PORTFOLIO (HOSE-2)
JE PERSOONLIJKE ONTWIKKELING OP GODSDIENSTIG GEBIED 5 HAVO Naam:………………………… Klas : 5…………
-1-
OVERZICHT VAN DE UITGEVOERDE OPDRACHTEN HAVO – 5E KLAS NAAM: KLAS: DEEL-OPDRACHT
INGELEVERD D.D.
BEOORDELING
7 - startopdracht
O-V–G
8 – Lijden (deel I)
O-V–G
9 – Levensbeschouwelijk dagboek (2 dagen)
O-V-G
10 – Lijden (deel II)
O-V–G
11 – Evaluatie
O-V-G
12 – EINDGESPREK
O-V-G
PARAAF DOCENT
O-V-G
HOSE-2
!!LET OP!! ALLE GEMAAKTE OPDRACHTEN BEWAAR JE IN HET MAPJE. ALLE PORTFOLIO-OPDRACHTEN VAN DE 4E EN 5E KLAS HEB JE NODIG BIJ HET EINDGESPREK GODSDIENST. DUS GOOI NIETS WEG! @mailadres Godsdienstdocent
Dhr. K. van Wijngaarden
[email protected]
CSG CALVIJN VREEWIJK
5HAVO
© ® Godsdienst (Versie ’12)
-2Opdracht 7 (Startopdracht) Je mag met 2 personen aan deze opdracht werken Bij deze opdracht worden de volgende eindtermen getoetst: A. Vakspecifieke vaardigheden A2, A3, A4, A5 B. Beelden van mens, wereld en God B1, B2, B5 C. Ervaring en godsdienst C4, C5 D. Verbeelding en esthetiek D2 E. Moreel handelen en ethiek F. Sociale omgang en gemeenschapsvorming F1 Bij deze startopdracht draait het om de vraag: Hoe ga jij om met grote levensvragen? Neem het boek van Norman Geisler en Frank Turek met de titel: ‘Ik heb te weinig Geloof om een Atheïst te zijn’ erbij en bestudeer de inhoudsopgave van het boek goed. Lees de inleiding van het boek – blz. 11 t/m 32 aandachtig door. Maak voor jezelf een samenvatting van wat je gelezen hebt. Opdracht Als je het hoofdstuk hebt gelezen en er een samenvatting van hebt gemaakt, maak je de werkopdrachten die horen bij de inleiding van het boek. Zie hieronder. Zorg ervoor dat je het boek bij de hand hebt. Het boek is onder andere verkrijgbaar in de mediatheek. Werk alle opdrachten die je hebt gekregen uitgebreid door en maak hier een verslag van. Wanneer je hier klaar mee bent geef je een eigen mening over het onderwerp en het werk wat je hebt gedaan. Eisen die gesteld worden aan de verslaglegging van deze opdracht 1. Werk alle opdrachten helder en overzichtelijk uit in een zogenaamd werkverslag. 2. In je verslag moeten de volgende onderdelen terugkomen: je naam, klas, docent, onderwerp van de opdracht, de opdrachten en de uitwerking hiervan en je eigen persoonlijke verwerking. 3. Je eigen persoonlijke verwerking van deze opdracht bestaat uit je eigen mening die goed onderbouwd is. Veel succes. Dhr. K.F.A.W. van Wijngaarden
CSG CALVIJN VREEWIJK
5HAVO
© ® Godsdienst (Versie ’12)
-3-
A. SAMENVATTING Zoals je puzzelstukjes moeilijk aan elkaar kunt leggen zonder de afbeelding op het deksel, word je ook geen wijs uit de verschillende stukjes van het leven zonder een totaalbeeld waarin alles zijn plaats heeft. Dit 'deksel van de puzzel-doos' (juiste wereldbeeld) is nodig om de vijf belangrijkste vragen in het leven te kunnen beantwoorden: 1. Oorsprong: waar komen we vandaan? 2. Identiteit: wie zijn we? 3. Zin: waarom zijn we hier? 4. Moraal: hoe moeten we leven? 5. Bestemming: waar gaan we naar toe? De antwoorden op deze vragen zijn afhankelijk van het bestaan van God. Als God bestaat, heeft het leven uiteindelijk zin en een doel. Als het leven echt een doel heeft, is er ook een goede en een verkeerde manier om het te leiden. De keuzes die gemaakt worden, hebben dan niet alleen nu gevolgen, maar ook in de eeuwigheid. Als God niet bestaat, geldt de tegenovergestelde redenering. Als beperkte mensen bezitten we niet het soort kennis dat ons van absoluut bewijs voorziet dat God al dan niet bestaat. Buiten de kennis van ons eigen bestaan (ik weet dat ik besta, omdat ik wel moet bestaan om over die vraag na te kunnen denken) komen we op het terrein van de waarschijnlijkheid. Daarom vergen alle waarheidsclaims - ook de atheïstische - een mate van geloof. Met dit geloof worden de hiaten in kennis overbrugd. Geisler &Turek proberen in dit boek langs empirische, forensische en filosofische weg aan te tonen dat conclusies als 'God bestaat' en 'de Bijbel is waar' boven redelijke twijfel verheven zijn. Hieruit volgt dat het meer geloof vergt om een atheïst dan om een christen te zijn.
B. VRAGEN 1. Wat is het belangrijkste punt dat Geisler & Turek in hun voorwoord naar voren brengen? 2. Bespreek Frank Tureks ervaring met zijn godsdienstprofessor, zoals beschreven aan het begin van dit hoofdstuk a. Welke ervaring heb je zelf met mensen die de geloofwaardigheid van de Bijbel ter discussie stellen of zelfs belachelijk maken? b. Als je destijds de informatie uit dit boek zou hebben gehad, wat zou je dan anders gezegd of gedaan hebben? c. Frank had zich voor het college ingeschreven om erachter te komen of er echt een God is of niet. De professor moest uiteindelijk toegeven dat hij het niet wist. Denk jij dat de wetenschap uitsluitsel kan geven over het al dan niet bestaan van God? 3. Geisler & Turek stellen dat 'het deksel van de puzzeldoos' helpt bij het verkrijgen van antwoorden op de vijf belangrijkste vragen van dit leven (zie samenvatting), a. Denk je dat dit de juiste vragen zijn? Waarom wel/niet? b. Hoe ziet jouw 'deksel' eruit? Hoe gebruik je dit om een plek te geven aan wat er in je leven gebeurt?
CSG CALVIJN VREEWIJK
5HAVO
© ® Godsdienst (Versie ’12)
-44. Wanneer je de Schepper en de schepping ziet volgens de analogie schilde/schilderij, hor zou je dan het geloof van de volgende mensen omschrijven? a. Theïst? b. Pantheïst? c. Atheïst? 5. Hoewel sommige geloofsopvattingen dogmatisch zijn, kunnen andere onderworpen worden aan historisch/wetenschappelijk onderzoek. a. Welke christelijke geloofsopvattingen zijn te onderwerpen aan een dergelijk onderzoek? b. Wat zegt dit over de claim dat dergelijke overtuigingen niets anders zijn dan subjectief geloof? 6. In welke betekenis gebruiken Geisler & Turek het woord geloof ('faith') wanneer zij beweren dat een atheïst meer geloof nodig heeft dan een christen? 7. Wat wordt bedoeld met de uitspraak dat iedereen zijn geloof baseert op waarschijnlijkheid in plaats van absolute kennis? 8. Hoe gemakkelijk durf jij aan niet-gelovigen toe te geven dat je veel van het leven en van God (nog) niet begrijpt? 9. In hoeverre vormen jouw onbeantwoorde levensvragen een belemmering om jezelf over te geven aan God? 10. Kijk naar de 12 punten die Geisler & Turek bespreken om aan te tonen dat de Bijbel waar is. Probeer eens kritiek te geven op deze logische redenering? 1. De waarheid over de werkelijkheid is kenbaar. 2. Het tegenovergestelde van waar is onwaar. 3. Het is waar dat de theïstische God bestaat. Dat blijkt uit: a. Het begin van het heelal (kosmologisch bewijs); b. Het ontwerp van het heelal (teleologisch bewijs/antropisch argument); c. Het ontwerp van het leven (teleologisch bewijs); d. De morele wet (moreel bewijs). 4. Als God bestaat, zijn wonderen mogelijk. 5. Wonderen kunnen dienen om een boodschap van God te bevestigen (dat wil zeggen als daden van God ter bevestiging van een woord van God). 6. Het Nieuwe Testament is historisch betrouwbaar. Dat blijkt uit: a. Vroege getuigenissen; b. Het getuigenis van ooggetuigen; c. Niet-verzonnen (authentieke) getuigenissen; d. Ooggetuigen die niet zijn misleid. 7. Volgens het Nieuwe Testament beweerde Jezus dat hij God was. 8. Jezus' bewering dat hij God was, werd op wonderbaarlijke wijze bevestigd door: a. Zijn vervulling van tal van profetieën aangaande zichzelf; b. Zijn zondeloze leven en wonderdaden; c. Zijn voorzegging en volbrenging van zijn opstanding. 9. Jezus is dus God. 10. Wat Jezus (die God is) leert, is altijd waar. 11. Jezus leerde dat de Bijbel het Woord van God is. 12. Het is dus waar dat de Bijbel het Woord van God is (en alles wat ertegenin gaat, is dus onwaar).
CSG CALVIJN VREEWIJK
5HAVO
© ® Godsdienst (Versie ’12)
-5Opdracht 8 – Het Lijden (1) Opdracht voor 1 persoon Bij deze opdracht worden de volgende eindtermen getoetst: A. Vakspecifieke vaardigheden A2, A3, A4, A5 B. Beelden van mens, wereld en God B1, B3, B4 C. Ervaring en godsdienst C2, C3 D. Verbeelding en esthetiek D1, D2 E. Moreel handelen en ethiek E4 F. Sociale omgang en gemeenschapsvorming F4, F5 Bij deze startopdracht draait het om de vraag: Waarom is er zoveel lijden in deze wereld? We zullen tijdens de les twee weken aan deze opdracht gaat werken. Deze opdracht is een HOSE-2 opdracht en dien je met een voldoende af te sluiten. Neem goed de vragen door en beantwoord de vragen die gesteld worden. Gezien de tijdsplanning kun je het beste de opdrachten tot en met pagina 7 de eerste les maken en de overige vragen de tweede les. Aan het einde van de tweede les lever je het werk bij je docent in. Je weet inmiddels dat het Boeddhisme geen godsdienst is, maar een levensfilosofie die het lijden van de mens als uitgangspunt heeft genomen. De daaruit volgende ‘leerstellingen’ zijn ook daarop toegesneden. Je houden aan je leerstellingen betekent in het kort, dat je met een wedergeboorte ‘een stap hoger op de trap komt’. Een trap in de eeuwige cirkel van leven (‘Samsara’). Een trap die ‘Nirvana’ als ultieme top heeft. Nirvana is dan ‘de absolute rust’. Er zijn vele soorten en maten Boeddhisten. Het uitgangspunt voor deze opdracht is het Boeddhisme dat de Tibetaanse monniken "bedrijven". Een soort Boeddhisme dat als "zeer puur" wordt beschouwd; andere soorten Boeddhisme zijn veelal beïnvloed door het Hindoeïsme. Onder andere verwevingen met "Karma" (wet van oorzaak en gevolg) en meer "spirituele" zaken (meditatie/geestenverheerlijking) is deze leer stevig anders dan bij de Tibetanen (die erg afgelegen zaten van de rest). Eisen -
Je werkt tijdens twee lesuren aan deze werkopdracht. Gebruik hiervoor de werkwijzer. Je werkt zelfstandig aan deze opdracht geheel volgens de opdrachten die je van je docent krijgt. Aan het einde van de twee lessen heb je alle opdrachten beantwoord en serieus verwerkt. Alleen de volledig in gevulde werkopdrachten worden door de docent met een G beoordeeld. De docent maakt voor het beoordelen gebruik van een zogenaamd proces-voortgangregistratie.
Veel succes. Dhr. K.F.A.W. van Wijngaarden
CSG CALVIJN VREEWIJK
5HAVO
© ® Godsdienst (Versie ’12)
-6-
Opdracht 9 (levensbeschouwelijk dagboek) Opdracht voor 1 persoon Bij deze opdracht worden de volgende eindtermen getoetst: A. Vakspecifieke vaardigheden B. Beelden van mens, wereld en God B1, B2, B5 C. Ervaring en godsdienst C1, C2, C3, C4, C5 D. Verbeelding en esthetiek E. Moreel handelen en ethiek E1, E3, E5, E6 F. Sociale omgang en gemeenschapsvorming
Mensen schrijven dagboeken. Veel leerlingen doen dat ook, soms gedurende lange tijd, soms af en toe, soms zoveel ze kunnen. In een dagboek beschrijf je de gebeurtenissen van elke dag die je meegemaakt hebt, dingen die belangrijk voor je zijn geweest en die indruk op je gemaakt hebben. Als je opschrijft wat er zoal van dag tot dag gebeurd is, schrijf je een gewoon dagboek. Je zou het kunnen vergelijken met een krant, maar dan een persoonlijke. Afhankelijk van je interesses filter je de dingen die je meemaakt. Het dagboek van een modebewuste meid zal er zeker ander uitzien dan het dagboek van een Feyenoord-aanhanger. Het kan dus zijn dat twee mensen die samen op stap gaan en over die dag een dagboek schrijven, twee totaal verschillende verhalen over die dag te vertellen hebben. Op een bepaalde manier is dat natuurlijk al een vorm van levensbeschouwing. Als levensbeschouwing gaat over de waarden, zingevende zaken en datgene wat mij raakt in mijn binnenste, is het duidelijk dat de keuzes die iedereen maakt in zijn of haar dagboek een levensbeschouwelijke keuze is. Wat we in de opdracht van het levensbeschouwelijk dagboek van je vragen is een stukje dieper te duiken. Je maakt elke dag dingen mee. Die kun je als vanzelfsprekend aannemen en verder gaan. Je kunt ook je verwonderen over de dingen die je meemaakt en als het ware de waaromvraag stellen. Je staat elke dag op. Waarom zou je opstaan? Wat betekent het feit dat je opstaat? Doe je dat omdat je denkt een goede dag te zullen meemaken? Doe je dat omdat je gedwongen wordt door anderen? Vind je blijven liggen zonde van je tijd, want je hebt wel betere dingen te doen? Wat zou er gebeuren als je vaker bleef liggen? Ben je dan tevreden met jezelf? Past dat bij je eigen kijk op jezelf? Als je vaak het idee hebt dat je beter in bed kunt blijven, wat zegt dat dan van jezelf? Zal iemand die met een redelijk enthousiasme de nieuwe dag begroet anders antwoorden op de vraag “Wie ben ik?” dan iemand die het liefst diep onder zijn dekbed zou willen wegkruipen? Zo zie je dat het zogenaamd vanzelfsprekende eigenlijk totaal NIET vanzelfsprekend is. Natuurlijk begrijpen we goed dat je niet bij iedere handeling je de ‘waaromvraag’ moet gaan stellen. Dan zou je nooit meer tot handelen komen. Maar het kan geen kwaad zo nu en dan vraagtekens te stellen bij de dingen die zogenaamd normaal zijn. De kans is beslist aanwezig, dat ook jij andere ideeën krijgt waar je later blij mee bent als je je aanleert de waaromvraag wat vaker te stellen. Als je zo naar een dag kijkt, komen er allerlei zaken naar boven, die met je eigen leven te maken hebben en best belangrijk zijn.
CSG CALVIJN VREEWIJK
5HAVO
© ® Godsdienst (Versie ’12)
-7We geven enkele voorbeelden: Wat betekent het al dan niet in een prettig gezin op te groeien? Wat betekent vriendschap voor me? Waar liggen de grenzen van vriendschap? Wat heb ik voor mijn toekomst over? Ben ik in staat nee te zeggen tegen zaken die mijn vrienden voorstellen en die ik eigenlijk afwijs? Levert overdadig alcoholgebruik in het weekend iets op? Hoe tolerant ben ik? Wat geef ik om de zorgen van een ander? Waaruit blijkt dat mijn ouders van me houden? Heb ik enig idee wat voor mij een passend beroep is? Wat wil ik van een relatie? Hoe belangrijk zijn jongens/meisjes voor me? Eisen -
-
Je schrijft dit schooljaar van twee dagen een levensbeschouwelijk dagboek. Zet bovenaan de pagina ‘levensbeschouwelijk dagboek’ en het nummer van je dagboek (dit jaar dus nummer 3 en 4). Geef het dagboek een titel, zodat de lezer weet waar het over gaat. Zet daaronder de datum van de dag waarover je schrijft. Zet daaronder je naam en klas. Schrijf vervolgens de tekst van je dagboek. Het dagboek bestaat per beschreven dag uit 1 kantjes A-4, bij een normale lettergrote (dit jaar in totaal dus 3 kantjes). Aan de tekst stellen we de volgende eisen: - Je schrijft over een of twee vragen/ideeën die voor jou aanleiding zijn om het levensbeschouwelijk dagboek te schrijven. - Je geeft aan welke gebeurtenis(sen) aanleiding tot die gedachten waren(was). - Je werkt je vraag/vragen uitgebreid uit (minimaal dus 1 kantje). Je levert het dagboek in je mapje in bij je docent.
Veel succes. Dhr. K.F.A.W. van Wijngaarden
CSG CALVIJN VREEWIJK
5HAVO
© ® Godsdienst (Versie ’12)
-8Opdracht 10 – Het Lijden en de Bijbel (2) Opdracht voor 1 persoon Bij deze opdracht worden de volgende eindtermen getoetst: A. Vakspecifieke vaardigheden A2, A3, A4, A5 B. Beelden van mens, wereld en God B2, B3, B5 C. Ervaring en godsdienst C3, C4, C6 D. Verbeelding en esthetiek D1, D2 E. Moreel handelen en ethiek E5 F. Sociale omgang en gemeenschapsvorming F4, F5 Bij deze opdracht draait het om de vraag: Wat is de plaats van het lijden in de Bijbel? Tijdens de lessen zullen we twee weken aan deze opdracht werken. Deze opdracht is een HOSE-2 opdracht en dien je met een voldoende af te sluiten. Neem goed de vragen door en beantwoord de vragen die gesteld worden. Let op de tijdsplanning! Aan het einde van de tweede les lever je het werk bij je docent in.
Eisen -
Je werkt tijdens twee lesuren aan deze werkopdracht. Gebruik hiervoor de werkwijzer. Je werkt zelfstandig aan deze opdracht geheel volgens de opdrachten die je van je docent krijgt. Aan het einde van de twee lessen heb je alle opdrachten beantwoord en serieus verwerkt. Alleen de volledig in gevulde werkopdrachten worden door de docent met een G beoordeeld. De docent maakt voor het beoordelen gebruik van een zogenaamd proces-voortgangregistratie.
Veel succes. Dhr. K.F.A.W. van Wijngaarden
CSG CALVIJN VREEWIJK
5HAVO
© ® Godsdienst (Versie ’12)
-9-
Opdracht 11 (evaluatie examenprogramma leerjaar 4 en 5) Opdracht voor 1 persoon Bij deze opdracht worden de volgende eindtermen getoetst: A. Vakspecifieke vaardigheden A2, A3, A4, A5 B. Beelden van mens, wereld en God C. Ervaring en godsdienst C4, C5 D. Verbeelding en esthetiek D2 E. Moreel handelen en ethiek F. Sociale omgang en gemeenschapsvorming F1, F2
Bij deze evaluatieopdracht draait het om de vraag: Wat heb ik afgelopen jaar geleerd? Beantwoord daarom in een opstel de volgende deelvragen: 1.
a. Welke kennis en vaardigheden heb je allemaal opgedaan? Wat heeft je aangesproken, wat juist niet? Je antwoord is natuurlijk gemotiveerd met duidelijke argumenten. c. Ontbrak er iets wat je graag had willen leren?
2.
a. Hoe heb je het zelfstandig werken aan deze opdrachten ervaren? b. Welke kennis en vaardigheden heb je daardoor opgedaan? c. Heeft het portfolio volgens jou een aanvullende waarde naast de reguliere lessen? Motiveer je antwoord! d. Wat kan er verbeterd worden aan de opzet van de portfolio-opdrachten en heb je bepaalde opdrachten gemist?
3.
a. Waren de lessen nuttig en tegelijk ook leuk om te volgen? b. Welke onderwerpen hebben jou voorkeur? c. Heb je nog een laatste tip voor de docenten?
Eisen -
b.
Het opstel bestaat minimaal uit 500 woorden Je behandelt bovenstaande punten een voor een. Boven je opstel schrijf je ‘je naam’ en klas. Je levert je portfolio met alle uitgewerkte opdrachten op tijd bij je docent in.
Veel succes. Dhr. K.F.A.W. van Wijngaarden
CSG CALVIJN VREEWIJK
5HAVO
© ® Godsdienst (Versie ’12)
- 10 -
Hindoeïsme en Rituelen – POSE 3 POSE-3 Hindoeïsme/Boeddhisme – HAV0 5 - CSG CALVIJN – GODSDIENST
Het AUM-teken
Volgens sommigen zijn de drie letters de letters van de namen van de goden Agni, Varuna en Maroets. Weer anderen zeggen dat de drie letters staan voor de drieëenheid, de trimurti, Brahma, Vishnu en Shiva. In de Upanishads wordt AUM gezien als de totale energie van de schepping, het Brahman.
CSG CALVIJN VREEWIJK
5HAVO
© ® Godsdienst (Versie ’12)
- 11 -
Inleiding Tijdens de lessen hebben we uitgebreid stilgestaan bij de betekenis van het Hindoeïsme. Deze derde POSE zal in het teken van het Hindoeïsme staan. Deze POSE bestaat uit twee onderdelen die jullie tijdens de les gaan uitvoeren. Deel A is een individuele opdracht. Let goed op de werkwijzer wanneer je deze opdracht moet maken. Deel B is een Groepsopdracht waarbij jullie een collage gaan maken. De groep mag niet groter dan 3 personen zijn.
Opdracht A – individueel (1 lesuur + huiswerk) Deze opdracht maak je dus alleen. Wat is de bedoeling? 1. Je gaat een onderzoek doen naar wat er in je lesboek te vinden is over (1) de dood, (2) het huwelijk, (3) volwassen worden en (4) over de geboorte. 2. Maak door middel van je boek, boeken in de mediatheek en internet een werkverslag over wat je kunt vinden over deze onderwerpen. Aan het einde van de les wanneer je deze opdracht maakt laat je het resultaat aan je docent zien. Jouw inzet telt mee in de beoordeling. Als je nog niet klaar bent tijdens de eerste les, ga je thuis rustig verder en maak je het werkverslag verder af. Aan het begin van de tweede les als je in groepsverband verder gaat werken aan deze opdracht lever je het werkverslag bij je docent in.
LET OP!! ZONDER WERKVERSLAG (OPDRACHT A) MAG JE NIET DEELNEMEN AAN OPDRACHT B. OOK IS DEZE OPDRACHT NIET HERKANSBAAR OF OP EEN ANDER TIJDSTIP IN TE HALEN. LET DUS GOED OP DE WERKWIJZER EN PLAN JE WERK!
CSG CALVIJN VREEWIJK
5HAVO
© ® Godsdienst (Versie ’12)
- 12 -
Opdracht B – Groepsopdracht(1 lesuur + 2 uur voorbereidingstijd) Als groepje van maximaal 3 personen maak je een collage over het Hindoeïsme. De groepjes worden gevormd na het uitwerken van deel A en moet van te voren bij de docent bekend zijn. Na goedkeuring van de docent kun je aan de slag. 1. Lever aan het begin van de les jullie werkverslagen van opdracht A bij de docent in. Wie geen werkverslag heeft gemaakt kan niet deelnemen aan deze opdracht en zal in overleg met de docent ergens anders alternatief werk gaan doen. Hij/zij verliest hierbij de mogelijkheid deze POSE met een voldoende af te sluiten. Deze POSE is namelijk niet herkans baar of op een ander tijdstip in te halen. 2. Maak van te voren een duidelijke keuze over het onderwerp van de collage (huiswerk). 3. Noteer de belangrijkste punten in een les-voorbereidings-formulier. Deze is terug te vinden op http://www.godsdienstweb.nl 4. Bereid jullie creatieve verwerking goed voor. Zorg ervoor dat er voldoende illustraties zijn en dat je ongeveer weet wat er geschreven gaat worden. 5. EINDOPDRACHT IN DE LES Maak een creatieve verwerking over rituelen van het Hindoeïsme. Laat daarin zien wat je hebt geleerd door: De keuze van plaatsjes en teksten. Jullie uitleg/commentaar bij de plaatjes en teksten De verwerking van gegevens uit je lesboek en het geleerde uit opdracht A. Je bent vrij in de keuze van het materiaal dat je gebruikt. 6. Laat de volgende onderdelen terugkomen in de presentatie van jullie werk: goden, tempels, reïncarnatie, verlossing, kasten, karman en feesten.
CSG CALVIJN VREEWIJK
5HAVO
© ® Godsdienst (Versie ’12)
- 13 -
Denk aan het volgende Maak gebruik van het papier wat wordt verstrekt aan het begin van de les door de docent. Maak eerst de grote indelingen. Positioneer eerst je illustraties en teksten. Denk hierbij aan het indelen van grote vlakken. Je kunt zelf gekleurd papier meenemen om jullie effecten te versterken. Geef uitleg en toelichting bij de illustraties waarmee je laat zien dat jullie deskundig zijn op de onderdelen die je hebt gekozen. Geef uitvoerig je eigen mening en commentaar op basis van goede argumenten. Bereid je werk goed voor in de groep: bepaal de juiste onderwerpen en zorg voor een goed overeenstemming. Maak goede afspraken binnen de groep. Alle geschreven teksten moeten goed leesbaar zijn. Alle hulpmiddelen zijn toegestaan zoals: kleurpotloden, stiften, plaatsjes etc. Zorg zelf voor de hulpmiddelen zoals: schaar, lijm, stiften, potloden etc. Denk erom: maak goede afspraken wie wat doet en wie wat meeneemt nar de les. LET OP: Binnen 1 lesuur moet de collage af zijn.
Beoordeling en evaluatie Bij de beoordeling van deze opdracht wordt gelet op de volgende punten: Het werkverslag van opdracht A moet op tijd zijn ingeleverd. Verder zal er gelet worden of jullie als groep oog hebben gehad voor een evenwichtige verdeling tussen: vormgeving en inhoud. Is de informatie die je geeft een goed lopend verhaal geworden? Heb je gehoor gegeven aan de opgegeven opdrachten die je moest uitvoeren. Heel veel succes Dhr. K.F.A.W. van Wijngaarden Docent Godsdienst – CSG Calvijn Rotterdam
CSG CALVIJN VREEWIJK
5HAVO
© ® Godsdienst (Versie ’12)