I
ARTIKEL
MARIAN JOSEPH & LYDIA LOUSBERG
De auteurs waren beiden werkzaam bij de Emancipatieraad, Marian Joseph als free-lance onderzoeker en Lydia Lousberg als wetenschappelijk medewerker.
Mogelijkheden en knelpunten van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding
Pensioenverevening bij scheiding Inleiding 1
De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding biedt verscheidene mogelijkheden om te komen tot een rechtvaardige verdeling van pensioenrechten. Van dit scala aan mogelijkheden wordt in de praktijk onvoldoende gebruik gemaakt. Advocaten beperken zich bijna altijd tot de standaardvereveningsmethode. Ten onrechte, vinden de auteurs van dit artikel. In bepaalde omstandigheden zou op initiatief van de advocaat onderzocht moeten worden of conversie de voorkeur verdient. Ook actuele ontwikkelingen op pensioengebied, met name de tendens tot afbouw van nabestaandenpensioenen en de invoering van de mogelijkheid tot uitruil van nabestaandenpensioenen, maken een serieuzer onderzoek van conversie als optie wenselijk.
Op 1 mei 1995 trad de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps) in werking. Deze wet heeft tot doel de verdeling van pensioenrechten bij scheiding goed te regelen. In de praktijk blijkt echter dat er nog veel onduidelijkheden en lacunes zijn.2 Dit artikel beoogt een overzicht te geven van de mogelijkheden die de wet biedt. Ook komt de werking van de wet in de praktijk aan de orde. Daarnaast zullen enkele knelpunten en mogelijke toekomstige ontwikkelingen besproken worden.3 Het Nederlandse pensioengebouw In het zogenaamde pensioengebouw worden over het algemeen drie 'etages' onderscheiden. De eerste etage bestaat uit de wettelijke basisvoorzieningen die alleen een minimum-inkomensgarantie bieden. Het gaat hierbij om twee volksverzekeringen, de Algemene oudersdomswet (Aow) en sinds het afschaffen van de Aww om de nogal 'uitgeklede' Algemene nabestaandenwet (Anw). De tweede etage wordt gevormd door de aanvullende pensioenen die gefinancieerd worden uit de premies van werkgevers en werknemers. Tot voor kort was het gebruikelijk dat een werknemer niet alleen (aanvullend) ouderdomspensioen opbouwde maar ook (aanvullend) nabestaandenpensioen.4 Tegenwoordig is er een tendens merkbaar tot afbouw van de (aanvullende) nabestaandenpensioenen. In dit verband kan ook gewezen op art. 2b Psw dat pensioenuitvoerders vanaf 2000 verplicht deelnemers de mogelijkheid te bieden tot omzetting van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen. De pensioenuitvoerders houden er bij de bepaling van het aanvullend pensioen rekening mee dat de wettelijke basisvoorzieningen al voorzien in een deel van het inkomen op de oude dag. Over dat deel - in pensioentermen: de franchise — wordt dan ook geen aanvullend pensioen opgebouwd. In de praktijk blijkt echter de aansluiting tussen de wettelijke basisvoorzieningen en de aanvullende 1. De auteurs danken Edwin de Jong, actuaris AG, voor het verschaffen van de benodigde actuariële berekeningen en zijn deskundige commentaar. 2. In opdracht van de Emancipatieraad werd een onderzoek verricht naar de werking van de Wvps in de praktijk: M.J. Joseph, Pensioenverevening: gescheiden delen, Emancipatieraad, Den Haag 1997. Het onderzoek heeft als basis gediend voor hoofdstuk 7 van het advies Een geëmancipeerd pensioenstelsel van de Emancipatieraad, Den Haag 1997. Dit artikel is voor een groot deel gebaseerd op het betreffende onderzoek en advies. Beiden zijn verkrijgbaar bij Arachne, Vrouwenadviesbureau Overheidsbeleid, telefoon 070-3450027. 3. Om de leesbaarheid te bevorderen zal in dit artikel op sommige plaatsen in plaats van de neutrale begrippen 'vereveningsgerechtigde' en 'vereveningsplichtige' respectievelijk 'verrekeningsgerechtigde' en 'verrekeningsplichtige' gesproken worden over 'vrouw' en 'man'. Hierbij wordt uitgegaan van de traditionele situatie waarin de man meer verdient dan de vrouw en hij per saldo vereveningsplichtig is. Uiteraard is de omgekeerde situatie ook zeer wel mogelijk. Eveneens zal op sommige plaatsen gesproken worden over 'bijzonder weduwenpensioen' in plaats van over het meer neutrale begrip 'bijzonder nabestaandenpensioen'. 4. Andere benamingen hiervoor zijn weduwenpensioen, weduwnaarspensioen of partnerpensioen.
1997 nr 5
157
I
PENSIOENVEREVENING BIJ SCHEIDING
pensioenen niet vlekkeloos te verlopen. Tussen Aow en aanvullend ouderdomspensioen ontstaat vaak een gat, ook wel Aow-gat genoemd. Dit gat wordt veroorzaakt doordat meestal wordt uitgegaan van de gezamenlijke Aow voor een echtpaar. Daardoor ontstaat voor ongehuwden en tweeverdieners een tekort. Ook tussen Anw en aanvullend nabestaandenpensioen is de aansluiting niet volledig. Hier krijgt men te maken met een Anw-gat. Door middel van een verzekering is het mogelijk deze gaten te dichten. Veel werknemers zijn na de afschaffing van de Aww dan ook benaderd door hun pensioenfonds of door een verzekeraar voor het afsluiten van een Anw-gatverzekering. Ook voor het vullen van het Aow-gat zou men voor een verzekering kunnen kiezen, zij het dat dit tegenwoordig nog niet gebruikelijk is.5 Voorzover deze verzekeringen niet collectief worden aangeboden, zijn zij een onderdeel van de derde etage van het pensioengebouw: de individuele voorzieningen. De verdeling van pensioenrechten bij scheiding heeft in hoofdzaak betrekking op de tweede etage van het pensioengebouw: de aanvullende pensioenen. Pensioenverdeling: een historische schets De vraag of aanvullende pensioenrechten verdeeld moeten worden na een scheiding wordt tot 1981 negatief beantwoord. In 1959 doet de Hoge Raad6 nog uitspraak in een zaak, waarin deze vraag voorligt in het kader van de scheiding en deling van de goederengemeenschap. Het betreft hier dus het huwelijksgoederenrecht. De Hoge Raad is van oordeel dat pensioenrechten naar hun aard zodanig verknocht zijn aan degene die ze heeft opgebouwd, dat ze niet in de gemeenschap van goederen vallen en derhalve niet voor verdeling in aanmerking komen. Dat dit vooral nadelig uitpakt voor vrouwen zal geen verbazing wekken. Vrouwen waren, zeker in die tijd, vaak degenen die geen betaald werk verrichtten en dus geen eigen pensioen opbouwden. Als zij na bijvoorbeeld twintig jaren 'trouwe huishoudelijke dienst' scheiden, blijven ze op pensioengebied met lege handen achter. In 1981 wijzigt de Hoge Raad zijn standpunt met het Boon/Van Loon-arrest.7 De Hoge Raad oordeelt dat pensioenrechten weliswaar naar hun aard verknocht zijn aan de rechthebbende, maar ook een niet te verwaarlozen band hebben met de persoon van de andere echtgenoot, onder andere gezien het feit dat pensioenrechten het resultaat zijn van de gemeenschappelijke inspanning van beide echtgenoten. De pensioenrechten kunnen daarom bij wijze van verrekening bij de verdeling in aanmerking genomen worden. Ook al vallen de pensioenrechten niet zelf in de gemeenschap, hun waarde doet dat wel. Daarbij gaat het zowel om het 5. De mogelijkheid van een Aow-gatverzekering wordt ook genoemd door C. J. van Rees, De keuze van het Shell Pensioenfonds, Tijdschrift voor pensioenvraagstukken 1996, afl. 4, p. 85-87. 6. HR 7 oktober 1959, BNB 1959,355 7. HR 27 november 1981, NJ 1982, 503. 8. Bijzonder weduwenpensioen is weduwenpensioen voor de exechtgenote. Als de man overlijdt, heeft de ex-echtgenote meestal recht op een pensioen dat, afhankelijk van de betreffende pensioenregeling, veelal 5/7 of zeventig procent bedraagt van het ouder-
158
MARIAN JOSEPH & LYDIA LOUSBERG
ouderdomspensioen als om het bijzonder weduwenpensioen8, opgebouwd vóór en tijdens het huwelijk.9 Bij deze verrekening wordt uitgegaan van de contante waarde van de opgebouwde pensioenen. Onder de contante waarde wordt verstaan de reservewaarde die de pensioenuitvoerder nu nodig heeft om straks de pensioenuitkeringen te kunnen uitbetalen. In de praktijk wordt naar aanleiding van de jurisprudentie van de Hoge Raad als volgt verrekend. Eerst worden de contante waarden van ouderdomspensioen en bijzonder weduwenpensioen bij elkaar opgeteld en vervolgens wordt het totaal door twee gedeeld. Man en vrouw hebben beiden recht op de helft. Aangezien de vrouw geacht wordt toch al recht te hebben op het bijzonder weduwenpensioen, wordt de waarde daarvan vervolgens weer afgetrokken van haar helft. Rekenvoorbeeld10: Een man trouwt op 25-jarige leeftijd met een even oude vrouw. Op deze leeftijd is hij ook tot de pensioenregeling toegetreden. Twintig jaar later vindt de scheiding plaats. De man en de vrouw zijn dan 45. Het pensioen bedraagt, bij een volledige diensttijd, zeventig procent van de pensioengrondslag. De pensioengrondslag is in dit geval op 45-jarige leeftijd ƒ 60.000,-. Op 65-jarige leeftijd zou het opgebouwde pensioen zeventig procent van ƒ 60.000,- zijn. Op 45-jarige leeftijd, het moment van scheiding, is er minder opgebouwd, nl. 35 procent van ƒ 60.000,-. Het opgebouwde ouderdomspensioen (OP) bij scheiding is dan ƒ21.000,-. De contante waarde van dit pensioen is ƒ 81.438,-. Het bijzonder nabestaandenpensioen (BNP) bij scheiding is 5/7 van het bij scheiding opgebouwde OP, en dat is ƒ 15.000,-. De contante waarde van dit bijzonder nabestaandenpensioen is ƒ 43.530,-. Bij de berekening van de contante waarde wordt uitgegaan van naar sexe gescheiden sterftetabellen. Om te berekenen hoeveel hij straks nodig heeft om het pensioen uit te betalen, wil een pensioenuitvoerder rekening houden met de levensverwachting van personen. Aangezien vrouwen gemiddeld langer leven dan mannen moet de pensioenuitvoerder meer reserveren voor vrouwen dan voor mannen, want naar verwachting moet hij langer uitbetalen aan vrouwen dan aan mannen. De contante waarde van het bijzonder weduwenpensioen is dus relatief hoog en de waarde van het ouderdomspensioen van de man, dat afhankelijk is van zijn verwachte levensduur, is relatief laag. Dit betekent dat bij de pensioenverrekening een relatief hoog gewaardeerd bijzonder weduwenpensioen wordt afgetrokken van de helft van een relatief laag gewaardeerd OP. Zeer ongunstig voor vrouwen dus. Van diverse kanten is dan ook voorgesteld het gebruik van geslachtsafhankelijke actuariële factoren af te schaffen.11 domspensioen dat door de man is opgebouwd tot de echtscheiding. 9. Als er sprake is van een tweede huwelijk en een deel van het pensioen bij een eerdere echtscheiding al verrekend is, ligt dit anders. Slechts de jaren vanaf de eerste scheiding tellen dan mee. 10. De rekenvoorbeelden in dit artikel zijn gebaseerd op de sterftetafels Gehele Bevolking Mannen resp. Vrouwen 85-90 en een rekenrente van vier procent per jaar. 11. Zie P. Portegies, Naar sexe gescheiden sterven, Nemesis 1993, nr. 2, p. 59-66; E. Lutjens m.m.v. E.W.A. van Poppel, Levensver-
NEMESIS
I
PENSIOENVEREVENING BIJ SCHEIDING
MARIAN JOSEPH a LYDIA LOUSBERG
opbouw door de man
opbouw door de vrouw
81.438,43.530,- +
110.712,17.970,- +
96.159,29.715,- +
124.968,- :2
128.682,- :2
125.874,- :2
gedeeld door twee contante waarde BNP
62.484,43.430,- -
64.341,17.970,- -
62.937,29.715,- -
te verrekenen
18.954,-
46.371,-
33.222,-
15.294,- p/jaar
10.990,- p/jaar
contante waarde OP contante waarde BNP totaal
voorwaardelijke uitkering aan ex-echtgeno(o)t(e)
6.251,-p/jaar
sexe-neutrale actuariële factoren
n
Hierboven is de berekening weergegeven die als gevolg van de 'Boon/Van Loon'-methode ontstaat. Daarnaast worden ter vergelijking de berekeningen gegeven in het geval dat de vrouw het pensioen zou hebben opgebouwd en in het geval dat de berekeningen sexeneutraal zouden zijn uitgevoerd. In de tabel is duidelijk te zien tot welke verschillen gebruikmaking van geslachtsafhankelijke sterftetabellen leidt.
heid van de man. Dit zijn redenen voor de regering om in 1985 met een voorontwerp van wet over pensioenverrekening te komen. De discussie naar aanleiding van dit voorontwerp leidt uiteindelijk in 1991 tot het indienen van het wetsvoorstel Verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps).
De verrekening kan plaatsvinden door contant af te rekenen, waarbij het bedrag van ƒ 18.954,- als vermogensbestanddeel direct wordt verrekend. Ook kan de verrekening plaatsvinden door aan de vrouw een voorwaardelijke uitkering toe te kennen, waarbij aan de hand van actuariële berekeningen een omrekening plaatsvindt naar een pensioenuitkering per jaar (in ons voorbeeld komt dat neer op ƒ 6.251,- per jaar vanaf het moment dat de man met pensioen gaat en onder de voorwaarde dat zowel de man als de vrouw nog in leven zijn).13
In 1995 treedt de Wvps in werking. De wet geeft de vereveningsgerechtigde bij scheiding15 een rechtstreeks recht op uitbetaling van een deel van het opgebouwde pensioen. Uitgangspunt is een verdeling van het opgebouwde pensioen (de verevening genoemd) in plaats van een verrekening van de waarde van de pensioenrechten. Het bijzonder nabestaandenpensioen blijft geheel buiten beschouwing. In beginsel gaat het om de verdeling van het tijdens de huwelijksperiode opgebouwde ouderdomspensioen (art. 3 Wvps). Voorhuwelijkse jaren worden daarbij niet, zoals bij de Boon/Van Loon-methode, in de verdeling betrokken.
De situatie naar aanleiding van het Boon/Van Loonarrest brengt veel juridische vragen met zich mee. Deze vragen hebben betrekking op de soorten aanspraken die verrekend moeten worden, de relatie tussen het huwelijksgoederenregime en verrekening en het moment en de wijze van verrekenen.14 Dit leidt tot rechtsonzekerheid en in veel gevallen tot onbevredigende verrekeningsresultaten. Ook ontstaan praktische uitvoeringsproblemen. Een daarvan is het feit dat er geen rechtstreeks recht ontstaat jegens de pensioenuitvoerder. De vrouw is voor de uitbetaling van haar deel van het pensioen afhankelijk van de betalingsbereidwachting en pensioen; geslachtsafhankelijke of sexe-neutrale actuariële factoren, FED, Deventer 1995; Emancipatieraad, Een geëmancipeerd pensioenstelsel, Den Haag maart 1997; Rapportage commissie IVDV, Het wouwenverdrag in Nederland anno 1997: verslag van de nationale rapportagecommissie IVDV, Vuga, Den Haag 1997. Lutjens en Emancipatieraad achten intern gebruik van geslachtsafhankelijke sterftetabellen door pensioenuitvoerders voor zover noodzakelijk voor de bepaling van de omvang van de benodigde reserve wel toegestaan. 12. Voor actuarieel geïnteresseerden wijzen wij erop dat de sexeneutrale uitwerking is berekend op basis van bij aanvang gelijke aantallen mannen en vrouwen die vervolgens op basis van de sexeafhankelijke overlijdenskansen uitsterven.
1997 nr 5
Wet verevening pensioenrechten bij scheiding
Rekenvoorbeeld Uitgegaan wordt van dezelfde gegevens als bij het eerste rekenvoorbeeld. De vereveningsgerechtigde heeft, bij een tijdens het huwelijk opgebouwd ouderdomspensioen van ƒ 21.000,-, recht op ƒ 10.500,- (vijftig procent van ƒ 21.000,-) per jaar vanaf de pensioendatum (exclusief indexering). Vergelijk de jaarlijkse pensioenuitkering van ƒ 6.251,- volgens de Boon/Van Loon-methode.16 13. De hier besproken zogenaamde Boon/Van Loon-methode wordt gehanteerd bij scheidingen, waarvan de boedelscheiding heeft plaatsgevonden na de uitspraak van de Hoge Raad op 27 november 1981, en bij scheidingen die hebben plaatsgevonden vóór 1 mei 1995, de datum van inwerkingtreding van de Wvps. 14. TK 1990-1991, 21 893, nr. 3, p. 2-3. 15. Onder scheiding wordt verstaan echtscheiding of scheiding van tafel en bed (art. 1 sub a Wvps). Het tijdstip van scheiding is de datum waarop de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand is ingeschreven of, in geval van scheiding van tafel en bed, de datum waarop de beschikking van scheiding van tafel en bed in kracht van gewijsde is gegaan (art. 1 sub b Wvps). 16. Voor een uitgebreide vergelijking van verschillende verdelings-
159
I
PENSIOENVEREVENING BIJ SCHEIDING
Bij een later gesloten huwelijk zouden de verschillen overigens minder groot zijn, omdat bij de Boon/Van Loon-methode de voorhuwelijkse jaren worden meegerekend, terwijl bij de standaardvereveningsmethode alleen de huwelijkse jaren meetellen. Bij een groter verschil in leeftijd tussen de oudere man en de jongere vrouw gaan de uitkomsten ook verschuiven. Dan is de Boon/Van Loon-methode nog ongunstiger voor de vrouw, omdat de contante waarde van het bijzonder nabestaandenpensioen dan relatief nog hoger is dan de contante waarde van het ouderdomspensioen. Methoden De wet bevat aanvullend recht. Wanneer (ex-)echtgenoten niets hebben afgesproken, geldt de standaardvereveningsmethode (vijftig procent van het tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen). Partijen kunnen echter ook kiezen voor één van de andere in de wet genoemde methoden (art. 4 Wvps).17 Zij kunnen kiezen voor een ander percentage dan het percentage van vijftig procent en ook kunnen ze meer of minder opbouwjaren in aanmerking nemen (hetgeen vooral relevant is als partijen reeds een aantal jaren ongehuwd hebben samengewoond en deze jaren willen verevenen). Daarnaast biedt de wet de mogelijkheid voor partijen tot conversie (art. 5 Wvps).18 Bij conversie wordt het recht op een gedeelte van het ouderdomspensioen samen met het recht op het bijzonder nabestaandenpensioen omgezet in een eigen zelfstandig recht op ouderdomspensioen voor de vereveningsgerechtigde (meestal de vrouw). De reservewaarden van beide rechten worden bij elkaar opgeteld. Vervolgens wordt dan berekend welk ouderdomspensioen op het leven van de vereveningsgerechtigde kan worden verzekerd met dit bedrag.19 Uitgaande van het reeds gebruikte rekenvoorbeeld, zou voor de vereveningsgerechtigde een bedrag van ƒ 40.719,- (vijftig procent contante waarde OP) + ƒ 43.530,- (BNP) = ƒ 84.249,- beschikbaar zijn voor de omzetting naar een eigen pensioen. Na omrekening komt dat neer op een bedrag van ƒ 15.980,-per jaar.
MARIAN JOSEPH & LYDIA LOUSBERG
nen dat doen bij de scheiding. Om inzicht te krijgen in de wijze waarop de wet in de praktijk gehanteerd wordt, is een onderzoek20 verricht onder acht notarissen en veertien advocaten. Uit dit onderzoek blijkt dat de meeste notarissen zich bij het opstellen van huwelijkse voorwaarden beperken tot de standaardmethode. Veel van hen geven aan dat dit soort zaken het beste geregeld kan worden op het moment van scheiding omdat op dat moment de gevolgen beter te overzien zijn. Soms wordt wel in de huwelijkse voorwaarden opgenomen dat de voorhuwelijkse samenwoonperiode als opbouwperiode meegenomen zal worden. Deze afwijkende methode leent zich uiteraard goed voor afspraken bij huwelijkse voorwaarden, omdat er op dat moment sprake is van een goede onderlinge verstandhouding.
Uit het onderzoek blijkt dat de meeste notarissen zich bij het opstellen van huwelijkse voorwaarden beperken tot de standaardmethode.
Pensioenverevening in de praktijk
Pensioenverevening komt verder meestal aan de orde bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed en ligt dan vooral op het bord van de advocaat. Als er afspraken worden gemaakt in verband met de scheiding, hoort daar ook het regelen van de pensioenverevening bij. Uit het onderzoek blijkt dat een groot aantal van de geïnterviewde advocaten zich bij dit onderwerp beperken tot de standaardmethode, omdat het een eenvoudige methode is die tot billijke resultaten leidt. Partijen hoeven bij gebruikmaking van deze methode alleen maar de scheiding te melden aan de pensioenuitvoerder. Zij kunnen zich dus beperken tot het invullen en opsturen van het standaardformulier. Verder hoeven ze dan niets te regelen met betrekking tot de pensioenverevening.21 Voor advocaten is dit veel gemakkelijker dan de toepassing van de Boon/Van Loon-methode. Zo hoeven ze geen ingewikkelde berekeningen meer op te vragen en te controleren. Daarnaast geeft een aantal advocaten aan dat men vaak op de standaardvereveningsmethode uitkomt, omdat een andere methode toch niet kan worden afgedwongen. Wij zijn echter van mening dat advocaten creatiever met de beschikbare mogelijkheden om zouden kunnen gaan door bijvoorbeeld pensioenverevening als één van de punten bij de scheidingsonderhandelingen te betrekken. Een voor de één gunstige methode kan voor de ander, bijvoorbeeld bij de boedelscheiding, gecompenseerd worden.
Pensioenverevening kan op twee momenten aan de orde komen. Partijen kunnen al afspraken maken bij het opstellen van huwelijkse voorwaarden en zij kun-
In de memorie van toelichting werd destijds de verwachting uitgesproken dat de conversiemethode, waarbij omzetting plaatsvindt in een zelfstandig recht
methodes wordt verwezen naar M. Aalbers, Van verrekenen naar verevenen, Wetenschapswinkel Rechten Universiteit Utrecht, Utrecht 1996. 17. Afwijkingen moeten worden opgenomen in huwelijkse voorwaarden of echtscheidingsconvenant. 18. Conversie kan alleen toegepast worden bij echtscheiding. Bij scheiding van tafel en bed wordt het bijzonder nabestaandenpensioen nl. nog niet vastgesteld. Dat gebeurt (op grond van o.a. de Psw)
pas bij de ontbinding van het huwelijk. Omzetting kan derhalve nog niet plaatsvinden op het moment van scheiding van tafel en bed. 19. TK 1991-1992,21 893, nr. 5, p. 22. 20. Zie noot 2. 21. Slechts afwijkingen van de standaardmethode moeten expliciet worden opgenomen in het echtscheidingsconvenant. De standaardmethode is van rechtswege van toepassing.
Hiermee zijn de mogelijkheden niet uitgeput. Partijen kunnen ook overeenkomen de toepasselijkheid van de wet uit te sluiten en daarnaast niets of iets geheel anders over de verdeling van het pensioen af te spreken. In het laatste geval ontstaat dan wel een recht op een gedeelte van het pensioen, er onstaat alleen geen rechtstreeks recht op de pensioenuitvoerder. Dat rechtstreekse recht ontstaat slechts als voor één van de in de wet genoemde methoden wordt gekozen.
160
NEMESIS
I
PENSIOENVEREVENING BIJ SCHEIDING
op ouderdomspensioen voor de vereveningsgerechtigde, vaak toegepast zou worden.22 Deze methode, die tot interessante resultaten zou kunnen leiden, lijkt echter sporadisch te worden gehanteerd. Oorzaken die daarvoor door de advocaten in het onderzoek genoemd worden zijn onder andere: de complexiteit van de methode, de moeilijke afweging van voor- en nadelen en het feit dat conversie slechts interessant zou zijn voor grote pensioenen. Voor- en nadelen conversie In het nu volgende overzicht wordt ingegaan op een aantal voor- en nadelen van conversie.23 Er wordt een uitsplitsing gemaakt naar voor- en nadelen voor de vereveningsgerechtigde (meestal de vrouw) en voor de vereveningsplichtige (veelal de man). Het accent ligt daarbij op de positie van de vereveningsgerechtigde, de vrouw dus. Voordelen voor de vrouw Een voordeel van conversie is dat er een lossere band met de ex-echtgenoot ontstaat. Bij gewone pensioenverevening krijgt de vrouw het pensioengedeelte op het moment dat de man met pensioen gaat en ontvangt zij bijzonder nabestaandenpensioen als de man overlijdt. Uitbetaling van het verevende pensioen blijft dus gebonden aan de leeftijd en het in leven zijn van de man. Bij conversie wordt de band met de ex-echtgenoot definitief doorgesneden. Het pensioen gaat in zo'n geval in op het moment dat de vrouw zelf de pensioengerechtigde leeftijd bereikt heeft, of eventueel vroeger of later op een zelf bepaalde ingangsdatum. De vrouw hoeft dus niet te wachten tot haar ex-man 65 jaar oud is. Ook heeft flexibilisering van het pensioen van de man geen gevolgen voor het pensioen van de vrouw. Een vervroegde of verlate pensionering van de man heeft dus geen invloed. Bij gewone pensioenverevening daarentegen 'fluctueert' de ingangsdatum van het pensioen van de vrouw mee met de flexibiliteitswensen van de ex-echtgenoot.
Wij zijn van mening dat advocaten creatiever met de beschikbare mogelijkheden om zouden kunnen gaan.
Een ander voordeel van conversie is dat er een fors ouderdomspensioen voor de vrouw kan ontstaan. Dit is een gevolg van het feit dat niet alleen de helft van de waarde van het - door de ex-man opgebouwde ouderdomspensioen wordt omgezet in een eigen pensioenrecht voor de vrouw, maar dat ook de waarde van het bijzonder nabestaandenpensioen in deze omzetting 22. TK 1990-1991, 21 893, nr. 3, p. 13. 23. Voor een bespreking van een aantal van de hier genoemde vooren nadelen zie verder, onder andere, TK 1991-1992,21 893, nr. 5, p. 22; E. Lutjens, Juridische aspecten van pensioenverevening mede in relatie tot de PSW, Pensioen en Praktijk 1995, afl. 4, p. 2-12; J.W.D. van Oldenborgh, EchtscheidingsBulletin 1995, afl. 5, p. 1-9; K. Teich, Verevening pensioenrechten bij scheiding, FED, Deventer
1997 nr 5
MARIAN JOSEPH a LYDIA LOUSBERG
wordt meegenomen. Tot welke resultaten dit in de praktijk kan leiden blijkt uit het eerder weergegeven rekenvoorbeeld.24 Nadelen voor de vrouw Het forsere ouderdomspensioen van de vrouw gaat echter samen met een niet onbelangrijk nadeel van conversie: het verlies van het recht op een bijzonder nabestaandenpensioen. Dit is bij conversie immers al omgezet. Dit nadeel speelt met name als de vrouw afhankelijk is van alimentatie. Als de ex-man in dat geval jong komt te overlijden, kan zij financieel in de problemen komen. De alimentatie valt door de dood van de man weg, terwijl de vrouw - omdat ze nog geen 65 is - geen aanspraak kan maken op het eigen (geconverteerde) ouderdomspensioen. Conversie is in dit geval geen goede optie. De vrouw staat dan namelijk met lege handen, terwijl zij bij gewone pensioenverevening in plaats van alimentatie bijzonder nabestaandenpensioen zou krijgen. Het nadeel van het verlies van het bijzonder nabestaandenpensioen weegt duidelijk minder zwaar indien de vrouw in kwestie op het moment van scheiding economisch zelfstandig is en naar verwachting ook zal blijven. Overigens kan een verzekering van de man ten gunste van de vrouw soelaas bieden. Een tweede nadeel betreft het feit dat ook bij conversie gebruik gemaakt wordt van sexespecifieke sterftetabellen. Bij conversie worden deze tabellen op het moment van de berekening van de reservewaardes van het ouderdomspensioen en het bijzonder nabestaandenpensioen en bij de omzetting in een eigen pensioenrecht gehanteerd. Hierdoor kan het nadelig effect van het gebruik van deze tabellen nog groter zijn. Vooral in het geval dat het pensioen van beide echtgenoten geconverteerd wordt, moet goed gelet worden op de uitkomsten van de actuariële berekeningen. Ook hier geldt weer dat uitkomsten rechtvaardiger zouden uitpakken als pensioenuitvoerders over zouden gaan tot gebruikmaking van sexeneutrale sterftetabellen.25 Nadelen voor de man In de parlementaire geschiedenis en de literatuur26 wordt ook een aantal nadelen voor mannen genoemd. Een daarvan is dat in tegenstelling tot bij gewone verevening de man het deel van het pensioen dat naar de vrouw is gegaan niet terug krijgt als de vrouw komt te overlijden. Bij conversie is hij dit deel definitief kwijt. Dit lijkt een nadeel en zal voor veel mannen een reden zijn om af te zien van conversie. Ons inziens onterecht. Zeker in de meest voorkomende situatie dat de man de vereveningsplichtige is, lijkt het niet een erg valide argument. Vrouwen komen statistisch gezien relatief zelden voor hun man te overlijden. Ze worden gemiddeld ouder en trouwen met oudere mannen. De kans dat de vrouw eerder overlijdt dan de ex-man is dus gering. In de literatuur wordt er bovendien op gewezen dat bij de waardering van de pensioenrechten rekening 1995, p. 51-53). 24. Bij standaardverevening een jaarlijkse uitkering van ƒ 6.251,per jaar, bij conversie een jaarlijkse uitkering van ƒ 15.980,- per jaar. 25. Zie voor meer informatie omtrent dit onderwerp de literatuur genoemd in noot 11. 26. Zie noot 23.
161
I
PENSIOENVEREVENING BIJ SCHEIDING
kan worden gehouden met dit definitieve verlies. Ook hoeft conversie volgens sommigen niet per se te leiden tot definitieve verlaging van het pensioen. Dat zou het nadeel mogelijk opheffen.27 Een ander nadeel voor de man dat genoemd wordt is dat bij waarde-overdracht op zijn verzoek ten aanzien van zijn deel van het ouderdomspensioen, een salarisverhoging minder pensioen oplevert dan zonder conversie. Overigens kan conversie alleen maar toegepast worden als de pensioenuitvoerder met de conversie instemt. Gronden voor het onthouden van deze instemming zijn niet wettelijk vastgelegd. In eerste instantie wil de wetgever de pensioenuitvoerders hierover zelf een beleidslijn laten ontwikkelen. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat de pensioenuitvoerder niet zonder redelijke grond toestemming mag weigeren.28 Zo mag administratieve rompslomp geen reden zijn. In de literatuur wordt wel gesteld dat er nauwelijks redenen voor de pensioenuitvoerder zijn om niet mee te werken aan conversie.29 Op grond van het bovenstaande overzicht concluderen we dat conversie voor de vrouw een interessante optie kan zijn indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: de vrouw heeft duidelijk minder pensioen opgebouwd dan de man, zij is economisch zelfstandig en zal dit naar verwachting blijven. Volgens Lutjens maakt dat conversie tot iets elitairs.30 Vergelijkbare uitspraken worden gedaan in het genoemde onderzoek, waarin een aantal advocaten stelt dat conversie met name iets is voor de hogere inkomens. Wij verwachten echter, dat in een periode waarin steeds meer vrouwen economisch zelfstandig zijn, conversie in een groter aantal situaties dan men denkt, een serieuze optie is. Ook actuele ontwikkelingen - zoals de tendens tot afbouw van de aanvullende nabestaandenpensioenen door pensioenuitvoerders - kunnen de keuze voor conversie aantrekkelijker maken. In de paragraaf over toekomstige ontwikkelingen wordt op dit laatste dieper ingegaan. Oude gevallen Op grond van art. 12 Wvps heeft de wet geen terugwerkende kracht. De wet is in sommige gevallen echter toch van toepassing op scheidingen die hebben plaatsgevonden vóór 27 november 1981, de datum van het Boon/Van Loon-arrest. Op deze scheidingen is het Boon/Van Loon-regime niet van toepassing. Omdat dit voor veel oudere vrouwen betekende dat ze geen recht 27. Zie onder andere O.F. Blom en E.F.M. Schols-van Oppen, Pensioenalmanak, De Bussy Uitgeverij, Diemen 1995, p. 141; Th.L.J. Bod, Alimentatieberekening en pensioenverevening, Advocatenblad 1995, p. 424; A.J. Dongelmans, Conversie volgens de Wet vereveningpensioenrechten, Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken 1995, afl. 6, p. 121; P. van Yperen, Pensioenverevening: wel meer regels maar geen verbetering, WFR 1995, afl. 6156, p. 907. 28. K. Teich, Verevening Pensioenrechten bij scheiding, FED, Deventer 1995, p. 53-54. 29. Zie onder andere E.D.O. de Jong, Actuariële aspecten rond de Wet pensioenverevening, Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken 1996, afl. l , p . 14. 30. E. Lutjens, Juridische aspecten van pensioenverevening mede in
162
MARIAN JOSEPH & LYDIA LOUSBERG
zouden hebben op enige verdeling van pensioenrechten, is het oorspronkelijke wetsvoorstel via een amendement in die zin aangepast dat de wet ook van toepassing is op scheidingen van vóór 27 november 1981 als: - het huwelijk tenminste achttien jaar heeft geduurd; - er tijdens het huwelijk minderjarige kinderen waren; - er niet reeds aantoonbaar rekening is gehouden met het feit dat de vereveningsgerechtigde niet of onvoldoende pensioen heeft opgebouwd; - de scheiding vóór 1 mei 1997 is gemeld aan de pensioenuitvoerder. Als aan deze voorwaarden is voldaan heeft de vereveningsgerechtigde op grond van art. 12 lid 2 Wvps recht op 25 procent (in plaats van vijftig procent) van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen.
Wij verwachten, dat in een periode waarin steeds meer vrouwen economisch zelfstandig zijn, conversie in een groter aantal situaties dan men denkt, een serieuze optie is.
Op dit moment worden procedures gevoerd door de Stichting Recht op Recht vóór '81 over de rechten van vrouwen die vóór 27 november 1981 zijn gescheiden. De stichting is van mening dat er een recht op vijftig procent van het tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen moet gelden voor alle vrouwen die vóór 27 november 1981 zijn gescheiden. Dus ook voor vrouwen die minder dan achttien jaar gehuwd waren en die geen minderjarig kind tijdens het huwelijk hadden. De stichting baseert haar vordering op het non-discriminatiebeginsel en het beginsel van gelijke behandeling. Zij is van mening dat art. 12 Wvps onverbindend is omdat de wet strijdig is met internationale verdragsbepalingen.31 De door de stichting ingestelde vorderingen zijn op 20 december 1996 door de Rechtbank Den Haag afgewezen.32 De stichting is inmiddels in hoger beroep gegaan. Verder leidt de voorwaarde dat niet reeds aantoonbaar rekening mag zijn gehouden met het ontbreken van een recht op pensioen tot veel procedures.33 Er kan met dit ontbreken van pensioenrechten rekening zijn gehouden bij de boedelscheiding of bij de hoogte van de alimentatie. De vraag is natuurlijk wanneer kan worden relatie tot de PSW, Pensioen en Praktijk 1995, afl. 4, p. 5. 31. Art. 119 EEG-verdrag, richtlijn 86/378/EEG, art. 26 BuPo-verdrag en het VN-vrouwenverdrag. De procedures worden ondersteund door het Proefprocessenfonds Rechtenvrouw van het CWI. 32. Zie onder andere uitspraak Rb 's-Gravenhage 20 december 1996, reg.nr.AWB 95/11495. 33. Zie onder andere Pensioenjurisprudentie (PJ) 1995,54 en CWI, RV 96/129. Voor een uitgebreidere bespreking van dit onderwerp wordt verwezen naar E. Lutjens, Pensioenverevening bij scheiding een juridische slangenkuil, NJB 1997, afl. 16, p. 712-713 enP. Siegman Twee jaar ervaringen met de Wet Verevening Pensioenrechten bij scheiding I, EchtscheidingsBulletin 1997, nr. 4, p. 7-8.
NEMESIS
I
PENSIOENVEREVENING BIJ SCHEIDING
gezegd dat dat aantoonbaar is gebeurd, als er destijds niet expliciet melding van is gemaakt. Belangrijk is overigens dat de termijn voor de vereveningsaanvraag voor deze zogenaamde oude gevallen inmiddels is verstreken. Het is te hopen dat voldoende vrouwen op de hoogte waren van het feit dat zij nog recht hadden op pensioenverevening en dat dit recht vanaf 1 mei 1997 is vervallen. De Emancipatieraad heeft overigens geadviseerd de termijn te verlengen tot 1 mei 1998. Inmiddels zijn kamervragen met betrekking tot de verlenging van de termijn negatief beantwoord.34 Drie groepen Voor de duidelijkheid zetten we nog even op een rijtje welk regime wanneer van toepassing is. Na het van kracht worden van de Wvps zijn grofweg drie groepen verrekenings- c.q. vereveningsgerechtigden ontstaan. 1. Als de scheiding heeft plaatsgevonden vóór 27 november 1981, is de Wvps van toepassing, indien aan de genoemde voorwaarden is voldaan. In dat geval heeft de vereveningsgerechtigde recht op 25 procent van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen. In de overige gevallen vindt geen verrekening of verevening plaats. 2. Als de boedelscheiding na 27 november 1981 heeft plaatsgevonden en de scheiding voor 1 mei 1995, is het Boon/Van Loon-regime van toepassing.35 Dit regime komt erop neer dat de waarde van de pensioenrechten (ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen) bij de verdeling van de goederengemeenschap verrekend moet worden. 3. Als de scheiding na 1 mei 1995 heeft plaatsgevonden geldt de Wvps.36 Uitgangspunt is de verdeling van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen. Er vindt geen verrekening van de waarde plaats. De standaardmethode voorziet in een verdeling bij helfte. Daarnaast bestaat de mogelijkheid tot conversie. Enkele knelpunten
MARIAN JOSEPH & LYDIA LOUSBERG
bedrag dat voortvloeit uit het eerste lid van het artikel - het recht op uitbetaling - verhoogd of verlaagd wordt met een evenredig deel van de verhoging of verlaging van het pensioen. Voor pensioenen die nog niet zijn ingegaan op het moment van scheiding is de wettekst echter niet duidelijk. Op grond van de wetsgeschiedenis37 mag worden aangenomen dat indexering ook dan moet plaatsvinden. Het is echter van belang dat de vereveningsgerechtigden en hun advocaten goed in de gaten houden of dit ook daadwerkelijk gebeurt. Verder speelt ook na conversie het probleem van al dan niet indexeren. Het is van belang er alert op te zijn dat bij het omzetten van het recht op ouderdomspensioen en bijzonder nabestaandenpensioen indexering niet buiten beschouwing blijft. De Emancipatieraad heeft om elk misverstand te voorkomen geadviseerd de wet zodanig aan te passen dat duidelijk wordt dat alle verevende pensioenaanspraken moeten worden geïndexeerd. Geconverteerde pensioenaanspraken dienen ten minste op gelijke wijze behandeld te worden als de pensioenaanspraken van slapers en gepensioneerden, aldus de Raad.38 Kleine pensioenen Een ander knelpunt is het feit dat kleine pensioenen niet worden verevend. Als het vereveningsgedeelte waar de vereveningsgerechtigde recht op heeft op het moment van scheiding onder de grens van ƒ 640,19 ligt,39 wordt er niet verevend (art. 3 lid 3 jo art. 32 lid 5 Psw). Dit is vooral nadelig als bij veel werkgevers gedurende korte tijd pensioen is opgebouwd zonder dat waarde-overdracht heeft plaatsgevonden. Gezien het feit dat het recht op waarde-overdracht nog niet zo lang bestaat zal dit vaak voorkomen. De Emancipatieraad heeft geadviseerd het grensbedrag te laten vervallen.40 Zolang dit nog niet is gerealiseerd, zouden advocaten partijen erop kunnen wijzen dat het kleine pensioen kan worden afgekocht op grond van art. 32 lid 5 Psw en dat het vrijgekomen bedrag vervolgens in de boedelscheiding kan worden meegenomen.
Indexering Voor de vereveningsgerechtigde is het uiteraard van groot belang dat het pensioengedeelte dat wordt ontvangen, geïndexeerd wordt. Zonder indexering wordt een pensioen namelijk steeds minder waard. De wettekst is echter niet voor alle gevallen duidelijk over de vraag of en hoe geïndexeerd moet worden. De wet is wel duidelijk over indexering als het gaat om pensioenen die al zijn ingegaan op het moment van scheiding. Art. 3 van de wet bepaalt namelijk dat, indien het pensioen na ingang ervan verhoogd of verlaagd wordt, het
Pensioenverevening in relatie tot actuele ontwikkelingen
34. TK 1996-1997, Aanhangsel Handelingen nr. 1219. 35. Problemen ontstaan als de scheiding vóór en de boedelscheiding na 27 november 1981 heeft plaatsgevonden. Beide regimes zouden dan van toepassing kunnen zijn. De wet hanteert nl. als criterium dat de scheiding vóór 1981 moet hebben plaatsgevonden en het Boon/Van Loon-arrest geeft als criterium dat de boedelscheiding na die datum moet hebben plaatsgevonden. De vraag welk regime van toepassing is, is aan verschillende rechters voorgelegd en heeft tot verschillende uitspraken geleid. Zie voor een uitgebreide behandeling P. Siegman, Twee jaar ervaringen met de Wet Verevening Pensioenrechten bij scheiding II, EchtscheidingsBulletin 1997, nr. 5, p. 7-8. 36. Dat wil zeggen als de echtscheidingsbeschikking na die datum is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand of als de
beschikking van scheiding van tafel en bed na die datum in kracht van gewijsde is gegaan (art. 1 sub b Wvps). 37.TK 1990-1991,21 893,nr.3,p. lOen26;TK 1991-1992,21 893, nr. 5, p. 12 en 13; TK 1992-1993,21893, nr. 8, p. 6 en 7. Zie ook K. Teich, Verevening Pensioenrechten bij scheiding, FED, Deventer 1995, p. 44-48. 38. Emancipatieraad, Een geëmancipeerd pensioenstelsel, Den Haag, 1997, p. 62. 39. Bedrag per 1 januari 1997, Regeling tot herziening bedrag in Pensioen- en Spaarfondsenwet van 5 december 1996, Staatscourant 1996,242. 40. Emancipatieraad, Een geëmancipeerd pensioenstelsel, Den Haag, 1997, p. 63.
1997 nr S
De pensioenwereld is op dit moment volop in beweging. Op een groot aantal terreinen vinden veranderingen plaats. Denk bijvoorbeeld aan de voorgestelde wijzigingen in de fiscale behandeling van pensioenen, de verruiming van het begrip pensioentoezegging, de flexibilisering van pensioenen, en de introductie van meer marktwerking en van meer medezeggenschap voor deelnemers en gepensioneerden.
163
I
PENSIOENVEREVENING BIJ SCHEIDING
Met name twee ontwikkelingen zijn van belang in het licht van pensioenverevening. Flexibilisering van pensioenen De eerste ontwikkeling wordt meestal gevat onder de term 'flexibilisering van pensioenen'. Hierbij gaat het niet alleen om de introductie van de mogelijkheid om eerder of later met pensioen te gaan dan op de 65e verjaardag, maar ook en vooral om de mogelijkheid tot uitruil van (aanvullend) nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen. Dat beide mogelijkheden vaak met elkaar samenhangen valt af te lezen uit art. 2b Psw, dat op 1 januari 2000 van kracht wordt en als volgt luidt: 'In pensioenregelingen, waarin wordt voorzien in een weduwen- of weduwnaarspensioen voor gehuwden, moeten gelijkwaardige keuzemogelijkheden zijn opgenomen tussen nabestaandenpensioen ongeacht burgerlijke staat, of een hoger dan wel eerder ingaand ouderdomspensioen.' Voor de omzetting van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen is toestemming van de echtgenoot van de deelnemer aan de pensioenregeling noodzakelijk.41 Vrouwen moeten niet zonder meer met uitruil akkoord gaan.42 Er zullen zich veel situaties voordoen waarin het voor vrouwen zeer ongunstig is als wordt uitgeruild. Komt de man te overlijden dan is zij alles kwijt. Zij heeft geen recht meer op nabestaandenpensioen (dat is door de uitruil verdwenen). En ook op het (door uitruil) verhoogde ouderdomspensioen kan zij geen aanspraak maken. Dat komt namelijk te vervallen bij overlijden van de man. Dit nadeel geldt zowel voor de gehuwde vrouw als voor de vrouw die gaat scheiden. Daartegenover staat dat, als de man in leven blijft, de vrouw meeprofiteert van het verhoogde (of eerder ingaande) ouderdomspensioen, zowel tijdens het huwelijk als in geval van pensioenverevening.43 Verder mag niet onvermeld blijven dat natuurlijk ook voor de vrouw de mogelijkheid ontstaat het door haarzelf opgebouwde ouderdomspensioen op te hogen door af te zien van het nabestaandenpensioen ten behoeve van haar echtgenoot.
MARIAN JOSEPH a LYDIA LOUSBERG
keuze.44 De afbouw van de (aanvullende) nabestaandenpensioenen zal er op termijn - voor nieuwe gevallen - toe leiden dat het bijzonder nabestaandenpensioen kleiner wordt of zelfs nihil is. Tegelijkertijd met deze ontwikkeling lijken de ouderdomspensioenen te zullen worden verhoogd. Wij verwijzen voor deze tendens naar het voornemen van sociale partners in de Stichting van de Arbeid (en het advies van de Emancipatieraad) tot verlaging van de franchise. Verlaging van de franchise leidt tot meer aanvullend ouderdomspensioen. Standaardverevening of conversie Wat is nu de invloed van de flexibilisering van pensioenen en de afbouw van nabestaandenpensioenen op standaardverevening en conversie? De eerste gedachte die bij menigeen zal opkomen is dat gewone pensioenverevening aantrekkelijker zal worden dan conversie. Bij gewone pensioenverevening blijft het bijzonder nabestaandenpensioen toch al buiten beschouwing. Het feit dat het bijzonder nabestaandenpensioen lager wordt heeft met het oog op het te verevenen bedrag dan geen negatieve gevolgen voor een vereveningsgerechtigde. Wel ondervindt de vereveningsgerechtigde voordeel van het feit dat bij gewone pensioenverevening een hoger ouderdomspensioen voor verdeling in aanmerking komt. Bij conversie wordt zowel een deel van het dan opgehoogde ouderdomspensioen als het dan verlaagde bijzonder nabestaandenpensioen omgezet in een zelfstandig recht op oudersdomspensioen van de ex-echtgenote. Omdat het hogere ouderdomspensioen slechts voor een deel (in beginsel vijftig procent) ten goede komt aan de ex-echtgenote, zal deze verhoging vaak niet opwegen tegen een verlaging van het bijzonder nabestaandenpensioen, en zeker niet tegen het verval hiervan indien een uitruil heeft plaatsgevonden conform art. 2b Psw. Dit resulteert met andere woorden in een lager bedrag dat vrijkomt voor conversie dan nu het geval is.
Afbouw van nabestaandenpensioenen Een tweede belangrijke ontwikkeling betreft de tendens die bij een aantal pensioenuitvoerders te constateren valt tot afbouw van de (aanvullende) nabestaandenpensioenen. Sommige pensioenuitvoerders lijken zelfs het volledig afschaffen van deze regelingen te overwegen. Wat resteert is alleen een door hen aangeboden mogelijkheid tot het afsluiten van een Anw-gatverzekering op risico-basis of een nabestaandenpensioenverzekering op risico-basis met een hoogte naar
Standaardverevening lijkt dus voordeliger. Deze methode zal echter ook een belangrijk nadeel hebben. Dit nadeel komt tot uitdrukking als de man overlijdt. In zo'n geval vervalt het recht op het verevende ouderdomspensioen. Dit recht is namelijk afhankelijk van het in leven zijn van de man. Wat resteert op bovenminimaal niveau - voor een ex-echtgenote jonger dan 65 jaar - is ofwel een lager (aanvullend) nabestaandenpensioen ofwel bij volledige afbouw/uitruil hiervan: niets. Onder bepaalde omstandigheden kan de ex-weduwe een beroep doen op de wettelijke basisvoorziening, de nogal 'uitgeklede' Algemene nabestaandenwet. Een Anw-gatverzekering (of een nabestaandenpensioenverzekering op risico-basis) zal haar niet baten. De meeste mannen zullen immers op het moment van scheiding ophouden met premiebetaling voor deze verzekering. Wellicht kan een voortzetting van de Anw-gatverzekering door de vrouw zelf of een
41. In deze paragraaf wordt uitgegaan van uitruil tijdens het huwelijk. Op dit moment is nog niet vastgelegd op welk moment de keuze voor de uitruil moet worden gemaakt. Het moment is uiteraard van invloed op de keuze om al dan niet tot uitruil over te gaan. 42. Zie hieromtrent ook: Mies Westerveld, Redactioneel, eerder in dit nummer.
43. Daarbij moet overigens bedacht worden dat tegenover het verlies van het gehele nabestaandenpensioen een verhoogd ouderdomspensioen staat dat bij scheiding maar ten dele (voor vijftig procent) ten goede komt aan de vrouw. 44. Een verzekering op risico-basis komt alleen tot uitkering als het risico zich manifesteert. Er vindt geen waarde-opbouw plaats.
In ieder geval kan het nieuwe artikel 2b Psw tot gevolg hebben dat advocaten bij scheidingen geconfronteerd zullen worden met het feit dat het aanvullend nabestaandenpensioen ten behoeve van de vrouw reeds is uitgeruild.
164
NEMESIS
PENSIOENVEREVENING BIJ SCHEIDING
door haarzelf afgesloten overlijdensrisicoverzekering op het leven van de ex-man een oplossing bieden. De ex-echtgenote ouder dan 65 moet genoegen nemen met de Aow-uitkering, eventueel in combinatie met een lager (aanvullend) nabestaandenpensioen. Een tweede nadeel dat een gevolg is van de flexibilisering van pensioenen betreft het feit dat de ex-echtgenote bij pensioenverevening mee moet fluctueren met de flexibiliseringsbehoeften van de vereveningsplichtige. Kiest deze bijvoorbeeld voor een eerder of juist voor een later pensioen, dan geldt dat ook voor haar pensioendeel.
Actuele ontwikkelingen op pensioengebied noodzaken tot een serieuzer onderzoek van conversie als optie.
Bij conversie treden deze nadelen niet op. Ten eerste zal de hierboven geschilderde situatie als de ex-man overlijdt zich niet voordoen. Men heeft immers na conversie een eigen recht op ouderdomspensioen. Het overlijden van de ex-man is hierop niet van invloed. Een overlijdensrisicoverzekering op het leven van de ex-man voor de periode waarin het ouderdomspensioen nog niet is ingegaan, kan indien nodig uitkomst bieden. Ten tweede zal flexibilisering van het pensioen van de ex-man - in de zin van een vroegere of juist latere ingangsdatum - na conversie geen gevolgen meer hebben voor het zelfstandige recht op ouderdomspensioen van de ex-echtgenote.45 Voor advocaten betekent het voorgaande dat zij na moeten gaan hoe het staat met het nabestaandenpensioen, voordat zij kunnen adviseren tot standaardverevening. Is er geen nabestaandenpensioen ten behoeve van de vrouw opgebouwd en is de verwachting gerechtvaardigd dat de vrouw de man zal overleven, dan zal conversie meestal de voorkeur verdienen. Tot slot De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding biedt meerdere mogelijkheden om te komen tot een rechtvaardige verdeling van pensioenrechten. Van dit scala aan mogelijkheden wordt naar onze indruk echter onvoldoende gebruikt gemaakt. De bij het onderzoek betrokken advocaten beperken zich bijna altijd tot de standaardvereveningsmethode. Dat is wel begrijpelijk. De standaardvereveningsmethode is het meest eenvoudig, de verdeling bij helfte lijkt het meest redelijk en bovendien is het resultaat - de verevening zonder onderhandelen tussen partijen te realiseren. Waarom zou je dan moeilijk doen als het makkelijk kan?
45. In het voorgaande zijn enkele algemene tendensen geschetst. In individuele gevallen moet uiteraard rekening gehouden worden met de effecten van actuariële berekeningen. 46. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de situatie dat de vrouw na de echt-
1997 nr 5
MARIAN JOSEPH & LYDIA LOUSBERG
Zoals hiervoor geschetst is er een aantal omstandigheden dat er toe kan leiden dat de standaardvereveningsmethode niet de meest aangewezen weg is. Bijvoorbeeld wanneer echtgenoten voorafgaande aan hun huwelijk een aantal jaren hebben samengewoond, waarin de man betaalde arbeid verrichtte en de vrouw hem ondersteunde door het verrichten van huishoudelijke arbeid en zorgtaken is het alleszins redelijk de voorhuwelijkse jaren in de verevening mee te nemen. De advocaat van de vrouw zou hierop attent moeten zijn. Of wanneer beide echtgenoten economisch zelfstandig zijn (of binnenkort zullen zijn)46 en het liefst niets meer met elkaar te maken willen hebben, zou op initiatief van de advocaat onderzocht moeten worden of conversie de voorkeur verdient boven verevening. Als op grond van de betreffende pensioenregeling verwacht kan worden dat het geconverteerde pensioen niet geïndexeerd zal worden, dan dient daar bij de waardering rekening mee te worden gehouden. Hierop dient de advocaat attent te zijn. Het in de arm nemen van een onafhankelijke actuaris is aan te bevelen. Dat dit extra kosten met zich meebrengt, zal voor minder-draagkrachtigen helaas een belemmering kunnen opleveren. Ook actuele ontwikkelingen op pensioengebied, met name de tendens tot afbouw van nabestaandenpensioenen en de invoering van de mogelijkheid tot uitruil van nabestaandenpensioenen, noodzaken zoals hierboven onderbouwd tot een serieuzer onderzoek van conversie als optie. Het onderzoek naar het functioneren van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding in de praktijk confronteert ons ook met een aantal knelpunten die om een politieke oplossing vragen. Het gaat hierbij onder meer om het feit dat de wet - in tegenstelling tot de wetsgeschiedenis - onvoldoende duidelijk is over de verplichting tot indexering. De Emancipatieraad heeft geadviseerd om de Wvps zodanig aan te passen dat duidelijk wordt dat alle verevende pensioenaanspraken geïndexeerd moeten worden. Het tweede knelpunt betreft het feit dat kleine pensioenen niet kunnen worden verevend. Dit knelpunt zou kunnen worden opgelost door het laten vervallen van het minimumbedrag, genoemd in art. 3 lid 3 Wvps in combinatie met art. 32 lid 5 Psw. Een laatste probleem betreft het gebruik van geslachtsafhankelijke sterftetabellen door pensioenuitvoerders. Deze tabellen hebben nadelige effecten voor vrouwen en zijn uit oogpunt van gelijke behandeling van mannen en vrouwen niet goed verdedigbaar.47 Een wettelijk verbod op het gebruik van geslachtsafhankelijke sterftetabellen is behalve in verband met conversie, ook bij de uitruil van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen noodzakelijk. Daarnaast zou dan uiteraard ook de uitzondering voor het gebruik van deze tabellen geschrapt moeten worden in art. 1, onder h van het Besluit gelijke behandeling van 18 augustus 1994 (Stb. 657), dat deze vorm van onderscheid in het kader van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) toestaat. scheiding haar parttime baan kan omzetten in een fulltime dienstverband. 47. Zie o.a. de in voetnoot 11 gesignaleerde literatuur.
165