Media, Informatie en Communicatie
Privé mediagebruik binnen de studieomgeving
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
Afstudeerscriptie
Emma Mulder RV5all - Redactie & Mediaproductie
Eerste begeleider : Tweede begeleider: 6 mei 2014
J. Veenstra R. Slagt
Voorwoord Dit rapport is tot stand gekomen in het kader van mijn afstudeeronderzoek voor de opleiding Media, Informatie & Communicatie en geschreven in opdracht van Mediawijzer.net, een netwerkorganisatie met als doelstelling de mediawijsheid in Nederland te vergroten. Ik heb dit onderwerp gekozen omdat ik zelf regelmatig concentratieproblemen ervaar door mediagebruik en zie dat de studenten om mij heen vaak met hetzelfde probleem worstelen. Tot op heden was er nog geen platform die studenten op een effectieve en onafhankelijke manier helpt dit probleem aan te pakken en ik voelde mij dan ook geroepen om de mogelijkheden hiervoor te onderzoeken. Dit rapport is gericht aan alle docenten en beleidsmakers die interesse hebben in de invloed van mediagebruik binnen de studieomgeving en die samen willen werken aan een betere studieomgeving, waarin bewust(er) met media wordt omgegaan. Graag wil ik mijn dank betuigen aan Mediawijzer.net, die hun netwerk en kennis voor mij ter beschikking hebben gesteld, mijn scriptiebegeleider voor zijn feedback en studieloopbaanbegeleidster voor haar steun en hulp bij de totstandkoming van dit rapport. Ook wil ik graag mijn familie bedanken voor hun hulp en steun tijdens de verschillende fases van het onderzoeksproces.
Managementsamenvatting In deze studie wordt er gekeken naar niet-taakgerelateerd mediagebruik binnen de studieomgeving. Aan de hand van literatuuronderzoek, kwantitatief (enquêtes) en kwalitatief (interviews) onderzoek wordt het mediagebruik van hbo-studenten binnen de studieomgeving in kaart gebracht en de houding, kennis en attitude ten opzichte van dit gedrag onderzocht. Vervolgens wordt er aan de hand van onderzoeksresultaten een advies geformuleerd voor een op te zetten mediacampagne die studenten helpt effectiever en mediawijzer te studeren door hen te leren ze zich te focussen en te concentreren, beloningen uit te stellen en te begrijpen wanneer mediagebruik gepast is en wanneer mediagebruik het leerproces negatief kan beïnvloeden. Niet-taakgerelateerd mediagebruik binnen de studieomgeving Uit diverse bronnen blijkt dat studenten veel gebruik maken van media (bijna 6 uur per dag), bovendien zijn ze vrijwel allemaal in het bezit van portable devices zoals laptops en smartphones. Studenten gebruiken media vooral voor ontspanning en het opzoeken van informatie en doen dit ook regelmatig tijdens het studeren. Uit de resultaten van het kwantitatieve onderzoek blijkt dat ongeveer tweederde van de hbostudenten media tijdens het studeren als ontspanning gebruiken. Bijna driekwart van de studenten gebruiken privé media wanneer ze zich niet goed kunnen concentreren (door interne of externe afleiding) of wanneer ze het college niet interessant vinden. Ook worden ze regelmatig afgeleid door pushmedia (binnenkomende berichten op laptop of telefoon). Uit deze resultaten kunnen we concluderen dat een groot deel van het mediagebruik binnen de studieomgeving niet studiegerelateerd is. Negatieve gevolgen van multitasken binnen de studieomgeving Uit verschillend wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat multitasken (bijvoorbeeld het combineren van studeren en mediagebruik) niets anders is dan het schakelen tussen verschillende taken. Multitasken tijdens het studeren leidt tot minder goede opname van stof, maar niet altijd tot afname van prestaties, tenzij voor meerdere bezigheden dezelfde hersengebieden nodig zijn, of wanneer het om een ingewikkelde taak gaat. Over het algemeen worden voor studeren en mediagebruik dezelfde hersengebieden gebruikt, maar wanneer er veel concentratie vereist is voor het begrip of opname van de studiestof, kan dit dus tot problemen leiden. Daarbij komt nog dat studenten die tijdens een college andere handelingen verrichten mogelijk belangrijke informatie missen. Niet-taakgerelateerd mediagebruik heeft dus negatieve gevolgen voor de student. Houding, kennis en gedrag Studenten erkennen dat multitasken tijdens het studeren niet effectief is, maar kiezen er toch voor om dit te doen. Dit komt omdat multitasken hen een emotionele beloning geeft en het studieproces prettiger maakt. Over het algemeen staan studenten wel open voor tips om effectiever te studeren, maar zolang zij geen directe negatieve gevolgen ervaren (bijv. het behalen van slechte schoolresultaten of het missen van deadlines) zijn zij meestal niet bereid zelf hun gedrag aan te passen. Wanneer dit wel
het geval is zullen zij zelf proberen hun gedrag aan te passen. Veel studenten geven aan hun eigen gedrag in de hand te hebben, maar de vraag is in hoeverre dat waar is. Zij geven namelijk ook aan zich regelmatig afhankelijk te voelen van media en hun mediagebruik niet altijd in de hand te hebben. Bovendien gaat hun mediagebruik soms ten koste van andere belangrijke levensaspecten, waaronder concentratie bij het studeren. Mediacampagne: Studiewijzer.net Het is belangrijk studenten een platform te bieden waar zij terecht kunnen wanneer ze hulp nodig hebben en hen bewust te maken van de gevolgen van onverantwoord mediagebruik. Omdat de meeste studenten aangeven wel open te staan voor informatie, maar niet altijd gemotiveerd zijn om hier zelf naar op zoek te gaan is het belangrijk dat deze informatie hen actief wordt aangeboden. Aan de hand van een mediacampagne worden studenten gemotiveerd tot bewust ‘mindful’ mediagebruik. Het is belangrijk dat er een bewustwordingsproces in gang wordt gezet waarbij studenten op een verantwoorde manier met media leren omgaan. De campagne zal worden uitgevoerd onder de naam Studiewijzer.net en bestaat uit drie onderdelen: een workshop, website en Facebook pagina. Tijdens een éénmalige verplichte workshop op hogescholen kunnen studenten bewust worden gemaakt van de effecten van media-afleiding. De workshop bestaat uit een introductie in het menselijk brein, een aantal psychologische testjes, een discussie en studietips en tools. De workshop wordt aangevuld met een website en Facebookpagina met studietips en achtergrondinformatie. Het doel van de campagne is informeren, inspireren en adviseren.
Executive summary In this report we take a closer look at non-study-related media use within the study area. Using literature research, quantitative (surveys), and qualitative (interviews) research methods, we investigated the media consumption of Dutch HBO-students within the study area and mapped their knowledge of and attitude toward this behaviour. Based on these results we designed a layout for a media campaign, which helps students study more effectively and responsibly by teaching them how to focus and concentrate, how to postpone rewards, how to understand when it is beneficial to use media, and when media consumption can negatively affect the study process. Non-study-related media use within the study area Various sources confirm that students make extensive use of media (almost 6 hours a day). In addition, almost all students own one or multiple portable devices, such as laptops and smartphones. Students use media mainly for entertainment purposes and as a source of information. This also goes for media use within the study area. The results of the quantitative research show that about two-thirds of HBO-students use media as a means of entertainment and distraction during the study process. Nearly 75% of the students use private media when they cannot concentrate, due to internal or external distractions, or when they are not interested in the lectures. They also frequently get distracted by push media (i.e. incoming messages on their portable devices) mainly during studying (outside of the classroom). From these results we can conclude that a large part of media use within the study environment is not study related. Negative consequences of (media) multitasking within the study area Scientific proof has shown that multitasking (e.g. combining studying with media use) is nothing more than switching between different tasks. Multitasking while studying makes it harder to effectively absorb information but does not always lead to a decrease in performance, unless the same brain regions are required for different tasks, or when it concerns a difficult task. When combining studying with media consumption the same brain regions are at work, but when high focus and concentration are required students might not be able to focus. In addition, students might miss important information when media distracts them during lectures. Therefore, multitasking may have negative consequences for the study process. Attitudes, knowledge and behaviour Students recognize that multitasking while studying is not effective, but nevertheless continue to combine studying with media consumption. They choose to do so because it gives them emotional rewards and makes the study process more pleasant. In general, students are open to information about studying more effectively, but as long as they do not experience any immediate negative consequences from their behaviour (e.g. failing classes, receiving lower grades or missing deadlines), they are usually not willing to change the way they act. Most students think they can change their behaviour when they want to, but this might not always be true. Students also indicated that they often feel dependent on media and that they cannot always control
their media use. In addition, they admit to sometimes use media at the expense of other important aspects of life, including concentration when studying. Media campaign: Studiewijzer.net It is important to provide students with a platform where they can go when they need help and to try and make them more aware of the consequences of irresponsible media use. As most students indicate to be open to information about studying more effectively, but also admit to not always being motivated to look for it themselves, an active approach is desired. A media campaign might move students to use media in a more conscious and ‘mindful’ way. The goal of the campaign will be to raise awareness and at the same time teach students how to use media in a more responsible way. The name of the campaign will be “Studiewijzer.net” and will consist of three different components: a workshop, website and a Facebook page. During a mandatory workshop at colleges students will be made aware of the effects of multitasking and media use. The workshop will consist of an introduction to the human brain, a number of psychological tests, a group discussion and study tips and strategies. The workshop will be complemented by a website and Facebook page with study tips and background information. The goal of the campaign will be to inform, inspire and advise.
Inhoud 1. Inleiding 1.1 Aanleiding onderzoek 1.2 Doelstelling 1.3 Probleemstelling 1.4 Opbouw rapport
12 12 13 13 13
2. Methoden en technieken 2.1 Onderzoeksontwerp 2.1.1 Literatuuronderzoek 2.1.2 Enquêtes 2.1.3 Individuele interviews 2.2 Operationalitie 2.3 Analysemethodes
16 16 16 18 21 26 27
3. Interne analyse 3.1 Wat is Mediawijzer.net? 3.2 Wat is mediawijsheid? 3.3 Doelgroep(en) 3.4 Missie en doelstellingen 3.5 Aanpak 3.6 Producten en diensten
30 30 30 31 31 31 32
4. Doelgroepanalyse 4.1 Demografische gegevens 4.2 Tijdsbesteding 4.3 Digitaal mediagebruik 4.4 Social mediagebruik
34 34 34 35 35
5. Multitasken, motivatie en afleiding 5.1 Multitasken bestaat niet 5.2 Waarom multitasken? 5.3 Multitasken binnen de studieomgeving 5.4 Werkgeheugen vs. langetermijngeheugen 5.5 High multitaskers vs. low multitaskers 5.6 Afleiding en motivatie 5.7 Interne en externe afleiders 5.8 Mogelijke risicogroepen
38 38 38 39 39 40 40 41 41
6. Attitude en gedragsverandering 6.1 Persuasion studies 6.2 Attitudes 6.3 De theorie van gepland gedrag
44 44 44 45
7. Best practices
48
7.1 Tips en strategieën 7.2 Campagnes 7.3 Softwaretools
48 50 51
8. Resultaten 8.1 Resultaten kwantitatief onderzoek 8.2 Resultaten kwalitatief onderzoek
54 54 57
9. Conclusies 9.1 Niet-taakgerelateerd mediagebruik in de studieomgeving 9.2 Houding, kennis en attitude 9.3 Basis voor een mediacampagne
64 64 65 66
10. Advies 10.1 Selectie netwerkpartner 10.2 Eenmalige verplichte workshop 10.3 Website met studietips voor de mediawijze student
70 70 71 72
11. Evaluatie 11.1 Evaluatie literatuuronderzoek 11.2 Evaluatie veldonderzoek 11.2.1 Surveyonderzoek 11.2.2 Interviews 11.3 Mogelijkheden voor vervolgonderzoek
76 76 77 77 79 81
Literatuurlijst
84
Bijlage I Verantwoording enquêtevragen Bijlage II Vragenlijst enquête Bijlage III Vragenlijst interview Bijlage IV Figuren en tabellen kwantitatief onderzoek Bijlage V Overzicht resultaten kwantitatief onderzoek: SPSS (CD) Bijlage VI Transcriptie interviews (CD) Bijlage VII Kritische analyse enquêtevragen Bijlage VIII Visualisatie workshop, website en Facebook pagina Bijlage IX Bewijs goedkeuring plan van aanpak Bijlage X Plan van aanpak
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
11
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
12
1. Inleiding 1.1 Aanleiding onderzoek Een nieuw media tijdperk Met de komst van de nieuwe media en met name laptops, smartphones en andere portable devices is iedereen altijd online en altijd bereikbaar (Van Belkom, 2011). Vooral jongeren en jongvolwassenen maken dankbaar gebruik van deze trend, waardoor ze continu in contact staan met de wereld om hen heen. Deze nieuwe ontwikkeling heeft vele voordelen, maar zoals bij elke andere grootschalige verandering kleven er ook nadelen aan (Duivestein & Bloem, 2012). Stress, verslaving en concentratieproblemen Volgens recent onderzoek door de Nationale Academie voor Media & Maatschappij lijden veel jongeren in de leeftijd van 13 tot 18 aan Social Media Stress. Ze zijn verslaafd aan social media, voelen sociale druk en zijn bang om dingen te missen. Bovendien geven jongeren aan dat social mediagebruik ten koste gaat van een aantal belangrijke levensaspecten zoals concentratievermogen, schoolresultaten, beweging, contact met familieleden en zelfs slaap (Nationale Academie voor Media & Maatschappij, 2012). Ook (jong)volwassenen vertonen verslavingsgedrag en laten hun levens steeds meer beïnvloeden door de constante stroom van informatie die via beeldschermen hun leven binnendringt. Volgens Sander Duivestein en Jaap Bloemen, die in opdracht van Frankwatching kwalitatief onderzoek deden naar de donkere kant van (sociale) media, leven we tegenwoordig niet in een Attention Economy, maar in een Attention Deficit Economy. Steeds meer laten we ons afleiden en beïnvloeden door (social) media. Bovendien veranderen media onze manier van denken en de manier waarop we met anderen omgaan. Problemen binnen de werk- en studiesfeer Een belangrijk negatief effect van veelvuldig (social) mediagebruik is te zien in de werk- en studiesfeer. Privé mediagebruik in een studie- of werkomgeving kan een negatieve invloed hebben op concentratievermogen en cognitief leren (Harmon.ie & Usamp, Rosen and Flora Wei, Ken Wang & Klausner, 2012). Dit kan leiden tot slechtere studieresultaten en een lage productiviteit bij werknemers. Mediawijzer studeren In deze studie wordt er in opdracht van Mediawijzer.net, een netwerkorganisatie die tot doel heeft mediawijsheid1 onder burgers te vergroten, onderzoek gedaan naar niettaakregelateerd mediagebruik binnen de studieomgeving. De onderzoeksdoelgroep bestaat uit hbo-studenten tussen de 18 en 25 jaar.
Het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld. 1
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
13
Omdat er in Nederland op het gebied van zelfstudie en contacturen een groot verschil bestaat tussen hbo- en wo-studenten, is er in dit onderzoek gekozen voor een specificatie van de onderzoeksdoelgroep. Aangezien er in Nederland ongeveer twee keer zoveel hbo-studenten als wo-studenten zijn (CBS, 2012), zal deze studie zich volledig richten op studenten die studeren aan het Hoger Beroepsonderwijs. Bovendien zal de focus liggen op de categorie jongvolwassenen in de leeftijd van 18 tot en met 25 jaar. Dit onderzoek richt zich specifiek op studenten, omdat er in opdracht van Mediawijzer al veel onderzoek is gedaan naar jongere doelgroepen. Uit recente gegevens van het CBS blijkt tevens dat studenten zeer actief zijn op het gebied van (social) media. Dit maakt hen tot een interessante onderzoeksdoelgroep wanneer er wordt gekeken naar mediagebruik binnen de studieomgeving. Binnen dit onderzoek ligt de nadruk op niet-taakgerelateerd mediagebruik, ook wel omgeschreven met de term privé mediagebruik. Onder niet-taakgerelateerd mediagebruik valt mediagebruik dat niet gericht is op de studietaak. De studieomgeving bestaat uit hoor- en werkcolleges en individuele studie momenten (bijvoorbeeld leren voor een tentamenweek of het maken van een studieopdracht). Voorlichtingscampagne Mediawijzer.net Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek zullen de belangrijkste gegevens met betrekking tot privé mediagebruik binnen de studieomgeving in kaart worden gebracht. Vervolgens zal er een advies geformuleerd worden in de vorm van een op te zetten voorlichtingscampagne die als doel heeft de negatieve gevolgen van dit niettaakgerelateerde mediagebruik terug te dringen en studenten te helpen mediawijzer te studeren. 1.2 Probleemstelling Wat is het huidige niet-taakgerelateerde mediagebruik van hbo-studenten in de studieomgeving en hoe kan deze informatie gebruikt worden bij de ontwikkeling van een mediacampagne die studenten bewust maakt van de negatieve gevolgen en hen helpt hun gedrag aan te passen zodat zij effectiever kunnen studeren? 1.3 Doelstelling Het niet-taakgerelateerde mediagebruik van hbo-studenten in de studieomgeving in kaart brengen en deze informatie gebruiken bij de ontwikkeling van een mediacampagne die studenten bewust maakt van de negatieve gevolgen en hen helpt hun gedrag aan te passen zodat zij effectiever kunnen studeren. 1.4 Opbouw rapport We beginnen dit rapport met een beschrijving van de gebruikte methoden en technieken. In dit hoofdstuk wordt verantwoord hoe het kwantitatieve en kwalitatieve
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
14
onderzoek worden uitgevoerd. In het onderzoeksontwerp wordt uiteengezet hoe de onderzoeksvraag beantwoord wordt, welke methoden daarbij gebruikt worden, hoeveel tijd daarvoor nodig is, welke middelen daarbij gebruikt worden en welke onderzoeksinstrumenten worden ingezet. In de tweede en derde paragraaf worden de belangrijkste begrippen uit de onderzoeksvraag geoperationaliseerd en de gebruikte analysemethodes beschreven. Hoofdstuk 3 bestaat uit een uitgebreide analyse van de opdrachtgever. Deze analyse dient als input voor het onderzoek en functioneert als leidraad voor de ontwikkeling van een geschikte campagne die aansluit bij de wensen van de organisatie. De interne analyse wordt gevolgd door een doelgroepanalyse bestaande uit een korte kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de doelgroep. Deze informatie speelt een belangrijke rol bij de samenstelling van het onderzoek, het verzamelen van respondenten en de specialisatie van de voorlichtingscampagne. In hoofdstuk 5 Multitasken, motivatie en afleiding en hoofdstuk 6 Attitude en gedragsverandering komen een aantal relevante theorieën aan bod die essentieel zijn voor het begrip van de verschillende psychologische processen die ten grondslag liggen aan de probleemstelling. Deze informatie is tevens van belang voor de specificatie van de onderzoeksvragen en speelt een significante rol bij de ontwikkeling van de voorlichtingscampagne. In hoofdstuk 7 worden vervolgens enkele nationale en internationale theorieën, initiatieven en campagnes behandeld die zich focussen op media-afleiding, focus en concentratie. Deze theorieën en strategieën zijn een belangrijke inspiratiebron voor de op te zetten campagne en zullen tevens tijdens de persoonlijke interviews worden voorgelegd aan de onderzoeksdoelgroep. In hoofdstuk 8 en 9 wordt een compleet overzicht van de resultaten en conclusies van het kwantitatieve en kwalitatieve onderzoek gegeven. Deze informatie vormt de basis van de beschrijving van de huidige situatie en is een belangrijke bron voor de uitwerking van de mediacampagne. In hoofdstuk 10 wordt een advies gepresenteerd met een concreet campagnevoorstel gebaseerd op voorgaande onderzoeksresultaten. Deze informatie kan door de Mediawijzer.net gebruikt worden wanneer zij overgaan tot de opzet van een campagne of wanneer zij op zoek gaan een geschikte netwerkpartner. Het rapport wordt afgesloten met een nauwkeurige onderzoeksevaluatie inclusief een voorstel voor vervolgonderzoek.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
15
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
16
2. Methoden en technieken In dit hoofdstuk wordt beschreven en verantwoord hoe het onderzoek uitgevoerd wordt. In het onderzoeksontwerp wordt uiteengezet hoe de onderzoeksvraag beantwoord wordt, welke methoden daarbij gebruikt worden, hoeveel tijd en welke middelen daarbij nodig zijn en welke onderzoeksinstrumenten worden ingezet. Ook worden de verschillende onderzoeksvragen en begrippen geoperationaliseerd en worden de toegepaste analysemethodes beschreven. 2.1 Onderzoeksontwerp In deze paragraaf worden de verschillende onderzoeksmethodes achtereenvolgend behandeld. Alle onderzoeksmethodes worden verantwoord, verklaard en gespecificeerd aan de hand van een aantal kenmerken. 2.1.1 Literatuuronderzoek Verantwoording onderzoeksmethode Middels literatuuronderzoek wordt er informatie verzameld over de opdrachtgever en de onderzoeksdoelgroep. Aan de hand van een interne analyse kan het onderzoek beter worden toegespitst op de wensen van de opdrachtgever. Kwantitatief en kwalitatief onderzoek naar de kenmerken van de doelgroep helpen bij het samenstellen van een steekproef. Deze informatie speelt een belangrijke rol bij de voorbereiding van het veldonderzoek en is een belangrijke aanvulling op de kwantitatieve onderzoeksresultaten van deze studie. Er is verschillend onderzoek gedaan naar het begrip multitasken, de invloed van (media) multitasken op concentratie en cognitief leren, de verschillen tussen high multitaskers en low multitaskers en verschillende vormen van afleiding en motivatie. Deze onderzoeksresultaten worden verzameld en gebruikt als input bij het in kaart brengen van de situatie. Bovendien wordt deze informatie verder uitgewerkt en aangevuld met de resultaten van kwantitatief en kwalitatief onderzoek. De verwachting is dat verschillende bronnen zullen aantonen dat multitasken in de vorm van mediagebruik tijdens het studeren en tijdens colleges een negatieve invloed heeft op concentratie en cognitief leren (dit was al geconcludeerd aan de hand van vooronderzoek). Na bevestiging van de hypothese wordt er aan de hand van field- en deskresearch dieper in gegaan op de redenen voor mediagebruik en in welke mate de student zijn of haar gedrag zelf in de hand heeft. Deze informatie komt o.a. van pas bij de ontwikkeling van de voorlichtingscampagne, omdat je hieruit kan concluderen hoe de student het beste benaderd kan worden. Om het probleem aan te kunnen pakken en een geschikte oplossing te vinden is het noodzakelijk nog meer literatuuronderzoek te verrichten. Zo wordt er gekeken naar enkele best practices in binnen- en buitenland en worden de belangrijkste theorieën
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
17
met betrekking tot overtuiging, attitudes en gedragsverandering besproken. Deze informatie zal gebruikt worden bij de ontwikkeling van een mediacampagne die de doelgroep bewust maakt van de mogelijke gevaren van media multitasken en hen begeleid bij gedragsverandering. Betrouwbaarheid literatuuronderzoek Bij literatuuronderzoek is het erg belangrijk dat er gekeken wordt naar de betrouwbaarheid van de verzamelde bronnen. Om de betrouwbaarheid van de bronnen te kunnen garanderen wordt er enkel gebruik gemaakt van (gepubliceerde) wetenschappelijk artikelen, onderzoeken door diverse onafhankelijke- en overheidsorganisaties en informatie van erkende auteurs. Alle bronnen worden uitvoerig geëvalueerd en gecheckt op betrouwbaarheid. Ook wordt er kritisch gekeken naar de validiteit van verschillende onderzoeken. Zo worden er verschillende onderzoeksresultaten en conclusies met elkaar vergeleken, zodat er een betrouwbaar en objectief beeld gevormd kan worden. Tenslotte word er kritisch gekeken naar de actualiteit van de bronnen. Voor dit onderzoek worden alleen recente en relevante bronnen geraadpleegd. Bij het literatuuronderzoek wordt er zowel gebruik gemaakt van primaire- als secundaire bronnen. Primaire publicaties bevatten nieuwe informatie. Secundaire publicaties bevatten een overzicht van de primaire literatuur (Rijksuniversiteit Groningen, 2012). Tijdsplanning literatuuronderzoek Het literatuuronderzoek is gepland in drie stadia. Deze stadia sluiten aan op het veldonderzoek. Stadium 1: Tijdens het eerste stadium van het literatuuronderzoek ligt de focus op het verzamelen van informatie over de onderzoeksdoelgroep en de opdrachtgever. Deze informatie is nodig bij het samenstellen van de onderzoeksvraag en steekproef, en moet dus voorafgaand aan het veldonderzoek worden verzameld. In dit stadium worden ook enkele belangrijke begrippen geoperationaliseerd. Stadium 2: Wanneer de basisgegevens bekend zijn en het surveyonderzoek verder inhoudelijk kan worden uitgewerkt, wordt er gekeken naar wat er al bekend is over het onderzoeksontwerp en welke gegevens nog verzameld moeten worden. Informatie uit andere onderzoeken wordt ook gebruikt als basis bij het samenstellen van onderzoeksvragen in de surveys. Stadium 3: Tijdens en na afloop van het surveyonderzoek wordt er informatie verzameld met betrekking tot best practices, bewustmakingsprocessen, attitudeverandering en gedragsbeïnvloeding. Deze informatie wordt, samen met de resultaten van het veldonderzoek, gebruikt bij de samenstelling van de topiclijst voor de panelgesprekken.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
18
2.1.2 Enquêtes Als aanvulling op het literatuuronderzoek wordt er gebruik gemaakt van een tweede onderzoeksmethode bestaande uit enquêtes. Deze enquêtes worden afgenomen onder ongeveer 270 hbo-studenten binnen verschillende studierichtingen. Aan de hand van de enquêtes wordt het (privé) mediagebruik van de doelgroep binnen de studieomgeving in kaart gebracht. Bovendien wordt er gekeken naar de huidige attitude van de doelgroep met betrekking tot mediagebruik (zowel binnen als buiten de studieomgeving) en de merkbare effecten hiervan op o.a. concentratie en studieprestaties. Deze informatie kan gebruikt worden bij de ontwikkeling van een voorlichtingscampagne die inspeelt op de huidige attitudes en gedragingen binnen de doelgroep. In de enquêtes wordt o.a. aandacht geschonken aan de volgende thema’s: • De motieven voor niet-taakgerelateerd mediagebruik binnen de studieomgeving. • De mate waarin studenten media gebruiken binnen de studieomgeving en welke media zij (in welke situatie) gebruiken. • Concentratieproblemen binnen de studieomgeving en de aanleiding(en) hiervoor. • De invloed van social media stress op mediagebruik binnen de studieomgeving. • De mate waarin studenten zich bewust zijn van de negatieve effecten van hun gedrag en de motivatie om hun gedrag te veranderen. Zie bijlage I voor een verantwoording van de enquêtevragen en bijlage II voor een overzicht. Verantwoording onderzoeksmethode Bij het onderzoek naar het mediagebruik van hbo-studenten wordt er gebruik gemaakt van enquêtes, ook wel surveys of vragenlijsten genoemd. Surveyonderzoek is een gestructureerde dataverzamelingsmethode waarbij de vraagstelling van tevoren vaststaat en de respondenten kunnen kiezen uit een lijst met antwoorden (Verhoeven, 2008) . Aan de hand van surveyonderzoek kun je gemakkelijk meningen, opinies, houdingen en kennis bij de doelgroep meten. Deze onderzoeksmethode wordt gebruikt om zowel beschrijvende als verklarende onderzoeksvragen te beantwoorden. Het voordeel van surveyonderzoek ten opzichte van persoonlijke interviews is dat je binnen korte tijd een grote groep mensen kunt ondervragen. Een ander voordeel is dat een schriftelijk onderzoek anoniemer is dan een persoonlijk interview. Dit verkleint de kans op sociaalwenselijke antwoorden en intervieweffecten. De verwachting voor dit onderzoek is dat vragen met betrekking tot verslavingsgedrag en afhankelijkheid van mediagebruik eerlijker worden beantwoord wanneer de enquêtes anoniem kunnen worden ingevuld. Dit maakt surveyonderzoek een zeer geschikte methode voor deze studie.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
19
Een nadeel van surveyonderzoek is dat je niet kunt doorvragen en niet kunt achterhalen wáárom een respondent een bepaald antwoord geeft. Bovendien zijn enquêtes niet geschikt voor het stellen van open vragen. Antwoorden (en antwoordopties) kunnen verkeerd geïnterpreteerd worden en de dataverzameling wordt hierdoor bemoeilijkt (Hogeschool van Amsterdam, 2010). Om de nadelen van surveyonderzoek te beperken zal er extra aandacht worden besteed aan de vraagstelling. Bovendien zal er gebruik worden gemaakt van een extra (aanvullende) onderzoeksmethode in de vorm van interviews. Deze methode geeft meer inzicht in wat er bij de doelgroep speelt en wat zij belangrijk vinden. Bovendien is er bij interviews wel de mogelijkheid om door te vragen en open vragen te stellen. Lees meer over deze onderzoeksmethode in §2.1.3. Er wordt gebruik gemaakt van surveyonderzoek om het (niet observeerbare) gedrag van de onderzoeksdoelgroep te meten (Verhoeven, 2008). De respondenten krijgen vragen over hun mediagebruik (gedrag) binnen de studiesfeer en er wordt gevraagd naar hun ervaringen en mening met betrekking tot het vertoonde gedrag. Op deze manier kan er gekeken worden in welke mate de doelgroep zich bewust is van hun gedragingen en de effecten ervan en in welke mate ze dit gedrag willen en denken te kunnen aanpassen. Bovendien kan er een duidelijk overzicht gecreëerd worden, waarbij het gedrag in kaart kan worden gebracht. Deze informatie is belangrijk bij de ontwikkeling van een effectieve en specifieke campagne en helpt de huidige situatie in kaart te brengen. Het surveyonderzoek wordt aangevuld met resultaten van persoonlijke interviews, waarbij dieper op de motivatie en houding van de doelgroep wordt ingegaan. Tijdens de individuele interviews ligt de focus op de oplossing van het probleem dat door middel van literatuuronderzoek en kwantitatief onderzoek in kaart is gebracht. Aan de hand van persoonlijke interviews wordt de houding, kennis en attitude van de doelgroep verder onderzocht en wordt er gekeken hoe de doelgroep het beste benaderd en overtuigd kan worden. Verantwoording steekproef Op 11 april 2013 zijn er in Nederland 421.519 hbo-studenten (CBS, 2013). Volgens de steekproefcalculator van Alles over Marktonderzoek is de steekproef bij een betrouwbaarheidsniveau2 van 90% en een foutmarge van 5% ongeveer 270 respondenten. Om de betrouwbaarheid van de steekproef te vergroten is het belangrijk dat elke studierichting evenredig wordt gerepresenteerd. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gaat uit van elf verschillende studierichtingen: 1. Onderwijs (70.063 studenten) – 16,62 % 2. Rechten (11.554 studenten) – 2,74% Hoe groter het betrouwbaarheidsniveau, hoe groter de steekproef. Omdat het bij deze studie gaat om een grote onderzoeksgroep die binnen een relatief korte tijd moet worden onderzocht is er gekozen voor een betrouwbaarheidsniveau van 90%. 2
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
20
3. Taalwetenschappen / Geschiedenis / Kunst (24.660 studenten) - 5,85 % 4. Sociale Wetenschappen (22.647 studenten) – 5,37% 5. Journalistiek / Documentatie (3.758 studenten) – 0,89% 6. Bedrijfskunde / Administratie (101.331 studenten) – 24, 04% 7. Natuurwetenschappen / Informatica (26.028 studenten) – 6,17 % 8. Techniek / Industrie / Bouwkunde (32.452 studenten) – 7,69% 9. Landbouw / Diergeneeskunde (4.085 studenten) – 0,96% 10. Gezondheidszorg / Welzijn (84.164 studenten) – 19,97% 11. Pers. dienstverlening / Vervoer (40.777 studenten) – 9,67% Om de resultaten te kunnen generaliseren, moet de steekproef representatief zijn. Dat wil zeggen dat de eenheden in deze steekproef wat betreft een aantal kenmerken die belangrijk zijn voor het onderzoek, gelijk zijn aan de populatie (Verhoeven, 2008). In dit onderzoek worden de respondenten geselecteerd op de volgende kenmerken: de respondenten moeten studeren aan het HBO en tussen de 18 en 25 jaar oud zijn. Daarnaast is het belangrijk dat de steekproef willekeurig is. Iedere hbo-student moet een gelijke kans hebben om onderdeel uit te maken van de steekproef. Bij een representatieve steekproef worden er daarom meer respondenten geselecteerd binnen een studierichting die een groter percentage van het totaal uitmaakt, dan bij een studierichting die maar een klein deel van het totaal aantal studenten bedraagt. Naast studierichting wordt er ook diversiteit gehanteerd op het gebied van demografie en onderwijs-instelling. Daarom is er gepoogd studenten van verschillende scholen binnen diverse regio’s te benaderen. Verspreiding enquêtes en verwachte resultaten De enquêtes worden door de onderzoeker verspreid binnen hogescholen in verschillende regio’s. De nadruk ligt hierbij op de drie grootste studiedomeinen onderwijs, bedrijfskunde / administratie en gezondheidszorg / welzijn. Bij de keuze voor de hogescholen is er een selectie gemaakt naar het aantal studenten per instelling. Enkele voorbeelden van geselecteerde hogescholen zijn: Hogeschool Utrecht, Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool InHolland (Noord-Nederland), Hogeschool Rotterdam, Avans Hogeschool, Hogeschool Leiden, Fontys Hogeschool. Verwacht word dat de resultaten per studierichting zullen verschillen. Zo zullen communicatiestudenten waarschijnlijk meer gebruik maken van media en gebruik maken van andere media dan bijvoorbeeld studenten met een meer technische achtergrond (techniek, natuurkunde, bouwkunde). Ook word er een verschil verwacht tussen het mediagebruik van jongens en meisjes, zowel in de mate van afhankelijkheid van media (social media stress) als het soort medium dat gebruikt wordt. Tenslotte werd er aandacht besteed aan verschillen tussen niet-taakgerelateerd mediagebruik tijdens (verschillende soorten) colleges en tijdens het studeren (in verschillende situaties). Ook hier worden significante verschillen verwacht. Selectie respondenten De methode die gebruikt wordt om respondenten te selecteren wordt door Nel Verhoeven in Wat is onderzoek? omschreven als de ‘sneeuwbal methode’. Deze
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
21
methode gaat uit van bestaande netwerken van de onderzoeker en de mensen binnen zijn/haar netwerk (in het geval van dit onderzoek vrienden- en kennissenkringen). Verschillende vrienden en kennissen die aan de kenmerken voor de steekproef voldoen worden gevraagd enquêtes in te vullen en deze te verspreiden binnen hun onderwijsinstelling. Op deze manier probeert de onderzoeker binnen relatief korte tijd een grote groep respondenten te verzamelen. Tijdsplanning surveys Voorafgaand aan het veldonderzoek wordt literatuuronderzoek verricht. Aansluitend worden de diverse stadia van het veldonderzoek gepland. Allereerst wordt er bekeken wat er allemaal onderzocht moet worden en welke informatie al bekend is. Daarna kunnen de enquêtes aan de hand van de deelvragen worden samengesteld. Belangrijk hierbij is onder andere de vraagstelling en de volgorde van de vragen. Omdat de enquêtes een belangrijk onderdeel zijn van het onderzoek is er in het begin veel tijd uitgetrokken voor het samenstellen van de vragenlijsten. Wanneer de enquêtes zijn samengesteld en goedgekeurd worden deze verspreid onder de respondenten. Omdat het om een vrij grote steekproef gaat (ongeveer 270 respondenten), er rekening moet worden gehouden met de schoolvakanties en er gebruik wordt gemaakt van een sneeuwbal methode waarbij verschillende bestaande netwerken worden ingezet, is er voor het verzamelen en verwerken van de data ongeveer drie maanden gerekend. In de maanden september, oktober en november worden de surveys onder de doelgroep verspreid. In december en januari wordt alle verzamelde informatie samengevoegd en geanalyseerd. Op basis van deze gegevens wordt er een vragenlijst voor de interviews samengesteld. 2.2.3 Individuele interviews In de afrondende fase van het onderzoek worden enkele persoonlijke interviews afgenomen. Deze interviews dienen als aanvulling op het kwantitatieve onderzoek (enquêtes). Tijdens deze individuele interviews wordt dieper ingegaan op de motivatie en houding van de doelgroep. Aan de hand van de interviews wordt onderzocht hoe de doelgroep het beste benaderd en overtuigd kan worden. Ook wordt er gekeken naar de eisen en voorkeuren met betrekking tot de uitwerking van de voorlichtingscampagne. Op basis van de resultaten van de interviews wordt een campagnevoorstel geformuleerd. Verantwoording onderzoeksmethode Individuele of persoonlijke interviews zijn een kwalitatieve vorm van onderzoek die veel waardevolle input kunnen leveren bij het bepalen van de richting waarin een product, dienst of uiting zich verder moet ontwikkelen en kunnen tot diepgaande inzichten leiden als er gekeken wordt naar wat een respondent beweegt (Verhoeven, 2008). Individuele interviews leveren kwalitatief betere informatie op dan bijvoorbeeld een groepsinterview. Dit omdat de ondervrager beter kan luisteren en gerichter vragen kan stellen. Daarnaast is de concentratie vaak hoger omdat er minder afleidende factoren aanwezig zijn en wordt het antwoord van de kandidaat niet beïnvloed door
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
22
de aanwezigheid van andere kandidaten (dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld een groepsinterview). Een ander voordeel is dat individuele interviews logistiek makkelijker te organiseren zijn. Dit kan er tevens toe leiden dat er met minder moeite een willekeurigere selectie van kandidaten kan plaatsvinden dan bijvoorbeeld bij een groepsinterview (Saunders e.a., 2006). De keuze voor individuele interviews als uitbreiding van het kwantitatieve onderzoek heeft verschillende redenen. Allereerst zijn individuele interviews een handige manier om binnen een kort tijdsbestek veel resultaten te krijgen. Dit is prettig omdat de interviews tijdens de afrondende fase van het onderzoek worden gehouden. Daarnaast is het ook een geschikte onderzoeksmethode om te achterhalen wat er bij de doelgroep speelt en wat zij belangrijk vinden (Verhoeven, 2008). Persoonlijke interviews verschaffen informatie die belangrijk is voor de ontwikkeling van de campagneopzet omdat het de onderzoeker inzicht geeft in de manier waarop de doelgroep moet worden overtuigd en aangesproken. Het voordeel van interviews ten opzichte van bijvoorbeeld kwantitatief onderzoek is dat de onderzoeker bij interviews door kan vragen en indien een vraag of voorbeeld onduidelijk is, deze ter plekke kan worden toegelicht. Bij een enquête is dit bijvoorbeeld niet mogelijk omdat je dan vast zit aan een vragenlijst. Nadelen onderzoeksmethode Het afnemen van persoonlijke interviews als (kwalitatieve) onderzoeksmethode heeft niet alleen maar voordelen. Je kunt bijvoorbeeld maar een klein deel van de onderzoeksdoelgroep ondervragen. Bij kwantitatief onderzoek is het mogelijk een veel grotere steekproef te ondervragen, iets wat leidt tot een hogere betrouwbaarheid en generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten (Verhoeven, 2008). Om dit nadeel te ondervangen worden er bij deze studie net zo lang interviews afgenomen tot er een zogenaamd verzadigingspunt optreedt. Wanneer er geen nieuwe informatie meer gevonden wordt, kun je er vanuit gaan dat de resultaten van de steekproef generaliseerbaar zijn. Wel is het hierbij belangrijk dat de onderzoeksdoelgroep divers is en dus een goede representatie is voor de onderzoeksdoelgroep. Wanneer de respondenten allemaal op elkaar lijken zal er sneller verzadiging optreden, maar zijn de resultaten minder betrouwbaar. Daarom wordt er bij deze studie veel zorg besteed aan de samenstelling van de steekproef. Een ander nadeel van interviews is dat deze niet anoniem zijn. De ondervraagde zal mogelijk bepaalde gevoelige informatie niet kenbaar willen maken in een face-to-face interview (dit wordt ook wel interviewbias genoemd). In het geval van deze studie speelt dit echter geen significante rol omdat de informatie niet heel gevoelig is. Wel is het mogelijk dat studenten hun eigen gedrag niet goed kunnen inschatten. Een ander mogelijk nadeel is dat het afnemen van interviews arbeidsintensief en tijdsrovend is en dat het succes in hoge mate afhangt van de interviewer. Deze moet dus zeer efficiënt en professioneel te werk gaan. De verwerking van de gegevens kan tevens door de interpretatie van de interviewer beïnvloed worden (van der Zee, 2004). Dit is een belangrijk verschil ten opzichte van bijvoorbeeld enquêtes, waarbij gewerkt
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
23
wordt met gestandaardiseerde antwoorden. Het is daarom belangrijk dat de interviewer de uitwerking van de antwoorden terugkoppelt naar de ondervraagde (Kussendrager & van der Lught, 2007). Gedeeltelijk gestructureerd interview Bij deze studie wordt er gebruik gemaakt van gedeeltelijk gestructureerde interviews. Dit betekent dat er een vaste vragenlijst en volgorde zijn, maar dat de interviewer vrij is om hier in bepaalde gevallen van af te wijken (bijvoorbeeld door door te vragen of op een bepaald onderwerp meer nadruk te leggen). Op deze manier krijgt het gesprek meer dynamiek en kunnen er gemakkelijk nieuwe onderwerpen naar boven komen. Iets wat kan leiden tot nieuwe inzichten en bruikbare informatie. De interviews zullen worden afgenomen in het derde onderzoeksstadium, na de verwerking van de kwantitatieve onderzoeksresultaten. Hieronder een kort overzicht van de gekozen topics en onderzoeksvragen inclusief een korte verantwoording: Topics Houding, kennis en gepland gedrag
Overtuiging en motivatie
Onderzoeksvragen - Kan je meer vertellen over je concentratieproblemen tijdens het studeren? - Zie je afleidend mediagebruik / concentratieproblemen als een probleem voor jezelf? - Waarom zie je het wel/niet als een probleem voor jezelf? - Zou je zelf hulp zoeken voor concentratieproblemen tijdens het studeren? - Wanneer zou je hulp zoeken? - Zo nee, zou je hulp aannemen wanneer deze op een gestructureerde wijze wordt aangeboden? - Zou je hulp zoeken als je geconfronteerd werd met de nadelen? (en daarna direct een toepasbare oplossing werd aangeboden) - Zou je hulp zoeken als je geconfronteerd werd met de voordelen? - Zou je hulp zoeken als andere studenten het
Verantwoording Voordat er naar een oplossing wordt gezocht is het belangrijk te onderzoeken hoe de doelgroep tegenover de probleemstelling staat. Ziet de respondent afleidend mediagebruik / concentratieproblemen als een probleem? (Wanneer) is hij/zij bereid hier hulp voor te zoeken? Zou hij/zij aangeboden hulp aannemen? Er worden enkele opties besproken.
Uitzoeken wat er nodig is om de respondent aan te zetten tot vertoning van het gewenste gedrag. Wanneer gaat de respondent zelf op zoek naar hulp? Wat zijn motieven die de respondent mogelijk aanzetten tot het gewenste gedrag? Welke technieken kunnen gebruikt
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
Vormgeving en uitstraling
Inhoud
24
programma aanbevelen? - Zou je hulp zoeken als docenten het programma aanbevelen?
worden om de respondent te overtuigen en wie kunnen gedragsverandering beïnvloeden?
- Stel dat er een mediakanaal wordt gecreëerd met hierop achtergrondinformatie en studietips voor studenten die concentratieproblemen hebben en tijdens het studeren snel worden afgeleid. Via welk medium zou jij het liefst deze hulp krijgen aangeboden? Denk hierbij aan een website, een boek, een workshop, een flyer etc. - Welke uitstraling moet de campagne hebben? Hoe zou je willen worden aangesproken? - Kun je een voorbeeld geven van een goede informatieve website gericht op jouw doelgroep? - Er zijn diverse softwaretools die je helpen geconcentreerder te werken. Zou jij gebruik maken van deze softwaretools wanneer deze je (gratis) worden aangeboden? - Zou je geïnteresseerd zijn in studietips van andere studenten / professionals? - Zou je geïnteresseerd zijn in hulp op maat? (bijv. aan de hand van online testjes) - Zou je geïnteresseerd zijn in persoonlijke begeleiding door experts?
Uitzoeken hoe de campagne het best kan worden uitgewerkt. Wat voor uitstraling moet de campagne hebben, welke kanalen moeten er worden ingezet en hoe wil de respondent worden aangesproken?
De inhoud van de campagne uitwerken. Welke onderdelen zijn interessant voor de respondent en hoe moeten deze worden aangeboden in de vorm van een campagne?
De resultaten van het kwalitatieve onderzoek zullen worden uitgewerkt tot een definitief campagnevoorstel. Zie bijlage III voor de volledige vragenlijst en bijlage VI voor een transcriptie van de interviews.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
25
Locatie gesprekken De interviews zullen plaatsvinden op verschillende locaties. Om de interviews zo soepel mogelijk te laten verlopen is het belangrijk dat de interviewlocatie aan een aantal eisen voldoet. Het vinden van een geschikte, rustige locatie met zo min mogelijk afleidende factoren is van groot belang (Kussendrager & van der Lught, 2012). Daarnaast is het belangrijk dat de locatie goed bereikbaar is en dat de geïnterviewde zich er op zijn gemak voelt. In het geval van deze studie worden de meeste interviews bij de geïnterviewden thuis afgenomen. Ook worden er (i.v.m. logistieke redenen) een aantal online interviews afgenomen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het chatprogramma Skype. Om de interactie met de respondent te vergroten is het belangrijk dat bij de online interviews gebruik wordt gemaakt van een videoverbinding. Voor dit onderzoek wordt een Skype interview verkozen boven bijvoorbeeld een telefonisch interview omdat er via Skype meer interactie kan plaatsvinden en er via dit programma ook documenten en links gedeeld kunnen worden. Deze kunnen een belangrijke rol spelen bij de ondersteuning en verduidelijking van de besproken onderwerpen. Verantwoording steekproef Het is belangrijk dat de steekproef representatief is voor de gehele onderzoeksdoelgroep. De respondenten worden daarom geselecteerd op basis van een aantal gemeenschappelijke criteria, die belangrijk zijn in relatie tot de organisatie en het onderwerp van het interview. Omdat er maar een kleine groep respondenten wordt ondervraagd is het belangrijk dat er zoveel mogelijk diversiteit heerst op het gebied van studierichting, leeftijd, woonsituatie, etniciteit en geslacht. Wanneer de respondenten meer van elkaar verschillen kun je gemakkelijk verschillende meningen en standpunten met elkaar vergelijken en zijn de resultaten representatiever voor de onderzoeksdoelgroep (Hogeschool van Amsterdam, 2010). In het geval van deze studie worden de respondenten geselecteerd op basis van de resultaten van het kwantitatieve onderzoek. Op basis van de enquêteresultaten worden respondenten gegroepeerd aan de hand van (mate van) media-afhankelijkheid en mediagebruik in de studieomgeving. Uit de groep respondenten met een gemiddelde of bovengemiddelde score worden vervolgens enkele willekeurige respondenten geselecteerd en benaderd voor een diepte-interview. Deze afbakening van een bepaald segment binnen de onderzoeksdoelgroep is noodzakelijk, omdat de mediacampagne zich op dit segment zal richten. Studenten die niet of nauwelijks door media worden afgeleid zullen niet door de campagne worden aangesproken en zijn dan ook in dit stadium van het onderzoek niet relevant. Verzadiging van informatie De uiteindelijke steekproefgrootte is gebaseerd op het principe verzadiging van informatie. Er wordt daarom gebruik gemaakt van een stapsgewijze dataverzameling en analyse, waarbij de steekproefgrootte vooraf niet bekend is (Verhoeven, 2008). Als eerste stap in het proces worden er vijf interviews afgenomen (diversiteit binnen de steekproef speelt hierbij een belangrijke rol). De onderzoeksresultaten worden vervolgens geanalyseerd op basis van verscheidenheid en overeenkomstigheid. Daarna worden er
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
26
nog vijf interviews afgenomen en vergeleken met de resultaten van de voorgaande interviews. Dit proces wordt stapsgewijs herhaald tot er geconcludeerd kan worden dat er geen nieuwe informatie meer gevonden is. De informatie is dan verzadigd. Selectie respondenten De methode die gebruikt wordt om respondenten te selecteren wordt door Nel Verhoeven in Wat is onderzoek? omschreven als de ‘sneeuwbal methode’. Deze methode gaat uit van mensen binnen de bestaande netwerken van de onderzoeker en de mensen binnen hun netwerken. De respondenten voor de interviews worden geselecteerd uit de steekproef van het kwantitatieve onderzoek. Respondenten die aangeven regelmatig (privé) media binnen de studieomgeving in te zetten, komen in aanmerking voor een diepte-interview. Aangezien de steekproef bij kwalitatief onderzoek relatief klein is, wordt er bij de selectie van de respondenten extra aandacht besteed aan de diversiteit van de onderzoeksgroep. 2.2 Operationalisatie Bij operationaliseren werk je de begrippen uit je onderzoeksopzet uit tot meetbare instrumenten (Verhoeven, 2008). Bij dit onderzoek bestaan de meetinstrumenten uit enquêtevragen, interviewvragen en informatie uit literatuuronderzoek. In bijlage I worden de belangrijkste begrippen uit het rapport gedefinieerd. In onderstaande tabel worden de belangrijkste begrippen uit de onderzoeksvraag meetbaar gemaakt. Doelstelling: Het niet-taakgerelateerde (privé) mediagebruik van Hbo-studenten in de studieomgeving (en hun houding, kennis en attitude ten opzichte hiervan) in kaart brengen en deze informatie gebruiken bij de ontwikkeling van een mediacampagne die studenten bewust maakt van de negatieve gevolgen en hen helpt hun gedrag aan te passen zodat zij effectiever kunnen studeren. Begrippen Operationalisatie Niet-taakgerelateerd Niet taakgerelateerd mediagebruik wordt gemeten mediagebruik / Privé door middel van kwantitatief onderzoek (enquêtes). mediagebruik (binnen de Niet-taakgerelateerd mediagebruik wordt gemeten studieomgeving) aan de hand van de volgende indicatoren: (1) Mate privé mediagebruik tijdens hoorcolleges, (2) Mate privé mediagebruik tijdens werkcolleges, (3) Mate privé mediagebruik tijdens het leren voor tentamen, (4) Mate privé mediagebruik tijdens het maken van een studieopdracht, (5) Mediagebruik door interne afleiding, (6) Mediagebruik door externe afleiding, (7) Mediagebruik als ontspanning. Mits de resultaten van het kwantitatieve onderzoek overeenkomen met de hypothese wordt er tijdens het kwalitatieve onderzoek (interviews) nog dieper ingegaan op de achterliggende redenen en (ingeschatte) controle over het gedrag. Houding Om te meten hoe de doelgroep tegenover het gedrag
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
Kennis
Attitude
Mediacampagne
27
staat wordt er kwalitatief onderzoek gedaan in de vorm van interviews. Aan de hand van vragen wordt onderzocht of de doelgroep niet-taakgerelateerd mediagebruik / afleiding door media tijdens het studeren als een probleem ziet. De kennis m.b.t. het (media)gedrag wordt gemeten aan de hand van kwalitatief onderzoek (interviews). Er worden verschillende vragen gesteld om te achterhalen of de studenten zich bewust zijn van hun gedrag en de mogelijke gevolgen hiervan. Een attitude bestaat uit de componenten emotie, kennis en gedrag. Aan de hand van enkele persoonlijke vragen wordt de attitude van de doelgroep gemeten en wordt er onderzocht of de doelgroep openstaat voor gedragsverandering en wat hiervoor nodig is. Aan de hand van literatuuronderzoek wordt er gekeken naar een aantal belangrijke theorieën en best practices die inspiratie kunnen bieden bij de ontwikkeling van een mediacampagne. Vervolgens worden er tijdens de interviews verschillende opties aan de doelgroep voorgelegd en wordt er op basis van de resultaten een campagnevoorstel geformuleerd.
Zie bijlage I voor een uitgebreide verantwoording en operationalisatie van de enquêtevragen. 2.3 Analysemethodes In deze paragraaf wordt er per onderzoeksmethode kort besproken welke analysemethoden zijn gebruikt om de gegevens te verwerken, beschrijven en toetsen. De verzamelde resultaten zullen uiteindelijk antwoord geven op de probleemstelling geformuleerd in hoofdstuk 1 en zullen de basis vormen voor een advies voor de opdrachtgever. Literatuuronderzoek Aan de hand van verschillende zoekmethodes worden er een aantal bronnen geselecteerd. De bronnen worden zorgvuldig getoetst op betrouwbaarheid, actualiteit en relevantie voor het onderzoek. Vervolgens wordt er op basis van verschillende deelonderwerpen een uitgebreid literatuuroverzicht samengesteld. Hierbij worden verschillende onderzoeken met elkaar vergeleken en wordt er aanvullende informatie uit andere bronnen geselecteerd. Een compleet overzicht van de belangrijkste bronnen en informatie wordt weergegeven in hoofdstuk 3 tot en met 7.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
28
Het literatuuronderzoek is een belangrijke basis voor de ontwikkeling van het veldonderzoek. Op basis van de gegevens van het literatuuronderzoek worden de vragenlijsten voor de enquêtes en interviews samengesteld. Het literatuuronderzoek is ook een belangrijke basis voor het advies voor de opdrachtgever en dient als aanvulling op de resultaten van het veldonderzoek. Surveys De schriftelijke en online enquêteresultaten worden door de onderzoeker handmatig ingevoerd in het statistische computerprogramma SPSS. Vervolgens worden de resultaten uitgewerkt aan de hand van descriptive statistics (beschrijvende statistieken). Ook wordt er aan de hand van kruistabellen bekeken hoe vaak elke combinatie van scores op de variabele voorkomt. Zo kan er onderzocht worden of er een zekere vorm van samenhang bestaat tussen verschillende variabelen. Een samenvatting van de kwantitatieve onderzoeksresultaten is te vinden in Hoofdstuk 8.1 Resultaten surveyonderzoek. Interviews Tijdens de interviews maakt de onderzoeker (digitaal) aantekeningen, welke direct na het interview worden uitgewerkt tot een globale transcriptie van het interview waarin zowel de vragen als de antwoorden van de respondent worden weergegeven. De transcripties worden vervolgens ter goedkeuring voorgelegd aan de respondent. Daarna wordt er gezocht naar samenhang tussen de resultaten en worden de resultaten per deelonderwerp gepresenteerd in Hoofdstuk 8.2 Resultaten surveyonderzoek.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
29
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
30
3. Interne analyse In dit hoofdstuk wordt een interne analyse van de opdrachtgever gegeven. De uitkomst van deze analyse dient als input voor het onderzoek en functioneert als leidraad voor de ontwikkeling van een geschikte campagne die aansluit bij de wensen van de organisatie. Onderwerpen die aan bod komen zijn: de missie en doelen van de organisatie, aanpak, samenwerkingsverbanden, doelgroep(en) en geleverde producten en diensten. Ook wordt er aandacht besteed aan het begrip mediawijsheid. 3.1 Mediawijzer.net Mediawijzer.net is de naam van het expertisecentrum voor mediawijsheid dat in 2008 op initiatief van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het ministerie van Jeugd en Gezin is opgericht. Mediawijzer.net is een netwerkorganisatie die tot doel heeft mediawijsheid onder burgers te vergroten. Mediawijzer.net wordt bestuurd door vijf grote Nederlandse organisaties: • NTR, de onafhankelijke publieke omroep (educatieve televisie voor jongeren en interactieve spelervaring Mediamasters); • Stichting Kennisnet (ICT in het onderwijs; het virtuele loket voor mediawijsheid) • SIOB, het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (fysieke loketten voor mediawijsheid); • het Nederlandse Instituut voor Beeld & Geluid (evenementen, expertmeetings en bijeenkomsten die in het teken staan van verbinden, versterken en inspireren); • ECP-EPN, platform voor de Informatie Samenleving (onderzoek en coördinatie tussen activiteiten op het gebied van mediawijsheid en Digivaardig & Digibewust). Deze vijf partijen dekken allen een specifiek gebied af binnen het mediawijsheid speelveld. Mediawijzer.net werkt daarnaast samen met een groeiend aantal netwerkpartners, bestaande uit onder andere scholen, bibliotheken, lesmateriaalontwikkelaars, onderzoeksinstituten en mediaproducenten (Beeld & Geluid, 2013). 3.2 Wat is mediawijsheid? In de huidige samenleving zijn media alom aanwezig. Zonder vaardigheden om met deze media om te gaan, is het voor mensen moeilijk om volwaardig te participeren in de maatschappij (Rijksoverheid, 2010). Het wordt dan ook steeds belangrijker dat burgers in staat zijn om de kansen van de media te benutten en met de risico’s leren om te gaan. Mediawijsheid staat voor ‘het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld’ (Kabinetsvisie, 2008). Mediawijsheid richt zich op het kritisch om kunnen gaan met media én het benutten van alle kansen die media bieden.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
31
3. 3 Doelgroep(en) Mediawijzer.net richt zich met publiekscampagnes vooral op kinderen en jongeren tussen de 2 en 18 jaar, hun sociale omgeving (ouders, opvoeders en onderwijzers) en senioren. Een van de doelen van Mediawijzer is echter het identificeren van nieuwe doelgroepen. Afhankelijk van haalbaarheid, wenselijkheid en beschikbare middelen, zal daarop de focus verschoven kunnen worden en het netwerk in lijn daarmee worden verbreed (Mediawijzer meerjarenplan, 2011). Mediawijzer doet regelmatig onderzoek naar de stand van zaken op het gebied van mediawijsheid in Nederland. Naast eigen onderzoek promoot Mediawijzer.net ook onderzoek door andere organisaties en netwerkpartners. Het meeste onderzoek (in opdracht) van Mediawijzer.net richt zich op het mediagebruik van jongeren in de leeftijdscategorie 12-17 jaar. Daarnaast wordt er veel onderzoek gedaan naar mogelijkheden tot uitbreiding van het netwerk en het aanspreken van nieuwe doelgroepen. Een van deze nieuwe doelgroepen komt naar voren in dit onderzoek. Jongeren in de leeftijd van 18-25 jaar zijn een van de populairste doelgroepen wanneer het gaat om mediagebruik (Marketingfacts, 2012). Aan de hand van dit onderzoek wordt de stand van zaken op het gebied van mediawijsheid onder hbo-studenten binnen deze leeftijdscategorie in kaart gebracht. Mediawijzer hoopt hiermee nieuwe problemen aan het licht te kunnen brengen en zo nodig op tijd in te kunnen grijpen. 3.4 Missie en doelstellingen De missie van Mediawijzer.net is gericht op het verbinden, versterken en inspireren van maatschappelijke initiatieven rond mediawijsheid. Vanuit deze missie en doelstelling kiest mediawijzer de volgende strategische aanpak: • behoud van netwerkorganisatie; • verbinden, versterken en inspireren; • focus op verbeteren vaardigheden (samenleving mediawijzer); • onderhoud, verdieping en verbreding van het netwerk en de activiteiten (onderhoud eigen netwerk, kennisvergaring, Europese context en verschuiving focus naar andere doelgroepen). Aan de hand van deze studie wordt de focus naar een nieuwe (mogelijke) doelgroep verschoven. Bovendien ligt bij dit onderzoek en het bijbehorende campagnevoorstel de nadruk op het verbeteren van de vaardigheden van de doelgroep, waardoor de samenleving als geheel mediawijzer zal handelen. Dit zal gebeuren in samenwerking met de netwerkorganisaties die een uitvoerende rol zullen spelen bij de ontwikkeling van een passende campagne. 3.5 Aanpak Mediawijzer.net probeert de samenleving mediawijzer te maken door het lanceren van campagnes met een specifiek thema, het onderhouden van een website waarop informatie over mediawijsheid en activiteiten van netwerkpartners wordt aangeboden,
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
32
het uitvoeren van onderzoek naar aspecten van mediawijsheid en een stimuleringsregeling voor netwerkpartners. Bij partner Beeld en Geluid in Hilversum is in de Experience ruimte een speciaal Mediawijzer.net paviljoen ingericht en ook bij een groot aantal bibliotheken kunnen bezoeker terecht met vragen over mediawijsheid. Bovendien organiseert Mediawijzer.net jaarlijks de Mediawijsheidmarkt. Dit is een beurs waarop netwerkpartners zichzelf en hun producten en activiteiten onder de aandacht brengen. Mediawijzer ontwikkelt zelf geen diensten gericht op eindgebruikers, maar stimuleert netwerkpartners om dit te doen waar nodig. Mediawijzer hanteert bij zijn aanpak de kernwaarden: positief, transparant en neutraal. De organisatie benadert de doelgroep positief en stelt zich neutraal en transparant op bij de aanpak van een maatschappelijk vraagstuk op het gebied van mediawijsheid. De aanpak van de Mediawijzer.net zal een belangrijke rol spelen bij de uitwerking van de campagne, welke gebaseerd zal worden op de kernwaarden van de organisatie. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zal een geschikte netwerkpartner worden geselecteerd die ondersteuning kan bieden en de mediacampagne tot uitvoering kan brengen. 3.6 Producten en diensten In 2012 organiseerde Mediawijzer twee grote campagnes. In mei (de maand van de mediaopvoeding) werd de bewustwordingscampagne Media Ukkies gelanceerd. Deze campagne over mediaopvoeding voor peuters en kleuters richtte zich op ouders van kinderen in de leeftijdsgroep van 0 tot 6 jaar. Tegelijk met deze campagne werd een onderzoek gestart naar het mediagedrag van 0 tot 6-jarigen en hoe ouders daarmee omgaan in de opvoeding. De Media Ukkie campagne loopt nog steeds en bestaat uit diverse activiteiten zoals lezingen, workshops en informatiebijeenkomsten, een website met informatie voor ouders en professionals en de jaarlijkse uitreiking van Media Ukkie Awards (voor de beste apps voor kinderen tussen de 0 en 6 jaar). In de maand november vond in Nederland de vierde week van de Mediawijsheid plaats. Tijdens deze week voerde Mediawijzer.net samen met het netwerk campagne om het publiek bewuster te maken en te informeren rondom het thema ‘invloed van media op de stijl van leven’. Tijdens de week van de mediawijsheid 2013 werd er ook aandacht besteed aan de MediaMasters, een spannende spelervaring voor kinderen uit groep 7 en 8 die jongeren samen met hun ouders en leerkrachten leert op een verstandige en leuke manier met media om te gaan. MediaMasters werd door deelnemende scholen beoordeeld met een 7,6 en won twee belangrijke communicatie prijzen: een zilveren IMC European Award en een Bronzen Esprix Award. Bovendien werd de campagne ‘Week van Mediawijsheid’ in 2012 genomineerd voor een Sabre Award.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
33
Behalve eigen campagnes promoot Mediawijzer.net ook campagnes van netwerkpartners, enkele voorbeelden van recente campagnes zijn: • Campagne voor senioren: door internet blijf je meedoen; • Campagne Alert Online en Veilig Internetten; • Campagne Stop Cybercrime.nu; • Habbo campagne over cyberliefde; • Get Online Week 2013; • Clipcampagne: Wees wijs met games. Naast het promoten en organiseren van diverse campagnes host Mediawijzer.net ook de jaarlijks terugkerende Mediawijsheidmarkt. Een initiatief waarbij netwerkpartners, professionals en andere geïnteresseerden op het gebied van mediawijsheid met elkaar in contact worden gebracht en worden geïnspireerd. Deelconclusie In dit hoofdstuk werd dieper ingegaan op de organisatie Mediawijzer.net. Mediawijzer.net werkt actief samen met verschillende netwerkpartners om de mediawijsheid in Nederland te vergroten. De organisatie ontwikkelt zelf geen diensten gericht op eindgebruikers, maar stimuleert netwerkpartners om dit te doen waar nodig. Mediawijzer.net hanteert bij zijn aanpak de kernwaarden: positief, transparant en neutraal. De organisatie benadert de doelgroep positief en stelt zich neutraal en transparant op bij de aanpak van een maatschappelijk vraagstuk op het gebied van mediawijsheid. De hoofddoelgroep van Mediawijzer.net bestaat uit kinderen en jongeren in de leeftijd van 2 tot 18 jaar. Maar in opdracht van Mediawijzer wordt ook veel onderzoek gedaan naar mogelijkheden tot uitbreiding van het netwerk en het aanspreken van nieuwe doelgroepen. Mediawijzer hoopt op deze manier nieuwe problemen aan het licht te kunnen brengen en zo nodig op tijd in te kunnen grijpen. Aan de hand van deze studie wordt het gedrag van een (mogelijke) nieuwe doelgroep onderzocht. Wanneer de resultaten van deze studie bevestigen dat de doelgroep een risicogroep is, zal er verder worden onderzocht hoe het probleem (lees: studenten die niet mediawijs studeren) het beste kan worden aangepakt. Op basis van de resultaten van deze studie zal vervolgens een campagnevoorstel geformuleerd worden dat aan de netwerkpartners kan worden aangeboden. Op deze manier wordt niet alleen een maatschappelijk probleem in kaart gebracht, maar wordt er ook een oplossing geboden.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
34
4. Doelgroepanalyse Omdat er in Nederland op het gebied van zelfstudie en contacturen een groot verschil bestaat tussen hbo- en wo-studenten, is er in dit onderzoek gekozen voor een specificatie van de onderzoeksdoelgroep. Aangezien er in Nederland ongeveer twee keer zoveel Hbo-studenten als wo-studenten zijn (CBS, 2012), zal deze studie zich volledig richten op studenten die studeren aan het Hoger Beroepsonderwijs. De focus zal liggen op jongvolwassenen in de leeftijdscategorie 18 tot en met 25 jaar. In dit hoofdstuk vind je een korte kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de doelgroep. Aan bod komen onder andere demografische gegevens, tijdsbesteding en mediagebruik. 4.1 Demografische gegevens Op 11 april 2013 zijn er in Nederland 421.519 hbo-studenten (CBS, 2013). Het Centraal Bureau Statistiek maakt onderscheid tussen elf verschillende studierichtingen. De drie populairste studierichtingen zijn: bedrijfskunde (101.331 studenten), gezondheidszorg (84.164 studenten) en onderwijs (70.063 studenten). Aan het hoger onderwijs studeren meer vrouwen dan mannen: op 1 oktober 2011 was 51,7% van het totaal aantal studenten (HBO en WO) vrouw. Volgens de Landelijke Monitor Studentenhuisvestiging 2012 woont 43% van alle studenten in bij de ouders, is 50% uitwonend en bestaat de resterende 7% uit buitenlandse studenten. De stad met het grootste aantal studenten is Amsterdam. Daar studeren ruim 100.000 jonge mensen voltijd aan het HBO of WO. Amsterdam wordt gevolgd door Utrecht (60.000), Rotterdam (53.000) en Groningen (50.000). De woonsituatie van studenten kan invloed hebben op de tijdsbesteding en studiegedrag en is daarom een belangrijke indicator binnen deze studie. 4.2 Tijdsbesteding Jongeren besteden de meeste tijd aan slapen, studie en vrije tijd (TBO, 2010).Volgens het Nibud studentenonderzoek 2012 besteden Hbo studenten ongeveer 16 uur per week aan het volgen van colleges en ongeveer 14 uur per week aan zelfstudie. Met de leeftijd neemt het aantal uur dat studenten colleges volgen af, maar het aantal uur zelfstudie en de tijd die wordt besteed aan bijbaantjes (12 uur) neemt toe. Uitwonende studenten volgen gemiddeld minder colleges per week, maar studeren iets meer. Tussen mannelijke en vrouwelijke studenten bestaan er op het gebied van tijdsbesteding weinig verschillen. Mannen besteden per week één uur meer aan uitgaan en twee uur meer aan sporten en hobby’s dan vrouwen. Gemiddeld besteden mannen één uur minder aan hun studie. Naast studie en vrije tijd hebben veel studenten ook een (bij)baantje. In 2009 gaf 84% van de 18 tot 25-jarige hbo-studenten aan naast zijn of haar studie te werken. In 2010 is dit gedaald naar 69%. Redenen voor de daling zijn toename van de studiedruk en
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
35
moeite om een passende bijbaan te vinden. De meest populaire studentenbanen zijn banen in de horeca en in de retail (Studenten.net, 2010). 4.3 Digitaal mediagebruik In dit rapport ligt de focus op digitaal mediagebruik. Met de term digitale media wordt verwezen naar niet anologe media zoals internet, (mobiele) telefonie, laptops en tablets. Uit verschillend onderzoek is gebleken dat jongeren en jongvolwassenen de grootste gebruikers zijn op het gebied van digitale- en online media. In deze paragraaf wordt gekeken naar het mediagebruik van jongeren tussen de 18 en 25 jaar. Aan media wordt gemiddeld zo’n 5,9 uur per dag besteed. Het niveau van multitasking bij mediaconsumptie ligt bij jongeren op 28-29%. De top drie multitasking activiteiten van jongeren tijdens het televisie kijken bestaat uit: huiswerk maken (7% van hun kijktijd), social mediagebruik en eten (TBO, 2010). Onder jongeren is vooral het uitwisselen van tekstberichten erg belangrijk, dit neemt ongeveer 78% van de sociale mediatijd in beslag. Ook het versturen van e-mails (geen sociale media) is een populaire activiteit (CBS, 2011). Portable devices en mobiel internet Media worden steeds mobieler. In 2011 heeft de smartphone de laptop verdrongen als apparaat voor mobiel internet en heeft meer dan de helft van de studenten er een in zijn of haar bezit. Ruim zeven op de tien 12- tot 25-jarigen gebruiken hun smartphone om onderweg online te gaan. Bijna de helft gebruikt (ook) een laptop en een kwart een tablet. Ongeveer 63% van de wo-studenten is in het bezit van een laptop en 19% geeft aan een desktop computer te hebben. Daarnaast heeft bijna één vijfde van de studenten een tablet (of e-reader) in zijn bezit. Tablets worden over het algemeen niet gebruikt voor het lezen van studieboeken, want ruim 71% van de studenten prefereert nog steeds hardcopy studieboeken boven digitale content (UvA, 2012). Jongeren die gebruik maken van de kleinere mobile devices, zoals de smartphone, doen dit vooral voor het onderhouden van hun contacten. Bijna driekwart van hen emailt en ruim twee derde bevindt zich op sociale netwerken zoals Hyves, Facebook en Twitter. Ook het lezen van nieuws en kranten (62%) en ontspanning - het spelen van spelletjes en luisteren naar muziek - (58%) zijn populaire bezigheden (CBS, 2012). 4.4 Social mediagebruik In 2011 deed studenten.net onderzoek onder 800 studenten aan het HBO en WO. De focus lag hierbij op het social mediagebruik. Uit het onderzoek bleek dat nagenoeg alle studenten zijn aangesloten bij een social media netwerk ( 96%) en dat van deze groep maar liefst 85% is aangesloten bij Facebook. Twitter en LinkedIn volgen met respectievelijk 44% en 24%. Uit onderzoek onder studenten van de Universiteit Amsterdam blijkt dat ruim 68% zijn of haar Facebook profiel minimaal één keer per dag checkt en dat bijna 60% dit
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
36
meerdere malen per dag doet. Vrouwen bekijken hun profiel vaker dan dat mannen dit doen. Van de 30% die Twitter gebruikt, doet 13% dit dagelijks. Facebook gebruiken studenten vooral om in contact te blijven met hun vrienden en bekenden. Twitter wordt vooral gebruikt om informatie en kennis te verzamelen en delen. Deelconclusie In dit hoofdstuk werd dieper ingegaan op de tijdsbesteding van de doelgroep. Uit verschillende bronnen is gebleken dat studenten veel gebruik maken van media (bijna 6 uur per dag) en vrijwel allemaal in het bezit zijn van portable devices zoals laptops en smartphones. Daarnaast geven studenten ook aan regelmatig te multitasken, iets wat mogelijk zou kunnen leiden tot problemen bij het studeren. Jongeren gebruiken media vooral voor ontspanning en het opzoeken van informatie. Daarnaast checken ze meerdere malen per dag hun social media accounts zoals Facebook en Twitter. Of dit (media)gedrag ook ten koste gaat van andere zaken moet nog verder worden onderzocht. De trends op het gebied van mediagebruik worden meegenomen bij het samenstellen van de enquêtevragen, welke gebaseerd zijn op de meest populaire vormen van mediaafleiding. Omdat vrijwel alle studenten in het bezit zijn van portable devices is er een kans dat zij tijdens dagelijkse bezigheden worden afgeleid door binnenkomende berichten en notificaties. Aan de hand van de enquêtegegevens wordt getracht dit mediagedrag beter in kaart te brengen. Bovendien vormt de informatie over het mediagebruik van studenten de basis voor de keuze van een geschikt medium voor de op te zetten voorlichtingscampagne. Informatie over de doelgroep is van belang bij het samenstellen van het kwalitatieve en kwantitatieve onderzoek. Op basis van deze informatie kunnen er verschillende hypotheses gemaakt worden die kunnen worden getest aan de hand van de resultaten van deze studie.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
37
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
38
5. Multitasken, motivatie en afleiding “We leven in een ‘plugged-in world’. We communiceren door middel van elektronica en wireless devices, we luisteren naar muziek via oordopjes in onze oren, dragen kleine computers met ons mee die ons toegang geven tot alle informatie die we nodig hebben- en we doen dit allemaal tegelijk, regelmatig in het gezelschap van echte mensen.” (Rosen, 2012). De meeste jongeren en jongvolwassenen hebben op hun computer verschillende vensters openstaan terwijl ze televisie kijken, studieopdrachten maken, naar muziek luisteren en hun Facebook status updaten. Al deze apparaten maken het voor hen bijna onmogelijk om te focussen of zich voor langere tijd op één ding te concentreren. Of toch wel? Wat is multitasken nou eigenlijk en wat zijn de consequenties voor concentratie en cognitief leren? 5.1 Multitasken bestaat niet Het begrip ‘multitasken’ is gebaseerd op de veronderstelling dat mensen gelijktijdig twee of meerdere taken kunnen uitvoeren. Echter, hoe meer taken we op ons nemen begeleid door de aanwezigheid van aantrekkelijke en afleidende geluiden en beelden van de geavanceerde technologie - hoe meer ons brein gestrest en overbelast raakt en hoe slechter we deze taken kunnen volbrengen. Wetenschappelijk onderzoek laat ons zien dat multitasken eigenlijk niet meer is dan het schakelen tussen verschillende taken. Het is voor mensen namelijk onmogelijk om volledige aandacht te besteden aan twee of meerdere taken tegelijk (Alice, Daniels & Jauregui, 2010). Het brein kan niet twee verschillende gedachten op hetzelfde moment verwerken, daarom schakelen de hersenen tussen de ene en de andere taak. Elke keer wanneer het brein van de ene naar de andere taak springt, slaat het de huidige staat van de voorgaande taak op, zodat deze hier later weer naar kan terugkeren. Het wisselen tussen verschillende taken kost tijd, en informatie wordt hierdoor langzamer verwerkt. De tijd die je kwijtraakt doordat het brein zich steeds weer opnieuw op een taak moet moet focussen, wordt ook wel resumption lag, disruption costs of switch costs genoemd. 5.2 Waarom multitasken? Uit verschillend onderzoek is gebleken dat multitasken helemaal niet efficiënt is. Waarom doen mensen het dan toch? Veel mensen denken tijd te besparen door te multitasken. Maar er is nog een reden waarom mensen multitasken. Onderzoekers van de Ohio State University vroegen ruim dertig studenten gedurende vier weken bij te houden wanneer ze gebruik maakten van verschillende media zoals televisie, radio en computer, en welke activiteiten ze daarnaast ondernamen. Ook werd de studenten gevraagd aan te geven hoe ze zich hierbij voelden. Het grootste deel van de studenten erkende dat multitasken niet productief was. Ze gaven echter allen aan het plezieriger te vinden om het studeren met mediagebruik te combineren. 'Multitasken helpt studenten niet, maar geeft ze wel een emotionele beloning waardoor ze het steeds weer doen,' aldus Wang.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
39
5.3 Multitasken binnen de studieomgeving Divers onderzoek toont aan dat studenten veel multitasken tijdens het studeren. Tindell en Bohlander rapporteerden in 2012 dat ongeveer 90% van de Amerikaanse college studenten wel eens tijdens de les een bericht had verstuurd. In een studie naar het gebruik van laptops in het klaslokaal blijkt dat studenten regelmatig hun e-mail checken en berichten versturen tijdens de colleges en tijdens het studeren regelmatig switchen tussen communicatieve media zoals e-mail, text of social media. Bovendien blijken studenten die veel multitasken minder aandacht aan de les te schenken en sneller te zijn afgeleid (Fried, 2008). In hoeverre het schakelen tussen media en studiegerelateerde taken de studieresultaten van studenten beïnvloedt is (nog) niet duidelijk. Verschillende onderzoeken tonen correlaties tussen overmatig mediagebruik en een laag GPA (Grade Point Average), maar een causaal verband is nog niet vastgesteld. Bowman, Laura, Waite en Gendron (2010) deden onderzoek naar de invloed van multitasken binnen de studieomgeving. De onderzoeksgroep, bestaande uit college studenten, werd gevraagd een academische tekst te lezen. De helft van de onderzochten kreeg tijdens het lezen berichtjes toegestuurd waarop ze moesten antwoorden, de andere helft kreeg geen berichten toegestuurd. De tijd die de studenten nodig hadden om de tekst te lezen werd gemeten, en aan het einde van de test werd de kennis van de gelezen stof getoetst. Resultaat: Studenten die tijdens het lezen van de tekst berichtjes lazen en verstuurden hadden meer tijd nodig om de tekst te lezen, dan studenten die geen berichten lazen en/of verstuurden (de tijd besteed aan lezen en versturen van berichten werd niet meegeteld). Verassend genoeg waren de uitkomsten van de kennistoets voor beide groepen gelijk. Hieruit kunnen we afleiden dat studenten die media multitasken tijdens het studeren, langer de tijd nodig hebben om informatie op te nemen, maar deze uiteindelijk evengoed kunnen verwerken als studenten die niet multitasken. 5.4 Werkgeheugen vs. langetermijngeheugen In de studie van Bowman, Laura, Waite en Gendron leidt multitasken niet tot meer fouten bij de reproductie van de opgeslagen informatie. Maar dit blijkt niet bij elke vorm van multitasken het geval te zijn. Jelmer Borst, pomovendi aan de Rijksuniversiteit Groningen, deed onderzoek naar verschillende vormen van multitasken. Uit de resultaten van zijn onderzoek bleek dat multitasken kan leiden tot fouten wanneer voor meerdere bezigheden dezelfde hersengebieden nodig zijn, of wanneer het om een ingewikkelde taak gaat. Deze fouten zijn het resultaat van een tweedeling in onze hersenen. Ons werkgeheugen, dat gebruikt wordt als tijdelijke opslagplaats van taakrelevante informatie, kan namelijk slechts één element tegelijk bevatten. Als we meerdere elementen moeten onthouden, slaan we deze op in ons lange termijngeheugen, met als gevolg dat het terughalen van die informatie meer tijd kost en leidt tot meer fouten.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
40
De conclusie van J. Borst sluit aan bij resultaten van eerder onderzoek op het gebied van multitasken. Poldrack et. al. ontdekten dat ondanks het feit dat iemand nieuwe informatie kan opnemen terwijl hij of zij wordt afgeleid, de mechanismen die betrokken zijn bij het encoderen van deze informatie van elkaar verschillen. Hierdoor wordt de snelheid waarmee iemand kennis kan opnemen en reproduceren aangetast. 5.5 High multitaskers vs. low multitaskers Ophir and Wagner deden in opdracht voor de universiteit van Stanford onderzoek naar de verschillen tussen studenten die veel multitasken en studenten die weinig multitasken. De studenten werden in twee groepen verdeeld en namen deel aan enkele testen. Uit de resultaten van de eerste test bleek dat studenten die veel multitasken constant werden afgeleid door irrelevante informatie en veel moeite hadden deze te negeren. Uit de tweede test, waarbij de respondenten verschillende rijen met letters te zien kregen en moesten onthouden welke letters meerdere keren voorkwamen, bleken de high multitaskers steeds meer letters te zien en meer moeite te hebben deze in hun hoofd te ordenen. De laatste test toonde aan dat studenten die veel multitasken moeite hebben om verschillende taken te scheiden en dat ze vaak proberen alle informatie waar ze aan worden blootgesteld in één keer op te nemen. “Wanneer high multitaskers zich in situaties bevinden waarin ze worden blootgesteld aan meerdere bronnen van informatie, zowel afkomstig van de externe wereld als uit het geheugen, zijn ze niet in staat om de taakrelevante informatie hieruit te filteren”, zegt Wagner, een universitair hoofddocent Psychologie. "Dit zorgt ervoor dat ze tijdens het uitvoeren van een taak vaak worden afgeremd door irrelevante informatie." Studenten die veel multitasken zullen hierdoor dus een nadeel hebben ten opzichte van studenten die minder vaak multitasken. 5.6 Afleiding en motivatie De cognitieve literatuur geeft duidelijk aan dat concurrerende cognitieve taken prestaties beïnvloeden. Uit ouder en meer recent onderzoeker naar het begrip aandacht is gebleken dat het verdelen van aandacht tussen één of meer verschillende taken leidt tot een afname in prestaties. De kenmerken van de afleider en hoofdactiviteit, alsook de intenties, motivaties en verwachtingen van het individu spelen hierbij een belangrijke rol (Bowman et. al, 2010). De mate van afleiding is gedeeltelijk afhankelijk van de eigenschappen van de stimulus die als afleider fungeren. Pashler et. al. concludeerden dat stimuli die nieuw zijn, abrupt zijn, over tijd veranderen of verschillen van andere stimuli waarschijnlijk meer aandacht trekken dan andere stimuli. Daarom zou de melding van een nieuw ontvangen bericht een student bijvoorbeeld sneller kunnen afleiden van zijn hoofdtaak (studeren). Aandacht wordt ook beïnvloed door de mate van vrijwillige cognitieve inspanning en motivatie (Kahneman, 1973). Wanneer een student bijvoorbeeld meer gemotiveerd is om zijn berichten te checken dan zijn huiswerk te maken, zal hij of zij
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
41
eerder worden afgeleid door binnenkomende berichten. 5.7 Interne en externe afleiders Er zijn twee soorten afleiding: interne afleiding en externe afleiding. Interne afleiding wordt veroorzaakt door gevoelens of gedachten. Externe afleiding wordt veroorzaakt door afleidende factoren om je heen, bijvoorbeeld geluidsoverlast of gedrag van anderen in je omgeving. Externe afleiding is makkelijker tegen te gaan dan interne afleiding. Wanneer je bijvoorbeeld wordt afgeleid door media, kun je er voor kiezen deze buiten je bereik te plaatsen. Echter, bij sommige mensen blijft er dan nog een interne afleiding over. Deze interne afleiding is moeilijker tegen te gaan en vergt een hogere mate van zelfcontrole. Uit recent onderzoek van de Nationale Academie voor Media & Maatschappij onder zo’n 500 Nederlandse jongeren tussen de 13 en 18 jaar blijkt dat social media een niet alleen een externe, maar ook een belangrijke interne afleider kunnen zijn. Social media houden jongeren dusdanig in de greep, dat ze soms lijden aan een vorm van Social Media Stress (SMS). Uit de studie blijkt dat 62% van de jongeren zich onrustig voelt zonder smartphone bij de hand. Als een binnenkomend bericht niet meteen bekeken kan worden, wordt 59% daar onrustig van. Jongeren kunnen zich hierdoor moeilijker concentreren op andere belangrijke taken, iets wat negatieve gevolgen kan hebben voor schoolprestaties, sociale relaties en zelfs slaap. Niet alleen jongeren zijn in de ban van social media. Recent onderzoek van Rosen et. al. toont aan dat 75% van de college studenten minimaal elk uur zijn berichten checkt. Bovendien geeft 41% van de ondervraagde studenten aan zich wel eens zenuwachtig te voelen wanneer er geen mogelijkheid is om zijn/haar berichten te checken. Niet alle jongeren en jongvolwassenen zijn even gevoelig voor deze interne prikkels: de mate van beïnvloeding is onder andere afhankelijk van de dopamine aanmaak in de hersenen, de situatie en karaktereigenschappen van een persoon. Mensen die veel last hebben van interne afleiding kunnen gebruik maken van enkele handige strategieën en hulpmiddelen beschreven in hoofdstuk 7. 5.8 Mogelijke risicogroepen Zelfcontrole Gebaseerd op de theory of self-regulated learning (Pintrich & De Groot, 1990) zijn studenten met meer zelfcontrole meer geneigd om afleidingen in de leeromgeving te negeren en zich volledig te richten op cognitief leren dan studenten met minder zelfcontrole. Studenten die over een hoge mate van zelfcontrole beschikken zouden dus ook makkelijker hun aandacht bij de les en de studiestof kunnen houden. Deze theorie wordt bevestigd in een onderzoek van Wei, Wang en Klausner naar sms’en tijdens colleges. Uit dit onderzoek bleek dat studenten die hoog scoorden op het gebied van zelfcontrole, minder geneigd waren om te sms’en tijdens de les en meer aandacht aan het college besteedden.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
42
Metacognitieve kennis Metacognitie is de kennis van je cognitieve capaciteiten en de gave om bewust en weloverwogen je kennis, processen en cognitieve en affectieve toestanden te reguleren en controleren. Uit onderzoek van Wijekumar en Meidinger (2005) bleek dat studenten die hoger scoorden op het gebied van metacognitie, meer zelfcontrole en zelfkennis hadden wanneer afleidende factoren in de studieomgeving werden geplaatst. Zij schakelden het geluid van hun digitale devices uit en bekeken binnengekomen berichten pas tijdens de pauze, in tegenstelling tot andere studenten die zich gemakkelijk door de binnenkomende berichten lieten afleiden, onafhankelijk van hun status binnen het studieproces. Kennis over cognitieve processen en capaciteiten speelt dus een belangrijke rol bij de mate waarin studenten vatbaar zijn voor digitale afleidingen. Persoonlijkheid en karakter Kirschner en Karpinski die onderzoek deden naar de relatie tussen Facebook gebruik en studieprestaties suggereren dat de mate van Facebook gebruik tevens afhankelijk is van persoonlijkheid en karakter. Studenten die meer sociaal extravert zijn, zijn meer afhankelijk van, en maken over het algemeen meer gebruik van, sociale netwerken dan studenten die meer introvert zijn. Via sociale netwerken en andere communicatiemedia kunnen zij gemakkelijk hun sociale netwerken bijhouden en uitbreiden. Dit zou kunnen betekenen dat sociaal extroverte studenten sneller van de studietaak worden afgeleid dan studenten die meer introvert zijn, omdat zij meer waarde hechten aan hun sociale status en communicatie met de mensen om hen heen. Deelconclusie Uit dit hoofdstuk kan geconcludeerd worden dat studenten multitasken omdat het combineren van een prettige taak met een minder prettige taak leidt tot een positievere waardering van de handeling(en). Dit is mogelijk de reden waarom veel studenten niet gemotiveerd zijn om hun gedrag aan te passen. Uit verschillend wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat multitasken niets anders is dan het schakelen tussen verschillende taken. Hierdoor wordt geen tijd bespaard, maar wordt de tijd besteed aan de verschillende handelingen, alleen maar langer. Multitasken tijdens het studeren leidt tot minder goede opname van informatie, maar niet altijd tot afname van prestaties(i.e. het behalen van slechtere studieresultaten), tenzij voor meerdere bezigheden dezelfde hersengebieden nodig zijn, of wanneer het om een ingewikkelde taak gaat. Over het algemeen worden voor studeren en mediagebruik dezelfde hersengebieden gebruikt, maar wanneer er veel concentratie vereist is voor het begrip of opname van de studiestof, kan dit dus mogelijk tot problemen leiden. Daarbij komt nog dat studenten die tijdens een college andere handelingen verrichten mogelijk belangrijke informatie missen (een college kan immers niet stopgezet of teruggelezen worden). Studenten met weinig zelfcontrole, extraverte personen en studenten met weinig megacognitieve kennis zijn het meest gevoelig voor multitasken. Zij zijn dan ook de grootste risicogroepen.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
43
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
44
6. Attitude- en gedragsverandering In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar de belangrijkste theorieën met betrekking tot overtuiging, attitudes en gedragsverandering. Deze informatie is belangrijk bij het bepalen van de aanpak binnen een te ontwikkelen voorlichtingscampagne die studenten niet alleen bewust maakt van de eventuele gevolgen van afleidend mediagebruik, maar hen ook helpt effectiever en mediawijzer te studeren en zich beter te focussen op één (studie)taak. In hoofdstuk 7 worden verschillende strategieën, campagnes en praktische oplossingen uiteengezet, die niet alleen bijdragen aan een bewustwordingsproces, maar ook hulp bieden bij gedragsverandering. In dit hoofdstuk worden een aantal belangrijke overtuigingtechnieken behandeld die hieraan ten grondslag liggen. Deze technieken helpen te begrijpen hoe de doelgroep het beste overtuigt en gemotiveerd kan worden en hoe deze kan worden aangezet tot gewenst gedrag. 6.1 Persuasion studies Hoe kun je op een effectieve manier mensen aanzetten tot bepaald gedrag? Dat is de belangrijkste vraag binnen persuasion studies. Persuasion (overreding) is een activiteit of proces waarbij een individu of groep een verandering probeert door te voeren in een overtuiging, attitude, intentie, motivatie of gedrag bij een andere groep of persoon door middel van een transmissie in een context waarbij de te beïnvloeden persoon of groep een redelijke mate van vrije keuze heeft (Dijk, 2013). Aan de hand van de onderzoeksresultaten van dit rapport wordt er een advies gegeven met betrekking tot een op te zetten voorlichtingscampagne die de doelgroep aanspoort (media)wijzer te studeren. 6.2 Attitudes Een attitude is een evaluatie van een object, oftewel een persoon, een voorwerp of een idee. Zo’n evaluatie bestaat uit drie componenten die samen onze attitude vormen: een affectieve component (emotie), een cognitieve component (kennis) en een gedragsmatige component (gedrag). Wil je het gedrag van iemand veranderen dan moet er vaak ook een verandering in attitude plaatsvinden. Er zijn twee belangrijke en veelgebruikte methodes waarmee je attitudes kunt veranderen: ‘emotional appeal’ (operante conditionering) en ‘fear appeal’ (Hoyer, MacInnis & Pieters, 2008). Operante conditionering Operante conditionering, ook wel instrumenteel leren genoemd, is een leerproces waarbij gedrag dat mensen vertonen toe- of afneemt, afhankelijk van het gevolg van hun acties. Wanneer gedrag beloond wordt zal dit gedrag bijvoorbeeld sneller herhaald worden en wanneer gedrag bestraft wordt zal het eerder afnemen (Aronson et al., 2007). Het is daarom belangrijk er voor te zorgen dat de doelgroep ‘beloond’ wordt wanneer ze gewenst gedrag vertonen. Zo kunnen studenten bijvoorbeeld gewezen
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
45
worden op de tijd die bespaard wordt wanneer er effectiever gestudeerd wordt, of de betere studieresultaten die behaald kunnen worden bij een (media)wijzere studieaanpak. Andersom geldt dit natuurlijk ook. Wanneer de doelgroep het gewenste gedrag niet vertoont moet daar een ‘straf’ tegenover staan. Zo kan de doelgroep bijvoorbeeld gewezen worden op de vrije tijd die ze kwijtraken als gevolg van een verkeerde studieaanpak of het feit dat ze hun capaciteiten niet goed benutten wanneer ze zich tijdens het studeren laten afleiden. Fear appeals (Protection Motivation Theory) Je kunt attitudes ook veranderen door angst op te roepen. Fear appeals wijzen mensen op de negatieve gevolgen van het wel of niet vertonen van bepaald gedrag. In een boodschap met fear appeal wordt getracht een specifieke angst op te wekken voor een bepaald soort gedrag (of het nalaten daarvan). De opgewekte angst moet als motivatie werken om dit gedrag te veranderen. Fear appeals zijn gebaseerd op de Protection Motivation Theory die er vanuit gaat dat angst een ongewenste emotie is, waar mensen zo snel mogelijk vanaf willen komen. Fear appeals werken dan ook het beste als er na het oproepen van angst meteen instructies worden gegeven hoe je (d.m.v. gedragsverandering) deze angst weer kan reduceren. Fear appeals zijn niet altijd effectief. Soms wordt de dreiging als zo groot beschouwd dat deze onoplosbaar lijkt. Mensen kunnen hierdoor defensieve reacties vertonen zoals bijvoorbeeld het negeren, minimaliseren of ontkennen van de dreiging (Hoyer et al, 2008). Een fear appeal is het meest effectief wanneer: • er meteen een proportionele oplossing wordt aangeboden om de angst te reduceren • het angstniveau gemiddeld is (niet te sterk en niet te zwak) • iemand al betrokken is bij het onderwerp (meer motivatie om de informatie te verwerken) • de bron betrouwbaar is. Bij de campagne beschreven in dit rapport is het gebruik van fear appeals niet gewenst omdat deze aanpak niet aansluit bij de kernwaarden van de opdrachtgever (zie hoofdstuk 3). Bovendien is het angstniveau bij dit onderwerp mogelijk te zwak, waardoor de methode niet effectief zal zijn. 6.3 De theorie van gepland gedrag Iemands attitude tegenover bepaald gedrag kan positief zijn, maar dat betekent niet dat iemand ook daadwerkelijk over zal gaan tot gedragsverandering. De theorie van gepland gedrag (Fishbein & Ajzen, 1980) is een theorie die kijkt naar de link tussen overtuigingen en gedrag. De theorie stelt dat er drie factoren zijn die bepalen of mensen bepaalde gedragsintenties of gedrag gaan vertonen. Allereerst wordt er gekeken naar de attitude tegenover het geplande gedrag. Het gaat hier om de houding van de persoon ten opzichte van de gedragsverandering. Deze studie richt
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
46
zich op de houding van studenten met betrekking tot multitasken en effectiever en (media)wijzer studeren. Staan ze hier positief tegenover, dan is de kans dat ze hun gedrag veranderen groter dan wanneer ze hier negatief tegenover staan. Het is dus belangrijk dat er een positief beeld wordt gevormd rondom het concept ‘mediawijs studeren’. De tweede beïnvloedende factor gaat over de subjectieve sociale normen. Hierbij wordt er gekeken naar wat de omgeving vindt van de geplande gedragsverandering. Reageert de omgeving positief, dan is de kans op gedragsverandering groter. Reageert de omgeving negatief of ongeïnteresseerd dan is de kans dat het individu overgaat tot gedragsverandering klein. Daarom is het belangrijk de doelgroep te wijzen op de mogelijke positieve gevolgen van mediawijzer studeren. Tenslotte wordt er gekeken naar de ingeschatte gedragscontrole. Hierbij gaat het erom of de persoon denkt dat hij zijn gedrag kan veranderen. Denken studenten dat ze hun studie- en mediagedrag niet zelf kunnen veranderen of volhouden, dan zullen ze ook niet gemotiveerd zijn om hun gedrag aan te passen. Het is daarom belangrijk dat hen diverse hulpmiddelen en strategieën worden aangereikt waardoor ze meer vertrouwen krijgen in hun eigen gedragscontrole. Wanneer aan alle voorwaarden zijn voldaan wordt er overgegaan tot een gedragsintentie “Zal ik de aangereikte tools en strategieën gebruiken om effectiever te gaan studeren?”. Vervolgens kan er wel of niet worden overgegaan tot gedragsverandering. Deelconclusie In dit hoofdstuk werd er dieper ingegaan op het begrip gedragsbeïnvloeding. Wanneer we de doelgroep aan willen tot het gewenste gedrag zijn er een aantal manieren waarop we dit kunnen bewerkstelligen. Allereerst moet er bij de doelgroep een bewustwordingsproces in gang worden gezet. Door de doelgroep metacognitieve informatie aan te reiken kunnen zij leren bewuster met media om te gaan. Bovendien is het belangrijk dat de doelgroep wordt beloond wanneer het gewenst gedrag wordt vertoont en wordt ‘gestraft’ wanneer dit niet gebeurt. Zo kan de doelgroep gewezen worden op de nadelen van hun huidige studiegedrag en de voordelen die ze kunnen behalen wanneer ze effectiever studeren. De doelgroep kan ook tot bepaald gedrag worden aangezet door angst op te roepen, echter fear appeals moeten aan een paar voorwaarden voldoen en zijn niet altijd effectief. Bovendien sluiten ze niet aan bij de aanpak van de opdrachtgever. Volgens de theorie van gepland gedrag moet de attitude van de persoon tegenover het geplande gedrag positief zijn, moet de omgeving de gedragsverandering goedkeuren en moet de persoon vertrouwen hebben in zijn eigen gedragscontrole voordat deze overgaat tot het geplande gedrag. Het is dus belangrijk de doelgroep te wijzen op de positieve en negatieve gevolgen van hun studiegedrag, sociale acceptatie te benadrukken en hen diverse hulpmiddelen en strategieën aan te reiken waardoor ze vertrouwen krijgen in hun eigen capaciteiten.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
47
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
48
7. Best practices Een van de doelen van dit onderzoeksrapport is het samenstellen van een campagnevoorstel voor een voorlichtingscampagne die studenten niet alleen bewust maakt van de eventuele gevolgen van afleidend mediagebruik, maar hen ook helpt effectiever en mediawijzer te studeren en zich beter te focussen op één (studie)taak. In dit hoofdstuk worden enkele nationale en internationale initiatieven behandeld die zich focussen op media-afleiding, focus en concentratie. Achtereenvolgens worden enkele strategieën, campagnes en tools behandeld. Deze informatie zal gebruikt worden als input en inspiratie bij de ontwikkeling van een eigen campagne. 7.1 Tips en strategieën In deze paragraaf worden enkele tips en strategieën behandeld die gericht zijn op het aanpakken van de negatieve gevolgen van mediagebruik. Joanne Cantor – Yourmindonmedia.com Joanne Cantor (PhD), media en communicatie psychologe en professor aan de Universiteit van Wisconsin, ontwikkelde een programma en boek dat mensen aan de hand van het beperken van de effecten van media-afleiding helpt meer gedaan te krijgen, hun creativiteit te stimuleren en de kans op stress en een eventuele burn out te verminderen. Vanuit haar adviesbureau Your Mind On Media organiseert ze workshops op het gebied van productiviteit, creativiteit en stressvermindering voor verschillende zakelijke, professionele en educatieve organisaties. Haar boek Conquer CyberOverload: Get More Done, Boost Your Creativity, and Reduce Stress is gebaseerd op haar workshops en eigen onderzoek. Volgens Joanne Cantor is mensen leren hoe hun brein werkt de beste manier om media-afleiding tegen te gaan. De nieuw verworven kennis zal hen motiveren hun gedrag aan te passen, omdat dit ze het gevoel geeft dat gedragsverandering in hun eigen belang is en niet omdat iemand anders hen dit oplegt. In haar workshops en boeken heeft Dr. Cantor enkele simpele psychologische testen verwerkt, waardoor je gemakkelijk zelf kunt ervaren hoe je brein in verschillende situaties functioneert. Deze testen worden aangevuld met enkele praktische tips die je helpen effectiever te werken en studeren. Cantor heeft lezingen gegeven op een aantal belangrijke Amerikaanse universiteiten en heeft veel positieve feedback gekregen. Studenten en professionals geven aan dat haar methode werkt en hen bewuster met media heeft leren omgaan. Mindful, mediawijs mediagebruik In zijn boek Net Smart, beschrijft de Amerikaanse criticus en schrijver Howard Rheingold, hoe we digitale media kunnen gebruiken zonder passieve consumenten te worden. Rheingold is van mening dat we meer aandacht moeten schenken aan ons (digitale) mediagebruik en meer aandacht moeten besteden aan ons mediagedrag. In Net Smart omschrijft hij hoe je digitale media op een intelligente, menselijke en vooral bewuste manier kunt inzetten. ‘Mindful’ (megacognitief) mediagebruik betekent
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
49
bewust en kritisch met media omgaan. Hieronder valt ook het benutten van kansen die media ons bieden evenals het vermijden van mogelijke negatieve effecten hiervan. Rheingolds visie sluit aan bij de visie van andere belangrijke onderzoekers en deskundigen zoals L. Rosen en J. Cantor en benadrukt tevens het belang van medawijsheid binnen de studie- en werkomgeving. Persoonlijke coaching en begeleiding Veel scholen bieden persoonlijke coaching en begeleiding voor studenten die moeite hebben met studeren. De Universiteit Leiden heeft hiervoor zelfs een speciale website opgezet (http://www.leidenuniv.nl/ics/sz/so/). Ook organiseren veel scholen, universiteiten en studieverenigingen diverse studiegerelateerde workshops, waar studenten zich gratis voor kunnen inschrijven (bijv. met betrekking tot time management of leerstrategieën). Naast de scholen zelf zijn er ook particuliere instellingen die (vaak tegen een laag tarief) coaching aanbieden. Een voorbeeld hiervan is studiemeester.nl. Nadeel van deze vorm van begeleiding is dat studenten vaak zelf de eerste stap moeten zetten. Voordeel is dat er gemakkelijk hulp op maat kan worden geboden. Social media break en metacognitieve opvoeding Uit verschillend onderzoek is gebleken dat studenten tijdens het studeren en tijdens de colleges regelmatig e-mails checken, berichten versturen en social media pagina’s bezoeken (Tindell & Bowlander, 2012). Dit resultaat suggereert een sterke emotionele drang onder studenten om continu in contact te zijn met hun (virtuele) vriendennetwerk, ook wanneer ze zich in het klaslokaal bevinden (zie §5.7). Vele docenten pleiten al voor het verbieden van mobiele telefoons en laptops in het klaslokaal, ze zijn bang dat studenten zich hierdoor niet goed op de studiestof kunnen concentreren en hebben het gevoel niet serieus te worden genomen. Het verbannen van portable devices in de studieomgeving is volgens L. Rose - expert op het gebied van psychologie en technolgie – echter geen goede oplossing. Wanneer je media uit het klaslokaal verbant neem je namelijk alleen de externe afleider weg. Wat overblijft is de interne afleiding. Om de interne media-afleiding tegen te gaan suggereren L. Rosen et al. de ingebruikname van zogenoemde ‘technology breaks’ tijdens colleges. Deze korte pauzes, vergelijkbaar met een koffiepauze, bieden studenten de mogelijkheid om even hun berichten te checken, e-mails te lezen en/of social media pagina te updaten. Op deze manier wordt de interne afleiding weggenomen en kunnen de studenten zich de rest van de tijd beter concentreren op de les. Uit onderzoek is gebleken dat wanneer een 1 minuut durende ‘technology break’ wordt afgewisseld met 15 minuten les of studietijd, aandacht, focus en cognitief leren aanzienlijk worden gestimuleerd. Rosen pleit voor een model dat bestaat uit een combinatie van technology breaks en het vergroten van metacognitieve vaardigheden die studenten leren te focussen en te concentreren, beloningen uit te stellen en hen helpen te begrijpen wanneer multitasken gepast is en wanneer multitasken het leerproces negatief kan beïnvloeden. Wanneer studenten bewuster met media omgaan en kant-en-klare strategieën krijgen
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
50
aangereikt waarmee ze hun gedrag zichtbaar kunnen verbeteren, zullen zij zich minder snel door media laten afleiden en beïnvloeden. Aldus, Rosen. Focus! – Justine Pardoen Al sinds 2002 verdiept Justine Pardoen, hoofdredacteur van Ouders Online en medeoprichter van stichting Mijn Kind Online, zich in het mediagebruik van kinderen, mediaopvoeding en de ontwikkeling van mediawijsheid op school. In opdracht van Ouders Online schreef zij het boek Focus!. Dit boek - gericht aan ouders - gaat over sociale media als de grote afleider van pubers. In haar boek spoort Pardoen ouders aan om met hun kinderen in gesprek te gaan en discussies te voeren over (social) media gebruik. Op deze manier hoopt ze jongeren er toe aan te zetten bewuster gebruik te maken van media en hen zo te helpen focussen op andere belangrijke activiteiten. Veel ouders hebben al positief op deze methode gereageerd en zijn aan de hand van het boek met hun kinderen in gesprek gegaan (Ouders Online, 2012). 7.2 Campagnes In deze paragraaf worden enkele nationale en internationale campagnes besproken die zich richten op de negatieve invloed van media en hoe hier mee om te gaan. Lifehacking.nl De term life hack verwijst naar onconventioneel gebruik van ICT en andere simpele hulpmiddelen die je helpen om te gaan met overvloed aan informatie (D. O’Brien, 2005). Lifehacking gaat over slimmer werken en slimmer leven. Op de Nederlandse website lifehacking.nl vind je een verzameling van boeken, artikelen, workshops en programma’s die je aan de hand van enkele simpele stappen helpen effectiever te leven, werken en studeren. De website is een verzamelplatform van verschillende onafhankelijke initiatieven vanuit verscheidene vakgebieden en biedt bezoekers de kans zelf informatie te selecteren en te gebruiken. Het moto van de website is: “Meer doen in minder tijd met minder stress”. Social rehab Een creatief bedrijf in Singapore heeft een campagne opgezet die mensen op een grappige manier bewust maakt van hun afhankelijkheid van media. Naast meetings en workshops biedt het bedrijf een Social Media Toolkit bestaande uit een Instagram zonnebril, Facebook LIKE stickers en handgeschreven Twitter notitieblaadjes. De campagne zet mensen er toe aan af en toe een mediapauze te nemen en media in sociale situaties uit te schakelen. Het bedrijf hoopt met deze campagne mensen bewust te maken van hun mediagedrag en hen aan te sporen zich meer te focussen op hun offline- dan hun online leven. Er is nog geen onderzoek gedaan naar de effecten van deze campagne. Ikbenoffline.nl In het kader van het onderzoek naar Social Media Stress bij jongeren, lanceerde de Academie voor Media & Maatschappij in 2012 de landelijke Ikbenoffline.nl-campagne
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
51
gevolgd door een officiële Ikbenoffline-dag op de 2e zondag van mei. De campagne beoogt, met een knipoog, bewustzijn te creëren over het online gedrag van jongeren. Onderdeel van de campagne is een Ikbenoffline.nl ganzenbordspel, waarbij je tijdens het spelen geconfronteerd wordt met allerlei situaties die je aan het denken zetten over je eigen social media gebruik. Het doel van het spel is jongeren bewust te maken van de manier waarop ze met social media omgaan en hun tips te geven om hun mediagedrag in de hand te houen. Op 7 februari 2013 werd op het Canisius College in Nijmegen het IkBenOffline.nl Ganzenbordspel gelanceerd. Sindsdien is het spel al vele malen gedownload en is er door docenten en leerlingen positief gereageerd. 7. 3 Softwaretools Ben je je bewust van de negatieve gevolgen van (media) multitasken maar kun je je eigen mediagedrag niet in de hand houden, dan zijn er verschillende softwaretools die je kunt gebruiken om je concentratie te bevorderen: 1) RescueTime, StayFocusd en Cold Turkey: Programma’s die je surfgedrag volgen en automatisch bepalen welke sites je afleiden. De programma’s geven weer hoeveel tijd je op bepaalde websites doorbrengt en schetsten hiermee een exact overzicht van je surfgedrag. Wanneer je aan het werk gaat kun je afleidende websites voor een bepaalde tijd laten blokkeren. 2) Write Monkey, WriteRoom en Think: Deze programma’s maken je gehele scherm zwart, met uitzondering van de applicatie waar je mee aan het werk bent. Op deze manier kun je niet worden afgeleid door knipperende tabs, binnenkomende berichten of andere software applicaties. 3) Egg Timer en Focus booster: Werkt net zoals de oude vertrouwde kookwekker. Voor velen misschien al genoeg om niet afgeleid te worden. Je stelt de tijd in die je geconcentreerd wil blijven en je sluit alle andere programma’s tot de wekker afloopt. Dit is vooral handig voor mensen die beter werken onder tijdsdruk. Focus booster is gebaseerd op de Pomodoro-techniek. Bij deze techniek wordt een kookwekker gebruikt waarmee steeds periodes van 25 minuten geconcentreerd werken aan een taak worden afgebakend. Deze 25 minuten worden vervolgens opgevolgd door drie minuten pauze, waarna weer een nieuwe periode van 25 minuten kan worden gestart. Na de vierde keer mag een langere pauze genomen worden. 4) eFaqt: Is een (betaald) programma dat studenten helpt effectiever te studeren. Efaqt helpt bij het vinden van relaties in de studiestof, het maken van aantekeningen, samenvattingen en mindmaps, time management en kennis van de studiestof. Bovendien geeft het programma persoonlijke leertips gebaseerd op de resultaten van online tests. Er is nog maar weinig onderzoek gedaan naar de functionaliteit van deze programma’s. Maar op belangrijke educatieve websites en ouderplatforms zijn al vele
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
52
positieve ervaringen te lezen. Het succes van deze programma’s is echter volledig afhankelijk van de gebruiker en het gebruik. Deelconclusie Alle genoemde toepassingen en theorieën in dit hoofdstuk pleiten voor bewust en gecontroleerd mediagebruik tijdens het werken en studeren. Bewust ‘mindful’ mediagebruik kan worden gerealiseerd door hier openlijk over te praten en informatie met elkaar te delen, maar ook door bewustwordingsprocessen van buitenaf te activeren door middel van psychologische testen en tips van professionals. Het verbannen van portable devices in de studieomgeving is geen goede oplossing omdat je hiermee de interne afleiding niet wegneemt. Er zijn al verschillende campagnes gewdie pleitten voor bewuster mediagebruik. Ook zijn er enkele handige tips en softewaretools die helpen je beter te focussen en te concentreren. Enkele toepassingen besproken in dit hoofdstuk, waaronder de methode van Joanne Cantor, zullen tijdens persoonlijke interviews aan de doelgroep worden voorgelegd. De meest succesvolle toepassingen worden verwerkt in het campagnevoorstel in hoofdstuk 9.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
53
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
54
8. Resultaten In dit hoofdstuk wordt een uitgebreid overzicht gegeven van de resultaten van het kwantitatieve en kwalitatieve onderzoek (m.u.v. het literatuuronderzoek). De resultaten zijn gebaseerd op de statistische en kwalitatieve gegevens. In de volgende hoofdstukken worden deze resultaten verder geanalyseerd en verwerkt. 8.1 Resultaten kwantitatief onderzoek In deze paragraaf wordt een uitgebreid overzicht gegeven van de resultaten van het surveyonderzoek. Dit overzicht is afgeleid van de statistische gegevens van de enquêtegegevens in SPSS. In hoofdstuk 9 zal deze informatie verder geanalyseerd worden en zullen er op basis van de verbanden conclusies getrokken worden. De resultaten zijn, net als de enquêtes, opgedeeld in vijf deelonderwerpen: demografische gegevens, invloed mediagebruik, afhankelijkheid mediagebruik, mediagebruik en multitasken tijdens de colleges en mediagebruik en multitasken tijdens het studeren. Demografische gegevens De steekproef bestaat uit 250 respondenten. Alle respondenten zijn studenten tussen de 17 en 25 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 21 jaar. Ongeveer 64% van de respondenten is vrouw. Bijna de helft van de ondervraagden woont nog bij zijn/haar ouders, één derde woont met huisgenoten en de rest woont alleen of met een partner. De meeste studenten komen van de Hogeschool Utrecht, Hanze Hogeschool, Hogeschool INHolland, Hogeschool Amsterdam en Hogeschool Fontys. Hiermee worden de grootste hogescholen in Nederland ruim vertegenwoordigd. De overige studenten komen van 14 andere hogescholen (zie Bijlage IV, figuur 1). De grootste groep studenten (ruim 20%) volgt een studie binnen de richting bedrijfskunde/administratie. Andere populaire studierichtingen zijn onderwijs (17%), sociale wetenschappen (12%), Journalistiek/documentatie (10%) en Techniek/Industrie of Bouwkunde (10%). Zie Bijlage IV, figuur 2. Bijna 60% van de studenten bevindt zich in het eerste of tweede jaar van zijn/haar studie. Ongeveer 11% is langstudeerder en doet al meer dan 4 jaar over zijn/haar studie. De studieresultaten van de studenten zijn over het algemeen goed. Meer dan de helft van de studenten geeft aan gemiddeld een voldoende te staan (gemiddeld tussen de 6 en 7) en ruim 40% geeft aan goede studieresultaten te hebben (gemiddeld tussen de 7 en 8). Vrijwel alle respondenten (ruim 96%) zijn in het bezit van een smartphone en het overgrote deel van de respondenten (83%) omschrijft zichzelf helemaal of enigszins als een multitasker (iemand die regelmatig twee of meerdere taken tegelijk uitvoert). Ongeveer 67% van de respondenten geeft tevens aan vaak moeite te hebben zich lang op één taak te concentreren. Gemiddeld worden studenten Journalistiek en Documentatie (84%) het meest afgeleid en studenten Sociale Wetenschappen (52%) het minst (zie Bijlage IV, figuur 3). Het percentage mannen en vrouwen is bijna gelijk.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
55
Invloed mediagebruik Bijna 90% van de respondenten geeft aan zich wel eens moeilijk te kunnen concentreren om dat ze worden afgeleid door media (zie Bijlage IV, figuur 4). Hierbij is het percentage mannen en vrouwen vrijwel gelijk. Maar liefst 72% van de respondenten voelt zich soms afhankelijk van media en checkt zijn of haar laptop/telefoon regelmatig omdat hij of zij bang is om iets te missen. Studenten Techniek/Industrie en Bouwkunde voelen zich het minst afhankelijk van media (40% geeft aan zich helemaal niet afhankelijk te voelen). Over het algemeen voelen vrouwen zich iets meer afhankelijk van media dan mannen (ongeveer 12% verschil). Maar liefst 64% van de studenten geeft aan dat mediagebruik soms ten koste gaat van belangrijke levensaspecten zoals concentratie,beweging en slaap (zie Bijlage IV, figuur 5). Hierbij is het percentage mannen en vrouwen vrijwel gelijk. Studenten Techniek, Industrie en Bouwkunde en Gezondheidszorg/Welzijn hebben hier het minst last van (ongeveer de helft). Bij andere studierichtingen ligt dit percentage beduidend hoger. Ruim twee derde van de respondenten geeft aan wel eens moeite te hebben om recreatief mediagebruiken en professioneel mediagebruik (bijvoorbeeld voor werk of studie) te scheiden. Hierbij is het percentage mannen en vrouwen vrijwel gelijk. Daartegenover staat dat ongeveer twee derde van de respondenten zegt media tijdens het studeren ook als ontspanning te gebruiken (zie Bijlage IV, figuur 7). Dit geldt in meerdere mate voor mannen dan voor vrouwen (ongeveer 12% verschil). Afhankelijkheid mediagebruik Ongeveer 80% van de respondenten geeft aan zijn telefoon meestal bij zich te hebben en onrustig te worden wanneer dit niet zo is. Als een berichtje op de telefoon binnenkomt wordt deze meestal meteen gelezen (ongeveer 80% geeft dit aan regelmatig te doen). Meer dan twee derde van de respondenten stuurt zelfs regelmatig meteen een berichtje terug (ongeacht de situatie). Er is hierbij vrijwel geen verschil tussen mannen en vrouwen. Zie Bijlage IV, figuur 6. Iets minder dan de helft van de respondenten geeft aan onrustig te worden wanneer hij/zij weet een berichtje te hebben maar dit niet meteen kan lezen. Vrouwen worden hier vaker onrustig van dan mannen (ongeveer 10% verschil). Vrouwen zijn ook banger om belangrijke dingen te missen wanneer ze (sociale) media niet regelmatig checken. In totaal geeft ongeveer de helft van de respondenten aan wel eens last te hebben van FOMO (Fear Of Missing Out). Studenten Techniek, Industrie en Bouwkunde zijn over het algemeen het minst afhankelijk van media. Studenten Natuurwetenschappen/Informatica scoren het laagst op FOMO. Mediagebruik en multitasken tijdens de colleges Bijna driekwart van de respondenten zegt tijdens de hoorcolleges wel eens media voor privédoeleinden te gebruiken (zie Bijlage IV, figuur 8). Slechts 14% geeft aan media enkel voor studiedoeleinden te gebruiken en 12% geeft aan tijdens de hoorcolleges helemaal geen media te gebruiken. De percentages bij mannen en vrouwen zijn praktisch gelijk. Dit geldt ook voor de resultaten voor hoor- en werkcolleges.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
56
De meeste studenten (70%) zeggen digitale media tijdens de colleges als afleiding te gebruiken wanneer ze de colleges / de studiestof niet interessant vinden. De media die tijdens colleges het meest geraadpleegd worden zijn sociale en communicatie media zoals Facebook, Twitter, E-mail, Whatsapp en SMS. Het percentage van social mediagebruik ligt in dit geval bij vrouwen iets hoger (+10%) dan bij mannen. De grootste afleider tijdens een college is geluidsoverlast (68%), gevolgd door gesprekken met medestudenten (57%), binnenkomende berichten op laptop/telefoon (48%) en mediagebruik van andere studenten (35%). Andere afleiders die genoemd worden zijn: slechte docenten, slecht functionerende apparatuur, interne afleiding en medestudenten die te laat binnenkomen. Vrijwel alle studenten maken aantekeningen tijdens de colleges (slechts 7% geeft aan nooit aantekeningen te maken). Het aantal studenten dat aantekeningen maakt op papier is hoger dan het aantal studenten dat digitaal aantekeningen maakt (56% tegenover 36%). Daarnaast geven veel studenten aan van beide opties gebruik te maken. Bijna 90% van de studenten geeft aan media wel eens als afleiding te gebruiken wanneer ze zich niet op een college kunnen concentreren. Ongeveer de helft van de studenten geeft aan dit soms te doen, bijna één derde doet dit regelmatig en 8% van de respondenten geeft aan dit vaak te doen. Maar liefst 44% van de studenten denkt zich beter te kunnen concentreren wanneer digitale media in de collegezaal worden verboden. Ongeveer 17% zou dit vervelend vinden omdat zij media regelmatig gebruiken voor studiedoeleinden. Ongeveer 12% denkt onrustig te worden wanneer zij tijdens de colleges geen gebruik kunnen maken van media en ruim 26% denkt dat dit totaal geen invloed op hen heeft. Er zijn hierbij geen duidelijke verschillen tussen mannen en vrouwen. Het overgrote deel van het mediagebruik tijdens de colleges is niet studiegerelateerd. Maar liefst 40% geeft aan dat méér dan de helft van hun mediagebruik tijdens de colleges niet gerelateerd is aan de studie. Slechts 3,6% van de respondenten zegt dat hun mediagebruik tijdens de colleges volledig studiegerelateerd is. Mediagebruik en multitasken tijdens het studeren Maar liefst 74% van de studenten studeert meestal thuis, 14% studeert meestal op school en ongeveer 11% studeert in de bibliotheek. Ander genoemde studieplekken zijn: onderweg (openbaar vervoer) en in het ouderlijk huis (voor uitwonende studenten). De grootste afleiders tijdens het studeren zijn binnenkomende pushberichten op telefoon/tablet of laptop en personen in de directe omgeving (meer dan de helft van de studenten zegt hierdoor te worden afgeleid). De helft van de studenten wordt ook weleens afgeleid door geluidsoverlast. Andere genoemde afleiders zijn: televisie die
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
57
aanstaat, interne afleiding en andere taken die simultaan met het studeren worden uitgevoerd. Maar liefst 90% van de respondenten geeft aan afleiding te zoeken in de vorm van digitaal mediagebruik wanneer zij zich niet kunnen concentreren op het leren voor een tentamen (bij het maken van een studieopdracht is dit percentage ongeveer gelijk). Meer dan een derde van de respondenten geeft zelfs aan regelmatig in dit gedrag te vervallen (zie Bijlage IV, figuur 9). Er zijn hierbij geen duidelijke verschillen tussen mannen en vrouwen. Het overgrote deel van het mediagebruik tijdens het leren voor een tentamen is niet studiegerelateerd. Maar liefst één derde van de respondenten geeft aan dat méér dan de helft van hun mediagebruik tijdens het leren van een tentamen niet gerelateerd is aan de studiestof. Slechts 2% zegt dat hun mediagebruik tijdens het studeren volledig studiegerelateerd is. Ook het overgrote deel van het mediagebruik tijdens het maken van een studieopdracht is niet studiegerelateerd. Maar liefst 30% geeft aan dat méér dan de helft van hun mediagebruik tijdens het maken van en studieopdracht niet gerelateerd is aan de opdracht. Slechts 5% zegt dat hun mediagebruik tijdens het maken van een studieopdracht volledig studiegerelateerd is. 8.2 Resultaten kwalitatief onderzoek In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de resultaten van het kwalitatieve onderzoek (aan de hand van persoonlijke interviews). De interviews zijn afgenomen onder 10 respondenten die geselecteerd zijn op basis van demografische gegevens en kwantitatieve onderzoeksresultaten. De resultaten zijn opgedeeld in vier verschillende deelonderwerpen: houding, kennis en gepland gedrag, overtuiging en motivatie, vormgeving en uitstraling en inhoud. Elk deelonderwerp wordt ingeleid met een korte samenvatting van de verzamelde resultaten, gevolgd door enkele illustrerende quotes. Zie bijlage IV voor een volledige transcriptie van de interviews. Houding, kennis en gepland gedrag De respondenten geven aan zich soms te ergeren aan hun concentratieproblemen tijdens het studeren. Ze kunnen zich niet goed focussen op de studietaak en worden afgeleid of zoeken afleiding in andere activiteiten zoals mediagebruik. Over het algemeen geven de respondenten aan in afleidende activiteiten te vervallen omdat deze het studieproces vergemakkelijken (prettiger maken voor de student). Zij geven aan dit gedrag zelf in de hand te hebben, maar soms moeite te hebben hier mee te stoppen. Fatima (23), studente Onderwijs: “Ik voel me soms best afhankelijk van media en vooral tijdens minder leuke dingen zoals tijdens het studeren of bijvoorbeeld een saai hoorcollege, laat ik me snel afleiden. Ik merk soms ook wel dat dingen langer duren omdat ik tussendoor allemaal andere dingen doe en dan steeds weer opnieuw moet beginnen.”
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
58
Sophie (18), studente Fysiotherapie: “Soms moet ik best saaie stof leren en dan kan ik me daar niet goed op concentreren. Dan pak ik vaak mijn telefoon of ga ik tussendoor allemaal andere dingen doen. Ik heb ook vaak de televisie aanstaan, wel zonder geluid, maar ik moet altijd iets op de achtergrond hebben, dat vind ik gewoon prettig.” Joep (22), student Rechten: “Als ik moet leren voor tentamens kan ik me nooit langer dan een paar minuten concentreren. Meestal ga ik dan andere dingen doen zoals gamen, mijn mail checken, Facebook checken, stomme websites bezoeken.. noem maar op. En dit doe ik eigenlijk ook tijdens saaie colleges. Ik maak aantekeningen op mijn laptop maar in de tussentijd staan er meerdere pagina’s open en check ik ook dingen die niets met het college te maken hebben.” De respondenten zijn zich er van bewust dat dit gedrag een negatieve invloed heeft op het studieproces, maar de meesten zijn niet bereid om hun gedrag aan te passen tenzij zij hier direct last van ondervinden. Ze hebben wel het gevoel hun gedrag te kunnen veranderen wanneer dit echt nodig is en doen dit soms ook wanneer er meer druk achter zit (bijvoorbeeld wanneer de deadline dichterbij komt). Sophie (18), studente Fysiotherapie: “Ik denk dat ik het wel zou kunnen veranderen als ik dat echt zou willen, maar misschien ben ik niet gemotiveerd genoeg.(..) Ik zou pas hulp zoeken als andere dingen zoals mijn werk, sport of school er onder gaan lijden.” Kirsten (21), studente Journalistiek: “Ik heb mijn gedrag zelf in de hand dus zou er niet zo snel hulp voor zoeken. Op momenten waarop ik me écht moet concentreren lukt me dat ook wel. Dan sluit ik me gewoon even van alles af. Maar dat duurt vaak niet lang haha.. Ik denk dat ik pas hulp zou zoeken als ik mijn deadlines niet kan halen omdat ik me niet lang genoeg kan concentreren. Ik zou dan op zoek gaan naar andere manieren van studeren, of vrienden vragen hoe zij het doen.” De meeste respondenten geven aan open te staan voor tips om effectiever te studeren. Ze krijgen deze tips het liefst kant en klaar aangeboden want gaan er niet snel zelf naar op zoek. De respondenten zijn overigens niet geïnteresseerd in studiebegeleiding. Dat vinden ze meer iets voor jongeren. Pas wanneer de studieresultaten lijden onder hun gedrag zullen zij zelf actie ondernemen. Het is overigens wel van belang dat deze hulp makkelijk toegankelijk is. Overtuiging en motivatie Over het algemeen geven de respondenten aan zelf niet op zoek te gaan naar hulp tenzij ze het gevoel hebben dat andere dingen zoals schoolresultaten, werk of hun privé leven daar onder lijden en/of zij het gevoel hebben hun eigen gedrag niet meer onder controle te hebben. Wanneer zij geconfronteerd worden met de nadelen werkt dit alleen als deze direct voelbaar zijn. Confrontatie met de voordelen werkt over het algemeen niet als een motivatie om hun gedrag te veranderen.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
59
Ferry (22), student Journalistiek: “Ik denk dat het eigenlijk net zo is als met roken. Je weet dat het slecht voor je is, maar toch blijf je het doen. Al ga je je vast wel anders gedragen als er iets op het spel staat- bijvoorbeeld als je anders je vakken niet haalt..” Derk (22), student Economie: “Ik weet wel dat er voordelen zijn aan geconcentreerder studeren en bijvoorbeeld je telefoon en computer uitzetten zodat je minder afleiding hebt.. maar ondanks dat blijf ik het toch doen, dus ik denk niet dat dat helpt. Ik heb echt een tastbaar doel nodig wil ik iets gaan veranderen. Anders is het best makkelijk om gewoon in je routine te blijven hangen.” Studenten geven aan niet snel zelf op zoek te gaan naar hulp. Ze zullen eerst proberen zelf hun gedrag aan te passen. Wanneer hen dat niet lukt vragen ze eerst advies aan leeftijdsgenoten, mocht dit geen oplossing bieden dan gaan ze eventueel zelf op zoek naar studietips. Bijna alle studenten staan overigens open voor studietips wanneer deze door leeftijdsgenoten of docenten worden aangeboden. Of ze deze ook zullen toepassen is afhankelijk van het verwachte effect, de geleverde inspanning en de consequenties van hun gedrag. Jochem (23), student Bouwkunde: “Ik denk dat medestudenten een betrouwbare bron zijn. Als iets werkt voor hen werkt het misschien ook voor jou. Dit geldt eigenlijk ook wel voor docenten, al zou ik er met een docent minder snel over praten.” Vormgeving en uitstraling Studenten geven aan de informatie het liefste online te bekijken, met name omdat ze de informatie hierdoor kunnen opzoeken wanneer ze deze nodig hebben. Een eenmalige workshop/college op school wordt door de meeste studenten positief ontvangen. Wel is het belangrijk dat de spreker een betrouwbare en geloofwaardige bron is (bij voorkeur van buiten de school) en dat de informatie daarna ergens na te lezen is. Ook is het aan te raden de workshop een verplicht onderdeel van de studie te maken. Michelle (19), studente Bedrijfseconomie: “ Persoonlijk zou ik de informatie het liefste online hebben zodat ik het gemakkelijk zelf kan opzoeken. En het moet natuurlijk gratis zijn. (..) Ik denk dat een gastcollege of workshop ook best een goed idee is. Zo maak je studenten bewust van de gevolgen van hun gedrag en dan kun je ze laten zien dat er ook een oplossing is.” Kirsten (21), studente Journalistiek: “Ik denk een website. Een boek zou ik niet snel aanschaffen, een flyer raak je gemakkelijk kwijt, een workshop… ligt eraan…. Als ik me hier zelf voor moet opgeven waarschijnlijk niet, maar als het bijvoorbeeld verplicht via school is zou ik wel gaan.” De doelgroep gaat niet snel zelf op zoek naar informatie, dus deze moet op een aantrekkelijke manier onder de aandacht gebracht worden. Daarnaast is de bron en validiteit van de argumenten erg belangrijk (studenten zijn kritisch). De bron moet betrouwbaar en professioneel zijn. Medestudenten worden ook als een betrouwbare
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
60
bron gezien. De doelgroep wil serieus genomen worden en aangesproken worden op een manier die bij hen past. De informatie moet objectief zijn, niet sturend en toegespitst zijn op studenten. Daarnaast willen de studenten als volwassenen behandeld en aangesproken worden. Het is belangrijk dat de studenten het gevoel hebben een eigen keuze te hebben. Zij hebben behoefte aan duidelijke tips en korte bondige informatie. Kirsten (21), studente Journalistiek: “Ik zou het wel fijn vinden als de campagne zich dan ook echt alleen op studenten richt en tips geeft die voor vooral voor studenten interessant zijn. Als het heel algemeen is voel ik me toch minder aangesproken. Daarnaast denk ik wel dat je serieus moet zijn, het gaat wel om studietips en serieus studeren maar aan de andere kant moet het ook weer niet té saai zijn want dan ga je het ook niet lezen.” Maya (23), studente Voeding en Diëtetiek: “Het onderwerp gewoon op een volwassen manier benaderen. Ik denk dat je gewoon feiten moet geven en misschien tips hoe je het ook anders kan aanpakken en studenten daar ook samen over laten praten, misschien kunnen ze elkaar wel helpen of studietips van elkaar overnemen. Hetzelfde geldt eigenlijk als je voor een website zou gaan. Die website moet je dan trouwens wel goed promoten, zodat studenten op het idee gebracht worden om er naartoe te gaan.” Jochem (23), student Bouwkunde: “Je moet ook uitkijken dat het niet te belerend wordt. Het zijn tenslotte studenten waar je het over hebt, geen middelbare scholieren. Je kunt ze best informatie geven, maar uiteindelijk moeten ze zelf gewoon gemotiveerd zijn om hun gedrag te veranderen.” Wanneer er een website gemaakt wordt vinden studenten het vooral belangrijk dat deze overzichtelijk is en dat hun vragen goed beantwoord worden. Ook geven sommige studenten aan interesse te hebben in websites in blogvorm en met input van andere studenten. Enkele populaire websites zijn NU.nl en NRC.nl. Inhoud De studenten zijn niet bekend met softwaretools die je helpen geconcentreerder te werken. Ongeveer de helft van de studenten staat sceptisch tegenover het installeren van deze software. Zij vinden het te grote stap en geven niet graag de controle uit handen. De andere helft van de studenten geeft aan geïnteresseerd te zijn in deze software en er meer over te willen weten. Of zij de software ook zelf zullen downloaden hangt af van de situatie en het verwachte resultaat. Studenten zijn alleen bereid de software te downloaden wanneer deze gratis is, niet teveel ruimte inneemt en makkelijk te installeren/verwijderen is. Sophie (18), studente Fysiotherapie: “Dat weet ik niet. Ligt een beetje aan het programma. Ik vind het wel heftig om zoiets helemaal op je computer te installeren. Maarja.. misschien helpt het.. ik zou wel geïnteresseerd zijn in meer informatie hierover.”
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
61
Maya (23), studente Voeding en Diëtetiek: “Ik weet niet of ik zo snel een programma zou downloaden. Denk dat ik toch eerder zelf zou proberen wat dingen aan te passen. Maar op zich kan het wel interessant zijn.. Heb je daar dan bijvoorbeeld ook apps van?” Vrijwel alle respondenten geven aan geïnteresseerd te zijn in studietips (zowel van professionals als studenten). Zij geven wel aan hier niet snel naar op zoek te gaan, maar er wel voor open te staan wanneer deze hen worden aangeboden. De studenten geven aan dat het belangrijk is dat de studietips makkelijk zijn toe te passen en dat de verwachte voordelen en inspanning duidelijk worden aangegeven. De respondenten geven tevens aan dat duidelijke studietips mogelijk motiverend kunnen werken. Maya (23), studente Voeding en Diëtetiek: “Ik zou wel interesse hebben in studietips en programma’s die je helpen bij het studeren, maar ik denk dat ik me daar pas in zal verdiepen als ik het gevoel heb dat ik het echt niet zelf kan. Ik denk dus dat je goede argumenten moet geven waarom het belangrijk is dat studenten deze tips bekijken en gebruiken en welke voordelen dat voor hen oplevert. Het is ook belangrijk dat je zeker weet dat deze tips werken. Dus de bron moet wel betrouwbaar zijn.” De respondenten zijn allemaal geïnteresseerd in gepersonaliseerde hulp / hulp op maat. Op deze manier kan elk specifiek geval de hulp krijgen die bij hem/haar past en wordt er rekening gehouden met de verschillende situaties. Dit verlaagt volgens hen de drempel om het gedrag aan te passen en is tevens een handige manier om de informatie te filteren. Stephanie (19) studente Communicatie: “Tips gebaseerd op mijn situatie? (..) Ik denk dat persoonlijke tips wel het beste werken.. daarom gaf ik ook al aan dat de tips echt gericht moeten zijn op studenten en niet gewoon mensen die worden afgeleid door media.” Geen van de studenten is geïnteresseerd in persoonlijke begeleiding via school / een externe organisatie. Zij vinden dit te extreem en te ‘betuttelend’. Zij achten zichzelf in staat zelf aan hun problemen te werken wanneer dit nodig is.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
62
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
63
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
64
9. Conclusies Het doel van dit rapport was het in kaart brengen van niet-taakgerelateerd mediagebruik van Hbo-studenten binnen de studieomgeving en het meten van hun houding, kennis en attitude ten opzichte hiervan. Deze informatie zal worden gebruikt bij de ontwikkeling van een mediacampagne die studenten bewust maakt van de negatieve gevolgen van hun gedrag en hen helpt hun gedrag aan te passen zodat ze effectiever en mediawijzer kunnen studeren. In dit hoofdstuk worden de resultaten van de verschillende onderzoeksmethodes aan elkaar gekoppeld en worden er aan de hand van de resultaten een aantal conclusies geformuleerd. Deze conclusies vormen de basis voor de aanbeveling voor de opdrachtgever, te vinden in hoofdstuk 10. 9.1 Niet-taakgerelateerd mediagebruik in de studieomgeving Uit diverse literatuurbronnen is gebleken dat studenten veel gebruik maken van media (bijna 6 uur per dag), bovendien zijn ze vrijwel allemaal in het bezit van portable devices zoals laptops en smartphones. Studenten gebruiken media vooral voor ontspanning en het opzoeken van informatie en doen dit ook regelmatig tijdens het studeren. Uit de resultaten van het literatuuronderzoek bleek dat Nederlandse jongeren tijdens het mediagebruik regelmatig multitasken. Amerikaanse college studenten gaven aan dat ze het plezierig vinden studeren en mediagebruik te combineren en de resultaten van het surveyonderzoek bevestigen dit; ongeveer tweederde van de studenten geeft aan media tijdens het studeren als ontspanning te gebruiken. Een groot deel van het mediagebruik tijdens de colleges is niet studiegerelateerd. Tijdens hoor- en werkcolleges maken bijna alle studenten wel eens gebruik van privé media die niets met het college of de studiestof te maken hebben. Verassend genoeg was er geen groot verschil tussen het mediagebruik in hoor- en werkcolleges. Bijna driekwart van de studenten gebruiken privé media wanneer ze zich niet goed kunnen concentreren (door interne of externe afleiding) of wanneer ze het college niet interessant vinden. Ook worden ze vaak afgeleid door pushmedia (binnenkomende berichten op laptop of telefoon). Naast privé doeleinden worden media ook ingezet voor studiedoeleinden. Echter 40% van de studenten geeft aan dat méér dan de helft van hun mediagebruik tijdens de colleges niet studiegerelateerd is en tijdens het studeren wordt er zelfs nog meer tijd aan privé media besteed. Sterker nog, tijdens het studeren voor een tentamen zijn media de grootste afleiders. Uit deze resultaten is te concluderen dat het niettaakgerelateerde mediagebruik binnen de studieomgeving erg hoog ligt. De vraag is echter of dit een probleem is. Wat is eigenlijk de invloed van (media) multitasken tijdens het studeren? Negatieve gevolgen van multitasken binnen de studieomgeving Uit verschillend wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat multitasken niets anders is dan het schakelen tussen verschillende taken. Hierdoor wordt geen tijd bespaard,
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
65
maar wordt de tijd besteed aan de verschillende handelingen, alleen maar langer (dit wordt veroorzaakt door een resumption lag). Multitasken tijdens het studeren leidt tot minder goede opname van informatie, maar niet altijd tot afname van prestaties(bijv. het behalen van slechtere studieresultaten), tenzij voor meerdere bezigheden dezelfde hersengebieden nodig zijn, of wanneer het om een ingewikkelde taak gaat. Over het algemeen worden voor studeren en mediagebruik dezelfde hersengebieden gebruikt, maar wanneer er veel concentratie vereist is voor het begrip of opname van de studiestof, kan dit dus mogelijk tot problemen leiden. Daarbij komt nog dat studenten die tijdens een college andere handelingen verrichten mogelijk belangrijke informatie missen (een college kan immers niet teruggedraaid worden). Niet-taakgerelateerd mediagebruik heeft dus wel degelijk negatieve gevolgen voor de student. De vraag is echter in hoeverre de student zich bewust is van deze gevolgen en in hoeverre de student zijn of haar gedrag zelf in de hand heeft. 9.2 Houding, kennis en attitude Redenen voor privé mediagebruik in de studieomgeving Uit onderzoek onder Amerikaanse collegestudenten bleek dat studenten het plezierig vonden om studeren met mediagebruik te combineren. Multitasken helpt de studenten niet, maar geeft hen wel een emotionele beloning waardoor ze het steeds weer doen. Ook uit de resultaten van het surveyonderzoek bleek dat studenten media tijdens het studeren als ontspanning gebruiken. Dit werd bevestigd in de interviews waarbij studenten aangaven tijdens het studeren vaak in afleidende activiteiten te vervallen omdat deze het studieproces prettiger maken. We weten nu dus waarom studenten multitasken en in niet-studiegerelateerde activiteiten vervallen, maar zijn studenten zich ook bewust van de mogelijke negatieve gevolgen van hun gedrag? De Amerikaanse college studenten uit voorgenoemd onderzoek erkenden dat multitasken tijdens het studeren niet effectief was, maar kozen er toch voor om dit te doen. Dezelfde resultaten kwamen naar boven tijdens de interviews. De studenten geven aan zich er van bewust te zijn dat hun gedrag een negatieve invloed kan hebben op het studieproces (tijdsverlies, minder goede opname van de stof etc.), maar zij zijn niet bereid dit gedrag aan te passen zolang ze hier geen directe gevolgen van ervaren (slechtere schoolresultaten, het missen van deadlines etc.). Wanneer studenten het gevoel hebben dat hun school en/of privéleven gaat lijden onder hun mediagebruik of wanneer ze het gevoel hebben hun gedrag niet meer onder controle te hebben zullen zij pas actie ondernemen. Media-afhankelijkheid onder studenten Veel studenten geven aan hun eigen gedrag in de hand te hebben, maar de vraag is in hoeverre dat waar is. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat veel jongeren zich afhankelijk voelen van media, niet zomaar te kunnen stoppen en interne onrust ondervinden wanneer zij geen toegang hebben tot media (NAMM, 2012). Onderzoek van Rosen et al. toonde aan dat 75% van de Amerikaanse college studenten minimaal elk uur zijn berichten checkt en 41% van de ondervraagde studenten zich wel eens zenuwachtig voelt wanneer er geen mogelijkheid is om zijn/haar berichten te checken.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
66
Vooral studenten met weinig zelfcontrole, extraverte personen en studenten met weinig megacognitieve kennis laten zich sterk beïnvloeden door deze mediaprikkels. Aan de hand van het surveyonderzoek werd gekeken naar de mate van mediaafhankelijkheid onder Nederlandse Hbo-studenten. Uit de gegevens bleek dat veel studenten zich wel eens afhankelijk voelen van media en dat mediagebruik soms ten koste gaat van andere belangrijke levensaspecten. Bijna alle studenten geven aan hun telefoon altijd bij zich te hebben en onrustig te worden wanneer dit niet zo is. Bovendien worden bijna alle binnenkomende berichtjes meteen gelezen en stuurt meer dan twee derde van de studenten regelmatig meteen een berichtje terug. Daarbij komt nog dat ongeveer 75% van de studenten wel eens moeite om recreatief en professioneel mediagebruik te scheiden. Deze resultaten tonen aan dat de meeste studenten wel een zekere afhankelijkheid vertonen. De vraag is echter, of bepaalde studenten vatbaarder zijn voor media-afleiding. Persoonsverschillen Vrouwen voelen zich over het algemeen iets meer afhankelijker van media dan mannen, dit bleek uit de resultaten van het surveyonderzoek. Dit heeft mogelijk te maken met het feit dat het onderhouden van contacten bij vrouwen vaak een belangrijkere rol speelt dan bij mannen. Studenten Techniek, Industrie en Bouwkunde en Gezondheidszorg/Welzijn lijken iets minder afhankelijk van media dan studenten uit andere studierichtingen en studenten Natuurwetenschappen/Informatica zijn het minst bang om dingen te missen wanneer zij geen toegang hebben tot media. Het verschil tussen de diverse studierichtingen heeft mogelijk te maken met bepaalde karaktereigenschappen van de studenten. Het is bijvoorbeeld te verwachten dat studenten binnen de gezondheidszorg meer megacognitieve kennis hebben en beta studenten een meer introverte persoonlijkheid. Dit maakt hen minder vatbaar voor mediaprikkels van buitenaf, waardoor ze zich beter kunnen focussen. Of deze aanname waar is zou in later verder onderzocht kunnen worden. We kunnen concluderen dat bijna alle studenten wel eens door media worden afgeleid en soms hun mediagedrag niet helemaal in de hand hebben. De vraag is echter hoe wij studenten het beste kunnen begeleiden en kunnen helpen hun gedrag aan te passen wanneer dit nodig is. Voordat we deze vraag kunnen beantwoorden is het belangrijk te kijken naar de houding (attitude) van de doelgroep tegenover het gedrag en hoe en wanneer zij bereid zijn over te gaan tot gedragsverandering. 9.3 Basis voor een mediacampagne Een platform voor de mediawijze student Uit het kwalitatieve kwam naar voren dat studenten wel openstaan voor hulp, maar hier niet snel zelf naar op zoek gaan. Studenten gaan zelf pas op zoek naar hulp wanneer ze directe negatieve consequenties van hun gedrag ondervinden zoals bijvoorbeeld het behalen van slechtere schoolresultaten. Het is dus belangrijk hen een platform te bieden waar zij terecht kunnen wanneer ze hulp nodig hebben. Omdat de meeste studenten aangeven wel open te staan voor informatie, maar niet altijd
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
67
gemotiveerd zijn om hier zelf naar op zoek te gaan is het belangrijk dat deze informatie hen actief wordt aangeboden. Wanneer zij het belang van gedragsverandering inzien en kant en klare tips krijgen aangeboden wordt het proces van gedragsverandering vergemakkelijkt. Advies en tips voor mindful mediagebruik Alle besproken theorieën en strategieën met betrekking tot (media)afleiding, concentratie en effectieve informatieverwerking focussen zich op bewust en gecontroleerd mediagebruik. Bewust ‘mindful’ mediagebruik kan worden gerealiseerd door hier openlijk over te praten en informatie met elkaar te delen, maar ook door bewustwordingsprocessen van buitenaf te activeren door middel van psychologische testen en tips van professionals. Deze strategie sluit goed aan bij de eerste stap van de theorie van gepland gedrag (zie §6.3); een theorie die een aantal factoren geeft waaraan moet worden voldaan voordat mensen een bepaalde gedragsintentie omzetten in gedrag. Tijdens de eerste stap wordt er een attitude tegenover het geplande gedrag gevormd (in dit geval effectiever en mediawijzer studeren). Het is belangrijk dat er tijdens deze stap een bewustwordingsproces in gang wordt gezet waarbij de student meer te weten komt over de gevolgen van zijn/haar mediagedrag. Gebaseerd op deze informatie kan de student een attitude vormen. De tweede beïnvloedende factor van de theorie van gepland gedrag richt zich op subjectieve sociale normen. Hierbij wordt er gekeken naar wat de omgeving vindt van de geplande gedragsverandering. Het is belangrijk dat de doelgroep in een motiverende en vertrouwde omgeving wordt geplaatst waarin vrije discussie kan plaatsvinden. Deze discussie kan het beste direct plaatsvinden na de activering van het bewustwordingsproces omdat de studenten op dit moment nog actief met het onderwerp bezig zijn. Belangrijk is dat de gedragsverandering op een positieve manier benaderd wordt en dat dit gebeurt in een stimulerende omgeving. Wanneer de doelgroep ziet dat andere studenten gemotiveerd zijn en openstaan voor gedragsverandering zullen zij hier ook positiever op reageren. De laatste stap van de theorie van gepland gedrag richt zich op de ingeschatte gedragscontrole. Hierbij gaat het erom of de studenten denken dat ze hun eigen gedrag kunnen veranderen. In het kwalitatieve onderzoek gaven de studenten al aan hun gedrag zelf in de hand te hebben, maar uit de resultaten van het kwantitatieve en literatuuronderzoek blijkt dit niet altijd het geval te zijn. Het is daarom belangrijk dat de studenten een aantal simpele hulpmiddelen en strategieën krijgen aangereikt waardoor ze meer vertrouwen krijgen in hun eigen gedragscontrole. Dit kan bijvoorbeeld worden gedaan aan de hand van een aantal handige studietips. Belangrijk hierbij is dat de informatie afkomstig is van een betrouwbare bron. In de interviews gaven studenten aan dat dit zowel medestudenten als professionals kunnen zijn. Media niet verbannen, verantwoordelijkheid ligt bij de student Uit het kwalitatieve onderzoek kwam naar voren dat het erg belangrijk is dat de studenten het gevoel hebben dat de verandering in hun eigen belang is en niet omdat iemand anders hen dit oplegt. Het is daarom belangrijk dat het onderwerp op een
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
68
volwassen, wetenschappelijke manier wordt benaderd en dat de opdrachtgever enkel een adviserende rol speelt. Mede hierom is een fear appeal (zie §6.2) ook geen geschikte overtuigingsmethode en worden persoonlijke coaching en begeleiding ook afgeraden. Methodes waarbij de externe afleiders (media) uit de studieomgeving worden verbannen of waarbij bepaalde mediabreaks worden ingevoerd (zie § 7.1) zullen waarschijnlijk niet het gewenste effect hebben omdat hiermee de verantwoordelijkheid bij de student wordt weggenomen en er mogelijk een interne afleider overblijft. Bovendien is het met de integratie van media in het huidige onderwijssysteem onmogelijk en ongewenst om media volledig uit de studieomgeving te bannen. Het is belangrijker om studenten te leren om met deze veranderingen om te gaan en hen te helpen bewuste(re) keuzes te maken in hun mediagedrag. De studenten moet leren hun verantwoordelijkheden te nemen en zelf in te zien wanneer multitasken gepast is en wanneer multitasken het leerproces negatief kan beïnvloeden. Hierbij hoeven hen geen regels opgelegd te worden. Deze aanpak sluit aan bij de kernwaarden van de opdrachtgever besproken in hoofdstuk 3.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
69
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
70
10. Advies Op basis van de verzamelde onderzoeksresultaten is een campagnevoorstel samengesteld. Dit campagnevoorstel is gericht aan de uitvoerende organisatie(s) bestaande uit de opdrachtgever en zijn netwerkpartners. De onderzoeker vervult hierbij de rol van adviseur. In dit hoofdstuk wordt een advies geformuleerd voor de opzet van een mediacampagne die de doelgroep aanzet tot bewuster en effectiever studiegedrag. De campagne zal mogelijk worden uitgevoerd door een van de Mediawijzer netwerkpartners en bestaat uit een eenmalige workshop op hogescholen en een website en Facebook pagina met aanvullende informatie en studietips. 10.1 Selectie netwerkpartner Voor de uitvoering van de in dit hoofdstuk beschreven campagne zal een uitvoerend netwerkpartner benaderd worden. Bij de keuze van een geschikte netwerkpartner spelen een aantal zaken een belangrijke rol. Allereerst is het belangrijk dat de organisatie over de juiste ervaring en expertise beschikt. De organisatie moet verstand hebben van het behandelde onderwerp (mediawijs studeren) en affectie met de doelgroep hebben. Daarnaast is het belangrijk dat de organisatie de juiste middelen kan bieden en in staat is deze zelfstandig te onderhouden en verder te ontwikkelen. De doelgroep hecht veel waarde aan de objectiviteit en betrouwbaarheid van de organisatie en er wordt voorkeur gegeven aan een (non-profit) organisatie die niet met de onderwijsinstelling verbonden is. Uit de lijst met actieve netwerkpartners (oktober 2013) is alvast een selectie gemaakt van geschikte netwerkpartners. De organisaties zijn geselecteerd op hun expertise, ervaring en aansluiting bij de campagnedoelstellingen: • Universiteit Leiden: biedt naast een website met studie- en concentratietips al verschillende workshops en trainingen aan. • Welten Instituut: is een nieuw onderzoekscentrum binnen de Open Universiteit die zich richt op leren, doceren en technologie. Naast onderzoek ontwikkelt het centrum ook workshops en onderwijsprojecten. • Infovaardig: biedt workshops op het gebied van mediawijsheid. De workshops zijn bedoeld voor scholen die met media en informatieaardigheden in hun lessen aan de slag willen. Wanneer er een samenwerking wordt gestart met een van de netwerkpartners kan de campagne worden aangepast aan de doelstellingen van de uitvoerende organisatie. Studiewijzer.net De projectnaam van de (tijdelijke) campagne is Studiewijzer.net (afgeleid van Mediawijzer.net). Studiewijzer.net is een campagne gericht op de student die ‘wijzer’ (effectiever en mediawijzer) wil studeren. Bovendien is de campagne een ‘wijzer’ – iets, iemand die aantoont –hoe je het beste kunt studeren. De projectnaam kan eventueel
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
71
nog worden aangepast naar de wensen van de uitvoerend netwerkpartner, maar wordt in dit rapport als uitgangspunt gebruikt. 10.2 Eenmalige verplichte workshop Tijdens een éénmalige verplichte workshop op scholen kunnen studenten bewust worden gemaakt van de effecten van media-afleiding. Vervolgens kunnen er verschillende oplossingen worden geboden om deze effecten te beperken. Het doel van de workshop is inspireren, adviseren en informeren. Binnen de workshop zal de methode van Joanne Cantor (zie hoofdstuk 7.1) worden toegepast. Middels deze methode kunnen studenten aan de hand van enkele simpele psychologische testen zelf ervaren hoe hun brein in verschillende situaties reageert. Op deze manier worden de metacognitieve vaardigheden van de studenten vergroot en krijgen de studenten meer inzicht in de gevolgen van hun mediagedrag. Bovendien leren ze zich te focussen en te concentreren, beloningen uit te stellen en te begrijpen wanneer mediagebruik gepast is en wanneer mediagebruik het leerproces negatief kan beïnvloeden. Bewustwording en vergroten van metacognitieve vaardigheden Een workshop is een geschikte methode om de metacognitieve vaardigheden van de studenten te vergroten en hen bewuster met media te leren om te gaan. Door de workshop verplicht te maken kun je tevens in één keer een grote groep studenten bereiken. In de interviews gaven studenten al aan zich wel bewust te zijn van de effecten van hun gedrag, maar dit gedrag pas aan te passen wanneer zij hier de directe gevolgen van ervaren. Ook gaven ze aan niet zelf op zoek te gaan naar informatie zoals studie- of concentratietips. Middels deze workshop kunnen de studenten aan de hand van psychologische testjes direct de gevolgen van media-afleiding ervaren en kan hen ook direct een oplossing geboden worden. Zo hoeven de studenten niet zelf op zoek naar hulp, maar kunnen ze de informatie uit de workshop direct toepassen wanneer nodig. De éénmalige verplichte workshop wordt gegeven aan het begin van het eerste studiejaar. Belangrijk is dat de spreker een betrouwbare bron is met een professionele achtergrond. Bij voorkeur iemand van buiten de school, met een achtergrond in de gedragswetenschappen. Tijdens deze workshop speelt interactie en discussie een belangrijke rol. Wanneer de student actief betrokken wordt bij het proces zal de informatie beter onthouden worden en zal de student zich meer met het onderwerp verbonden voelen. In de interviews gaven studenten al aan medestudenten als een betrouwbare bron te zien, het is daarom belangrijk dat studenten binnen een actieve discussie persoonlijke studierituelen en focus- en concentratietips met elkaar kunnen delen. Deze informatie is tevens belangrijk voor de verdere ontwikkeling van de workshop en voor het creëren van positieve sociale feedback. Inhoud workshop De workshop bestaat uit de volgende onderdelen: • introductie in het menselijk brein (studenten komen meer te weten over hoe hun brein in verschillende situaties functioneert);
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
72
• psychologische testjes (testjes waarbij de effecten van multitasken worden aangetoond); • discussie (tegen welke problemen loop jij aan tijdens het studeren en hoe los je dit op?); • studietips effectief studeren (studietips en –tools van studenten en professionals). Het is belangrijk dat de doelgroep op een volwassen manier benaderd wordt en zich serieus genomen voelt. De Mediawijzer.net kernwaarden positief, neutraal en transparant spelen hierbij een belangrijke rol. De informatie moet niet sturend zijn en zijn toegespitst op de doelgroep. Het is tevens erg belangrijk dat studenten het gevoel hebben een eigen keuze te hebben. Zij moeten niet ‘bang gemaakt worden’ en er moet geen druk op hen gelegd worden. Het doel van de workshop is het aanbieden van (metacognitieve) informatie en tips. De doelgroep moet middels de workshop geïnspireerd en geïnformeerd worden. Vormgeving workshop De workshop zal dezelfde huisstijl hebben als de bijbehorende website. Hierbij is het vooral belangrijk dat de informatie duidelijk en overzichtelijk gepresenteerd wordt (aan de hand van voorbeelden) en dat de presentatie en spreker een professionele uitstraling hebben. In bijlage VIII vind je een visualisatie van (een deel van) de presentatie. Theorie van gepland gedrag Omdat het belangrijk is dat de studenten op basis van de verkregen informatie tot actie overgaan wordt er gewerkt vanuit de theorie van gepland gedrag (zie hoofdstuk 6.5). Deze theorie stelt dat er drie factoren zijn die bepalen of mensen bepaalde gedragsintenties of gedrag gaan vertonen. Door studenten bewust te maken van de effecten van hun gedrag wordt geprobeerd de houding tegenover het geplande gedrag te veranderen. Door discussie te bevorderen en gezamenlijk naar een doel toe te werken wordt de positieve sociale feedback benadrukt en zullen de studenten gemotiveerder zijn om actie te ondernemen. Tenslotte wordt de ingeschatte gedragscontrole positief beïnvloed door de studenten diverse strategieën en hulpmiddelen aan te reiken waardoor ze meer vertrouwen krijgen in eigen gedragscontrole. Aan de hand van de testresultaten en tips van medestudenten zullen zij meer vertrouwen krijgen in hun eigen capaciteiten. 10.3 Website met studietips voor de mediawijze student Als aanvulling op de workshop zal er een website gelanceerd worden met hierop extra informatie en studietips. Op deze website kunnen studenten terecht voor alle onderwerpen die tijdens de workshop aan bod zijn gekomen, evenals studie- en concentratietips (van zowel studenten als professionals), handige links, testjes en achtergrondinformatie. Het doel van de website is inspireren, informeren en adviseren. Het is belangrijk dat de informatie op de website betrouwbaar en objectief is en dat de bezoeker op een neutrale manier benaderd wordt. De informatie moet kort en bondig zijn en zijn toegespitst op de doelgroep.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
73
Inhoud en indeling De website zal verdeeld worden in de volgende subpagina’s: • nieuws (informatie en artikelen over multitasken, effectief studeren, timemanagement, onderzoek etc.) • studie- en concentratietips (van studenten en professionals) • test jezelf: Ben ik een goede multitasker? / Welke studiestrategie past bij mij? / Verschillen tussen high en low multitaskers • downloads (softwaretools en studieschema’s) • handige links. De website heeft als doel de drempel te verlagen en de doelgroep te motiveren kleine dingen in hun studiegedrag aan te passen. Belangrijk is dat alle tips makkelijk zijn toe te passen en dat er informatie beschikbaar is voor elk type student. Door het toevoegen van persoonlijke testen over studiegedrag, concentratievermogen en afleiding kan elke student persoonlijke (studie)hulp krijgen. Bovendien is er achtergrondinformatie te vinden over manieren om je hersenen te trainen en zo effectief mogelijk te gebruiken. Door studenten praktische tips en argumenten te bieden zullen zij meer vertrouwen krijgen in hun capaciteiten en meer gemotiveerd raken om over te gaan tot gedragsverandering. Uitstraling en vormgeving Het is belangrijk dat de website er overzichtelijk en professioneel uitziet. De student moet zich serieus genomen voelen en de organisatie als een betrouwbare bron zien. Belangrijk is ook het toevoegen van achtergrondinformatie aangevuld met (audio)visueel materiaal. Veel websites gericht op de doelgroep bieden informatie aan in een soort blogvorm. Op de homepage worden actuele artikelen en nieuwsberichten geplaatst en specifieke informatie is te vinden via de hoofdnavigatie of zoekbalk. Ook in de interviews gaven enkele studenten aan dit een aantrekkelijk format te vinden. Het is dan ook aan te raden dit format over te nemen en de homepage te gebruiken voor het uitlichten van actuele wetenschappelijke inzichten, studiestrategieën en andere belangrijke pagina’s op de website. In bijlage VIII vind je een voorbeeld van hoe de homepage van de website er uit kan komen te zien. Bij dit ontwerp is er uitgegaan van de huisstijl van Mediawijzer en er is gekozen voor een rustige basis lay-out, waardoor de website overzichtelijk blijft en de studenten makkelijk kunnen vinden waar ze naar op zoek zijn. Het daadwerkelijke ontwerp kan worden aangepast aan de huisstijl van de uitvoerend netwerkpartner. Uitvoering ontwerp Voor het ontwerpen en ontwikkelen van de website kan gebruik worden gemaakt van de diensten van Accent Interactive, netwerkpartner en full service internetbureau. Accent Interactive ontwikkelde al veel succesvolle websites voor de publieke omroep, non-profit organisaties en het bedrijfsleven. De website zal worden gepromoot tijdens de workshop en aan de hand van visuele communicatie (posters, screensavers, (digitale) informatieborden) in de periode voorafgaand aan belangrijke toetsingsmomenten zoals tentamenweken of projectdeadlines.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
74
10.4 Facebook pagina met informatie en studietips Als aanvulling op de website en workshop zal er een Facebook pagina gemaakt worden. Op deze pagina zal dagelijks content geplaatst worden die gerelateerd is aan het onderwerp (denk bijvoorbeeld aan concentratietesten, studietips en interessante weetjes) en verwijst naar de website. Facebook is een geschikt medium omdat bijna 90% van de doelgroep gebruik maakt van dit medium. Daarnaast checkt meer dan de helft van de studenten zijn of haar Facebook meerdere malen per dag (zie hoofdstuk 4). Wanneer studenten de Facebook pagina liken zullen zij dus meerdere malen per dag met de campagne in aanraking komen (de berichten verschijnen dagelijks in hun ‘newsfeed’). Hoe vaker studenten in aanraking komen met de campagne hoe groter de kans dat zij daadwerkelijk tot actie overgaan. Het is dan ook belangrijk de Facebook pagina goed te promoten. Daarnaast zullen op de Facebook pagina interessante artikelen, grappige plaatjes, filmpjes en/of cartoons geplaatst worden die in relatie staan tot (media) afleiding en concentratieproblemen bij het studeren. De verwachting is dat wanneer studenten deze informatie interessant of grappig vinden, zij deze op hun persoonlijke Facebook pagina zullen delen. Op deze manier wordt de naamsbekendheid van de campagne vergroot. In bijlage VIII vind je een voorbeeld van hoe de Facebookpagina van de campagne er uit kan komen te zien. Bij dit ontwerp is er uitgegaan van de huisstijl van Mediawijzer. Het daadwerkelijke ontwerp kan worden aangepast aan de huisstijl van de uitvoerend netwerkpartner.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
75
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
76
11. Evaluatie “Wat is het huidige niet-taakgerelateerde mediagebruik van hbo-studenten in de studieomgeving en hoe kan deze informatie gebruikt worden bij de ontwikkeling van een mediacampagne die studenten bewust maakt van de negatieve gevolgen en hen helpt hun gedrag aan te passen zodat zij effectiever kunnen studeren?” Dat was de vraag die we ons aan het begin van dit rapport stelden. Om deze vraag te kunnen beantwoorden is er actief desk- en fieldresearch gedaan. De uitkomsten van het onderzoek zijn gebruikt om het huidige gedrag van de doelgroep in kaart te brengen en een campagnevoorstel te formuleren. In dit hoofdstuk kijken we terug naar het verloop van het literatuuronderzoek en veldonderzoek en worden er enkele suggesties voor vervolgonderzoek gegeven. 11.1 Evaluatie literatuuronderzoek In het eerste stadium van het literatuuronderzoek lag de nadruk op het verzamelen van informatie over de opdrachtgever en de onderzoeksdoelgroep. Het proces verliep soepel en geschiedde grotendeels in samenwerking met de opdrachtgever. Helaas was er over de specifieke onderzoeksdoelgroep (hbo-studenten) weinig informatie beschikbaar. De meeste onderzoeken met betrekking tot mediagebruik onder jongeren en jongvolwassenen in Nederland waren gericht op middelbare scholieren en/of jongeren onder de 18 jaar. Bovendien is er weinig bekend over het studiegedrag, de leefstijl en tijdsbesteding van de specifieke doelgroep. Het tekort aan data over de onderzoeksdoelgroep benadrukt het belang van het huidige onderzoek. In het tweede stadium van het literatuuronderzoek werd er informatie verzameld die een belangrijke basis vormde voor de opbouw van het kwalitatieve onderzoek. Deze informatie was essentieel voor het begrip van verschillende psychologische processen die ten grondslag lagen aan de probleemstelling. Via de catalogi en databases van verschillende Nederlandse universiteiten werden vele actuele publicaties gevonden met betrekking tot multitasken en mediagebruik binnen de studieomgeving. De nadruk van deze onderzoeken lag vooral op social mediagebruik en de invloed van multitasken tijdens het studeren. Het overgrote deel van de gepubliceerde gegevens was gebaseerd op onderzoek onder Amerikaanse college studenten. Omdat er over Nederlandse studenten weinig gegevens bekend zijn, zijn deze gegevens gebruikt als basis voor het onderzoek. Aangezien dit mogelijk invloed heeft op de generaliseerbaarheid van de resultaten zijn de belangrijkste onderwerpen binnen deze studie aan de hand van kwantitatief onderzoek verder onderzocht. Op deze manier kan er een betrouwbaarder beeld van de onderzoeksdoelgroep geschetst worden. In het laatste stadium van het literatuuronderzoek werd informatie verzameld die een belangrijke basis vormde voor het ontwikkelen van een succesvolle campagne. Verschillende theorieën en strategieën binnen de persuasion studies werden vergeleken en in de context van de huidige studie geplaatst. Deze informatie werd in
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
77
een later stadium van het onderzoek gebruikt bij de totstandkoming van het campagnevoorstel. Vervolgens werd er informatie verzameld over een aantal (nationale en internationale) initiatieven en campagnes met vergelijkbare onderwerpen en doelstellingen. Helaas werden er weinig campagnes gevonden die zich richten op het onderwerp van deze studie. Bovendien was er vrijwel geen informatie beschikbaar over de effecten van de gevonden campagnes. Dit heeft er toe geleid dat deze informatie uiteindelijk een minder grote rol heeft gespeeld dan vooraf werd verwacht. De behandelde theorieën en strategieën aangaande media-afleiding en concentratie- problemen speelden wel een belangrijke rol bij het uiteindelijke advies en de opzet van de campagne. 11.2 Evaluatie veldonderzoek Tijdens het veldonderzoek liep niet alles zoals verwacht. Zo liep het surveyonderzoek uit vanwege een tekort aan respondenten en werd er uiteindelijk voor een andere kwalitatieve onderzoeksmethode gekozen. In deze paragraaf vind je een korte beschrijving van het onderzoeksverloop en enkele aanbevelingen voor de toekomst. 11.2.1 Surveyonderzoek Verwerken en verzamelen van onderzoeksgegevens Het surveyonderzoek begon met het samenstellen van de (halfgestructureerde) vragenlijst. Eerst werd er aan de hand van literatuuronderzoek onderzocht welke gegevens over de onderzoeksdoelgroep er al bekend waren. Vervolgens werd er aan de hand van de geoperationaliseerde onderzoeksvragen enquêtevragen opgezet. De enquêtevragen werden per thema (onderzoeksonderwerp) ingedeeld en voorgelegd aan verschillende mensen binnen de doelgroep, de opdrachtgever en de interne begeleider. Op basis van de verkregen feedback werd er een definitieve enquêteversie gerealiseerd. Vervolgens werd er een online en papieren versie van de enquête gepubliceerd. Voor de online versie is er gebruik gemaakt van het programma Thesistools. Er is voor dit programma gekozen omdat dit programma gratis is en de resultaten makkelijk te verwerken zijn. Na het publiceren van de online en papieren versie van de enquête werd er in statistisch computerprogramma SPSS een databestand aangemaakt. Na het toekennen van variabelen en omschrijvingen konden de gegevens van dataverzameling worden ingevoerd. Alle gegevens werden handmatig ingevoerd. Dit geldt voor zowel de papieren versies als de online resultaten (verwerkt in een Excel bestand). Om de kans op fouten zo klein mogelijk te houden werden er tijdens het dataverzamelingproces steekproefsgewijs data getest. Hierbij werden de gegevens van individuele enquêtes vergeleken met de ingevoerde gegevens.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
78
Verzamelen respondenten Het verzamelen van de respondenten verliep helaas niet zoals gewenst. Hierdoor heeft het onderzoek enkele vertraging opgelopen. De meeste HBO-instellingen weigerden medewerking te verlenen, waardoor het benaderen van grote groepen respondenten bemoeilijkt werd. Daarnaast viel een groot deel van de geplande onderzoeksperiode binnen de schoolvakanties, waardoor de doelgroep minder goed te bereiken was. Het onderzoek heeft hierdoor ruim drie maanden langer geduurd dan verwacht. De uiteindelijke steekproef bestaat uit 250 respondenten. Vanwege tijdsgebrek werd het einddoel van 270 respondenten niet gehaald. De verandering van de steekproefgrootte leidde tot een grotere foutmarge (5.28% in plaats van 5%), maar de verwachting is dat dit geen grote invloed heeft op de validiteit van de resultaten. De resultaten zijn over het algemeen vrij homogeen en de percentages liggen ver boven het gemiddelde. Bovendien is de steekproef representatief voor de doelgeroep en aselect gekozen (Steekproefcalculator, 2014). Mocht dit onderzoek herhaald worden dan is het aan te raden vooraf contact te leggen met belangrijke schakels binnen onderzoeksomgeving en meer tijd in te plannen voor het verzamelen van de gegevens. Er zijn diverse strategieën gebruikt om respondenten te benaderen. Dit gebeurde onder andere door actieve verspreiding van een online enquête. De link naar de enquête werd verspreid via social media zoals Facebook (groepen), Twitter en LinkedIn. Ook werd er veel gebruik gemaakt van het professionele netwerk van de opdrachtgever en werden er enkele hbo-docenten en studenten bereid gevonden om de enquête binnen hun onderwijsinstelling en vrienden- en kennissenkring te verspreiden. Ongeveer de helft van de enquêtes werd online ingevuld. Naast online enquêtes werd er ook gebruik gemaakt van papieren vragenlijsten. Deze werden verspreid tijdens schoolbezoeken waarbij de onderzoeker in en rondom faculteits-gebouwen respondenten verzamelde. Het nadeel van de laatste methode was dat deze erg arbeidsintensief was en dat de meeste hogescholen weigerden medewerking te verlenen. Een voordeel was de hoge respons; over het algemeen waren studenten die rechtstreeks benaderd werden meer bereid om mee te werken. Bij de verspreiding van de vragenlijsten werd rekening gehouden met de diversiteit en generaliseerbaarheid van de onderzoeksdoelgroep. Alle respondenten zijn tussen de 17 en 25 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 21 jaar. Binnen de steekproef lag het percentage vrouwen iets hoger dan het percentage mannen (14%). De verwachting is echter dat dit geen grote invloed heeft, aangezien het percentage vrouwen binnen de onderzoeksdoelgroep ook iets hoger ligt. De studierichting gezondheid kwam in de steekproef minder voor, maar dit zou te maken kunnen hebben met de overlapping met de studierichting ‘sociale wetenschappen’ (12% binnen de steekproef). Enkele respondenten gaven namelijk aan moeite te hebben een selectie te maken uit de gegeven studierichtingen. Volgens hen waren de studierichtingen niet duidelijk en wisten ze niet onder welke richting hun studie viel. Dit kan er toe geleid hebben dat sommige studies onder de verkeerde studierichting zijn ingedeeld.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
79
Zelfreflectie vs. gedrag Studenten maken mogelijk een inschattingsfout wanneer ze reflecteren op hun eigen gedrag. Dit leidt er toe dat de onderzoeksresultaten niet 100% betrouwbaar zijn. Introspectie of zelfreflectie – observatie van eigen gedrag – komt niet altijd overeen met het daadwerkelijke gedrag (M. Brysbaert, 2011). Dit kan verschillende redenen hebben. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat de studenten hun eigen gedrag onder- of overschatten of de verkeerde processen toeschrijven aan hun eigen gedrag of dat van anderen. Ook is het mogelijk dat de studenten bepaalde dingen bewust mooier laten lijken dan ze zijn, om zo in een beter licht te komen. Aangezien de enquêtes anoniem zijn zal het laatste een minder grote rol spelen, maar het is desalniettemin belangrijk hier rekening mee te houden. Wanneer je het daadwerkelijke gedrag van de doelgroep wil meten is het verstandig om de studie uit te breiden met bijvoorbeeld een andere onderzoeksmethode zoals observatieonderzoek. Kritische analyse enquêtevragen Op basis van de resultaten en feedback is er een kritische analyse van de enquêtevragen gemaakt. Deze analyse kun je terugvinden in bijlage VII Kritische analyse enquêtevragen. Hier worden enkele inzichten behandeld en alternatieve formuleringen, antwoordopties en antwoordschalen gegeven. Deze informatie kan worden meegenomen bij de opzet van eventueel vervolgonderzoek. 11.2.2 Interviews In het originele onderzoeksplan (zie bijlage X) werd er gekozen voor een andere kwantitatieve onderzoeksmethode dan in de uiteindelijke onderzoeksopzet. Vanwege tijdsgebrek en logistieke problemen opgelopen door uitloop van het kwalitatieve onderzoek is er in een latere fase van het onderzoek voor gekozen om de vooraf geplande panelgesprekken te vervangen door individuele interviews. In eerste instantie werd er voor panelgesprekken gekozen omdat door interactie met de panelleden gemakkelijk(er) nieuwe onderwerpen naar boven konden komen en deze verder konden worden uitgediept. Om dit probleem te ondervangen is er later gekozen voor gedeeltelijk gestructureerde interviews, die ruimte laten tot uitwijding en meer dynamisch zijn dan bijvoorbeeld gestructureerde interviews. Verwacht is dat de keuze voor een andere onderzoeksmethode geen grootschalige gevolgen heeft voor het eindresultaat, maar aan de hand van panelgesprekken was er mogelijk meer informatie naar boven gekomen. Samenstellen interviewvragen Het interviewproces begon met het samenstellen van de vragenlijst. De vragen werden ingedeeld per deelonderwerp: (1) houding, kennis en gepland gedrag, (2) overtuiging en motivatie, (3) vormgeving en uitstraling en (4) inhoud. Bij de vragen aangaande vormgeving, uitstraling en inhoud werden enkele voorbeelden behandeld die in het literatuuronderzoek naar voren zijn gekomen. Gekeken werd welke instrumenten het beste kunnen worden ingezet om de doelgroep te overtuigen en aan te spreken en er
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
80
werden vragen gesteld met betrekking tot de informatiebehoefte van de doelgroep. Selectie respondenten en afname interviews De respondenten werden geselecteerd uit de bestaande netwerken van de onderzoeker en de netwerken van respondenten. Eerder al werd er een selectie gemaakt uit de enquêterespondenten die aangaven veel te multitasken tijdens het studeren en regelmatig privé media te gebruiken tijdens belangrijke studiemomenten. Uit deze selectie werden vijf willekeurige respondenten geselecteerd en benaderd voor een interview. Alle interviews werden mondeling afgenomen en tijdens de gesprekken maakte de interviewer digitaal aantekeningen. Deze aantekeningen werden na afloop van de gesprekken verder uitgewerkt en aan de geïnterviewde voorgelegd, zodat de informatie op juistheid en volledigheid gecontroleerd kon worden. Dit was een belangrijk onderdeel van het proces omdat het mogelijk is dat de onderzoeker informatie verkeerd heeft geïnterpreteerd of onjuist heeft weergegeven en dit gevolgen kan hebben voor de betrouwbaarheid van de resultaten. De interviews waren gedeeltelijk gestructureerd. Er werd uitgegaan van een topiclijst met mogelijke onderzoeksvragen, maar er was ook ruimte om door te vragen en nieuwe onderwerpen aan het licht te brengen. Over het algemeen verliepen de interviews soepel en waren de respondenten open en bereid om alle vragen uitgebreid te beantwoorden. Tijdens de interviews lag de nadruk op de mening, kennis en motivatie van de doelgroep. Deze kwam in de antwoorden duidelijk naar voren. Er had wel dieper kunnen worden ingegaan op de vormgeving en uitstraling van de campagne, waarbij de doelgroep hun voorkeur had kunnen aangeven binnen een selectie van moodboards of wireframes. Daarnaast was het ook mogelijk geweest de doelgroep te vragen vooraf suggesties te doen voor een geschikt campagneplan. Door de doelgroep enkel te laten kiezen uit vooraf geselecteerde opties komt er minder nieuwe informatie aan het licht. Dit zou, na de selectie van een geschikte netwerkpartner, verder onderzocht kunnen worden. Verzadiging van informatie Na het afnemen van de eerste vijf interviews werden de resultaten per vraag vergeleken en werd er gecheckt op overeenkomsten. Er werden veel overeenkomsten geconstateerd (meer dan 70% van de antwoorden kwamen overeen), maar aangezien de eerste steekproef erg klein was en hierdoor geen garantie van diversiteit gegeven kon worden werd er voor gekozen nog vijf respondenten te ondervragen. Na de tweede interviewronde werden de antwoorden nogmaals vergeleken en wederom werden er vele overeenkomsten geconstateerd. Omdat er in de tweede ronde vrijwel geen nieuwe informatie aan het licht was gekomen (‘verzadiging van informatie’) werd besloten geen derde interviewronde te starten. Na afloop van de interviewprocedure werden alle resultaten ingedeeld per thema en werd er per deelonderwerp een algemene conclusie geformuleerd. Deze informatie
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
81
werd vervolgens gebruikt ter onderbouwing van de keuzes die gemaakt zijn bij de ontwikkeling van een campagneplan (zie hoofdstuk 10). Zelfreflectie vs. gedrag Er kan geen volledige betrouwbaarheid gegarandeerd worden omdat de studenten wordt gevraagd een inschatting te geven van hun gedrag en deze niet informatie niet altijd accuraat is. Zelfreflectie of introspectie – observatie van eigen gedrag – komt niet altijd overeen met het daadwerkelijke gedrag (M. Brysbaert, 2011). In de interviews wordt studenten gevraagd om hun gedrag te beschrijven en aan te geven wat de aanleiding is voor dit gedrag. Ook wordt hen gevraagd een inschatting te maken van gedragingen in de toekomst. Het is mogelijk dat hun beeld hiervan vertekend is, of dat bepaalde informatie wordt achtergehouden of ‘mooier wordt gemaakt’. De betrouwbaarheid van de informatie had verhoogd kunnen worden door het toevoegen van een andere onderzoeksmethode zoals bijvoorbeeld observatieonderzoek. 11.3 Mogelijkheden voor vervolgonderzoek Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan eventueel vervolgonderzoek worden uitgevoerd. Aan de hand van vervolgonderzoek kan het huidige onderwerp verder worden onderzocht of kunnen er nieuwe doelgroepen worden benaderd. Ook kan er na afloop worden gekeken naar de effectiviteit van de campagne; (in hoeverre) bereikt de campagne zijn doelen en wat moet er veranderen om de campagne succesvoller te maken? Hieronder worden enkele ideeën voor vervolgonderzoek gegeven: • Het probleem kan aan de hand van andere onderzoeksmethodes worden onderzocht. Zo kan er bijvoorbeeld observatieonderzoek gedaan worden om achterhalen of het gedrag van de doelgroep erger of minder erg is dan verwacht (studenten maken mogelijk een inschattingsfout wanneer ze reflecteren op hun eigen gedrag). Bovendien kan er gezocht worden naar een relatie tussen (school)prestaties en mediagebruik. Op deze manier kan er een betrouwbaarder beeld van het probleem geschetst worden. • Het probleem (afleiding door media) kan ook bij andere doelgroepen onderzocht worden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan middelbare scholieren, MBO’ers en WOstudenten. Ook kan er bijvoorbeeld onderzoek gedaan worden naar media-afleiding in andere omgevingen, zoals de werkomgeving. Wat voor invloed heeft media afleiding op de werkprestaties van werknemers? • Na selectie van een geschikte netwerkpartner kan verder onderzoek gedaan worden naar richtlijnen met betrekking tot de vormgeving van de website en de workshop. Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden aan de hand van concurrentieonderzoek waarbij er gekeken wordt naar verschillende best practices die zich richten op dezelfde doelgroep. Op deze manier kan de opdrachtgever de campagne aan de hand van zijn eigen richtlijnen specificeren.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
82
• Wanneer de campagne eenmaal in gebruik is genomen kan er onderzocht worden of de campagne effectief is (bijvoorbeeld aan de hand van surveyonderzoek onder de gebruikers). Op basis van dit onderzoek kunnen eventuele aanpassingen gemaakt worden en kan de campagne verder worden uitgebreid.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
83
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
84
Literatuurlijst Alles Over Marktonderzoek.nl. (2013). Steekproefcalculator. Geraadpleegd op 4 april 2013, van: http://www.allesovermarktonderzoek.nl/Steekproefalgemeen/steekproefcalculator Belkom, van. R. (27 december 2011). De gevolgen van de revolutie die nieuwe media heet [trends] Geraadpleegd op 6 april, van: http://www.frankwatching.com/archive/2012/11/29/van-digitale-revolutie-naarsociale-innovatie-whats-next/ Berg, Rutger (25 februari 2013). Social media verslaving: Stand van zaken. Geraadpleegd op 13 mei 2013, van: http://blog.youngworks.nl/youngworks/social-mediaverslavingde-stand-van-zaken Bowlan, Laura L., Levine, Laura E. & Waite, Bradley M et. al. (2010). Can students really multitask? An experimental study of instant messaging while reading. Elsevier: Computers & Education 54, 927-931. Centraal Bureau voor de Statistiek. (11 april 2013). Hoger onderwijs, ingeschreven naar herkomstgroepering. Geraadpleegd op 4 april 2013, van: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=71037NED &D1=0&D2=1-2&D3=0&D4=0-1,8,26,32,35,42,44,60,75,83,97,110&D5=02,5,l&D6=0&D7=l&HD=100909-1406&HDR=T,G6,G5,G2,G4&STB=G1,G3 Duivestein, S. & Bloem, J. (2012) De Donkere Kant van Sociale Media 2012 – Alarmbellen, analyse en de way-out. [rapport] Frankwatching. Dr. Dijk, van E. [hoorcollege 8: beïnvloeden, helpen/schaden] – Universiteit Leiden. 11 maart 2013. Dr. Dijk, van W. [hoorcollege 2: unconcious consumers] – Universiteit Leiden. 10 april 2013. Duncan, D., Hoekstra, A., & Wilcox, B. (2012). Digital devices, distraction, and student Performance: does in-class cell phone use reduce learning? Astronomy Education Review, 11, 010108-1, 10.3847/AER2012011. (http://www.sci.uidaho.edu/chem101/Duncan%20Distraction%20Poster.pdf) Ellis, Y., Daniels, B. & Jauregui, A. (2010). The effect of multitasking on the grade performance of business students. Geraadpleegd op 17 april 2013, van: http://www.w.aabri.com/manuscripts/10498.pdf Flora Wei, F., Ken Wang, Y. & Klausner, M. (juli 2012). Rethinking College Students’ SelfRegulation and Sustained Attention: Does Text Messaging During Class Influence Cognitive Learning? Communication Education. Vol. 61, No. 3, pp. 185-204.
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
85
Fried, B. C. (2008). In-class laptop use and its effects on student learning. Elsevier: Computers & Education. Volume 50 Issue 3, April, 2008. Blz. 906-914. Geraadpleegd op 13 mei 2013, van: http://dl.acm.org/citation.cfm?id=1342673 Geest, M. van der, Heide, M. van der & Schenk, R. (20 juni 2012). Onderzoeksverslag: Social media ..op zak, of in je hoofd? Geraadpleegd op 15 januari 2013, van: http://www.mediaenmaatschappij.nl/images/artikelen/PDF/SocialMedia%20in%20j e%20hoofd,%20Onderzoeksrapport,%20juni%202012.pdf Gorlick, A. (24 augustus 2009). Media multitaskers pay mental price, Stanford study shows. Geraadpleegd op 17 april 2013, van: http://news.stanford.edu/news/2009/august24/multitask-research-study082409.html Hogeschool van Amsterdam, Instituut voor Media en Informatie Management. (2008). MIM Schrijfgids 2008-2009. [handleiding]. Hogeschool van Amsterdam, Instituut voor Media en Informatie Management. (2010). Onderzoek. R916: Onderzoek. [syllabus] Hoyer, D. W., MacInnis, J. D. & Pieters, R. (2008). Consumer Behavior. Cengage Learning (int). Jobat (2013). 7 Softwaretools om je beter op je werk te concentreren. Geraadpleegd op 17 april 2013, van: http://www.jobat.be/nl/artikels/7-softwaretools-om-je-beter-op-je-werkte-concentreren/ Kussendrager, N. & Lugt, van der, D. (2007). Basisboek journalistiek. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (mei 2012). Nibud Studentenonderzoek 20112012: Een onderzoek naar financieel gedrag van studenten in het hoger onderwijs. Geraadpleegd op 10 maart 2013, van: http://www.nibud.nl/fileadmin/user_upload/Documenten/PDF/onderzoeken/2012 /Nibud_Studentenonderzoek_2012.pdf Mediawijzer.net (2013). Mediawijzer. Geraadpleegd op 17 mei 2013, van: http://www.mediawijzer.net/ Mercer, C. (17 september 2010). Recreational computing and texting while learning? University of Pittsburgh: Teaching Times. Geraadpleegd op 13 mei 2013, van: http://www.cidde.pitt.edu/teaching-times/recreational-computing-and-texting-whilelearning Moreno, Megan A., Jelenchick, L. & Koff, R et. al. (2012). Internet use and multitasking among older adolescents: An experience sampling approach. Elsevier: Computers in Human
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
86
Behavior 28, 1097 – 1102. Nationale Academie voor Media & Maatschappij. (mei 2012). Jongeren lijden aan Social Media Stress (SMS): Jongeren in de greep van de Sociale Media. Geraadpleegd op 15 maart 2013, van: http://www.mediaenmaatschappij.nl/images/artikelen/PDF/Onderzoekrapportage% 20Jongeren%20lijden%20aan%20Social%20Media%20Stress%20(SMS),%20mei%202 012.pdf O’Brien, K. (4 juli 2010). What happened to studying? Geraadpleegd op 13 mei 2013, van: http://www.boston.com/bostonglobe/ideas/articles/2010/07/04/what_happened_t o_studying/ Rheingold, H. (2002). Smart Mobs: The next social revolution. Perseus Books Group, USA. Rijksuniversiteit Groningen. (31 oktober 2012). Bronnen voor literatuuronderzoek. Geraadpleegd op 2 mei 2013, van: http://www.rug.nl/education/other-studyopportunities/hcv/schriftelijke-vaardigheden/voor-studenten/bronnenliteratuur/literatuur-onderzoek Rosen, Larry D. (2012). iDisorder: Understanding our obsession with technology and overcoming its hold on us. New York: Palgrave Macmillan. Rosen, Larry D., Carrier, L. Mark & Cheever, Nancy A. (2013). Facebook and texting made me do it: Media-induced task-switching while studying. Elsevier: Computers in Human Behavior 29, 948-958. Rosen, Larry D., Whaling, K. & Rab, S et.al. (2013). Is Facebook creating “iDisorders”? The link between clinical symptons of psychiatric disorders and technology use, attitudes and anxiety. Elsevier: Computers in Human Behavior. Saunders, M., Lewis, P. & Thornhill, A. (2007). Methoden en technieken van onderzoek. Amsterdam; Pearson Education. Schwarz, T. (29 mei 2012). Take back your life in seven simple steps. Harvard Business Review. Geraadpleegd op 17 april 2013, van: http://blogs.hbr.org/schwartz/2012/05/take-back-your-life-in-seven-s.html SPOT. (2012). Alles Over Tijd: Tijdbestedingsonderzoek. Geraadpleegd op 17 april 2013, van: http://www.spot.nl/docs/default-source/tijdbestedingsonderzoek/boekje-allesover-tijd-2012.pdf?sfvrsn=0 Thagard, P. (9 juli 2010). Banning laptops in classrooms: Can students multitask effectively? Geraadpleegd op 21 mei 2013, via: http://www.psychologytoday.com/blog/hotthought/201007/banning-laptops-in-classrooms-0 Tindell, D. & Bohlander, R. (2011). The use and abuse of cell phones and text messaging in the
Mediawijs studeren in een gemedialiseerde samenleving
87
classroom: A survey of college students. College Teaching. 60. Pgs. 1-9. Verhoeven, N. (2008). Wat is Onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Purmerend: Boom Onderwijs.