Van de voorzitter: De bestuursleden vonden het gewenst dat de voorzitter in iedere nieuwsbrief een paar letters schrijft, liefst onder een pseudoniem zoals ons voorbeeld de A.G.S. ook doet. Maar mensen, er zijn zoveel mooie planten, dat ik niet kan kiezen uit de vele soorten en de vele mooie namen. Moet het nu Cymbalaria, Haberlea of Leontopodium zijn? Moet het mannelijk of vrouwelijk zijn? Allemaal veel te moeilijk voor mij, ik teken gewoon met “W.N.”. Misschien dat ik tijdens mijn voorzitterschap van U allen wat opsteek en dan aan een pseudonieme kan gaan denken. In de wintermaanden is het rustig in de tuin, we kunnen ons nu voorbereiden op het nieuwe groeiseizoen door catalogi te raadplegen, boeken te lezen, nieuwe tuinontwerpen en beplantingsplannen te maken en door één of meer artikeltjes voor de N.R.W. te schrijven. Want laten we wel met elkaar afspreken, dat we samen de nieuwsbrieven steeds volschrijven. Iedereen die een tijdje met rotsplanten bezig is geweest, heeft ervaringen die het vermelden waard zijn, en waar anderen wat van kunnen leren. Hoe meer kopie er is, hoe beter de nieuwsbrief gevuld kan zijn. Te lang rusten in de wintermaanden is ook niet bevorderlijk voor de tuin, want er zijn nogal wat rotsplanten, waarvan het zaad een koudeperiode nodig heeft om te kunnen kiemen. Het wordt nu dan ook tijd om dat soort zaden uit te zaaien, bij voorkeur in potjes, en daarna in een onverwarmde bak te zetten. Glas erover om wegspoelen door de regen en wegpikken door vogels te voorkomen, en tijdens sneeuwbuien het glas eraf zodat het zaad goed onder de sneeuw komt. Tijdens een aantal warme voorjaarsdagen verschijnen dan ineens de kiemplanten en de nieuwe aanwas voor de tuin is al weer aanwezig. De eerste N.R.W. bijeenkomst komt steeds dichterbij, nog enige dagen, en dan zullen we elkaar kunnen ontmoeten, sommigen voor het eerst, anderen als oude bekenden. Verderop in de nieuwsbrief vindt U de agenda. Denkt U alvast eens na over wat U tijdens de middagvergadering aan de orde wilt stellen. Alleen door meedenken en meewerken van alle leden kan de N.R.W. zich goed ontplooien.
Het bestuur heeft de eerst vergadering en nu ook achter de rug. De voorbereidingen voor 1 maart namen relatief veel tijd in beslag. Nu maar hopen, dat de opkomst en het weer de dag doen slagen. Wat mij betreft: tot vrijdagavond 28 februari of zaterdag 1 maart! W.N. PROGRAMMA van onze eerste bijeenkomst op 1 Maart a.s. in “de Uithof” te Utrecht: Om 11 uur ‘s morgens komen we bijeen in de Uithof, maken kennis met elkaar, bezichtigen wat andere leden voor ons hebben tentoongesteld en worden rondgeleid door de rotstuinen aangelegd op en om de bouwsels van het Fort Hoofddijk. Om half één (12.30) is er lunchpauze in kantine. Na de lunch volgt dan onze eerste ledenvergadering, die we zo kort en zakelijk mogelijk trachten te houden, om te besluiten met een FORUM waarbij verschillende deskundigen de problemen die wij allemaal in onze liefhebberij kunnen tegenkomen, zullen bespreken en oplossen. Van niet-leden zal een toegangsprijs van ƒ 2.50 worden gevraagd, tenzij ze ter plekke besluiten om lid te worden en de penningmeester ƒ 35.= overhandigen. Muurleeuwenbek De embleemplant van onze werkgroep die luistert naar de latijnse naam Cymbalaria muralis (synoniem Linaria cymbala) is een inheemse rotsplant. Maar dat is die nog niet zo lang. Volgens de Oostenrijker Georg Gutodontis vindt deze plant zijn oorsprong in Istra en de Apennijnen. Daar was de muurleeuwenbek thuis in rotsspleten. Pas toen de mens steeds vaker stenen ging gebruiken als bouwmateriaal, ten tijde van de Romeinen en de Grieken, kreeg deze plant de kans om op reis te gaan. Vaak maar kleine afstanden per jaar, de “hoofdverhuizers” zijn mieren die de zaden meeslepen.
De plant houdt van vochtige standplaatsen en is niet bestand tegen het leven op grote hoogte. Hierdoor geschiedde de verbreiding van deze plant hoofdzakelijk langs de kuststreken en de dalen van de grote rivieren en hun zijtakken. In het beroemde Cruijdtboeck van Dodonaeus (1644) schrijft hij dat de muurleeuwenbek zich in die tijd snel door de lage landen verbreidt, en spreekt hij de verwachting uit dat het uiteindelijk als inheemse plant zal moeten worden beschouwd. Het Noordelijkste punt van het verspreidings gebied ligt nu ergens in Scandinavië, het Zuidelijke in Noord Afrika. Ook in Groot Brittannië klimt hij onder de naam Ivyleaved toadflax (Klimopbladerig paddenvlas) over vele muren. Als men de bladeren bekijkt ziet men dat sommige inderdaad op kleine klimop blaadjes lijken. Uit de meeste bladoksels komt een bloemsteel met een 8 - 10 mm groot lila leeuwenbekje welke een wit met gele lip hebben. Waneer het zaad gezet is begint vaak het steeltje naar beneden te groeien en probeert de zaadcapsule de grond of rotsspleet in te duwen (negatief heliotropisme) om voor de volgende generatie te zorgen. Ze kunnen zowel één- als meerjarig zijn. In Groot Brittannië zijn twee vormen in omloop: ‘Globosa rosea’ die kleine heuveltjes van blad vormt met vele rose bloemen en ‘Compacta alba’; deze is gedrongener dan de normale vorm en heeft witte bloemen. In Nederland zijn in Amersfoort, Buren en Windesheim ook witbloeiende planten waargenomen. Teijl de Bordes
DE WINTERHARDHEID VAN HELICHRYSUM MILFORDIAE Met haar kleine grijsbehaarde (wintergroene!) blaadjes is deze Helichrysum (syn. H. marginata) een begeerd object voor de rotstuin of een verhoogd bed. Grijsbladige planten houden van volle zon en een droge standplaats, dat bloeiende planten zelden worden aangetroffen zal wellicht zijn terug te voeren op het ontbreken van deze groeiomstandigheden. Toch is een bloeiende plant met haar witte droog-bloemen op 5 cm lange steeltjes een fabuleus gezicht. Het verbazende feit doet zich voor dat deze uit Basutoland afkomstige plant prima winterhard is in ons klimaat. Deze laatste verklaring zal zonder enige twijfel met de nodige scepsis gelezen worden want de algemene ervaring is inderdaad: slecht winterhard in ons klimaat! In mijn rotstuin is er echter een plant die de laatste zes winters heeft overleefd zonder enige bescherming van glasplaat of dennentak. Dat kan natuurlijk geen toeval zijn en dus rijst de vraag: waarom de mijne wel en veel anderen niet? Het antwoord luidt: het blijkbaar goede microklimaat doet wonderen! Naar de praktijk vertaald is in dit geval het juiste microklimaat: een verticale standplaats en in de winter geen of nauwelijks zon. Gaan we dit ontleden dan volgt: 1. een verticale standplaats op het Westen betekent ‘winters geen felle uitdrogende Oostenwind. Want veel wintergroene planten (b.v. Azalea) kunnen ernstig lijden in een felle, uitdrogende wind en zonnestraling in de winter of het vroege voorjaar. 2. mijn plant krijgt hoegenaamd geen winterzon en kan dus nauwelijks uitdrogen. Let wel: een zonloze plek in de zomer kan de plant ook ernstig verzwakken. Het juiste plekje (de zon staat in de winter lager) dient U dus goed uit te zoeken. 3. een verticale standplaats betekent tevens dat de plant na regen snel kan opdrogen. Uit e.e.a. kan worden geconcludeerd dat een verticale standplaats uit de winterzon een ideale plek is, want een glasplaat of dennetak is dan overbodig; maar ook een horizontale plek met zon moet met gebruik van een glasplaat en volop dennetakken tot de mogelijkheden behoren. H. van BEUSEKOM
De Heer van Beusekom besloot zijn artikel over Helichrysum met de vraag of er meer mensen zijn die dergelijks gebruiksaanwijzing voor moeilijke planten hebben. Het Bestuur sluit zich hier bij aan en roept alle leden op om eens over hun ervaringen (problemen) in onze Nieuwsbrief te schrijven. Dus: graag en veel copy, maar dan wel op dit formaat, getypt en gecorrigeerd. Reactie uit Tsjecho- Slowakije: Jarislav Klima, lid van de Tsjechische Rotsplantenclub en bekend van artikelen in de bulletins van AGS, SRGO en ARGS schreef het volgende nadat hij hoorde van de oprichting van de Nederlandse club: ‘t Is erg interessant te vernemen, dat in Nederland gestart wordt met een club van rotsplant- liefhebbers. Onze club houdt 8 lezingen per jaar. Verder zijn er 2 bijeenkomsten om organisatorische zaken te behandelen. We houden jaarlijks een grote show in Praag en een kleine show waar een bepaalde groep planten wordt getoond ( bijv. vroege bolgewassen, Herfst-bloeiers of saxifragas). Vier maal per jaar komt er een bulletin uit en daar-naast nog een “speciaal” bulletin, waarin steeds één plantengeslacht (rots-planten) volledig beschreven wordt. Dit bulletin wordt verkocht aan de leden. De club heeft een zaad-uitwisseling met ongeveer 2000 nummers. Het bestuur bestaat uit 11 leden en men is gedurende 5 jaar in functie. Verder zijn er 2 commissies n.l. een show - en een redactiecommissie. De eerste helpt om geld te verdienen (de shows zijn hiervoor de enige mogelijkheid naast de contributies) en de tweede helpt het geld uit te geven (de contributie van ca. f 5.= per jaar is onvoldoende om het bulletin te bekostigen). Onze club heeft verder een “winkel” waar planten van leden worden verkocht. Er worden vrijwel uitsluitend zeldzame en nieuwe soorten aangeboden. Evenals andere leden stuur ik zaden naar buitenlandse clubs en particulieren. Er blijven gewoonlijk wat zaden over en hoewel het geen zeldzame betreft, komen ze misschien in Nederland toch nog goed van pas. Dus stuur ik ze graag als groet uit Tsjecho-Slowakiie.
(Deze zaden zijn inmiddels ontvangen en staan 1 Maart a.s. ter beschikking). G.van Lochern
De B0UW VAN EEN ALPINE HOUSE In het winterhalfjaar 1985/1986 is er bij de rotstuin van de Botanische Tuinen te Utrecht een Alpine House gebouwd. Een dergelijke kas is in eerste instantie bedoeld om gewassen in te kweken, die het anders in ons klimaat niet overleven. Meestal zijn dat soort planten wel bestand tegen lagere temperaturen, maar in de winter moeten ze van water niets hebben. Een Alpine House wordt dan ook niet verwarmd en het is gewenst dat vooral in de zomer zeer veel gelucht kan worden, zodat de temperatuur niet teveel oploopt. De kasjes die in de handel zijn, lijken voor dit doel minder geschikt, er zit dus niet anders op dan zelf iets te ontwerpen en te bouwen. Het Utrechtse Alpine House is gedeeltelijk in een helling gebouwd, dit heeft als voordeel dat de temperatuur van de kasgrond in de zomer niet hoger wordt dan de omringende grond; in winter wordt de grond niet zo koud als in een kas waar de koude aan alle kanten bij kan. Het bouwen in een helling werkt nivellerend op de temperatuur van de grond, maar heeft als nadeel, dat er veel grondverzet voor en na de bouw nodig is. Allereerst werd er begonnen met het gereedmaken van de bouwplaats. Het afvoeren van de grond op die plaats om ruimte te krijgen voor de bouw. Daarna werd de fundering gestort en werden de muren opgetrokken van B2 blokken. De wand in de helling werd tot 170 cm opgetrokken, de wand aan de voorkant tot 90 cm, en de wanden langs het pad in de kas tot 70 cm. Omdat
het Alpine House in een helling gesitueerd is, was een asymmetrische constructie de mooiste oplossing. Het hoogste punt van de kas kwam niet in het midden van het Alpine House, maar veel meer naar de achterwand. Op de tekening is dit allemaal duidelijk te zien. De kapconstructie is van ijzer: een drietal spanten van een oude kas + de daarbij behorende verbindingsstukken. Ook de roeden waar het glas in ligt zijn van ijzer. Voor een maximale beluchting waren een aantal specifieke aanpassingen nodig. Zo kan het glas uit de staande voorwand op een simpele manier voor 80% verwijderd worden. In de zomermaanden zal het glas hier meestal dan ook niet inzitten. Deze aanpassing was met de voorhanden zijnde materialen gemakkelijk te realiseren. Moeilijker was het om veel luchting in de kap te krijgen. Ten slotte is er een constructie bedacht, waarbij de grote dakhelling in de totale lengte en over een breedte van 80 cm in het midden kan draaien. Aan de lage kant gaat het dak omhoog en aan de bovenkant gaat het dak naar beneden. Naast veel luchting kan door deze manier van openen ook gedurende een deel van de dag de zon rechtstreeks in de kas komen zonder door het glas tegengehouden te worden. Om het gewicht van dit draaiend gedeelte te beperken werd hier, in plaats van glas, stegdoppelplaat in aangebracht. Bij een normale symmetrische kas zou een dergelijke constructie het nadeel kunnen hebben dat de naar beneden stekende delen van de luchtramen precies boven het pad zouden komen met alle pijnlijke gevolgen van dien. Doordat het pad niet in het midden ligt, en door de ongelijkzijdige constructie, is bereikt, dat dit laagste punt van de luchtramen nu boven het achterste plantvak komt. Op de korte helling aan de achterzijde is gebruik gemaakt van de standaard luchting van de sloopkas, doordat dit zo‘n korte helling is, gaat het grootste deel van dit dak ook open. Het is de bedoeling dat tijdens de zomermaanden de deuren aan voor- en achterzijde permanent open zullen staan en ook hierdoor krijgen we nog weer een extra luchting. Tot zover de constructie van het Alpine House , nu de eigenlijke plantruimte. Doordat het pad zich niet in het midden, maar meer aan de voorzijde bevindt, heeft dat tot gevolg, dat de plantruimte aan de
voorzijde smal, en aan de achterzijde breed is. Aan de voorzijde kunnen we potten met bolgewassen en andere bloeiende planten ingraven, na de bloei kunnen die er weer uitgehaald en naar de kweekruimte gebracht worden. Het grote “tablet” aan de achterzijde wordt van lage padmuur tot hoge achtermuur schuin opgewerkt met grond en rotsstenen. In dit gedeelte krijgen we nu veel ruimte om de echte Alpine House planten een plaats te geven, door de sterke helling kunnen we de planten mooi tentoonstellen en ze op een min of meer natuurlijke wijze uitplanten. Gezien de soms ongewenste belangstelling voor deze planten was het nodig, dat er tussen publiek en planten een ijzeren gordijn kwam. Alles is op dit moment nog maar net klaar en nog lang niet volledig en definitief beplant. Wij zullen U op de hoogte houden van verdere ervaringen met dit aparte Alpine House. Wiert Nieuman.