MAART 2010
NUMMER 2
JAARGANG
PENSIOENBULLETIN Pensioeninformatie voor werkgevers en pensioenfondsen
Rapporten Commissies Frijns en Goudswaard:
GOUD WAARD? In 2009 heeft minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een tweetal commissies op pad gestuurd om antwoorden te vinden op belangrijke vraagstukken vanuit de pensioensector. Deze commissies, in de volksmond de ‘Commissie Frijns’ en de ‘Commissie Goudswaard’, hebben hun bevindingen en aanbevelingen eind januari 2010 gepubliceerd.
Het was de bedoeling dat er voor 1 april 2010 een kabinetsreactie op beide rapporten zou komen. Het besluit inzake de aanpassingen van de AOW is inmiddels uitgesteld en zal door het nieuwe kabinet genomen moeten worden.
RAPPORTEN VAN BELANG Ondanks deze onzekerheid willen we beide rapporten toch onder uw aandacht brengen. Waarom? Omdat beide rapporten ten eerste in de afgelopen periode de pensioengemoederen danig bezig gehouden hebben. Zij hebben op zijn minst bestaande discussies over hoe het verder moet in de pensioensector verder aangewakkerd. Ten tweede kan, en naar onze mening moet, de pensioensector zelf aan de slag met de bevindingen van de commissies. De Commissie Frijns roept in haar rapport de besturen op deze aanbevelingen op te pakken en uit te werken in ‘best practices’. Zelfregulering dus. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft haar ‘Toezichtsthema's 2010’ bekend gemaakt. De door DNB benoemde toezichtthema's sluiten aan bij de bevindingen en aanbevelingen in de rapporten van zowel de Commissie Frijns als de Commissie Goudswaard. Dit is een derde argument om nu toch deze rapporten serieuze aandacht te geven.
PENSIOENBULLETIN
|
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
COMMISSIE FRIJNS Het Rapport van de Commissie ‘Beleggingsbeleid en Risicobeheer Pensioenfondsen’ (Commissie Frijns) werd gepubliceerd op 19 januari 2010 en geeft een analyse van het beleggingsbeleid en risicobeheer van de Nederlandse pensioenfondsen. Volgens deze commissie zijn er geen aanwijzingen dat pensioenfondsen structureel slecht presteren. Toch doet Frijns maar liefst 19 aanbevelingen. Belangrijkste conclusies van de Commissie Frijns: Pensioenfondsen zijn kwetsbaar door ontgroening en vergrijzing; Pensioenfondsen hebben structureel te weinig aandacht voor risicobeheer en uitvoering beleggingsbeleid; Te veel nadruk op nominale dekkingsgraad: reëel kader (met inbegrip van toeslagen) dient leidend te zijn. Een greep uit de aanbevelingen vanuit de commissie om deze constateringen te lijf te gaan zijn: Pensioenfondsbesturen dienen een strategisch risicokader op te stellen waarin een juiste balans wordt gevonden tussen rendement en risico. Hierover moet verantwoording worden afgelegd. Sociale partners dienen bij zowel de toezegging als bij de veiligstelling meer aandacht te geven aan de reële toezegging (waardevastheid) in plaats van alleen aan de nominale aanspraak (het pensioen van nu). Het bestuur moet in alle stadia van het beleggingsproces effectief ‘in control’ zijn; dit zijn besturen nu (nog) onvoldoende. Expertise moet worden vergroot: besturen moeten tegenwicht kunnen bieden tegen aanbieders van beleggingsproducten. Periodieke evaluatie kleine pensioenfondsen over voortbestaan. Voortdurende monitoring van de doelstellingen. Geen ingewikkelde beleggingsproducten voeren.
Is al les nu duide lijk? Een aantal conclusies en aanbevelingen van de commissie is evident. De aantoonbaarheid van ‘in control zijn’ moet vergroot worden. Sommige aanbevelingen zijn echter minder duidelijk. De commissie is onder meer van mening dat, gezien het grote maatschappelijke belang van toeslagen, de sociale partners bij zowel de toezegging als bij de veiligstelling meer aandacht moeten geven aan de reële toezegging in plaats van alleen aan de nominale aanspraak. Het rapport geeft echter geen antwoord op de vraag wie de toeslagen gaat betalen. Zeker is wel dat de solidariteit tussen generaties onderling stevig onder druk zal worden gezet. Het is dus maar de vraag of een dergelijke reële norm voor de toekomst betaalbaar c.q. haalbaar is.
Beleggingsbeleid De Commissie Frijns dwingt besturen ertoe om (meer) verantwoording af te leggen over het gevoerde beleggingsbeleid. Op zich een uitstekend punt, immers de gevolgen van het te voeren beleggingsbeleid moeten goed geïnterpreteerd worden. Alleen het houden van een ALM-studie (Asset Liability Management) en het conform de uitkomsten hiernaar handelen volstaat absoluut niet. De beleidsbeslissers zullen meer en meer aan moeten kunnen geven waarop hun besluiten zijn gebaseerd en welke overwegingen hierbij een rol hebben gespeeld.
2
MAART
|
NUMMER 2
JAARGANG 50
PENSIOENBULLETIN
|
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
Volgens de commissie hadden pensioenfondsen betere resultaten geboekt als de extern ingehuurde beleggers zich beter aan de opgegeven doelstellingen hadden gehouden. Het is gebleken in een aantal gevallen dat beleggers onder meer te ruime mandaten en risicolimieten mee hebben gekregen. Hierdoor was ook onvoldoende zicht op het gevaar van illiquiditeit bij alternatieve beleggingen. In veel besturen is er minder aandacht voor en kennis van de implementatie van de beleggingsstrategie en de uitvoering daarvan. Het is niet voldoende als besturen zich door beleggingsspecialisten laten adviseren.
Onvo ldoend e bel egg ingskennis? Onder andere werkgeversorganisaties wijzen de kritiek van de hand dat bestuursleden onvoldoende kennis hebben van beleggen. Iedereen die zich kandidaat stelt voor een pensioenbestuur wordt immers getoetst door DNB. Daarbovenop heeft elk fonds een plan van aanpak wat betreft bijscholing en worden bestuursleden geselecteerd die beleggingskennis hebben. Wel is het zo dat financiële producten de laatste jaren steeds ingewikkelder zijn geworden. Het besturen van een pensioenfonds en toezicht houden op de beleggingen is daardoor ook complexer geworden. Mogelijk dat kleinere fondsen in het vervolg sneller een externe bestuurder aanstellen. Deze fondsen hebben zelf minder kennis in huis dan grote fondsen.
Belegging srisic o’s De kritiek op het beleggingsbeleid is overigens niet altijd even terecht. Zonder de beleggingsopbrengsten vanuit het verleden, was het huidige pensioenniveau stukken lager uitgevallen. Een eerste logische stap is om het vertrouwen van de diverse stakeholders te herstellen en het gekozen beleggingsbeleid te verantwoorden. Een structureel ander beleggingsbeleid gaan voeren is zeker geen oplossing. De risicohouding van het pensioenfonds, met inachtneming van een evenwichtige belangenbehartiging van alle betrokken partijen, moet uiteindelijk bepalend zijn voor de beleggingsportefeuille. Communicatie over de invulling moet vervolgens helder en begrijpelijk zijn. Wij onderschrijven de aanbevelingen dat besturen inzicht moeten hebben in de risico’s van hun beleggingsbeleid. Niet alleen op strategisch niveau, maar zeker ook op operationeel vlak. Om dit te realiseren zal simpelweg het kennisniveau over beleggingen nog verder op peil gebracht moeten worden. Verder is te overwegen om eenvoudiger te beleggen (weet waarin je belegt) en/of meer (onafhankelijke) expertise in te schakelen waar dat nodig is.
Kleinere pensioenfon dsen Volgens Commissie Frijns moeten kleinere fondsen zich gaan afvragen of het fonds niet te klein wordt voor optimale aansturing en inrichting van alle bestuurlijke processen.
COMMISSIE GOUDSWAARD Het rapport van de Commissie ‘Toekomstbestendigheid Aanvullende Pensioenregelingen’ (Commissie Goudswaard) werd gepubliceerd op 27 januari 2010 en analyseerde in hoeverre de financiële crisissen en vergrijzing de schokbestendigheid van ons huidige pensioenstelsel ondermijnen en hoe dit eventueel verbeterd kan worden. De conclusie in het rapport van de Commissie Goudswaard komt er samenvattend op neer dat het pensioenstelsel (de tweede pijler) in de huidige vorm niet langer financieel houdbaar is.
3
MAART
|
NUMMER 2
JAARGANG 50
PENSIOENBULLETIN
|
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
Als voornaamste oorzaken noemt de commissie: Vergrijzing, al dan niet in combinatie met stijgende levensverwachting. Tegenvallende beleggingsrendementen.
Ambitien iveau De oplossingen die de commissie ziet, bestaan uit een zekerder pensioen op een lager niveau (beperken ambitie) of het beter handhaven van het bestaande ambitieniveau, maar dan met meer onzekerheid omgeven (anders omgaan met onzekerheid). Anders gezegd: een zekere kans op ‘iets’ versus een onzekere kans op iets minder. Een verlaging van het ambitieniveau sluit aan op een verhoging van de AOWgerechtigde leeftijd en een hogere aanvullende pensioenleeftijd. Hier speelt feitelijk de vraag: willen we meer premie betalen of nemen we genoegen met een minder goed pensioen? Bij een hogere levensverwachting (en een dalende beroepsbevolking) lijkt het een hogere pensioenleeftijd niet onlogisch, waarmee lastenverzwaring wordt voorkomen. De te verwachten rendementen brengen daarom niet per definitie de toekomstbestendigheid van het stelsel in gevaar. Anders omgaan met onzekerheid, ofwel een verschuiving naar een meer voorwaardelijk karakter van een pensioenuitkering (‘zachte rechten’) betekent onder andere dat: het risico meer bij de werknemer komt te liggen; de toeslag minder vanzelfsprekend is; een koppeling aan de levensverwachting primair voor risico van de werknemer is, hetgeen kan resulteren in een lagere pensioenuitkering of latere pensioendatum.
70% -norm onhaalbaar Opvallend is dat de commissie in haar persbericht en het rapport de ‘70%-norm’ aanhaalt. De constatering dat 70% van het laatstverdiende salaris als pensioen niet gehaald kan worden, is wel een hele grote open deur die ingetrapt wordt. Met de massale overgang, nog maar een decennium geleden, van eindloon- naar middelloonregelingen is deze norm al lang niet meer van toepassing voor de huidige generatie. De huidige werknemer is ook niet meer zo honkvast als vroeger, waardoor werknemers steeds vaker een pensioenbreuk oplopen. Hoe dan ook, beperken van de ambitie ten aanzien van de hoogte van het pensioen drukt de kosten en creëert enige ruimte voor het opvangen van de dreigende premiestijging als gevolg van, onder meer, de stijgende levensverwachting. Sociale partners zouden er dus voor kunnen kiezen de norm van 70% van het laatstgenoten loon op 65-jarige leeftijd naar beneden bij te stellen. Bij een gelijk aantal opbouwjaren betekent dat een lager opbouwpercentage. Mensen kunnen door langer doorwerken weer een zelfde pensioenuitkering bereiken. Ook kan gekozen worden voor het maximeren van het pensioengevend salaris of het meer overgaan naar toeslagen van pensioenen op basis van prijzen in plaats van lonen.
Pensioen niet hoog op de agen da Veel in het rapport gesignaleerde aandachtspunten en mogelijke oplossingen zijn niet nieuw. Invoering hiervan heeft alleen geen opvolging gekregen bij sociale partners en werkgevers. De financiële crisis vergde al veel aanpassingsvermogen van genoemde partijen en het altijd lastige en complexe pensioendossier staat vooralsnog niet als hoogste prioriteit op de agenda. Veranderingen van pensioenregelingen
4
MAART
|
NUMMER 2
JAARGANG 50
PENSIOENBULLETIN
|
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
zijn vaak moeizame en zeer langdurige onderhandelingstrajecten. Daarnaast zijn de gesuggereerde aanpassingen door de Commissie Goudswaard binnen de huidige pensioenwetgeving nog niet volledig realiseerbaar.
Com munica tie Een duidelijke aanbeveling van de Commissie Goudswaard is ook meer communiceren over pensioenen. Het verlagen van de ambitie dan wel het accepteren van een hoger risico vereist ook dat daarover nadrukkelijk en transparant wordt gecommuniceerd. Deelnemers moeten zo goed mogelijk en zo begrijpelijk mogelijk worden geïnformeerd over de verwachte koopkracht van de pensioenrechten en de onzekerheid daarin. Goede communicatie zien wij ook als een must, maar is niet vernieuwend.
VERVOLGSTAPPEN Zoals gezegd zou het kabinet vóór 1 april 2010 met een reactie komen op beide rapportages. Door de val van het kabinet en doorschuiven van het AOWonderwerp naar een volgende kabinet, is dit uiterst onzeker geworden. Toch moeten sociale partners zich gaan voorbereiden op een andere toekomst; dat bijvoorbeeld de AOW-leeftijd gaat veranderen is wat ons betreft wel te verwachten. Ditzelfde geldt volgens Aon ook voor de aanpassing van het pensioengebouw. Om dan ook het rapport van de Commissie Goudswaard nu links te laten liggen is struisvogelpolitiek.
Inven tarisa tie risico’s en kosten Het is nu tijd voor een inventarisatie. De risico’s en de daarmee gepaard gaande kosten van de pensioenregeling moeten inzichtelijk worden gemaakt. De discussie over de houdbaarheid op langere termijn moet opgepakt worden. Feit is dat inzicht de basis is om de juiste keuzes te kunnen maken. De Commissie Frijns doet wel een aantal aanbevelingen waar besturen van pensioenfondsen concreet mee aan de slag kunnen c.q. moeten. Besturen moeten meer inzicht verschaffen in de risico’s van hun beleggingsbeleid. Het deskundigheidsniveau moet naar een nog hoger niveau worden getild, al dan niet via onafhankelijke derden. Tenslotte zal het risicomanagement bij pensioenfondsbesturen daadwerkelijk ingevuld moeten worden. De Commissie Frijns focust hierbij met name op de beleggingsrisico's. Wat ons betreft gaat risicomanagement veel verder. Het gaat niet alleen om de beleggingsrisico's, maar ook om risicobewustzijn, om uitbesteding en de operationele risico's; het gaat om verantwoording kunnen afleggen. Werkgevers, werknemers en pensioenfondsen gaan interessante pensioentijden tegemoet.
5
MAART
|
NUMMER 2
JAARGANG 50
PENSIOENBULLETIN
|
PENSIOENINFORMATIE VOOR WERKGEVERS EN PENSIOENFONDSEN
MEER WETEN? Mocht u na het lezen van dit artikel nog meer willen weten, neem dan contact op met drs. Rob Schilder AAG, tel. 0299 450 753, of uw consultant bij Aon Consulting.
REDACTIE Jannieta Aangeenbrug Richard Boonstra Ron van Harten Gitta Junius (secretariaat)
Allard van der Meer (eindredactie) Ton Roebroek Roelant Smit
CONTACT
AUTEUR
Gitta Junius 038 456 3113
[email protected]
Rob Schilder
Dit bulletin is met grote zorg samengesteld door Aon Consulting Nederland C.V. Niettemin kunnen zich incidenteel onvolkomenheden voordoen.
De inhoud van dit bulletin is slechts bedoeld als informatie en dient dan ook niet gezien te worden als advies. Aon Consulting Nederland C.V.
aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade die direct of indirect voortvloeit uit het gebruik van deze informatie. Vermenigvuldiging van deze publicatie of overname van de inhoud kan onder bronvermelding vrijelijk plaatsvinden.
6277aa