waar hij in Nederland zo vreselijk naar had verlangd. Hij kwam in de ziekenwagen, heel langzaam reed die het weggetje naar het huis op. Mama en Sadik zaten erin, Hümeyra en Fatma wachtten bij de deur. Het bed stond al klaar in de kamer, op hoge klossen van het ziekenhuis. Vader zag er erbarmelijk uit, zo mager en bleek, maar hij straalde dat hij weer thuis kon komen. ’Ja, ik wil in mijn eigen huis zijn, hier wil ik zijn, ja hier!’ riep hij met schrille stem toen hij naar binnen gedragen werd. Iedereen huilde, mama en Hümeyra hielden elkaar vast en keken toe hoe hij in het bed gelegd werd, vlak bij het raam dat uitzicht bood op de bergen. Hümeyra had Erol gebeld, hij kwam net aanrennen toen de ziekenwagen stopte. Ging hijgend naast Hümeyra staan en hield haar hand vast, kneep er in. Niet al te opzichtig maar hij deed het wel. ‘Kijken jullie niet allemaal zo sip,’ riep vader toen hij eenmaal lag. ‘Ik ben er weer, ik laat me niet zo snel uit mijn huis jagen, hoor!’ Daarna zweeg hij uitgeput, leek wat weg te zakken. De verpleger gaf Erol de medicijnen, accepteerde hem zonder meer als de deskundige, en liet hen achter met de zieke die na een paar minuten weer zijn ogen opende. ‘Ik ga nog niet dood, hoor, wees maar niet bang. Ik leef nog helemaal!’ riep hij en stak zijn hand uit. ‘Kom bij me, mooie dochter van me, ik heb je gemist in het ziekenhuis.’ Hümeyra wilde niet zeggen dat ze niet mee mocht van Sadik door haar enkel, of door wat anders. Sadik stond vlak naast haar en gaf een por in haar zij. Ze hinkelde naar het bed en pakte haar vaders hand, drukte die tegen haar voorhoofd en kuste de hand. Heel zachtjes zei ze: ‘Lieve vader, wat fijn dat u er weer bent.’ ‘Hasan en Turgut komen ook om je te zien,’ zei de moeder snikkend. Ze had dat samen met haar dochter geregeld via de mail. Die mededeling liet een bom van stilte ontploffen in de kleine kamer. Alsof het doodsbericht daarmee gegeven werd. De man in het bed kwam na een minuut van doodse stilte half overeind en strekte een arm uit, de mouw van zijn pyjama gleed naar beneden en Hümeyra zag dat er nauwelijks meer vlees op zijn arm zat. ‘Maar dat hoeft nog helemaal niet! Laat die jongens maar flink werken en studeren, ik ga nog helemaal niet dood, ik vind het hier veel te fijn! Veel te fijn!’ Iedereen huilde na die woorden. Toen begon papa zelf ook te huilen. ‘Ik wil helemaal niet dood en ik wil ook niet huilen, ik vind het hier zo fijn! Jullie toch ook?’ Iedereen knikte. Hümeyra ook.
141 ‘Jij toch ook hè, mooie dochter van me, jij vindt het hier toch ook fijn, nietwaar?’ Hümeyra knikte en struikelde naar het bed. Ze sloeg haar armen om de man die haar vader was. Om zijn magere nek en zijn hoofd met de ingevallen wangen. Zijn lieve ogen. ‘Ja vader, ik vind het hier ook fijn.’ ‘Nou zie je wel, ik heb het je wel gezegd! Het ís hier heel fijn, frisse lucht, mooie bergen aardige mensen, groenten uit je eigen tuin. Wat wil je nog meer?’ Na die woorden deed hij zijn ogen dicht en ademde nog nauwelijks. Mama wenkte dat ze hen alleen moesten laten en ging vlak voor zijn bed op een kruk zitten. Met een hand van de zieke in de hare. Boven huilde Hümeyra lang. Zachtjes, als om haar ouders niet te storen in hun verdriet. Daarna mailde ze haar broers wat hun vader had gezegd. Niet wat ze zelf had gezegd. Maar ze dacht er wel over na. Vond ze het hier nu echt fijn? Na een hele tijd moest ze zichzelf toegeven dat ze niet meer terug kon en het ook niet echt meer wilde. Hier was het inderdaad goed, net als papa gezegd had. Wel saai maar betrouwbaar, gewoon goed. Als ze groot was, ja dan zou ze wel naar Nederland gaan, alleen al om haar broers te zien. Maar ze woonde nu hier. Ze was nu veel meer Turks geworden. Een Turks meisje dat twee talen vloeiend kon spreken. Maar hier in het dorp zonder haar vader? Hoe zou dat zijn? Ze konden hem toch helemaal niet missen? Als hij echt doodging? Wat dan? En hij zag er echt uit alsof dat ging gebeuren… Natuurlijk moest ze dan hier blijven om haar moeder te steunen, zeker. Ze zuchtte diep bij die gedachte. ‘Ja papa, wees maar niet bang, ik blijf hier. Ik blijf hier bij mama.’ Ze zei het ineens hardop in de diep stilte van haar kamer. Hardop, nadat het zinnetje als vanzelf een paar keer door haar hoofd gespeeld had: ‘Papa, ik blijf hier! Ik blijf echt hier. Ik blijf hier bij mama als jij weg bent gegaan. Ik beloof het.’ Het echode een beetje in haar kamer. Maar het voelde goed. Echt goed, maar wel verdrietig.