ONDERWIJSVISITATIE
Projectmanagement
Een onderzoek naar de kwaliteit van de master-na-masteropleiding Projectmanagement aan de Vlaamse hogescholen
Vlaamse Hogescholenraad
14 juni 2011
De onderwijsvisitatie Projectmanagement
Ravensteingalerij 27, bus 3 1000 Brussel tel.: 02 211 41 90
[email protected]
Exemplaren van dit rapport kunnen tegen betaling verkregen worden op het VLHORA-secretariaat.
Het rapport is ook elektronisch beschikbaar op http://www.vlhora.be > evaluatieorgaan > visitatierapporten > huidige visitatieronde Wettelijk depot: D/2011/8696/19
2 |
voorwoord De visitatiecommissie brengt met dit rapport verslag uit over haar oordelen en de daaraan ten grondslag liggende motivering, conclusies en aanbevelingen die resulteren uit het onderzoek dat zij heeft verricht naar de onderwijskwaliteit van de master-na-masteropleiding Projectmanagement in Vlaanderen.
De visitatiecommissie heeft hierbij de vernieuwde visitatieprocedure Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, aangevuld protocol ter ondersteuning van de opleidingen in academisering, september 2008 gevolgd, waarbij zij niet enkel aanbevelingen en suggesties formuleert in het kader van de continue kwaliteitsverbetering van het hoger onderwijs, maar ook een oordeel geeft in het kader van de accreditatie van de opleiding.
De visitatie en dit rapport passen in de werkzaamheden van de hogescholen en van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs.
Met dit rapport wordt de bredere samenleving geïnformeerd over de wijze waarop de hogescholen en meer bepaald de betrokken opleiding omgaat met de kwaliteit van haar onderwijs. Toch is het rapport in de eerste plaats bedoeld voor de hogeschool die de opleiding aanbiedt. Op basis van de bevindingen van het rapport kan de hogeschool nu en in de nabije toekomst actie nemen om de kwaliteit van het onderwijs in de opleiding te handhaven en verder te verbeteren. De lezer moet er zich echter terdege bewust van zijn dat het rapport slechts een momentopname biedt van het onderwijs in de opleiding en dat de rapportering van de visitatiecommissie slechts één fase is in het proces van kwaliteitszorg.
De VLHORA dankt allen die meegewerkt hebben aan het welslagen van dit proces van zelfevaluatie en visitatie. De visitatie was niet mogelijk geweest zonder de inzet van al wie binnen de hogeschool betrokken was bij de voorbereiding en de uitvoering ervan. Tevens is de VLHORA dank verschuldigd aan de voorzitter, de leden en de secretarissen van de visitatiecommissie voor de betrokkenheid en deskundige inzet waarmee zij hun opdracht hebben uitgevoerd.
Marc Vandewalle secretaris-generaal
Bert Hoogewijs voorzitter
| 3
4 |
inhoudsopgave voorwoord ........................................................................................................................................................... 3 inhoudsopgave ................................................................................................................................................... 5 deel 1 .................................................................................................................................................................. 7 Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3
inleiding ............................................................................................................................................. 9 de betrokken opleidingen .................................................................................................................. 9 de visitatiecommissie ........................................................................................................................ 9 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.3.4
1.4
samenstelling ......................................................................................................................... 9 taakomschrijving ................................................................................................................... 10 werkwijze .............................................................................................................................. 10 oordeelsvorming ................................................................................................................... 11
indeling van het rapport ................................................................................................................... 12
Hoofdstuk 2 2.1 2.2
De onderwijsvisitatie Projectmanagement .............................................................................. 9
Het domeinspecifieke referentiekader Projectmanagement ................................................. 13
inleiding ........................................................................................................................................... 13 domeinspecifieke competenties ...................................................................................................... 13
deel 2 ................................................................................................................................................................ 15 Hoofdstuk 1
XIOS Hogeschool Limburg ................................................................................................... 17
bijlagen ............................................................................................................................................................. 47
| 5
6 |
deel 1
algemeen deel
| 7
8 | onderwijsvisitatie Projectmanagement
Hoofdstuk 1 De onderwijsvisitatie Projectmanagement 1.1
inleiding
In dit rapport brengt de visitatiecommissie verslag uit van haar bevindingen over de onderwijskwaliteit van de master-na-masteropleiding Projectmanagement van de XIOS Hogeschool Limburg, die zij op 20 en 21 december 2010 in opdracht van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) heeft onderzocht. Dit initiatief past in de werkzaamheden van de hogescholen en van de VLHORA met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen.
1.2
de betrokken opleidingen
De opleiding Projectmanagement wordt door één hogeschool aangeboden. De visitatiecommissie bezocht op:
-
20 en 21 december 2010
1.3
1.3.1
XIOS Hogeschool Limburg
de visitatiecommissie
samenstelling
De visitatiecommissie werd samengesteld conform de procedure van de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, aangevuld protocol ter ondersteuning van de opleidingen in academisering, september 2008. Meer in het bijzonder werden de richtlijnen van de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs met betrekking tot de onafhankelijkheid van de commissieleden opgevolgd. De visitatiecommissie werd samengesteld door het bestuursorgaan van de VLHORA in haar vergadering van 1 oktober 2010 en door het bestuursorgaan van de VLIR in de vergadering van 28 mei 2010.
De commissie voor de opleiding Projectmanagement aan de XIOS Hogeschool Limburg . Voorzitter en domeindeskundige: Onderwijsdeskundige: Domeindeskundige: Domeindeskundige: Student:
Allard Van Riel Antonia Aelterman Noël Derdaele Stephan Vandevoorde Chris Callewaert
Voor een kort curriculum vitae van de commissieleden, zie bijlage 1. Vanuit de VLHORA werden een projectbegeleider en een secretaris aangesteld. Voor de visitatie van de opleiding Projectmanagement waren dit: Projectbegeleider:
Filip Lammens
onderwijsvisitatie Projectmanagement | 9
Secretaris: XIOS Hogeschool Limburg
Dries Froyen
De waarnemer namens de VLIR was Steven Van Luchene.
1.3.2
taakomschrijving
De commissie geeft op basis van het zelfevaluatierapport van de opleiding en de gesprekken ter plaatse: een oordeel over de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader van de NVAO; een integraal oordeel over de opleiding; suggesties om waar mogelijk te komen tot kwaliteitsverbetering.
1.3.3
werkwijze
De visitatie van de opleiding Projectmanagement aan de hogescholen gebeurde conform de werkwijze zoals die is vastgelegd in de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, aangevuld protocol ter ondersteuning van de opleidingen in academisering, september 2008 . Voor de beschrijving van de werkwijze van de visitatiecommissie worden vier fasen onderscheiden. -
fase 1, de installatie van de commissie; fase 2, de voorbereiding; fase 3, het visitatiebezoek; fase 4, de schriftelijke rapportering.
Fase 1
de installatie van de visitatiecommissie
Op 29 september 2010 werd de visitatiecommissie officieel geïnstalleerd. De installatievergadering stond in het kader van een kennismaking, een gedetailleerde bespreking van het visitatieproces aan de hand van de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, aangevuld protocol ter ondersteuning van de opleidingen in academisering, september 2008 en een toelichting van het ontwerp van domeinspecifieke referentiekader. Daarnaast werden een aantal praktische afspraken gemaakt, onder meer met betrekking tot het bezoekschema, de bezoekdagen en de te lezen eindwerken en/of stageverslagen.
Fase 2
de voorbereiding
De visitatiecommissie heeft een domeinspecifiek referentiekader voor de opleiding opgesteld en aan de opleiding bezorgd.
10 | onderwijsvisitatie Projectmanagement
Elk commissielid heeft het zelfevaluatierapport en de bijlagen bestudeerd, de geselecteerde eindwerken gelezen en haar/zijn argumenten, vragen en voorlopig oordeel vastgelegd in een checklist, waarvan de secretaris een synthese heeft gemaakt. De synthese werd uitvoerig besproken en beargumenteerd door de commissieleden. Op basis van de bespreking en de door de commissieleden opgestuurde vragenlijsten, inventariseerde de secretaris kernpunten en prioriteiten voor de gesprekken en het materialenonderzoek bij de visitatie.
Fase 3
het visitatiebezoek
De VLHORA heeft een bezoekschema ontwikkeld dat desgevallend aangepast werd aan de specifieke situatie van de opleiding. Het bezoekschema werd opgenomen als bijlage 4. Tijdens de visitatie werd gesproken met een representatieve vertegenwoordiging van alle geledingen die bij de opleiding betrokken zijn. Tijdens de visitatie werd bijkomend informatiemateriaal bestudeerd en werd een bezoek gebracht aan de instelling met het oog op de beoordeling van de accommodaties en de voorzieningen voor de studenten. Tijdens de visitatie werd voor de verdere bevraging gebruik gemaakt van de synthese van de checklist en de vragenlijsten. Binnen het bezoekprogramma werden een aantal overlegmomenten voor de commissieleden voorzien om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen. Na de gesprekken met de vertegenwoordigers van de opleiding hebben de visitatieleden hun definitief (tussen)oordeel per facet en per onderwerp gegeven. Op het einde van het visitatiebezoek heeft de voorzitter een korte mondelinge rapportering gegeven van de ervaringen en bevindingen van de visitatiecommissie, zonder expliciete en inhoudelijk waarderende oordelen uit te spreken.
Fase 4
de schriftelijke rapportering
De secretaris heeft in samenspraak met de voorzitter en de commissieleden, op basis van het zelfevaluatierapport, de checklisten en de motiveringen een ontwerp opleidingsrapport opgesteld. Het ontwerprapport geeft per onderwerp en per facet het oordeel en de motivering van de visitatiecommissie weer. Daarnaast werden - waar wenselijk en/of noodzakelijk - aandachtspunten en eventuele aanbevelingen voor verbetering geformuleerd. Het ontwerp opleidingsrapport werd aan de hogeschool gezonden voor een reactie. De reactie van de opleiding op het ontwerp opleidingsrapport werd door de commissie in een slotvergadering besproken.
1.3.4
oordeelsvorming
De commissie legt in een eerste fase een oordeel per facet vast. Daarna legt de commissie een oordeel per onderwerp vast op basis van de oordelen van de facetten die van het onderwerp deel uitmaken. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een overzicht gegeven van de oordelen per facet. In geval van een compensatie van facetten, wordt het oordeel op onderwerpniveau gevolgd door een motivering en aangevuld met de weging die de commissie hanteerde in de oordeelsvorming op onderwerpniveau. In de overige gevallen wordt voor de motivering van het oordeel op onderwerpniveau verwezen naar de argumentatie bij de facetten.
onderwijsvisitatie Projectmanagement | 11
De oordelen per facet en per onderwerp hebben betrekking op alle locaties, afstudeerrichtingen en varianten. Daar waar er een onderscheid in het oordeel per afstudeerrichting en/of locatie en/of variant nodig is, wordt dit aangegeven in het rapport. De commissie houdt in haar beoordeling rekening met accenten die de opleiding eventueel zelf legt, met het domeinspecifieke referentiekader en met de benchmarking ten opzichte van de gelijkaardige opleidingen in andere instellingen van hoger onderwijs. Alle oordelen en wegingen volgen de beslisregels zoals geformuleerd in de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, aangevuld protocol ter ondersteuning van de opleidingen in academisering, september 2008 . Op het niveau van de facetten volgen de oordelen een vierpuntenschaal: “onvoldoende”, “voldoende”, “goed” en “excellent”. Op het niveau van de onderwerpen en op het niveau van de opleiding in haar geheel geeft de commissie een antwoord op de vraag of er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. Hierbij kan het oordeel “voldoende” of “onvoldoende” luiden.
1.4
indeling van het rapport
Het rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel beschrijft de visitatiecommissie in hoofdstuk 2 het domeinspecifiek referentiekader op basis waarvan zij de gevisiteerde opleidingen heeft beoordeeld. In het tweede deel van het rapport brengt de commissie verslag uit over de gevisiteerde opleiding.
12 | onderwijsvisitatie Projectmanagement
Hoofdstuk 2 Het domeinspecifieke referentiekader Projectmanagement 2.1
inleiding
Voor iedere opleiding wordt een domeinspecifiek referentiekader ontwikkeld dat door de commissie gebruikt wordt bij de beoordeling van opleidingen. De visitatiecommissie is verantwoordelijk voor de opmaak van het 1 domeinspecifiek referentiekader. De VLHORA als evaluatieorgaan geeft de procedure aan voor de opstelling ervan. Het referentiekader is niet bedoeld om een ideale opleiding te schetsen. Respect voor de eigenheid van een opleiding en voor de diversiteit binnen eenzelfde opleiding over de instellingen heen, veronderstelt immers dat in de eerste plaats wordt nagegaan of elke opleiding erin slaagt haar eigen doelstellingen te realiseren en dit zowel inhoudelijk als procesmatig. Dit belet niet dat wordt nagegaan of elke opleiding aan een aantal minimumeisen voldoet, die aan de betreffende opleiding worden gesteld vanuit het vakgebied en/of de relevante beroepspraktijk.
2.2
domeinspecifieke competenties
1
gehanteerde input
-
referentiekaders van de opleidingen: XIOS Hogeschool Limburg
-
internationale referentiekaders A Guide to the project managment body of knowledge (PMBOK Guide) Third Edition. 2004. Projectmanagementinstitute, Four Campus Boulevard, Newton Square, PA 19073-3299 USA.
2
domeinspecifiek referentiekader voor de academisch gerichte masteropleiding
2.1
de gemeenschappelijke domeinspecifieke competenties
De master-na-master in het Projectmanagement
1
-
kan effectief communiceren;
-
is in staat een organisatie te beïnvloeden en wijzigingen te realiseren;
-
kan de leiding van een team op zich nemen;
-
is in staat mensen te motiveren;
-
is in staat tot onderhandelde oplossingen te komen;
-
is in staat problemen op te lossen;
-
kan omgaan met complexe en wijzigende situaties;
-
is in staat te modereren tussen stakeholders met tegenstrijdige belangen.
De procedure voor het opstellen van het domeinspecifiek referentiekader is beschikbaar op de website van de VLHORA www.vlhora.be onder de rubriek visitatie & accreditatie.
domeinspecifiek referentiekader | 13
2.2
opleidingsgebonden domeinspecifieke competenties 1.
Een projectmanager heeft kennis van en inzicht in projecten. a.
Hij heeft kennis van verschillende projectstandaarden en soorten projecten.
b.
Hij kan een project opdelen in fasen, overgangscriteria bepalen en acties en resources plannen.
2.
c.
Hij kan gebruik maken van ondersteunende software tools.
d.
Hij heeft inzicht in de wetgeving, relevant voor de projectomgeving.
Een projectmanager heeft bedrijfs- en marktinzicht. a.
Hij heeft kennis van de werking van een bedrijf.
b.
Hij heeft kennis van en inzicht in de markt.
c.
Hij heeft kennis van en inzicht in bedrijfsbeleid.
d.
Hij is in staat voortgang te meten en prestaties af te wegen.
e.
Hij begrijpt wat de klant wil en kan dat vertalen in doelstellingen en technische specificaties.
f.
Hij kan beslissingen nemen op basis van onvolledige informatie en de nodige acties initiëren om deze beslissingen in de praktijk te brengen.
3.
Een projectmanager heeft kennis van en inzicht in financieel management. a.
Hij kan middelen en budgetten inschatten, beheren, met regelmaat opvolgen en bijsturen in functie van de te bereiken objectieven.
4.
5.
b.
Hij kan kosten berekenen.
c.
Hij kan rentabiliteitsberekeningen uitvoeren.
Een projectmanager heeft kennis van en inzicht in kwaliteitsmanagement. a.
Hij is kwaliteitsbewust.
b.
Hij heeft kennis van en inzicht in kwaliteitszorgsystemen.
c.
Hij is op de hoogte van de tools en kan deze gebruiken.
Een projectmanager heeft kennis van en inzicht in timemanagement. a.
6.
7.
Hij kan tijd inschatten en bijsturen in functie van de te bereiken objectieven.
Een projectmanager heeft kennis van en inzicht in risicomanagement. a.
Hij kan risico‟s inschatten en beheersen.
b.
Hij kan beslissingen nemen.
Een projectmanager heeft inzicht in wetenschappelijk-technische aspecten van het onderwerp van het project.
14 | domeinspecifiek referentiekader
deel 2
opleidingsrapport
opleidingsrapport | 15
16 | opleidingsrapport
Hoofdstuk 1 XIOS Hogeschool Limburg Algemene toelichting bij de academisch gerichte master-na-masteropleiding Projectmanagement aan de XIOS Hogeschool Limburg De opleiding master-na-master Projectmanagement behoort tot de XIOS Hogeschool Limburg en valt binnen het departement Toegepaste Ingenieurswetenschappen (TIW). De opleiding werd in 1995 opgericht en is uniek in Vlaanderen. Het departement TIW biedt naast de master-na-masterProjectmanagement nog vijf academische bachelor- en masteropleidingen aan: Verpakkingstechnologie, Bouwkunde, Elektronica-ICT, Elektromechanica en Nucleaire technologie. Het departement TIW valt samen met vier andere departementen onder de XIOS Hogeschool Limburg: NTechnologie, Handelswetenschappen en Bedrijfskunde, Lerarenopleiding en Sociaal-agogisch werk. De departementen N-technologie en TIW bevinden zich op de campus Diepenbeek, de departementen Handelswetenschappen en Bedrijfskunde, Lerarenopleiding en Sociaal-agogisch werk op de campus Hasselt. De XIOS Hogeschool Limburg is ontstaan in 1995 na een Vlaamse fusieoperatie ingevolge het Hogescholendecreet van juli 1994. Ze ontstond uit vier hogescholen van het gemeenschapsonderwijs: de Industriële Hogeschool van het Gemeenschapsonderwijs Limburg, de Normaalschool, het Hoger Instituut voor Handelswetenschappen en de Sociale School Demergouw van Diest. De XIOS Hogeschool Limburg behoort samen met de Provinciale Hogeschool Limburg en de Universiteit Hasselt tot de Associatie Universiteit Hogescholen Limburg (AUHL). Bij de oprichting in 1995 was de opleiding Projectmanagement specifiek gericht op de bouw. Tussen academiejaren 2003-2004 en 2007-2008 werd de opleiding niet ingericht wegens te weinig inschrijvingen. Vanaf academiejaar 2007-2008 werd de opleiding opnieuw ingericht als een master-na-masteren niet langer enkel gericht op de bouw. De opleiding biedt zowel een voltijds als een deeltijds programma aan. In het eerste jaar van de herinrichting waren er acht studenten, het jaar daarop vier. Vorig jaar waren er dertien studenten. Dit academiejaar waren er slechts vier kandidaten waardoor de opleiding niet is ingericht.
opleidingsrapport | 17
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstellingen van de opleiding
Niveau en oriëntatie van de academisch gerichte master
Beoordelingscriteria master: De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties op een gevorderd niveau als het vermogen om op een wetenschappelijke wijze te denken en te handelen, het om kunnen gaan met complexe problemen, het kunnen reflecteren op het eigen denken en werken en het kunnen vertalen van die reflectie naar de ontwikkeling van meer adequate oplossingen, het vermogen tot het communiceren van het eigen onderzoek en probleemoplossingen met vakgenoten en leken en het vermogen tot oordeelsvorming in een onzekere context; het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau als het kunnen gebruiken van methoden en technieken in onderzoek, het kunnen ontwerpen van onderzoek, het kunnen toepassen van paradigma‟s in het domein van de wetenschappen of kunsten en het kunnen aanduiden van de grenzen van paradigma‟s, het vermogen tot originaliteit en creativiteit met het oog op het continu uitbreiden van de kennis en inzichten en het samen kunnen werken in een multidisciplinaire omgeving; een gevorderd begrip en inzicht in de wetenschappelijk-disciplinaire kennis eigen aan een bepaald domein van de wetenschappen of de kunsten, inzicht hebben in de nieuwste kennis van het vakgebied of delen ervan, in staat zijn om de wijze waarop de theorievorming beweegt te volgen en te interpreteren, in staat zijn om in een of enkele delen van het vakgebied een originele bijdrage aan de kennis te leveren en het bezitten van specifieke bij het vakgebied horende vaardigheden als ontwerpen, onderzoeken, analyseren en diagnosticeren; hetzij het beheersen van de competenties nodig voor het zelfstandig kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek of de zelfstandige beoefening van de kunsten op het niveau van een beginnend onderzoeker of kunstenaar, hetzij het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke of artistieke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Het oordeel van de visitatiecommissie: onvoldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De hogeschool wil in het kader van levenslang leren een vervolgopleiding aanbieden met een sterke toegevoegde waarde voor de (regionale) industrie. De algemene doelstelling van de opleiding is om „masters in de industriële wetenschappen, in de ingenieurswetenschappen, in de toegepaste economische wetenschappen, in de wetenschappen of in de informatica te vormen tot projectmanagers die meteen kunnen ingezet worden in innovatie-, installatie- en verbeteringsprojecten.‟ Het competentieprofiel is tot stand gekomen na consultatie van de decretaal voorgeschreven kwaliteitswaarborgen en competenties van het Structuurdecreet, het HogeschoolOnderwijsOntwikkelingsPlan (HOOP) en het Departementaal OnderwijsOntwikkelingsplan (DOOP). Daarnaast werden internationaal erkende standaardhandboeken als ProjectmanagementBody of Knowledge (PMBOK) en Projects in Controlled Environment (PRINCE2) gebruikt. De opleiding vermeldt 15 hoofdcompetenties die onderverdeeld worden in meer concrete en meetbare deelcompetenties. Er wordt in de beschrijving van het competentieprofiel geen onderscheid gemaakt tussen algemene, algemeen wetenschappelijke en domeinspecifieke competenties. Volgens de hoofdcompetenties heeft een projectmanager kennis van en inzicht in projecten, in financieel management, in kwaliteitsmanagement, in
18 | opleidingsrapport
timemanagement, in risicomanagement, in verbetermanagement, in changemanagement, en in innovation management. Een projectmanager heeft bedrijfs- en marktinzicht en inzicht in wetenschappelijk-technische aspecten van het onderwerp van het project. Daarnaast kan een projectmanager een reëel project initiëren, opstarten, leiden, opvolgen en afronden, efficiënt communiceren, onderhandelen, een team leiden en motiveren, en vooropgestelde doelen bereiken. De commissie merkt op dat de opleiding een breed gamma aan Projectmanagementaspecten wil aanbieden. Uit de omschrijving van de deelcompetenties blijkt dat de opleiding een groot aantal van die aspecten uitgebreid wil behandelen, steeds tot op het niveau van een beginnend projectmanager. Over het algemeen is de commissie tevreden over het niveau dat nagestreefd wordt. Wel is de commissie van mening dat er meer nadruk zou kunnen gelegd worden op de diversiteit in projecttypen: innovatieprojecten, infrastructuurprojecten, softwareprojecten, onderzoeksprojecten, implementatie van organisatieverandering,... Hoewel er bij de opmaak van het competentieprofiel ook rekening gehouden werd met de decretale bepalingen merkt de commissie op dat een beschrijving van onderzoekscompetenties als „onderzoeksmethoden kunnen toepassen‟, „kunnen uitvoeren van empirisch onderzoek‟ of „kunnen gebruiken van kennistheorie‟ in de doelstellingen ontbreekt. De competentie „inzicht in wetenschappelijk-technische aspecten‟ blijft volgens de commissie te oppervlakkig en is een van de weinige competenties die niet is onderverdeeld of geconcretiseerd in deelcompetenties. In het DOOP is er wel aandacht voor competenties als het zelfstandig kunnen verrichten van onderzoek, maar dergelijke competenties zijn niet vertaald naar de opleiding toe. De opleiding geeft aan dat onderzoekscompetenties niet expliciet zijn opgenomen in het competentieprofiel, maar inherent aanwezig zijn in verschillende andere competenties. De commissie is echter van mening dat het voor een master-namasteropleiding noodzakelijk is dat de onderzoekscompetenties expliciet geformuleerd worden in het competentieprofiel. In het zelfevaluatierapport wordt geargumenteerd dat de nodige onderzoekscompetenties reeds verworven dienen te zijn, vermits de studenten al een masteropleiding gevolgd hebben. De commissie meent echter dat dit niet wegneemt dat onderzoek over Projectmanagement eigen onderzoeksmethodes en -technieken vraagt en specifieke onderzoeksvragen oproept. Het ontwikkelen van een kritische onderzoekshouding, bijvoorbeeld het op grond van degelijke kennis van onderzoeksmethoden kunnen inschatten van de validiteit, en de grenzen daaraan, van wetenschappelijke resultaten, en de integrale kennis van wetenschappelijke resultaten in het domein van Projectmanagement zijn volgens de commissie noodzakelijke competenties voor een master Projectmanagement. Daarnaast worden binnen Projectmanagement, naast meer op operations research (OR) georiënteerde methoden, ook veel sociaalwetenschappelijke methoden gebruikt. Ingenieurs, het merendeel van de instroom, worden verondersteld de meer OR-geïnspireerde methoden te kennen, maar veel minder de sociaalwetenschappelijke methoden. Om de binnen de opleiding gebruikte wetenschappelijke literatuur te kunnen interpreteren, en wetenschappelijk onderzoek te kunnen uitvoeren in de masterproef, is het volgens de commissie belangrijk dat de studenten voldoende kennis en vaardigheden ontwikkelen binnen de twee domeinen. Momenteel is geen enkele docent betrokken bij onderzoek in Projectmanagement en werd er tijdens de gesprekken met OP-leden geen indicatie gegeven van plannen hieromtrent. De visie van de OP-leden op het onderzoek binnen de opleiding Projectmanagement beperkt zich tot creatief kunnen omgaan met problemen en kritisch kunnen nadenken over de toepasbaarheid van Projectmanagementmethodologie in uiteenlopende situaties. De vermelding in het zelfevaluatierapport “het is niet de bedoeling de studenten voor te bereiden op een academische carrière”, toont een eenzijdige professionele gerichtheid die niet past binnen een academische masteropleiding. De commissie is van mening dat overleg en samenwerking met onderzoekers in Projectmanagement zal bijdragen tot het totstandkomen van een aangepaste visie en een aangepast competentieprofiel. Het expliciet formuleren van onderzoekscompetenties als „het kunnen stellen van een onderzoeksvraag‟ en „een unieke bijdrage kunnen leveren aan het vakgebied‟ zou ook de visie van de OP-leden over onderzoek in Projectmanagement moeten bijsturen.
opleidingsrapport | 19
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt aan in de doelstellingen ook aandacht te schenken aan sociaalwetenschappelijke onderzoeksmethoden, naast op operations research (OR) georiënteerde methoden. De commissie vraagt competenties met een academisch niveau en een academische oriëntatie in het competentieprofiel op te nemen.
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Beoordelingscriteria: De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. Voor academisch gerichte bacheloropleidingen en masteropleidingen zijn de eindkwalificaties ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke en/of artistieke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de praktijk in het relevante beroepenveld. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Voor de doorstart van de opleiding in academiejaar 2007-2008 werd een volledig nieuw competentieprofiel opgesteld in nauwe samenwerking met het werkveld. Om een goede vertaling van de domeinspecifieke eisen in competenties te realiseren, heeft een groep uit het werkveld en een groep betrokken bij onderwijs intensief overlegd over de opmaak van het competentieprofiel. De commissie waardeert de betrokkenheid van het werkveld en ziet dit ook terug in de aansluiting van de doelstellingen bij de eisen van het werkveld. Doordat de meeste docenten uit het werkveld gecertificeerd zijn door het internationaal erkende Projectmanagement Institute (PMI), heeft er automatisch een vorm van internationale benchmarking plaatsgevonden. Recent heeft de opleiding een samenwerking gestart met een opleiding Projectmanagement aan de Hogeschool Utrecht. Tijdens de driedaagse die er voor de studenten is georganiseerd zullen ook de OP-leden onderling overleggen over het competentieprofiel en curriculum. Verder zijn er plannen om het competentieprofiel van de opleiding te toetsen aan het competentieprofiel projectmanager dat door het ProjectmanagementInstitute (PMI) is opgesteld. De commissie moedigt dergelijke initiatieven aan. De commissie is van mening dat de doelstellingen aansluiten bij internationale standaarden betreffende Projectmanagementmethodologie (PMI en Office of Government Commerce (OGC)) zoals beschreven in de PMBOK en PRINCE2. De commissie waardeert vooral dat de opleiding zich tot doel stelt verder te gaan dan het aanreiken van Projectmanagement methodologie en ook oog heeft voor onderdelen als business intelligence, financial management en het ontwikkelen van soft skills. Hiermee gaat de opleiding veel verder dan andere (postgraduaat) opleidingen Projectmanagement en profileert ze zich hiertegenover. Desondanks kampt de opleiding met een heel geringe instroom. De commissie is van mening dat de opleiding haar communicatie over de doelstellingen te weinig differentieert in functie van de doelgroep, namelijk masters uit verschillende domeinen. De opleiding zou bij het communiceren van de doelstellingen nog meer nadruk kunnen leggen op de toegevoegde waarde van een masterdiploma. De bezitter van een masterdiploma heeft immers meer overzicht, wordt verondersteld expertise in het vakdomein te hebben verworven, en leiding te kunnen geven. Als de doelstellingen explicieter, meer helder en ruimer worden gedefinieerd, zouden ook kandidaten van buiten de regio of met een andere vooropleiding de interessante kansen die deze opleiding biedt, kunnen ontdekken.
20 | opleidingsrapport
Het competentieprofiel komt redelijk goed overeen met het domeinspecifieke referentiekader zoals opgesteld door de commissie. Aanvullend hierbij geeft het werkveld aan dat kunnen omgaan met culturele verschillen heel belangrijk is voor een projectmanager. Daarnaast mist de commissie aandacht voor de complexiteit van Projectmanagement, vooral in grote projecten met veel verschillende stakeholders. Uit gesprekken met de OPleden kwam naar voor dat internationale en ethisch/maatschappelijke componenten aan bod komen in verschillende opleidingsonderdelen. De commissie suggereert deze aspecten op te nemen in de doelstellingen opdat alle betrokkenen ze mee kunnen ondersteunen. Doordat alle OP-leden in het werkveld actief zijn, vindt voortdurend afstemming met het werkveld plaats. Met nieuwe OP-leden wordt het profiel van de opleiding besproken. De doelstellingen zijn te raadplegen via het intranet en de website van de XIOS Hogeschool Limburg en worden vermeld in de studiegids. Uit de gesprekken met de studenten leidt de commissie af dat ze geïnformeerd zijn over de doelstellingen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt aan het niveau en de oriëntatie van de doelgroep nog beter te definiëren en de doelstellingen hierop aan te passen. De commissie suggereert internationale en ethisch/maatschappelijke aspecten op te nemen in de doelstellingen opdat alle betrokkenen ze mee kunnen ondersteunen.
Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 1.1, niveau en oriëntatie: facet 1.2, domeinspecifieke eisen:
onvoldoende voldoende
De commissie maakt een positieve afweging en stelt dat de opleiding voldoende potentieel heeft om de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen. Tijdens gesprekken met de verantwoordelijken van de opleiding werd erkend dat de onderzoekscompetenties ontbreken in het competentieprofiel. Men gaf aan dat de opleiding nog maar recent terug is opgestart en dat het opmaken van een competentieprofiel een iteratief proces is. Toch is de keuze voor een master-namasteropleiding heel bewust gemaakt omdat een Projectmanagementopleiding op dit niveau uniek is. Ook het werkveld geeft aan dat het een dergelijk breed en diepgaand profiel sterk waardeert. De commissie is van mening dat er op hogeschool- en departementsniveau voldoende expertise aanwezig is om, in samenwerking met de OP-leden die in het werkveld actief zijn, het bestaande competentieprofiel aan te vullen met de nodige onderzoeksgerichte competenties met betrekking tot projectmanagment.
opleidingsrapport | 21
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma
Beoordelingscriteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Uit de gesprekken met de OP-leden bleek dat, naast het competentieprofiel, ook het curriculum tot stand is gekomen in nauw overleg met het werkveld. Dit bevordert een adequate vertaling van de doelstellingen in het programma. Controle hierop gebeurt aan de hand van een competentiematrix. Het programma wordt onderverdeeld in drie modules van ieder twintig studiepunten: Projectmanagement methodologie, generieke opleidingsonderdelen en de masterproef. De module methodologie bestaat uit één opleidingsonderdeel dat opgedeeld wordt in drie partims (trimesters). De generieke opleidingsonderdelen worden ingepland afhankelijk van hoe ze aansluiten bij delen van de methodologie. Hierop is één uitzondering, namelijk Management literatuur. Dit onderdeel bestaat uit het lezen van vier basisboeken over Projectmanagement office, Innovatie-, Veranderings- en Tijdsmanagement. De studenten kunnen de literatuur naar eigen goeddunken spreiden over het hele leertraject. In partim 1 van het opleidingsonderdeel Projectmanagementmethodologie komen Basisbegrippen en Planning aan bod, samen met een inleiding in Communicatie en Leiderschap. Van de generieke opleidingsonderdelen sluiten Strategische planning en Business excellence hierbij aan. In partim 2 komen de onderdelen Netwerkplanning, Prijsbepaling en Kostencontrole aan bod, waarbij de generieke opleidingsonderdelen Project planning, Software tool en Financieel management aansluiten. In partim 3 komen Beperkingen en Risico‟s, Contracten, „Kwaliteit binnen een project‟, Nieuwste ontwikkelingen en Organiseren aan bod. Als generiek opleidingsonderdeel staat enkel „De mens in het project‟ gepland. De masterproef is onderverdeeld in een literatuurstudie en het masterproefproject, respectievelijk 5 en 15 studiepunten. Er zijn geen keuzemogelijkheden in het programma. Enerzijds bevordert dit de samenhang van het programma, anderzijds belemmert dit volgens de commissie de mogelijkheid Projectmanagement een interdisciplinair accent te geven. Vooral rekening houdend met de diverse achtergrond van de studenten is het volgens de commissie interessant om de studenten de kans te geven vakken op te nemen die aansluiten bij hun achtergrond. Omgekeerd zou het aanbieden van vakken Projectmanagement aan studenten van andere opleidingen zoals bijvoorbeeld bedrijfsmanagement of gezondheidswetenschappen de visibiliteit van de opleiding verhogen en interdisciplinaire samenwerking bevorderen. Door de Projectmanagementmethodologie uitgebreid aan bod te laten komen en ze te laten toepassen in projecten en in de masterproef wordt de student voorbereid op de rol van projectmanager. Naast kennis en kunde van alle stappen van een project, is er in het opleidingsonderdeel methodologie ook aandacht voor de achtergrond, de externe factoren, de risico‟s en de veranderingen die geïntegreerd moeten worden. Verder is er aandacht voor de plaats van een project in het groter geheel van de bedrijfsprocessen in de generieke opleidingsonderdelen. Tijdens het uitvoeren van projecten, maar ook in het generieke opleidingsonderdeel „De mens in het project‟ is er de nodige aandacht voor soft skills waardoor de student in een team leert functioneren, naar internen en externen leert communiceren, een team kan aansturen en motiveren. De commissie waardeert
22 | opleidingsrapport
de manier waarop het programma heel breed, maar tegelijk diepgaand, alle aspecten van Projectmanagement aanreikt. Ze is van mening dat het programma bijdraagt aan het bereiken van de doelstellingen van de opleiding. De commissie stelt evenwel vast dat de relatie tussen de inhoud van de vakken en de opleidingscompetenties nog meer kunnen worden geëxpliciteerd op de studiefiches. Internationalisering komt aan bod doordat de internationaal erkende standaard voor Projectmanagement van het PMI als basis dient voor het programma en ook doordat andere opleidingsonderdelen gebruikmaken van internationaal aanvaarde tools en technieken. Een groot deel van het studiemateriaal is in het Engels en de studenten krijgen tijdens de verdediging van de masterproef een vraag in het Engels. Verder heeft de opleiding in 2009 een gastspreker uit Finland, een professor van de University of Applied Sciences uit Rovaniemi, uitgenodigd om enkele gastcolleges te komen geven. Recent is er ook een samenwerking gestart met de Utrecht Hogeschool. In 2011 zal er een drie-daags gezamenlijk programma uitgevoerd worden met de Hogeschool Utrecht. Er is een studentenprogramma met o.a. als topics „methoden en technieken in onderzoek‟ en „ethics and professional conduct‟ en een docentenprogramma met de bedoeling competenties, doelstellingen en inhouden te vergelijken op het niveau opleidingsonderdelen. De commissie moedigt de opleiding aan dergelijke waardevolle internationale uitwisselingen te herhalen. Gezien het belang van het kunnen omgaan met interculturele verschillen in Projectmanagement, vraagt ze evenwel systematisch een onderdeel hierover in het programma op te nemen. Zo stelt de commissie vast dat in het programma het gebruik van slechts één vreemde taal opgenomen is. Op dit moment is er geen plan voor een grote curriculumherziening. Wel waakt de opleiding over de kwaliteit van het verstrekte onderwijs. Alle opleidingsonderdelen worden bij de studenten systematisch bevraagd en resultaten hiervan worden in de opleidingsraad, waarop alle OP-leden aanwezig zijn, besproken. Op de opleidingsraad worden er door de leden zelf ook voorstellen gedaan ter actualisering van opleidingsonderdelen en aanpassingen van werkvormen. Doordat alle OP-leden werkzaam zijn in de sector, zal iedere volgende curriculumherziening automatisch getoetst worden aan de noden van het werkveld.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt aan de mogelijkheid voor het volgen en aanbieden van keuzevakken binnen het departement en de associatie te onderzoeken. De commissie suggereert nog meer aandacht te hebben voor vreemde talen en het kunnen omgaan met interculturele verschillen.
Facet 2.2
Eisen professionele en academische gerichtheid van het programma
Beoordelingscriteria: kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek (met inbegrip van het onderzoek in de kunsten) binnen relevante disciplines; het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën; het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en/of de ontwikkeling en beoefening van de kunsten; (bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen) het programma heeft aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. Oordeel van de visitatiecommissie: onvoldoende
opleidingsrapport | 23
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Door ervaring van OP-leden met het werkveld is de professionele gerichtheid van het programma verzekerd. De meeste studenten hebben reeds een baan en kunnen delen van projecten die ze voor de opleiding moeten uitvoeren laten samenhangen met projecten die binnen hun bedrijf lopen. Dit is met name het geval voor de masterproef. De commissie vraagt evenwel aandacht voor de generatiestudent die geen werkervaring heeft en hierdoor achterstand heeft ten opzichte van andere studenten. Uit gesprekken met OP-leden bleek dat de student zonder werkervaring vooral in het begin van de opleiding duidelijk een context mist om de theorie te plaatsen. Het zou volgens de commissie voor deze studenten zinvol zijn om reeds vroeg in de opleiding in contact te komen met een project in het werkveld. De commissie is over het algemeen tevreden over het actualiteitsgehalte van het studiemateriaal. Er wordt gebruikgemaakt van actuele en internationale standaardwerken en wetenschappelijke vakliteratuur. De vakliteratuur is gebaseerd op best practices en wetenschappelijk onderzoek en wordt regelmatig geüpdatet. Doordat deze vakliteratuur de basis vormt van de leerstof is ze per definitie geïntegreerd in de opleiding. Regelmatig worden recente studies besproken in de les. De commissie stelt echter vast dat dit de enige manier is waarop nieuwe wetenschappelijke inzichten in de opleiding worden gebracht. Geen enkele docent participeert zelf in wetenschappelijk onderzoek over Projectmanagement. De commissie vraagt zich daarom af of er voldoende aandacht en ruimte is voor kritisch wetenschappelijk denken over Projectmanagement. De commissie stelt daarnaast vast dat de indaling van onderzoek in het onderwijs nog niet systematisch in het programma is opgenomen. Verder is er geen opleidingsonderdeel voorzien waarin onderzoeksmethodes aan bod komen of onderzoeksvaardigheden ontwikkeld worden. De commissie wil hierbij het belang van het aanleren van sociaalwetenschappelijke en technische onderzoeksmethoden benadrukken. De opleiding geeft trouwens zelf aan dat de integratie van onderzoeksaspecten in het programma verbeterd dient te worden. Een eerste aanzet hiertoe was de aanpassing van het masterproefconcept en de criteria ter beoordeling ervan. Samenwerking met onderzoeksgroepen binnen de hogeschool en de associatie zou kunnen bijdragen tot het betrekken van OP-leden die actief zijn in Projectmanagementonderzoek. Als dit niet mogelijk is op korte termijn, zou er gezocht kunnen worden naar samenwerking buiten de associatie. De commissie denkt hierbij aan samenwerking met bijvoorbeeld de faculteiten managementwetenschappen, psychologie of gezondheidswetenschappen waarbinnen onderzoek bestaat over onderwerpen die thematisch nauw verwant zijn aan Projectmanagement: operations management, financiering, human resource management, strategie, groepsdynamica,... De samenwerking met de University of Applied Sciences uit Rovaniemi en de Hogeschool Utrecht is een eerste stap in die richting. In het curriculum van de Hogeschool Utrecht zijn expliciet enkele vakken over wetenschappelijk onderzoek en onderzoekstechnieken opgenomen. De OP-leden zouden tijdens de driedaagse uitwisseling met de Hogeschool Utrecht kunnen nagaan welke onderzoeksgerichte vakken op korte termijn ook in het eigen curriculum kunnen worden opgenomen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt aan na te gaan hoe studenten zonder werkervaring in het begin van de opleiding een werkervaring kunnen opdoen. De commissie vraagt opleidingsonderdelen rond onderzoeksmethodes en onderzoeksvaardigheden in het programma op te nemen. De commissie beveelt aan meer aandacht te schenken aan een structurele indaling van (recent) onderzoek in het onderwijs.
24 | opleidingsrapport
Facet 2.3
Samenhang van het programma
Beoordelingscriterium: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Er is volgens de commissie een duidelijke volgtijdelijkheid over de partims (per trimester) heen, doordat de stappen van een project van planning over uitvoering tot controle zoals beschreven in de PMBOK gevolgd moeten worden. Ook de planning van de masterproef is zodanig dat de nodige kennis en kunde van de Projectmanagementmethodologie is opgedaan vooraleer met de masterproef kan gestart worden. Er is een horizontale samenhang ingebouwd door de drie modules (Projectmanagementmethodologie, generieke opleidingsonderdelen en masterproef) op elkaar af te stemmen. Per partim van Projectmanagementmethodologische vakken worden bijpassende generieke opleidingsonderdelen aangeboden. Door overleg onder de OP-leden in de opleidingsraad wordt overlap in het programma vermeden. Ook de resultaten van studentenbevragingen over het programma komen in de opleidingsraad aan bod en leiden tot effectieve maatregelen om het programma te optimaliseren. De commissie waardeert de sterke samenhang van het programma. Doordat de meeste studenten een voltijdse baan hebben, volgen velen het programma deeltijds. Ook in het deeltijds programma wordt de verticale en horizontale samenhang bewaakt. Daarnaast is het mogelijk om in te schrijven voor losse opleidingsonderdelen of modules. Hieraan zijn voorwaarden verbonden om voldoende kennis van Projectmanagementmethodologie te garanderen. Alle vakken worden ‟s avonds en in het weekend gepland.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.4
Studieomvang
Beoordelingscriterium: De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang: bachelor: tenminste 180 studiepunten master: ten minste 60 studiepunten Oordeel van de visitatiecommissie: OK
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De voltijdse master-na-masteropleiding bestaat uit één studiejaar van 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma georganiseerd van 60 studiepunten. Hiermee voldoet de opleiding aan de formele eisen met betrekking tot de minimale studieomvang van een master.
opleidingsrapport | 25
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.5
Studielast
Beoordelingscriteria: De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet. Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Binnen de XIOS Hogeschool Limburg is er de mogelijkheid om op twee manieren de studielast te meten: door middel van een absolute of een paarsgewijze studietijdmeting. Binnen de opleiding wordt gebruik gemaakt van een absolute meting waarbij de student per opleidingsonderdeel de studietijd bepaalt op basis van een aantal deelvragen. Per opleidingsonderdeel wordt een onder- en bovengrens berekend van de toegelaten studietijd. Als uit de bevraging blijkt dat de werkelijke studietijd hier respectievelijk onder of boven zit, dient de docent in kwestie een actieplan met concrete remediëringsstappen uit te werken. Uit de studietijdmeting in academiejaar 2008-2009 en academiejaar 2009-2010 blijkt dat de tijd die besteed wordt aan Projectmanagementmethodologie te laag is voor het eerste partim, terwijl die voor de generieke opleidingsonderdelen strategische planning, business excellence en financieel management te hoog is. Aan de OP-leden van de betreffende opleidingsonderdelen is reeds gevraagd maatregelen te nemen. De commissie waardeert de meting van de studietijd door de opleiding en de maatregelen die getroffen worden om de studietijd te optimaliseren. Omdat de meeste studenten een voltijdse baan hebben, waakt de opleiding erover bij het begin van elk trimester duidelijk te maken welke opdrachten er gepland staan, wat het belang en de puntenverdeling hiervoor is en spreekt een deadline af. Dit maakt een strikte organisatie mogelijk, hetgeen noodzakelijk is gezien de drukke agenda van de studenten en de OP-leden. De commissie heeft uit gesprekken met studenten en OP-leden hieromtrent geen klachten ontvangen. Integendeel, de OP-leden hanteren de nodige flexibiliteit in functie van de tijdsbeschikbaarheid van de studenten. Om de studielast te verlichten opteert de opleiding voor een trimestersysteem met drie examenperioden. Hierdoor zijn de kerst- en paasvakantie echte vakantieperiodes, vermindert de hoeveelheid leerstof per examenperiode en vermindert het aantal verschillende opleidingsonderdelen per trimester. Daarnaast wordt er in kleine groepen op interactieve manier les gegeven. Hierdoor is er ruimte om in te spelen op de noden van de individuele student en ontstaat er spontaan peer teaching. Tot slot gebruikt de opleiding een elektronische leeromgeving Blackboard waarlangs gecommuniceerd kan worden en waar studiemateriaal op gezet kan worden. De commissie waardeert dergelijke studiebevorderende maatregelen.
Aanbevelingen ter verbetering: /
26 | opleidingsrapport
Facet 2.6
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Beoordelingscriteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De hogeschool en het departement stellen de zelfwerkzaamheid van de student centraal in het onderwijs. In de visie van studentgericht onderwijs zijn de OP-leden vooral verantwoordelijk voor de deskundige coaching van studenten. Dit geldt des te meer in de master-na-masteropleiding Projectmanagement. In deze opleiding wordt niet enkel gefocust op kennisoverdracht, maar veeleer op het verwerven van contextgebonden vaardigheden. Dit realiseert de opleiding volgens de commissie onder andere door een goede verhouding te vinden tussen kennisoverdracht, begeleide kennisverwerving en zelfstudie. Enkel het vak Managementliteratuur is volledig zelf te studeren. Mogelijk kan ook voor dit opleidingsonderdeel een aandeel begeleide kennisverwerking georganiseerd worden. Verder stelt de commissie vast dat het didactisch concept dat de opleiding hanteert te weinig geëxpliciteerd wordt in functie van de opleidingscompetenties. De commissie waardeert de veelvormigheid aan werkvormen die de opleiding hanteert: interactieve hoorcolleges, zelfstudie, groepswerk, paper, presentatie, rollenspellen, peer teaching, inleefoefeningen en casestudies. Hierdoor wordt er een goede mix van theoretisch aanbod en praktische uitvoering gerealiseerd. De kleine groepen met mondige en gemotiveerde studenten laten een optimaal gebruik van deze werkvormen toe. Uit de gesprekken met studenten bleek de tevredenheid over de mix van gehanteerde werkvormen. Het departement ondersteunt het gebruik van deze werkvormen door hulpmiddelen ter beschikking te stellen: bord, flip-over, overheadprojector, tv met video en DVD, radio, LCD-projector en pc, blackboard en smartboard. Het viel de commissie evenwel op dat de OP-leden zich niet bewust waren van de aanwezigheid van een smartboard. De commissie leidt hieruit af dat de OP-leden geen optimaal gebruik maken van de beschikbare hulpmiddelen. De commissie stelt vast dat de syllabi voor het merendeel bestaan uit een bundeling van powerpoint slides met slechts weinig verwijzingen naar wetenschappelijke vakliteratuur. De commissie vraagt de mogelijkheid te onderzoeken om cursussen uit te schrijven. Uit gesprekken met OP-leden bleek dat dit moeilijk ligt gezien ze naast hun deeltijdse opdracht binnen de opleiding een heel drukke agenda hebben in het bedrijfsleven. Toch was er ook interesse om kwaliteitsvolle Nederlandstalige versies te maken van de voornamelijk Engelstalige literatuur.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie suggereert het didactisch concept dat de opleiding hanteert meer te expliciteren in functie van de opleidingscompetenties. De commissie vraagt de OP-leden te blijven zoeken naar een optimaal gebruik van de beschikbare hulpmiddelen ter ondersteuning van de werkvormen. De commissie beveelt aan de kwaliteit van de syllabi te verbeteren, met ook ruimere verwijzingen naar vakliteratuur.
opleidingsrapport | 27
Facet 2.7
Beoordeling en toetsing
Beoordelingscriterium: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De student wordt op het einde van ieder trimester beoordeeld met een cijfer dat gebaseerd is op permanente evaluatie en/of examens. Het aantal examens per trimester is maximaal vier. De examens kunnen bestaan uit een schriftelijk examen met open vragen of meerkeuzevragen, een mondeling examen of een computerexamen. De verschillende vormen van permanente toetsing zijn paper, huiswerk, literatuurstudie, project met schriftelijke weerslag, mondelinge presentatie en attitude. De toetsingsvorm is volgens de commissie aangepast aan de aard van het opleidingsonderdeel. De commissie is tevreden over de variatie van toetsvormen, maar stelt vast dat de opleiding nog meer gebruik kan maken van nieuwe toetsvormen zoals peer assessment of evalueren binnen meerdimensionale situaties. De commissie leidt uit de gesprekken met de studenten af dat het leermoment na evaluatie nog meer aan bod mag komen, zodat de beoordeling van een paper of een opdracht niet beperkt blijft tot een cijfer. Voor elk opleidingsonderdeel worden beoordelingscriteria geformuleerd zodat het voor de student duidelijk is hoe er getoetst wordt. De studenten kunnen zich informeren over de examenvorm, de beoordelingscriteria en – methode via de academische planner en de ECTS-fiches. De studenten worden regelmatig bevraagd over het verloop van de examens. Men peilt naar: de informatie die de lesgever per opleidingsonderdeel meedeelt omtrent de doelstellingen ervan, de keuze van de evaluatievorm, of alle delen van de leerstof aan bod komen, de objectiviteit van de beoordeling, de feedback na de beoordeling en de algemene organisatie van de examens. Iedere examenperiode is er een ombudspersoon die de studenten begeleidt in geval van betwisting of bij onregelmatigheden tijdens een examen. De commissie kreeg tijdens het bezoek geen signalen over klachten of onregelmatigheden. De examenvragen die de commissie kon inkijken waren vooral gericht op reproductie en toepassing van kennis, in mindere mate op kennisverwerking (inzicht). Ze is van mening dat ook in de schriftelijke examens een evenwichtige vertegenwoordiging van de verschillende kennisdimensies en niveau nodig is voor het examineren op masterniveau. De opmaak van een toetsmatrix waarin per examen de aanwezige kennisdimensies en niveaus geëxpliciteerd worden, kan hieraan bijdragen. De masterproeven worden beoordeeld door een professionele projectmanager en iemand binnen het bedrijf waar het masterproefproject wordt uitgevoerd. Hierdoor wordt het gerealiseerde niveau extern getoetst. De commissie merkt op dat een duidelijke relatie tussen de kwaliteit en de score ontbreekt. Zo wordt er in de richtlijnen ter beoordeling van de masterproef vermeld dat een hoge score slechts uitzonderlijk moet voorkomen, terwijl de commissie vaststelt dat veel masterproeven hoge scores krijgen. Het verhogen van de ondergrens en het formuleren en toepassen van duidelijke, objectieve criteria ter beoordeling van de masterproef zouden hier volgens de commissie aan kunnen verhelpen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt te blijven zoeken naar alternatieve toetsvormen en te waken over het leermoment na evaluatie.
28 | opleidingsrapport
De commissie vraagt dat elk opleidingsonderdeel een goede mix van vragen gericht op reproductie en op kennisverwerking bevat, bijvoorbeeld met behulp van een toetsmatrix. De commissie vraagt te waken over een consequente beoordeling van de masterproeven.
Facet 2.8
Masterproef
Beoordelingscriteria De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de onderzoeksingesteldheid van de student. De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten. Oordeel van de visitatiecommissie: onvoldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: In de masterproef moet de student aantonen dat hij of zij, naast de algemene competenties behorende bij een master, alle competenties van een projectmanager geïntegreerd bezit. De masterproef bestaat uit twee delen: de voorbereidende literatuurstudie (5 studiepunten) en de eigenlijke masterproef (15 studiepunten). De voorbereidende literatuurstudie behandelt idealiter een onderwerp dat aansluit bij het project van de masterproef. De masterproef zelf komt pas aan bod in het laatste deel van de opleiding en bestaat uit een reëel of fictief project dat uitgewerkt moet worden volgens de regels van de PMBOK. Meestal voeren de studenten een project uit binnen het bedrijf waar ze werken. Omdat de projecten in een bedrijf vaak een andere timing hebben dan de masterproef zelf, kan de masterproef er ook in bestaan een gap-analyse te maken van het oorspronkelijke plan en de uiteindelijke uitwerking ervan. Ter begeleiding van de masterproef wordt er een interne promotor en een externe promotor aangeduid. De interne promotor is iemand van de opleiding met veel ervaring in Projectmanagement die het proces kan begeleiden. De externe promotor is iemand uit het bedrijf waar het project loopt en die de inhoudelijke aspecten coacht. De opleidingscoördinator staat in voor de formele regeling en planning van de masterproef en is het centrale aanspreekpunt voor promotoren en studenten. De masterproef (zonder de voorbereidende literatuurstudie) bestaat uit het project in een bedrijf, een schriftelijk verslag en een mondelinge presentatie. Elk van de drie aspecten heeft een gelijk gewicht in de beoordeling van de masterproef. Omdat de opleiding nog maar vier academiejaren geleden heropgestart is, en voor een groot deel deeltijds wordt aangeboden, zijn er nog niet veel masterproeven gemaakt. Uit de masterproeven die de commissie kon inkijken blijkt een aanzienlijke variatie in de kwaliteit ervan. Het betrof vooral een herschrijven van de PMBOK binnen een bepaald project, zonder vernieuwende waarde. De opleiding erkent dit en voert aan dat men voor de conceptualisering van de masterproef zoekt naar een optimale formule waarin er voldoende onderzoekscompetenties aan bod komen zonder dat de toegevoegde waarde voor het bedrijf verloren gaat. De gap-analyse, inclusief een kritische reflectie over waarom een project niet gelopen is zoals oorspronkelijk gepland, zou in de toekomst gestimuleerd worden omdat hierin meer onderzoekscompetenties aan bod kunnen komen. De commissie ondersteunt dit voorstel, maar is van mening dat in de masterproef meer kan worden gefocust op algemene kennisvergaring. De commissie stelt immers dat in een masterproef algemene kennis moet geproduceerd worden, en niet uitsluitend aanbevelingen naar een heel specifieke situatie. Er is veel literatuur beschikbaar in de vorm van „Hoe schrijf ik een masterthesis‟. Deze literatuur zou ingezet kunnen worden in de voorbereiding van de masterproef en het schrijven van een onderzoeksopzet. Duidelijke richtlijnen voor het schrijven van een literatuuroverzicht, waarbij wetenschappelijke literatuur gebruikt wordt, alsook voor het schrijven van een methoden hoofdstuk zijn nodig om de masterproef duidelijker te differentiëren van een
opleidingsrapport | 29
stageverslag. De commissie is van mening dat benchmarken met vergelijkbare opleidingen (operations management, project management, managementwetenschappen) zou kunnen bijdragen aan het verkrijgen van masterproeven met een academische oriëntatie en het juiste niveau. Het concept van de voorbereidende literatuurstudies is recent gewijzigd. Er is een informatiemoment ingepland over hoe refereren en hoe literatuur lezen en gebruiken. De opleiding streeft ernaar om het niveau van de voorbereidende literatuurstudie zo hoog te krijgen dat het mogelijk is hieruit een publiceerbaar artikel te destilleren. Een dergelijk niveau wordt volgens de commissie slechts zelden gehaald, maar heeft wel de algehele kwaliteit verhoogd in vergelijking met voorbereidende literatuurstudies uit voorgaande academiejaren. Volgens de commissie zal meer onderzoeksmethodologische begeleiding, bij voorkeur van een onderzoeker in het domein Projectmanagement, noodzakelijk zijn om publiceerbare artikels te genereren. Als men de algemene competenties en in het bijzonder de onderzoekscompetenties vertaalt in meer concrete indicatoren, zou dat volgens de commissie voor de student een leidraad zijn voor het verwachte niveau. Ook het bewaken van de link tussen de voorbereidende literatuurstudie en de eigenlijke masterproef, zou het niveau van beiden kunnen verhogen volgens de commissie. Over het algemeen zijn de studenten tevreden over het concept en de organisatie van de masterproef. De commissie stelt vast dat ze goed geïnformeerd en begeleid worden. OP-leden begeleiden meestal slechts één masterproef. Indien nodig helpt de opleiding zoeken naar een geschikt project in het werkveld. Om de kwaliteit van de masterproeven te verhogen is er een strak schema opgesteld waarbinnen de verschillende stappen van de masterproef dienen gezet te worden. Vanaf het academiejaar 2010-2011 is er een GO - NO GO moment waarop de student een eerste volledige versie van de masterproef moet inleveren om de masterproef nog in eerste zit te kunnen verdedigen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt de kwaliteit en het onderzoekswetenschappelijke aspect van de masterproef te verhogen. De commissie beveelt aan meer aandacht te schenken aan de wetenschapsmethodologische begeleiding van de masterproef.
Facet 2.9
Toelatingsvoorwaarden
Beoordelingscriteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor: diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend; door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden voldoen. master: diploma van een bachelorgraad met (een) door het instellingsbestuur nader bepaalde kwalificatie(s)en in voorkomend geval aangevuld met een geïndividualiseerd opleidingsprogramma, een voorbereidingsjaar of een schakelprogramma Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
30 | opleidingsrapport
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De master-na-masteropleiding is in de eerste plaats ingericht voor masters industriële wetenschappen. Maar omdat het vak Projectmanagement niet aan bod komt in de bachelor- of masteropleidingen industriële wetenschappen wordt er niet uitgegaan van vooropleiding op dit gebied. Bijgevolg kunnen ook andere masters instromen. Tot nu toe hebben ongeveer driekwart van alle ingeschreven studenten een masterdiploma in de industriële wetenschappen. Een belangrijke doelgroep zijn personen met werkervaring. Daarom wordt de opleiding ook deeltijds aangeboden of kunnen studenten zich inschrijven voor afzonderlijke opleidingsonderdelen. Kandidaten die in het bezit zijn van creditbewijzen in aanverwante opleidingsonderdelen kunnen vrijstellingen krijgen van het departementshoofd op advies van de opleidingsraad. Hier heeft tot nu toe één student gebruik van gemaakt. Er zijn procedures opgesteld voor het verlenen van vrijstellingen op basis van EVC‟s. Iemand zonder masterdiploma kan mits een duidelijke motivatie inschrijven voor bepaalde credits, maar kan nooit het diploma van master-na-master Projectmanagement bekomen. In academiejaar 2009-2010 heeft iemand zonder masterdiploma maar met veel werkervaring als projectmanager zich ingeschreven voor de opleidingsonderdelen Projectmanagementmethodologie en projectplanning software tool. Op hogeschoolniveau is er een diversiteitsbeleid uitgeschreven om nieuwe doelgroepen aan te trekken, met name mensen met functiebeperkingen en allochtonen. De commissie stelt vast dat de opleiding kampt met een geringe instroom. Het huidige academiejaar 2010-2011 is niet ingericht omdat er slechts vier kandidaten waren. Deze studenten hebben ingeschreven voor enkele opleidingsonderdelen die ze, rekeninghoudend met de volgtijdelijkheid, samen met de deeltijdse studenten kunnen volgen. De opleiding geeft aan dat ze bij oud-studenten en relevante bedrijven adverteert, maar tot nu toe zonder de gewenste resultaten. Mogelijk speelt ook mee dat om het jaar de lessen tijdens weekavonden of in het weekend plaatsvinden. De studenten met een voltijdse baan prefereren op zaterdag les te krijgen, waardoor er minder instroom is tijdens de academiejaren waarop de lessen tijdens weekavonden doorgaan. Uit gesprekken met het werkveld blijkt duidelijk grote interesse naar het aanbod van deze opleiding. Mogelijk kan met de partners in het werkveld worden overlegd over een strategie van marketing. Mogelijk kunnen de studenten zelf rond marketing en funding een project opzetten. De commissie stelt de samenwerking tussen de industrie en de opleiding Projectmanagement in Luik als mogelijk voorbeeld voor.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt aan stappen te ondernemen om de instroom te laten toenemen.
opleidingsrapport | 31
Oordeel over onderwerp 2, programma: onvoldoende
Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: facet 2.2, eisen academische gerichtheid van het programma: facet 2.3, samenhang van het programma: facet 2.4, studieomvang: facet 2.5, studielast: facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud: facet 2.7, beoordeling en toetsing: facet 2.8, masterproef: facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:
voldoende onvoldoende goed OK goed voldoende voldoende onvoldoende voldoende
De visitatiecommissie maakt een negatieve afweging en stelt dat de opleiding op dit moment onvoldoende potentieel heeft om de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen. De commissie waardeert het unieke programma dat de opleiding aanbiedt, een heel breed aanbod met een sterke professionele gerichtheid, en de diepgang waarmee het behandeld wordt. Anderzijds voldoet het programma noch de masterproef aan de vereisten ter academisering die gelden voor een master na masteropleiding. Hoewel de opleiding heel bewust gekozen heeft voor het aanbieden een academische opleiding, is de academische oriëntatie niet voldoende aanwezig in het programma. De commissie kreeg tijdens de gesprekken wel intentieverklaringen maar geen signalen van concrete maatregelen ter academisering. Gezien in 2013 alle hogeschoolopleidingen hun academiseringstraject succesvol dienen te hebben afgerond, en de opleiding nog geen echte start heeft gemaakt met het academiseringsproces van de opleiding heeft de commissie er niet voldoende vertrouwen in dat dit op een dergelijk korte termijn zal lukken.
32 | opleidingsrapport
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van het personeel
Kwaliteit van het personeel
Beoordelingscriterium: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Uit gesprekken met studenten en alumni blijkt dat men heel tevreden is over de betrokkenheid van de OP-leden en de laagdrempeligheid van het contact. De OP-leden reageren snel op mail en beperken het contact met de studenten niet strikt tot de lesuren. Dit uit zich onder meer in de begeleiding van de masterproef, waarbij de docent als een coach wordt gezien. Eenzelfde enthousiasme is ook terug te vinden bij het opleidingshoofd. Zij is het enige statutaire personeelslid en staat in voor alle coördinerende taken binnen de opleiding. Binnen het departement wordt ze ondersteund door de departementale coördinatoren van de verschillende stuurgroepen waarvan ze deel uitmaakt. Daardoor is ze de schakel tussen de gastdocenten en het departement. De commissie waardeert haar sturende en coachende rol. Alle lesgevers hebben het statuut van gastdocent met een beperkte opdracht. Dit komt door de kleinschaligheid van de opleiding en specifieke domeindeskundigheid die vereist is voor de verschillende opleidingsonderdelen. Het profiel waaraan de gastdocent moet voldoen komt tot stand in overleg tussen het opleidingshoofd en het departementshoofd. Er wordt rekening gehouden met de domeindeskundigheid, de onderwijskundige bekwaamheden en de onderzoekscapaciteiten. De selectie gebeurt op basis van hun CV, een gesprek met het opleidingshoofd en het advies van de leden van de opleidingsraad. De commissie stelt vast dat personeel niet geëvalueerd wordt volgens de geijkte procedures die op hogeschoolniveau gehanteerd worden. Reden hiervoor is het statuut van gastdocent en de uitzonderlijke uren waarop de OP-leden in de school aanwezig zijn. Kwaliteitsbewaking van het personeel gebeurt op de opleidingsraad, waar de resultaten van de studentenbevragingen besproken worden en er overleg is over de inhoud van de opleidingsonderdelen. De commissie waardeert de betrokkenheid van de gastdocenten bij de opleiding, hetgeen duidelijk blijkt uit de gesprekken en hun deelname aan de opleidingsraden. De opleidingsraad speelt een grote rol in de organisatie van de opleiding en de link ervan met het departement. De gastdocenten komen er drie tot vier keer per jaar samen. De commissie is echter van mening dat formele en individuele functioneringsgesprekken meer garantie zouden bieden voor het bewaken van de didactische kwaliteit van de gastdocenten. Op hogeschoolniveau is er een aanbod onderwijskundige vorming, dat ook open staat voor de gastdocenten van de opleiding Projectmanagement. Hoewel de studenten over het algemeen tevreden zijn over de didactische kwaliteiten van de OP-leden, moedigt de commissie de gastdocenten aan gebruik te maken van deze vorming om zich didactisch te professionaliseren. Momenteel wordt er weinig deelgenomen aan bestaande cursussen, omwille van de drukke agenda van de gastdocenten. De commissie is van mening dat beginnende OP-leden, en OP-leden die een minder positieve beoordeling krijgen van studenten baat zouden hebben bij deelname aan cursussen ter didactische professionalisering.
opleidingsrapport | 33
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt de opleiding om beginnende OP-leden, en OP-leden die een minder positieve beoordeling krijgen van studenten aan te moedigen deel te nemen aan cursussen ter didactische professionalisering.
Facet 3.2
Eisen professionele en academische gerichtheid
Beoordelingscriterium: het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied (met inbegrip van het onderzoek in de kunsten); bij de daartoe in aanmerking komende opleidingen dient daarenboven voldoende personeel te beschikken over kennis en inzicht in de desbetreffende beroeps- of kunstpraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: onvoldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie stelt vast dat er binnen de opleiding niemand ervaring heeft met onderzoek gerelateerd aan Projectmanagement. Ondanks een aantal inspanningen slaagt de opleiding er niet in om gastdocenten aan te trekken met academische ervaring en onderzoekservaring. Vacatures voor gastdocenten worden in eerste instantie enkel naar de personeelsdiensten van universiteiten gestuurd, maar hier is tot nu toe nooit reactie op gekomen waardoor er toch weer personen moeten worden aangenomen uit de bedrijfswereld. Hoewel de gastdocenten ook actuele literatuur gebruiken in hun lessen, is het de commissie duidelijk dat ze te weinig academische componenten in het onderwijs incorporeren. Omdat alle lesgevers het statuut van gastdocent hebben, is er geen ruimte voor een bevorderingsbeleid voor hen die toch onderzoeksgerelateerde initiatieven zouden willen starten. Ook tijdens evaluatiegesprekken is dit aspect niet prioritair. Gezien de kleinschaligheid van de opleiding is er geen budgettaire ruimte om vast personeel aan te stellen met een gedeeltelijke onderzoeksopdracht. Daarnaast ontbreekt het de opleiding momenteel aan een netwerk binnen de universiteiten ter ondersteuning van het opzetten van een onderzoekslijn. De commissie is van mening dat het opzetten van onderzoekslijnen dringend nodig is. Het uitbouwen van een netwerk van academici ervaren in Projectmanagement kan dit ondersteunen. Uit dit netwerk kunnen dan enerzijds gastdocenten worden aangetrokken, en kan anderzijds samenwerking tot stand komen om onderzoeksactiviteiten omtrent Projectmanagement op te zetten of aan te sluiten bij actieve onderzoeksprogramma‟s. De recente samenwerking met Hogeschool Utrecht kan een eerste stap zijn in die richting. Anderzijds is de commissie overtuigd van de vakinhoudelijke kwaliteiten van de gastdocenten. De meerderheid is PMI-gecertificeerd en actief in het werkveld. Dit garandeert de kwaliteit en de voortdurende vakinhoudelijke professionalisering. De gastdocenten hebben door hun werkveldervaring een (inter)nationaal netwerk uitgebouwd waaruit ze putten voor het geven van hun lessen. Recent zijn er enkele gastcolleges verzorgd door een professor van de University of Applied Sciences uit Rovaniemi in Finland. De commissie moedigt het uitnodigen van externe experts voor het geven van heel specifieke opleidingsonderdelen aan. Hoewel het opleidingshoofd organisatorisch heel sterk is, heeft ze geen Projectmanagement gerelateerde achtergrond. Hierdoor kan ze volgens de commissie niet toezien op de vakinhoudelijke kwaliteit van het programma. Bovendien zou een vaste medewerker met een academisch profiel en ervaring in Projectmanagement structureel kunnen bijdragen aan de uitbouw van een onderzoekslijn binnen Projectmanagement.
34 | opleidingsrapport
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt aan dringend in te zetten op het uitbouwen van een netwerk van academici ervaren in Projectmanagement om gastdocenten met een academisch profiel aan te trekken, en onderzoeksactiviteiten omtrent Projectmanagement op te zetten. De commissie vraagt na te gaan hoe iemand met een achtergrond in Projectmanagement en onderzoekservaring structureel betrokken kan worden bij de opleiding.
Facet 3.3
Kwantiteit personeel
Beoordelingscriterium: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Naast de administratieve en technische ondersteuning vanuit het departement, telt de opleiding 12 personeelsleden: 1 opleidingshoofd (enige statutair vastbenoemde personeelslid), 3 gastdocenten die enkel lesgeven, 5 gastdocenten die zowel lesgeven als masterproeven begeleiden en 3 gastdocenten die enkel masterproeven begeleiden. De opleiding telt 59,5 procent VTE voor het geven van les, 11,5 procent VTE voor het begeleiden van masterproeven en 33 procent VTE voor de ondersteuning van het opleidingshoofd aan deze opleiding. Het opleidingshoofd heeft naast taken binnen deze opleiding nog taken binnen het departement TIW. Op dit moment is het aantal studenten te laag om met het huidige inschrijvingsgeld rendabel te zijn. Het streefdoel van de opleiding is om 15 studenten in elk deel van het deeltijds programma te hebben. De commissie is van oordeel dat er voldoende personeel wordt ingezet om de opleiding kwaliteitsvol te verzorgen. Het is anderzijds een aandachtspunt dat alle lesgevers gastdocenten zijn. Hoewel de gastdocenten sterk betrokken zijn bij de opleiding via de opleidingsraad en de informele contacten met het opleidingshoofd, is de commissie van mening dat de verhouding gastdocenten versus vast aangestelde medewerkers niet optimaal is.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt aan de verhouding gastdocenten versus vast aangestelde medewerkers te verbeteren.
opleidingsrapport | 35
Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel: onvoldoende
Op basis van de oordelen over: facet 3.1, kwaliteit personeel: facet 3.2, eisen academische gerichtheid: facet 3.3, kwantiteit personeel:
goed onvoldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp op dit moment onvoldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. De aanwezigheid van actieve onderzoekers op het gebied van Projectmanagement binnen de opleiding is volgens de commissie noodzakelijk voor een academische opleiding. Hoewel de opleiding aangeeft reeds initiatieven te hebben genomen voor het aantrekken van onderzoekers, is de commissie van mening dat dit tot nu toe niet prioritair is geweest en dus nog geen resultaten heeft opgeleverd. Hoewel de opleiding aangeeft vanaf nu prioriteit te willen geven aan het aantrekken van personeel met onderzoekservaring in Projectmanagement, vraagt de commissie zich af of dit tegen 2013 voldoende en structurele resultaten zal opleveren.
36 | opleidingsrapport
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Beoordelingscriterium: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De XIOS Hogeschool Limburg ontvangt voor de master-na-masteropleiding geen overheidsfinanciën. Gezien de opleiding bovendien slechts weinig studenten aantrekt, is ze afhankelijk van solidariteit vanuit de hogeschool. De budgetbeheerders van het departement, het departementshoofd en de financieel verantwoordelijke dienen aan het einde van het academiejaar een begrotingsvoorstel in voor het komende kalenderjaar (d.i. een budgettair jaar). De opleiding hoeft hierin geen extra kosten op te nemen voor de materiële voorzieningen van het departement en de hogeschool waarvan ze gebruik maakt. De kosten voor de gastdocenten, catering en PR zijn wel opgenomen in het financieel plan. Het financieel plan van de opleiding werd tot nu toe steeds goedgekeurd zoals ingediend. Er zijn goede voorzieningen op hogeschool- en departementsniveau. Er zijn verschillende auditoria, vlakke leslokalen, project- en computerlokalen. Er is ook een computerlokaal uitgerust met MS Office en MS Project. De commissie stelt wel vast dat de studenten geen toegang hebben tot analytische software, zoals bijvoorbeeld SPSS, PLS of NVivo, of dataverzamelingssoftware zoals Qualtrix. De bibliotheek maakt deel uit van het bibliotheeknetwerk Anet van de Universiteiten van Antwerpen en Hasselt en de Antwerpse hogescholen. Er geldt een langere uitleentermijn voor studenten die aan projecten of hun masterproef werken. De bibliothecaris beschikt over een departementaal budget voor de aankoop van boeken, tijdschriften en diversen. Uit de gesprekken met de opleiding blijkt dat de handboeken die gebruikt worden in de opleiding beschikbaar zijn in de bibliotheek. Aangezien de lessen op avonden en zaterdagen geprogrammeerd staan, heeft de opleiding de beschikking over elk gewenst lokaal. Het gebouw en de gereserveerde lokalen zijn toegankelijk voor studenten die een badge hebben. Er is permanent technische ondersteuning door preventieadviseurs. De gebouwen worden na de openingsuren bewaakt door Securitas. Uit de gesprekken met de studenten en OP-leden blijkt tevredenheid over de toegankelijkheid van de voorzieningen. De commissie stelt vast dat de materiële voorzieningen waarover de opleiding kan beschikken toereikend zijn om het programma te realiseren. Anderzijds zijn tijdens weekavonden en op zaterdagen alle diensten, zoals bibliotheek, mensa, studentensecretariaat, ombudsdienst en stuvox, gesloten. Om tegemoet te komen aan het feit dat de mensa niet open is op zaterdag worden er op zaterdagmiddag broodjes voorzien. Indien nodig kunnen studenten via de opleidingscoördinator boeken ontlenen. Toch is de commissie van mening dat nog meer infrastructuur ter beschikking zou moeten staan voor de studenten die avond- en weekendonderwijs volgen. Zo zou de bibliotheek bijvoorbeeld een keer per maand op de zaterdagnamiddag open kunnen gesteld worden. Daarnaast stelt de commissie vast dat er binnen de hogeschool de mogelijkheid bestaat om met behulp van remote access van thuis uit in te loggen op het netwerk van de hogeschool, maar dat hier noch door de OP-leden noch door de studenten gebruik van wordt gemaakt. Nochtans zou toegang tot academische zoekmachines via remote access het gebruik van academische literatuur vergemakkelijken. Hetzelfde geldt voor het lokaal met smartboard dat beschikbaar is, maar niet gebruikt wordt. De commissie leidt hieruit af dat niet alle beschikbare middelen optimaal gebruikt worden voor de organisatie van de opleiding.
opleidingsrapport | 37
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt te onderzoeken of nog meer infrastructuur, zoals bibliotheek, stuvox en studentensecretariaat, bij momenten ter beschikking kan gesteld worden aan de studenten die avond- en weekendonderwijs volgen. De commissie vraagt het gebruik van reeds aanwezige voorzieningen zoals remote access en het smartboard meer te stimuleren.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Beoordelingscriteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding doet veel inspanningen om zichzelf bekend te maken. Op alle infomomenten van het departement is er ook iemand om de master-na-masteropleiding te vertegenwoordigen. Daarnaast wordt er geadverteerd in vakbladen, op de website van de XIOS Hogeschool Limburg en naar het Limburgs bedrijfsleven toe. De opleiding schakelt ook de hulp van alumni in om tijdens infosessies geïnteresseerden te informeren. Toch blijft de instroom heel beperkt. Voor het academiejaar 2010-2011 waren er slechts vier kandidaten waardoor de opleiding niet kon worden ingericht. De commissie is van mening dat de opleiding een uniek programma aanbiedt dat waardevol is voor het (inter)nationale bedrijfsleven. Ze ondersteunt het voornemen van de opleiding om ook onder alumni van andere hogescholen te ronselen en om directe contacten te leggen met belangrijke bedrijven in de regio. Mogelijk kan de opleiding ook actiever ronselen bij de laatstejaars van de universiteiten. Op hogeschool- en departementsniveau is er een ruim aanbod aan studiebegeleiding. Er is een werkgroep studiebegeleiding, bestaande uit de algemene studiebegeleiders per departement, de maatschappelijk assistent van stuvox en de coördinator studentenbegeleiding. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen studiebegeleiding en studieloopbaanbegeleiding. Het departement heeft één centraal aanspreekpunt dat verschillende studiebegeleidingstaken combineert. Deze persoon is algemeen studiebegeleider, trajectbegeleider en eerste ombudspersoon. De studenten van de master-na-masteropleiding hebben al een hogeschoolloopbaan achter de rug en bijgevolg minder nood aan algemene studiebegeleiding zoals „leren studeren‟. Omdat de studiebegeleidingsdiensten STUVOX tijdens de weekavonden en op zaterdag niet open is, vervult binnen de opleiding het opleidingshoofd een cruciale rol als tussenpersoon. Op die manier kunnen de studenten toch gebruikmaken van dergelijke diensten. Daarnaast worden eventuele studieproblemen door het laagdrempelige contact met de OP-leden snel opgepikt en aangepakt. Eventuele conflicten tussen studenten en OP-leden dienen doorgegeven te worden aan het opleidingshoofd. De commissie waardeert de wijze waarop er voorzien wordt in studiebegeleiding, aangepast aan het specifieke profiel van de student Projectmanagement. Ze hecht er evenwel belang aan dat de studenten ook goed geïnformeerd zijn over de andere contactpunten naast de OP-leden en het opleidingshoofd. Dit voor het geval er conflicten zouden optreden waarmee studenten noch bij de OP-leden, noch bij het opleidingshoofd terecht kunnen.
38 | opleidingsrapport
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie raadt aan om ook onder alumni van andere hogescholen te ronselen en om directe contacten te leggen met belangrijke bedrijven in de regio. De commissie vraagt de opleiding om de studenten goed te informeren over de andere contactpunten naast de OP-leden en het opleidingshoofd.
Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 4.1, materiële voorzieningen: facet 4.2, studiebegeleiding:
voldoende goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
opleidingsrapport | 39
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Beoordelingscriterium: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Op hogeschoolniveau is er een gedetailleerd kwaliteitszorgsysteem ontwikkeld. Studenten, alumni en werkveld worden bevraagd, er vinden periodieke zelfevaluaties plaats en er is permanente aandacht voor verbeteringen. De procedures ter bewaking van de kwaliteit zijn beschreven in een kwaliteitshandboek dat online beschikbaar is via intranet. Naar de specifieke opleiding wordt dit kwaliteitszorgsysteem als volgt vertaald: De studenten worden bevraagd over de opleidingsonderdelen en de organisatorische aspecten, er vindt een studietijdmeting plaats en er worden studentenfora georganiseerd. De bevragingen gebeuren trimestrieel met behulp van het computerprogramma Evasys. In het gedetailleerde resultatenrapport wordt per vraag een vergelijking gemaakt tussen het resultaat en een vooropgesteld streefcijfer. Als een resultaat te sterk afwijkt van het streefcijfer wordt er actie ondernomen. Tijdens de jaarlijkse studentenfora worden de resultaten en remediëringsplannen met de studenten besproken. De studentenfora zijn interessant omdat door de kleinschaligheid van de opleiding de resultaten van bevragingen uitgedrukt in percentages niet altijd betrouwbaar zijn. Uit de gesprekken tijdens de studentenfora en uit een omzichtige interpretatie van de resultaten blijkt dat voor nagenoeg alle opleidingsonderdelen de vooropgestelde studietijd niet overschreden wordt en de commentaren positief zijn. Enkel Business Excellence scoorde minder goed. De resultaten werden op de opleidingsraad besproken en de betrokken lesgever is gevraagd dit opleidingsonderdeel te verbeteren. Organisatorische aspecten zijn nog niet bevraagd. De opleiding voerde in 2010 een bevraging uit bij de alumni. Hierin werd zowel gepeild naar bijkomende opleidingen en bijscholingen, de huidige werksituatie en de invloed van de opleiding op de huidige werksituatie. Ook een aantal opleidingsspecifieke elementen werden bevraagd. Het werkveld is sterk vertegenwoordigd in de opleidingsraad, gezien alle gastdocenten actief zijn in het werkveld. Hierdoor is de afstemming tussen werkveld en opleiding wel verzekerd. Toch zijn er ook plannen om een gestandaardiseerde bevraging te organiseren. In januari 2009 heeft de opleiding een zelfevaluatie uitgevoerd op basis van TRIS. Het resultaat van deze zelfevaluatie is een verbeterplan dat uitgewerkt wordt volgens het SMART-principe. De commissie is van mening dat er een goed doordacht en stevig uitgewerkt kwaliteitszorgstelsel voorhanden is. Er is met name waardering voor de studentenfora waaruit veel bijkomende informatie naar boven komt. De commissie waardeert ook de vertaling van het hogeschoolaanbod naar de specifieke opleiding toe, en vraagt hier blijvend aandacht aan te schenken. De commissie moedigt de opleiding aan de geplande bevraging van alumni en werkveld uit te voeren.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt de geplande bevragingen van alumni en werkveld en van organisatorische aspecten bij studenten uit te voeren.
40 | opleidingsrapport
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Beoordelingscriterium: De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Uit de studentenbevragingen en de zelfevaluaties komen verbeterpunten naar voor die op de opleidingsraad besproken worden. In overleg worden er verbeterpunten geformuleerd volgens het SMART-pricipe en wordt er een verbeterplan opgesteld. Omdat de opleiding nog maar kort heringericht werd en de opleiding volledig op gastdocenten steunt, is voor de opleiding alleen criterium 5 (management en processen) van de TRIS-procedure doorlopen. Het verbeterplan van de opleiding concentreert zich op twee punten, namelijk integratie van onderzoek in de opleiding en nationale en internationale benchmarking. De commissie stelt vast dat er gestart is met (inter)nationale benchmarking. Er zijn contacten gelegd met de Rovaniemi University of Applied Sciences in Finland en met de Hogeschool Utrecht. De commissie waardeert deze initiatieven en moedigt de opleiding aan deze contacten te verzilveren en uit te breiden. Anderzijds stelt de commissie vast dat de opleiding nog te weinig daadkracht toont rond academisering. Hoewel de commissie begrip heeft voor de kleinschaligheid van de opleiding en daarmee samenhangend de beperkte werkingsmiddelen, is ze van mening dat dit een heel dringend aandachtspunt is waar vanuit de opleiding, maar met steun van het departement en de hogeschool, volop in moet worden geïnvesteerd. De commissie waardeert ook de aanpak van verbeterpunten binnen de opleidingsraad. Zo is er aandacht voor opmerkingen van studenten over niet opgeruimde lokalen, het ontbreken van drankaanbod op zaterdag, de kwaliteit van opleidingsonderdelen en het concept van de masterproef. Alle aandachtspunten werden tot tevredenheid aangepast, zoals blijkt uit daaropvolgende bevragingen. Ook OP-leden brengen op de opleidingsraad aandachtspunten aan: projectportfoliomanagement is een onderdeel van verschillende opleidingsonderdelen geworden en er is een intakegesprek voor de masterproef ingevoerd.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie dringt erop aan het werkpunt „integratie van onderzoek in de opleiding‟ absolute prioriteit te geven.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Beoordelingscriterium: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
opleidingsrapport | 41
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De medewerkers van de opleiding worden op verschillende manieren betrokken bij het beleid van de opleiding. Alle leden van het onderwijzend personeel met opdracht in de opleiding maken deel uit van de opleidingsraad. Het opleidingshoofd is voorzitter van de opleidingsraad. De commissie waardeert de betrokkenheid van de gastdocenten bij het beleid van de opleiding. Dit uit zich onder meer in hun bijdragen aan het opstellen van en hun kennis van het zelfevaluatierapport. Daarnaast zijn er diverse stuurgroepen die werken rond een bepaald thema zoals alumni, internationalisering, kwaliteitszorg en onderzoek. Om de betrokkenheid van de opleiding binnen het departement te verhogen neemt het opleidingshoofd deel aan alle stuurgroepen. De studenten krijgen via verschillende commissies de mogelijkheid om deel te nemen aan het verbeterproces van de opleiding. Daarnaast zijn er de bevragingen en de studentenfora. Vermits de studenten meestal nog een voltijdse baan hebben is er weinig interesse om deel te nemen aan het beleid op hogeschool of departementsniveau, bijvoorbeeld in de overkoepelende studentenvereniging Sturax of de departementale studentenraad Sturax TIW. Desalniettemin is de commissie ervan overtuigd dat de studenten, mede door het laagdrempelige contact met de OP-leden, voldoende inspraak hebben in het beleid van de opleiding. De alumni zijn nog niet structureel bevraagd. Ze zijn wel reeds uitgenodigd om uitleg te geven op informatiesessies voor geïnteresseerden. De commissie is van mening dat het netwerk van alumni kan bijdragen aan de bekendmaking, maar ook de verbetering van de opleiding. Het werkveld is vanaf de start van de opleiding intensief betrokken bij de opmaak van het competentieprofiel en de invulling van het programma. Doordat alle gastdocenten uit het werkveld komen, maakt het werkveld deel uit van de opleidingsraad. Toch merkt de commissie op dat er, gezien de lage instroom, nog gewerkt kan worden aan de uitstraling van de opleiding naar het werkveld toe.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt aan de uitstraling van de opleiding naar het werkveld toe te verbeteren.
Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 5.1, evaluatie resultaten: facet 5.2, maatregelen tot verbetering: facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:
goed voldoende goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
42 | opleidingsrapport
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Beoordelingscriterium: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie is van mening dat de vooropgestelde doelstellingen, onder andere het vormen van direct inzetbare projectmanagers, over het algemeen gerealiseerd worden. Uit informele gesprekken tussen OP-leden en de studenten die de opleiding voltijds volgden, blijkt dat een aantal alumni aangenomen werden in het bedrijf waar ze de masterproef deden. De studenten die de opleiding deeltijds volgden, zijn op eigen initiatief van baan veranderd of hebben de kans gekregen Projectmanagement in te voeren in het bedrijf of de organisatie waar ze werkzaam waren. Uit gesprekken met het werkveld blijkt waardering voor de brede en diepgaande vorming tot projectmanager. De commissie sluit zich hierbij aan. De commissie is van mening dat de kwaliteit van de masterproeven, en meer bepaald het onderzoeksaspect, verhoogd zou moeten worden. Zo ontbreekt er vaak een echte onderzoeksvraag, levert het onderzoek in de masterproef weinig vernieuwende resultaten op en ontbreekt de kritische reflectie op het onderzoek. De commissie is van mening dat de quoteringen over het algemeen te hoog liggen. De opleiding heeft aangegeven nog steeds aan het concept van de masterproef te sleutelen en de begeleiding van het onderzoeksaspect van de masterproef te willen verbeteren. Uit de alumnibevraging blijkt dat de alumni tevreden zijn over de opleiding. De didactische kwaliteiten en de vakkennis van de docenten krijgen een gemiddelde score van 3,37 en 3,62 op 4. De totale opleiding krijgt een gemiddelde appreciatie van 3,62 op 4. Van de 8 respondenten had de opleiding een positieve invloed op de tewerkstelling. De twee personen die tijdens de opleiding niet werkten vonden binnen de drie maand na het behalen van het diploma een betrekking. Alle studenten geven aan dat de opleiding een invloed heeft gehad op hun persoonlijk functioneren binnen hun functie. Ook uit de gesprekken die de commissie met de alumni kon voeren, bleek een grote tevredenheid over de opleiding. Door het bijzondere profiel van de studenten, meestal een deeltijds student met een voltijdse baan, is het niet vanzelfsprekend studenten een tijd buitenlandervaring te laten opdoen. Tot nu toe zijn er nog geen uitgaande studenten geweest. Bij de OP-leden is er een gelijkaardige situatie. Anderzijds hebben de meeste gastdocenten veel professionele buitenlandervaring en nemen ze die ervaringen mee in hun lessen. De opleiding probeert op andere manieren in te zetten op internationalisering. Er is recent een professor van de University of Applied Sciences van Rovaniemi les komen geven. In het academiejaar 2010-2011 zal er een uitwisseling plaatsvinden met de Hogeschool Utrecht. De commissie moedigt de opleiding aan in te zetten op dergelijk alternatieve manieren om een meer internationaal profiel te realiseren.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt de opleiding maatregelen te nemen om de kwaliteit van de masterproeven te verhogen en de onderzoekscomponent gestalte te geven.
opleidingsrapport | 43
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Beoordelingscriteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebied en/of opleiding over de jaren heen. Uit ervaring blijkt dat de globale slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45 en de 50 procent liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, noch de situatie per opleiding of studiegebied wordt opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere opleidingen. Omdat de instromende studenten minstens een masterdiploma behaald hebben en heel gemotiveerd zijn om de opleiding tot een goed einde te brengen, streeft de opleiding naar een rendement van 90 procent met een gemiddelde studieduur van twee jaar voor het deeltijdse programma. In de voorbije academiejaren slaagden respectievelijk 5 op 6 en 8 op 9 studenten binnen de vooropgestelde termijn, namelijk 1 jaar voor voltijds en 2 jaar voor deeltijds ingeschrevenen. De aard van het initiële masterdiploma speelt geen rol in het al dan niet slagen. Studenten die niet slagen voor een opleidingsonderdeel worden uitgenodigd voor een gesprek met het opleidingshoofd om het resultaat en hun verdere mogelijkheden te bespreken. Dit is tot nu toe slechts een keer voorgekomen: een student was niet geslaagd voor de voorbereiding van de masterproef. Tijdens het gesprek zijn de redenen hiervoor uitgelegd en is aangeraden de voorbereiding in tweede zit over te doen. De student is uiteindelijk op alle opleidingsonderdelen geslaagd. De studenten die voortijdig hebben afgehaakt, deden dit om persoonlijke redenen of omdat de professionele situatie plots veranderde. Eén student is niet geslaagd omwille van een onvoldoende op de masterproef. De commissie waardeert de opvolging van de studievoortgang.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 6, resultaten: voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 6.1, gerealiseerd niveau: facet 6.2, onderwijsrendement:
voldoende goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
44 | opleidingsrapport
Globaal oordeel De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen: -
het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de betrokkenen, de documenten ter inzage tijdens het bezoek, de opgevraagde documenten, de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.
De commissie is van mening dat het zelfevaluatierapport helder, correct en goed gedocumenteerd is. Op basis van de oordelen over: onderwerp 1, niveau en oriëntatie: onderwerp 2, programma: onderwerp 3, personeel: onderwerp 4, voorzieningen: onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: onderwerp 6, resultaten:
voldoende onvoldoende onvoldoende voldoende voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er onvoldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.
opleidingsrapport | 45
Overzichtstabel van de oordelen score facet Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma
voldoende onvoldoende voldoende onvoldoende
Facet 2.1: Facet 2.2:
Relatie doelstelling en inhoud Eisen academische gerichtheid
voldoende onvoldoende
Facet 2.3: Facet 2.4:
Samenhang Studieomvang
goed OK
Facet 2.5 Facet 2.6:
Studietijd Afstemming vormgeving en inhoud
goed voldoende
Facet 2.7: Facet 2.8:
Beoordeling en toetsing Masterproef
voldoende onvoldoende
Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1: Facet 3.2:
Kwaliteit personeel Eisen academische gerichtheid
Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Facet 4.2:
Materiële voorzieningen Studiebegeleiding
voldoende onvoldoende goed onvoldoende voldoende voldoende voldoende goed
Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg
voldoende
Facet 5.1:
Evaluatie resultaten
goed
Facet 5.2: Facet 5.3:
Maatregelen tot verbetering Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
voldoende goed
Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2:
Onderwijsrendement
De oordelen zijn van toepassing voor: XIOS Hogeschool Limburg
46 | opleidingsrapport
score onderwerp
Projectmanagement
voldoende voldoende goed
bijlagen
| 47
48 | cv van de commissieleden
bijlage 1
curriculum vitae van de commissieleden
Antonia Aelterman is als hoofddocent verbonden aan de Vakgroep Onderwijskunde binnen de Faculteit Psychologie en pedagogische Wetenschappen van de Universiteit Gent. Ze promoveerde er in 1995 tot doctor in de pedagogische wetenschappen op het thema curriculumontwikkeling in de lerarenopleiding. Zij is belast met een aantal opleidingsonderdelen in de lerarenopleiding en in de master pedagogische wetenschappen, o.m. opleidingsdidactiek. Zij leidt onderzoek binnen het domein van de professionalisering van onderwijsgevenden. Zij is ook voorzitter van de opleidingscommissie lerarenopleiding binnen de Universiteit Gent en van de werkgroep lerarenopleiding van de VLIR. Ze neemt deel aan diverse stuurgroepen voor beleidsondersteuning van het departement onderwijs en heeft ervaring als panellid in visitatiecommissies van de VLIR en van VLHORA. Chris Callewaert Studeerde master in de Biowetenschappen aan Hogeschool Gent (2008), met daaropvolgend master in de Bio-ingenieurswetenschappen aan Universiteit Gent (2010). Momenteel doet hij een doctoraat op de faculteit Bio-ingenieurswetenschappen aan de Universiteit Gent. Hij was/is studentenvertegenwoordiger, praeses van een studentenclub, bestuurslid van een alumnivereniging en AAP-vertegenwoordiger van verscheidene commissies op de faculteit. Hij was eerder student-commissielid bij de visitaties van de academische opleidingen Industriële wetenschappen: biowetenschappen en Industriële wetenschappen: milieukunde. Noël Derdaele Studeerde toegepaste psychologie (arbeids- en organisatiepsychologie) aan de K.U.Leuven. Werkte van 1970 tot 2002 als Hr-manager bij Agfa-Geveart NV. Sinds 1971 docent arbeids- en organisatiepsychologie, sociale wetgeving, HRM en communicatie bij CVO-HIK. Sinds 2002 tevens consultant bij Acerta Consult, Personeelsadviseur bij CVO-HIK en Secretaris-generaal van de Belgische Federatie van Psychologen. Stephan Vandevoorde Studeerde Industrieel Ingenieur Bouwkunde aan K.I.H. West Vlaanderen. Als projectmanager betrokken in tal van grote, internationale projecten: o.a. bouwprojecten voor Daimler Benz, Bayer,Solvay, Degussa, U.S.Army en Bosch in Duitsland, Autoeuropa in Portugal, shopping mall, antennetoren en productieplant in Malaysia, uitbreiding luchthaventerminal Hong Kong en bagagebehandelingssytemen in diverse Internationale luchthavens. Sinds 2006 manager voor de airports afdeling Logan Teleflex Belgium. Gastdocent aan EHSAL, UGent, Vlerick en Boston University Brussel. Allard van Riel Studeerde Wijsbegeerte aan de universiteit van Amsterdam. Doceerde en deed onderzoek i.v.m. marketing en logistiek aan de universiteit van Maastricht tot 2009, hetgeen in 2003 resulteerde in een promotie tot doctor. Tussen 2004 en 2009 tevens hoogleraar Innovatiestrategie en innovatiemanagement aan de Université de Liège. Sinds 2009 gewoon hoogleraar Marketing aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
cv van de commissieleden | 49
50 | erkenningscommissie
bijlage 2
erkenningscommissie Hoger Onderwijs
erkenningscommissie | 51
52 | onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden
erkenningscommissie | 53
54 | onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden
erkenningscommissie | 55
56 | onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden
bijlage 3
onafhankelijkheidsverklaringen
onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden | 57
58 | bezoekschema
bezoekschema(‘s) | 59
60 | bezoekschema
bezoekschema(‘s) | 61
62 | bezoekschema
bezoekschema(‘s) | 63
64 | bezoekschema
bezoekschema(‘s) | 65
66 | bezoekschema
bezoekschema(‘s) | 67
68 | bezoekschema
bijlage 4
bezoekschema
dag 1 09.00 09.15-12.00 12.00-13.00 13.00-13.45 14.00-14.45 15.00-15.45 16.00-17.00 17.00-17.30 17.30-18.15 18.30-19.30
19.30-20.00 20.00
samenkomst in hogeschool werkoverleg, inzage van de bijlagen en inzage werkdocumenten lunch voor de commissie kennismaking met de algemeen directeur, het departementshoofd opleidingsverantwoordelijken, opstellers ZER en een student betrokken bij het onderwijskundig overleg (onder meer bespreking referentiekader) studenten (max. 12 representatief samengesteld, inclusief de studentenvertegenwoordigers) OP-leden (max. 12 representatief samengesteld, inclusief de personen betrokken bij onderwijskundig en/of beleidsoverleg) intern werkoverleg afgestudeerden (max. 12 uit de drie laatste afstudeerjaren, representatief samengesteld) vertegenwoordigers werkveld (max. 12, gedifferentieerd samengesteld, personen die afgestudeerden in dienst hebben of fungeren als stagementoren of als begeleiders van bachelorproeven, en die niet ingeschakeld zijn in het programma) informeel ontmoetingsmoment avondmaal voor de commissie
dag 2 08.00-08.30 08.30-09.15 09.30-10.00 10.15-10.45 11.00-11.30 11.45-12.15 12.15-13.15 13.15-14.15 14.15-17.00 17.00
intern werkoverleg begeleiders stage- en bachelorproef (max. 12 representatief samengesteld), en verantwoordelijke internationalisering (van de opleiding, het departement en/of de hogeschool) administratief personeel kwaliteitsverantwoordelijke(n) en verantwoordelijke(n) onderwijsontwikkeling (van de opleiding, het departement en/of de hogeschool) ombudsperso(o)n(en), verantwoordelijken studieadvies en –begeleiding opleidingsverantwoordelijken lunch voor de commissie vrij spreekuur voorbereiding mondelinge rapportering mondelinge rapportering
bezoekschema | 69
70 | afkortingenlijst
bijlage 5
lijst van afkortingen en letterwoorden
AUHL
Associatie Universiteit Hogescholen Limburg
DOOP
Departementaal OnderwijsOntwikkelingsPlan
ECTS EVC
European Credit Transfer System
EVK
eerder verworven kwalificaties
HOOP
Hogeschool OnderwijsOntwikkelingsPlan
NVAO
Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie
OGC
Office of Government Commerce
OR
Operations research
PMBOK
ProjectmanagementBody of Knowledge
PMI
ProjectmanagementInstitute
PRINCE2
Projects In Controlled Environment
SMART
Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden doelen
STURAX
Studenten Raad XIOS
STUVOX
Studenten Voorzieningen XIOS
TIW
Toegepaste Ingenieurswetenschappen
TRIS
Transnationale Institution ale Samenwerking (een Instrument van kwaliteitszorg)
VLHORA
Vlaamse Hogescholenraad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VTE
voltijds equivalenten
XIOS
XIOS Hogeschool Limburg
OP
Onderwijzend Personeel
elders verworven competenties
afkortingenlijst | 71