Peru 2002
een mix van cultuur en avontuur een leuke, gezellige groep weinig zuurstof, hoogteziekte en diarree af en toe lange dagen
Amsterdam – Aruba ............................................................................................................................. 3 Lima ..................................................................................................................................................... 3 Bestolen ........................................................................................................................................... 4 Pisco .................................................................................................................................................... 5 Paracas ............................................................................................................................................ 5 Islas Ballestos ...................................................................................................................................... 5 Huacachina .......................................................................................................................................... 6 Nasca (lijnen) ....................................................................................................................................... 6 Begraafplaats en aquaduct .............................................................................................................. 7 Arequipa............................................................................................................................................... 8 Canyon del Colca................................................................................................................................. 9 Titicacameer ...................................................................................................................................... 11 Rieteilanden en Isla Amantani ....................................................................................................... 11 Aquila.............................................................................................................................................. 13 Cusco ................................................................................................................................................. 13 Inca-trail ............................................................................................................................................. 14 Even aangifte doen… ........................................................................................................................ 17 Adressenlijst:...................................................................................................................................... 19
2
Amsterdam – Aruba Na een weekend van feest, alcohol en opruimen gaan we nu pakken. We hebben allebei nog geen vakantiegevoel. Misschien door dat we dit keer bijna niets hebben gedaan aan voorbereiding, behalve dan de gele koorts vaccinatie anderhalve week geleden. We hebben ons beperkt tot wat T-shirts, een paar broeken, een paar extra schoenen, toiletspullen, lectuur en wat klein spul. Daarmee blijven de reistassen met 10 kg per stuk ruim onder de door Djoser gevraagde 12-14 kg. Op het station van Nijmegen torst een jonge vrouw een rugzak en werpt een steelse blik op onze bagage. José ontdekt een Djoser-label en het contact is snel gelegd: Ingrid Rikken uit Nijmegen, op weg naar Schiphol. Ons vliegtuig, een MD11 met kenteken PH-KCI, draagt de naam Moeder Theresa. Een veilig gevoel om op haar vleugels de hemel in te zweven. De negen uren tot Aruba worden noodgedwongen goed besteed. De gebruiksaanwijzing van de nieuwe digitale camera wordt in etappes doorgepluisd. Maar liefst 107 (gelukkig) kleine bladzijden. Iets waar je normaal niet aan begint. De mogelijkheden van het kleine ding zijn zo uitgebreid dat 1x lezen en proberen waarschijnlijk niet voldoende zijn. Het vliegtuig is niet vol en de meesten hebben gekozen voor de raamzijden. Hierdoor hebben José en ik in het middenpad samen 4 stoelen wat voldoende is om beurtelings bijna languit slapen. Na negen uren schudden we op lichte turbulentie langzaam omlaag naar een bewolkt Aruba. We mogen 30 minuten de benen strekken om vervolgens weer 30 minuten in de stoel moeten wachten. Buiten is het 32 graden en de warmte walst via de deur het vliegtuig in. Binnen is geen passaatwind en het is drukkend. De bemanning is inmiddels gewisseld. Het toestel is nog aan het klimmen en we zitten nog in de gordels als een purser (die met het blauwe brilletje) voorbij komt gegleden. Hij maakt gebruik van de steile hellingshoek van de vliegtuigvloer. Een komisch gezicht, het lijkt wel of hij op een skateboard staat. Ik begin alvast aan het reisverslag van mijn gewaardeerde motortrotter Jan Verschuren over Venezuela in januari 2002. Maar liefst 14 dicht beschreven A4 kantjes.
Lima Na 3 ½ uur, zakken we door het wolkendek dat steeds geler wordt van de smog, en de lichtjes van Lima doemen op. De lokale tijd is 18.30u als we voet zetten op Aeropuerto Jorge Chavez. Hier worden van Wilbert 2 appels in beslag genomen “Sorry señor, producto agricultaro!”. De groep is nu met 20 personen compleet, de bagage verzameld en we rijden met een medium bus naar ons Hostal Mama Panchita. Hier maken we kennis met Pisco Sour, het nationale drankje. Gemaakt van een soort brandewijn met limoen, opgeklopt eiwit er op en een toefje kaneel. Een lekker slaapmutsje. Na een gezellig ontbijt houden we op straat enkele taxi’s aan. Mara, onze reisbegeleidster, heeft verteld dat we kunnen afdingen tot minimaal 6-7 soles. In het verkeer heeft men blijkbaar andere regels dan wij. Doordat de snelheid beperkt is blijft het volgens Mara steeds bij bijna-ongelukken. Incidenteel zien we een auto zonder deuk. Opvallend is dat men wel respect heeft voor een rood verkeerslicht. We treffen elkaar weer op Plaza San Martin, met het standbeeld van generaal José de San Martin, die Peru bevrijdde van de Spanjolen en op 28 juli 1821 in Lima de onafhankelijkheid uitriep. We lopen door naar Plaza de Armas, hèt centrale plein van iedere stad of dorp. Het middelpunt, vergelijkbaar met de Dam in Amsterdam. Vroeger stonden aan deze pleinen de wapenopslagplaatsen en andere belangrijke gebouwen. Voor het paleis (Palacio de Gobierno) zijn enkele demonstraties, zo te zien door personeel in de gezondheidszorg. Het oogt allemaal onschuldig en de oproerpolitie leunt gelaten op hun grote schilden of de agenten maken wat grapjes. Op een terrasje drinken we café con leche, kopen wat postzegels en slenteren kathedraal
3
weer terug. Er zijn nu meerdere groepen aan het demonstreren en een soldaat maakt ons duidelijk dat er vandaag geen wisseling van de wacht te zien is:”Mañana, señor”. Bij de kathedraal zijn de voorbereidingen voor een feest in volle gang, dus ook hier is voor ons niets te zien. De volgende toeristentrekker is het Museo de San Francisco uit de 17e eeuw. We krijgen een rondleiding door het oude klooster en snuiven wat cultuur. We luisteren met een half oor en kijken naar de schilderijen. Er hang een kopie van een schilderij (Het laatste avondmaal) dat in Cusco hangt. De Belgische schilder heeft een eigen interpretatie gegeven aan een aantal details. Zo staan ver op de achtergrond ook zijn vrouw en kind er op….. We duiken onder in de gewelven waar de beenderen van 700 mensen liggen. Keurig schedels bij schedels, scheenbenen bij scheenbenen en ellepijpen bij ellepijpen.
Bestolen De maag knort en we staan tegenover restaurant Touristico Machu Picchu. Het kleine zaaltje is halfvol en we lopen door naar een grotere met zicht op de straat en het klooster. We schuiven tafeltjes tegen elkaar tot we alle twaalf kunnen zitten. Het eten is amper gebracht als er buiten iemand op het vensterglas klopt. Hij wil binnengelaten worden. Er hangt duidelijk een bordje dat verwijst naar de ingang maar hij blijft aanhouden. Dan loopt hij plotseling weer door. Verbaasd over zoveel dommigheid draai ik terug op mijn stoel en kijk de zaal in. Enkele tafels verder hangt iemand een rugzak om en gaat met zijn vrienden naar buiten. De kleur van de rugzak komt mij bekend voor en mijn ogen flitsen naar de nis achter mijn stoel. “José, heb jij….?” Ik vlieg overeind, werp een blik onder de tafels door en loop vlug naar buiten. Mensen wijzen me de richting (de goede of verkeerde ?) en ik begin te hollen. De vogels zijn gevlogen, met mijn rugzak, camera, enz. Een geslaagde afleidingsmanoeuvre. Ik heb een wee gevoel in mijn maag, bij José is de eetlust weg en de stemming is bedrukt. Iedereen is verbaasd, verontwaardigd dat zoiets kan gebeuren. We voelen ons bedrogen. Afijn, niets aan te doen en de schade is alleen financieel. Gelukkig heb ik de andere camera nog en de lader voor de accu daarvan. Ik neem me voor mijn vakantie niet te laten bederven. Volgens de Lonely Planet gids is er een Tourist Police bureau bij het Museo de la Nacion. Enkelen gaan alvast vooruit terwijl wij op zoek gaan naar een vervangende daypack. Uiteraard vinden we niets naar onze zin en kopen maar iets kleiners. Bij het Museo blijkt dat het politiebureau al twee geleden is verplaatst naar Plaza San Martin….., 400 meter van de plaats van het delict. Nou, dan moet die aangifte van diefstal nog maar even wachten. Het museum stelt mij enigszins teleur. Veel prachtig aardewerk e.d. maar de Incacultuur die mij het meeste aanspreekt is beperkt tot één zaal. Naast het museum is een marktje met handwerkproducten, zelfgemaakte kaas, honing e.d. Door nu te schrijven dat ik dit interessanter vond bestempel ik mezelf als cultuurbarbaar, maar het zij zo. In een restaurant in Miraflores hebben we een kennismakingsdiner voor de volledige groep. José hang haar rugzakje over de leuning van de stoel. Als de eigenaar dit ziet komt hij met een kettinkje en legt de tas persoonlijk vast. Tja, hadden we daar maar eerder aan gedacht. In verschillende taxi’s keren we terug naar Mama Panchita. Ingrid probeert haar taalgidsje uit op de chauffeur. Haar “slecht wegdek” komt in het Spaans perfect over want iedere keer zoekt hij lachend voor haar de grootste kuilen uit. Eerste indruk van Lima: Een niet zo bar gezellige stad. Dit komt misschien ook wel omdat er het hele jaar door een dikke wolkenlaag boven de stad hangt door de koude Humboldt-stroom in de Stille Oceaan. Maar gezien de bouw van de huizen (en de kieren in beglazing van het Museo de la Nacion) zal het hier weinig regenen. De huizen zijn vaak van beton met platte daken. Een woud van dun betonijzer reikt naar de grauwe hemel in afwachting van een volgende bouwlaag in de verre toekomst. Op onze laatste dag van de reis kregen we een heel andere indruk: misschien waren we toen meer aan Peru gewend, bovendien scheen de zon. Maar om een oordeel te vellen zul je er langer (of vaker) moeten zijn.
4
Pisco Vandaag staat een busrit van vier uren naar Pisco voor de boeg. We volgen de Panamerican Highway (hier Via Panamericana) die van Alaska tot aan Zuid-Argentinië loopt met een lengte van 26.000 km. Het landschap is eentonig, licht golvend met zandheuvels, en rechts beukt de Stille Oceaan. De dorpjes bestaan uit een verzameling betonnen kubussen met tv-antennes er op. Een enkele welgestelde heeft het ruwe materiaal een kleurtje gegeven. Zo op het oog ontbreekt elke vorm van infrastructuur. In de kleinere gehuchten bestaan sommige huizen (?) uit een mix van gevlochten riet en afvalmaterialen. Onder welke omstandigheden wonen deze mensen en waar leven ze van? Na 2 ½ uur is de zon doorgebroken en geeft de wereld een ander aanzicht en ons een vakantiegevoel. Pisco is een leuk stadje met 90.000 inwoners. De bagage wordt gedropt in Hostal San Jorge, in een bonkerig achterafstraatje . Gelukkig zijn de kamers een stuk beter dan het asfalt vóór het hostal. Het Plaza de Armas is pittoresk met een kerkje in zachtblauw en wit, een ander gebouw in geel. Uiteraard ontbreekt ook hier het standbeeld van San Martin te paard niet. Op de hoek is een soort broodjeszaak. Broodje chorizo con hueve blijkt worst te zijn met een gebakken ei er op. Het dienstertje staat ongemerkt achter me en ik plant per ongeluk mijn stevige bergschoen op haar sandaaltje. Na duizend excuses zijn we toch weer vriendjes. Ze huppelt door de zaak (toch nog pijn?) en heeft de grootste lol om onze taalproblemen. Raymond wil een soort appelgebak en zoekt ijverig op wat appel is. Hij stapt naar de vitrine en wijst zelfverzekerd:”Manzana!”, waarop het meisje antwoordt: “Ah si, apple!”.
Paracas Een kort bezoek aan het Reserva Nacional de Paracas. Pelikanen zijn er in overvloed. Ze scheren over het water als dikke vrachtvliegtuigen, plonsen omlaag in het water, of spreiden hun vleugels imponerend in de zon om ze te laten drogen. In het reservaat is een klein infocentrum over de locale ecologie. Vanaf een uitzichttoren zien we roze flamingo’s foerageren. Van veraf, want het kan niet de bedoeling zijn de vogels te storen. We rijden verder het woestijnlandschap in, een piste eindigt bij een uitzichtpunt. Er staat een flinke bries en voorzichtig kijken we over de rand van het klif omlaag naar de “Cathedrale”, een rotspunt uitgehold door het eeuwig aanstormende water. Duizenden vogels bevolken de rotsen en de randen van het klif. Namen als Jan-van-Genten , stormvogels en sternen worden genoemd (maar volgens mij zegt iedereen maar wat). Die avond slenteren we wat door Pisco en tijdens het avondeten duikt een bandje op met panfluitmuziek. Prachtig, toch? (of: prachtig, nog?)
Islas Ballestos Een gids zal ons begeleiden op onze trip naar de Ballestos eilanden. Bij de steiger is het een drukte van belang. Meerdere boten liggen klaar en souvenirverkopers leuren met hun waren. Op het strand lokt een jongetje de pelikanen met een visje achter zich aan. Met z’n zestienen in een boot, keurig in rijtjes van vier, fleurig met een oranje zwemvest. Een V6 buitenboord stuwt ons met bijna 50 knopen (90 km) over het water. Hier en daar steekt een zeehond zijn kop boven water om te kijken wie er nu weer voorbij komt. Aalscholvers storten zich van tientallen meters hoogte in het water in hun jacht naar prooi. Het motorgebrom valt stil en we kunnen foto’s maken van “El Candalabre”. Diepe groeven in de helling van een eiland die inderdaad de vorm van een kandelaar hebben. In 1953 nog 2 meter diep, nu nog slechts 60 cm. Wie heeft ze gemaakt en met welk betekenis? De rotsen van de eilanden zijn bedekt met een dikke laag guano –vogelpoep- die iedere 4 jaar wordt “geoogst” en verkocht als meststof. Langzaam dobberen we langs de rotsen
5
met meeuwen, aalscholvers, sternen en Jan van Genten. Het is verbazingwekkend om te zien hoe hoog de zeehonden soms boven de waterlijn zijn geklauterd. Humboldt-pinguïns worstelen en huppelen onbeholpen over het gesteente als nonnen met de handen op de rug. We varen langs grindstranden met kolonies zeehonden en –leeuwen. Er is een constant gebrul, geblaat en gesis. Onderlinge communicatie, intimidatie of bevestigen van de rangorde? Met zoveel guano op het land is het niet verwonderlijk dat een paar van ons worden getroffen vanuit de lucht: shit! Na een uurtje keren we weer terug, enigszins verkleumd door de vaarsnelheid en de temperatuur. Als we de handen warmen aan een kop oploskoffie waaien bekende klanken het restaurantje binnen. Het zelfde panfluitbandje van gisteravond is nu hier zijn brood aan het verdienen. Een klein meisje weet me met haar kinderlach te vertederen en we pingelen over de koop van een paar ansichtkaarten. Een belangrijk iets want als er één schaap over de dam is volgen er meer en dan zal mijn prijs bepalend zijn voor de anderen. De lucht is nog steeds betrokken als we verder naar het zuiden bussen. Maar de zon breekt door en loom kijken we naar het voorbijglijdende woestijnlandschap. Zandduinen, jonge palmbomen en ontzettend veel zwerfvuil. Vooral de uitvinder van die dunne zwarte plastic tasjes zou ter verantwoording moeten worden geroepen.
Huacachina Huacachina is een oase tussen de zandduinen waarvan men claimt dat deze de hoogste ter wereld zijn. Het toeristische leven speelt zich af rond een grote roeivijver en onze ober is duidelijk op ons ingesteld. Hij hoort (of ziet) meteen de nationaliteit en prijst zijn waren in de betreffende taal aan. Ons nonchalante “Soupa con pollo” wordt vlekkeloos terugvertaald in kippensoep. De zon is fel en ook met een zonnebrandcrème factor 30 verbrand je nog snel. Onvoorstelbaar dat we vanmorgen nog verkleumd in een boot zeehonden zaten te kijken. André, Anouk, Stefan en Anneke huren een sandboard en zwoegen het zandduin op. Ondanks de steile helling lukt het glijden blijkbaar niet zo best, tenminste niet staande. Ze leggen de afdeling in etappes zittend af. Een uurtje later klauteren José en ik ook maar eens naar boven, zonder board maar om een paar plaatjes te schieten. De groep is nu drie dagen bij elkaar. Van de meesten kunnen nu de voornamen onthouden en er wordt al een beetje aan groepsvorming binnen de groep gedaan. De gesprekken worden wat minder algemeen. Ik weet nu dat de katten van Ingrid Goofy en Pluk heten en kat Floyd van Nicole bij haar moeder is. Weinig belangrijke informatie maar het geeft de wending van de gesprekken aan.
Nasca (lijnen) We brengen een kort bezoek aan een regionaal museum. Buiten kijken we vanaf een platform neer op een schaalmodel van de Nasca-lijnen, en binnen kunnen we o.a. zien hoe de indianenstammen in deze regio vroeger hun doden begroeven. Buiten Huacachina zijn de duinen weer overgegaan in een eindeloze leegte doorsneden door een rechte, dunne streep asfalt met af en toe een flauwe bocht. We dommelen en knikkebollen in onze stoelen en zien met halfgesloten ogen dat de enige afwisseling bestaat uit wat rotsformaties. Na een uitgehouwen donkere tunnel met een lengte van 100 meter is het dan ook verrassend als aan de andere kant de weg in steile hairpins afdaalt naar een andere vlakte. Die is vruchtbaarder en hier en daar zijn katoenstruiken aangeplant. Tot 11.00 uur is het redelijk fris geweest maar nu klautert de thermometer weer rap omhoog. De Nasca-lijnen en figuren zijn gemaakt door sleuven in de bovenlaag weg te graven of helemaal vrij te maken van stenen. Het is nog steeds niet echt bewezen wat eigenlijk het doel of nut was. Ze zijn alleen van uit de lucht herkenbaar zodat men pas bij de start van de commerciële luchtvaart het bestaan ervan ontdekte. De Panamericana doorsnijdt één van de figuren omdat deze weg al vóór die tijd
6
was aangelegd. De Duitse Maria Reiche heeft zich vanaf de 30-er jaren tot haar dood in 1998 bezig gehouden met de Nasca-lijnen. Haar woning is de volgende educatieve halte. Het is mij niet helemaal duidelijk geworden maar ik meen begrepen te hebben dat Maria bepaalde sterrenstelsels op de bodem projecteerde. Doordat sterren of de zonsopgang in één baan met een bepaalde lijn kwam ontstond een kalender die voor de landbouw kon worden gebruikt. Zo werd bijv. de tijd van zaaien afgelezen. Het schijnt nog steeds een theorie te zijn. Een andere theorie vind je in het boek “Waren de goden kosmonauten”. Nasca zelf is een dorpje waar weinig te beleven valt. De hotelkamers staan aan weerzijden van een smal paadje met grote cactussen. De onze grenst aan een gezellig binnenplaatsje met een zwembadje. Een deel van de groep gaat met een vliegtuigje de lijnen van boven te bekijken voor een beter overzicht. De achterblijvers dompelen zich langzaam in het frisse water, of plonsen er gewoon in. Paco, de hotelpapagaai, valt ons steeds lastig. Hij heeft het vooral voorzien op de bikinibandjes en het haar van Jolanda. Zoekt hij (of zij) een plekje om te nestelen? Van de dertien vliegers komt er gelukkig maar ééntje ziek terug, d.w.z. ze heeft in het vliegtuigje overgegeven. Ik weet nog steeds niet of het nu de moeite (lees: geld) waard was. André wil eventueel de volgende dag vliegen maar twijfelt ook nog steeds. Die avond duikt in het restaurant wéér een panfluitbandje op. In het begin is dat nog leuk, het geeft je het gevoel in Peru te zijn. Nu willen we gewoon rustig eten en wat kletsen. Er is geen sprake meer van achtergrondmuziek: de grote trom bonkt door alle conversatie heen en het volume van de fluiten en het gezang maken verder praten onmogelijk.
Begraafplaats en aquaduct Allereerst wat cultuur snuiven. Een Engelssprekende tolk – Enrique- gaat met ons mee om e.e.a. uit te leggen. We gaan naar een begraafplaats uit de tijd van de Nasca indianen. Het is eigenlijk meer een strook land naast de rivier van 2 ½ km lang en 300 meter breed. Grafrovers hebben in het verre verleden de honderden, of misschien wel duizenden (?) graven geplunderd. Het ging hen met name om de gewaden. Om de doden hier van te ontdoen werden hoofd en armen van de romp gescheiden en de restanten liggen overal verspreid. Zo goed mogelijk zijn weer een zestal graven ingericht zoals ze er 2000 voor Christus moeten hebben uitgezien. De overledenen werden in foetushouding begraven met het gezicht naar de opgaande zon i.v.m. de wedergeboorte. Daartoe werden wel de benodigde botten gebroken maar dat zal te zijner tijd wel het minste probleem zijn. Voedsel, gereedschap, wapens en gebruiksvoorwerpen werden meegegeven, en de kleding was overeenkomstig in hun sociale plaats in de commune. De zon brandt loodrecht op deze vlakte tussen de bergketens en we vluchten de bus in. Ook bij de aquaducten van Cantalloc vertelt Enrique weer vol vuur over de aanleg en het nut van de ondergrondse irrigatiekanalen. In de bergen zakt het regen- of smeltwater in de bodem tot op een vaste kleilaag en volgt deze bergafwaarts. De Nasca’s boorden deze ondergrondse stromen schuin aan en leidden het water naar hun vestingen. Op korte afstand van elkaar werden putten gegraven om onderhoud aan de kanalen te kunnen plegen: takken verwijderen, verzakkingen repareren etc. Er waren meer dan 30 kanalen. Tot slot gaat onze deskundige gids –die een goed verteller is- in op de achtergronden, leefwijze en cultuur van de stam in die tijd. “De zon was een van hun goden: zonder zon geen leven. Aan het begin van het regenseizoen trokken de wolken over naar de Andes. De indianen vingen een kikker van wel 20 cm groot en namen die mee naar de woestijn. Hij werd voor zonsopgang in een cirkel van stukken rots geplaatst die werd afgedekt met een platte steen. De verzengende zon verhitte de kleine gevan-
7
genis en de kikker begon natuurlijk steeds luider te kwaken om water. De Nasca’s geloofden dat de goden hier eerder naar zouden luisteren dan naar hun eigen smeekbeden.” In een dorpje wordt in een keramiekwinkeltje uitgelegd en getoond hoe de voorzaten hun aardewerk maakten. Voor de kleurstoffen voor de beschildering werden eerst mineralen verhit in een vuur. Ze verkleurden en werden bros zodat ze konden worden vermalen tot poeder. De twee karakteristieke pijpjes aan de bovenkant zijn simpele luchtuitlaten om te voorkomen dat het product van de noeste handenarbeid uit elkaar zou ploffen.
Arequipa Vóór de afgesproken vertrektijd van half zeven zit iedereen keurig in de bus en is de bagage vastgebonden op het dak. De daypacks liggen onder handbereik, gevuld met crackers, chips, snoep, water en cola. Het lijkt wel een schoolreisje. De verse ochtendzon werpt van achter een wolk blauwwitte stralen de lucht in. We keren terug naar de Panamericana. Deze volgt de kust, soms slechts enkele honderden meters van de vloedlijn waar achter de sterke branding vissers in hun schommelende sloepen aan het werk zijn. Als de heuvels tot aan de zee reiken klimt en klautert de weg in wijde bogen naar boven. Achter in de bus zwieren en zwaaien we mee. Het weinige verkeer bestaat ook nu weer uit Japanse personenauto’s en vrachtauto’s van het Zweedse merk Volvo. Geregeld zien we aan de opschriften dat de vorige eigenaar een Nederlands transportbedrijf was. Langs de weg staan ook vandaag weer de Toyota Landcruisers van de Policia Nacional. Haaks op de rijrichting houden ze het verkeer in de gaten en controleren overijverig de papieren. De zandvlakten wisselen grote ronde stenen af met rotsformaties als in een maanlandschap en regelmatig zien we aasgieren. (Terwijl ik dit zit te schijven begint de stoel onder me te bewegen en het water in de fles vóór me schommelt. De trillingen houden enkele seconden aan. In 1997 is Peru getroffen door zware aardbevingen met enorme schade die nog is te zien. Ook vorig jaar is in dit gebied nog een beving geweest. e Ik bedenk ineens dat onze kamer op de 5 verdieping ligt… ) Al klimmend gaan we de hoogvlakte weer op, af en toe doorsneden door een diep, groen dal waar we slingerend in afdalen en weer uitklimmen. In de vlakte vóór Arequipa zijn regeringsprojecten om het gebied te irrigeren. Schril is het contrast tussen het verse groen met de zwartbonte koeien op de voorgrond en de gele zandheuvels met de terracotta rotsen op de achtergrond. Hoog boven de horizon torenen wazig de besneeuwde toppen van de uitlopers van de Andes. De dominante vulkaan El Misti lokt ons al. Arequipa ligt op 2.325 meter en is met 700.000 inwoners de tweede stad van Peru. Het heeft aanzienlijk meer sfeer dan Lima. Restaurant Zigzag aan de Calle Zela is een absolute aanrader. Het personeel is bijzonder vriendelijk en vertelt precies wat er op tafel komt. Ik bestel knoflooksoep en lomo (biefstuk) van de alpaca, het kleine wollige broertje van de lama. We krijgen papieren slabbers over het hoofd geschoven die reiken van de adamsappel tot over de navel. Een doordringende geur kondigt de komst van de soep aan. De vermeende vermicelli blijken stukjes knoflook te zijn. Ik schat zo’n teentje of vier en mijn reisgenoten deinzen met opgetrokken
8
neus achteruit. De lomo wordt geserveerd op een hete gietijzeren blok, je mag zelf nog even afbakken. Het spettert alle kanten op en een bruin waas van vetvlekjes verspreidt zich over de slabber. Alpaca biefstuk smaakt bijna als een Nederlandse runder. Raymond geeft voor de combinatie van prijs (€ 8), kwaliteit en bediening een tien. Een licht zweverig gevoel op de terugwandeling geeft aan dat ik toch een beetje last heb van de hoogte, een voor mij tot nu toe onbekend, en teleurstellend, fenomeen. We beginnen onze rustdag in het klooster van Santa Catalina, een ommuurd klein dorpje op zich. Hier woonden vroeger honderden nonnen, nu nog 20. Volgens de reisgids moest men zich hier inkopen voor 100 gouden peso, iedere non had haar eigen bediende en met de zwijgplicht namen ze het niet zo nauw. Naar het schijnt waren de dames net zo bedreven in het kwebbelen als in het geld uitgeven. De straatjes, pleintjes en binnenplaatsjes zijn in verschillende kleuren geschilderd. Terracotta, indigoblauw en geelgroen leveren prachtige plaatjes op. Opvallend is het grote aantal keukens en stookplaatsen. We dwalen met Rita en André enige uren rond en drinken mate de coca: thee van cocabladeren. Ik kauw op de losse bladeren maar ze smaken nergens naar. Ze schijnen te helpen tegen hoogteziekte maar dan zul je wel de hele dag moeten kauwen en spugen, tenminste ik merk nog niets. Op de Plaza de Armas bestellen we als lunch een soupa de creola. Een echte maaltijdsoep met spaghetti erin, stukjes vlees en één of twee eieren meegekookt. Onze verdere omzwervingen brengen ons op een overdekte markt. Smalle ingangen geven onopvallend toegang tot een reusachtige hal. De kramen zijn gegroepeerd in de artikelen die ze verkopen. In de groente- en fruitafdeling ligt een bonte kleurenpracht van appels, bananen, meloenen, sinasappels, of ananassen op schuine rekken metershoog opgestapeld. In een andere gang liggen witgele kippen met de pootjes omhoog te wachten op kopers. De meest onbekende vissen zien we, zelfs kikkers: gedroogd of vers schoongemaakt. Straatjes met traditionele bolhoeden, Panama’s, Stetsons en strohoeden. Pluche beesten, digitale horloges en alles wat onder het hoofdstuk kitsch valt. Mountainbikes, tv’s, korsetten en reistassen: je vindt er van alles. En dan nog het winkelend publiek. Het enige wat ontbreekt is een terrasje om alles en iedereen te bekijken. Ik koop er enkele kettinkjes met een musketonsluiting om mijn rugzakje voortaan beter te beschermen, hoewel, ik moet gewoon zelf goed opletten. Terug op straat kopen we bij een jonge vrouw met een kind op de rug enkele ansichtkaarten. Zie het maar als ondersteuning. Ze lacht dankbaar haar tanden bloot en ik zie 2 beugels die er op wijzen dat ze één of meer bruggen heeft. Blijkbaar is ze toch niet zo armoedig of zou de tandarts hier gratis zijn?
Canyon del Colca Een andere bus rijdt voor, eentje met twee cilinders meer en meer pk’s. Dat zegt al iets over de stijgingen die gaan komen. De weg naar Canyon del Colca is 180 km lang, waarvan 90 onverhard. We hebben nu Gerard (of zoiets) als gids erbij. Hij drukt ons op het hart om vooral veel te drinken en zaken met glucose te nuttigen. Dit gaat hoogteziekte tegen. Oh ja, en alcohol droogt uit… Dus we kopen onderweg op grote schaal druivensuiker, chocolade, cola e.d. in. En mijn dagelijkse vijf-uur pilsje wordt tot nader order opgeschort. Vooral dit laatste knaagt aan mijn vakantiegevoel. In het nationale park zullen we over een pas gaan van 4.900 meter. Toen ze nog geen meters hadden konden ze aan de plantengroei ruwweg de hoogte schatten. Tot aan 3.500 meter de grote boomcactussen, tot aan 4.000 meter gras en tot 5.000 meter mosbollen.
9
Op een uur afstand van Arequipa is het een totaal andere wereld. De mensen die hier in hun lemen huisjes wonen hebben nog nooit een computer of GSM gezien. Het landschap is prachtig; glooiende bergen (met toch aanzienlijke hoogteverschillen) met geelgroen gras en op de achtergrond de witbeijsde hoogste toppen van de Andes. Een eenzame locomotief sukkelt met twee rijtuigen achter zich aan naar het andere einde van het landschap. Langs de weg zien we lama’s (in het Spaans: jama’s), alpaca’s (het kleinere broertje) en de fijngebouwde vicuña’s met hun krulstaart. Deze dieren zijn gedomesticeerd en worden gehouden voor hun wol en vlees. Een vrouw in traditionele kleding zit met haar dochtertje achter een stuk plastic waarop haar souvenirs zijn uitgestald. Iedereen draagt hier een hoed of tenminste een pet, ook de kleinsten. Het is zielig om te zien hoe de jukbeenderen en het neusje van het kind zijn ingebrand door de invloed van de zon op deze hoogte. Kort vóór de pas is een rustplaats om wat te eten en drinken. De gids adviseert ons om de aanwezige opgedirkte lama niet voor de gek te houden i.v.m. spuuggevaar. Op het hoogste punt wordt nog eens gestopt. Bij het uitstappen kiep ik lichtduizelig tegen de deurpost aan. José loopt schuin omhoog naar de plasplaats (een rieten hutje met een gat in de grond) en snakt naar lucht. Een vreemde gewaarwording. Ook in Chivay viert men het feest van Santa Rosa, de beschermheilige van Peru. Er zijn een soort bogen opgericht waar versierselen in hangen van chroom dienbladen, kerstboomverlichting en andere kleurrijke of blinkende snuisterijen. Erg kitscherig maar perfect passend in deze omgeving. Na de lunch wandelen we in drie kwartier naar de banos Termales “La Calera” waar we onze vermoeide, gehutste en gebutste lichamen neervlijen in het 45 graden warme water. We zijn ‘s morgens wat later vertrokken en het laatste stuk naar het hotel wordt noodgedwongen afgelegd in het donker. Ik bewonder de chauffeur. Een onverharde weg vol slingers waarbij de lichtkegels van zijn koplampen af en toe trillend over een afgrond zwaaien. We moeten zelfs nog even stoppen om de weg vrij te maken van enkele takken. Het hotel in the middle of nowhere ligt er donker bij. Flakkerend kaarslicht duidt op een stroomstoring. Ieder krijgt een klein metalen huisje toegewezen. Het lampje van mijn zaklamp begeeft het na drie minuten en bij het licht van een kaars op een colaflesje monteer ik het reservelampje. Het gefriemel in het halfdonker resulteert in een tweede kapot lampje. Enkele drieletterwoorden luchten wel op maar brengen helaas geen licht in de duisternis. Terug in het restaurant wachten we met z’n allen bij het haardvuur op ons avondeten: een diner bij kaarslicht. ‘s Nachts moet ik drie keer onder de alpacawollen dekens uit; een darmvirusje heeft toegeslagen: diarree! De chauffeur krijgt met veel moeite en een beetje geluk de bus aan de praat. De gloeispiralen van de dieselmotor hebben blijkbaar hun beste tijd gehad en de uitlaat braakt dikke blauwgrijze wolken uit als we verder sukkelen door de canyon. Het is niet moeilijk het uitzichtpunt “Cruz del Condor” te vinden: een internationaal toeristenpubliek staat al te wachten. ’s Morgens is er op deze plaats zoveel thermiek dat de grootste vliegende vogels ter wereld, met een spanwijdte tot 3 ½ meter, moeiteloos kunnen opstijgen en blijven zweven. Een paar fraaie exemplaren zitten op een rotspunt en de camera’s klikken en zoemen. Meer condors duiken op in de warmer wordende zon en cirkelen boven de 1.200 meter diepe kloof. Als ze over onze hoofden zoeven maakt dat het geluid als van een minizweefvliegtuig. Tot een leeftijd van 6-7 jaar zijn ze bruingrijs, de volwassen exemplaren worden helemaal zwart met een witte ring om de kromme nek. Hun koppen draaien langzaam van links naar rechts als hun ogen spieden naar een kadaver.
10
Na een uurtje stil genieten controleren we water en proviand voor een rondwandeling van 1 ½ uur naar de irrigatiekanalen tegen de berghellingen. Daar volgen we het paadje er langs en we lopen zelfs een stuk over de betonnen rand. Ik tuur strak naar mijn schoenen alsof de afgrond naast me niet bestaat. In verband met de versnelde doorlooptijden van mijn darmsysteem blijft de lunch in het kleine dorpje voor mij beperkt tot wat soep. In onze besloten reisclub zijn er nu al meer zieken. Hoogteziekte, wagenziek, een slechte maag, of een combinatie er van. Een kleine rouwstoet trekt langzaam door het hoofdstraatje. De traditionele dubbele rokken van de vrouwen zijn zwart en de mannen dragen een pak, ongewoon en ongewend en met knellende stropdas. We zien geen kist maar wel bloemboeketten. Een man met bloeddoorlopen ogen en slingerende tred roept:”Il Muerto” en wordt net op tijd ondersteund door één van de vrouwen naast hem om te voorkomen dat hij omvalt. Een achtergeblevene die troost heeft gezocht in de fles? Terug in ons blikken huisje slaap ik van vier tot zeven. Na een avondeten met diverse stroomstoringen duik ik om half negen weer uitgeput in bed. In het dorp viert men ondertussen feest. Af en toe echoot een knal van het vuurwerk (of een stiekeme oude karabijn?) tussen de bergwanden. De muziek van de dorpskapel is van abominabel slechte kwaliteit waarbij de trompettist er letterlijk en figuurlijk boven uitkomt met zijn jammerende tonen. Begin en eind van het lied zijn bij iedere muzikant verschillend, hoewel zij toch dezelfde melodie schijnen te spelen…
Titicacameer Buiten is het gras wit en er zit een laagje ijs op het water. Deze nachttemperatuur heeft één van de schapen er niet van kunnen weerhouden te lammeren. Het jonge ding wankelt op zijn trillende benen en zoekt bibberend warmte en melk bij zijn moeder. Jeanette heeft gisteren zuurstof toegediend gekregen en vandaag wordt Elvera getroffen door zware hoofdpijn vanuit haar nek. We keren terug naar de 4.900 meter hoge pas en pauzeren even bij de “spuwende” lama. Ik heb een plaatsje gevonden helemaal achter in de bus waar ik de leuning van de stoel zonder overlast voor anderen achterover kan drukken. In deze bijna horizontale houding volbreng ik de rit van half negen tot vier. Puno ligt op 3.800 meter. In het hotel zet ik mij in ons eigen kleinste kamertje neder en duikel lichtduizelig bijna van de pot. Nog steeds hoogteziekte of is de lange busrit de oorzaak? Omdat het me die morgen lichtjes in de rug is geschoten koop ik bij de apotheek spierverslappers. Wel eens geprobeerd in het Spaans? We struinen de lokale markt af naar rijst, suiker, mandarijnen en bananen, voor ons “gastgezin” op Isla Amantani morgen. In het restaurant wordt de laatste foto van deze dag besteed aan de geroosterde guinea-pig (Guinnees biggetje, marmot) op het bord van Mark.
Rieteilanden en Isla Amantani Vanmorgen heeft Moniek wat zuurstof gekregen en is daar zienderogen van opgeknapt. Jan is nu op zijn beurt doodziek met waarschijnlijk een lichte voedselvergiftiging. Er is voor twee dagen een boot afgehuurd en onze gids heet Maria Olga. Aan de rand van het Titicacameer, het hoogst bevaarbare meer, liggen eilanden van rietstengels. Om te voorkomen dat ze wegdrijven zijn ze in de bodem verankerd met palen. Het hele leven speelt zich hier af op enkele duizenden vierkante meters. Op het “hoofdeiland” is zelfs een school. Men leeft van de visvangst, de jacht op vogels, men houdt een paar varkens, maar vooral het toerisme moet geld in het laatje brengen. We springen uit de boot en het riet veert onder onze voeten. Bijna alles is hier van riet: de bodem, de huizen, en de boten. Kleine kinderen lopen rond met grote snotneuzen en poepen of plassen ongegeneerd in een hoek. Alles is hier van riet en het hele eiland schreeuwt gewoon om foto’s. Aan de rand ligt een kleuter plat op de buik met de benen half in het water. Hij zegt niets, beweegt niet en
11
kijkt alleen maar. We denken dat dit zo hoort en leggen hem vast op film. Dan komt papa en hijst hem overeind: de kleine was van het eiland gegleden! Op mijn hurken probeer ik de kinderen te fotograferen en bekijk het resultaat op het schermpje. Ze drommen om me heen om mee te kijken. Zelf fotograferen is nu onmogelijk geworden maar het levert weer plaatjes op voor de anderen. Het is nog drie uren varen naar Amantani en we maken het ons gemakkelijk aan dek. De passagiers op het dak van de kajuit hebben handschoenen aan en een muts op, degenen die achter de kajuit uit de wind in een T-shirt zitten hebben de broekspijpen afgeritst en laten hun benen verbranden. Op deze hoogte maakt de zon een wereld van verschil uit. We hebben onze spullen in een hoek van de houten zitbanken gelegd. Dit blijkt ook de betimmering van de uitlaat te zijn en de planken worden loeiheet. Het resultaat is gebakken banaan voor onze gastgevers. De “kapitein” van de boot laat regelmatig zijn roer in de steek om op het achterdek de gasstand van de carburateur te regelen. De bobine van de V8 wordt gekoeld met een natte lap. Na bestudering van de diverse constructies hoop ik dat we de nacht niet op het water hoeven door te brengen. Isla Amantani wordt bewoond door Uros-indianen. Naast akkerbouw en visvangst is ook hier het toerisme een belangrijke bron van inkomsten. De mensen hebben thuis kamertjes ingericht voor overnachtingen en de regering van Fujimori heeft hen metalen WC-huisjes geschonken. Ze lijken wel iets op die van Boels-verhuur die je af en toe ziet op bouwplaatsen. Vanuit de boot vallen ze op als oranje vlekken in het landschap. Ze zijn voorzien van een groot nummer wat gemakkelijk is om je logeeradresje terug te vinden. De huizen hebben namelijk géén nummers. We worden verwelkomd door onze gastvrouwen en verdeeld over de huisjes. Deze zijn met een deurhoogte van 1.50 meter duidelijk gebouwd voor de Peruanen. We slapen met Mark en Moniek in kamertjes op de eerste verdieping, te bereiken via een “galerij”. Een Nederlandse bouwvakker zou zich niet op dit bouwwerk durven begeven. Onze kamer heeft een dubbelbed (hoera), geen licht maar wel een po. In het ledikant ligt de keiharde matras op een basis van rietstengels. Drie zware dekens liggen klaar om ons die nacht in het matras te drukken. Een (kinder?)tafeltje met bankjes completeert het meublement. Seontina, onze gastvrouw, brengt onze middagmaaltijd. Ze is verlegen maar lacht vriendelijk haar onregelmatige tanden bloot. Na de soep komt het hoofdgerecht: een gebakken visje met in de schil gekookte aardappelen en wat knolletjes. Tot slot een lekkere muntthee. De knolletjes kunnen me niet bekoren en om Seontina niet voor het hoofd te stoten neem ik ze maar mee naar buiten in een plastic zakje. We verzamelen bij het plaatselijke betonnen sportveld en beklimmen achter Maria één van de twee heuveltoppen waar een oude bouwval staat. We geloven haar op haar woord als ze uitlegt dat dit eens een tempel van Pacha Mama (moeder aarde) was. Ze is een beetje dictatoriaal maar ze bedoelt het goed. Ze heeft zelfs een grote thermosfles coca-thee voor ons naar boven gesleept! Na een rondje om de muren en een blik op het verre Bolivia dalen we af om in een beginnende regenbui thuis te komen. We eten bij Mark en Moniek op de kamer omdat deze elektrisch licht heeft. Aardappelsoep, kleine oliebollen, rijst en papas fritas. Dan moeten we ons vlug omkleden voor het feest. De dames krijgen twee wollen rokken over elkaar, een geborduurde bloes en een sjaal. Omdat alles over de gewone kleren gaat kleedt dit niet bepaald slank af en ook de bergschoenen er onder zijn niet erg flatteus. De mannen dragen een poncho en een wollen regenboog puntmuts met zijflappen. Bij binnenkomst in de feestzaal wordt iedereen bemonsterd en is het lachen, gieren en brullen geblazen. De grote trom zet in en de (pan)fluiten volgen. Onze gastvrouwen komen ons ten dans halen. Gelukkig is het geen ingewikkeld voetenwerk. Je staat tegenover elkaar en pakt elkaars handen. (Raymond twijfelt nog aan de hygiënische toestand van de eeltige exemplaren van zijn danspartner maar dat kan de pret niet drukken) Dan volgt een “zage, zagen, iele iele wagen”- beweging, de één gaat voorwaarts en de ander uiteraard achterwaarts en vervolgens omgekeerd. Af en toe om de beurt een 360 graden draai of naast elkaar à la sirtaki. Onze Maria Olga is niet moe te krijgen en rust niet voor iedereen op de vloer is. Ze
12
probeert zelfs de dorpsjongens te koppelen. Als er dan een heuse polonaise ontstaat (kon ik dus wel), komt Mark als echte Maastrichtenaar in carnavalsstemming en steelt de show. Nicole is geloof ik nog wel het langste op de vloer: haar vrouwelijke danspartner maakt er een echte uitputtingsslag van.
Aquila Seontina brengt ons een bakje koud waswater en vervolgens het ontbijt. Ze begeleidt ons naar de boot waar we met een slap handje afscheid nemen. Na wat over en weer gezwaai kiezen we het ruime sop en varen in drie kwartier naar Aquila, een ander eiland. Dit is o.a. bekend door zijn brei- en weefproducten. Het bijzondere is dat het breiwerk voor rekening komt van de mannen. In klederdracht lopen ze breiend rond, of maken breiend een praatje. Een slingerend pad klimt van de aanlegsteiger naar het dorpje. Maria maakt zich weer verdienstelijk door ons onderweg naast informatie ook van thee te voorzien. Ook mogen we een kijkje nemen op een binnenplaatsje waar mannen zitten te breien en de vrouwen hun weefgetouwen eenvoudig op de modderige grond hebben gelegd. De boot vaart ondertussen om het eiland en na de lunch en een bezoek aan de lokale souvenirmarkt dalen we de “500-treden-trap” af. Blijkbaar is er een (vracht)bootje aangekomen want jong en oud sleept zware vrachten naar boven, soms letterlijk piepend en hijgend. Het is nog vier uur varen terug naar Puno. De één zakt met gesloten ogen onderuit, een ander pakt een boek. Raymond en ik kunnen het goed met elkaar vinden en Mara probeert onze relatie te analyseren: - ouder/ouder, of - ouder/kind (gezien leeftijdsverschil zou dit bijna kunnen), of - kind/kind Ze kiest voor het laatste omdat er volgens haar bij ons geen zinnig woord uit komt.
Cusco De dag start met regen , d.w.z. op deze hoogte komt het als hagel op straat. Gelet op het weerbeeld wordt in onderling overleg een bezoek aan een begraafplaats geschrapt. Onderweg rijden we door een wat grotere provincieplaats met een enorme, duidelijk regionale, markt. Alles is hier te koop maar vooral opvallend is het grote aantal schapen- en lamahuiden. Uit louter nieuwsgierigheid had ik hier wel een paar uurtjes willen rondstruinen. Lekker typetjes kijken en knippen. Aan de stadsrand staan rijen bussen en vrachtauto’s te wachten op passagiers en vracht. De hoogvlakte is vruchtbaar maar eentonig. Grillige groene, koperhoudende rotsen pieken door het geelgroene grastapijt van de heuvels. Een grijswitte bewolking ligt er als een koepel overheen. De huizen zijn eenvoudige lemen blokjes waarvan de blinkend verzinkte golfplaten daken oplichten in de zon. Onze chauffeur heeft het Veilig Verkeeradvies “Zien en gezien worden” uitgebreid met: “en gehoord worden”. Iedere inhaalmanoeuvre –ondanks “prohibido adelantar” (inhalen verboden) wordt ingezet kathedraal van Andahuaylillas met een brul uit de luchthoorn. In een dorpje wringt hij de bus door de smalle hobbelige straatjes. Bij een restaurant zwaait een poort open, we rollen achteruit naar bin-
13
nen en de deuren sluiten zich weer. Mara heeft voor vandaag een buffet gereserveerd. Buiten onder de grote parasols genieten we aan grote ronde tafels van het uitstekende eten. Soep, komkommer en tomaten, bonen, spaghetti, rijst, aardappelpuree, kip of stukjes vlees: er is voor elk wat wils. We kletsen wat en voeren de lama’s en de alpaca (volgens Raymond een”rasta-hert”) waarbij we letten op de stand van de oren om ook nu weer een spuugaktie tijdig te herkennen. De vruchtbare lappendeken van het landschap verandert. De hellingen worden steiler, de weg bochtiger en we zien steeds meer loofbomen. Ook de bouwstijl van de huizen is veranderd. De daken, met de halfronde rode dakpannen om en om, verraden duidelijk de Spaanse invloed. Ook de kathedraal van Andahuaylillas is duidelijk Spaans. Fotograferen is verboden maar ik kan het niet laten waarbij ik er op let dat geen flits het diffuse licht doorklieft. Buiten geeft een Belgisch stel, dat onderweg is op fietsen met aanhangers, uitleg aan een paar nieuwsgierige dorpelingen. In Cusco moeten we de laatste paar blokken lopen omdat de bus te groot is om tijdens de spits bij het hotel te komen. “No problemo” Dit schijnt de mooiste stad te zijn van Latijns-Amerika. Volgens de legende is de stad gesticht door Manco Kapac en Mama Oluca omdat hier de gouden stok die ze hadden gekregen van de zonnegod Inti in de grond kon worden gestoken. ’s Avonds nemen we alvast een kijkje op de Plaza de Armas en inderdaad, het ziet er erg goed uit. Met Raymond en Marlica gaan we op zoek naar een restaurantje. Er zijn er genoeg en ik onttrek mij aan de klantenwervers door steeds naar Raymond te wijzen.
Inca-trail Een 4-daagse trektocht naar Machu Picchu, de heilige stad van de Inca’s die de Spanjaarden nooit hebben ontdekt. In 1911 werd de ruïnes gevonden onder een dikke laag planten en aarde. De historicus Hiram Bingham staat te boek als de ontdekker. De Inca-trail is een verbindingsroute die door snelle lopers werd gebruikt om berichten over te brengen. Onderweg waren zelfs overnachtingplaatsen gebouwd met eten e.d. Wij overnachten ’s nachts in tenten, die door dragers voor ons worden vervoerd. Trouwens, alles wat er de komende dagen nodig is om onze tocht zo aangenaam mogelijk te maken wordt meegedragen. De tweede dag van de trail is berucht vanwege zijn steile klims in ijle lucht. De naam Inca-trail is misleidend: de indianen volgden gewoon de rivier en waren niet zo gek boven over de passen te lopen. De door ons gevolgde paden waren waarschijnlijk bedoeld voor het vervoer van de coca-bladeren. dag 1 Mara blijft achter in Cusco voor het programma met de groepsleden die niet meegaan. Om vier uur klimmen we met slaap in de ogen in de bus. De gids die ons zal (bege)leiden stelt zich voor als Edgar, voor vrienden en bekenden Blez of Bluz (of zo iets). De naam van de assistent-gids is Ali. Hij is steeds de laatste in de groep en i.p.v. de bekende rode lantaarn draagt hij een groene zuurstoffles. Verder zijn er al een kok en twee helpers aan boord. Onderweg wordt gestopt voor een ontbijt. Hier staat ook een aantal mensen te wachten om te worden uitgekozen als drager. Er zijn er 15 nodig en de rest kan weer naar huis. De afwijzingen zijn toch een beetje gênant. In een klein dorpje worden enorme zakken vol verse broodjes ingeslagen, ook door de dragers die in hun eigen onderhoud moet voorzien. Wel krijgen ze het overschot van het eten van de toeristen. Bij de deur van de bus verdringen zich vrouwen en kinderen om ons dikke stokken te verkopen, voorzien van een geweven handvat en een lus. Het wegdek gaat over van asfalt in grote keien en nog wat later wordt het leem. Omdat men bezig is met de aanleg van een nieuwe weg is de ruimte beperkt en als er tegenliggers opdoemen moet er tot vier keer weer achteruit worden gereden. We slaan een zijweggetje in en de bus kreunt en schommelt over houten bruggetjes die hier duidelijk niet voor waren bedoeld. Bij het eindpunt leuren opnieuw mensen met stokken en poncho’s. We trekken de daypacks recht en de eerste stappen over de spoorbielzen worden gezet. Alle camera’s worden ingeleverd bij de gidsen zodat iedereen een groepsfoto heeft bij het bord van Machu Picchu Inca trail. Bij een checkpoint schrijven we onze namen bij in het grote boek van die-hards. Half negen is het historische tijdstip dat we met de eerste stappen op de dansende hangbrug aan Het Avontuur van de
14
Camino Inca beginnen. Een korte klim leidt ons over een mini-pas naar een andere vallei. Het pad klimt en daalt en onder ons horen we het ruisen van de kolkende Rio Urubamba. Op een plateau hebben meerdere trekkingorganisaties hun cateringtenten opgebouwd voor de lunch. We zitten op kleine visstoeltjes en laten ons de soep en rijst met vlees en doperwten goed smaken. Zelfs een vruchtensalade als toetje ontbreekt niet. Een windvlaag slaat onder het tentdoek en plotseling zit iedereen buiten in de hete middagzon. Ik maak me nuttig door de metalen punt van de bergstok van Marlica te voorzien van een houten dop: metalen punten zijn nl. verboden. Tegen halfvier arriveren we dan in een miezerbuitje op één van de terrassen waar onze koepeltentjes al zijn opgebouwd. Een paar kippen en een jonge hond tippelen en ravotten door een dunne modderlaag. De kok is alweer druk bezig voor onze thee, popcorn e.d. Terwijl de bewolking langzaam zakt en het dal tussen de steil aflopende groene bergwanden vult, zoeken we alvast een alternatief plas-plaatsje voor de nacht. Het steile, gladde paadje omlaag naar de wc’s zou ’s nachts wel eens kunnen leiden tot een ongewenste glijpartij. Die avond krijgen we van Bluz na het eten onze eerste geschiedenisles. dag 2 Gesterkt door een ontbijt van pannenkoeken en vruchten met muesli gaan we om acht uur op pad. Al om vier uur kraaide de ene haan de andere wakker en gezamenlijk kondigden zij de nieuwe dag aan. De jonge hond verkeerde blijkbaar in een identiteitscrisis en kefte dapper mee. En de slaapzak met de kapotte rits bij mijn voeten had ook al niet bijgedragen aan een goed nachtrust. Het is al meteen klimmen geblazen over modderige paadjes. Na een kwartiertje arriveren we hijgend en blazend bij een checkpoint waar ook de vracht van de dragers wordt gewogen. De maximale last is 35 kg. Maar als ik volle gasflessen zie en nog wat ander spul dan kan het nooit kloppen. Ze krijgen wel een weegbriefje mee. (Volgens geruchten komt het ook wel voor dat na het wegen dragers naar huis worden gestuurd en de rest hun last moet overnemen.) onze wekkers Het klimmen wordt steeds steiler tot de enkelbanden de hellingshoek niet meer aankunnen en je op de punten van de schoenen gaat lopen. En dan worden het trappen. Het lijkt wel of de treden steeds hoger worden. Je ogen tasten de stenen af om de meest gunstige route te kiezen (die er niet is). En er komt maar geen eind aan. Iedereen komt snakkend naar lucht de man met de hamer tegen. Tijdens een wat langere rust is het nodig om de natgezwete kleding te verwisselen voor droge. Een jack moet het lichaam beschutten tegen de wind. Rita – de senior van het gezelschap- doet het prima al lijkt haar kapsel volgens Raymond op “een ontplofte matras”. Om twintig over elf komt José aan op de plek waar de anderen twintig minuten eerder weer zijn vertrokken. De vermoeidheid, uitputting en emoties ontladen zich in een korte huilbui. Het gaat verder en José luistert goed naar haar lichaam. Ze laat haar ademhaling het tempo bepalen en niet andersom. Het gaat erg langzaam maar ze blijft doorgaan. Letterlijk voetje voor voetje en op de hele steile stukken nog Warmiwañusca-pas 4.198 m langzamer. Maar ze is sneller dan enkele Amerikaanse meisjes die steeds 10-20 meter gewoon lopen om vervolgens hijgend weer op adem te moeten komen. Net vóór de top van de 4.198 meter hoge Warmiwañusca-pas ( dit betekent Dode Vrouw vanwege de vorm van de berg) laat ik me door Raymond met de belofte van een fles bier verleiden tot een sprintje. Prompt heb ik de volgende vijf minuten geen lucht meer. Bij José worden de laatste tientallen meters luidkeels door de groep afgeteld. Uiteraard worden de camera’s weer ingeleverd voor een trotse groepsfoto. We dalen weer af, lunchen om half twee en dan is het nog twee uur stappen naar het kampement. Iedereen is kapot. Ik krijg een knallende hoofdpijn vanuit mijn nek en kan mijn hoofd bijna niet meer draaien. Zelfs met praten dreunt
15
het door. Ali, de assistent-gids, masseert mijn spieren met een stinkzalf die echter prima werkt. dag 3 De nacht is koud geweest en door de hellende, betonharde ondergrond schoven we steeds uit de slaapzak en werden wakker in een andere hoek van de tent. De derde dag van de trail zal gelukkig niet zo zwaar zijn als de tweede maar wel lang. We starten om half acht en klimmen tot half elf. Wel veel trappen maar de opstappen zijn niet zo hoog als gisteren. Bij een meertje zien we een white-tail hert drinken: we hebben nu ook veel meer oog voor de omgeving. Het is nog wel zwaar maar we zijn nu zelf veel relaxter. Na de top gaat het met trappen steil de berg af. Rita “danst” naar beneden en zou het liefste nog de gids voorbij gaan. We komen nu in het nevelwoud. De granietrots is hier bedekt met mos van soms wel 50 cm dik. Bogen van bamboe overkoepelen het pad, met aan weerzijden bromelia’s, riet, boommossen en varens. Intratuin zou er jaloers op zijn. Ik loop tussen de hoofdgroep en de laatste gids, alleen, over een bergkam met aan weerszijden steil aflopende hellingen. Ik hoor het gezoem van de vleugels van een kolibrie en kijk hoe het kleine groene vogeltje de nectar uit de bloemen haalt. Blaadjes van de bomen schuren raspend tegen elkaar en ergens in de struiken op de helling onder me maakt een vogel een snel tuut-tuut-tuut geluid. Ik heb het gevoel dat ik het grijze wolkendek boven mijn hoofd kan aanraken en ik voel me een gelukkig mens. De kok beloont onze inspanningen met een culinair hoogstandje: met rijst gevulde vruchten en zoete aardappelkoek. Nog een korte rust en dan is het 2 ½ uur trappen aflopen waarvan sommige zo steil zijn dat je bijna bang wordt bij het omlaag kijken alleen al. Met pijnlijke knieën komen we als laatsten om half vijf op de kampeerplek aan, waar de tenten op twee kleine terrasjes staan. Er is warempel een klein winkeltje, maar de prijzen zijn het drievoudige en je bovendien goed moet oppassen met wisselgeld. We zijn kapitaalkrachtig genoeg maar ik geneer me wel om voor 25 sol chips, water en chocolade te kopen terwijl ik weet dat de dragers tussen de 60 en 100 sol verdienen tijdens de trail. Deze kampeerplek beschouw ik als een minpunt van de organisatie. Als je langs de tenten loopt moet je oppassen niet van het terras te vallen, en de toiletten liggen bijna op bus-afstand dag 4 We staan om tien voor vier op en verslaan daarmee de haan die pas twintig minuten later zijn hok uitkomt. Net als de anderen staar ik omhoog naar de prachtige, heldere sterrenhemel en ik vind het jammer dat ik niet meer weet van de stelsels. Anouk is de hele nacht ziek geweest met overgeven en diarree. Stefan heeft haar ook zijn slaapzak gegeven en heeft zittend de nacht doorgebracht. Om vijf uur vertrekken we. In de verte fluit de trein naar Machu Picchu en overstemt daarmee het aarzelend ingezet ochtendconcert van de vroege vogels. De laatste trap vóór de Zonnepoort doen we op handen en voeten en dan ligt Machu Picchu, de heilige stad van de Inca’s, aan onze voeten. Het is zeven uur en we wachten tot de eerste zonnestralen over de oude ruïnes strijken. Genietend van het uitzicht dalen we af. De rest van de groep is met de trein gekomen en wacht al op ons. Ze hebben indiaanse “dromenvangers” voor ons gekocht als een soort medaille. Het weerzien is erg emotioneel en als de één begint te snotteren dan volgt de rest ook. Alle inspanningen en nog niet verwerkte indrukken komen naar boven. Na een korte pauze op het terras bij de ingang (entree US $50!) treden we aan voor een rondleiding van 2 ½ uur door onze eigen Bluz. Maar de spieren zijn moe en met krampende kuiten hijsen we onszelf de trappen op. Het is best interessant maar ik ben gewoon moe. Aan het einde bedankt Cara namens ons allen Bluz en Ali en overhandigt de fooien waarvoor geld is ingezameld. (De dragers hebben dit al eerder gehad). We hangen nog wat rond op het terras en kopen kaartjes voor de bus naar beneden, naar het dorp Aguas Calientes waar de trein terug naar Cusco zal vertrekken. De weg slingert zigzaggend naar beneden met scherpe haarspeldbochten. Een jongetje in een oranje Incatuniek zwaait ons vanaf de helling uit: “Adios, buon viaje”. Twee bochten verder staat hij weer tegen de helling:”Goodbye”!. We zien hem zo vijf of zes keer. Wat blijkt? Terwijl de bus zigzaggend naar beneden rolt stuift hij als een haas binnendoor de trappen af. Enkele kilometers verder stopt de bus en
16
stapt de knaap bezweet en hijgend in. Uiteraard komt de kleine ondernemer wel even met de pet langs.
Agua Calientes is ontzettend toeristisch. Geen wonder want iedere Machu Picchu bezoeker komt hier langs. De bus stopt en we moeten spitsroeden lopen tussen de winkels en kramen door. Dwars door het dorp loopt de rails van een weinig of niet gebruikt spoor. Op de bielzen ligt een hond te slapen en de perrons zijn omgetoverd tot terrasjes. Een prachtige plek om enkele uren door te brengen met kletsen en mensen kijken. We bestellen wat te eten en ik verwen mezelf met een grote, koele fles bier. Het mag weer! Venters komen langs met van alles en nog wat en bij een vrouwtje kopen we wat zelfgebakken cake als toetje. Ze heeft naturel, banaan en chocolade. Langzaam komt de tijd om met de trein te vertrekken. Mara heeft keurig voor ons gereserveerd en we krijgen tickets op naam (!) uitgereikt. Simpel als we zijn lopen Raymond en ik de rails na want zo kom je toch bij het station….. Het duurt toch wel lang en voor de zekerheid toch maar even vragen. “No, señor, u moet linksaf naar boven”. En zo lopen we vanaf de achterzijde het station binnen waar de trein al klaar staat. De diesellocomotief begint te dreunen en trekt de rijtuigen in scherpe bochten door het dal. De snelheid is laag maar de rijtuigen schommelen zo hevig dat je je afvraagt waarom ze niet ontsporen. Het grappige effect is dat iedereen die met zijn hoofd tegen de leuning zit te dommelen gelijktijdig nee schudt. De vijf mensen van de cateringdienst verkopen helemaal niets en halen de speelkaarten tevoorschijn. Na enkele uren arriveren we in Poroy waar we de trein waar de bus verruilen. De trein moet namelijk zigzaggend de hellingen naar Cusco beklimmen waarbij hij dan weer vooruit rijdt en dan weer achteruit. De bus is hier dan het snellere alternatief.
Even aangifte doen… We slapen voor de verandering eens uit en gaan ontbijten bij het niños-hotel. Dit hotel wordt geleid door een Nederlands stel en van de opbrengst worden straatkinderen opgevangen. Zelf hebben ze er 12 (!) geadopteerd en in het kinderrestaurant krijgen 100 arme sloebertjes 6 dagen per week een warme maaltijd, ze kunnen er 1x per week douchen en krijgen medische verzorging. Als je meer wil weten (of iets wil geven…) kijk dan op www.targetfound.nl of www.ninoshotel.com. We wandelen samen met Mara naar het politiebureau. Ze kent deze stad omdat ze er enkel maanden aan een stageopdracht heeft gewerkt. Een vriendelijke agent in een kogelvrij vest geeft ons keurig een handje. In rap Spaans legt Mara uit dat we aangifte van diefstal komen doen. Ik heb de plaats van het delict gemakshalve naar Cusco verplaatst. “Si, signorina, maar dan moet u bij de Tourist-police zijn, bij het grote standbeeld van Huppeldepup. Met de taxi kost dat maximaal 2 soles. Het is aan de rand van de stad richting vliegveld”. Het is droog en we zijn sportief dus we lopen tot aan het grote standbeeld. Nada offizio. Een winkelierster vertelt desgevraagd dat het de weg links kan zijn maar ook de weg rechts…….. De tweede gevraagde weet dat het in het beeld is. Trappetje af, uitgelegd en op kladblok de gegevens ingevuld. “Waarom zijn jullie gisteravond niet meteen gekomen?” “Ja, daag. We waren moe, een grote groep, moesten met de bus mee enz.” Vervolgens stuurt de agent ons naar de bank in het centrum om de legeskosten van twee piek te gaan betalen. Met het reçu kunnen we morgen terugkomen voor de verklaring. “Pardon, maar morgen vliegen we naar Lima….” “Señor, we staan 24 uur per dag tot uw dienst!” De rest van de dag hangen we de toerist uit. De Plaza de Armas stikt van de restaurantjes die voor een groot deel op de eerste verdieping zijn en met een balcon. Jongens en meisjes staan met de menukaart paraat om naar binnen te praten: prachtig uitzicht, gratis Pisco sour, het beste eten enz. De kathedraal is gebouwd in koloniale stijl en men heeft er toen honderd jaar over gedaan. We duiken rechts naast de kathedraal de kunstenaarswijk in en gaan op zoek naar een ander souvenir dan een wollen muts of panfluit. We vinden een olieverfschilderij dat stilistisch in verschillende kleuren blauw Peruanen met grote hoeden weergeeft. Ongetwijfeld zullen er honderden van zijn maar we zullen het enige exemplaar in Mill hebben. Onze laatste dag in Peru. We vertrekken om vijf voor zes en gaan met de bus “even“ langs het Policia Turismo-bureau om de verklaring op te halen. Twee man worden uit de spelonken opgetrommeld en gaan op zoek naar mijn op papier vastgelegde verklaring. (Uiteraard) is deze niet te vinden. Zelfstan-
17
dige recherchewerkzaamheden van mijn kant tonen aan dat mijn naam wèl in een dik boek voorkomt. Probleem twee is dat de capitan er niet is om de verklaring te tekenen. Hé amigo, het is maar voor de verzekering hoor! De computer wordt opgestart en de begripvolle man belooft ons binnen drie minuten een verklaring uit de printer te toveren. Aangezien hij het toetsenbord met een tweevingerzoeksysteem bewerkt stuurt Mara de bus maar vast weg. Met behulp van een betaversie van WordPerfect 3.0 voor MS-Dos wordt uit het hoofd de beloofde verklaring opgesteld. Hoezo standaardformulier? Hier geldt nog het auteursrecht op een fraai proces-verbaal! De beloofde drie minuten lopen uit tot dertig. Met carbonpapier tussen twee vellen wordt een exemplaar mét doorslag geprint. Digitale opslag is hier nog geen toverwoord. Een zestal stempels en een fraaie krullende handtekening completeren het kunstwerk. Met een taxi spoeden we ons naar het vliegveld waar we keurig achter de anderen weer kunnen aansluiten. Bij sommigen staat gate 2 op de boardingcard, bij anderen 5, maar toch komen we via gate 6 in de Fokker Friendship 28. We ontvangen een kartonnen doosje met daarin een cakeachtig broodje en een pakje appelsap. Ik bestel wat van die mierzoete, gele Inka cola die ik tot nu ontweken heb. Maar zonder Inka cola ben je niet in Peru geweest. Herinneringen aan de explosieve Exota van vroeger komen weer boven. Schuin vóór me zit een rasechte Peruaanse met een breedgerande witte vilten hoed, met om de bol een blauw lint. Op haar schoot heeft ze een plastic zak met zes broden van het formaat pizza. Is ze op alles voorbereid of gaat ze op familiebezoek? De onregelmatige hoge toppen van de Andes pieken door een strak wolkendek. Het doet me denken aan televisiebeelden van een dichtgevroren IJsselmeer met kruiend ijs bij Marken. Op het vliegveld huren we bagagekluizen terwijl onze beste Mara ondertussen een bus regelt naar Lima. Het is nog voor tienen als we in het centrum rondsjokken en de meeste restaurantjes zijn nog gesloten. Net na ons late ontbijt horen we een soort harmonie, het kind in ons komt boven, en we haasten ons naar het plein bij de kathedraal. In een stoet worden beelden van de heilige Maagd Maria meegedragen, omringd door de meest zeldzaam uitgedoste figuren. Majorettes, volksdansgroepen, mannen met witgebreide bivakmutsen, kinderen, een heuse lama: alles danst en deint voorbij op de klanken van de Zuid-Amerikaanse muziek. We vragen naar de betekenis van deze carnavaleske optocht maar het Engels van de politieman reikt niet verder dan dat er een of ander 50 jarig “iets” is in Cusco. José wil het nog eens proberen bij een politieman met een Rothweiler (twee weten meer dan één…) maar het beest begrijpt het verkeerd en vliegt recht overeind op zijn achterste poten. Gelukkig wordt hij meteen in een wurggreep genomen. Geschrokken laten we het daarbij. We treffen de anderen weer in het winkelcentrum tegenover het Marriot-hotel in Miraflores. Deze winkels zijn duidelijk bedoeld voor de upperclass en als munteenheid wordt in de meeste winkel de US$ gehanteerd. De één na de ander druppelt binnen en we luieren wat op een terrasje tot het langzaam tijd wordt om te gaan inchecken. Dan is het zover: de vakantie is voorbij ! De MD11 van de KLM taxiet de startbaan op en maakt snelheid. Enkele lichte bonken geven aan dat het toestel zich losmaakt en Peru zakt onder ons weg. Maar de herinneringen blijven voorlopig nog wel hangen.
Meer informatie:
http://www.peru-explorer.com
18
Adressenlijst: André Slager Tempeliersstraat 28-B 2012 EE HAARLEM
[email protected] [email protected] Nicole Jeurissen Patersstraat 21 3621 REKEM - BELGIË
[email protected] [email protected] Anouk Okhuijsen en Stefan van Dijken Zevenbruggetjesweg 15 9781 XV BEDUM
[email protected] Raymond en Marlica Ligtelijn Fransezoom 1 2912 GA NIEUWEKERK AAN DE IJSSEL
[email protected] Hay en José Smits IJsvogelstraat 20 5451 WJ MILL
[email protected] Elvera Hartmann Koningsplein 54F 6224 ED MAASTRICHT
[email protected] [email protected]
Bijenvlucht 20 3871 JJ HOEVELAKEN
[email protected] Rita Weijens De La Reystraat 132 3851 BL ERMELO 0341-563701 0341-557510 Mark van den Boorn en Moniek Kerkhofs Sphinxlunet 79f 6221 JK MAASTRICHT
[email protected] Ingrid Rikken Prof. Hoogveldstraat 9 6524 PK NIJMEGEN 024-322 3114
[email protected] Mariëlle van der Giessen Heenvlietlaan 114 1083 CL AMSTERDAM
[email protected] Mara van der Zwaan Brabantstraat 1 5751 AL DEURNE
[email protected]
Wilbert Jeuken Irenestraat 14 5825 CB OVERLOON 0478-641 935
[email protected] [email protected] Anneke Slofstra Dorprichterstraat 60 8431 BZ OOSTERWOLDE
[email protected] Cara Jordan C. CT. Smith Blvd. 454 Apt. 3 Aruba
[email protected] Jolanda van Loon Berkenlaan 93 7204 EC ZUTPHEN
[email protected] Jan en Jeannette Casteleijn
19