Prijsverschillen binnen de e(m)u gehalveerd in afgelopen veertig jaar
Hoofdstuktitel
Binnen de Europese Unie zijn de prijsverschillen voor consumptieve bestedingen volgens een gangbare maatstaf de afgelopen veertig jaar ruwweg gehalveerd. Naast de integratie van de Europese interne markt en belastingharmonisatie heeft wisselkoersstabiliteit hier in belangrijke mate aan bijgedragen. Dit zijn de belangrijkste uitkomsten van bij DNB verricht onderzoek naar prijsconvergentie in Europa. Vergeleken met de VS zijn de prijsverschillen in Europa altijd groter geweest, maar is een flinke inhaalslag gemaakt. De grootste vooruitgang is geboekt in de jaren zestig en negentig. In de tussenliggende jaren zeventig en eerste helft jaren van de jaren tachtig kwam het proces van prijsconvergentie – mede onder invloed van de turbulente ontwikkelingen op de internationale valutamarkten in die periode – nagenoeg stil te liggen.
DNB
/ Kwartaalbericht Maand 2005
47
Prijsverschillen binnen de E(M)U gehalveerd in afgelopen veertig jaar
Sinds de Tweede Wereldoorlog hebben Europese landen veel gedaan om hun markten te integreren tot één Europese markt. Politieke integratie via de weg van economische integratie moest de vrede en welvaart waarborgen in een door twee wereldoorlogen verscheurd Europa. Belangrijke mijlpalen waren de oprichting van de Europese Kolen - en Staalgemeenschap in 1951, het Europese en Monetaire Stelsel in 1979, het Akkoord van Maastricht in 1992, de vervanging van twaalf nationale Europese munten door de euro in 1999, en de recente uitbreiding van de eu met tien nieuwe lidstaten. Dit artikel brengt de betekenis van het na-oorlogse Europese integratieproces in kaart aan de hand van de voortgang van de prijsconvergentie.
Voor een deel kunnen deze zogenoemde ‘border’-effecten verklaard worden uit invoerrechten of verschillen in lokale belastingtarieven. Daarnaast zijn er non-tarifaire oorzaken die voortvloeien uit nationale of lokale wetgeving en verschillen in cultuur of smaak. Ten slotte zijn er de kosten die verband houden met de wisselkoers zoals de kosten van valutaomwisseling en het afdekken van het valutarisico. Naarmate wisselkoersen volatieler zijn, nemen de mogelijkheden toe om verschillende prijzen te hanteren in verschillende landen. Deze factoren zijn de afgelopen veertig jaar in de eu sterk veranderd. Denk bijvoorbeeld aan de Europese belastingharmonisatie en inkomensconvergentie, Europese wetgeving en producteisen. Daarnaast hebben wisselkoersen in de afgelopen veertig jaar zowel erg volatiele als stabiele perioden gekend.
Oorsprong van prijsverschillen tussen landen
Prijsspreiding vanuit macroperspectief
De wet van één prijs voorspelt dat op lange termijn prijzen van dezelfde producten overal gelijk zijn. In de praktijk blijkt dit vaak niet het geval. Het bekendste voorbeeld hiervan is de door The Economist gepubliceerde BigMac-index. Op basis van prijsverschillen tussen landen voor de BigMac-hamburger, kwalificeert The Economist de munt van een land als over- of ondergewaardeerd. De praktijk van valutaverhoudingen is echter een stuk weerbarstiger, zoals The Economist zelf ook telkens benadrukt. Aan prijsverschillen tussen landen voor identieke producten liggen diverse oorzaken ten grondslag. Om te beginnen houden prijsverschillen verband met de verhandelbaarheid van producten. Voor slecht verhandelbare producten – neem bijvoorbeeld gemeentediensten of kappersdiensten – is de prijs voor een groot deel locatiegebonden (lokale kosten voor arbeid, lokale belastingen, huren, marketing etc). Prijsverschillen voor goederen die wel verhandelbaar zijn, hangen in de eerste plaats samen met afstand. Naarmate de afstand groter wordt, nemen de kosten toe om een product van de ene naar de andere plek te vervoeren. Als de vervoerskosten groter zijn dan het verschil in prijs tussen twee locaties, is handel niet rendabel. Naast afstand spelen landsgrenzen een belangrijke rol bij het bestaan van prijsverschillen. Binnen de landsgrenzen zijn prijsverschillen voor een specifiek product vaak aanzienlijk kleiner dan over de landsgrenzen heen. De betekenis van grenzen blijkt ook uit de intensiteit van handelsrelaties. Deze zijn binnen een land vele malen dichter dan tussen landen.
Onderzoek naar prijsconvergentie is door het ontbreken van gegevens vaak gebaseerd op prijsvergelijkingen voor individuele producten of een beperkte verzameling producten. Hierboven werd het voorbeeld van de BigMac al gegeven. Een andere bekende studie is die van Goldberg en Verboven (2005) naar prijzen op de Europese automarkt. Hoewel dergelijke studies veel waardevolle informatie opleveren, is het de vraag in hoeverre resultaten voor specifieke producten algemeen geldig zijn. Daarom wordt de ontwikkeling van prijsverschillen binnen Europa in dit artikel beschouwd vanuit het bredere perspectief van de consumptieve bestedingen, namelijk op basis van de prijzen voor een gangbaar gestandaardiseerd totaalpakket aan consumptie-goederen, de zogenoemde Harmonized Index of Consumer Prices (hicp). Dit is tevens de prijsmaatstaf die door de Europese Centrale Bank wordt gebruikt in haar monetaire beleid. Belangrijk voordeel van de hicp in vergelijking tot bijvoorbeeld de nationale consumentenprijsindex (de cpi) is dat ze ingevoerd is om een betere vergelijking tussen landen mogelijk te maken. Bovendien stellen de hicp-gegevens ons in staat om veel verder in de tijd terug te kijken dan gebruikelijk op basis van microgegevens.
Inleiding
48
Meting prijsspreiding Een directe prijsvergelijking tussen landen op basis van hicp’s is niet mogelijk omdat de hicp een indexcijfer is. Voor individuele producten zijn nominale cijfers wel voorhanden, maar voor een representatief mandje van DNB
/ Kwartaalbericht Juni 2005
Prijsverschillen binnen de E(M)U gehalveerd in afgelopen veertig jaar
consumptieve uitgaven doet eurostat dit pas sinds enkele jaren regelmatig. Deze laatste in combinatie met tijdreeksen van de hicp-prijsindices stelt ons in staat om een maatstaf voor prijsspreiding te berekenen over het tijdvak 1960-2003. In Box 1 wordt de toegepaste methodiek in detail uitgelegd. Het blijkt dat deze methode niet alleen voor korte periodes maar ook voor lange periodes een goede benadering biedt voor de werkelijke absolute prijsniveaus. Dit kan ondermeer worden opgemaakt uit vergelijkbaar onderzoek voor de vs, dat teruggaat tot 1918. Vanzelfsprekend is dit resultaat niet. De samenstelling van de consumptieve bestedingen verandert in de loop van de tijd. Producten verdwijnen of worden vervangen door nieuwere.
Grafiek 1 Prijsspreiding voor drie Europese regio’s 1960-2003
Trends op macroniveau Grafiek 1 brengt de ontwikkeling van de prijsspreiding op basis van de totale hicp in beeld voor de oude eu-15, de emu en de voormalige dm-zone, gerekend vanaf 1960. Deze laatste groep landen bestaat naast Duitsland uit België, Luxemburg, Oostenrijk en Nederland. 1 Binnen alle landengroepen groeiden de consumptieprijzen naar elkaar toe. Deze ontwikkeling was het sterkst voor de dm-zone, zowel absoluut als relatief. Vanaf 1960 tot de tweede helft van de jaren tachtig trad een continue afname op van de prijsverschillen. Eind jaren tachtig waren de prijsverschillen zo goed als verdwenen.
eu
0,30 0,25 0,20 0,15 0,10 0,05 0 60
64
68
emu
72
76
80
84
88
92
96
00
dm zone
Hierna liepen deze weer enigszins op. Op Europees niveau ziet de ontwikkeling er anders uit. Het eerste dat opvalt, is dat de prijsverschillen in Europa altijd groter zijn geweest dan die in de voormalige dm-zone, en dat de convergentie zowel absoluut als relatief minder sterk was. In zowel de emu als de eu heeft de convergentie van de consumentenprijzen zich grotendeels voltrokken in de jaren zestig en negentig. De jaren zeventig en eerste
Box 1 Maatstaf voor prijsspreiding Door de ontwikkeling in de tijd van de hicp voor land ‘l’ te ijken met de absolute waarde ‘p’ van de hicp voor een bekend jaar (1999), kunnen we een tijdreeks ptl samenstellen van absolute hicp’s:
Hierin is pt het (ongewogen) gemiddelde prijspeil voor de beschouwde groep van n landen. De maatstaf neemt waarden aan tussen nul en 1. Bij volledige prijsconvergentie, ptl = pt , is de spreiding gelijk aan nul.
l ). p l1999 ptl = (HICP tl /HICP1999
In plaats van bovenstaande maatstaf op basis van gekwadrateerde prijsverschillen, kan gekozen worden voor maatstaven die minder gevoelig zijn voor uitschieters, bijvoorbeeld door absolute verschillen of logaritmes van prijzen te nemen. Voor onze analyse van de eu-15 landen maakt dit nauwelijks verschil.
t= 1960,……..,2003
(1)
De geconstrueerde reeks kan worden opgevat als een benadering van de werkelijke, maar onbekende absolute niveaus van de hicp. Alle geschaalde landenindices worden omgerekend naar dezelfde valuta. Relatieve prijsverschillen tussen landen zijn nu voor elk jaar bekend. Als maatstaf voor de prijsspreiding voor de n beschouwde landen is de in de statistiek veel toegepaste variatiecoëfficiënt genomen: pt =
DNB
1 / n ( p p ) / p n
l=1
l_ t
t
2
/ Kwartaalbericht Juni 2005
t
Alle landen hebben in vergelijking (2) hetzelfde gewicht. Kiezen voor een wegingsschema op basis van economisch gewicht, betekent de facto kiezen voor een analyse van prijsverschillen tussen de grote landen.
(2)
49
Prijsverschillen binnen de E(M)U gehalveerd in afgelopen veertig jaar
helft jaren tachtig laten daarentegen een stagnatie van de ontwikkeling zien. De eerste jaren van de 21ste eeuw laten voor alle groepen een geleidelijk verlopende convergentie zien. In veertig jaar tijd zijn de prijsverschillen in Europa ruwweg gehalveerd. Op dit moment zijn de Europese prijsverschillen qua niveau vergelijkbaar met die voor de voormalige dm-zone uit de jaren zestig. Wordt de eu opgesplitst in een noordelijke strook van Scandinavische landen, een zuidelijke strook met Zuid Europese landen en een middengroep, dan zijn de prijsverschillen het grootst voor de groep samengesteld uit de noordelijke en zuidelijke eu-lidstaten. De prijsverschillen tussen de zuidelijke eu-landen en de middenzone zijn groter dan de verschillen tussen de middenzone en de noordelijke eu-landen. Hoewel verschillende landencombinaties tot verschillende niveaus van de prijsspreiding aanleiding geven, blijft de ontwikkeling in de tijd in grote lijn dezelfde. Interessant is dat de via de macrobenadering verkregen trendlijnen sterk overeenkomen met die uit onderzoeken over kortere periodes, waarvoor een verzameling prijzen van individuele goederen als basis diende. Trends op product(klasse)niveau In hoeverre vormen de bovenbeschreven ontwikkelingen voor het volledige mandje consumptiegoederen een afspiegeling van onderliggende trends op productgroepniveau? Grafiek 2 brengt dit vanaf 1980 voor het eurogebied in beeld. Onderscheid is gemaakt naar zeven productgroepen. Tussen productgroepen blijken er grote niveauverschillen van de prijsspreiding te bestaan. Zo zijn de prijsverschillen voor productsoorten die goed verhandelbaar zijn – zoals voedingsproducten – een factor drie tot vier kleiner dan die voor zogenoemde non-tradables als wonen, of dranken en tabak met een grote belastingcomponent. Binnen de groep van verhandelbare producten zijn de prijsverschillen voor homogene producten verhoudingsgewijs klein in vergelijking met producten die een grotere diversiteit kennen. Afgezien van de verschillen in niveaus, vertonen de productgroepen in de tijd wel vergelijkbare ontwikkelingen. Zo beschouwd, is de ontwikkeling in prijsspreiding op basis van de hicp een goede afspiegeling van de tendensen op productniveau, maar geen substituut. Oorzaken Waaruit kan deze convergentie worden verklaard? Voor de voormalige dm-zone en de emu is een nadere statistische analyse uitgevoerd aan de hand van benaderin50
Grafiek 2 Prijsspreiding in emu naar productcategorie 1980-2003 0,50 0,40 0,30 0,20 0,10 0,00 80
82
84
86
88
90
92
94
96
98
00
02
Voeding
Kleding en schoeisel
Huren, gas etc.
Recreatieve/ culturele producten
Dranken en tabak
Woninginrichting
Transport/ communicatie
Totaal
gen voor de bovengenoemde componenten van de arbitragekosten. Als benadering voor de variatie in kostenniveaus in een regio is de spreiding genomen van het bruto binnenlands product (bbp) tegen factorkosten per hoofd. De invloed van de belastingen wordt gemeten door de spreiding van de indirecte belastingniveaus in de betreffende landen. De arbitragekosten zijn opgesplitst. Als indicator van de wisselkoersbijdragen aan de prijsspreiding is de gemiddelde maandelijkse wisselkoersvolatiliteit ten opzichte van de Duitse mark genomen. De mate van handelsliberalisatie ten slotte, is hier gemeten aan het aandeel van de export tussen de beschouwde landen als percentage van het regionale bbp (de zogenoemde openheid). Grafiek 3 laat het beloop van deze vier bronnen van prijsspreiding zien voor de emu en de voormalige dm-zone. Aangezien het vertrouwen in de stabiliteit van een munt pas na langere tijd wordt gewonnen, hebben we in de grafiek een vierjaarsgemiddelde opgenomen. De prijsspreiding in de emu blijkt significant van bovengenoemde factoren af te hangen.2 Uit grafiek 3 blijkt dat in periodes van slinkende prijsverschillen tussen de emu-landen, de jaren zestig, de jaren negentig en later, verschillende factoren gelijktijdig in de goede richting hebben gewerkt. In beide tijdvakken trad kostenconvergentie op en zijn de indirecte belastingtarieven geharmoniseerd. Ook onderscheiden deze tijdvakken zich door een intensivering van de DNB
/ Kwartaalbericht Juni 2005
Prijsverschillen binnen de E(M)U gehalveerd in afgelopen veertig jaar
Grafiek 3 Bronnen van prijsconvergentie in de dm-zone en emu (1960-2003) Spreiding bbp per hoofd tegen factorkosten (+)
Spreiding indirecte belastingen (+)
0,4
0,12 0,10
0,3 0,08 0,2
0,06 0,04
0,1 0,02 0
0 60
64
68
72
76
80
84
88
92
96
00
emu
dm zone
60
64
68
72
76
80
84
88
92
96
00
emu
dm zone
Openheid (–)
Wisselkoersvolatiliteit (+)
40
2,5 2,0
30
1,5 20 1,0 10
0,5
0
0 60
dm zone
64
68
72
76
80
84
88
92
96
00
emu
60
dm zone
64
68
72
76
80
84
88
92
96
00
emu
Toelichting: Een + (–) staat voor een positieve (negatieve) samenhang met de prijsspreiding.
interne handel en wisselkoersstabiliteit. Tussen deze perioden in stokte de prijsconvergentie. Voor een groot deel kan dit worden toegeschreven aan de turbulentie op de valutamarkten die ontstond na het definitief uiteenvallen van Bretton Woods in 1971. Hierdoor werd de onderliggende voortgang van de belastingharmonisatie en de verdere verdieping van de interne markt aan het oog onttrokken. Vanaf beginjaren negentig is er weer sprake van een verdere kostenconvergentie en neemt na de erm-crisis ook de wisselkoersvolatiliteit weer af. Als gevolg hiervan dalen de prijsverschillen. De kleiner wordende prijsverschillen na 1995 zijn vooral het gevolg van wegebbend wisselkoersrisico tot nul bij de invoeDNB
/ Kwartaalbericht Juni 2005
ring van de euro. In de voormalige dm-zone is prijsconvergentie een gestaag proces geweest, dat in de jaren 1980 versneld verliep en daarna onder invloed van de Duitse eenwording een tijdelijke onderbreking kende. Grafiek 3 laat zien dat in de eerste drie decennia de belastingharmonisatie, groeiende aandelen van de buitenlandse handel, kostenconvergentie en wisselkoersstabiliteit hieraan gezamenlijk hebben bijgedragen. De grafiek geeft ook inzicht in de vraag waarom de prijsspreiding in de voormalige dm-zone altijd kleiner is geweest dan in de eu: meer overeenkomst in de kostenstructuur, intensievere onderlinge handelsrelaties en stabielere onderlinge wisselkoersverhoudingen. 51
Prijsverschillen binnen de E(M)U gehalveerd in afgelopen veertig jaar
Europa vergeleken met de VS
Conclusies
Hoe verhouden onze cijfers voor Europa zich tot bijvoorbeeld de vs? De vs is een voor de hand liggende kandidaat voor zo’n vergelijking. Beide regio’s vertonen veel overeenkomsten, bijvoorbeeld qua omvang van de bevolking, economisch gewicht en oppervlakte. Wat de vs in het bijzonder een interessante bron van vergelijking met Europa maakt, is haar lange historie van monetaire en politieke eenheid. Chen en Devereux (2003) hebben recentelijk de prijsconvergentie in de vs in kaart gebracht op basis van consumentenprijzen in negentien Amerikaanse steden. Omdat zij de prijsspreiding becijferd hebben op basis van logaritmes van prijzen, is dit ten behoeve van de vergelijking in grafiek 4 ook voor het eurogebied gedaan. De verschillen met de emu-cijfers uit grafiek 1 zijn klein. De consumptieprijsspreiding in Europa is altijd groter geweest dan die in de vs. Deze verschillen waren in 1960 groot. Wel zijn de verschillen in prijsspreiding tussen beide regio’s in de daaropvolgende veertig jaren sterk geslonken, doordat de prijzen in de vs in tegenstelling tot de eu in dit tijdvak nauwelijks verder naar elkaar toe zijn gegroeid. Dit bevestigt dat prijsconvergentie in Europa in belangrijke mate het gevolg is geweest van Europese krachten. Tweede opmerkelijk feit is, dat de prijsspreiding in de voormalige dm-zone sinds 1982 onder het niveau van de vs is komen te liggen. Verantwoordelijk hiervoor zijn de nauwe handelsrelaties en stabiele wisselkoersen in een vergeleken met de vs compacter gebied.
De naoorlogse inspanningen van Europese landen om hun markten te integreren tot één markt hebben geleid tot substantieel kleinere onderlinge prijsverschillen. Daarmee is de prijsspreiding in Europa die in de vs dicht genaderd. Episodes van wisselkoersstabiliteit – in het bijzonder de jaren zestig en negentig – zijn een belangrijke stimulans geweest voor de waargenomen prijsconvergentie. Een aanzienlijk deel van de eurobaten is daarmee in de aanloop naar de emu verzilverd. Ten slotte: de in dit artikel toegepaste methode om prijsconvergentie te meten aan de hand van geschaalde hicp-cijfers, levert een betrouwbaar macrobeeld op van prijsconvergentie in Europa, als mede van onderliggende ontwikkelingen op productniveau.
Grafiek 4 Prijsspreiding Europa vergeleken met vs 0,10 0,08
Literatuur Chen, L.L. en J. Devereux, 2003, ‘Price index convergence among United States cities’, International Economic Review, 43(4), blz. 1081-1099. Faber R.P. en A.C.J. Stokman, 2004, ‘Price convergence in Europe from a macro-perspective: Trends and determinants (1960-2003)’, dnb Working Paper no. 12. Faber R.P. en A.C.J. Stokman, 2005, ‘Price convergence in Europe from a macro-perspective: Product categories and reliability’, dnb Working Paper no. 34. Goldberg, P.K. en F. Verboven, 2005, ‘Market integration and convergence to the Law of One Price: evidence from the European car market’, Journal of International Economics, 65(1), blz. 49-73. 1 Een getal van 0,25 in grafiek 1 geeft aan dat de nationale prijsniveaus circa 25% afwijken van het gemiddelde prijsniveau in de beschouwde regio. 2 Voor een uitgebreide statistische analyse zie Faber en Stokman (2004).
0,06 0,04 0,02 0,00 60
emu log
64
68
72
76
dm zone log
80
84
88
92
96
00
vs
Bron vs: Chen, L.L. en J. Devereux, 2003.
52
DNB
/ Kwartaalbericht Juni 2005